Etaamb.openjustice.be
Decreet van 07 december 2018
gepubliceerd op 20 december 2018

Decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen

bron
vlaamse overheid
numac
2018015301
pub.
20/12/2018
prom.
07/12/2018
ELI
eli/decreet/2018/12/07/2018015301/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 DECEMBER 2018. - Decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.In artikel 1.1.0.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, het laatst gewijzigd bij het decreet van 18 mei 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt een punt 1° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "1° /1 belasting op de automatische ontspanningstoestellen: de belasting die geheven wordt overeenkomstig de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten en conform de bepalingen van titel 2, hoofdstuk 13, van deze codex;"; 2° in het eerste lid wordt een punt 1° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "1° /2 belasting op de spelen en weddenschappen: de belasting die geheven wordt overeenkomstig de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten en conform de bepalingen van titel 2, hoofdstuk 12, van deze codex;"; 3° er worden een dertiende en een veertiende lid toegevoegd, die luiden als volgt: "In titel 2, hoofdstuk 12 en hoofdstuk 13, en in titel 3, wordt verstaan onder Kansspelwet van 7 mei 1999: de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. In titel 2, hoofdstuk 13, en in titel 3, wordt, overeenkomstig artikel 76 van het federale Wetboek van 23 november 1965 van de met Inkomstenbelastingen Gelijkgestelde Belastingen, verstaan onder automatisch ontspanningstoestel: een toestel dat dient tot ontspanning en een mechanisch, elektrisch of elektronisch onderdeel bevat om het op gang te brengen, te laten werken of te bedienen, en dat gestart wordt door de inbreng van een geldstuk, van een penning of van een ander middel dat daarvoor in de plaats komt.".

Art. 3.Aan titel 2 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt een hoofdstuk 12 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 12. Belasting op de spelen en weddenschappen".

Art. 4.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan hoofdstuk 12, toegevoegd bij artikel 3, een afdeling 1 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 1. Belastbaar voorwerp".

Art. 5.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan afdeling 1, toegevoegd bij artikel 4, een artikel 2.12.1.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.12.1.0.1. Overeenkomstig artikel 3, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten wordt er een belasting geheven op de spelen en weddenschappen.".

Art. 6.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan hoofdstuk 12, toegevoegd bij artikel 3, een afdeling 2 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 2. Belastingplichtigen".

Art. 7.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan afdeling 2, toegevoegd bij artikel 6, een artikel 2.12.2.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.12.2.0.1. De belastingplichtige is degene die, zelfs toevallig, enige inzet of enig inleggeld aanneemt in het kader van spelen en weddenschappen, hetzij voor eigen rekening, hetzij als tussenpersoon.

In afwijking van het eerste lid zijn de belastingplichtigen diegenen die het lokaal of het materieel ter beschikking stellen van personen die aan spelen of weddenschappen doen als er, in private kringen of in andere lokalen of via informatiemaatschappij-instrumenten als vermeld in artikel 2, 10°, van de Kansspelwet van 7 mei 1999, aan spelen of aan weddenschappen wordt gedaan op een wijze dat niemand in het bijzonder belast is om inzetten of inleggelden aan te nemen, hetzij voor eigen rekening, hetzij als tussenpersoon.".

Art. 8.In hetzelfde decreet wordt aan hoofdstuk 12, toegevoegd bij artikel 3, een afdeling 3 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 3. Belastbare grondslag".

Art. 9.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan afdeling 3, toegevoegd bij artikel 8, een artikel 2.12.3.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.12.3.0.1. § 1. De belasting op de spelen en weddenschappen wordt geheven op de opbrengst van de spelen en de weddenschappen, met inbegrip van deze die ingezet worden via informatiemaatschappij-instrumenten als vermeld in artikel 2, 10°, van de Kansspelwet van 7 mei 1999.

In het eerste lid wordt verstaan onder opbrengst: het bedrag van de sommen of inleggelden die worden ingezet bij de spelen en weddenschappen in kwestie, verminderd met de winsten die voor die spelen en weddenschappen werkelijk verdeeld zijn. Dat geldt ook voor sommen of inleggelden die worden ingezet in private kringen.

In afwijking van het tweede lid wordt voor de casinospelen de opbrengst gevormd per kansspelinrichting door het verschil tussen het bedrag van de incasso's die vastgesteld worden op het einde van de partijen en het samengevoegde bedrag van de aanvangsvoorschotten en de bijkomende voorschotten, verminderd met de afnemingen tijdens de partijen. Voor de met casinospelen gelijkgestelde automatische ontspanningstoestellen wordt de opbrengst gevormd per kansspelinrichting door het verschil van de sommen die per toestel worden ingezet, verminderd met de winsten die voor dat toestel werkelijk verdeeld zijn.

De opbrengst, vermeld in het derde lid, wordt dagelijks vastgesteld.

Het eventuele verlies dat voor een dag wordt vastgesteld, wordt in mindering gebracht van de opbrengst van de volgende dagen.

Voor de toepassing van het eerste lid worden de sommen of inleggelden geacht ingezet te zijn in het Vlaamse Gewest als de spelen of weddenschappen worden ontvangen via een server die in het Vlaamse Gewest gevestigd is of uitgebaat wordt. § 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, wordt de belasting geheven op: 1° het bedrag van de sommen of inleggelden die ingezet worden bij spelen of weddenschappen in geval van mediaspelen als vermeld in artikel 2, 9°, van de Kansspelwet van 7 mei 1999, met uitzondering van mediaspelen via informatiemaatschappij-instrumenten als vermeld in artikel 2, 10°, van voormelde wet; 2° het vermoedelijke bedrag van de sommen of inleggelden die ingezet worden bij spelen of weddenschappen in het geval van een ambtshalve aanslag als vermeld in artikel 2.12.7.0.1.".

Art. 10.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan hoofdstuk 12, toegevoegd bij artikel 3, een afdeling 4 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 4. Tarieven".

Art. 11.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan afdeling 4, toegevoegd bij artikel 10, een artikel 2.12.4.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.12.4.0.1. § 1. Het tarief van de belasting bedraagt 15%. § 2. In afwijking van paragraaf 1 bedraagt het tarief: 1° 11% als de sommen of inleggelden worden ingezet via informatiemaatschappij-instrumenten als vermeld in artikel 2, 10°, van de Kansspelwet van 7 mei 1999;2° het percentage in de volgende tabel dat overeenstemt met de schijf van de opbrengst als het gaat om casinospelen:

A.schijf in euro

tarief toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting op het voorgaande gedeelte, in euro

vanaf

tot en met


0,01

865.000

33


865.000,01

44

285.450


3° het percentage in de volgende tabel dat overeenstemt met de schijf van de opbrengst voor de met casinospelen gelijkgestelde automatische ontspanningstoestellen, vermeld in artikel 2.13.6.0.1, 2° :

A. schijf in euro

tarief toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting op de voorgaande gedeelten, in euro

vanaf

tot en met


0,01

1.200.000

20


1.200.000,01

2.450.000

25

240.000

2.450.000,01

3.700.000

30

552.500

3.700.000,01

6.150.000

35

927.500

6.150.000,01

8.650.000

40

1.785.000

8.650.000,01

12.350.000

45

2.785.000

12.350.001,01

50

4.450.000


De schijven, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, worden toegepast op de opbrengst voor het kalenderjaar.".

Art. 12.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan dezelfde afdeling 4 een artikel 2.12.4.0.2 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.12.4.0.2. De provincies en de gemeenten zijn niet gemachtigd tot het heffen van opcentiemen op de belasting op de spelen en de weddenschappen, vermeld in artikel 2.12.1.0.1, of van welke belasting dan ook op de spelen en weddenschappen die onderhevig zijn aan de belasting, vermeld in dit hoofdstuk.

In afwijking van het eerste lid kunnen de provincies en de gemeenten een belasting heffen op de agentschappen voor weddenschappen op paardenwedrennen. De provinciale en gemeentelijke belasting mag per agentschap niet hoger zijn dan respectievelijk 37,5 en 62 euro per maand bedrijvigheid of per gedeelte daarvan.".

Art. 13.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan hoofdstuk 12, toegevoegd bij artikel 3, een afdeling 5 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 5. Verminderingen".

Art. 14.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan afdeling 5, toegevoegd bij artikel 13, een artikel 2.12.5.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.12.5.0.1. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.".

Art. 15.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan hoofdstuk 12, toegevoegd bij artikel 3, een afdeling 6 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 6. Vrijstellingen".

Art. 16.In hetzelfde decreet wordt aan afdeling 6, toegevoegd bij artikel 15, een artikel 2.12.6.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.12.6.0.1. Er wordt een vrijstelling van de belasting verleend voor: 1° de toegelaten loterijen;2° de volksvermakelijkheden, waarbij alleen inschrijvings- of deelnemingsrechten worden geheven, die verdeeld worden in de vorm van prijzen waarvan de waarde niet meer bedraagt dan het tienvoudige van de inzet per deelnemer of die besteed worden aan de normale organisatiekosten, als het totale bedrag van die rechten per dag en per persoon niet meer bedraagt dan 50 euro;3° de duivenprijskampen waarbij uitsluitend ingezet wordt door de eigenaars van de ingeschreven duiven;4° de vogelzangwedstrijden;5° de wedstrijden die uitsluitend worden georganiseerd voor musea of voor de instellingen, vermeld in artikel 14533, § 1, 1° en 2°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992;6° de sportbeoefening. De vrijstellingen, vermeld in het eerste lid, 2° tot en met 6°, zijn niet van toepassing op sommen of inleggelden ingezet voor de betrokken spelen of weddenschappen via informatiemaatschappij-instrumenten als vermeld in artikel 2, 10°, van de Kansspelwet van 7 mei 1999.".

Art. 17.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan hoofdstuk 12, toegevoegd bij artikel 3, een afdeling 7 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 7. Wijze van heffing".

Art. 18.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan afdeling 7, toegevoegd bij artikel 17, een artikel 2.12.7.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.12.7.0.1. De belasting op de spelen en weddenschappen wordt gevestigd op zicht van de aangifte, vermeld in artikel 3.3.1.0.15, of ambtshalve als de aangifte niet is ingediend binnen de termijn, vermeld in artikel 3.3.1.0.15, of bij onjuistheid of onvolledigheid van de aangifte, en conform artikel 3.3.2.0.1, eerste lid, 11°, en tweede lid, 7°, en artikel 3.3.3.0.1, § 2.".

Art. 19.Aan titel 2 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt een hoofdstuk 13 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 13. Belasting op de automatische ontspanningstoestellen".

Art. 20.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan hoofdstuk 13, toegevoegd bij artikel 19, een afdeling 1 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 1. Belastbaar voorwerp".

Art. 21.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan afdeling 1, toegevoegd bij artikel 20, een artikel 2.13.1.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.13.1.0.1. Overeenkomstig artikel 3, eerste lid, 2°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten en artikel 76 van het federale Wetboek van 23 november 1965 van de met Inkomstenbelastingen Gelijkgestelde Belastingen wordt een belasting geheven op de automatische ontspanningstoestellen, die opgesteld worden op de openbare weg, in de voor het publiek toegankelijke plaatsen of in private kringen, ongeacht of de toegang tot die kringen al dan niet onderworpen is aan bepaalde formaliteiten.".

Art. 22.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan hoofdstuk 13, toegevoegd bij artikel 19, een afdeling 2 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 2. Belastingplichtigen".

Art. 23.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan afdeling 2, toegevoegd bij artikel 22, een artikel 2.13.2.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.13.2.0.1. De belastingplichtige is de eigenaar van het automatische ontspanningstoestel.".

Art. 24.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan hoofdstuk 13, toegevoegd bij artikel 19, een afdeling 3 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 3. Belastbare grondslag".

Art. 25.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan afdeling 3, toegevoegd bij artikel 24, een artikel 2.13.3.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.13.3.0.1. § 1. De automatische ontspanningstoestellen zijn volgens hun type ingedeeld in vijf categorieën, respectievelijk aangeduid door de letters A, B, C, D en E. § 2. De volgende automatische ontspanningstoestellen worden respectievelijk gerangschikt in de volgende categorieën: 1° de categorie A: a) de elektrische biljarten met veranderlijke inzet, gewoonlijk "Bingo" genaamd, waarvan het spel erin bestaat verscheidene ballen of kogels in de op het horizontale vlak van het toestel gemaakte gaten te plaatsen met het doel, naargelang van het type van toestel, op het paneel van het verticale vlak verschillende cijfers of tekens op een horizontale, verticale of diagonale lijn of in een bepaalde zone te belichten;b) de elektrische biljarten met veranderlijke inzet, gewoonlijk "One-ball" genaamd, waarvan het spel erin bestaat op het horizontale vlak van het toestel een bal of kogel te plaatsen in een van de gaten die hetzelfde cijfer draagt als het cijfer dat op het paneel van het verticale vlak verlicht is;c) de automatische ontspanningstoestellen, inclusief de toestellen, vermeld in punt 3° tot en met 5°, die aan de speler of gebruiker toelaten, zelfs toevallig, tenminste het bedrag van de gedane inzet in geld of in de vorm van penningen terug te winnen of prijzen te winnen, in natura of in de vorm van premiebons, met een handelswaarde van ten minste 6,20 euro;d) de kansspelen op virtuele weddenschappen;2° de categorie B: de automatische ontspanningstoestellen, vermeld in punt 1°, c), die eigendom zijn van foorreizigers en in het Vlaamse Gewest maximaal tien weken aaneensluitend op eenzelfde plaats zijn opgesteld in mobiele installaties op foren, jaarmarkten, handelsforen, wijkkermissen en feestelijkheden;3° de categorie C: a) de automatische kranen met grijp- of duwarm;b) de elektrische biljarten met vaste inzet, gewoonlijk "Pin-Ball", "Flipper" of "Flip-Tronic" genaamd, waarvan het spel erin bestaat ballen of kogels te lanceren die, door hun aanraking met sommige hinderpalen, die zich op het horizontale vlak van het toestel bevinden, op het paneel van het verticale vlak het resultaat van het spel zichtbaar maken in de vorm van punten, tekens of afbeeldingen;c) de automatische kegelspelen, die normaal verplaatsbaar zijn en gewoonlijk het gebruik van ballen of kogels vereisen;d) de automatische ontspanningstoestellen die simultaan films of beelden projecteren en klank verspreiden;4° de categorie D: a) de automatische platenspelers, gewoonlijk "Juke-Box" genaamd, die uitsluitend muziek verspreiden, zelfs als ze op afstand in werking worden gesteld;b) de automatische kegelspelen, die normaal verplaatsbaar zijn en gewoonlijk het gebruik van schijven vereisen;c) de automatische schietapparaten;d) de elektrische golf-, hockey-, tennis- en voetbalspelen, het elektrisch balspel van het model "Spinner" en de elektrische toestellen van het model "Base-ball", "Basket-ball", "Drop-ball", "Skee-ball", "Skee-fun", "All-Star Bowler" en "Ten Strike";e) iedere elektrische biljart die deel uitmaakt van het competitiespel dat normaal op foren en kermissen wordt georganiseerd en gewoonlijk "Bumper" wordt genoemd; 5° de categorie E: a) alle automatische ontspanningstoestellen die bij de bevoegde overheid zijn aangegeven ter uitvoering van artikel 3.12.4.0.1 en die niet in een van de categorieën A tot en met D zijn gerangschikt; b) de automatische ontspanningstoestellen met een verminderde inzet. Wanneer technische, economische of sociale omstandigheden het vereisen, kan de categorie waarin een type toestel moet worden gerangschikt, vastgesteld of gewijzigd worden door de Vlaamse Regering, na raadpleging van de betrokken beroepsverenigingen. Voor de rangschikking van een toestel wordt rekening gehouden met zijn rendabiliteit, de aard van het aangeboden spel en de menigvuldigheid van de inzet.".

Art. 26.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan dezelfde afdeling 3 een artikel 2.13.3.0.2 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.13.3.0.2. Elke combinatie van toestellen waarop gelijktijdig verschillende inzetten kunnen worden gedaan, die ieder recht geven op een afzonderlijk spel, bevat zoveel belastbare toestellen als er afzonderlijke spelen mogelijk zijn die gelijktijdig kunnen plaatsvinden.

Als de combinatie, vermeld in het eerste lid, de aard vertoont van een competitiespel, wordt het aantal belastbare toestellen evenwel beperkt tot het aantal tekens, nummers, figuren of andere voorwerpen die in het spel kunnen worden betrokken.".

Art. 27.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan hoofdstuk 13, toegevoegd bij artikel 19, een afdeling 4 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 4. Tarieven".

Art. 28.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan afdeling 4, toegevoegd bij artikel 27, een artikel 2.13.4.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt "Art. 2.13.4.0.1. De belasting wordt berekend volgens het tarief per kalenderjaar, vermeld in de volgende tabel:

categorie van het toestel

tarief in euro

A

4.000

B

1.290

C

0

D

0

E

150


De tarieven, vermeld in het eerste lid, worden met ingang van 1 januari 2020 jaarlijks geïndexeerd met behulp van de coëfficiënt die wordt verkregen door het algemene indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk, voor de maand november van het vorige jaar te delen door het algemene indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk voor de maand november van het jaar 2018. Daarbij worden de volgende afrondingen toegepast: 1° de coëfficiënt wordt afgerond op het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet vijf bereikt; 2° na de toepassing van de coëfficiënt wordt het verkregen bedrag afgerond op de hogere of lagere eurocent naargelang het cijfer van het tiende van de eurocent al dan niet vijf bereikt.".

Art. 29.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan dezelfde afdeling 4 een artikel 2.13.4.0.2 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.13.4.0.2. De provincies en de gemeenten zijn niet gemachtigd tot het heffen van opcentiemen op belasting op de automatische ontspanningstoestellen of van welke belasting dan ook op de automatische ontspanningstoestellen die onderhevig zijn aan de belasting, vermeld in dit hoofdstuk.".

Art. 30.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan hoofdstuk 13, toegevoegd bij artikel 19, een afdeling 5 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 5. Verminderingen".

Art. 31.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan afdeling 5, toegevoegd bij artikel 30, een artikel 2.13.5.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.13.5.0.1. In afwijking van artikel 2.13.4.0.1, eerste lid, is drie vierde, de helft of een vierde van het jaarbedrag verschuldigd als de opstelling van het automatische ontspanningstoestel respectievelijk gebeurt in de loop van het tweede, het derde of het vierde kwartaal.".

Art. 32.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan dezelfde afdeling 5 een artikel 2.13.5.0.2 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.13.5.0.2. De belasting op de automatische ontspanningstoestellen, vermeld in artikel 2.13.3.0.1, § 2, die eigendom zijn van foorreizigers, wordt verminderd tot 10% als ze in het Vlaamse Gewest maximaal tien weken aaneensluitend op eenzelfde plaats zijn opgesteld in mobiele installaties op foren, jaarmarkten, handelsforen, wijkkermissen en feestelijkheden.".

Art. 33.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan hoofdstuk 13, toegevoegd bij artikel 19, een afdeling 6 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 6. Vrijstellingen".

Art. 34.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd het decreet van 6 juli 2018, wordt aan afdeling 6, toegevoegd bij artikel 33, een artikel 2.13.6.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.13.6.0.1. Er wordt een vrijstelling van de belasting verleend voor de automatische ontspanningstoestellen: 1° die in de lokalen die daarvoor bestemd zijn, uitsluitend ter beschikking staan van de jeugdbewegingen, van bewoners van rust- en verzorgingsinstellingen of van in ziekenhuizen opgenomen personen; 2° die zich bevinden in een kansspelinrichting van klasse I als vermeld in artikel 6 van de Kansspelwet van 7 mei 1999, en onderworpen worden aan de belasting, vermeld in artikel 2.12.4.0.1, § 2, 3°. ".

Art. 35.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan hoofdstuk 13, toegevoegd bij artikel 19, een afdeling 7 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 7. Wijze van heffing".

Art. 36.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan afdeling 7, toegevoegd bij artikel 35, een artikel 2.13.7.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.13.7.0.1. De belasting wordt gevestigd op zicht van de aangifte, vermeld in artikel 3.3.1.0.16, of ambtshalve als de aangifte niet is ingediend binnen de termijn, vermeld in artikel 3.3.1.0.16, of bij onjuistheid of onvolledigheid van de aangifte, en conform de bepalingen van artikel 3.3.2.0.1, eerste lid, 12°, en tweede lid, 8°, en artikel 3.3.3.0.1, § 2.".

Art. 37.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan dezelfde afdeling 7 een artikel 2.13.7.0.2 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 2.13.7.0.2. Met uitzondering van afdeling 5 en afdeling 6, is dit hoofdstuk niet van toepassing op de automatische ontspanningstoestellen waarvan de exploitatie is verboden krachtens artikel 4, 7 en 8 van de Kansspelwet van 7 mei 1999.".

Art. 38.Aan titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 1, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt een artikel 3.3.1.0.14 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.3.1.0.14. De belastingplichtige dient uiterlijk de voorlaatste werkdag voor het begin van de verrichtingen voor spelen en weddenschappen bij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie een voorafgaande aangifte in. Als de spelen of de weddenschappen een voortdurend karakter hebben, geldt de aangifte tot de intrekking ervan.

De voorafgaande aangifte, vermeld in het eerste lid, vermeldt: 1° hetzij het identificatienummer uit het Rijksregister van de natuurlijke personen, hetzij het ondernemingsnummer dat bekend is bij de Kruispuntbank van Ondernemingen, hetzij het identificatienummer, vermeld in artikel 8 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, van de belastingplichtige;2° de klasse van de kansspelinrichting, vermeld in artikel 6 van de Kansspelwet van 7 mei 1999, en het type en het nummer van de vergunning, toegekend door de Kansspelcommissie;3° de naam van de plaats en het adres waar de spelen of de weddenschappen worden georganiseerd;4° de aard van de spelen of de weddenschappen;5° de periode waarin de spelen of de weddenschappen worden georganiseerd. De aangifteplicht die is bepaald in dit artikel geldt niet voor de van belasting vrijgestelde spelen en weddenschappen, vermeld in artikel 2.12.6.0.1.".

Art. 39.Aan titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 1, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt een artikel 3.3.1.0.15 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.3.1.0.15. Voor de toepassing van titel 2, hoofdstuk 12, dient de belastingplichtige de eerste werkdag van de maand bij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie een aangifte in voor de verrichtingen die gerealiseerd zijn in de vorige maand.

De aangifte, vermeld in het eerste lid, vermeldt: 1° hetzij het identificatienummer uit het Rijksregister van de natuurlijke personen, hetzij het ondernemingsnummer dat bekend is bij de Kruispuntbank van Ondernemingen, hetzij het identificatienummer, vermeld in artikel 8 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, van de belastingplichtige;2° de klasse van de kansspelinrichting, vermeld in artikel 6 van de Kansspelwet van 7 mei 1999, en het type en het nummer van de vergunning, toegekend door de Kansspelcommissie; 3° het belastbare bedrag van de verrichtingen volgens de aard van de verrichting, vermeld in artikel 2.12.3.0.1; 4° de datum of periode van de verrichtingen;5° een samenvattende maandelijkse staat van de inzetten ter verificatie van het belastbare bedrag. De aangifteplicht die is bepaald in dit artikel geldt niet voor de van belasting vrijgestelde spelen en weddenschappen, vermeld in artikel 2.12.6.0.1.".

Art. 40.Aan titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 1, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt een artikel 3.3.1.0.16 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.3.1.0.16. De belastingplichtige dient uiterlijk de voorlaatste werkdag voor de opstelling van het automatische ontspanningstoestel, vermeld in artikel 2.13.1.0.1, een aangifte in bij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie.

De aangifte, vermeld in het eerste lid, vermeldt: 1° hetzij het identificatienummer uit het Rijksregister van de natuurlijke personen, hetzij het ondernemingsnummer dat bekend is bij de Kruispuntbank van Ondernemingen, hetzij het identificatienummer, vermeld in artikel 8 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, van de belastingplichtige;2° voor elke plaats van opstelling: a) de naam en het adres; b) de voornamen en de achternaam van de natuurlijke persoon of de naam van de rechtspersoon van de uitbater, vermeld in artikel 3.10.4.4.6; c) de klasse van de kansspelinrichting, vermeld in artikel 6 van de Kansspelwet van 7 mei 1999, en het type en het nummer van de vergunning, toegekend door de Kansspelcommissie; d) het aantal toestellen per categorie als vermeld in artikel 2.13.3.0.1, dat wordt opgesteld; e) de periode van de opstelling per categorie als vermeld in artikel 2.13.3.0.1.

De belastingplichtige geeft elke wijziging van de elementen van de aangifte, vermeld in het tweede lid, 2°, aan uiterlijk de voorlaatste werkdag voor hij de wijzigingen in de opstelling doorvoert. In afwijking daarvan wordt een wijziging van punt 2°, d) en e), alleen doorgegeven als daardoor het bedrag van de belasting, vermeld in artikel 2.13.4.0.1, eerste lid, toeneemt.

Bij gebrek aan andersluidende kennisgeving is de aangifte die ingediend is voor een jaar, geldig voor de volgende jaren.

De aangifteplicht die is bepaald in dit artikel geldt niet voor de opstelling van automatische ontspanningstoestellen, vermeld in artikel 2.13.3.0.1, § 2, eerste lid, 3° en 4°. ".

Art. 41.In artikel 3.3.2.0.1 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 december 2014, 3 juli 2015 en 23 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan het eerste lid worden een punt 11° en een punt 12° toegevoegd, die luiden als volgt: "11° de belasting op de spelen en weddenschappen: het jaar waarin de spelen en de weddenschappen die aanleiding geven tot de belasting plaatsvinden; 12° de belasting op de automatische ontspanningstoestellen: het jaar waarin een automatisch ontspanningstoestel is opgesteld."; 2° aan het tweede lid worden een punt 7° en een punt 8° toegevoegd, die luiden als volgt: "7° de belasting op de spelen en weddenschappen gelijk aan het aanslagjaar; 8° de belasting op de automatische ontspanningstoestellen gelijk aan het aanslagjaar.".

Art. 42.In artikel 3.3.3.0.1, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, worden de woorden "en het eurovignet" vervangen door de zinsnede ", de belasting op de spelen en weddenschappen en de belasting op de automatische ontspanningstoestellen".

Art. 43.Aan titel 3, hoofdstuk 4, afdeling 7, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2014, wordt een artikel 3.4.7.0.7 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.4.7.0.7. Als een automatisch ontspanningstoestel in de loop van een aanslagjaar niet meer wordt opgesteld, wordt de betaalde belasting op de automatische ontspanningstoestellen op aanvraag van de belastingplichtige teruggegeven in verhouding tot de nog niet aangevangen kwartalen.

De aanvraag, vermeld in het eerste lid, wordt ingediend bij het bevoegde personeelslid uiterlijk de laatste dag van het kwartaal waarin het toestel wordt opgesteld.".

Art. 44.In artikel 3.10.3.1.1, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 25 maart 2016 en 23 december 2016, wordt de zinsnede "of de heffing vermeld in titel II, hoofdstuk VI, afdeling 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening," vervangen door de zinsnede ", de heffing, vermeld in titel II, hoofdstuk VI, afdeling 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, de belasting op de spelen en weddenschappen of de belasting op de automatische ontspanningstoestellen,".

Art. 45.Aan titel 3, hoofdstuk 10, afdeling 4, onderafdeling 4, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 december 2014 en 8 december 2017, wordt een artikel 3.10.4.4.6 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.10.4.4.6. Als de belastingplichtige het automatische ontspanningstoestel niet heeft aangegeven, wordt de persoon die als uitbater van lokalen of andere plaatsen als vermeld in artikel 2.13.1.0.1, toelaat om in die lokalen of andere plaatsen het automatisch ontspanningstoestel op te stellen, als belastingschuldige beschouwd voor de belasting en toebehoren.".

Art. 46.Aan titel 3, hoofdstuk 12, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt een afdeling 4 toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 4. Verplichtingen van derden in het kader van de belasting op de automatische ontspanningstoestellen".

Art. 47.In titel 3, hoofdstuk 12, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt aan afdeling 4, toegevoegd bij artikel 46, een artikel 3.12.4.0.1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.12.4.0.1. De invoerder, de fabrikant of al wie rechtstreeks of onrechtstreeks als dusdanig optreedt, geeft voor de rangschikking, vermeld in artikel 2.13.3.0.1, elk model van automatisch ontspanningstoestel aan vooraleer hij in het Vlaamse Gewest opstelt, verkoopt of verhuurt. Als een toestel niet wordt aangegeven, wordt het toestel ambtshalve gerangschikt in categorie A. Als de invoerder, de fabrikant of al wie rechtstreeks of onrechtstreeks als dusdanig optreedt, geen aangifte tot rangschikking indient bij de federale belastingdiensten, dient hij een aangifte tot rangschikking in bij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie. Indien een aangifte tot rangschikking wordt ingediend bij de federale belastingdiensten, aanvaardt de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie de genomen beslissing tot rangschikking voor de toepassing van artikel 2.13.4.0.1.".

Art. 48.In titel 3, hoofdstuk 13, afdeling 1, onderafdeling 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 december 2014, wordt een artikel 3.13.1.2.9 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.13.1.2.9. De belastingplichtige houdt het bedrag van de inzetten, de inleggelden, de uitgekeerde winsten, de weddenschappen en alle andere gegevens die noodzakelijk zijn om de belasting op de spelen en weddenschappen te bepalen, bij op een elektronische informatiedrager.".

Art. 49.Aan artikel 3.13.2.0.1 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 3 juli 2015, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor de belasting op de spelen en weddenschappen en de belasting op de automatische ontspanningstoestellen houden de bevoegde personeelsleden toezicht op de naleving van de bepalingen van deze codex en de uitvoeringsbesluiten ervan op de plaatsen waar die spelen en weddenschappen plaatsvinden of de automatische ontspanningstoestellen opgesteld zijn.".

Art. 50.In artikel 3.13.2.0.4, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet, wordt het woord "proces-verbaal" vervangen door de woorden "verslag van vaststelling".

Art. 51.In artikel 3.13.2.0.5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste en tweede lid wordt het woord "proces-verbaal" telkens vervangen door de woorden "verslag van vaststelling";2° in het eerste lid wordt de zinsnede "met betrekking tot de verkeersbelasting, de belasting op de inverkeerstelling, het eurovignet of de kilometerheffing" opgeheven;3° in het tweede en derde lid wordt het woord "processen-verbaal" telkens vervangen door de woorden "verslagen van vaststelling"; 4° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als in samenhang met de overtredingen, vermeld in het eerste lid, tegelijkertijd een strafrechtelijk misdrijf wordt vastgesteld, wordt de vaststelling van dat misdrijf, opgenomen in een proces-verbaal.".

Art. 52.In artikel 3.15.3.0.7 van hetzelfde decreet, wordt tussen de zinsnede "artikel 3.15.3.0.6" en de zinsnede ", overtreedt" de zinsnede "of 3.16.0.0.5" ingevoegd.

Art. 53.Aan titel 3, hoofdstuk 15, afdeling 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt een artikel 3.15.3.0.12 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.15.3.0.12. Met behoud van de toepassing van hoofdstuk VII van boek 1 van het Strafwetboek wordt de persoon die, op welke plaats en onder welke vorm ook, in het openbaar of op een andere wijze, spelen of weddenschappen organiseert of exploiteert, aan die organisatie of aan die exploitatie deelneemt door spelen of weddenschappen aan te bieden of door rechtstreeks of met hulp van een tussenpersoon te spelen of te wedden, of zich aanbiedt om gelden die bestemd zijn tot de dienst van spelen of van weddenschappen in ontvangst te nemen, ze inzamelt of ze stort, beschouwd als dader, mededader of medeplichtige van de overtredingen van de bepalingen van deze codex inzake de belasting op de spelen en weddenschappen, of van de uitvoeringsbesluiten ervan.".

Art. 54.Aan titel 3, hoofdstuk 15, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt een artikel 3.15.3.0.13 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.15.3.0.13. Met behoud van de toepassing van de andere bepalingen van dit hoofdstuk, kan een overtreding op de bepalingen van deze codex over de belasting op de spelen en weddenschappen, of van de uitvoeringsbesluiten ervan, aanleiding geven tot de verbeurdverklaring van de gelden of effecten die bij spelen of weddenschappen zijn ingezet of die bestemd zijn voor de dienst van de spelen of de weddenschappen en in het bezit worden gevonden van de overtreders op het ogenblik dat het misdrijf wordt vastgesteld.".

Art. 55.Aan titel 3, hoofdstuk 16, van hetzelfde decreet, wordt een artikel 3.16.0.0.5 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.16.0.0.5. Met behoud van de toepassing van hoofdstuk 15, kan een overtreding op de bepalingen van deze codex over de belasting op de spelen en weddenschappen, of van de uitvoeringsbesluiten ervan, aanleiding geven tot de sluiting van de kansspelinrichting of tot het verbod om inzetten of weddenschappen aan te nemen voor een duur van tien dagen tot dertig dagen.

Als het gaat om een weigering om de reglementaire controlemaatregelen, vermeld in titel 3, hoofdstuk 13, na te leven of de belasting te betalen, ofwel om een verzet tegen het optreden van de bevoegde personeelsleden, wordt de sluiting of het verbod gehandhaafd zolang die weigering of dat verzet blijft bestaan.

De sluiting van de kansspelinrichting of het verbod om inzetten of weddenschappen aan te nemen wordt door het bevoegde personeelslid uitgesproken en wordt meegedeeld aan de bevoegde procureur des Konings die voor de uitvoering ervan zorgt.

De beslissing tot sluiting van de inrichting of tot verbod om inzetten of weddenschappen aan te nemen kan, binnen tien dagen van haar kennisgeving, betwist worden bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg zetelend zoals in kortgeding in wiens bevoegdheid de gemeente valt waar de kansspelinrichting gevestigd is of waar de inzetten of de weddenschappen zijn aangenomen.

De voorziening schorst de uitvoering van de beslissing niet als die laatste genomen is wegens de weigering om de reglementaire controlemaatregelen, vermeld in titel 3, hoofdstuk 13, na te leven of de belasting te betalen, ofwel, wegens het verzet tegen het optreden van de bevoegde personeelsleden.".

Art. 56.In artikel 3.18.0.0.3 van hetzelfde decreet wordt tussen de zinsnede "vermeld in artikel 3.18.0.0.2," en de woorden "opleggen zonder dat ze moeten worden ingekohierd" de zinsnede "3.18.0.0.15/1 en 3.18.0.0.15/2," ingevoegd.

Art. 57.In titel 3, hoofdstuk 18, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 18 mei 2018, wordt een artikel 3.18.0.0.15/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.18.0.0.15/1. In geval van een ambtshalve aanslag als vermeld in artikel 2.12.7.0.1, of in geval van onjuiste gegevens op de elektronische informatiedrager, vermeld in artikel 3.13.1.2.9, is een belastingverhoging verschuldigd van 20% van de belasting op de spelen en weddenschappen, vermeld in artikel 2.12.4.0.1.

In afwijking van het eerste lid bedraagt de belastingverhoging 100% als de overtredingen zijn gepleegd met de bedoeling de belasting te ontduiken of de vestiging ervan onmogelijk te maken, of indien het gaat om een spel of weddenschap dat is verboden krachtens artikel 4, 7 en 8 van de Kansspelwet van 7 mei 1999.".

Art. 58.In titel 3, hoofdstuk 18, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 18 mei 2018, wordt een artikel 3.18.0.0.15/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.18.0.0.15/2. In geval van een ambtshalve aanslag als vermeld in artikel 2.13.7.0.1, is een belastingverhoging per automatisch ontspanningstoestel verschuldigd van 20% van de belasting op de automatische ontspanningstoestellen voor een kalenderjaar, vermeld in artikel 2.13.4.0.1.

In afwijking van het eerste lid bedraagt de belastingverhoging 100% als de overtredingen zijn gepleegd met de bedoeling de belasting te ontduiken of de vestiging ervan onmogelijk te maken, of indien het gaat om een verboden automatisch ontspanningstoestel als bedoeld in artikel 2.13.7.0.2.".

Art. 59.In artikel 5.0.0.0.1 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 december 2014, 17 juli 2015 en 23 december 2016, wordt een punt 2° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "2° /1 het wetboek van 23 november 1965 van de met Inkomstenbelastingen Gelijkgestelde Belastingen, zoals van toepassing op de belasting op de spelen en weddenschappen en de belasting op de automatische ontspanningstoestellen wat betreft het Vlaamse Gewest, het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, met uitzondering van artikel 66 en 76;".

Art. 60.In artikel 5.0.0.0.8 van hetzelfde decreet wordt het woord "waarvoor" vervangen door de zinsnede ", ongeacht of daarvoor al".

Art. 61.Aan titel 5 van hetzelfde decreet wordt een artikel 5.1.0.0.14 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 5.1.0.0.14. In afwijking van artikel 3.3.1.0.14, dient elke belastingplichtige zijn aangifte in bij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie uiterlijk op 31 januari 2019 voor de organisatie van: 1° eenmalige spelen en weddenschappen, die georganiseerd worden tussen 1 en 31 januari 2019; 2° spelen en weddenschappen met een voortdurend karakter, die georganiseerd worden vanaf 1 januari 2019 of na 31 december 2018 verder georganiseerd worden.".

Art. 62.Aan titel 5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 december 2014, 17 juli 2015 en 23 december 2016, wordt een artikel 5.1.0.0.15 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 5.1.0.0.15. In afwijking van artikel 3.3.1.0.16 dient de belastingplichtige de aangifte voor de opstelling van een automatisch ontspanningstoestel vanaf 1 januari 2019 bij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie in uiterlijk op 31 januari 2019.".

Art. 63.In bijlage 1, concordantietabel 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 december 2014, 17 juli 2015 en 23 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tabel 4 wordt vervangen door de tabel die opgenomen is in bijlage 1, die bij dit decreet is gevoegd;2° tabel 5 wordt vervangen door de tabel die opgenomen is in bijlage 2, die bij dit decreet is gevoegd;3° tabel 6 wordt vervangen door de tabel die opgenomen is in bijlage 3, die bij dit decreet is gevoegd.

Art. 64.In bijlage 1, concordantietabel 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 december 2014, 17 juli 2015 en 23 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tabel 4 wordt vervangen door de tabel die opgenomen is in bijlage 4, die bij dit decreet is gevoegd;2° tabel 5 wordt vervangen door de tabel die opgenomen is in bijlage 5, die bij dit decreet is gevoegd.

Art. 65.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2019.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 7 december 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, B. TOMMELEIN _______ Nota Zitting 2017-2018 Stukken: - Ontwerp van decreet : 1663 - Nr. 1 Zitting 2018-2019 Amendementen : 1663 - Nr. 2 en 3 In eerste lezing door de commissie aangenomen artikelen : 1663 - Nr. 4 Verslag : 1663 - Nr. 5 Amendement na indiening van het verslag : 1663 - Nr. 6 Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1663 - Nr. 7 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 28 november 2018.

Bijlagen bij het decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen Bijlage 1 bij het decreet van 7 december 2018 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen Tabel 4. Wetboek van 23 november 1965 van de met Inkomstenbelastingen Gelijkgestelde Belastingen (WIGB)

bepaling WIGB

bepaling Vlaamse Codex Fiscaliteit

Art. 2

Art. 1.1.0.0.4

Art. 2

Art. 3.1.0.0.1

Art. 2

Art. 3.1.0.0.2

Art. 2

Art. 3.2.1.0.1

Art. 2

Art. 3.2.2.0.1

Art. 2

Art. 3.2.4.0.1

Art. 2

Art. 3.3.5.0.1

Art. 2

Art. 3.4.2.0.4

Art. 2

Art. 3.4.7.0.1

Art. 2

Art. 3.4.7.0.2

Art. 2

Art. 3.5.1.0.1

Art. 2

Art. 3.5.2.0.1

Art. 2

Art. 3.5.2.0.2

Art. 2

Art. 3.5.2.0.3

Art. 2

Art. 3.5.3.0.1

Art. 2

Art. 3.5.4.0.1

Art. 2

Art. 3.5.6.0.1

Art. 2

Art. 3.5.8.0.1

Art. 2

Art. 3.5.9.0.1

Art. 2

Art. 3.6.0.0.1

Art. 2

Art. 3.6.0.0.2

Art. 2

Art. 3.6.0.0.3

Art. 2

Art. 3.7.0.0.2

Art. 2

Art. 3.8.0.0.1

Art. 2

Art. 3.8.0.0.2

Art. 2

Art. 3.8.0.0.3

Art. 2

Art. 3.9.1.0.1

Art. 2

Art. 3.9.1.0.2

Art. 2

Art. 3.9.2.0.1

Art. 2

Art. 3.10.4.1.1

Art. 2

Art. 3.10.4.6.1

Art. 2

Art. 3.10.5.2.1

Art. 2

Art. 3.10.5.2.2

Art. 2

Art. 3.10.5.3.1

Art. 2

Art. 3.10.5.3.2

Art. 2

Art. 3.10.5.3.3

Art. 2

Art. 3.10.5.3.4

Art. 2

Art. 3.10.5.3.5

Art. 2

Art. 3.10.5.3.6

Art. 2

Art. 3.10.5.3.7

Art. 2

Art. 3.10.5.3.8

Art. 2

Art. 3.12.1.0.1

Art. 2

Art. 3.12.1.0.2

Art. 2

Art. 3.12.1.0.3

Art. 2

Art. 3.12.1.0.4

Art. 2

Art. 3.12.1.0.5

Art. 2

Art. 3.12.1.0.6

Art. 2

Art. 3.12.1.0.7

Art. 2

Art. 3.12.1.0.8

Art. 2

Art. 3.12.1.0.9

Art. 2

Art. 3.12.1.0.10

Art. 2

Art. 3.13.1.1.1

Art. 2

Art. 3.13.1.1.2

Art. 2

Art. 3.13.1.1.3

Art. 2

Art. 3.13.1.2.1

Art. 2

Art. 3.13.1.2.2

Art. 2

Art. 3.13.1.2.3

Art. 2

Art. 3.13.1.2.4

Art. 2

Art. 3.13.1.2.5

Art. 2

Art. 3.13.1.2.6

Art. 2

Art. 3.13.1.2.7

Art. 2

Art. 3.13.1.3.1

Art. 2

Art. 3.13.1.3.2

Art. 2

Art. 3.13.1.3.3

Art. 2

Art. 3.13.1.3.4

Art. 2

Art. 3.13.1.3.5

Art. 2

Art. 3.13.1.3.6

Art. 2

Art. 3.13.1.4.1

Art. 2

Art. 3.14.1.0.1

Art. 2

Art. 3.14.2.0.1

Art. 2

Art. 3.14.3.0.1

Art. 2

Art. 3.14.3.0.2

Art. 2

Art. 3.15.1.0.1

Art. 2

Art. 3.15.3.0.1

Art. 2

Art. 3.15.3.0.2

Art. 2

Art. 3.15.3.0.3

Art. 2

Art. 3.15.3.0.4

Art. 2

Art. 3.15.3.0.5

Art. 2

Art. 3.15.3.0.6

Art. 2

Art. 3.15.3.0.7

Art. 2

Art. 3.15.3.0.8

Art. 2

Art. 3.15.3.0.9

Art. 2

Art. 3.15.3.0.10

Art. 2

Art. 3.18.0.0.1, § 1, § 4 en § 5

Art. 2

Art. 3.19.0.0.2

Art. 2bis

Opgeheven

Art. 3

Art. 2.2.1.0.1

Art. 4, § 1

Art. 1.1.0.0.2, derde lid, 1°

Art. 4, § 2

Art. 1.1.0.0.2, derde lid, 2°

Art. 4, § 3

Art. 1.1.0.0.2, derde lid, 2°, in fine

Art. 5, § 1, eerste lid

Art. 2.2.6.0.1, § 1, eerste lid

Art. 5, § 2, eerste lid

Art. 2.2.6.0.1, § 2

Art. 5, § 3

Art. 2.2.6.0.1, § 3

Art. 6

Art. 2.2.2.0.1, § 1

Art. 7, eerste lid

Art. 2.2.3.0.1

Art. 8

Art. 2.2.3.0.8

Art. 9

Art. 2.2.4.0.1

Art. 10

Art. 2.2.4.0.2

Art. 11

Art. 2.2.4.0.3

Art. 12

Art. 2.2.4.0.4

Art. 13

Art. 2.2.6.0.2

Art. 14

Art. 2.2.5.0.1

Art. 15

Art. 2.2.5.0.2

Art. 16

Art. 2.2.5.0.3

Art. 21

Art. 2.2.2.0.1, § 2, eerste lid

Art. 22

Art. 3.3.2.0.1

Art. 23

Art. 2.2.6.0.3, eerste lid

Art. 23bis

Art. 3.4.7.0.3

Art. 23ter

Art. 2.2.6.0.4

Art. 29

Art. 3.4.2.0.1

Art. 31

Art. 3.3.3.0.1

Art. 33

Art. 3.13.2.0.4

Art. 33/1

Art. 3.13.2.0.5

Art. 33bis, eerste lid

Art. 3.10.3.2.1

Art. 33bis, tweede lid

Art. 3.10.2.0.1

Art. 34

Art. 3.13.1.4.2

Art. 36bis

Art. 3.13.2.0.4

Art. 36bis

Art. 3.13.2.0.5

Art. 36bis, eerste lid

Art. 2.2.2.0.1, § 2, tweede lid

Art. 36bis, eerste lid

Art. 2.2.6.0.3, tweede lid

Art. 36bis, tweede lid

Art. 2.2.7.0.2, § 1

Art. 36quater

Art. 3.3.2.0.1

Art. 36quater, § 1

Art. 2.2.7.0.2, § 1

Art. 36quater, § 2, tweede zin

Art. 3.3.1.0.1

Art. 36quater, § 3

Art. 2.2.7.0.2, § 2

Art. 36quater, § 5

Art. 2.2.7.0.2, § 3

Art. 36quater, § 6

Art. 2.2.7.0.2, § 4

Art. 36quater, § 7

Art. 3.3.1.0.1

Art. 36quater, § 8

Art. 3.3.1.0.1

Art. 37

Art. 3.5.3.0.2

Art. 38

Art. 1.1.0.0.4

Art. 38

Art. 3.3.1.0.2

Art. 38

Art. 3.13.1.2.1

Art. 38

Art. 3.13.1.2.2

Art. 38

Art. 3.13.1.2.3

Art. 38

Art. 3.13.1.2.4

Art. 38

Art. 3.13.1.2.5

Art. 38

Art. 3.13.1.2.6

Art. 38

Art. 3.13.1.2.7

Art. 39

Art. 3.13.2.0.1

Art. 40, eerste lid

Art. 3.3.1.0.2

Art. 40, tweede lid

Art. 3.13.2.0.4

Art. 40, tweede lid, eerste zin

Art. 3.18.0.0.4

Art. 41

Art. 3.15.3.0.11

Art. 42

Art. 2.2.4.0.5

Art. 42bis

Art. 3.1.0.0.4

Art. 43

Art. 2.12.3.0.1, § 1, eerste lid

Art. 43

Art. 2.12.4.0.1, § 1

Art. 43

Art. 2.12.6.0.1

Art. 43bis, § 1

Art. 2.12.3.0.1, § 1, eerste lid

Art. 43bis, § 1

Art. 2.12.4.0.1, § 2, eerste lid, 1°

Art. 43bis, § 2

Art. 2.12.3.0.1, § 1, eerste lid

Art. 43ter

Art. 2.12.3.0.1, § 1, 2de lid

Art. 44

Art. 2.12.3.0.1, § 1, eerste lid

Art. 44

Art. 2.12.4.0.1, § 1

Art. 45, § 1

Opgeheven

Art. 45, § 2, eerste lid

Art. 2.12.3.0.1, § 2, eerste lid, 1°

Art. 45, § 2, eerste lid

Art. 2.12.4.0.1, § 2, eerste lid, 2°, en tweede lid

Art. 45, § 2, tweede lid

Art. 2.12.3.0.1, § 2, tweede en derde lid

Art. 45, § 2, derde lid

Art. 2.12.3.0.1, § 2, eerste lid, 1°

Art. 45, § 2, derde lid

Art. 2.12.4.0.1, § 2, eerste lid, 3° en tweede lid

Art. 51

Art. 2.12.2.0.1, eerste lid

Art. 52

Art. 2.12.2.0.1, tweede lid

Art. 53

Art. 3.3.1.0.14, eerste lid

Art. 54

Art. 3.13.1.2.9

Art. 56

Art. 1.1.0.0.4

Art. 56

Art. 3.3.1.0.14, tweede lid

Art. 57

Opgeheven

Art. 58, eerste deel

Art. 3.13.1.2.6

Art. 58, tweede deel

Art. 3.13.1.2.2

Art. 59

Opgeheven

Art. 60, § 1

Art. 3.3.1.0.15

Art. 60, § 1

Art. 3.4.2.0.1

Art. 60, § 1

Art. 3.4.2.0.4

Art. 60, § 2

Opgeheven

Art. 63

Opgeheven

Art. 64

Opgeheven

Art. 65

Opgeheven

Art. 68

Art. 2.12.3.0.1, § 2, 3°

Art. 68

Art. 2.12.7.0.1

Art. 68

Art. 3.18.0.0.5/1

Art. 69

Art. 3.15.3.0.12

Art. 70, eerste lid, 1°

Art. 3.15.3.0.13

Art. 70, eerste lid, 2° en tweede tot vierde lid

Art. 3.16.0.0.5

Art. 71

Art. 3.15.3.0.7

Art. 72

Art. 3.15.3.0.8

Art. 74

Art. 2.12.4.0.2

Art. 76, § 1

Art. 2.13.1.0.1

Art. 76, § 2

Art. 1.1.0.0.2, dertiende lid

Art. 77

Art. 2.13.6.0.1

Art. 78, eerste zin

Art. 2.13.2.0.1

Art. 78, tweede zin

Art. 3.10.4.4.6

Art. 79, § 1

Art. 2.13.3.0.1, § 1

Art. 79, § 2, eerste en tweede lid

Art. 2.13.3.0.1, § 2

Art. 79, § 2, derde lid

Opgeheven

Art. 79, § 3, eerste lid

Art. 3.12.4.0.1

Art. 79, § 3, tweede lid

Opgeheven

Art. 80, § 1

Art. 2.13.4.0.1

Art. 80, § 2

Art. 2.13.3.0.2

Art. 81, 1°, eerste zin

Art. 2.13.3.0.1, § 2, eerste lid, 2°

Art. 81, 1°, eerste zin

Art. 2.13.5.0.1, tweede lid, 1°

Art. 81, 1°, eerste zin

Art. 2.13.5.0.2

Art. 81, 1°, tweede zin

Opgeheven

Art. 82

Art. 3.4.7.0.7

Art. 82

Art. 2.13.5.0.1, eerste lid

Art. 83

Art. 3.4.2.0.1

Art. 84, § 1

Art. 2.13.7.0.1

Art. 84, § 1

Art. 3.3.1.0.16

Art. 84, § 2

Opgeheven

Art. 84, § 3

Art. 1.1.0.0.4

Art. 85

Opgeheven

Art. 86

Opgeheven

Art. 87

Art. 3.13.1.2.6

Art. 88

Opgeheven

Art. 89, eerste lid

Art. 2.13.7.0.1

Art. 89, tweede lid

Art. 3.18.0.0.15/2

Art. 89, derde lid

Art. 3.18.0.0.3

Art. 89, vierde lid

Art. 3.3.3.0.1, § 2

Art. 91

Art. 2.13.7.0.2

Art. 92, eerste lid

Art. 3.18.0.0.15/2, tweede lid

Art. 92, tweede lid

Art. 2.13.2.0.1

Art. 92, tweede lid

Art. 3.10.4.4.6

Art. 92, derde lid

Art. 3.3.3.0.1, § 2

Art. 92, derde lid

Art. 3.18.0.0.3

Art. 93

Art. 2.13.4.0.2

Art. 94

Art. 1.1.0.0.2, vierde lid

Art. 94

Art. 2.3.1.0.1

Art. 95

Art. 1.1.0.0.4

Art. 95

Art. 3.3.1.0.2

Art. 95

Art. 3.5.3.0.2

Art. 95

Art. 3.10.2.0.1

Art. 95

Art. 3.10.3.2.1

Art. 95

Art. 3.13.1.2.1

Art. 95

Art. 3.13.1.2.2

Art. 95

Art. 3.13.1.2.3

Art. 95

Art. 3.13.1.2.4

Art. 95

Art. 3.13.1.2.5

Art. 95

Art. 3.13.1.2.6

Art. 95

Art. 3.13.1.2.7

Art. 95

Art. 3.13.1.4.2

Art. 95

Art. 3.13.2.0.4

Art. 95

Art. 3.13.2.0.5

Art. 95

Art. 3.15.3.0.11

Art. 96

Art. 2.3.6.0.1, § 1, eerste lid

Art. 97, § 1

Art. 2.3.3.0.1, § 1

Art. 97, § 2, eerste lid

Art. 2.3.3.0.1, § 2, eerste lid

Art. 97, § 2, tweede lid

Art. 2.3.3.0.1, § 2, tweede lid

Art. 97, § 2, derde lid

Art. 2.3.3.0.1, § 2, derde lid

Art. 97bis

Art. 2.3.4.1.1

Art. 97ter

Art. 2.3.4.1.2

Art. 97quater

Art. 2.3.4.1.2

Art. 97quinquies

Art. 2.3.4.1.3

Art. 97sexies

Art. 2.3.4.1.4

Art. 97septies

Art. 2.3.4.1.5

Art. 97octies

Art. 2.3.4.1.6

Art. 97novies

Art. 2.3.4.1.7

Art. 97decies

Art. 2.3.6.0.2

Art. 98

Art. 2.3.4.2.1

Art. 99, § 1

Art. 2.3.2.0.1, § 1, tweede lid

Art. 99, § 2

Art. 2.3.2.0.1, § 1, derde lid

Art. 99, § 3

Art. 2.3.2.0.1, § 1, vierde lid

Art. 100, § 1

Art. 2.3.2.0.1, § 1, eerste lid

Art. 100, § 2

Art. 2.3.2.0.1, § 2

Art. 102

Art. 3.4.2.0.1

Art. 103

Art. 3.3.2.0.1

Art. 104

Art. 3.3.3.0.1

Art. 105

Art. 2.3.6.0.1, § 2, eerste lid

Art. 106

Art. 3.13.2.0.1

Art. 107

Art. 2.3.4.2.2

Art. 120

Art. 3.13.2.0.3

Art. 121

Art. 3.13.2.0.2

Art. 122

Art. 3.13.2.0.1

Art. 123

Art. 3.13.2.0.2

Art. 124

Art. 5.0.0.0.8


Gezien om gevoegd te worden bij het decreet van 7 december 2018 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen.

Bijlage 2 bij het decreet van 7 december 2018 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen Tabel 5. Koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende de algemene verordening betreffende de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (KB/WIGB)

bepaling KB/WIGB

bepaling Vlaamse Codex Fiscaliteit

Art. 1

Art. 3.2.2.0.1

Art. 8

Art. 3.4.2.0.1

Art. 12, tweede lid

Art. 3.14.2.0.1

Art. 15, § 1, eerste lid

Art. 2.2.6.0.1, § 1, eerste lid, 3°

Art. 15, § 1, tweede lid

Art. 2.2.6.0.1, § 1, tweede lid

Art. 15, § 1, derde lid

Art. 2.2.6.0.1, § 1, tweede lid

Art. 15, § 2

Art. 2.2.6.0.1, § 1, derde lid

Art. 17

Art. 2.2.3.0.2

Art. 18

Art. 2.2.3.0.3

Art. 19

Art. 2.2.3.0.4

Art. 20

Art. 2.2.3.0.5

Art. 21

Art. 2.2.3.0.6

Art. 22

Art. 2.2.3.0.7

Art. 35bis

Art. 3.4.2.0.1

Art. 51

Opgeheven

Art. 52

Opgeheven

Art. 53

Art. 1.1.0.0.4

Art. 54

Art. 3.13.1.2.1

Art. 54

Art. 3.13.1.3.1

Art. 58

Art. 2.3.6.0.1, § 1, tweede lid

Art. 58bis, eerste lid

Art. 2.3.6.0.1, § 2, tweede lid

Art. 58bis, tweede lid

Art. 2.3.6.0.1, § 2, derde lid


Gezien om gevoegd te worden bij het decreet van 7 december 2018 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen.

Bijlage 3 bij het decreet van 7 december 2018 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen Tabel 6. Ministerieel besluit van 17 juli 1970 tot uitvoering van het wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (MB/WIGB)

bepaling MB/WIGB

bepaling Vlaamse Codex Fiscaliteit

Art. 2bis

Art. 2.2.6.0.5, § 1

Art. 2ter, eerste lid, a)

Art. 1.1.0.0.2, derde lid, 3°

Art. 2ter, eerste lid, b)

Art. 1.1.0.0.2, derde lid, 4°

Art. 2ter, eerste lid, c)

Art. 1.1.0.0.2, derde lid, 5°

Art. 2ter, tweede lid

Art. 1.1.0.0.2, derde lid, 5°, in fine

Art. 2quater

Art. 2.2.6.0.5, § 2

Art. 2quinquies, § 1

Art. 2.2.6.0.5, § 3

Art. 2quinquies, § 2

Art. 2.2.6.0.5, § 4

Art. 2quinquies, § 3

Art. 2.2.6.0.5, § 5

Art. 3

Opgeheven

Art. 4

Opgeheven

Art. 5

Opgeheven

Art. 7bis

Opgeheven

Art. 7ter

Opgeheven

Art. 7quater

Opgeheven

Art. 7quinquies

Opgeheven

Bijlage

Opgeheven


Gezien om gevoegd te worden bij het decreet van 7 december 2018 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen.

Bijlage 4 bij het decreet van 7 december 2018 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen Tabel 4. Wetboek van 23 november 1965 van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (WIGB)

bepaling Vlaamse Codex Fiscaliteit

bepaling WIGB

Art. 1.1.0.0.2, derde lid, 1°

Art. 4, § 1

Art. 1.1.0.0.2, derde lid, 2°

Art. 4, § 2

Art. 1.1.0.0.2, derde lid, 2°, in fine

Art. 4, § 3

Art. 1.1.0.0.2, vierde lid

Art. 94

Art. 1.1.0.0.2, dertiende lid

Art. 76, § 2

Art. 1.1.0.0.4

Art. 2

Art. 1.1.0.0.4

Art. 38

Art. 1.1.0.0.4

Art. 56

Art. 1.1.0.0.4

Art. 84, § 3

Art. 1.1.0.0.4

Art. 95

Art. 2.2.1.0.1

Art. 3

Art. 2.2.2.0.1, § 1

Art. 6

Art. 2.2.2.0.1, § 2, eerste lid

Art. 21

Art. 2.2.2.0.1, § 2, tweede lid

Art. 36bis, eerste lid

Art. 2.2.3.0.1

Art. 7, eerste lid

Art. 2.2.3.0.8

Art. 8

Art. 2.2.4.0.1

Art. 9

Art. 2.2.4.0.2

Art. 10

Art. 2.2.4.0.3

Art. 11

Art. 2.2.4.0.4

Art. 12

Art. 2.2.4.0.5

Art. 42

Art. 2.2.5.0.1

Art. 14

Art. 2.2.5.0.2

Art. 15

Art. 2.2.5.0.3

Art. 16

Art. 2.2.6.0.1, § 1, eerste lid

Art. 5, § 1, eerste lid

Art. 2.2.6.0.1, § 2

Art. 5, § 2, eerste lid

Art. 2.2.6.0.1, § 3

Art. 5, § 3

Art. 2.2.6.0.2

Art. 13

Art. 2.2.6.0.3, eerste lid

Art. 23

Art. 2.2.6.0.3, tweede lid

Art. 36bis, eerste lid

Art. 2.2.6.0.4

Art. 23ter

Art. 2.2.7.0.2, § 1

Art. 36quater, § 1

Art. 2.2.7.0.2, § 1

Art. 36bis, tweede lid

Art. 2.2.7.0.2, § 2

Art. 36quater, § 3

Art. 2.2.7.0.2, § 3

Art. 36quater, § 5

Art. 2.2.7.0.2, § 4

Art. 36quater, § 6

Art. 2.3.1.0.1

Art. 94

Art. 2.3.2.0.1, § 1, eerste lid

Art. 100, § 1

Art. 2.3.2.0.1, § 1, tweede lid

Art. 99, § 1

Art. 2.3.2.0.1, § 1, derde lid

Art. 99, § 2

Art. 2.3.2.0.1, § 1, vierde lid

Art. 99, § 3

Art. 2.3.2.0.1, § 2

Art. 100, § 2

Art. 2.3.3.0.1, § 1

Art. 97, § 1

Art. 2.3.3.0.1, § 2, eerste lid

Art. 97, § 2, eerste lid

Art. 2.3.3.0.1, § 2, tweede lid

Art. 97, § 2, tweede lid

Art. 2.3.3.0.1, § 2, derde lid

Art. 97, § 2, derde lid

Art. 2.3.4.1.1

Art. 97bis

Art. 2.3.4.1.2

Art. 97ter

Art. 2.3.4.1.2

Art. 97quater

Art. 2.3.4.1.3

Art. 97quinquies

Art. 2.3.4.1.4

Art. 97sexies

Art. 2.3.4.1.5

Art. 97septies

Art. 2.3.4.1.6

Art. 97octies

Art. 2.3.4.1.7

Art. 97novies

Art. 2.3.4.2.1

Art. 98

Art. 2.3.4.2.2

Art. 107

Art. 2.3.6.0.1, § 1, eerste lid

Art. 96

Art. 2.3.6.0.1, § 2, eerste lid

Art. 105

Art. 2.3.6.0.2

Art. 97decies

Art. 2.12.2.0.1, eerste lid

Art. 51

Art. 2.12.2.0.1, tweede lid

Art. 52

Art. 2.12.3.0.1, § 1, 2de lid

Art. 43ter

Art. 2.12.3.0.1, § 1, eerste lid

Art. 43

Art. 2.12.3.0.1, § 1, eerste lid

Art. 43bis, § 1

Art. 2.12.3.0.1, § 1, eerste lid

Art. 43bis, § 2

Art. 2.12.3.0.1, § 1, eerste lid

Art. 44

Art. 2.12.3.0.1, § 2, 3°

Art. 68

Art. 2.12.3.0.1, § 2, eerste lid, 1°

Art. 45, § 2, eerste lid

Art. 2.12.3.0.1, § 2, eerste lid, 1°

Art. 45, § 2, derde lid

Art. 2.12.3.0.1, § 2, tweede en derde lid

Art. 45, § 2, tweede lid

Art. 2.12.4.0.1, § 1

Art. 43

Art. 2.12.4.0.1, § 1

Art. 44

Art. 2.12.4.0.1, § 2, eerste lid, 1°

Art. 43bis, § 1

Art. 2.12.4.0.1, § 2, eerste lid, 2°, en tweede lid

Art. 45, § 2, eerste lid

Art. 2.12.4.0.1, § 2, eerste lid, 3° en tweede lid

Art. 45, § 2, derde lid

Art. 2.12.4.0.2

Art. 74

Art. 2.12.6.0.1

Art. 43

Art. 2.12.7.0.1

Art. 68

Art. 2.13.1.0.1

Art. 76, § 1

Art. 2.13.2.0.1

Art. 78, eerste zin

Art. 2.13.2.0.1

Art. 92, tweede lid

Art. 2.13.3.0.1, § 1

Art. 79, § 1

Art. 2.13.3.0.1, § 2

Art. 79, § 2, eerste en tweede lid

Art. 2.13.3.0.1, § 2, eerste lid, 2°

Art. 81, 1°, eerste zin

Art. 2.13.3.0.2

Art. 80, § 2

Art. 2.13.4.0.1

Art. 80, § 1

Art. 2.13.4.0.2

Art. 93

Art. 2.13.5.0.1

Art. 82

Art. 2.13.5.0.2

Art. 81, 1°, eerste zin

Art. 2.13.6.0.1

Art. 77

Art. 2.13.7.0.1

Art. 84, § 1

Art. 2.13.7.0.1

Art. 89, eerste lid

Art. 2.13.7.0.2

Art. 91

Art. 3.1.0.0.1

Art. 2

Art. 3.1.0.0.2

Art. 2

Art. 3.1.0.0.4

Art. 42bis

Art. 3.2.1.0.1

Art. 2

Art. 3.2.2.0.1

Art. 2

Art. 3.2.4.0.1

Art. 2

Art. 3.3.1.0.1

Art. 36quater, § 2, tweede zin

Art. 3.3.1.0.1

Art. 36quater, § 7

Art. 3.3.1.0.1

Art. 36quater, § 8

Art. 3.3.1.0.14, eerste lid

Art. 53

Art. 3.3.1.0.14, tweede lid

Art. 56

Art. 3.3.1.0.15

Art. 60, § 1

Art. 3.3.1.0.16

Art. 84, § 1

Art. 3.3.1.0.2

Art. 38

Art. 3.3.1.0.2

Art. 40, eerste lid

Art. 3.3.1.0.2

Art. 95

Art. 3.3.2.0.1

Art. 22

Art. 3.3.2.0.1

Art. 36quater

Art. 3.3.2.0.1

Art. 103

Art. 3.3.3.0.1

Art. 31

Art. 3.3.3.0.1

Art. 104

Art. 3.3.3.0.1, § 2

Art. 89, vierde lid

Art. 3.3.3.0.1, § 2

Art. 92, derde lid

Art. 3.3.5.0.1

Art. 2

Art. 3.4.2.0.1

Art. 29

Art. 3.4.2.0.1

Art. 60, § 1

Art. 3.4.2.0.1

Art. 83

Art. 3.4.2.0.1

Art. 102

Art. 3.4.2.0.4

Art. 2

Art. 3.4.2.0.4

Art. 60, § 1

Art. 3.4.7.0.1

Art. 2

Art. 3.4.7.0.2

Art. 2

Art. 3.4.7.0.3

Art. 23bis

Art. 3.4.7.0.7

Art. 82

Art. 3.5.1.0.1

Art. 2

Art. 3.5.2.0.1

Art. 2

Art. 3.5.2.0.2

Art. 2

Art. 3.5.2.0.3

Art. 2

Art. 3.5.3.0.1

Art. 2

Art. 3.5.3.0.2

Art. 37

Art. 3.5.3.0.2

Art. 95

Art. 3.5.4.0.1

Art. 2

Art. 3.5.6.0.1

Art. 2

Art. 3.5.8.0.1

Art. 2

Art. 3.5.9.0.1

Art. 2

Art. 3.6.0.0.1

Art. 2

Art. 3.6.0.0.2

Art. 2

Art. 3.6.0.0.3

Art. 2

Art. 3.7.0.0.2

Art. 2

Art. 3.8.0.0.1

Art. 2

Art. 3.8.0.0.2

Art. 2

Art. 3.8.0.0.3

Art. 2

Art. 3.9.1.0.1

Art. 2

Art. 3.9.1.0.2

Art. 2

Art. 3.9.2.0.1

Art. 2

Art. 3.10.2.0.1

Art. 33bis, tweede lid

Art. 3.10.2.0.1

Art. 95

Art. 3.10.3.2.1

Art. 33bis, eerste lid

Art. 3.10.3.2.1

Art. 95

Art. 3.10.4.1.1

Art. 2

Art. 3.10.4.4.6

Art. 78, tweede zin

Art. 3.10.4.4.6

Art. 92, tweede lid

Art. 3.10.4.6.1

Art. 2

Art. 3.10.5.2.1

Art. 2

Art. 3.10.5.2.2

Art. 2

Art. 3.10.5.3.1

Art. 2

Art. 3.10.5.3.2

Art. 2

Art. 3.10.5.3.3

Art. 2

Art. 3.10.5.3.4

Art. 2

Art. 3.10.5.3.5

Art. 2

Art. 3.10.5.3.6

Art. 2

Art. 3.10.5.3.7

Art. 2

Art. 3.10.5.3.8

Art. 2

Art. 3.12.1.0.1

Art. 2

Art. 3.12.1.0.2

Art. 2

Art. 3.12.1.0.3

Art. 2

Art. 3.12.1.0.4

Art. 2

Art. 3.12.1.0.5

Art. 2

Art. 3.12.1.0.6

Art. 2

Art. 3.12.1.0.7

Art. 2

Art. 3.12.1.0.8

Art. 2

Art. 3.12.1.0.9

Art. 2

Art. 3.12.1.0.10

Art. 2

Art. 3.12.4.0.1

Art. 79, § 3, eerste lid

Art. 3.13.1.1.1

Art. 2

Art. 3.13.1.1.2

Art. 2

Art. 3.13.1.1.3

Art. 2

Art. 3.13.1.2.1

Art. 2

Art. 3.13.1.2.1

Art. 38

Art. 3.13.1.2.1

Art. 95

Art. 3.13.1.2.2

Art. 2

Art. 3.13.1.2.2

Art. 38

Art. 3.13.1.2.2

Art. 58, tweede deel

Art. 3.13.1.2.2

Art. 95

Art. 3.13.1.2.3

Art. 2

Art. 3.13.1.2.3

Art. 38

Art. 3.13.1.2.3

Art. 95

Art. 3.13.1.2.4

Art. 2

Art. 3.13.1.2.4

Art. 38

Art. 3.13.1.2.4

Art. 95

Art. 3.13.1.2.5

Art. 2

Art. 3.13.1.2.5

Art. 38

Art. 3.13.1.2.5

Art. 95

Art. 3.13.1.2.6

Art. 2

Art. 3.13.1.2.6

Art. 38

Art. 3.13.1.2.6

Art. 58, eerste deel

Art. 3.13.1.2.6

Art. 87

Art. 3.13.1.2.6

Art. 95

Art. 3.13.1.2.7

Art. 2

Art. 3.13.1.2.7

Art. 38

Art. 3.13.1.2.7

Art. 95

Art. 3.13.1.2.9

Art. 54

Art. 3.13.1.3.1

Art. 2

Art. 3.13.1.3.2

Art. 2

Art. 3.13.1.3.3

Art. 2

Art. 3.13.1.3.4

Art. 2

Art. 3.13.1.3.5

Art. 2

Art. 3.13.1.3.6

Art. 2

Art. 3.13.1.4.1

Art. 2

Art. 3.13.1.4.2

Art. 34

Art. 3.13.1.4.2

Art. 95

Art. 3.13.2.0.1

Art. 39

Art. 3.13.2.0.1

Art. 106

Art. 3.13.2.0.1

Art. 122

Art. 3.13.2.0.2

Art. 121

Art. 3.13.2.0.2

Art. 123

Art. 3.13.2.0.3

Art. 120

Art. 3.13.2.0.4

Art. 33

Art. 3.13.2.0.4

Art. 36bis

Art. 3.13.2.0.4

Art. 40, tweede lid

Art. 3.13.2.0.4

Art. 95

Art. 3.13.2.0.5

Art. 33/1

Art. 3.13.2.0.5

Art. 36bis

Art. 3.13.2.0.5

Art. 95

Art. 3.14.1.0.1

Art. 2

Art. 3.14.2.0.1

Art. 2

Art. 3.14.3.0.1

Art. 2

Art. 3.14.3.0.2

Art. 2

Art. 3.15.1.0.1

Art. 2

Art. 3.15.3.0.1

Art. 2

Art. 3.15.3.0.2

Art. 2

Art. 3.15.3.0.3

Art. 2

Art. 3.15.3.0.4

Art. 2

Art. 3.15.3.0.5

Art. 2

Art. 3.15.3.0.6

Art. 2

Art. 3.15.3.0.7

Art. 2

Art. 3.15.3.0.7

Art. 71

Art. 3.15.3.0.8

Art. 2

Art. 3.15.3.0.8

Art. 72

Art. 3.15.3.0.9

Art. 2

Art. 3.15.3.0.10

Art. 2

Art. 3.15.3.0.11

Art. 41

Art. 3.15.3.0.11

Art. 95

Art. 3.15.3.0.12

Art. 69

Art. 3.15.3.0.13

Art. 70, eerste lid, 1°

Art. 3.16.0.0.5

Art. 70, eerste lid, 2° en tweede tot vierde lid

Art. 3.18.0.0.1, § 1, § 4 en § 5

Art. 2

Art. 3.18.0.0.3

Art. 89, derde lid

Art. 3.18.0.0.3

Art. 92, derde lid

Art. 3.18.0.0.4

Art. 40, tweede lid, eerste zin

Art. 3.18.0.0.5/1

Art. 68

Art. 3.18.0.0.15/2

Art. 89, tweede lid en art. 92, eerste lid

Art. 3.19.0.0.2

Art. 2

Art. 5.0.0.0.8

Art. 124


Gezien om gevoegd te worden bij het decreet van 7 december 2018 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen.

Bijlage 5 bij het decreet van 7 december 2018 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen Tabel 5. Koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende de algemene verordening betreffende de met de Inkomstenbelastingen Gelijkgestelde Belastingen (KB/WIGB)

bepaling Vlaamse Codex Fiscaliteit

bepaling KB/WIGB

Art. 1.1.0.0.4

Art. 53

Art. 2.2.3.0.2

Art. 17

Art. 2.2.3.0.3

Art. 18

Art. 2.2.3.0.4

Art. 19

Art. 2.2.3.0.5

Art. 20

Art. 2.2.3.0.6

Art. 21

Art. 2.2.3.0.7

Art. 22

Art. 2.2.6.0.1, § 1, eerste lid, 3°

Art. 15, § 1, eerste lid

Art. 2.2.6.0.1, § 1, tweede lid

Art. 15, § 1, tweede lid

Art. 2.2.6.0.1, § 1, tweede lid

Art. 15, § 1, derde lid

Art. 2.2.6.0.1, § 1, derde lid

Art. 15, § 2

Art. 2.3.6.0.1, § 1, tweede lid

Art. 58

Art. 2.3.6.0.1, § 2, tweede lid

Art. 58bis, eerste lid

Art. 2.3.6.0.1, § 2, derde lid

Art. 58bis, tweede lid

Art. 3.13.1.2.1

Art. 54

Art. 3.13.1.3.1

Art. 54

Art. 3.2.2.0.1

Art. 1

Art. 3.4.2.0.1

Art. 8

Art. 3.14.2.0.1

Art. 12, tweede lid

Art. 3.4.2.0.1

Art. 35bis


Gezien om gevoegd te worden bij het decreet van 7 december 2018 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen.

^