gepubliceerd op 26 januari 2017
Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van een Vlaams fonds voor de stimulering van stedelijke en plattelandsinvesteringen (1)
23 DECEMBER 2016. - Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van een Vlaams fonds voor de stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van een Vlaams fonds voor de stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid en een gewestaangelegenheid.
Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder: 1° centrumsteden: Antwerpen, Aalst, Brugge, Hasselt, Genk, Gent, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout;2° conceptsubsidie: de toekenning van financiële middelen voor de begeleiding van een stad bij de ontwikkeling van een stevige projectbasis en een innoverende projectvisie van een nieuw stadsvernieuwingsproject, of om de stad bijkomend te begeleiden bij een lopend stadsvernieuwingsproject, waaraan de Vlaamse Regering eerder een projectsubsidie heeft toegekend, om de initiële kwaliteiten van het project te garanderen;3° fonds: het fonds, vermeld in artikel 3;4° lokale beleidscyclus: beleidscyclus van zes jaar die gekoppeld is aan de lokale bestuursperiode en die begint in het tweede jaar dat volgt op de lokale verkiezingen en eindigt op het einde van het jaar na de daaropvolgende verkiezingen;5° projectsubsidie: de toekenning van financiële middelen voor de effectieve en concrete realisatie van een stadsvernieuwingsproject;6° provinciale steden: Aarschot, Deinze, Dendermonde, Diest, Eeklo, Geel, Halle, Herentals, Ieper, Knokke-Heist, Lier, Lokeren, Mol, Oudenaarde, Ronse, Sint-Truiden, Tielt, Tienen, Tongeren, Vilvoorde en Waregem. HOOFDSTUK 2. - Instelling van een Vlaams fonds voor de stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen
Art. 3.Er wordt een Vlaams fonds voor de stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen opgericht met als doel het ondersteunen van investeringen van steden en plattelandsgemeenten.
Jaarlijks wordt voor dat fonds in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap een vastleggingskrediet ingeschreven.
Art. 4.Het fonds wordt jaarlijks als volgt verdeeld: 1° 46,36% van het fonds wordt voorzien voor bepaalde centrumsteden en als volgt opgesplitst: 34,79% voor Antwerpen, 7,25% voor Gent, 1,79% voor Sint-Niklaas, 1,66% voor Mechelen en 0,87% voor Oostende;2° 29,37% van het fonds wordt voorzien voor subsidies voor de centrumsteden, de provinciale steden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, die optreedt als bevoegde instelling voor het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;3° 24,27% van het fonds wordt voorzien voor subsidies voor plattelandsgemeenten.
Art. 5.Alle bedragen die berekend zijn met toepassing van dit decreet, worden naar beneden afgerond op de euro. HOOFDSTUK 3. - Subsidies voor bepaalde centrumsteden
Art. 6.Het gedeelte van het fonds dat bestemd is voor de centrumsteden, vermeld in artikel 4, 1°, moeten deze centrumsteden aanwenden voor investeringen in stadsvernieuwingsprojecten.
De Vlaamse Regering kan nadere bepalingen opleggen voor de doelstellingen waarin het stadsvernieuwingsproject moet kaderen.
De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast voor de uitbetaling en de rapportering over de aanwending van de subsidies. HOOFDSTUK 4. - Subsidies voor de centrumsteden, de provinciale steden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie
Art. 7.Het gedeelte van het fonds dat bestemd is voor de centrumsteden, de provinciale steden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, vermeld in artikel 4, 2°, moeten de centrumsteden, de provinciale steden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie aanwenden voor investeringen in stadsvernieuwingsprojecten.
De Vlaamse Regering kan nadere bepalingen opleggen voor de doelstellingen waarin het stadsvernieuwingsproject moet kaderen.
Voor de subsidies wordt een onderscheid gemaakt tussen projectsubsidies en conceptsubsidies. De Vlaamse Regering kan de maximumbedragen voor beide subsidies bepalen.
Art. 8.De Vlaamse Regering beslist, na een oproep en na een advies van een multidisciplinaire jury over de ingediende projecten, over de toekenning van de project- en conceptsubsidies.
De Vlaamse Regering bepaalt de criteria voor de beoordeling van de ingediende subsidieaanvragen, en de procedure voor de toekenning en de uitbetaling van de subsidies.
De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling en werking van de jury.
Die jury kan bij de opvolging van een project optreden als kwaliteitskamer.
Voor de begeleiding van een conceptsubsidie wordt een regieteam aangesteld. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling en werking van het regieteam. HOOFDSTUK 5. - Subsidies aan plattelandsgemeenten
Art. 9.Om te bepalen welke gemeenten in aanmerking komen voor een subsidie aan plattelandsgemeenten, stelt de Vlaamse Regering een doellijst vast van de gemeenten van het Vlaamse Gewest op grond van hun plattelandskenmerken. De eerste 50 gerangschikte gemeenten op deze lijst zijn de doelgemeenten.
De doellijst wordt opgesteld rekening houdend met de volgende criteria om een rangschikking te bekomen tussen de gemeenten op deze lijst: 1° het gemiddeld aantal inwoners per km² van de betrokken gemeente;2° het percentage bebouwde oppervlakte van de betrokken gemeente. De doellijst wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering met de volgende formule: x = inw/GinwVL + % bebO/G % bebOVL waarbij: 1° inw = aantal inwoners per km² van de betrokken gemeente bepaald op grond van de meest recente waarden verstrekt door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI);2° GinwVL = gemeentelijk gemiddeld aantal inwoners per km² van alle Vlaamse gemeenten bepaald op grond van de meest recente waarden verstrekt door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI);3° % bebO = percentage bebouwde oppervlakte van de betrokken gemeente bepaald op grond van de meest recente waarden verstrekt door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI);4° G % bebOVL = gemeentelijk gemiddelde percentage bebouwde oppervlakte van alle Vlaamse gemeenten bepaald op grond van de meest recente waarden verstrekt door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI). Elke Vlaamse gemeente krijgt een waarde x toegekend op grond van de formule als vermeld in het derde lid. De volgorde op de lijst wordt vastgesteld beginnende met de laagste waarde x en afsluitend met de hoogste waarde x.
Art. 10.De doellijst, vermeld in artikel 9, wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering voor een periode van zes jaar die overeenstemt met de lokale beleidscyclus.
Als geen nieuwe doellijst wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering bij het begin van een nieuwe lokale beleidscyclus, geldt de laatste door de Vlaamse Regering vastgestelde doellijst.
Art. 11.De Vlaamse Regering stelt op basis van de doellijst van 50 doelgemeenten, vermeld in artikel 9, een prioriteringslijst vast voor de verdeling van het beschikbare vastleggingskrediet.
Op de prioriteringslijst worden de doelgemeenten gerangschikt volgens de volgende criteria: 1° het onroerend inkomen van de doelgemeente;2° de aanvullende personenbelasting van de doelgemeente;3° het aantal inwoners van de doelgemeente. De prioriteringslijst wordt opgesteld op basis van de volgende formule: y = 1 % APB + 100 OOV/inwTOT waarbij: 1° 1 % APB = de opbrengst van 1% aanvullende personenbelasting voor de betrokken gemeente, volgens de laatst beschikbare raming door de FOD Financiën;2° 100 OOV = de opbrengst van 100 opcentiemen op de onroerende voorheffing voor de betrokken gemeente, volgens de laatst beschikbare raming door de Vlaamse Belastingdienst;3° inw TOT = totaal aantal inwoners van de betrokken gemeente bepaald op grond van de meest recente waarden verstrekt door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI). Elke doelgemeente krijgt een waarde y toegekend op grond van de formule als vermeld in het derde lid. De volgorde op de prioriteringslijst wordt vastgesteld beginnende met de laagste waarde y en afsluitend met de hoogste waarde y.
Art. 12.De prioriteringslijst, vermeld in artikel 11, wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering voor een periode van zes jaar die overeenstemt met de lokale beleidscyclus.
Als geen nieuwe prioriteringslijst wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering bij het begin van een nieuwe beleidscyclus, geldt de laatste door de Vlaamse Regering vastgestelde prioriteringslijst.
Art. 13.De jaarlijkse subsidie per gemeente wordt bepaald op basis van de vermenigvuldiging van het aantal kilometer lokaal verhard wegennet waarvoor de betrokken gemeente exclusief bevoegd is met: 1° factor N, die bij de eerste goedkeuring 1200 euro/km bedraagt indien de waarde y, vermeld in artikel 11, lager is dan 40;2° factor M, die bij de eerste goedkeuring 1000 euro/km bedraagt indien de waarde y, vermeld in artikel 11, gelijk is aan of hoger is dan 40. Als het bedrag dat het resultaat is van een berekening op grond van het eerste lid, hoger is dan 250.000 euro, wordt het bedrag beperkt tot 250.000 euro.
Het bedrag dat het resultaat is van de berekening op grond van het eerste en het tweede lid, wordt aan de betrokken gemeenten uitgekeerd beginnende met de gemeente met de laagste waarde y, vermeld in artikel 11, en dit totdat het specifiek jaarlijks vastgesteld budget is uitgeput.
De Vlaamse Regering kan de factoren N en M wijzigen.
Het aantal kilometer lokaal verhard wegennet waarvoor de betrokken gemeente exclusief bevoegd is als vermeld in het eerste lid, wordt bepaald op grond van de meest recente waarden verstrekt door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI).
Art. 14.Het gedeelte van het fonds dat bestemd is voor plattelandsgemeenten, vermeld in artikel 4, 3°, moeten de plattelandsgemeenten besteden aan investeringen in materiële vaste activa.
De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast voor de toekenning en de rapportering over de aanwending van de subsidies. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 15.De volgende decreten worden opgeheven: 1° het decreet van 22 maart 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/03/2002 pub. 07/05/2002 numac 2002035562 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten sluiten houdende de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten gewijzigd bij de decreten van 22 december 2006, 27 maart 2009, 9 juli 2010, 1 juni 2012 en 28 maart 2014;2° het decreet van 7 juni 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/06/2013 pub. 04/07/2013 numac 2013203796 bron vlaamse overheid Decreet tot vaststelling van de regels inzake de verdeling van het Vlaams Plattelandsfonds sluiten tot vaststelling van de regels inzake de verdeling van het Vlaams Plattelandsfonds.
Art. 16.De subsidies stadsvernieuwing die toegekend werden tot en met het begrotingsjaar 2016, worden behandeld volgens de regels die op dat tijdstip van kracht waren.
De subsidies voor projecten voor plattelandsdoelstellingen die toegekend werden tot en met het begrotingsjaar 2016, worden behandeld volgens de regels die op dat tijdstip van kracht waren.
Art. 17.In afwijking van artikel 9 en artikel 11 blijven de doellijst en de prioriteringslijst vastgesteld door de Vlaamse Regering in uitvoering van het decreet van 7 juni 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/06/2013 pub. 04/07/2013 numac 2013203796 bron vlaamse overheid Decreet tot vaststelling van de regels inzake de verdeling van het Vlaams Plattelandsfonds sluiten tot vaststelling van de regels inzake de verdeling van het Vlaams Plattelandsfonds, geldig en kunnen ze slechts voor het eerst herzien worden met ingang van 1 januari 2024, met inwerkingtreding vanaf het begin van de lokale beleidscyclus die daarop volgt.
Als gemeenten op lijsten, vermeld in het eerste lid, samengevoegd worden, met toepassing van het decreet Vrijwillige Samenvoeging van Gemeenten van 24 juni 2016, treedt de nieuwe gemeente in de rechten van de samengevoegde gemeenten. De nieuwe gemeente behoudt voor het grondgebied van elk van de samengevoegde gemeenten de plaats op de lijst en de daarmee samenhangende subsidies, ook na 2024. De rechten die daaruit voortvloeien kunnen enkel worden uitgeoefend op het grondgebied van de samengevoegde gemeenten.
Art. 18.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2017.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 23 december 2016.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding, L. HOMANS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE _______ Nota (1) Zitting 2016-2017. Documenten. -- Ontwerp van decreet, 986 - Nr. 1. - Verslag, 986 - Nr. 2. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 986 - Nr.3.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 14 december 2016.