gepubliceerd op 28 augustus 1998
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998
7 JULI 1998. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Fonds voor Landinrichting en -beheer
Artikel 1.Artikel 23, § 1, van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, vervangen bij het decreet van 22 november 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. Er wordt een Fonds voor Landinrichting en -beheer opgericht.
Aan het Fonds voor Landinrichting en - beheer worden rechtstreeks de inkomsten toegewezen voortvloeiend uit : a) de ontvangsten voortvloeiende uit de toepassing van artikel 14, artikel 46 en artikel 76 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van wet, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978 met bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest;b) de opbrengst van administratieve geldboeten en alle bedragen welke door de diensten van het Vlaamse Gewest worden geïnd lastens de overtreders van de wetgeving en reglementering inzake ruilverkaveling en landinrichting;c) de opbrengst van concessies van verhuur en van vervreemdingen van landeigendommen, installaties en aanhorigheden, die verworden werden met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen inzake landinrichting en ruilverkaveling;d) de vrijwillige, contractuele, reglementaire of decretale bijdragen van natuurlijke personen, rechtspersonen, openbare besturen en instellingen ter realisatie van landinrichtingsplannen zoals bedoeld in artikel 13 van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij. De Vlaamse regering beschikt over de kredieten van het Fonds voor Landinrichting en -beheer voor al wat kan dienen in het raam van het beleid inzake de uitvoering van verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en betreffende natuurbeheer, ruilverkaveling van landeigendommen en landinrichting, met uitzondering evenwel van de loon- en werkingskosten van de diensten van de Vlaamse Gemeenschap. ». HOOFDSTUK II. - Gezondheidszorg
Art. 2.§ 1. Een "Fonds voor verwerking en analyse van indicatoren inzake gezondheid ten behoeve van derden" wordt opgericht, hierna het Fonds te noemen. Het Fonds is een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 45 van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit. § 2. Het Fonds wordt gespijsd met de middelen die in uitvoering van een overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en derden worden betaald voor contractonderzoek dat door de administratie gezondheidszorg wordt uitgevoerd of door de verkoop van publicaties met betrekking tot de indicatoren inzake gezondheid. § 3. Ten laste van dit Fonds worden alle soorten uitgaven van de administratie gezondheidszorg aangerekend, zowel voor personeel, als voor werking of uitrusting, voor zover deze uitgaven verband houden met onderzoek dat door derden wordt betaald. § 4. De rekenplichtige die de ontvangsten gedaan heeft, beschikt rechtstreeks over de kredieten van het Fonds. HOOFDSTUK III. - Oprichting van begrotingsfondsen
Art. 3.§ 1. Artikel 19, § 2, van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, wordt aangevuld als volgt : « Aan het Fonds Onroerende Goederen worden tevens toegewezen de opbrengsten voortvloeiend uit financieel technische transacties met betrekking tot gebouwen en aanhorigheden bestemd voor de huisvesting van de diensten van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. » § 2. Artikel 19, § 3, van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, wordt aangevuld als volgt: « De middelen van het Fonds Onroerende Goederen mogen tevens aangewend worden voor de aankoop, de bouw, de studie, de uitrusting en geschiktmaking van gebouwen van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest en alle publiekrechtelijke rechtspersonen die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest vallen met inbegrip van de Vlaamse Openbare Instellingen, de universiteiten, de diensten met afzonderlijk beheer. ». HOOFDSTUK IV. - Media
Art. 4.De wet van 19 juli 1979 tot behoud van de verscheidenheid in de opiniedagbladpers en het koninklijk besluit van 20 juli 1979 houdende vaststelling van de criteria en de modaliteiten voor de uitvoering van de wet van 19 juli 1979 tot behoud van de verscheidenheid in de opiniedagbladpers worden, voor wat de Vlaamse Gemeenschap betreft, met ingang van 1 januari 1998 opgeheven. HOOFDSTUK V. - Leegstandsheffing
Art. 5.In artikel 24 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 4°, gewijzigd bij decreet van 8 juli 1997, worden de woorden "artikel 42" vervangen door de woorden "artikel 42, § 1";2° punt 6° wordt vervangen door wat volgt: « 6° woning: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande".
Art. 6.Artikel 39, § 2, eerste lid van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « De belastingplichtige kan binnen 30 kalenderdagen na de verzending van de aanslag, met een gemotiveerd verzoekschrift in beroep gaan bij de Vlaamse regering. Hij voegt bij het verzoekschrift de nodige bewijskrachtige stukken om zijn bezwaren te staven. De Vlaamse regering vraagt eventuele ontbrekende gegevens en/of stukken binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van het verzoekschrift op. De belastingplichtige beschikt over een termijn van 30 kalenderdagen om de ontbrekende gegevens en/of stukken alsnog voor te leggen.
De Vlaamse regering neemt een beslissing binnen de zes maanden na de verzendingsdatum van het verzoekschrift of, in het geval ontbrekende gegevens en/of stukken worden opgevraagd, na het verstrijken van de in het vorige lid bepaalde termijn om de ontbrekende gegevens en/of stukken voor te leggen.
Wordt het beroep ingewilligd, dan beslist de Vlaamse regering of de heffing geheel of gedeeltelijk moet betaald worden, dan wel of het gebouw en/of de woning wordt geschrapt van de lijst. De beslissing kan gesteund zijn op bewezen overmacht. »
Art. 7.In artikel 42 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in § 1, eerste lid, gewijzigd bij decreet van 8 juli 1997, worden de woorden "één jaar" vervangen door "twee jaar";2° in § 1, eerste lid, gewijzigd bij decreet van 8 juli 1997, wordt het tweede gedachtestreepje vervangen door wat volgt : « - ofwel bij het verstrijken van voormelde periode een periode van vrijstelling op grond van artikel 41 of artikel 42, § 2, loopt, of een periode van schorsing loopt op grond van artikel 43 en deze schorsing achteraf niet ongedaan wordt gemaakt.». 3° in § 2 wordt een 5° toegevoegd die luidt als volgt : « 5° de gebouwen en/of woningen waarvan het effectief gebruik onmogelijk is omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, vanaf het begin van de onmogelijkheid tot effectief gebruik tot twee jaar na het einde van de onmogelijkheid.».
Art. 8.Artikel 43, vierde lid, van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij decreet van 8 juli 1997, wordt aangevuld met de volgende woorden : « tenzij op dat ogenblik een periode van vrijstelling loopt op grond van artikel 41 of artikel 42, § 2. ».
Art. 9.Artikel 5, 1°, treedt in werking op de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 5, 2°, treedt in werking op het moment dat Titel III van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode in werking treedt.
De andere artikelen van dit hoofdstuk hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1998. HOOFDSTUK VI. - Onroerende voorheffing
Art. 10.Artikel 60, derde lid, van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, wordt vervangen door wat volgt : « Deze bepaling is niet van toepassing in het Vlaamse Gewest op : - een niet-gemeubileerd gebouwd onroerend goed, opgenomen in een onteigeningsplan; - een onroerend goed waarvan door toedoen van een ramp, een lopende gerechtelijke procedure of onderzoek of een niet-afgehandelde procedure van erfenis de belastingplichtige zijn zakelijke rechten niet kan uitoefenen. De onroerende voorheffing is opnieuw verschuldigd vanaf 1 januari van het aanslagjaar volgend op het jaar tijdens hetwelke de omstandigheden die het vrij genot van het onroerend goed belemmerden wegvallen. ». HOOFDSTUK VII. - Omvorming van indirecte schuld naar directe schuld
Art. 11.De uitstaande schuld van de universiteiten, academische sector, aangegaan in toepassing van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de staat of in toepassing van de wet van 2 augustus 1960 betreffende de tussenkomst van de staat in de financiering van de vrije universiteiten en van diverse inrichtingen voor het hoger onderwijs en voor wetenschappelijk onderzoek, zoals gewijzigd, wordt met ingang van 3 april 1998 opgenomen in de directe schuld van de Vlaamse Gemeenschap, zoals gedefinieerd in artikel 2 van het decreet van 16 december 1997 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 12.§ 1. De Vlaamse regering wordt gemachtigd om voor de huurovereenkomsten met automatische eigendomsoverdracht op het einde van de huurovereenkomst voor het Graaf De Ferraris-gebouw en het Hendrik Conscience-gebouw de eigendom onmiddellijk te verwerven en de beleggingswaarde van deze gebouwen verhoogd met een wederbeleggingsvergoeding en verminderd met de reeds verrichte huurbetalingen die betrekking hebben op de uitstaande beleggingswaarde, aan de promotor te betalen door middel van een thesaurieverrichting en dit bedrag op te nemen in de directe schuld van de Vlaamse Gemeenschap. § 2. Binnen een periode van zes maanden moet voor dit bedrag een lening worden afgesloten met een looptijd gelijk aan de duur van de oorspronkelijke huurovereenkomst en met een vaste rentevoet met een herzieningsperiode minstens gelijk aan deze van de huurovereenkomsten.
De gebudgetteerde huurgelden moeten worden aangewend tot terugbetaling van deze lening. 3. Dit artikel treedt in werking op 1 mei 1998. HOOFDSTUK VIII. - Successierechten
Art. 13.In het Wetboek der Successierechten wordt voor wat het Vlaamse Gewest betreft, artikel 56, tweede lid, vervangen door de volgende bepaling: « Ten gunste van de kinderen die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt wordt er, ongeacht de omvang van het netto-erfdeel, een vermindering verleend van 3 000 F op de rechten berekend volgens Tabel 1 van artikel 48 en artikel 60bis, voor elk vol jaar dat nog moet verlopen tot zij de leeftijd van 21 jaar bereiken en ten gunste van de overlevende echtgenoot ten belope van de helft van de overeenkomstig deze alinea berekende verminderingen die de gemeenschappelijke kinderen samen genieten. ». HOOFDSTUK IX. - Onderwijs
Art. 14.Artikel 20, § 2, van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, vervangen bij decreet van 20 december 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Aan het fonds voor leerlingenvervoer worden alle ontvangsten toegewezen voortvloeiend uit : 1° de bijdragen van de leerlingen in de kostprijs van het leerlingenvervoer georganiseerd of gesubsidieerd door het departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;2° de meerprijs ten laste gelegd aan beroepsvervoerders, waarvan het contract verbroken werd ingevolge ernstige tekortkomingen en waarvoor de nieuwe overeenkomst aangegaan door de opdrachtgever, duurder is;3° de geldelijke sancties opgelegd aan beroepsvervoerders, afhankelijk van de aard van de fouten en/of tekortkomingen vastgesteld bij de uitvoering van de rit.». HOOFDSTUK X. - Dienst met afzonderlijk beheer : "Autonome Vlaamse fiscale inning"
Art. 15.Er wordt een dienst met afzonderlijk beheer opgericht, zoals bedoeld in artikel 140 van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit onder benaming "Autonome Vlaamse fiscale inning", en die belast wordt met de organisatieopzet en het kwaliteitstoezicht op de uitvoering en de controle van de inning van de in artikel 3 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van Gewesten en Gemeenschappen bedoelde belastingen. HOOFDSTUK XI. - Inwerkingtreding
Art. 16.Tenzij anders bepaald in dit decreet, treden de bepalingen van dit decreet in werking op 1 juli 1998.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 7 juli 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER De Vlaamse minister van Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, E. BALDEWIJNS De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, E. VAN ROMPUY De Vlaamse minister van Brusselse Aangelegenheden en Gelijkekansenbeleid, Mevr. B. GROUWELS _______ Nota (1) Zitting 1997-1998. Stukken. - Ontwerp van decreet : 1049 - nr. 1. - Verslag van het Rekenhof : 1049 - nr. 2. - Verslag namens de Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Stadsvernieuwing en Huisvesting : 1049 - nr. 3. - Verslag namens de Commissie voor Financiën en Begroting : 1049 - nr. 4. - Verslag namens de Commissie voor Leefmilieu en Natuurbehoud : 1049 - nr. 5. - Verslag namens de Commissie voor Mediabeleid : 1049 - nr. 6. - Verslag namens de Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid : 1049 - nr. 7. - Verslag namens de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin : 1049 - Nr. 8. - Tekst aangenomen door de Commissies : 1049 - nr. 9.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 23 en 24 juni 1998.