gepubliceerd op 29 april 2021
Decreet tot wijziging van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, wat betreft de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie (1)
19 MAART 2021. - Decreet tot wijziging van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, wat betreft de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet tot wijziging van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, wat betreft de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.Dit decreet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie
Art. 3.In artikel 2 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2012, 29 juni 2018 en 7 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° voor punt 1° en punt 1° /1, die respectievelijk punt 1° /1 en punt 1° /2 worden, wordt een nieuw punt 1° ingevoegd, dat luidt als volgt: "1° aanbieder van videoplatformdiensten: de natuurlijke of rechtspersoon die een videoplatformdienst aanbiedt;"; 2° punt 5° wordt vervangen door wat volgt: "5° commerciële communicatie: beelden, al dan niet met geluid, of geluiden die dienen om rechtstreeks of onrechtstreeks de goederen, de diensten of het imago van een natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit verricht, te promoten.Dergelijke beelden of geluiden vergezellen of maken deel uit van een programma of van door gebruikers gegenereerde inhoud, tegen betaling of een soortgelijke vergoeding of ten behoeve van zelfpromotie. Vormen van commerciële communicatie zijn onder meer reclame, sponsoring, telewinkelen en productplaatsing;"; 3° er wordt een punt 6° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "6° /1 Contactcomité: het contactcomité, vermeld in artikel 29 van richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten);"; 4° er wordt een punt 7° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "7° /1 door gebruikers gegenereerde inhoud: een reeks bewegende beelden, al dan niet met geluid, of een reeks van klanken of geluiden, bestemd voor het algemene publiek of een deel ervan, die ongeacht de duur ervan een afzonderlijk element vormt, die door een gebruiker is gecreeerd en door die gebruiker of een andere gebruiker is geüpload naar een videoplatformdienst;"; 5° punt 26° wordt vervangen door wat volgt: "26° omroepdienst: a) een dienst als vermeld in artikel 56 en 57 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die valt onder de redactionele verantwoordelijkheid van een omroeporganisatie, waarbij het hoofddoel van de dienst of een losstaand gedeelte daarvan bestaat uit audiovisuele of auditieve programma's leveren voor het algemene publiek, ter informatie, vermaak, educatie of met culturele inslag door middel van elektronische communicatienetwerken.Omroepdiensten zijn radiodiensten of televisiediensten; b) de commerciële communicatie;"; 6° punt 30° wordt vervangen door wat volgt: "30° productplaatsing: elke vorm van audiovisuele commerciële communicatie die bestaat in het opnemen van, of het verwijzen naar, een product, dienst of handelsmerk in het kader van een programma of door gebruikers gegenereerde inhoud, tegen betaling of een soortgelijke vergoeding;"; 7° punt 31° wordt vervangen door wat volgt: "31° programma: een reeks bewegende beelden, al dan niet met geluid, of een reeks van klanken of geluiden, die ongeacht de duur ervan, een afzonderlijk element vormt van een schema opgesteld door een omroeporganisatie of een catalogus opgesteld door een omroeporganisatie, met inbegrip van bioscoopfilms, videoclips, sportevenementen, komische series, documentaires, kinderprogramma's en origineel drama;"; 8° er wordt een punt 36° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "36° /1 redactionele beslissing: een beslissing die op regelmatige basis wordt genomen met het oog op de uitoefening van redactionele verantwoordelijkheid en verband houdt met het dagelijkse beheer van de omroepdienst;"; 9° punt 41° wordt vervangen door wat volgt: "41° sponsoring: elke bijdrage van een publieke of particuliere onderneming of natuurlijke persoon die zich niet bezighoudt met het aanbieden van omroepdiensten of videoplatformdiensten of met de vervaardiging van audiovisuele of auditieve werken, aan de financiering van omroepdiensten, videoplatformdiensten, door gebruikers gegenereerde inhoud of programma's, met het doel zijn of haar naam, handelsmerk, imago, activiteiten of producten meer bekendheid te geven;"; 10° er wordt een punt 45° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "45° /1 videoplatformdienst: een dienst als vermeld in artikel 56 en 57 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarbij het hoofddoel van de dienst, een daarvan losstaand gedeelte of een essentiële functie daarvan bestaat in het aanbieden van programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud, of beide, aan het algemene publiek, waarvoor de aanbieder van het videoplatform geen redactionele verantwoordelijkheid draagt, ter informatie, vermaak of educatie via elektronische communicatienetwerken en waarvan de organisatie wordt bepaald door de aanbieder van het videoplatform, onder meer met automatische middelen of algoritmen, namelijk door weergeven, taggen en rangschikken;".
Art. 4.Artikel 38 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 38.Omroepactiviteiten mogen niet: 1° aanzetten tot geweld of haat jegens een groep personen of een lid van een groep van personen in het bijzonder op grond van: a) geslacht;b) ras;c) kleur;d) etnische of sociale afkomst;e) genetische kenmerken;f) taal;g) godsdienst of overtuiging;h) politieke of andere denkbeelden;i) het behoren tot een nationale minderheid;j) vermogen;k) geboorte;l) een handicap;m) leeftijd;n) seksuele geaardheid; 2° publiekelijk aanzetten tot het plegen van een terroristisch misdrijf als vermeld in artikel 137 en 140bis van het Strafwetboek.".
Art. 5.In artikel 40 van hetzelfde decreet wordt punt 4° vervangen door wat volgt: "4° de vermelding dat de aanbieder van de omroepdienst onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap en onder het toezicht van de Vlaamse Regulator voor de Media valt.".
Art. 6.Aan deel III, titel II, hoofdstuk I, van hetzelfde decreet wordt een artikel 40/1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 40/1.§ 1. Televisieomroepdiensten uit andere lidstaten van de Europese Unie, of uit een andere staat in de Europese Economische Ruimte genieten de vrijheid van ontvangst en doorgifte. § 2. Onverminderd paragraaf 1, kan de Vlaamse Regulator voor de Media voorlopige maatregelen nemen met betrekking tot de vrijheid van ontvangst of de doorgifte van een specifieke televisieomroepdienst die wordt aangeboden door een televisieomroeporganisatie die onder de bevoegdheid van een andere lidstaat valt. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden: 1° tijdens de voorafgaande 12 maanden heeft de televisieomroeporganisatie al minstens tweemaal een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk gepleegd op artikel 38, 1°, of artikel 42, of afbreuk gedaan aan de volksgezondheid of een belangrijk en ernstig risico daarop gevormd;2° de Vlaamse Regulator voor de Media heeft de televisieomroeporganisatie, de lidstaat en de Europese Commissie schriftelijk in kennis gesteld van de vermeende inbreuken en van de evenredige maatregelen die de Vlaamse Regulator voor de Media voornemens is te treffen indien een dergelijke inbreuk opnieuw plaatsvindt;3° de Vlaamse Regulator voor de Media heeft de rechten van verdediging van de televisieomroeporganisatie geëerbiedigd en heeft met name die televisieomroeporganisatie de mogelijkheid gegeven zijn standpunt inzake de vermeende inbreuken kenbaar te maken;en 4° overleg met de lidstaat en met de Europese Commissie, heeft binnen een maand na de ontvangst door de Europese Commissie van de onder punt 2° bedoelde kennisgeving niet tot een minnelijke schikking geleid. Indien de Europese Commissie besluit dat die maatregelen, vermeld in het eerste lid, niet verenigbaar zijn met het recht van de Europese Unie, beëindigt de Vlaamse Regulator voor de Media deze maatregelen onverwijld. § 3. Onverminderd paragraaf 1, kan de Vlaamse Regulator voor de Media voorlopige maatregelen nemen indien een televisieomroepdienst die wordt geleverd door een onder de bevoegdheid van een andere lidstaat vallende televisieomroeporganisatie een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk pleegt op artikel 38, 2°, of afbreuk doet aan of een belangrijk en ernstig risico vertoont dat afbreuk zal worden gedaan aan de openbare veiligheid, met inbegrip van de bescherming van de nationale veiligheid en defensie.
Deze uitzonderingsregeling is onderhavig aan de volgende voorwaarden: 1° tijdens de voorgaande 12 maanden heeft de omroeporganisatie het in het eerste lid bedoelde gedrag minstens eenmaal vertoond;2° de Vlaamse Regulator voor de Media heeft de televisieomroeporganisatie, de lidstaat en de Europese Commissie schriftelijk in kennis gesteld van de vermeende inbreuken en van de evenredige maatregelen die de Vlaamse Regulator voor de Media voornemens is te treffen indien die inbreuken opnieuw plaatsvinden. De Vlaamse Regulator voor de Media eerbiedigt de rechten van verdediging van de betrokken televisieomroeporganisatie en geeft met name deze televisieomroeporganisatie de mogelijkheid zijn standpunt inzake de vermeende inbreuken kenbaar te maken.
Indien de Europese Commissie besluit dat de maatregelen, vermeld in het eerste lid, niet verenigbaar zijn met het recht van de Europese Unie, beëindigt de Vlaamse Regulator voor de Media deze maatregelen onverwijld. § 4. De Vlaamse Regulator voor de Media kan in dringende gevallen, niet later dan een maand na de vermeende inbreuk, afwijken van de in paragraaf 3, tweede lid, 1° en 2°, vastgestelde voorwaarden. In dat geval moeten de getroffen maatregelen zo spoedig mogelijk, met opgave van de redenen waarom de Vlaamse Regulator voor de Media van oordeel is dat het om een dringend geval gaat, worden meegedeeld aan de Europese Commissie en de lidstaat onder wiens bevoegdheid de omroeporganisatie valt.".
Art. 7.Artikel 42 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 42.Televisieomroeporganisaties zenden, al dan niet op individueel verzoek, geen programma's uit die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen zouden kunnen aantasten, tenzij de televisieomroeporganisatie door selectie van de tijd van uitzenden, instrumenten voor leeftijdscontrole of andere technische maatregelen waarborgt dat minderjarigen die programma's normaliter niet te horen of te zien krijgen. De maatregelen zijn evenredig aan de mogelijke schade die het programma kan berokkenen.
Programma's waarin pornografische beelden of beelden van nodeloos geweld voorkomen, worden versleuteld uitgezonden of aangeboden, of worden onderworpen aan een doeltreffend ouderlijk toezicht.
Televisieomroeporganisaties verstrekken voldoende informatie aan de kijkers over programma's die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen kunnen aantasten door middel van een systeem dat het potentieel schadelijk karakter van de programma's nader omschrijft. De Vlaamse Regering legt daarvoor de nadere voorwaarden en procedures vast.
Persoonsgegevens van minderjarigen die televisieomroeporganisaties verzamelen ter uitvoering van dit artikel worden niet verwerkt voor commerciële doeleinden.".
Art. 8.Artikel 43, 44 en 45 van hetzelfde decreet worden opgeheven.
Art. 9.In artikel 52 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 13 juli 2012, wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 10.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2019, wordt een artikel 54/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 54/1.Bij commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut worden geen subliminale technieken gebruikt.".
Art. 11.Artikel 55 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 13 juli 2012, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 55.Commerciële communicatie mag niet zo opgezet zijn dat ze: 1° de menselijke waardigheid aantast;2° enige vorm van discriminatie bevat of bevordert op grond van: a) geslacht;b) ras of etnische afstamming;c) nationaliteit;d) godsdienst of levensbeschouwing;e) handicap;f) leeftijd;g) seksuele geaardheid. Boodschappen van algemeen nut mogen niet zo opgezet zijn dat ze: 1° de menselijke waardigheid aantasten;2° enige vorm van discriminatie bevorderen op grond van: a) geslacht;b) ras of etnische afstamming;c) nationaliteit;d) godsdienst of levensbeschouwing;e) handicap;f) leeftijd; g) seksuele geaardheid.".
Art. 12.In hetzelfde decreet worden de volgende artikelen opgeheven: 1° artikel 56, vervangen bij het decreet van 13 juli 2012;2° artikel 57;3° artikel 58, vervangen bij het decreet van 13 juli 2012;4° artikel 59;5° artikel 60, vervangen bij het decreet van 13 juli 2012;6° artikel 61, vervangen bij het decreet van 13 juli 2012.
Art. 13.In artikel 62 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 13 juli 2012, worden het tweede en het derde lid opgeheven.
Art. 14.Artikel 63 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2012, wordt opgeheven.
Art. 15.In artikel 65 van hetzelfde decreet wordt tussen het woord "sigaretten" en het woord "en" de zinsnede ", elektronische sigaretten en navulverpakkingen" ingevoegd.
Art. 16.In artikel 81 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: " § 3. Paragraaf 2 is niet van toepassing op: 1° de boodschappen van de televisieomroeporganisatie over de eigen programma's en ondersteunende producten die daarvan rechtstreeks zijn afgeleid;2° de boodschappen van de televisieomroeporganisatie over programma's en omroepdiensten van andere entiteiten die tot dezelfde omroeporganisatie behoren; 3° de sponsorboodschappen, productplaatsing en neutrale frames tussen redactionele inhoud en televisiereclame- of telewinkelspots en tussen individuele spots.".
Art. 17.Aan artikel 93 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede ", elektronische sigaretten en navulverpakkingen" toegevoegd.
Art. 18.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2019, wordt een artikel 98/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 98/1.De bepalingen van deze onderafdeling zijn alleen van toepassing op programma's die na de inwerkingtreding van dit decreet zijn geproduceerd.".
Art. 19.Artikel 99 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 99.Productplaatsing is verboden in: 1° journaals en politieke informatieprogramma's;2° consumentenprogramma's;3° religieuze programma's; 4° kinderprogramma's.".
Art. 20.In artikel 100 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° de inhoud en de programmering ervan in een schema in geval van lineaire televisie-uitzendingen, of de opneming ervan in een catalogus in geval van niet-lineaire televisie-uitzendingen, worden nooit zodanig beïnvloed dat de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de televisieomroeporganisatie worden aangetast;"; 2° paragraaf 2 wordt opgeheven.
Art. 21.In artikel 101 van hetzelfde decreet wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° sigaretten en andere tabaksproducten, elektronische sigaretten en navulverpakkingen, of ondernemingen waarvan de voornaamste activiteit bestaat in de productie of verkoop van die producten;".
Art. 22.In artikel 149 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 23 december 2016, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. Eenieder kan, onder de voorwaarden van dit hoofdstuk, radiodiensten aanbieden via een kabelomroepnetwerk, een etheromroepnetwerk, een satellietomroepnetwerk of via het internet, als: 1° de entiteit die deze aanbiedt opgericht is als een privaatrechtelijke rechtspersoon, of een natuurlijke persoon is die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent en onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap valt.In het geval van een privaatrechtelijke rechtspersoon bestaat het maatschappelijk doel in het aanbieden van radiodiensten via een kabelomroepnetwerk, een etheromroepnetwerk, een satellietomroepnetwerk of via het internet; 2° de entiteit die deze aanbiedt voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 129, 130 en 131.".
Art. 23.In artikel 150 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. Eenieder kan, onder de voorwaarden van dit hoofdstuk, niet-lineaire radiodiensten aanbieden, als de entiteit die deze aanbiedt opgericht is als een privaatrechtelijke rechtspersoon, of een natuurlijke persoon is die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent en onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap valt. In het geval van een privaatrechtelijke rechtspersoon bestaat het maatschappelijk doel in het verzorgen van niet-lineaire radiodiensten. De rechtspersoon kan alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks aansluiten bij de verwezenlijking van zijn maatschappelijk doel.".
Art. 24.In artikel 150/1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 17 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, 2°, 3°, 4°, 6° en 7°, worden tussen het woord "televisieomroeporganisatie" en het woord "werkt" telkens de woorden "dat bij de programmagerelateerde activiteiten van de televisiedienst is betrokken" ingevoegd;2° in paragraaf 2, 5°, worden tussen het woord "televisieomroeporganisatie" en het woord "dat" de woorden "dat bij de programmagerelateerde activiteiten van de televisiedienst is betrokken" ingevoegd;3° aan het einde van paragraaf 4 worden de volgende woorden toegevoegd: "en de activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren";4° er worden een paragraaf 4/1, een paragraaf 4/2 en een paragraaf 4/3 ingevoegd, die luiden als volgt: " § 4/1.Televisieomroeporganisaties brengen de Vlaamse Regulator voor de Media op de hoogte van elke wijziging die van invloed kan zijn om de bevoegdheid conform paragraaf 2 tot en met 4, te bepalen. Die kennisgeving gebeurt conform artikel 219. § 4/2. De Vlaamse Regulator voor de Media houdt een actuele lijst bij met de televisieomroeporganisaties ten aanzien van wie hij bevoegd is.
Die lijst vermeldt voor elke televisieomroeporganisatie de criteria, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, waarop de bevoegdheid van de Vlaamse Regulator voor de Media is gebaseerd. De Vlaamse Regulator voor de Media bezorgt die lijst, met inbegrip van de actualiseringen, aan de Europese Commissie. § 4/3. Als tussen de Vlaamse Regulator voor de Media en de nationale regulerende instantie of het nationale regulerende orgaan van een andere lidstaat van de Europese Unie geen overeenstemming wordt bereikt over wie bevoegd is voor een televisieomroeporganisatie in het kader van de procedures, vermeld in artikel 40/1, 221 en 222, brengt de Vlaamse Regulator voor de Media de Europese Commissie daarvan onmiddellijk op de hoogte.".
Art. 25.In deel III, titel IV, hoofdstuk I, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2012, 17 januari 2014, 29 juni 2018 en 22 maart 2019, wordt het opschrift van afdeling I/1 vervangen door wat volgt: "Afdeling I/1. Toegang tot televisiediensten voor personen met een handicap".
Art. 26.Artikel 151 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 13 juli 2012, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 151.§ 1. De openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap en de particuliere televisieomroeporganisaties maken hun programma's voortdurend en in toenemende mate met evenredige maatregelen toegankelijk voor personen met een handicap.
Om programma's toegankelijk te maken voor personen met een visuele of auditieve handicap worden ondertiteling, audiobeschrijving, gebarentaal en auditieve ondertiteling gebruikt. § 2. De regionale televisieomroeporganisaties maken hun journaals op weekdagen vanaf 20 uur toegankelijk voor personen met een auditieve handicap. Daarvoor wordt gebruikgemaakt van ondertiteling.
Private televisieomroeporganisaties met een gemiddeld marktaandeel van 19 maart 2021 die een hoofdjournaal uitzenden en gedurende zes maanden voorafgaand aan de eerste uitzending ervan een gemiddeld marktaandeel van 2% hebben, ondertitelen dat hoofdjournaal. Het hoofdjournaal is het journaal met gemiddeld het hoogste kijkcijfer.
Private televisieomroeporganisaties die starten met het uitzenden van een hoofdjournaal maar op de dag van de eerste uitzending ervan geen marktaandeel van 2% hebben, ondertitelen dat hoofdjournaal binnen twaalf maanden vanaf de dag dat de private televisieomroeporganisatie ononderbroken gedurende zes maanden een gemiddeld marktaandeel van 2% heeft.
Private televisieomroeporganisaties die op 1 januari 2010 een marktaandeel van 2% hadden en nog altijd een marktaandeel van 2% hebben op de dag van de inwerkingtreding van het decreet van 19 maart 2021 tot wijziging van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, wat betreft de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie, en die andere journaals dan het hoofdjournaal en actualiteitenprogramma's uitzenden of die starten met het uitzenden van andere journaals dan het hoofdjournaal en actualiteitenprogramma's, ondertitelen uiterlijk op 1 januari 2013 die andere journaals dan het hoofdjournaal en 90% van de actualiteitenprogramma's.
Private televisieomroeporganisaties die starten met het uitzenden van andere journaals dan het hoofdjournaal en actualiteitenprogramma's maar op 1 januari 2010 geen gemiddeld marktaandeel van 2% hebben, ondertitelen die andere journaals dan het hoofdjournaal en 90% van de actualiteitenprogramma's binnen 36 maanden vanaf de dag dat de private televisieomroeporganisatie ononderbroken gedurende zes maanden een gemiddeld marktaandeel van 2% heeft. Die verplichting geldt niet voor actualiteitenprogramma's die uitsluitend aan sportverslaggeving zijn gewijd. Het marktaandeel van een private omroeporganisatie is het aandeel dat een private omroeporganisatie heeft in het totale kijkcijferbereik op de televisieomroepmarkt binnen een bepaalde periode. § 3. De Vlaamse Regering legt een tijdspad en quota op voor: 1° andere ondertiteling dan de ondertiteling, vermeld in paragraaf 2;2° audiobeschrijving;3° gebarentaal;4° auditieve ondertiteling. § 4. De openbare omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap en de particuliere televisieomroeporganisaties bezorgen elk jaar vóór 31 maart aan de Vlaamse Regulator voor de Media een verslag over de wijze waarop gedurende het voorgaande jaar aan paragraaf 1, 2 en 3 is voldaan, met vermelding van eventuele actiepunten. De Vlaamse Regulator voor de Media maakt die verslagen openbaar. § 5. De Vlaamse Regering verstrekt subsidies voor elke techniek om televisiediensten toegankelijk te maken. De Vlaamse Regering legt daarvoor criteria vast. § 6. Televisieomroeporganisaties zenden noodinformatie, voor zover redelijkerwijze mogelijk, met inbegrip van mededelingen en aankondigingen bij natuurrampen, uit op een wijze die toegankelijk is voor personen met een handicap. § 7. De Vlaamse Regulator voor de Media onderhoudt een onlinecontactpunt om informatie te verstrekken en klachten te ontvangen met betrekking tot dit artikel. Het contactpunt is gemakkelijk toegankelijk voor personen met een handicap.".
Art. 27.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2019, wordt een artikel 155/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 155/1.Met het oog op het verzekeren van pluralisme in de media, vrijheid van meningsuiting en culturele diversiteit kan de Vlaamse Regering criteria vastleggen en maatregelen opleggen aan ondernemingen om ervoor te zorgen dat er passende aandacht wordt voorzien, en zichtbaarheid en vindbaarheid wordt gegarandeerd voor televisiediensten van algemeen belang.".
Art. 28.Aan artikel 161, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd: "Als de lineaire televisiedienst geheel of hoofdzakelijk gericht is op het publiek van een andere lidstaat van de Europese Unie, brengt de Vlaamse Regulator voor de Media de nationale regulerende instantie of het nationaal regulerende orgaan van die andere lidstaat van de Europese Unie op de hoogte van de kennisgeving.".
Art. 29.Artikel 163 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 163.Eenieder kan, onder de voorwaarden van dit hoofdstuk, lineaire televisiediensten aanbieden, als de entiteit die deze aanbiedt opgericht is als een privaatrechtelijke rechtspersoon, of een natuurlijke persoon is die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent en onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap valt. In het geval van een privaatrechtelijke rechtspersoon bestaat het maatschappelijk doel in het verzorgen van lineaire televisiediensten. De rechtspersoon kan alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks aansluiten bij de verwezenlijking van zijn maatschappelijk doel.
De lineaire televisieomroeporganisaties zijn onafhankelijk van politieke partijen.
De uitzendingen van lineaire televisieomroeporganisaties staan onder de redactionele eindverantwoordelijkheid van het personeel.
De lineaire televisieomroeporganisaties zenden uit in het Nederlands, behoudens afwijkingen, toe te staan door de Vlaamse Regering.".
Art. 30.In artikel 174 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Eenieder kan, onder de voorwaarden van dit hoofdstuk, niet-lineaire televisiediensten aanbieden, als de entiteit die deze aanbiedt opgericht is als een privaatrechtelijke rechtspersoon, of een natuurlijke persoon is die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent en onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap valt. In het geval van een privaatrechtelijke rechtspersoon bestaat het maatschappelijk doel in het verzorgen van niet-lineaire televisiediensten, inzonderheid op digitale wijze. De rechtspersoon kan alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks aansluiten bij de verwezenlijking van zijn maatschappelijk doel.".
Art. 31.Aan artikel 175, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd: "Als de niet-lineaire televisiedienst geheel of hoofdzakelijk gericht is op het publiek van een andere lidstaat van de Europese Unie, brengt de Vlaamse Regulator voor de Media de nationale regulerende instantie of het nationaal regulerende orgaan van die andere lidstaat van de Europese Unie op de hoogte van de kennisgeving.".
Art. 32.Artikel 176 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art. 33.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2019, wordt een deel III/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Deel III/1. Videoplatformdiensten".
Art. 34.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2019, wordt in deel III/1, ingevoegd bij artikel 33, een artikel 176/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 176/1.Eenieder kan conform de bepalingen, vermeld in dit deel, videoplatformdiensten aanbieden, als de entiteit die deze aanbiedt opgericht is als een privaatrechtelijke rechtspersoon, of een natuurlijke persoon is die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent en onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap valt. In het geval van een privaatrechtelijke rechtspersoon bestaat het maatschappelijk doel in het aanbieden van videoplatformdiensten. De rechtspersoon kan alle activiteiten verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks aansluiten bij de verwezenlijking van zijn maatschappelijk doel.".
Art. 35.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2019, wordt in hetzelfde deel III/1 een artikel 176/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 176/2.De aanbieder van videoplatformdiensten brengt de Vlaamse Regulator voor de Media minimaal veertien kalenderdagen voor het starten van de dienst op de hoogte van het aanbieden van videoplatformdiensten.
De kennisgeving gebeurt conform artikel 219 en bevat minstens de volgende informatie: 1° alle gegevens die kunnen dienen om te bepalen of de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is voor de aanbieder van videoplatformdiensten in kwestie;2° de statuten;3° een duidelijke omschrijving van de te leveren dienst. De Vlaamse Regering bepaalt de nader te verstrekken gegevens die de kennisgeving moet bevatten, en ook de latere wijzigingen in die gegevens die aan de Vlaamse Regulator voor de Media moeten worden meegedeeld.
Aanbieders die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet reeds videoplatformdiensten aanbieden, doen de kennisgeving, vermeld in het tweede lid, uiterlijk zes maanden nadat de Vlaamse Regering de nader te verstrekken gegevens en de latere wijzigingen in die gegevens die aan de Vlaamse Regulator voor de Media moeten worden meegedeeld, heeft bepaald.
Als aanbieders van videoplatformdiensten hun aanbod uitbreiden met een nieuw soort dienst, brengen ze de Vlaamse Regulator voor de Media daarvan op de hoogte met een afzonderlijke kennisgeving.
Na de kennisgeving delen de aanbieders van videoplatformdiensten zo spoedig mogelijk elke wijziging in de informatie, vermeld in het tweede lid, aan de Vlaamse Regulator voor de Media mee.".
Art. 36.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2019, wordt in hetzelfde deel III/1 een artikel 176/3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 176/3.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder: 1° dochteronderneming: een onderneming waarover een moederonderneming zeggenschap heeft, met inbegrip van elke dochteronderneming van een uiteindelijke moederonderneming;2° groep: een moederonderneming, al haar dochterondernemingen en alle andere ondernemingen die er op organisatorisch gebied economische en juridische banden mee hebben;3° moederonderneming: een onderneming die zeggenschap heeft over een of meer dochterondernemingen. § 2. Voor de toepassing van dit decreet valt een aanbieder van videoplatformdiensten onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap als hij overeenkomstig artikel I.18, 4°, van het Wetboek van economisch recht gevestigd is in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren. § 3. Een aanbieder van videoplatformdiensten die niet overeenkomstig artikel I.18, 4°, van het Wetboek van economisch recht is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, valt voor de toepassing van dit decreet onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap: 1° als hij een moederonderneming of een dochteronderneming heeft die gevestigd is in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren;of 2° als hij deel uitmaakt van een groep en een andere onderneming van de groep gevestigd is in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren. § 4. Als de moederonderneming en de dochteronderneming of de andere ondernemingen van de groep, vermeld in paragraaf 3, allemaal gevestigd zijn in verschillende lidstaten van de Europese Unie, valt de aanbieder van videoplatformdiensten onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap: 1° als de moederonderneming gevestigd is in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en haar activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren;of bij gebreke van een dergelijke vestiging 2° als de dochteronderneming gevestigd is in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en haar activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren;of bij gebreke van een dergelijke vestiging 3° als een andere onderneming van de groep, vermeld in paragraaf 3, gevestigd is in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en haar activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren. § 5. Als de moederonderneming, vermeld in paragraaf 3, niet gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie en als verschillende dochterondernemingen als vermeld in paragraaf 3, gevestigd zijn in verschillende lidstaten van de Europese Unie, valt de aanbieder van videoplatformdiensten onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap als een dochteronderneming voor het eerst met haar activiteiten begon in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren, mits de aanbieder van videoplatformdiensten een duurzame en reële band met de economie van de Vlaamse Gemeenschap heeft.
Als de moederonderneming en de dochteronderneming, vermeld in paragraaf 3, niet gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie en als verschillende andere ondernemingen van de groep als vermeld in paragraaf 3, gevestigd zijn in verschillende lidstaten van de Europese Unie, valt de aanbieder van videoplatformdiensten onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap als een andere onderneming van de groep voor het eerst met haar activiteiten begon in het Nederlandse taalgebied, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de activiteiten uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap behoren, mits de aanbieder van videoplatformdiensten een duurzame en reële band met de economie van de Vlaamse Gemeenschap heeft. § 6. Artikel XII.3, XII.4, XII.6, XII.17, XII.18, XII.19 en XII.20 van het Wetboek van economisch recht zijn van toepassing op aanbieders van videoplatformdiensten die vallen onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap. § 7. De Vlaamse Regulator voor de Media maakt en handhaaft een actuele lijst met de aanbieders van videoplatformdiensten ten aanzien van wie hij bevoegd is.
De lijst vermeldt voor elke aanbieder van videoplatformdiensten de criteria, vermeld in paragraaf 2 tot en met 5, waarop de bevoegdheid van de Vlaamse Regulator voor de Media is gebaseerd. De Vlaamse Regulator voor de Media bezorgt die lijst, met inbegrip van actualiseringen, aan de Europese Commissie. § 8. Als tussen de Vlaamse Regulator voor de Media en de nationale regulerende instantie of het nationale regulerende orgaan van een andere lidstaat van de Europese Unie geen overeenstemming wordt bereikt over wie bevoegd is voor een aanbieder van videoplatformdiensten, brengt de Vlaamse Regulator voor de Media de Europese Commissie daarvan onmiddellijk op de hoogte.".
Art. 37.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2019, wordt in hetzelfde deel III/1 een artikel 176/4 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 176/4.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel XII.17, XII.18, XII.19 en XII.20 van het Wetboek van economisch recht nemen aanbieders van videoplatformdiensten de nodige passende maatregelen om: 1° minderjarigen te beschermen tegen programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie die hun lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen zouden kunnen aantasten als vermeld in artikel 42 van dit decreet;2° het algemene publiek te beschermen tegen programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie die aanzetten tot geweld of haat jegens een groep personen of lid van een groep op grond van: a) geslacht;b) ras;c) kleur;d) etnische of sociale afkomst;e) genetische kenmerken;f) taal;g) godsdienst of overtuiging;h) politieke of andere denkbeelden;i) het behoren tot een nationale minderheid;j) vermogen;k) geboorte;l) een handicap;m) leeftijd;n) seksuele geaardheid;3° het algemene publiek te beschermen tegen programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie met inhoud waarvan de verspreiding een activiteit inhoudt die een misdrijf is, met name: a) het publiekelijk aanzetten tot het plegen van een terroristisch misdrijf als vermeld in artikel 137 en 140bis van het Strafwetboek;b) strafbare feiten met betrekking tot kinderpornografie als vermeld in artikel 383bis van het Strafwetboek;c) strafbare feiten op het gebied van racisme en vreemdelingenhaat als vermeld in artikel 20 en 21 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. § 2. De volgende maatregelen zijn passende maatregelen als vermeld in paragraaf 1: 1° de voorschriften, vermeld in paragraaf 1, in de voorwaarden van de videoplatformdiensten opnemen en die voorschriften toepassen;2° programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie waarin pornografische beelden of beelden van nodeloos geweld voorkomen versleuteld aanbieden of die onderwerpen aan een doeltreffend ouderlijk toezicht;3° transparante en gebruiksvriendelijke mechanismen tot stand brengen en gebruiken waarmee de gebruikers van videoplatformdiensten programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie die op de videoplatformdienst worden aangeboden bij de aanbieder van die videoplatformdienst kunnen rapporteren of markeren;4° systemen tot stand brengen en gebruiken waarmee de aanbieder van een videoplatformdienst de gebruikers van die videoplatformdienst kan uitleggen welk gevolg er is gegeven aan de rapporteringen en markeringen, vermeld in punt 3° ;5° systemen voor leeftijdscontrole van gebruikers van videoplatformdiensten met betrekking tot programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen kan aantasten tot stand brengen en gebruiken;6° gemakkelijk te bedienen systemen tot stand brengen en gebruiken waarmee de gebruikers van videoplatformdiensten een beoordeling kunnen geven van de programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie die aangeboden worden op de videoplatformdiensten;7° systemen voor ouderlijk toezicht ter beschikking stellen die door de eindgebruiker van de videoplatformdienst worden beheerd voor programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen kunnen aantasten;8° transparante, gemakkelijk te gebruiken en doeltreffende procedures tot stand brengen en gebruiken om klachten van de gebruikers van de videoplatformdiensten bij de aanbieder van videoplatformdiensten over de uitvoering van de maatregelen, vermeld in punt 3° tot en met 7°, te behandelen en af te handelen;9° doeltreffende maatregelen en instrumenten op het gebied van mediawijsheid voorzien en de bekendheid van gebruikers met die maatregelen en instrumenten vergroten. Persoonsgegevens van minderjarigen die aanbieders van videoplatformdiensten verzamelen ter uitvoering van het eerste lid, 5° en 7°, worden niet verwerkt voor commerciële doeleinden. § 3. Als de aanbieders van videoplatformdiensten de passende maatregelen, vermeld in paragraaf 2, nemen, houden ze rekening met al de volgende elementen: 1° de aard van de inhoud in kwestie;2° de schade die de inhoud kan berokkenen;3° de kenmerken van de te beschermen categorie personen;4° de rechten die in het geding zijn en de gerechtvaardigde belangen, en het algemeen belang. De passende maatregelen, vermeld in paragraaf 2, zijn uitvoerbaar en proportioneel en houden rekening met de omvang van de videoplatformdienst en de aard van de verleende dienst, en leiden niet tot eventuele controlemaatregelen vooraf of filtering bij het uploaden van inhoud die niet voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel XII.20, § 1, van het Wetboek van economisch recht. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt hierover nadere regels.".
Art. 38.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2019, wordt in hetzelfde deel III/1 een artikel 176/5 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 176/5.Aanbieders van videoplatformdiensten zijn vrij in het op enige wijze in de handel brengen, verkopen of organiseren van commerciële communicatie, met uitzondering van de beperkingen en verplichtingen, vermeld in dit decreet.
Voor de commerciële communicatie die de aanbieders van videoplatformdiensten in de handel brengen, verkopen of organiseren leven ze de voorschriften na, vermeld in artikel 52 tot en met 55, artikel 62, artikel 65 tot en met 69, artikel 71 tot en met 77 en artikel 90 tot en met 97.".
Art. 39.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2019, wordt in hetzelfde deel III/1 een artikel 176/6 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 176/6.§ 1. De aanbieders van videoplatformdiensten nemen voor de commerciële communicatie die ze niet in de handel brengen, verkopen of organiseren de volgende passende maatregelen om te voldoen aan de voorschriften, vermeld in artikel 52 tot en met 55, artikel 62, artikel 65 tot en met 69, artikel 71 tot en met 77 en artikel 90 tot en met 101: 1° de voorschriften, vermeld in artikel 52 tot en met 55, artikel 62, artikel 65 tot en met 69, artikel 71 tot en met 77 en artikel 90 tot en met 101, in de voorwaarden van de videoplatformdiensten opnemen en die voorschriften toepassen;2° een functie ter beschikking stellen waarmee gebruikers die door gebruikers gegenereerde inhoud uploaden, kunnen verklaren dat die inhoud commerciële communicatie bevat, op voorwaarde dat ze dat weten of redelijkerwijs zouden kunnen weten;3° transparante en gebruiksvriendelijke mechanismen tot stand brengen en gebruiken waarmee de gebruikers van een videoplatformdienst commerciële communicatie die op de videoplatformdienst wordt aangeboden bij die aanbieder kunnen rapporteren of markeren;4° systemen tot stand brengen en gebruiken waarmee de aanbieder van een videoplatformdienst de gebruikers van die videoplatformdienst kan uitleggen welk gevolg er is gegeven aan de rapporteringen en markeringen, vermeld in punt 3° ;5° systemen voor leeftijdscontrole van gebruikers van videoplatformdiensten voor commerciële communicatie die op de videoplatformdienst wordt aangeboden en die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen kan aantasten tot stand brengen en gebruiken;6° gemakkelijk te bedienen systemen tot stand brengen en gebruiken waarmee de gebruikers van videoplatformdiensten een beoordeling kunnen geven van de op videoplatformdiensten aangeboden commerciële communicatie;7° systemen voor ouderlijk toezicht ter beschikking stellen die door de eindgebruiker van de videoplatformdienst worden beheerd voor programma's, door gebruikers gegenereerde inhoud en commerciële communicatie die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen kunnen aantasten;8° transparante, gemakkelijk te gebruiken en doeltreffende procedures tot stand brengen en gebruiken om klachten van de gebruikers van de videoplatformdiensten bij de aanbieder van videoplatformdiensten over de uitvoering van de maatregelen, vermeld in punt 3° tot en met 7°, te behandelen en af te handelen;9° doeltreffende maatregelen en instrumenten voorzien op het gebied van mediawijsheid en de bekendheid van gebruikers met die maatregelen en instrumenten vergroten. Persoonsgegevens van minderjarigen die aanbieders van videoplatformdiensten verzamelen ter uitvoering van het eerste lid, 5° en 7°, worden niet verwerkt voor commerciële doeleinden. § 2. Als de aanbieders van videoplatformdiensten de passende maatregelen, vermeld in paragraaf 1, namen, houden ze rekening met al de volgende elementen: 1° de aard van de inhoud in kwestie;2° de schade die de inhoud kan berokkenen;3° de kenmerken van de te beschermen categorie personen;4° de rechten die in het geding zijn en de gerechtvaardigde belangen, en met het algemeen belang. De passende maatregelen, vermeld in paragraaf 1, zijn uitvoerbaar en proportioneel en houden rekening met de omvang van de videoplatformdienst en de aard van de verleende dienst, en leiden niet tot eventuele controlemaatregelen vooraf of filtering bij het uploaden van inhoud die niet voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel XII.20, § 1, van het Wetboek van economisch recht. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt hierover nadere regels.".
Art. 40.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2019, wordt in hetzelfde deel III/1 een artikel 176/7 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 176/7.De aanbieders van videoplatformdiensten informeren de gebruikers duidelijk als programma's en door gebruikers gegenereerde inhoud commerciële communicatie bevatten als ze daarvan op de hoogte zijn.".
Art. 41.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2019, wordt in hetzelfde deel III/1 een artikel 176/8 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 176/8.De Vlaamse Regulator voor de Media ziet erop toe dat de aanbieders van videoplatformdiensten die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, passende maatregelen nemen conform artikel 176/4 tot en met 176/7 en dat ze die maatregelen toepassen.
Als de Vlaamse Regulator voor de Media klachten of opmerkingen ontvangt over aanbieders van videoplatformdiensten die niet onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, bezorgt de Vlaamse Regulator voor de Media die klachten of opmerkingen aan de nationale regulerende instantie of het nationale regulerende orgaan van de bevoegde lidstaat.".
Art. 42.In artikel 180 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 juli 2013, worden paragraaf 1 en 2 vervangen door wat volgt: " § 1. Dienstenverdelers geven de lineaire televisieomroepprogramma's die deel uitmaken van hun aanbod van televisiediensten in de Vlaamse Gemeenschap, onverkort, ongewijzigd en in hun geheel, door op het ogenblik dat ze worden uitgezonden. Dat geldt ook voor de bijbehorende diensten, vermeld in artikel 185, § 1, tweede lid, laatste zin.
Dienstenverdelers stellen de niet-lineaire televisiediensten en de daarin vervatte programma's, die deel uitmaken van hun aanbod van televisiediensten in de Vlaamse Gemeenschap, onverkort, ongewijzigd en in hun geheel, ter beschikking. Dat geldt ook voor de bijbehorende diensten, vermeld in artikel 185, § 1, tweede lid, laatste zin. § 2. Elke functionaliteit die een dienstenverdeler aan de eindgebruikers aanbiedt en die het mogelijk maakt om de in het eerste lid van paragraaf 1 bedoelde lineaire televisieomroepprogramma's op een uitgestelde, verkorte of gewijzigde wijze te bekijken, is onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de betrokken televisieomroeporganisatie. De voorafgaande toestemming is vereist van iedere televisieomroeporganisatie die onder het toepassingsgebied van artikel 154, eerste en tweede lid, valt.
Elke functionaliteit die een dienstenverdeler aan de eindgebruikers aanbiedt en die het mogelijk maakt om de in het tweede lid van paragraaf 1 bedoelde niet-lineaire televisiediensten en de daarin vervatte programma's, op een verkorte of gewijzigde manier te bekijken, is onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de betrokken televisieomroeporganisatie. De voorafgaande toestemming is vereist van iedere televisieomroeporganisatie die onder het toepassingsgebied van artikel 157, § 1 en § 2, valt.
De betrokken televisieomroeporganisatie en dienstenverdeler onderhandelen te goeder trouw en dienen hun toestemmingswijze op een redelijke en proportionele wijze uit te oefenen. Wanneer een akkoord hierover leidt tot financiële vergoedingen van de dienstenverdelers aan de televisieomroeporganisaties, dan dienen die te worden aangewend voor Nederlandstalige Europese producties, overeenkomstig artikel 154 en 157.
De Vlaamse Regering kan nadere regels opleggen met het oog op de controle en/of de handhaving van deze regel.".
Art. 43.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2019, wordt een artikel 183/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 183/1.Dienstenverdelers zoals bepaald in artikel 177, eerste lid, mogen geen persoonsgegevens van minderjarigen voor commerciële doeleinden verwerken die ze verzamelen in uitvoering van instrumenten voor leeftijdscontrole of andere technische maatregelen die zij treffen om ervoor te zorgen dat minderjarigen programma's die hun lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling zouden kunnen aantasten normaliter niet te horen of te zien krijgen.".
Art. 44.In artikel 187 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2012, 21 februari 2014, 23 december 2016 en 29 juni 2018, wordt de inleidende zin vervangen door wat volgt: "De dienstenverdelers die geen dienstverleners zijn als vermeld in artikel 185, § 1, eerste lid, mogen de volgende omroepprogramma's doorgeven:".
Art. 45.In artikel 216, § 4, van hetzelfde decreet wordt tussen het tweede en derde lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Het in het tweede lid van dit artikel bedoelde besluit wordt naar behoren gemotiveerd, wordt vooraf ter kennis gebracht en is beschikbaar voor het publiek.".
Art. 46.In artikel 218 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 2, eerste lid, worden een punt 17° tot en met 23° toegevoegd, die luiden als volgt: "17° het maken en handhaven van de lijst, vermeld in artikel 150/1, § 4/2;18° de Europese Commissie inlichten als vermeld in artikel 150/1, § 4/3;19° het openbaar maken van de verslagen, vermeld in artikel 151, § 4;20° het contactpunt onderhouden als vermeld in artikel 151, § 7;21° het informeren van de nationale regulerende instantie of het nationale regulerende orgaan van de andere lidstaat van de Europese Unie over de kennisgeving, vermeld in artikel 161, tweede lid, en in artikel 175, tweede lid;22° het informeren van de nationale regulerende instantie of het nationale regulerende orgaan van een andere staat over de klachten of de opmerkingen, vermeld in artikel 176/8; 23° het informeren van de nationale regulerende instantie of het nationale regulerende orgaan van de andere lidstaat van de Europese Unie, vermeld in artikel 220/1."; 2° in paragraaf 3, eerste lid, 1°, 2° en 3°, wordt de zinsnede "42, 44, 45, 72, 5°, 176, 1°, en 180, § 6" telkens vervangen door de zinsnede "40/1, 42, 72, 5°, 176/4, § 1, 1°, en artikel 176/4, § 1, 2° ".
Art. 47.In artikel 220, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2012, wordt de zinsnede "42, 44, 45, 72, 5°, en artikel 176, 1° " vervangen door de zinsnede "40/1, 42, 72, 5°, 176/4, § 1, 1°, en artikel 176/4, § 1, 2° ".
Art. 48.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2019, wordt een artikel 220/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 220/1.Als een lidstaat van de Europese Unie een verzoek heeft over de activiteiten van een televisieomroeporganisatie die valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap maar een televisiedienst aanbiedt die gericht is op die lidstaat van de Europese Unie, verstrekt de Vlaamse Regulator voor de Media de regulerende instantie of het regulerende orgaan van de bevoegde lidstaat alle informatie die nuttig kan zijn om het verzoek te behandelen. De Vlaamse Regulator voor de Media doet al het mogelijke om het verzoek binnen twee maanden te behandelen.".
Art. 49.Artikel 221 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 221.§ 1. Als de Vlaamse Regulator voor de Media van oordeel is dat een televisieomroeporganisatie die onder de bevoegdheid valt van een lidstaat van de Europese Unie een televisiedienst aanbiedt die volledig of hoofdzakelijk gericht is op de Vlaamse Gemeenschap, kan hij contact opnemen met de bevoegde lidstaat van de Europese Unie om een wederzijds aanvaardbare oplossing voor problemen mogelijk te maken.
De Vlaamse Regulator voor de Media mag het Contactcomité vragen om de zaak te onderzoeken. § 2. De Vlaamse Regulator voor de Media kan passende maatregelen nemen tegen de televisieomroeporganisatie, vermeld in paragraaf 1, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° hij is van oordeel dat het resultaat van de toepassing van paragraaf 1 niet bevredigend is;2° hij toont redelijkerwijs aan dat de televisieomroeporganisatie, vermeld in paragraaf 1, zich in een lidstaat van de Europese Unie heeft gevestigd en daardoor de strengere voorschriften omzeilt op de gebieden die door de richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) worden gecoördineerd en die op de televisieomroeporganisatie van toepassing zouden zijn als ze in de Vlaamse Gemeenschap zou zijn gevestigd, zonder dat moet worden bewezen dat de televisieomroeporganisatie, vermeld in paragraaf 1, die strengere voorschriften beoogt te omzeilen. De passende maatregelen, vermeld in het eerste lid, voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° ze zijn objectief noodzakelijk;2° ze worden op niet-discriminerende wijze genomen;3° ze zijn geschikt om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken;4° ze beperken zich tot wat noodzakelijk is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. De Vlaamse Regulator voor de Media kan daartoe sancties opleggen als vermeld in titel IV, en de dienstenverdelers of de netwerkoperatoren verplichten de doorgifte van de televisiedienst te schorsen. § 3. De Vlaamse Regulator voor de Media neemt de passende maatregelen, vermeld in paragraaf 2, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° hij heeft de Europese Commissie en de lidstaat van de Europese Unie waar de televisieomroeporganisatie gevestigd is, op de hoogte gebracht van zijn voornemen om dergelijke maatregelen te nemen, met opgave van de redenen waarop hij zijn beoordeling heeft gebaseerd;2° hij heeft de rechten van verdediging van de betrokken televisieomroeporganisatie geëerbiedigd en heeft die televisieomroeporganisatie de mogelijkheid gegeven haar standpunt kenbaar te maken over de vermeende omzeiling en de maatregelen die hij wil nemen; 3° de Europese Commissie heeft besloten dat de maatregelen verenigbaar zijn met het Unierecht en in het bijzonder dat de beoordeling van de Vlaamse Regulator voor de Media gegrond is.".
Art. 50.Artikel 222 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 222.De Vlaamse Regulator voor de Media verzoekt de televisieomroeporganisatie waarvan de televisiediensten volledig of hoofdzakelijk op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie zijn gericht, de regels van algemeen belang na te leven als hij daartoe een gemotiveerd verzoek krijgt van die lidstaat van de Europese Unie over vastgestelde problemen met die televisiediensten.
De Vlaamse Regulator voor de Media informeert de verzoekende lidstaat van de Europese Unie regelmatig over de stappen die zijn ondernomen om de problemen, vermeld in het eerste lid, aan te pakken. Binnen twee maanden na de dag waarop de Vlaamse Regulator voor de Media het gemotiveerde verzoek, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen, licht de Vlaamse Regulator voor de Media de verzoekende lidstaat en de Europese Commissie in over de verkregen resultaten en licht hij in voorkomend geval toe waarom geen oplossing kon worden gevonden.
De Vlaamse Regulator voor de Media mag het Contactcomité vragen om de zaak te onderzoeken.".
Art. 51.In artikel 226 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid, 3°, wordt tussen het woord "de" en het woord "begroting" het woord "jaarlijkse" ingevoegd; 2° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De jaarlijkse begroting, vermeld in het tweede lid, wordt openbaar gemaakt.".
Art. 52.Aan artikel 227/1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 29 juni 2018, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse Regulator voor de Media neemt deel aan de werking van de Europese Groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten ERGA, vermeld in artikel 30ter van richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten).".
Art. 53.In artikel 228, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "de omroeporganisatie, dienstenverdeler in kwestie of het netwerk in kwestie" wordt vervangen door de woorden "elke natuurlijke persoon of rechtspersoon waarop dit decreet van toepassing is";2° in punt 7° wordt de zinsnede "overeenkomstig artikel 176" vervangen door de zinsnede ", vermeld in artikel 40/1".
Art. 54.In artikel 229 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "een omroep van of erkend door de Vlaamse Gemeenschap of aangemeld bij de Vlaamse Regulator voor de Media" vervangen door de woorden "elke natuurlijke persoon of rechtspersoon waarop dit decreet van toepassing is";2° in het eerste lid, 2°, wordt de zinsnede "artikelen 42, 44 en 72, 5° " vervangen door de zinsnede "de bepalingen, vermeld in artikel 40/1, 42 en 72, 5°, ";3° in punt 3° en 4° wordt de zinsnede "artikel 42, 44, 45 en 72, 5° " telkens vervangen door de zinsnede "de bepalingen, vermeld in artikel 40/1, 42 en 72, 5°, ";4° in punt 5° wordt de zinsnede "overeenkomstig artikelen 44 en 176" vervangen door de zinsnede "conform artikel 40/1";5° in het tweede lid wordt de zinsnede "overeenkomstig de bepalingen van artikel 44" vervangen door de zinsnede "conform artikel 40/1". Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 19 maart 2021.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Brussel, Jeugd en Media, B. DALLE _______ Nota (1) Zitting 2020-2021 - Documenten: - Ontwerp van decreet : 644 - Nr.1 - Amendement : 644 - Nr. 2 - Verslag van de hoorzitting : 644 - Nr. 3 - Verslag : 644 - Nr. 4 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 644 - Nr. 5 Handelingen Bespreking en aanneming: Vergadering van 17 maart 2021.