gepubliceerd op 07 juni 2019
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen en het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten
22 MAART 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen en het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten
VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen en het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten Algemene toelichting Het ontwerp van besluit strekt er toe het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA) en het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten op verschillende punten te wijzigen. Ook bijlage VIII van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid wordt integraal vervangen.
Deze wijzigingen hebben betrekking op: - de lijst met aanduiding van de milieu-inbreuken in het VLAREMA wordt geactualiseerd; - het aanvullen en corrigeren van de definitielijst; - het afstemmen van de normen voor het gebruik van afvalstoffen als bouwstoffen op de normen van het VLAREBO voor bouwkundig bodemgebruik; - het toevoegen van infraroodspectroscopie als testmethode voor pak's in asfaltgranulaat; - het vervangen van milieubeleidsovereenkomst en individueel afvalpreventie- en afvalbeheersplan door respectievelijk aanvaardingsplichtconvenant en individueel aanvaardingsplichtplan; - het duidelijker afbakenen van de verplichte gratis ophaling van batterijen bij verschillende specifieke inrichtingen in het kader van de aanvaardingsplicht batterijen; - het toevoegen van gevaarlijke eigenschap HP 14 ecotoxiciteit als uitvoering van de Verordening 2017/1997; - het aanpassen van de doelstellingen voor de verwerking van afvalolie ingezameld in uitvoering van de aanvaardingsplicht; - het invoeren van de verplichte selectieve inzameling van organisch-biologische afvalstromen bij middelgrote en grote afvalproducenten, met name "keukenafval en etensresten" en "voormalige voedingsresten" vanaf 1 januari 2021; - het uitbreiden van de selectieve inzameling van gft-afval met keukenafval bij huishoudens; - het aanpassen van de stort- en verbrandingsverboden; - het toevoegen van een bijkomende voorwaarde voor de erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen; - het beter afbakenen van de uitzondering op de erkenningsplicht voor centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen voor inrichtingen die op zeer kleine schaal afgedankte voertuigen demonteren; - het invoeren van een verbod op het gratis ter beschikking stellen van lichte plastic draagtassen voor eenmalig gebruik; - het toevoegen van voorwaarden voor het gebruik van cateringmateriaal; - het toevoegen van voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen afvalzakken; - het toevoegen van voorwaarden voor het gebruik van stickers op groenten en fruit; - het toevoegen van een uitzondering op het identificatieformulier voor afvalproducenten die de eigen bedrijfsafvalstoffen afvoeren naar een vergund collectief inzamelpunt op het eigen bedrijventerrein; - het toevoegen van een uitzondering op de registratie als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar voor het kringloopcentrum en hergebruikscentrum dat een visuele voorselectie op AEEA heeft gedaan en dit afvoert naar een hergebruikscentrum voor AEEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik van dit AEEA; - het aanpassen van de voorwaarden voor de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar bij het inzamelen, handelen en makelen van bedrijfsrestafval; - het aanpassen van de bijkomende voorwaarden voor de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar gecombineerd met een aanpassing in VLAREM II door het toevoegen van een non-conformiteitsprocedure bij de aanvaarding van afval door een vergunde inrichting; - het digitaliseren van de werkprocessen bij de OVAM, evenals de communicatie met de OVAM, voor kennisgevingen in het kader van Verordening 1013/2006; - het corrigeren van de bepalingen voor de vervoerder van dierlijke bijproducten in het besluit dierlijke bijproducten; - een aantal kleine redactionele of inhoudelijke aanpassingen of verduidelijkingen.
Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 geeft aan welke richtlijnen in dit besluit (gedeeltelijk) worden omgezet.
Artikel 2 wijzigt artikel 5.2.1.2, § 5, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne. Deze aanpassing komt er naar aanleiding van het nieuwe project `bron- en nasortering' en het daarbij georganiseerde sectoroverleg. Zowel de laatste sorteeranalyse op bedrijfsrestafval als verschillende handhavingsacties hebben aangetoond dat er nog veel afval door inzamelaars van restafval wordt meegenomen dat eigenlijk onder de sorteerplicht voor bedrijven valt.
Verderop in de keten komt dit afval terecht bij de verbrandingsinstallaties.
De invoering van de verplichting van een non-conformiteitsprocedure in VLAREM II moet samen gelezen worden met de aanpassingen in artikel 6.1.1.4 van het VLAREMA. Daarin worden de inzamelaars van bedrijfsrestafval bijkomend verplicht om een visuele controle uit te voeren van de restafvalcontainers van hun klanten en om een duidelijke non-conformiteitsprocedure te hebben waarbij de klant gewezen wordt op zijn sorteerfouten. Deze bijkomende bepalingen verduidelijken wat er precies verwacht wordt van de inzamelaars bij de acceptatie van restafval bij inzamelrondes.
Het is evenwel belangrijk dat de acceptatie-vereisten bij de inzamelrondes bij de afvalstoffenproducenten enerzijds en de acceptatie-vereisten bij het aanvaarden van afval op vergunde inrichtingen anderzijds zoveel mogelijk samensporen. Daarom wordt in VLAREM II een non-conformiteitsprocedure verplicht.
Artikel 3 vervangt integraal de bijlage VIII van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. Deze bijlage VIII bevat een oplijsting van alle milieu-inbreuken in het VLAREMA en wordt nu volledig geactualiseerd en ook in overeenstemming gebracht met de wijzigingen die met dit wijzigingsbesluit zullen doorgevoerd worden.
Artikel 4 bevat een aanvulling van artikel 1.1.1, eerste lid, waarbij de richtlijnen die bij dit besluit worden omgezet, worden opgenomen.
Artikel 5 bevat een aantal aanpassingen en correcties van de definities opgenomen in artikel 1.2.1, § 2. Het betreft onder meer: - de vervanging van de term "afgewerkte olie" door "afvalolie" omdat deze term duidelijker is en in de sector gehanteerd wordt. Inhoudelijk is de betekenis van beide termen hetzelfde; - de aanpassing van de definitie "bouwstof". Deze definitie wordt scherper gesteld en duidelijker afgebakend; - de vervanging van de term "containerpark" door "recyclagepark" omdat deze term ook gewijzigd wordt in VLAREM II, zoals vermeld in het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw zoals principieel goedgekeurd op 20 juli 2018. De term "recyclagepark" wordt ook gebruikt in het Uitvoeringsplan huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval; - de aanpassing van de definitie van gft-afval en de toevoeging van nieuwe definities voor "keukenafval en etensresten" en "organisch-biologisch bedrijfsafval" overeenkomstig het Uitvoeringsplan huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval. Dit gebeurt in uitvoering van de actie 32 waardoor gft-afval wordt uitgebreid met keukenafval. En in uitvoering van actie 34 worden de definities voor "keukenafval en etensresten", "organisch-biologisch bedrijfsafval" en "levensmiddelenafval" toegevoegd om de nieuwe verplicht selectief in te zamelen bedrijfsafvalstoffen duidelijk te definiëren; - de correctie van de verwijzingen in de definities "geneeskundige praktijk" en "instelling voor verzorging"; - de toevoeging van een nieuwe definitie voor "sorteerzeefpuin" als verduidelijking van de bepaling over de sorteerinrichtingen voor bouw- en sloopafval en om de bepaling af te stemmen op de terminologie gebruikt in het eenheidsreglement; - de toevoeging van een aantal paragrafen met definities omtrent cateringmateriaal, bereide levensmiddelen, draagtassen en afvalzakken.
Artikel 6 stemt de normen voor het gebruik van afvalstoffen als bouwstoffen op de normen van het VLAREBO voor bouwkundig bodemgebruik en vervangt het derde lid van artikel 2.3.2.1, § 2.
Met de aanpassing van de bestaande bepalingen in het derde lid van § 2 wordt het mogelijk om bij onduidelijke resultaten bij het gebruik van de pak-spray-test infraroodspectroscopie (IRS) toe te passen. Dit laat toe om op een eenvoudige en snelle manier de aanwezigheid van pak's vast te stellen. Als ook de infraroodspectroscopie onduidelijke resultaten zou opleveren dan is een gaschromatografische massaspectroscopie (GC-MS) door een VLAREL-erkend laboratorium alsnog vereist. De mogelijkheid wordt ook geboden om met IRS deze bepaling te doen zonder vooraf een pakspraytest toe te passen. Vanaf 1 mei 2019 zal het niet langer mogelijk zijn om pakhoudend asfaltgranulaat in hydraulische mengsels met cement aan te wenden in funderingen.
Hierdoor is het belangrijk dat er testmethodes beschikbaar zijn die een vlotte detectie mogelijk maakt, zodat een beslissing over behandeling en afvoer van de afvalstoffen naar de juiste bestemming snel kan genomen worden op het terrein. Indien asfaltgranulaat pak's bevat kan dit materiaal afgevoerd worden voor thermische reiniging om het teer uit de materiaalketen te halen.
Artikel 7 wijzigt artikel 2.3.2.2. De term "uitgesorteerd puin" wordt vervangen door "sorteerzeefpuin" waarvoor ook in artikel 1.2.1, § 2, een definitie is toegevoegd. Deze aanpassing is een verduidelijking van de gebruikte terminologie die geen inhoudelijke aanpassing inhoudt.
Artikel 8 wijzigt artikel 2.4.2.4 door de woorden "aangetekende brief" te vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 9 wijzigt artikel 2.4.3.1 door de woorden "aangetekende brief" te vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 10 wijzigt artikel 3.1.1. De term "afgewerkte olie" wordt vervangen door "afvalolie" omdat deze term duidelijker is en in de sector gehanteerd wordt. Inhoudelijk is de betekenis van beide termen hetzelfde.
Artikel 11 wijzigt artikel 3.2.1.1. "Milieubeleidsovereenkomst" en "individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan" worden vervangen door respectievelijk "aanvaardingsplichtconvenant" en "individueel aanvaardingsplichtplan". Uit de ervaringen sinds 1997 met de huidige wijze van verdere invulling van de aanvaardingsplicht via een milieubeleidsovereenkomst is gebleken dat de goedkeuringsprocedure voor een milieubeleidsovereenkomst vaak meer dan 2 jaar in beslag neemt (vanaf de startnota tot ondertekening) terwijl een milieubeleidsovereenkomst meestal slechts geldig is gedurende 5 jaar.
Hierdoor bevindt men zich bijna permanent in een onderhandelingssituatie en de resultaten van de lopende milieubeleidsovereenkomst kunnen nauwelijks gevaloriseerd worden in de aanzet naar een volgende milieubeleidsovereenkomst. Vaak zijn er ook periodes zonder een milieubeleidsovereenkomst. Deze zware procedure voor milieubeleidsovereenkomst voor een collectief systeem staat niet in verhouding tot de procedure voor een individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan waarbij een bedrijf ervoor kiest om op individueel niveau aan de aanvaardingsplicht te voldoen. Het wettelijk kader van de milieubeleidsovereenkomsten is opgemaakt met het oog op situaties waarin beleidsinitiatieven genomen worden bij gebrek aan wettelijke regelingen inzake de spelregels en de doelstellingen. Precies om die reden is een uitgebreide procedure voorzien die de nadruk legt op inspraak en transparantie. In het kader van het beleid inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid heeft de Vlaamse Regering de maatregelen echter reeds reglementair uitgewerkt. In dergelijke situatie moet het dan ook mogelijk zijn om via een convenant op een meer flexibele manier verder uitvoering te geven aan de door de Regering opgelegde maatregelen.
In paragraaf 2 van artikel 3.2.1.1 wordt de term "containerpark" vervangen door de term "recyclagepark".
Artikel 12 wijzigt artikel 3.2.1.2. In paragraaf 1 en 2 van artikel 3.2.1.2 worden de termen "milieubeleidsovereenkomst" en "individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan" vervangen door respectievelijk "aanvaardingsplichtconvenant" en "individuele aanvaardingsplichtplan" zonder wijziging aan de inhoud van de respectievelijke instrumenten.
In paragraaf 2, eerste lid, 1°, worden ook maatregelen voor ecodesign en voor het hoogwaardig sluiten van de kringloop bovenop de vastgelegde inzamel- en verwerkingsdoelstellingen toegevoegd.
Er wordt bovendien een paragraaf 1/1 in dit artikel ingevoegd dat de producent die onder de aanvaardingsplicht valt, duidelijk stelt hoe hij als producent kan voldoen aan de aanvaardingsplicht: door zelf te beschikken over een door de OVAM goedgekeurd aanvaardingsplichtplan of door aangesloten te zijn bij een beheersorganisme dat voldoet aan de verplichtingen in de wetgeving en in de afgesloten aanvaardingsplichtconvenant.
Artikel 13 wijzigt artikel 3.2.1.3, § 1, door de termen "milieubeleidsovereenkomst" en "individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan" te vervangen door respectievelijk "aanvaardingsplichtconvenant" en "individuele aanvaardingsplichtplan".
Artikel 14 wijzigt artikel 3.2.1.4, § 3, door de termen "milieubeleidsovereenkomst" en "individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan" te vervangen door respectievelijk "aanvaardingsplichtconvenant" en "individuele aanvaardingsplichtplan".
Artikel 15 vervangt het opschrift van onderafdeling 3.2.2 door het opschrift "Onderafdeling 3.2.2. Collectieve invulling van de aanvaardingsplicht".
Artikel 16 vervangt artikel 3.2.2.1. Dit artikel is inhoudelijk vergelijkbaar met de huidige inhoud van artikel 3.2.2.1.
De eerste paragraaf legt opnieuw de link tussen de collectieve invulling van een aanvaardingsplicht en een beheersorganisme. De aanwijzing van één of meer beheersorganismen is een voorwaarde om een aanvaardingsplichtconvenant af te sluiten. Het beheersorganisme is een rechtspersoon die in naam van de aangesloten producenten uitvoering geeft aan hun aanvaardingsplicht.
Paragraaf 2 legt een aantal voorwaarden op aan een beheersorganisme.
Deze voorwaarden zijn vergelijkbaar met de voorwaarden die het Interregionaal Samenwerkingsakkoord oplegt aan erkende organismen voor verpakkingsafval en die ook in het Waalse en Brusselse Hoofdstedelijke Gewest worden opgelegd aan soortgelijke organismen. Een beheersorganisme moet aan volgende voorwaarden voldoen: - opgericht zijn conform de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen; - tot statutair doel hebben het ten laste nemen van de aanvaardingsplicht voor de aangesloten producenten; - de beheerders moeten hun burgerlijke en politieke rechten bezitten en mogen de laatste vijf jaar niet veroordeeld zijn voor een inbreuk op de milieuwetgeving; - over de nodige financiële, personele en technische middelen beschikken; - het grondgebied waarop hun leden actief zijn op homogene wijze bedienen.
Paragraaf 3 wijzigt de datum voor het indienen van het jaarlijks actieplan van 1 oktober naar 15 november. De datum van 1 oktober was moeilijk haalbaar en een latere datum laat een betere inschatting toe van het komende jaar. Gezien de OVAM 30 dagen heeft om goedkeuring te verlenen kan dit nog het lopende jaar worden afgerond.
Paragraaf 4 wijzigt om dezelfde redenen de datum voor voorleggen voor advies van het financieel plan naar 15 november. Bovendien wordt een opsomming gegeven van wat minstens moet worden opgenomen in het financieel plan: - het budget; - de berekening van eventuele bijdragen; - het beleid inzake reserves en provisies; - de financiering van eventuele verliezen; - de wijze van financiering van afgedankte producten waarvan de producent niet meer actief is of geïdentificeerd kan worden; - het beleggingsbeleid.
Bij de wijze van financiering wordt verduidelijkt dat de verantwoordelijkheid van het beheersorganisme beperkt is tot de producten die bij het heersorganisme zijn aangegeven bij het op de markt brengen. Indien dit niet kan nagegaan worden, dan moet het beheersorganisme financieren in overeenstemming tot het marktaandeel dat het beheersorganisme vertegenwoordigt.
Daarnaast wordt toegevoegd dat in het budget als apart onderdeel moet worden opgenomen welke middelen het beheersorganisme voorziet voor preventie en voor het hoogwaardig sluiten van de kringloop bovenop de wettelijk vastgelegde inzamel- en verwerkingsdoelstellingen. Van het beheersorganisme wordt verwacht dat het een proactieve rol speelt in het stimuleren van de circulaire economie. Door dit als apart onderdeel van het budget op te nemen maakt men hun engagement ter zake zichtbaar. In de aanvaardingsplichtconvenant wordt onderhandeld over de ondergrens van dit aandeel afhankelijk van de mogelijkheden in de specifieke materiaalketen.
In paragraaf 5 wordt toegevoegd dat indien het beheersorganisme de inzameling en verwerking organiseert, dit moet gebeuren conform bepaalde principes. Onder organiseren wordt verstaan dat het beheersorganisme opdrachten toewijst aan bepaalde operatoren. De beheersorganismen vallen niet onder de wetgeving overheidsopdrachten, maar om een goede werking te garanderen is het wel aangewezen dat enkele belangrijke principes worden nageleefd. Hieronder wordt verstaan: een ruime verspreiding van het lastenboek en een gunningsbeslissing die gebaseerd is op de in het lastenboek vastgelegde criteria. In de meeste milieubeleidsovereenkomsten zijn dergelijke richtlijnen reeds opgenomen, maar voor de rechtszekerheid worden deze principes nu wettelijk verankerd. Er wordt wel voorzien in een mogelijkheid om af te wijken van de verplichting om toe te wijzen op basis van een lastenboek in een aanvaardingsplichtconvenant.
Mogelijke afwijkingsgronden zijn opdrachten met een beperkte marktwaarde of opdrachten waarvoor het aantal aanbieders dermate beperkt is dat een goede marktwerking niet gegarandeerd is. Deze principes moeten toegepast worden in het kader van een collectief systeem met aanvaardingsplichtconvenant. Ze zijn niet van toepassing indien de inzameling en/of verwerking door individuele producenten of door andere actoren op contractuele basis georganiseerd wordt. In de paragrafen 6, 7 en 8 worden geen inhoudelijke aanpassingen aangebracht. Alleen het begrip `milieubeleidsovereenkomst' wordt vervangen door `aanvaardingsplichtconvenant'.
Artikel 17 voegt een nieuw artikel 3.2.2.1/1 toe, met name de algemene bepalingen voor het instrument `aanvaardingsplichtconvenant'.
De eerste paragraaf benoemt de partijen die de aanvaardingsplichtconvenant moeten afsluiten: de OVAM en een of meerdere organisaties van ondernemingen die producenten vertegenwoordigen waarop de aanvaardingsplicht van toepassing is. Op vraag van beide actoren kunnen ook andere partijen aansluiten bij de convenant. Het tweede lid legt enkele voorwaarden op aan de organisaties die de convenant afsluiten.
De tweede paragraaf omschrijft dat een aanvaardingsplichtconvenant niet op een minder strenge manier invulling kan geven aan de vastgelegde verplichtingen in het VLAREMA. Een aanvaardingsplichtconvenant stelt de basisprincipes vast voor de verdere invulling van de aanvaardingsplicht door de producenten, zonder veel in detail te treden.
De derde paragraaf stelt dat de aanvaardingsplichtconvenant verbindend is voor de partijen. Omdat er soms onduidelijkheid bestaat over de afdwingbaarheid van convenanten wordt dit hier letterlijk opgenomen.
Verplichtingen in de aanvaardingsplichtconvenant voor individuele producenten zijn ook bindend. Er wordt wel voorzien in een uitzondering voor producenten die op een andere wijze uitvoering geven aan de aanvaardingsplicht. Producenten die lid zijn van een organisatie die de aanvaardingsplichtconvenant heeft ondertekend, maar die toch op individuele basis of via een andere aanvaardingsplichtconvenant invulling geven aan hun aanvaardingsplicht, zijn uiteraard niet gebonden.
De vierde paragraaf stelt dat voor de ondertekening van de aanvaardingsplichtconvenant een consultatie moet georganiseerd worden waarbij de belanghebbende partijen actief betrokken worden en de mogelijkheid krijgen om hun standpunt over de aanvaardingsplichtconvenant kenbaar te maken. Tot de belanghebbende partijen behoren minstens de actoren die een rol spelen bij de inzameling en de verwerking van de afvalstoffen (o.a. Go4Circle, Coberec, Interafval, Comeos,...). Via de consultatie kunnen ze wegen op de aanvaardingsplichtconvenant zonder dat ze direct betrokken zijn bij de onderhandelingen. Hiertoe zal de OVAM hen tijdig en op verschillende momenten tijdens de onderhandelingen raadplegen.
De vijfde paragraaf bepaalt dat de convenant wordt gepubliceerd op de website van de OVAM. De zesde paragraaf handelt over de looptijd van een convenant. De looptijd moet opgenomen worden in de aanvaardingsplichtconvenant. De looptijd wordt vastgesteld op maximum 8 jaar. De looptijd kan wel eenmalig met 2 jaar verlengd worden. Dit laat toe om een convenant te laten doorlopen indien er na 8 jaar nog geen noodzaak is om een nieuwe convenant te onderhandelen. Voor een verlenging wordt opnieuw een consultatie voor de belanghebbende partijen georganiseerd. Het Vlaamse Gewest heeft steeds de mogelijkheid om de wetgeving aan te passen om te vermijden dat men in een situatie zou komen waarbij de sector niet bereid zou zijn om een nieuwe convenant te onderhandelen.
Paragraaf 7 voorziet de mogelijkheid om de convenant gedurende de looptijd te wijzigen indien beide partijen dit wensen. De wijzigingen worden bekendgemaakt op de website van de OVAM. Paragraaf 8 schetst de mogelijkheden tot opzegging. Elke partij kan de convenant opzeggen mits een beveiligde zending en het respecteren van de afgesproken opzeggingstermijn die maximaal 1 jaar bedraagt.
Artikel 18 wijzigt artikel 3.2.2.2, § 1, door de term "milieubeleidsovereenkomst" te vervangen door "aanvaardingsplichtconvenant".
Artikel 19 vervangt het opschrift van onderafdeling 3.2.3 door het opschrift "Onderafdeling 3.2.3. Individuele invulling van de aanvaardingsplicht".
Artikel 20 wijzigt artikel 3.2.3.1. Enerzijds wordt de term "individueel afvalpreventie- en afvalbeheersplan" in dit artikel vervangen door "individueel aanvaardingsplichtplan". En anderzijds, wordt er in het eerste lid aan punt 2° een punt d) toegevoegd dat de opsomming van de elementen van een aanvaardingsplichtplan bevat. Meer bepaald moet de producent garanderen dat er geen kosten zullen worden afgewenteld op andere producenten. Dit zou zich kunnen voordoen indien de producent er niet in zou slagen om alle afgedankte producten in te zamelen afkomstig van de producten die hij op de markt heeft gebracht.
Deze afgedankte producten kunnen dan bijvoorbeeld door de eindgebruiker bij een gratis inzamelpunt (bijvoorbeeld recyclagepark, supermarkt) van het collectief systeem worden afgegeven. Dergelijke situatie moet maximaal vermeden worden. Indien een producent een aanvaardingsplichtplan indient dat invulling geeft aan artikel 3.2.1.2, kan op basis hiervan het plan afgekeurd worden als er een reëel gevaar bestaat dat kosten worden afgewenteld op andere producenten. Met het oog op een faire mededinging wordt deze voorwaarde toegevoegd.
Artikel 21 wijzigt artikel 3.2.3.2 door de term "individueel afvalpreventie- en afvalbeheersplan" in dit artikel te vervangen door "individueel aanvaardingsplichtplan" en de term "aangetekende brief" door "beveiligde zending".
Daarnaast wordt een punt 5° toegevoegd dat bepaalt dat elk goedgekeurd individueel aanvaardingsplicht plan gepubliceerd wordt op de website van de OVAM. De regels in het kader van de openbaarheid van bestuur zijn van toepassing.
Artikel 22 wijzigt artikel 3.2.3.3 door de woorden "aangetekende brief" te vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 23 wijzigt artikel 3.2.3.4 door de term "individueel afvalpreventie- en afvalbeheersplan" in dit artikel te vervangen door "individueel aanvaardingsplichtplan" en de term "aangetekende brief" door "beveiligde zending".
Artikel 24 wijzigt artikel 3.2.3.5 door de term "individueel afvalpreventie- en afvalbeheersplan" in dit artikel te vervangen door "individueel aanvaardingsplichtplan".
Artikel 25 wijzigt artikel 3.4.2.2., § 2, 2°, door de term "afgewerkte olie" te vervangen door "afvalolie".
Artikel 26 wijzigt artikel 3.4.2.3 door de termen "individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan" en "milieubeleidsovereenkomst" te vervangen door "individuele aanvaardingsplichtplan" en "aanvaardingsplichtconvenant".
Artikel 27 wijzigt artikel 3.4.3.3 door de termen "individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan" en "milieubeleidsovereenkomst" te vervangen door "individuele aanvaardingsplichtplan" en "aanvaardingsplichtconvenant".
Artikel 28 vervangt het vierde lid van artikel 3.4.5.3. Artikel 3.4.5.3 bepaalt de ophaalplicht van batterijen door de producent die onder de aanvaardingsplicht valt bij een aantal specifieke inrichtingen. De wijziging van artikel 3.4.5.3 houdt in dat specifiek voor voertuigen van het type M1/N1 (personenwagens en lichte bestelwagens) expliciet wordt vermeld dat deze inrichtingen erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen moeten betreffen. De omzetting van de Europese richtlijn 2000/53 betreffende autowrakken bepaalt namelijk dat inrichtingen voor de ontmanteling van voertuigen van het type M1/N1 erkend moeten zijn als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen. Beschikken over een vergunning, zoals in het huidige artikel 3.4.5.3, is een van de voorwaarden om erkend te kunnen worden. Voor andere voertuigtypes geldt wel enkel de vergunningsplicht. Hiervoor blijft de ophaalplicht van de batterijen gelden conform de laatst genoemde inrichtingen, met name de "inrichtingen die vergund zijn voor de ontmanteling van andere gebruiksgoederen.".
Artikel 29 wijzigt artikel 3.4.5.4 door de termen "individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan" en "milieubeleidsovereenkomst" te vervangen door "individuele aanvaardingsplichtplan" en "aanvaardingsplichtconvenant".
Artikel 30 wijzigt het opschrift van onderafdeling 3.4.6 door het opschrift "Onderafdeling 3.4.6. Afvalolie".
Artikel 31 wijzigt artikel 3.4.6.1 door de term "afgewerkte olie" te vervangen door "afvalolie".
Artikel 32 wijzigt artikel 3.4.6.2. Enerzijds wordt de term "afgewerkte olie" te vervangen door "afvalolie" en anderzijds de vermelde doelstellingen voor herraffinage en verbranding met energieterugwinning aangepast. Op 25 mei 2018 keurde de Vlaamse Regering de startnota voor de nieuwe milieubeleidsovereenkomst (MBO) afgewerkte olie (afvalolie) goed. De onderhandelingen voor de nieuwe MBO zijn momenteel lopende. In de nieuwe MBO zal de verwerkingsdoelstelling voor afvalolie worden aangescherpt. De sector is akkoord met de strengere verwerkingsdoelstelling, evenwel alleen op voorwaarde dat de nieuwe doelstelling ook onmiddellijk algemeen van toepassing is via het VLAREMA. De nieuwe verwerkingsdoelstelling is in overeenstemming met de recent goedgekeurde wijzigingen aan de kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn (EU) 2 18/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen).
Artikel 33 wijzigt artikel 3.4.6.3 door de termen "individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan", "milieubeleidsovereenkomst" en "afgewerkte olie" te vervangen door "individuele aanvaardingsplichtplan", "aanvaardingsplichtconvenant" en "afvalolie".
Artikel 34 wijzigt artikel 3.4.6.4 door de term "afgewerkte olie" te vervangen door "afvalolie".
Artikel 35 wijzigt artikel 4.1.2, 6° en 16°, g), door de term "afgewerkte olie" te vervangen door "afvalolie".
Artikel 36 wijzigt het tweede lid van artikel 4.1.3 door de gevaarlijke eigenschap HP 14 "ecotoxisch" toe te voegen. Deze wijziging is de omzetting van de laatste gevaarlijke eigenschap als gevolg van de Verordening 2017/1997 van de Raad van 8 juni 2017 tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG. Artikel 37 wijzigt artikel 4.1.4 door de woorden "aangetekende brief" te vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 38 wijzigt artikel 4.3.2. In punt 10° wordt de term "afgewerkte olie" vervangen door "afvalolie".
Daarnaast wordt in uitvoering van actie 34 van het Uitvoeringsplan huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval een punt 23° keukenafval en etensresten en een punt 24° levensmiddelenafval toegevoegd als verplicht selectief in te zamelen bedrijfsafvalstoffen voor grote en middelgrote producenten van organisch-biologisch bedrijfsafval. Voor de duidelijkheid voor zowel de betrokken producenten als voor de inzamelaars en de toezichthoudende overheden is een opsomming toegevoegd voor welke bedrijven deze inzamelplicht geldt. Deze toevoeging zorgt ervoor dat deze afvalstromen van het organisch-biologisch bedrijfsafval (OBA) dat door deze bedrijven geproduceerd wordt, apart moeten gehouden worden en ook apart aangeboden moeten worden voor inzameling. De wijze van afbakening van de OBA-producenten is gebaseerd op criteria die onomstotelijk en objectief kunnen worden vastgesteld. De criteria werden berekend op basis van de gemiddelde OBA-productie in deze specifieke categorieën en getoetst aan de minimum hoeveelheid OBA die wekelijks vrijkomt om een rendabele inzameling te organiseren. Daarom is het ook niet de bedoeling om bedrijven en scholen die alleen soep aanbieden, onder deze regeling te laten vallen. Het criterium van geproduceerde hoeveelheid keuken- en levensmiddelenafval is niet gebruikt omdat dit niet controleerbaar is. De inwerkingtreding voor deze bijkomende verplicht selectief in te zamelen afvalstromen wordt voorzien op 1 januari 2021 om de betrokken bedrijven de mogelijkheid te bieden om zich hierop voor te bereiden.
Producenten van levensmiddelenafval en keukenafval die niet vermeld worden in deze opsomming, zullen vanaf 31 december 2023 verplicht worden om deze fracties selectief in te zamelen, overeenkomstig artikel 22 van de kaderrichtlijn afval. De kaderrichtlijn geeft in artikel 10, lid 3, de mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden af te wijken van deze verplichting. De OVAM zal dit ter voorbereiding van de implementatie van deze verplichting en uiterlijk tegen 31 december 2021 onderzoeken.
Naar aanleiding van het advies van de Raad van State wordt de indeling in categorieën verantwoord. Het gemeenschappelijk criterium over alle sectoren heen bestaat uit de minimale hoeveelheid OBA die wekelijks wordt geproduceerd. Deze werd vastgelegd op 80 kg/week (of ca. 4 ton op jaarbasis). Dit gemeenschappelijke criterium garandeert een gelijke behandeling van alle betrokken producenten. Op basis van kengetallen over de productie van keukenafval en etensresten in de betreffende sectoren werden objectieve en meetbare criteria vastgelegd per sector.
De sectoren worden bijgevolg gelijkwaardig behandeld op basis van het gemeenschappelijke criterium van de minimale hoeveelheid OBA op weekbasis. De vertaling naar de voorliggende criteria werd reeds gemotiveerd in het Uitvoeringsplan huishoudelijk afval en vergelijkbaar bedrijfsafval 2016-2022 (bijlage 6). Bijkomend aan deze motivering wordt voor restaurants en hotels verduidelijkt dat het criterium van 50 maaltijden per dag gebaseerd is op onderzoek van de OVAM waaruit blijkt dat kleine restaurants (< 100 maaltijden/dag) gemiddeld 21 kg OBA/dag produceren.
Om binnen elke sector een gelijke behandeling te garanderen werd de omschrijving van categorie `ziekenhuizen en psychiatrische ziekenhuizen' aangepast in die zin dat (psychiatrische) ziekenhuizen met minstens 25 erkende bedden onderworpen worden aan de selectieve inzamelplicht.
Naar aanleiding van het advies van de Raad van State wordt het criterium `werknemers' en de toepassing van de criteria op bedrijven verder verduidelijkt in dit verslag. Voor de berekening van het aantal werknemers worden patiënten, inwonenden (bijv. asielzoekers, gevangenen, gasten,...) mee in rekening genomen. In deze logica worden ook interimarbeiders als werknemers beschouwd aangezien zij ook gebruik kunnen maken van cateringfaciliteiten van een bedrijf.
Bijkomend wordt verduidelijkt dat de criteria gelden per locatie waar het criterium voor selectieve inzameling wordt overschreden.
Artikel 39 wijzigt artikel 4.3.3, § 1, eerste lid, 2°. Deze bepaling in § 1, 2° werd aangepast via het wijzigingsbesluit definitief goedgekeurd op 22 december 2017. De tekstcorrectie is bedoeld om te verduidelijken dat de vereisten voor de omgevingsvergunningsplichtige infrastructuurwerken pas geldt vanaf een volume groter dan 250 m3. De bedoeling van bepaling is duidelijk omschreven in het verslag bij dit wijzigingsbesluit van 22 december 2017, doch de formulering in het artikel laat interpretatie toe. Dit wordt nu rechtgezet.
Artikel 40 wijzigt punt 16°, b) van artikel 4.3.4 via een tekstcorrectie van de gebruikte term door deze te vervangen door de term "sediment uit de ballastwatertanks".
Artikel 41 bevat een tekstcorrectie van § 1 van artikel 4.3.6. De nummering van de opsomming wordt aangepast zonder een inhoudelijke wijziging.
Artikel 42 wijzigt artikel 4.3.7 door de woorden "aangetekende brief" te vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 43 wijzigt artikel 4.3.8 door de woorden "aangetekende brief" te vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 44 wijzigt artikel 4.3.9 door de woorden "aangetekende brief" te vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 45 wijzigt artikel 4.3.10 door de woorden "aangetekende brief" te vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 46 vervangt de stortverboden in artikel 4.5.1. In uitvoering van actie 53 van het Uitvoeringsplan Huishoudelijk Afval en Gelijkaardig Bedrijfsafval werden de bestaande stortverboden en de eraan gekoppelde verbrandingsverboden geëvalueerd. Deze aanpassing moet ervoor zorgen dat de stortverboden duidelijker afgebakend zijn.
De stortverboden zijn van toepassing op bijvoorbeeld alle brandbare afvalstoffen met uitzondering van deze brandbare afvalstoffen die opgenomen werden in het Materialendecreet waarop een verlaagde milieuheffing van toepassing is en zijn ook niet van toepassing op recyclageresidu's van fysicochemische grondreiniging zoals opgenomen in artikel 46, § 1, 6° tot en met 8°, van het Materialendecreet.
Daarnaast blijven de stortverboden gelden voor oude en vervallen geneesmiddelen en voor afvalstoffen waarvoor een verbrandingsverbod geldt. De aanpassing van dit artikel zorgt voor een betere handhaafbaarheid.
Artikel 47 wijzigt paragraaf 1 van artikel 4.5.2 en voegt een paragraaf 3 toe aan dit artikel. De lijst van de afvalstoffen in paragraaf 1, waarvoor een verbrandingsverbod geldt, wordt aangepast zodat de lijst rekening houdt met de huidige beleidsvisie en met het oog op een duidelijkere formulering en betere handhaafbaarheid van de verbrandingsverboden. Zo is het verboden om alle afvalstoffen die met oog op recyclage ervan afzonderlijk werden ingezameld en alle afvalstoffen die door hun aard, hoeveelheid of homogene samenstelling in aanmerking komen voor hergebruik of recyclage af te voeren voor verbranding. Ook het huishoudelijk restafval en het bedrijfsrestafval dat werd ingezameld zonder aan de verplichte selectieve inzameling te voldoen, waardoor het restafval nog afvalstoffen bevat die voor materiaalrecyclage in aanmerking komen, kan niet langer rechtstreeks afgevoerd voor verbranding. Hetzelfde geldt eveneens voor het grofvuil dat nog recycleerbare materialen bevat. Dit houdt in dat grofvuil moet nagesorteerd worden op homogene afvalstoffen die voor materiaalrecyclage in aanmerking komen. Dit houdt echter niet in dat samengestelde afvalstoffen moeten ontmanteld worden Voor het bedrijfsrestafval dat niet conform artikel 4.3.2 werd ingezameld, wordt wel aan de minister een delegatie gegeven om eventueel een code van goede praktijk op te stellen waarin een minimale wijze van inzameling en uitsorteren en resultaatsvoorschriften worden vastgelegd waarbij na naleving deze afvalstoffen alsnog verbrand zouden kunnen worden. Deze aanpassing komt er naar aanleiding van het project `bron- en nasortering' en het daarin georganiseerde sectoroverleg, alsook naar aanleiding van de handhavingsacties in het kader van kennisgevingen voor export van restafval en bij afvalverbrandingsinstallaties in Vlaanderen. Vandaag is er geen code van goede praktijk voor na te sorteren bedrijfsafval. De nieuwe bepaling zorgt voor een kapstok die dergelijke code wel mogelijk maakt. Er worden vandaag wel nasorteervoorwaarden (zowel middelen- als resultaatsverbintenissen) opgelegd bij kennisgevingen voor export van restafval. De sector geeft enerzijds aan dat deze voorwaarden mogelijk te streng zijn voor een aantal afvalstoffen, in het bijzonder PMD, en anderzijds er een onvoldoende gelijk speelveld zou zijn tussen geëxporteerd restafval (met strenge voorwaarden) en verbranding in Vlaanderen.
De verbrandingsverboden zijn onverminderd de bepalingen van artikel 6.11.1 van VLAREM II van toepassing. Dit artikel uit VLAREM II laat toe om bepaalde afvalstoffen in open lucht te verbranden.
De nieuw toegevoegde paragraaf 3 bevat een aantal uitzonderingen op de verbrandingsverboden uit paragraaf 1. Onbehandeld houtafval afkomstig van de houtverwerkende industrie dat in de eigen onderneming toegepast wordt als energiebron, en de houtige fractie afkomstig van het behandelen van plagsel en choppermateriaal vallen niet onder het verbrandingsverbod, evenals recyclageresidu's waarvoor overeenkomstig het Materialendecreet een verlaagde milieuheffing van toepassing is voor het verbranden of het meeverbranden ervan.
Artikel 48 vervangt paragraaf 1 en 2 van artikel 4.5.3. Deze paragrafen bevatten de procedure voor het aanvragen en behandelen van individuele afwijkingen op de gelden de stort- en verbrandingsverboden. De procedure wordt duidelijker geformuleerd, evenals de gegevens die de aanvrager moet verstrekken. Deze gegevens hebben onder andere betrekking op de identificatie van de afvalstof die minstens de EURAL-code, de samenstelling, de oorsprong en het productieproces waarbij de afvalstof vrijkomt moet omvatten. Daarnaast moet een motivering van de afwijkingsaanvraag, evenals de periode waarvoor de afwijking gevraagd wordt opgegeven worden. De aanvraag wordt ingediend bij de OVAM die binnen de 45 kalenderdagen een advies over de afwijkingsaanvraag geeft aan de minister. De minister beslist binnen 90 kalenderdagen. Een afwijking kan voor maximaal 5 jaar verleend worden. Elke verleende afwijking wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en op de website van de OVAM. Artikel 49 vervangt in artikel 5.1.3. de term "containerpark" door de term "recyclagepark".
Artikel 50 bepaalt dat de kringloopcentra geen activiteiten mogen ontwikkelen die marktverstorend zijn. Dit betekent bij voorbeeld dat de ingezamelde goederen in de kringwinkels in het eigen werkingsgebied moeten aangeboden worden. Het gericht verzamelen of bijhouden van voorwerpen om die op een externe kunst- of collectieveiling openbaar te verkopen kan bijvoorbeeld niet. Uitzondering daarop kan gemaakt worden voor herbruikbare goederen waarvoor in Vlaanderen geen afzet meer gevonden wordt, maar waarvoor wel in het buitenland een markt bestaat, of wanneer producten na verloop van normale tijd lokaal onverkoopbaar blijken te zijn. Een kringloopcentrum kan bijv. ook geen volledige inboedels inzamelen rekening houdend met de waarde of opkopen omdat hiervoor een regulier circuit bestaat. Dit zou trouwens ook tegenstrijdig zijn met de doelstelling in het Uitvoeringsplan huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval waarin bepaald is dat zij een hergebruikpercentage van minimaal 50% moeten behalen.
Artikel 51 vervangt in artikel 5.2.2.3, § 3, de term "containerparken" door de term "recyclageparken".
Artikel 52 vervangt in artikel 5.2.2.4, § 2, de term "containerpark" door de term "recyclagepark".
Artikel 53 wijzigt artikel 5.2.3.8 door de woorden "aangetekende brief" te vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 54 past paragraaf 2 van artikel 5.2.4.1 aan. De voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om onder de uitzondering te vallen van de erkenningsplicht als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietiging van afgedankte voertuigen worden uitgebreid met twee bijkomende voorwaarden. Deze bijkomende voorwaarden zijn noodzakelijk in functie van de handhaafbaarheid van deze uitzondering. Met de huidige voorwaarden zijn namelijk nog te veel mogelijkheden om exploitaties te voeren met een groter aantal afgedankte voertuigen en onderdelen ervan op te slaan waarbij bij controles duidelijk is dat men demontage op grotere schaal uitvoert, maar waarbij met de huidige voorwaarden de erkenningsplicht niet kan afgedwongen worden. Het doel van de aanpassing is om exploitaties die beperkte demontage uitvoeren uit te zonderen van de erkenningsplicht.
Artikel 55 wijzigt artikel 5.2.4.3, § 6, door de woorden "in het kader van de milieubeleidsovereenkomst" op te heffen.
Artikel 56 wijzigt artikel 5.2.4.4 door een punt 4° toe te voegen. Er wordt een bijkomende vereiste toegevoegd om een erkenning als centrum voor depollutie, ontmanteling en vernietiging te kunnen verkrijgen of behouden, met name een controle te laten uitvoeren op de conformiteit aan de wettelijke verplichtingen door een onafhankelijke keuringsinstelling geaccrediteerd volgens ISO17020. De voorwaarden waaraan deze controle op de conformiteit moet voldoen wordt nader bepaald door de minister.
Artikel 57 wijzigt punt 5° van paragraaf 1 van artikel 5.2.4.5 door expliciet toe te voegen dat de voorwaarden voor de conformiteitsverklaring nader bepaald worden door de minister.
Artikel 58 voegt in punt 2° en in punt 3° van paragraaf 2 in artikel 5.2.4.7 toe dat de voorwaarden voor de conformiteitsverklaring nader bepaald worden door de minister. In paragraaf 3 worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 59 wijzigt artikel 5.2.4.8 door de woorden "aangetekende brief" te vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 60 wijzigt artikel 5.2.5.5 door de woorden "ter uitvoering van een milieubeleidsovereenkomst" op te heffen en de woorden "individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan" te vervangen door een "individueel aanvaardingsplichtplan".
Artikel 61 wijzigt artikel 5.2.10.2 door een derde lid toe te voegen.
Deze toevoeging zorgt voor de uitvoering van de verplichtingen opgenomen in artikel 5.1 van het Verdrag van 2004 voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, gedaan te Londen op 13 februari 2004. Hierin wordt bepaald dat de havenbeheerder moet voorzien in adequate ontvangstvoorzieningen voor de ontvangst van sedimenten afkomstig uit ballastwatertanks. Het Verdrag is van kracht sinds 8 september 2017.
Artikel 62 wijzigt artikel 5.2.10.4 door de woorden "aangetekende brief" te vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 63 wijzigt artikel 5.2.11.5 door de woorden "aangetekende brief" te vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 64 stemt het gebruik van een bouwstof in ongebonden toestand in en op de bodem af met de lijst van toepassingen van bodemmaterialen voor bouwkundig bodemgebruik in het VLAREBO. Door de verwijzing naar de bestaande lijst van toepassingen voor het gebruik van bodemmaterialen voor bouwkundig bodemgebruik in het VLAREBO wordt een gelijk speelveld gecreëerd met het gebruik van potentiële bouwstoffen in ongebonden toestand. Op deze manier wordt het gebruik van een bouwstof in ongebonden toestand in of op de bodem afgestemd met het gebruik van bodemmaterialen voor bouwkundig bodemgebruik. Toepassingen die niet toegelaten zijn voor bodemmaterialen, mogen ook niet uitgevoerd worden met bouwstoffen in ongebonden toestand. Een bouwstof in ongebonden toestand is een korrelig materiaal dat niet gaat uitharden. Aan deze potentiële bouwstof zijn geen bindmiddelen of kalk toegevoegd.
Artikel 65 voegt een nieuwe onderafdeling 5.3.11 toe met betrekking tot de voorwaarden voor het gratis ter beschikking stellen van lichte plastic draagtassen voor eenmalig gebruik. Tegen 27 november 2016 moest de Europese Richtlijn 2015/720 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen, worden omgezet. Deze richtlijn beoogt het verminderen van het gebruik van "lichte plastic draagtasjes" voor eenmalig gebruik.
Specifiek ligt de focus op draagtassen met een wanddikte van minder dan 50 micron en meer dan 15 micron. Deze draagtassen vertegenwoordigen de overgrote meerderheid van het totaal aantal in de Europese Unie verbruikte plastic draagtassen en worden ook minder vaak dan dikkere plastic draagtassen opnieuw gebruikt. Bijgevolg worden de lichte plastic draagtassen sneller afval en komen ze vanwege hun geringe gewicht vaker als zwerfvuil in het milieu terecht.
De Richtlijn laat toe dat de lidstaten zelf de maatregelen kiezen om de verplichte doelstellingen te halen. De doelstellingen bestaan erin om het verbruik te beperken tot 90 draagtassen per persoon per jaar tegen 2019 en 40 draagtassen tegen 2025 en/of om gratis lichte plastic draagtassen te verbieden tegen 31 december 2018. Er bestaan nog geen gevalideerde cijfers voor het gebruik van lichte plastic draagtassen in Vlaanderen, maar voorlopige cijfers geven aan dat het huidige verbruik waarschijnlijk hoger ligt dan 90 draagtassen per persoon. Een gefaseerde afbouw van lichte plastic draagtassen door middel van een vrijwillig actieplan is moeilijk afdwingbaar en biedt geen zekerheid dat we de doelstelling van 2025 halen. Een bijkomend nadeel is dat niet alle verkooppunten gebonden zijn door zo'n actieplan. Met een verbod op het gratis uitdelen wordt daarentegen verzekerd dat ieder verkooppunt gebonden is aan dezelfde verplichting.
Om in lijn te blijven met de andere gewesten, wordt voorgesteld om in Vlaanderen een totaalverbod op het gratis ter beschikking stellen van lichte plastic draagtassen in de distributie in te voeren. Zo sluiten we ook aan bij het verbod dat reeds in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest is ingevoerd. Wanneer er toch lichte plastic draagtassen worden aangeboden, moet de bijdrage per draagtas die de consument daarvoor betaalt, zichtbaar gemaakt worden. Dit kan bijvoorbeeld door dit te vermelden op het kassaticket of de bijdrage duidelijk te afficheren in de verkoopsruimte.
Aangezien het verbieden van lichtere zakjes (van minder dan 15 micron) leidt tot meer voorverpakkingen (wat niet beter is voor het milieu), wordt de scope van het verbod beperkt tot de lichte plastic draagtassen zoals gedefinieerd in de Europese Richtlijn.
Een tijdelijke uitzondering op het verbod ten aanzien van het gratis ter beschikking stellen van de lichte plastic draagtassen kan bekomen worden indien aangetoond wordt dat omwille van milieuredenen of omwille van vereisten inzake hygiëne, behandeling of veiligheid van bepaalde producten er geen gepaste alternatieven beschikbaar zijn. De minister kan de eigenschappen en voorwaarden voor deze lichte plastic draagtassen vaststellen.
Verder moet voldoende tijd gegeven worden aan de sector om zich voor te bereiden op de ingang van een verbod en eventuele voorraden weg te werken. Daarom dat in het nieuwe artikel 5.3.11.2 het gebruik van reeds aangekochte voorraden van lichte plastic draagtassen voor de inwerkingtreding van dit artikel nog toegelaten wordt tot 6 maanden na de inwerkingtreding van het verbod.
Het blijft echter belangrijk te kiezen voor alternatieven die vanuit ecologisch oogpunt wenselijk zijn. Op dit moment wordt niet geopteerd om uitzonderingen op het verbod te voorzien. Gezien biobased of composteerbare zakjes het probleem van zwerfvuil niet zullen oplossen en er belangrijke aandachtspunten zijn wat betreft de sorteerboodschap, inzameling en eindverwerking, zijn uitzonderingen voor deze nog niet opportuun. Twee jaar na de invoering van dit verbod zal de impact ervan geëvalueerd worden. Hierbij wordt minstens nagegaan of er een effectieve daling is van het aantal eenmalige plastic draagtassen, of het gebruik van andere materialen (bijv. papier) gestegen is. Indien blijkt dat alternatieven voor eenmalig gebruik gestegen zijn, moet overwogen worden om ook voor deze draagtassen bijkomende maatregelen te nemen. Het is immers de bedoeling dat het gebruik van draagtassen voor eenmalig gebruik daalt ten voordele van herbruikbare draagtassen.
Artikel 66 voegt een nieuwe onderafdeling 5.3.12 toe met betrekking tot de voorwaarden voor het gebruik van cateringmateriaal. De milieu-impact van evenementen is aanzienlijk. Jaarlijks vinden zo'n 400 muziekfestivals plaats in Vlaanderen, goed voor meer dan 7 miljoen bezoekers. Daarnaast worden in elke gemeente jeugdevenementen, sportwedstrijden, braderieën of stadsfeesten, cultuur- en kerstmarkten en fuiven georganiseerd. Het groeiend fenomeen van publieke activiteiten en evenementen, zowel indoor als outdoor, brengt op positieve wijze veel mensen bij elkaar, maar zorgt voor steeds meer milieudruk.
Een belangrijke factor hierin wordt veroorzaakt door de toenemende mobiliteit. Vele mensen nemen de wagen om de evenementen te bereiken.
En aangezien het om tijdelijke gebeurtenissen gaat, zijn vaak weinig vaste voorzieningen aanwezig waardoor heel veel moet aangevoerd worden over de weg (catering, toiletten, tenten, podia).
Een ander deel van de milieudruk wordt veroorzaakt door de gebruikte cateringmaterialen die een heel korte gebruiksfase kennen vooraleer ze afval worden. Er wordt namelijk vooral geconsumeerd uit wegwerprecipiënten op evenementen. Dranken worden geserveerd in wegwerprecipiënten (bijv. wegwerpbekers, plastic flessen, drankblikjes,...), voedsel wordt vaak aangeboden in wegwerpbakjes of -bordjes, vergezeld van wegwerpbestek.
Artikel 5.2.12.1 stelt vanaf 1 januari 2020 een verbod in om op evenementen drank te serveren in recipiënten voor eenmalig gebruik, tenzij de eventorganisator een systeem opzet dat garandeert dat minstens 90% van deze recipiënten op het event gescheiden worden ingezameld. Vanaf 1 januari 2022 wordt dit inzamelpercentage opgetrokken tot 95%. Het betreft hier zowel wegwerpbekertjes waarin drank wordt geserveerd, als drankverpakkingen, zoals eenmalige flessen, drankkartons en blikjes. Naast een lagere milieu-impact, minder afval en propere terreinen, zal het invoeren van een dergelijk verbod op evenementen ervoor zorgen dat er minder zwerfvuil wordt gegenereerd in de omgeving van het event zelf. Dit wordt nu namelijk als erg storend ervaren door omwonenden. Het verbod gaat in vanaf 1 januari 2020 zodat de overgangsfase ruim genoeg is om zich anders te organiseren.
Artikel 5.3.12.2 stelt een verbod in voor het serveren van drank in recipiënten voor eenmalig gebruik in de eigen werking en op de door de Vlaamse overheden en lokale besturen georganiseerde evenementen. Het betreft de evenementen waar de overheden zelf bepalen hoe de catering verloopt, bijv. door een marktbevraging. Het betreft dus niet bijv. de handelaars die dranken en voedingsmiddelen verkopen op door de overheden georganiseerde markten en kermissen. Dit verbod wordt ingesteld vanaf 1 januari 2020. Dit verbod wordt uitgebreid tot het serveren van bereide voedingsmiddelen in cateringmateriaal voor eenmalig gebruik door Vlaamse overheden en lokale besturen in eigen werking of op door hen georganiseerde evenementen vanaf 1 januari 2022. De bereide voedingsmiddelen zijn voedingsmiddelen die ter plaatse worden klaargemaakt, samengesteld, geschikt, opgewarmd, geregenereerd of ontdooid, of voedingsmiddelen die daarmee vergelijkbaar zijn, maar in een centrale locatie zijn bereid, zoals broodjes, wraps, slaatjes,... Dit is een gekend begrip in het kader van de voedselveiligheid. Voorverpakte etenswaren, zoals een chocoladereep, een zakje chips, een ijsje,... vallen hier niet onder.
We zien de laatste jaren bij Vlaamse overheden en lokale besturen een trend naar het omschakelen van herbruikbare naar wegwerprecipiënten bij het aanbieden van etenswaren en drank. Waar vroeger koffie werd gedronken in porseleinen tassen, staan nu wegwerpbekers voor eenmalig gebruik bij de automaten. Ook water of frisdranken worden steeds vaker in wegwerpbekertjes aangeboden.
Aangezien de Vlaamse overheden en lokale besturen een voorbeeldfunctie hebben, willen we hen verbieden eenmalig cateringmateriaal te gebruiken in de eigen werking en op door hen georganiseerde evenementen. Zij hebben alle faciliteiten om te blijven kiezen voor herbruikbare producten. Aangezien politiereglementen het gebruik van glas op evenementen niet toelaten omwille van de veiligheid, kan het introduceren van herbruikbare bekers uit harde plastics een oplossing bieden voor het serveren van de dranken. Maaltijden en hapjes kunnen, afhankelijk van het soort evenement, aangeboden worden in porselein of herbruikbare harde plastics. Het is de bedoeling dat overheden hiermee ervaring opbouwen, zodat het gebruik van herbruikbaar cateringmateriaal op termijn kan worden uitgebreid naar alle evenementen, ook deze georganiseerd door niet-overheden.
De minister kan, op basis van artikel 5.3.12.3, nadere bepalingen voorzien die toelaten dat er voor specifieke types cateringmateriaal in bepaalde gevallen wordt afgeweken van bovenstaande verbodsbepalingen op voorwaarde dat kan worden gemotiveerd dat het betreffende verbod in het betreffende geval niet zou leiden tot milieuwinst.
Artikel 67 voegt een nieuwe onderafdeling 5.3.13 toe met betrekking tot de voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen afvalzakken. Meer gescheiden inzameling voor recyclage betekent ook dat er moet gezorgd worden voor voldoende afzet van gerecycleerde materialen. Daarom wordt hier voorgesteld om het gebruik van afvalzakken uit niet gerecycleerde kunststof te verbieden. Er is een aanbod op de markt van afvalzakken die voor het grootste gedeelte uit gerecycleerd materiaal bestaan, ook voor doorschijnende zakken. Er zijn zelfs afvalzakken op de markt die voor 100% uit gerecycleerde materialen bestaan. Daarom wordt een verbod ingesteld op het gebruik van afvalzakken die niet voor 80% uit gerecycleerd materiaal bestaan vanaf 1 januari 2021. Vanaf 1 januari 2025 wordt alleen nog het gebruik toegestaan van afvalzakken uit 100% gerecycleerd materiaal. Op dit verbod worden een aantal uitzonderingen voorzien. Zo is er voldoende tijd voor de industrie om de nodige investeringen te doen en de nodige certificeringsmechanismen uit te werken.
Artikel 68 voegt een nieuwe onderafdeling 5.3.14 toe met betrekking tot de voorwaarden voor het gebruik van stickers op groenten en fruit.
Op groenten en fruit worden soms stickers aangebracht die rechtstreeks in contact staan met het fruit of de groente, bijv. om aan te duiden van welk merk of origine het betreffende fruit of groente komt. Deze stickers komen uiteindelijk vaak terecht in het gft-afval en verstoren het daaropvolgende composteringsproces. De stickers zelf zijn vaak niet of zeer traag afbreekbaar en ook de gebruikte lijmen geven aanleiding tot een vervuiling van de uiteindelijk bekomen compost. In dit artikel wordt het gebruik van deze stickers verboden, tenzij de informatie op de sticker functioneel of wettelijk verplicht is, of tenzij de stickers gecertificeerd als thuiscomposteerbaar zijn. De inwerkingtreding van dit verbod is voorzien op 1 januari 2021 zodat er voldoende tijd is waarbinnen de sector zich in regel kan stellen. In tussentijd zal er met de sector overlegd worden hoe dit verbod in de praktijk kan gerealiseerd worden.
Artikel 69 vervangt de term "containerpark" door de term "recyclagepark" en voegt een uitzondering op het identificatieformulier toe in paragraaf 1 van artikel 6.1.1.2. Deze uitzondering is van toepassing op het afvaltransport uitgevoerd en geregeld door de afvalproducent om de eigen bedrijfsafval van de eigen exploitatiezetel af te voeren naar een vergund collectief inzamelpunt op het bedrijventerrein waar deze exploitatiezetel gevestigd is. Dit kadert in het verder stimuleren van de selectieve inzameling aan de bron bij de bedrijven. Vooral voor afvalstoffen die sporadisch of in kleine hoeveelheden geproduceerd worden is het organisatorisch en financieel niet altijd haalbaar om een ophaling op de eigen exploitatiezetel te voorzien. Door samenwerking van verschillende bedrijven gevestigd op hetzelfde bedrijventerrein kan hieraan tegemoet gekomen worden via het opzetten van een collectief inzamelpunt dat moet voldoen aan alle wettelijke bepalingen zoals opgenomen in het Omgevingsvergunningsdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten (verplichte omgevingsvergunning, naleven sectorale voorwaarden, ...). Via deze uitzondering wordt getracht om de administratieve last voor de bedrijven die gebruik maken van dergelijk vergund collectief inzamelpunt te verlichten.
Artikel 70 wijzigt artikel 6.1.1.4. Deze aanpassingen komen er naar aanleiding van het nieuwe project `bron- en nasortering' en het daarin georganiseerde sectoroverleg. Zowel de laatste sorteeranalyse op bedrijfsrestafval als verschillende handhavingsacties hebben aangetoond dat er nog erg veel afval door inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars van restafval wordt meegenomen dat eigenlijk onder de sorteerplicht voor bedrijven valt. Deze aanpassingen in artikel 6.1.1.4 van het VLAREMA vormen een deel van de beleidsinitiatieven die nodig zijn om hieraan te verhelpen.
Enerzijds wordt de informatieplicht uitgebreid. Al te vaak blijkt dat inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars de informatieplicht naar de klant beperken tot het aanbieden van een contract met weliswaar een overzicht van alle afvalstromen die onder de sorteerplicht vallen, maar verder veel ondoorgrondelijke juridische bepalingen. Voor de klanten (de bedrijven die moeten sorteren) zijn deze contracten vaak onvoldoende om hun exacte sorteerverplichtingen te begrijpen. De aanpassing dat de inzamelaars informatie moeten geven "op maat van de individuele klant of minstens op maat van de sector" moet ervoor zorgen dat er meer ernstig met de informatieplicht wordt omgesprongen. Als afvalexpert hebben de inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars de verantwoordelijkheid om hun klanten te informeren over welke afvalstromen zeer waarschijnlijk vrijkomen in hun type bedrijf en via welke kanalen die afvalstoffen kunnen verwijderd worden. Het is de bedoeling dat de specifieke invulling van deze sectorspecifieke informatie nog verder praktisch uitgewerkt wordt in een werkgroep met daarin de sector van inzamelaars en de OVAM. Anderzijds wordt ook een visuele controle toegevoegd van de bedrijfsrestafvalcontainers. Uit de acties van afdeling Handhaving blijkt dat de containers al te vaak worden meegenomen door inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars zonder te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van afvalstoffen die onder de sorteerplicht vallen. Nochtans moet, vandaag reeds, volgens artikel 6.1.1.4 de inzamelaar van bedrijfsrestafval nagaan of het contract wel wordt nageleefd en de facto dus of er geen te sorteren afvalstoffen in het restafval zitten. Vandaag is een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar en -makelaar in principe mee verantwoordelijk wanneer er nog te sorteren afvalstoffen in het restafval zitten en het restafval wordt meegenomen en niet nagesorteerd. Aangezien deze bepalingen zéér streng en in de praktijk vaak moeilijk haalbaar zijn, wordt vanuit de sector gevraagd om duidelijker in de wetgeving aan te geven wat er precies verwacht wordt van de inzamelaars bij de acceptatie van bedrijfsrestafval. Dit wordt verduidelijkt door in artikel 6.1.1.4 toe te voegen dat er minstens een visuele controle wordt verwacht en dat er een duidelijke schriftelijke of digitale non-conformiteitsprocedure moet zijn waarbij de klant gewezen wordt op zijn sorteerfouten. Ook wordt concreet toegevoegd dat de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar en -makelaar containers mag weigeren van de klanten. Deze bijkomende bepalingen verduidelijken wat er precies verwacht wordt van de inzamelaars.
Deze regels zijn ook van toepassing voor bedrijfsafvalstoffen die door de lokale overheden ingezameld worden.
Artikel 71 wijzigt artikel 6.1.1.6 door de woorden "aangetekende brief" te vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 72 wijzigt het derde lid van artikel 6.1.3.1. De aanpassing houdt in dat een bijkomende actor wordt toegevoegd waarvoor het niet langer vereist is om te beschikken over een registratie als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar. Het betreft een uitzondering voor het kringloopcentrum of het hergebruikcentrum voor EEA dat ingezamelde afgedankte EEA, die een visuele voorselectie op herbruikbaarheid hebben ondergaan, vervoert naar een hergebruikcentrum voor EEA, met het oog op de voorbereiding voor hergebruik. Deze actoren hebben reeds een rapporteringsverplichting voor (A)EEA, alsook de verplichting de gerapporteerde cijfers te laten verifiëren door een auditbureau geaccrediteerd volgens ISO17020. In deze audit wordt tevens nagegaan of de regels inzake hergebruik, vastgelegd in het ministerieel besluit betreffende de hergebruikscriteria, gerespecteerd worden. De verplichting tot registratie als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar voor gevaarlijke afvalstoffen (AEEA worden beschouwd als gevaarlijk afval), inclusief de verplichting tot werken volgens een periodiek te keuren kwaliteitsborgingssysteem, is niet noodzakelijk.
Artikel 73 wijzigt artikel 6.1.3.5 door de woorden "aangetekende brief" te vervangen door "beveiligde zending".
Artikel 74 wijzigt artikel 6.2.2 door digitale communicatie mogelijk te maken bij het indienen van een kennisgevingsdossier bij de OVAM via het door de OVAM beschikbaar gestelde webloket.
Artikel 75 vervangt artikel 6.2.3. Dit artikel lijst de verschillende mogelijkheden op voor het indienen van kennisgevingsdossiers bij de OVAM. Ofwel dient de kennisgever zijn kennisgevingsdossier in via de post (op papier) ofwel maakt hij gebruik van het ter beschikking gestelde webloket. Voor het digitaal doorsturen zijn er twee mogelijkheden voorzien: ofwel dient de kennisgever de bijlagen bij zijn kennisgevingsdossier in via het webloket en stuurt per post het originele kennisgevingsformulier en transportdocument, het originele contract tussen kennisgever en ontvanger en het bewijs van de bankgarantie, borgsom of gelijkwaardige verzekering ofwel dient hij het volledige kennisgevingsdossier digitaal via het webloket in.
Indien de kennisgever kiest voor het digitaal doorsturen van zijn kennisgevingsdossier of van de bijlagen ervan dan wordt het dossier volledig digitaal behandeld door de OVAM en verloopt de volledige communicatie met de OVAM via het webloket.
Artikel 76 vervangt artikel 6.2.4. Dit artikel bepaalt de dossierkosten die door de kennisgever aan de OVAM betaald moeten worden per kennisgevingsdossier. De dossierkosten worden nu gekoppeld aan de wijze van indiening en ook aan de wijze waarop de transportmeldingen tijdens de looptijd van een goedgekeurde kennisgeving gebeuren. Om de kennisgevers zo veel mogelijk te stimuleren om de gegevens- en dossieruitwisseling digitaal te laten verlopen wordt de indiening van papieren dossiers ontmoedigt door deze manier van indienen duurder te maken dan het digitaal indienen van dossiers.
Voor de uitvoerdossiers die door de kennisgevers bij de OVAM worden ingediend, wordt een dossierkost van 550 euro gevraagd indien het dossier op papier wordt ingediend, 400 euro als men het gehele kennisgevingsdossier of de bijlagen bij het kennisgevingsdocument digitaal indient. Dit betekent een prijsstijging van 400 euro naar 550 euro voor de op papier ingediende dossiers. Deze prijsstijging is te wijten aan twee factoren: - een indexering van de dossierkosten (stijging van ca. 8% sinds 2012); - de huidige inkomsten op basis van de huidige dossierkosten en de inschatting van deze inkomsten bij invoering van de voorgestelde tariferingswijze.
De dossierkost voor invoerdossiers die door andere bevoegde autoriteiten naar de OVAM worden gestuurd, komt op hetzelfde niveau als de dossiers die op papier ingediend worden, en dit tenminste tot er op EU-niveau standaarden zijn uitgewerkt voor de gegevensuitwisseling van kennisgevingsdossiers tussen de bevoegde autoriteiten.
Naast de differentiatie van de dossierkosten op basis van de manier van indienen van het kennisgevingsdossier wordt nog een extra korting van 200 euro per kennisgeving gegeven indien de kennisgever garandeert dat alle transportmeldingen digitaal gebeuren volgens Europees vastgestelde standaarden of zoals bepaald in een door de minister goedgekeurde standaardprocedure. Omdat de dossierkosten geïnd worden op het moment van de beslissing over het dossier zal de dossierkost op een volgend dossiers van dezelfde kennisgever met 200 euro verhoogd worden als blijkt dat niet alle transportmeldingen digitaal werden ingediend.
Om de verwerking en opvolging van de betalingen bij de OVAM zo veel mogelijk digitaal te laten verlopen zullen geen betalingen van dossierkosten meer aanvaard worden zonder gestructureerde mededeling.
De betalingen zonder gestructureerde mededeling zullen steeds worden teruggestort. Bij de indiening van een dossier dient de kennisgever met de betaling van de dossierkost te wachten op de betaalinformatie die hem door de OVAM ter beschikking wordt gesteld. Hij moet bij de betaling gebruik maken van de gestructureerde mededeling die opgenomen is in de betaalinformatie. Om de behandeling van dossiers niet te vertragen worden de dossiers reeds in behandeling genomen voor de dossierkosten betaald zijn. Indien er nog openstaande facturen van vorige dossiers zouden bestaan zal de OVAM bij een volgend dossier van dezelfde kennisgever geen correct verrichtverklaring of ontvangstbevestiging verlenen eer de openstaande facturen vereffend zijn.
Momenteel worden de kennisgevings- en transportdocumenten voor uitvoer per e-mail besteld bij de OVAM. Dit vergt een manuele tussenkomst van de OVAM-medewerkers. Vanaf nu zullen de kennisgevingsdocumenten met uniek kennisgevingsnummer en de transportdocumenten enkel nog via het webloket kunnen besteld worden. Deze wijziging kadert in de verdere digitalisering van het kennisgevingsproces.
Artikel 77 voegt artikel 6.2.6 tot 6.2.18 toe. Deze artikelen bepalen hoe inrichtingen vergund voor de nuttige toepassing van afvalstoffen gevestigd in het Vlaamse Gewest een aanvraag kunnen indienen om goedgekeurd te worden als "vooraf goedgekeurde inrichting" zoals bepaald in verordening 1013/2006 en hoe dergelijke aanvraag behandeld zal worden. De OVAM zal op haar website een lijst publiceren van alle vooraf goedgekeurde inrichtingen in Vlaanderen. Deze informatie zal ook gebruikt worden voor de rapportageplichten die in de verordening hierover worden opgelegd.
De wijze van indiening van de aanvraag, evenals de inhoud worden vastgelegd. De inhoud van de aanvraag stemt overeen met de bepalingen hierover in de verordening. Bij de aanvraag dient het bedrijf een afschrift van de actuele milieuvergunning of omgevingsvergunning (incl. alle kleine wijzigingen t.o.v. de initiële vergunning) toe te voegen. Deze informatie zal niet langer opgevraagd worden wanneer centraal alle actuele milieu- of omgevingsvergunningen digitaal ter beschikking zijn via het omgevingsvergunningenregister.
De indiening, de behandeling, de criteria waaraan de inrichting moet voldoen, evenals de wijze van verlening van de goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting verloopt volledig digitaal via het webloket dat de OVAM ter beschikking stelt op haar website. De aanvrager zal onmiddellijk na ontvangst van de aanvraag bij de OVAM een elektronische melding toegestuurd krijgen die de ontvangst van zijn aanvraag bevestigd. Na de ontvangst van de aanvraag via het webloket zal binnen 30 kalenderdagen de aanvragen de beslissing van de OVAM ontvangen. Indien tijdens de behandeling bijkomende informatie opgevraagd wordt, zal de behandeltermijn geschorst worden tot de werkdag nadat de bijkomende informatie ontvangen wordt. Indien de aanvrager binnen de 90 dagen geen bijkomende informatie bezorgt wordt de aanvraag als geweigerd beschouwd. Wanneer de OVAM beslist om de aanvraag goed te keuren zal dit via het webloket meegedeeld worden aan de aanvrager en de goedkeuring geldt voor een bepaalde periode, maar zal nooit langer zijn dan de geldigheidsduur van de omgevingsvergunning voor de exploitatiezetel waarop de aanvraag betrekking heeft. Wijziging van de gegevens of stopzetting van de activiteiten moeten gemeld worden via het webloket. Bij misbruik of overtreding van de goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting kan de OVAM de goedkeuring schorsen volgens de voorziene procedure.
Artikel 78 wijzigt artikel 7.2.3.2. Dit artikel bevat bepalingen over de elektronische uitwisseling van gegevens uit de afvalstoffenregisters en de materialenregisters. Er wordt toegevoegd dat deze bepalingen over het elektronisch uitwisselen van gegevens uit deze registers eveneens van toepassing zijn op deze gegevensuitwisseling tussen de houder van het register en de toezichthouder. Dit verhoogt de handhaafbaarheid en de verwerking van de gegevens voor de toezichthouder.
Artikel 79 voert een tekstcorrectie zonder inhoudelijke weerslag door in bijlage 2.3.4.C. Artikel 80 wijzigt in bijlage 3.4.6 de term "afgewerkte olie" door "afvalolie".
Artikel 81 wijzigt artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten. De formulering van de bepaling wordt verduidelijkt zodat expliciet bepaalt is dat de afvalcategorieën voor dierlijke bijproducten ook moeten vermeld worden in de registratie als vervoerder van dierlijke bijproducten. De bestaande bepalingen in artikel 8 werden reeds op deze manier geïmplementeerd. Voor deze aanpassing zijn er dan ook geen overgangsbepalingen nodig.
Artikel 82 bevat een overgangsbepaling voor de reeds afgesloten en lopende milieubeleidsovereenkomsten, evenals voor de reeds goedgekeurde individuele afvalpreventie- en afvalbeheersplannen. Deze milieubeleidsovereenkomsten blijven geldig tot het einde van hun duurtijd. Een gelijkaardige regeling wordt voorzien voor de reeds goedgekeurde afvalpreventie- en afvalbeheersplannen.
Artikel 83 bevat een overgangsbepaling voor de vooraf goedgekeurde inrichtingen in het kader van Verordening 1013/2006 die voor de inwerkingtreding van dit besluit werden goedgekeurd door de OVAM. Deze vooraf goedgekeurde inrichtingen worden bij het van kracht worden van deze bepalingen automatisch opgenomen in het register van de vooraf goedgekeurde inrichtingen voor nuttige toepassing van afvalstoffen op de website van de OVAM. Artikel 84 bepaalt dat artikel 5, 5° uitwerking heeft sinds 1 januari 2019.
Artikel 85 regelt de voorwaarden voor de automatische registratie van geregistreerde inzamelaars, handelaars of -makelaars en vervoerders voor dierlijke bijproducten categorie 3. Door de voorziene uitbreiding van de gft-fractie met keukenafval in artikel 5, 5° wordt gft vanaf 1 januari 2019 een dierlijk bijproduct met name "categorie 3-materiaal".
Dit impliceert dat inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar (IHM) die momenteel een registratie hebben voor inzameling gft en vervoerder van afvalstoffen die gft-afval vervoert, een registratie moeten hebben als respectievelijk IHM dierlijke bijproducten categorie 3-materiaal en een registratie als IHM dierlijke bijproducten categorie 3-materiaal zoals voorzien in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten. Dit artikel bepaalt dat alle geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars van afvalstoffen voor de codes 20 01 08 of 20 02 01, van de OVAM automatisch een registratie krijgen als inzamelaars, handelaars of makelaars van dierlijke bijproducten categorie 3-materiaal. Ook geregistreerde vervoerders van afvalstoffen (die ook beschikken over een registratie als IHM voor de codes 20 01 08 of 20 02 01), krijgen van de OVAM automatisch een registratie als vervoerder van dierlijke bijproducten categorie 3-materiaal.
Artikel 86 regelt de voorwaarden voor de van rechtswege registratie van gemeenten en verenigingen van gemeenten als inzamelaars, handelaars of makelaars en vervoerders van dierlijke bijproducten categorie 3-materiaal. Door de voorziene uitbreiding van de gft-fractie met keukenafval in artikel 5, 5°, wordt gft vanaf 1 januari 2019 een dierlijk bijproduct "categorie 3-materiaal". Dit impliceert dat gemeenten of verenigingen van gemeenten die momenteel een registratie hebben voor de inzameling van gft-afval, een registratie moeten hebben als respectievelijk als IHM en/of vervoerder van dierlijke bijproducten categorie 3-materiaal zoals voorzien in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten. Dit artikel bepaalt dat alle gemeenten en verenigingen van gemeenten die geregistreerd zijn als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van afvalstoffen voor de codes 20 01 08 of 20 02 01, van rechtswege een registratie krijgen als inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars van dierlijke bijproducten categorie 3-materiaal. Een analoge regeling wordt voorzien voor de gemeenten en vereniging van gemeenten met een registratie als vervoerder van afvalstoffen.
Artikel 87 bepaalt dat artikel 2 in werking treedt op 1 juni 2020.
Artikel 88 bepaalt dat artikel 38, 2°, en artikel 68 in werking treden op 1 januari 2021.
Artikel 89 bepaalt dat artikel 46, 47 en 48 in werking treden op 1 januari 2020.
Artikel 90 bepaalt dat artikel 70 in werking treedt 6 maanden na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 91 bepaalt dat de artikelen 74 en 75 in werking treden op 1 oktober 2019.
Artikel 92 bepaalt dat artikel 76 in werking treedt op 1 mei 2020. Dit artikel treedt later in werking dan de rest van de digitale dienstverlening omdat dit gekoppeld is aan de integratie van het OVAM boekhoudsysteem in ORAFIN. Artikel 93 bepaalt dat artikel 77 in werking treedt op 1 juli 2019.
Artikel 94 behoeft geen toelichting.
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, K. VAN DEN HEUVEL
22 MAART 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen en het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 5.4.1, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 10.3.4, § 6, ingevoegd bij het decreet van 12 december 2008, artikel 16.1.2, 1°, f), en artikel 16.4.27, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007;
Gelet op het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, artikel 3, 9°, artikel 4/1, ingevoegd bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 5, 6, § 2, artikel 7, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 9, § 1, artikel 13, 13/1, ingevoegd bij het decreet van 28 februari 2014, artikel 14, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2015, artikel 21, 22, 26, tweede lid, artikel 32, 32/1, ingevoegd bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 33, 39 en 40;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 16 juli 2018;
Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 8 oktober 2018;
Gelet op het advies van de Strategische Adviesraad Landbouw en Visserij, gegeven op 5 oktober 2018;
Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 4 oktober 2018;
Gelet op advies 65.033/1 van de Raad van State, gegeven op 15 februari 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie, op 9 augustus 2018, met toepassing van de richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van: 1° richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen;2° richtlijn (EU) 2015/720 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
Art. 2.In artikel 5.2.1.2, § 5, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 en 27 november 2015, wordt tussen de woorden "visueel geïnspecteerd" en de woorden "De exploitant bevestigt" de zin "Bij vaststelling van non-conformiteiten moet de exploitant handelen volgens een interne non-conformiteitsprocedure." ingevoegd. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid
Art. 3.Bijlage VIII bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2016, wordt vervangen door bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen
Art. 4.Aan artikel 1.1.1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014 en 23 september 2016, worden een punt 13° en 14° toegevoegd, die luiden als volgt: "13° richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen; 14° richtlijn (EU) 2015/720 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen.".
Art. 5.In artikel 1.2.1, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, 29 november 2013, 23 mei 2014, 23 september 2016 en 10 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° /1 worden de woorden "afgewerkte olie" vervangen door het woord "afvalolie"; 2° punt 12° wordt vervangen door wat volgt: "12° bouwstof: materiaal dat, naargelang de toepassing en voor zover beschikbaar, voldoet aan bouwtechnische geharmoniseerde Europese normen of standaarden, standaardbestekken, voorschriften van de Vlaamse overheid, gestandaardiseerde bouwtechnische specificaties of andere bouwtechnische voorschriften;"; 3° in punt 18° wordt het woord "containerpark" vervangen door het woord "recyclagepark";4° in punt 27° wordt de zinsnede "vermeld in 41° " telkens vervangen door de zinsnede "vermeld in 42° ";5° punt 30° wordt vervangen door wat volgt: "30° gft-afval: het keuken- en tuinafval dat afkomstig is van het gescheiden ingezamelde organische deel van het huishoudelijk afval. Het omvat composteerbaar keukenafval en etensresten en het gedeelte van het tuinafval dat bestaat uit niet-houtig, fijn materiaal;"; 6° in punt 34° wordt het woord "containerpark" vervangen door het woord "recyclagepark";7° in punt 43° wordt de zinsnede "vermeld in 41° " telkens vervangen door de zinsnede "vermeld in 42° "; 8° er wordt een punt 44° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "44° /1 keukenafval en etensresten: alle voedselresten, met inbegrip van afgewerkte bak- en braadolie afkomstig van restaurants, cateringfaciliteiten en keukens, met inbegrip van centrale keukens en keukens van huishoudens;"; 9° er wordt een punt 61° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "61° /1 organisch-biologisch bedrijfsafval: het organisch-biologisch afval van bedrijven, met inbegrip van keukenafval en etensresten en levensmiddelenafval;"; 10° er wordt een punt 78° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "78° /1 sorteerzeefpuin: grove inerte puinfractie van een geregistreerde sorteerinrichting voor bouw- en sloopafval bekomen na het afzeven op een zeef;"; 11° er wordt een punt 87° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "87° /1 Levensmiddelenafval: alle levensmiddelen als omschreven in artikel 2 van de Verordening (EG) nr.178/2002 van het Europees Parlement en de Raad die afvalstoffen zijn geworden. Levensmiddelen bestaan uit alle stoffen en producten, verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn om door de mens te worden geconsumeerd of waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij door de mens worden geconsumeerd." 12° er wordt een paragraaf 6 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 6.Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.11 en 5.3.12 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder: 1° cateringmateriaal: alles wat gebruikt wordt voor het aanbieden en het nuttigen van etenswaren en drank, met uitsluiting van voorverpakte dranken of etenswaren;2° bereide voedingsmiddelen: voedingsmiddelen die ter plaatse worden klaargemaakt, samengesteld, geschikt, opgewarmd, geregenereerd of ontdooid;3° plastic: een polymeer in de zin van artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr.1907/2006 van 18 december 2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie, waaraan additieven of andere stoffen kunnen zijn toegevoegd, en dat kan fungeren als structureel hoofdbestanddeel van draagtassen; 4° plastic draagtassen: van plastic gemaakte draagtassen, met of zonder handgreep, die aan consumenten worden verstrekt op de plaats van verkoop van goederen of producten; 5° lichte plastic draagtassen: plastic draagtassen met een wanddikte van minder dan 50 micron en meer dan of gelijk aan 15 micron."; 13° er wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 7.Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.13 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder: 1° afvalzak: elke zak bestemd voor de verzameling en/of inzameling van afvalstoffen; 2° gehalte gerecycleerde kunststoffen: het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in afvalzakken wordt bepaald als de verhouding van de massa gerecycleerde kunststoffen t.o.v. de totale massa kunststoffen in de geproduceerde afvalzakken, vermenigvuldigd met 100; 3° kunststoffen afvalzak: elke afvalzak waarbij een polymeer in de zin van artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr.1907/2006 van 18 december 2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie, waaraan additieven of andere stoffen kunnen zijn toegevoegd, fungeert als structureel hoofdbestanddeel van de afvalzak.".
Art. 6.In artikel 2.3.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014 en 23 september 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 1° en 2°, worden de woorden "bijlage 2.3.2.A" telkens vervangen door "bijlage VI van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming"; 2° in paragraaf 2 wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Om vast te stellen of asfaltgranulaat pak-houdend is, wordt de pak-spray-test gebruikt.Als de pak-spraytest een gele verkleuring vertoont, wordt het asfaltgranulaat geacht pak-houdend te zijn. Bij een onduidelijke verkleuring kan een bevestigingsproef met infraroodspectroscopie worden uitgevoerd. Het asfaltgranulaat wordt geacht pak-houdend te zijn als de infraroodspectroscopie duidelijke pieken vertoont voor pak. Pak-houdendheid mag kwalitatief getest worden met infraroodspectroscopie zonder voorafgaande pak-spray-test.
Bij twijfel bepaalt een tegenproef met een chemische analyse op pak via GC-MS of de normen niet zijn overschreden. Het eenheidsreglement voor gerecycleerde granulaten vermeldt de proefmethode en de conformiteitscontrole van de pak-spraytest.";
Art. 7.In artikel 2.3.2.2, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, worden de woorden "uitgesorteerde puin" vervangen door het woord "sorteerzeefpuin".
Art. 8.In artikel 2.4.2.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 9.In artikel 2.4.3.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 10.In artikel 3.1.1, eerste lid, 6°, van hetzelfde besluit worden de woorden "afgewerkte olie" vervangen door het woord "afvalolie".
Art. 11.In artikel 3.2.1.1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, punt 1 wordt het woord "containerparken" vervangen door het woord "recyclageparken";2° in paragraaf 2, tweede lid, paragraaf 6 en paragraaf 8 wordt het woord "milieubeleidsovereenkomst" vervangen door het woord "aanvaardingsplichtconvenant" en worden de woorden "individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan" vervangen door de woorden "individuele aanvaardingsplichtplan".
Art. 12.In artikel 3.2.1.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.De wijze waarop aan de aanvaardingsplicht wordt voldaan, wordt vastgelegd in een van de volgende documenten: 1° een individueel aanvaardingsplichtplan als vermeld in paragraaf 2 en onderafdeling 3.2.3; 2° een aanvaardingsplichtconvenant als vermeld in paragraaf 2 en artikel 3.2.2.1/1"; 2° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, die luidt als volgt: " § 1/1.De producent waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, kan aan de aanvaardingsplicht voldoen door: 1° te beschikken over een door de OVAM goedgekeurd individueel aanvaardingsplichtplan; 2° rechtstreeks of onrechtstreeks, via hun organisatie, door een toetredingsovereenkomst, aangesloten te zijn bij een beheersorganisme als vermeld in artikel 3.2.2.1, op voorwaarde dat het beheersorganisme voldoet aan de verplichtingen die het worden opgelegd in deze afdeling en in de aanvaardingsplichtconvenant."; 3° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "Het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan of de milieubeleidsovereenkomst" vervangen door de woorden "De aanvaardingsplichtconvenant of het individuele aanvaardingsplichtplan";4° aan paragraaf 2, eerste lid, 1°, wordt de zinsnede ", voor ecodesign en voor het hoogwaardig sluiten van de kringloop bovenop de vastgelegde inzamel- en verwerkingsdoelstellingen" toegevoegd;5° in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden "bevat het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan of de milieubeleidsovereenkomst" vervangen door de woorden "bevat de aanvaardingsplichtconvenant of het individuele aanvaardingsplichtplan" en worden de woorden "een milieubeleidsovereenkomst kunnen" vervangen door de woorden "een aanvaardingsplichtconvenant kunnen".
Art. 13.In artikel 3.2.1.3, § 1, tweede lid, 4°, van hetzelfde besluit worden de woorden "een milieubeleidsovereenkomst of in een individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan" vervangen door de woorden "een aanvaardingsplichtconvenant of in een individueel aanvaardingsplichtplan".
Art. 14.In artikel 3.2.1.4, § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden "de milieubeleidsovereenkomst of in het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan" vervangen door de woorden "de aanvaardingsplichtconvenant of in het individuele aanvaardingsplichtplan".
Art. 15.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt het opschrift van onderafdeling 3.2.2 vervangen door wat volgt: "Onderafdeling 3.2.2. Collectieve invulling van de aanvaardingsplicht".
Art. 16.Artikel 3.2.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.2.2.1. § 1. Een aanvaardingsplichtconvenant kan gesloten worden onder de voorwaarde dat door de organisaties van ondernemingen die producenten vertegenwoordigen waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, een of meer beheersorganismen worden aangewezen die de aanvaardingsplicht van de bij hen aangesloten producenten waarvoor de aanvaardingsplicht geldt op zich nemen. § 2. Een beheersorganisme voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° het beheersorganisme is opgericht conform de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen;2° het beheersorganisme heeft als statutair doel het ten laste nemen van de aanvaardingsplicht voor rekening van de aangesloten producenten;3° de beheerders of de personen die de vereniging kunnen verbinden, bezitten hun burgerlijke en politieke rechten;4° de beheerders of de personen die de vereniging kunnen verbinden, zijn tijdens de laatste vijf jaar niet veroordeeld voor een inbreuk op de milieuwetgeving van de Gewesten of van een lidstaat van de Europese Unie;5° het beheersorganisme beschikt over de nodige financiële, menselijke en technische middelen om de aanvaardingsplicht te vervullen;6° het beheersorganisme bedient op homogene wijze het gehele grondgebied waar de producenten hun producten op de markt brengen zodat de inzameling, recyclage en nuttige toepassing van het afval, met het oog op het vervullen van de aanvaardingsplicht, gewaarborgd is. § 3. Het beheersorganisme legt uiterlijk zes maanden na de ondertekening van de aanvaardingsplichtconvenant een beheerplan voor de looptijd van de aanvaardingsplichtconvenant ter goedkeuring voor aan de OVAM, waarin het aangeeft hoe het de bepalingen van de aanvaardingsplichtconvenant zal uitvoeren.
Het beheerplan bevat minimaal de uitvoeringsvoorwaarden van de bepalingen in de aanvaardingsplichtconvenant conform artikel 3.2.1.2, § 2.
Het beheersorganisme legt jaarlijks voor 15 november een actualisatie van het beheerplan voor het volgende kalenderjaar ter goedkeuring voor aan de OVAM. § 4. Het beheersorganisme legt uiterlijk zes maanden na de ondertekening van de aanvaardingsplichtconvenant een financieel plan voor de looptijd van de aanvaardingsplichtconvenant voor advies voor aan de OVAM. Het financieel plan omvat: 1° het budget;2° de berekening van eventuele bijdragen;3° het beleid rond provisies en reserves;4° de wijze van financiering van eventuele verliezen;5° de wijze van financiering van afgedankte producten waarvan de producent niet meer actief is of geïdentificeerd kan worden.De verantwoordelijkheid van het beheersorganisme is hierbij beperkt tot de producten die bij het op de markt brengen aangegeven werden bij het beheersorganisme. Als dit niet meer kan nagegaan worden, draagt het beheersorganisme een verantwoordelijkheid die overeenstemt met haar aandeel in de markt; 6° het beleggingsbeleid. In het budget, vermeld in het tweede lid, 1°, wordt als apart onderdeel opgenomen in welke middelen het beheersorganisme voorziet voor preventie en voor het hoogwaardig sluiten van de kringloop bovenop de vastgelegde inzamel- en verwerkingsdoelstellingen. In de aanvaardingsplichtconvenant wordt bepaald welk aandeel van het budget daarvoor ter beschikking gesteld wordt.
Het beheersorganisme legt jaarlijks voor 15 november een actualisatie van het financieel plan voor het volgende kalenderjaar ter advies voor aan de OVAM. § 5. Als het beheersorganisme de inzameling en verwerking organiseert in het kader van een collectief systeem, gebeurt de toewijzing op basis van een lastenboek waarover een openbare bevraging wordt georganiseerd, en wordt de gunningsbeslissing gebaseerd op de in het lastenboek vastgelegde criteria. De lastenboeken moeten voor goedkeuring aan de OVAM worden voorgelegd. Elke wijziging in de lastenboeken moet vooraf goedgekeurd worden. In de aanvaardingsplichtconvenant kan worden afgeweken van de plicht om de toewijzing op basis van een lastenboek te organiseren.
De bepaling in het eerste lid geldt niet in geval van inzameling en/of verwerking in opdracht van individuele producenten of andere actoren op contractuele basis. § 6. De OVAM vervult namens het Vlaamse Gewest de rol van waarnemer in de raad van bestuur en de algemene vergadering van het beheersorganisme. De OVAM ontvangt de uitnodigingen daarvoor en verslagen daarvan op tijd. § 7. Het beheersorganisme mag de toetreding van geen enkele onderneming weigeren waarop de aanvaardingsplicht van toepassing zou kunnen zijn. Het beheersorganisme kan van die verplichting afwijken als er ernstige redenen zijn en na de goedkeuring van de OVAM. § 8. Op verzoek van de OVAM organiseert het beheersorganisme overleg met de representatieve organisaties van alle actoren die bij de uitvoering van de aanvaardingsplicht betrokken zijn.".
Art. 17.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt een artikel 3.2.2.1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 3.2.2.1/1. § 1. Een aanvaardingsplichtconvenant wordt gesloten tussen de OVAM en een of meer organisaties van ondernemingen die producenten vertegenwoordigen waarop de aanvaardingsplicht van toepassing is. Op verzoek van de partijen kunnen andere actoren toetreden tot de aanvaardingsplichtconvenant.
De organisaties van ondernemingen, vermeld in het eerste lid, moeten rechtspersoonlijkheid bezitten en door hun leden of een groep ervan gemandateerd zijn om een aanvaardingsplichtconvenant te sluiten en de betrokken leden daardoor te verbinden. § 2. Een aanvaardingsplichtconvenant kan niet in minder strenge zin afwijken van de bepalingen van dit hoofdstuk. § 3. Een aanvaardingsplichtconvenant is verbindend voor de partijen.
Naargelang van wat bepaald is in de aanvaardingsplichtconvenant, is ze ook verbindend voor al de leden van de organisaties van ondernemingen die conform paragraaf 1, tweede lid, een mandaat hebben gegeven, tenzij een producent via een individueel aanvaardingsplichtplan of een andere aanvaardingsplichtconvenant aan zijn aanvaardingsplicht voldoet. § 4. Voor de ondertekening van de aanvaardingsplichtconvenant wordt een consultatie georganiseerd waarbij de belanghebbende partijen actief betrokken worden en de mogelijkheid krijgen om hun standpunt over de aanvaardingsplichtconvenant kenbaar te maken bij de partijen die de aanvaardingsplichtconvenant gaan ondertekenen. § 5. Een aanvaardingsplichtconvenant wordt, na ondertekening door de partijen, integraal bekendgemaakt op de website van de OVAM. § 6. In een aanvaardingsplichtconvenant wordt de looptijd van de convenant opgenomen.
Een aanvaardingsplichtconvenant wordt gesloten voor een bepaalde termijn van acht jaar. Als dat gemotiveerd wordt, is een kortere looptijd mogelijk.
De looptijd van een aanvaardingsplichtconvenant kan, na akkoord door alle partijen, eenmalig worden verlengd met twee jaar. Voor een verlenging wordt opnieuw een consultatie georganiseerd als vermeld in paragraaf 4. De verlenging van de looptijd wordt bekendgemaakt op de website van de OVAM. § 7. Tijdens de looptijd van de aanvaardingsplichtconvenant kunnen de partijen overeenkomen om ze te wijzigen. De wijzigingen worden bekendgemaakt op de website van de OVAM. § 8. De partijen kunnen op elk moment een aanvaardingsplichtconvenant opzeggen, op voorwaarde dat ze een opzeggingstermijn in acht nemen.
Behalve als er een andersluidend beding in de aanvaardingsplichtconvenant is, bedraagt die opzegtermijn zes maanden.
In geen geval mag de opzeggingstermijn die in de aanvaardingsplichtconvenant bepaald is, langer zijn dan een jaar. Elke langere termijn wordt van rechtswege herleid tot een jaar. De opzegging wordt op straffe van nietigheid meegedeeld met een beveiligde zending. De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving.".
Art. 18.In artikel 3.2.2.2, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt het woord "milieubeleidsovereenkomst" vervangen door het woord "aanvaardingsplichtconvenant".
Art. 19.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt het opschrift van onderafdeling 3.2.3 vervangen door wat volgt: "Onderafdeling 3.2.3. Individuele invulling van de aanvaardingsplicht".
Art. 20.In artikel 3.2.3.1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan" worden telkens vervangen door de woorden "individuele aanvaardingsplichtplan"; 2° aan punt 2° wordt een punt d) toegevoegd, dat luidt als volgt: "d) de omschrijving van de wijze waarop de producent garandeert dat er geen kosten, voortkomend uit de aanvaardingsplicht voor producten die door hem op de markt zijn gebracht, zullen worden afgewenteld op andere producenten;".
Art. 21.In artikel 3.2.3.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan" worden telkens vervangen door de woorden "individuele aanvaardingsplichtplan" en de woorden "aangetekende brief" worden telkens vervangen door de woorden "beveiligde zending"; 2° er wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt: "5° een individueel aanvaardingsplichtplan wordt, na goedkeuring door de OVAM, bekendgemaakt op de website van de OVAM.".
Art. 22.In artikel 3.2.3.3 van hetzelfde besluit worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 23.In artikel 3.2.3.4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "aangetekende brief" wordt vervangen door het woord "beveiligde zending";2° in de punten 3° en 4° worden de woorden "individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan" vervangen door de woorden "individuele aanvaardingsplichtplan".
Art. 24.In artikel 3.2.3.5 van hetzelfde besluit worden de woorden "afvalpreventie- en afvalbeheerplan" vervangen door de woorden "individuele aanvaardingsplichtplan".
Art. 25.In artikel 3.4.2.2, § 2, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden "afgewerkte olie" vervangen door het woord "afvalolie".
Art. 26.In artikel 3.4.2.3 van hetzelfde besluit worden de woorden "Het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst" vervangen door de woorden "Het individuele aanvaardingsplichtplan en de aanvaardingsplichtconvenant".
Art. 27.In artikel 3.4.3.3 van hetzelfde besluit worden de woorden "Het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst" vervangen door de woorden "Het individuele aanvaardingsplichtplan en de aanvaardingsplichtconvenant".
Art. 28.In artikel 3.4.5.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 november 2013 en 22 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "in artikel 3.2.2.1, 2° " wordt telkens vervangen door de zinsnede "in artikel 3.2.2.1, § 1"; 2° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt: "De producenten van batterijen en accu's, of de personen die door hen zijn aangesteld, halen op verzoek van de exploitant gratis alle afgedankte batterijen en accu's op die in het Vlaamse Gewest ontstaan in inrichtingen die vergund zijn voor de ontmanteling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, in erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen of in inrichtingen die vergund zijn voor de ontmanteling van andere gebruiksgoederen.".
Art. 29.In artikel 3.4.5.4 van hetzelfde besluit worden de woorden "Het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst" vervangen door de woorden "Het individuele aanvaardingsplichtplan en de aanvaardingsplichtconvenant".
Art. 30.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt het opschrift van onderafdeling 3.4.6 vervangen door wat volgt: "Onderafdeling 3.4.6. Afvalolie".
Art. 31.In artikel 3.4.6.1, eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden "afgewerkte olie" telkens vervangen door het woord "afvalolie".
Art. 32.In artikel 3.4.6.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "afgewerkte olie" worden telkens vervangen door het woord "afvalolie"; 2° in het tweede lid wordt de zin "Minstens 85% van de ingezamelde afgewerkte olie wordt verwerkt door middel van regeneratie van afgewerkte olie, herraffinage of ander hergebruik, en het resterende deel wordt maximaal verbrand met terugwinning van energie." vervangen door de zin "Minstens 90% van de ingezamelde afvalolie wordt verwerkt door middel van regeneratie of andere recyclinghandelingen die gelijkwaardige of betere algehele milieuresultaten opleveren dan regeneratie. Het resterende deel wordt maximaal verbrand met terugwinning van energie.".
Art. 33.In artikel 3.4.6.3 hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "Het individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst" worden vervangen door de woorden "Het individuele aanvaardingsplichtplan en de aanvaardingsplichtconvenant" en het woord "milieubeleidsovereenkomst" door het woord "aanvaardingsplichtconvenant";2° de woorden "afgewerkte olie" worden telkens vervangen door het woord "afvalolie".
Art. 34.In artikel 3.4.6.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, worden de woorden "afgewerkte olie" telkens vervangen door het woord "afvalolie".
Art. 35.In artikel 4.1.2, 6°, en 16°, g), van hetzelfde besluit worden de woorden "afgewerkte olie" vervangen door het woord "afvalolie".
Art. 36.Aan artikel 4.1.3, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2016, wordt de zinsnede "of als vermeld in verordening (EU) 2017/997 van de Raad van 8 juni 2017 tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de gevaarlijke eigenschap HP 14 "Ecotoxisch"" toegevoegd.
Art. 37.In artikel 4.1.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 september 2016 en 10 februari 2017, worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 38.In artikel 4.3.2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 16 november 2012, 23 september 2016 en 22 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, punt 10°, worden de woorden "afgewerkte olie" vervangen door het woord "afvalolie";2° aan het eerste lid worden een punt 23° en een punt 24° toegevoegd, die luiden als volgt: "23° keukenafval en etensresten; 24° levensmiddelenafval."; 3° er wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Het eerste lid, 23° en 24°, geldt voor: 1° bedrijven en instellingen, waar regelmatig en minstens éénmaal per week warme maaltijden worden geserveerd of bereid: a) onderwijsinstellingen met meer dan driehonderd leerlingen;b) ziekenhuizen en psychiatrische ziekenhuizen met meer dan vijfentwintig erkende bedden;c) woonzorgcentra met een erkende capaciteit van meer dan dertig bedden;d) penitentiaire centra;e) kazernes van de strijdmachten met meer dan honderd werknemers;f) bedrijven en instellingen met meer dan honderd werknemers;g) restaurants, brasserieën en hotels met meer dan vijftig maaltijden per dag;h) feestzalen en polyvalente zalen met een capaciteit van meer van tweehonderdvijftig zitplaatsen;i) cateringbedrijven. 2° super- en hypermarkten met een netto verkoopsoppervlakte van vierhonderd vierkante meter.".
Art. 39.Artikel 4.3.3, § 1, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt vervangen door wat volgt: "2° sloop-, renovatie- of ontmantelingswerken in het kader van infrastructuurwerken waarvoor een omgevingsvergunning vereist is en waarvan het volume groter is dan 250 m3 en onderhoudswerken aan infrastructuur waarvoor een omgevingsvergunning vereist is en waarvan het volume groter is dan 250 m3.".
Art. 40.In artikel 4.3.4, eerste lid, 16°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, wordt punt b) vervangen door wat volgt: "b) sediment uit de ballastwatertanks;".
Art. 41.In artikel 4.3.6, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 8° tot en met 10° worden vervangen door wat volgt: "8° beschikken over een verzekering die haar beroepsaansprakelijkheid dekt;9° voor de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden: beschikken over burgerlijke en politieke rechten en de laatste vijf jaar geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen hebben voor overtredingen van de milieuwetgeving in een lidstaat van de Europese Unie; 10° op verzoek van de OVAM de gegevens verstrekken over specifieke transporten;"; 2° er wordt een punt 11° toegevoegd, dat luidt als volgt: "11° op verzoek van de OVAM de gegevens verstrekken over de aard, de herkomst, de kwaliteit en de kwantiteit van de materiaalstromen, zoals opgenomen in het sloopattest.".
Art. 42.In artikel 4.3.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaams Regering van 23 mei 2014, worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 43.In artikel 4.3.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaams Regering van 23 mei 2014, worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 44.In artikel 4.3.9 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaams Regering van 23 mei 2014, worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 45.In artikel 4.3.10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 46.Artikel 4.5.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 4.5.1. Voor de volgende afvalstoffen zijn de verwerkingshandelingen "D1 - storten op of in de bodem" en "D5 - verwijderen op speciaal ingerichte locaties", alsook de afvoer voor het toepassen van de verwijderingshandeling "D1 - storten op of in de bodem" en "D5 - verwijderen op speciaal ingerichte locaties", verboden: 1° afvalstoffen waarvoor conform artikel 4.5.2 van dit besluit een verbrandingsverbod geldt; 2° oude en vervallen geneesmiddelen;3° andere brandbare afvalstoffen zoals wordt verstaan onder artikel 46, § 1, van het Materialendecreet. In afwijking van het eerste lid vallen brandbare recyclageresidu's waarvoor conform artikel 46, § 2, van het Materialendecreet een verlaagde heffing geldt voor het storten ervan en recyclageresidu's van fysicochemische grondreiniging conform artikel 46, § 1, 6° tot en met 8°, niet onder het stortverbod.".
Art. 47.In artikel 4.5.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014 en 22 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.Onverminderd artikel 6.11.1 van titel II van het VLAREM, zijn voor de volgende afvalstoffen de verwerkingshandelingen "R1 - hoofdgebruik als brandstof of als ander middel voor energieopwekking" en "D10 - verbranding op het land", alsook de afvoer voor het toepassen van de verwerkingshandelingen "R1 - hoofdgebruik als brandstof of als ander middel voor energieopwekking" en "D10 - verbranding op het land", verboden: 1° afvalstoffen die voor de recyclage ervan afzonderlijk zijn ingezameld;2° afvalstoffen die door hun aard of hun hoeveelheid of hun homogeniteit overeenkomstig de meest geschikte en beschikbare technieken in aanmerking komen voor hergebruik of recyclage, al dan niet na voorbehandeling of verdere uitsortering; 3° huishoudelijk restafval dat niet conform artikel 4.3.1 werd ingezameld; 4° bedrijfsrestafval dat niet conform artikel 4.3.2 werd ingezameld.
De minister kan hiervoor een code van goede praktijk opstellen waarin de minimale wijze van inzameling, van uitsorteren en resultaatsvoorschriften worden vastgelegd. Wanneer de code van goede praktijk wordt nageleefd, kunnen deze afvalstoffen alsnog verbrand worden; 5° grofvuil dat nog niet werd gesorteerd met als doel de recycleerbare materialen te valoriseren.". 2° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3.In afwijking van paragraaf 1 vallen de volgende afvalstoffen niet onder het verbrandingsverbod: 1° onbehandeld houtafval dat in de houtverwerkende industrie wordt geproduceerd en dat door de producent in de eigen onderneming nuttig wordt toegepast als energiebron;2° de houtige fractie afkomstig van het behandelen van plagsel en choppermateriaal; 3° recyclageresidu's waarvoor conform artikel 46, § 1, van het Materialendecreet een verlaagde heffing geldt voor het verbranden of meeverbranden ervan.".
Art. 48.In artikel 4.5.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012 en 22 december 2017, worden paragraaf 1 en 2 vervangen door wat volgt: " § 1. De minister kan bij gemotiveerd besluit individuele afwijkingen toestaan van de verbodsbepalingen, vermeld in artikel 4.5.1, eerste lid, en artikel 4.5.2, § 1. § 2. De afwijking wordt schriftelijk aan de OVAM aangevraagd door de exploitant van de stortplaats of verbrandingsinstallatie of, in geval van uitvoer van de afvalstoffen, door de afvalstoffenproducent, -makelaar of -handelaar.
De OVAM bepaalt de vorm van de afwijkingsaanvraag. De afwijkingsaanvraag bevat de volgende elementen: 1° de identificatie van de aanvrager;2° de identificatie van de afvalstof;3° de motivering voor de afwijkingsaanvraag;4° de periode waarvoor de afwijking wordt aangevraagd. De OVAM verleent binnen 45 kalenderdagen na de ontvangst van de volledig verklaarde aanvraag een advies aan de minister. De minister doet uitspraak over de afwijkingsaanvraag binnen negentig kalenderdagen na de indiening ervan. De beslissing van de minister wordt met een beveiligde zending bezorgd aan de aanvrager binnen veertien kalenderdagen na de datum van de beslissing.
De afwijkingen kunnen voor maximaal vijf jaar worden toegestaan.
De verleende afwijkingen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de OVAM.".
Art. 49.In artikel 5.1.3, lid 1, punt 6 van hetzelfde besluit wordt het woord "containerparken" vervangen door het woord "recyclageparken".
Art. 50.Aan artikel 5.1.7 van hetzelfde besluit wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende kringloopcentrum onderneemt geen activiteiten die kunnen leiden tot marktverstoring.".
Art. 51.In artikel 5.2.2.3, § 3, van hetzelfde besluit wordt het woord "containerparken" vervangen door het woord "recyclageparken".
Art. 52.In artikel 5.2.2.4, § 2, van hetzelfde besluit wordt het woord "containerpark" vervangen door het woord "recyclagepark".
Art. 53.In artikel 5.2.3.8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 54.In artikel 5.2.4.1, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2016, worden de woorden "en dat ze jaarlijks niet meer dan vijftien afgedankte voertuigen daarvoor demonteren" vervangen door de zinsnede ", dat ze niet meer dan vijf afgedankte voertuigen opslaan, dat ze jaarlijks niet meer dan vijftien afgedankte voertuigen daarvoor demonteren en dat de voorraad van gedemonteerde onderdelen niet meer bedraagt dan het totaal van onderdelen afkomstig van dertig afgedankte voertuigen".
Art. 55.In artikel 5.2.4.3, § 6, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2016, worden de woorden "in het kader van de milieubeleidsovereenkomst" opgeheven.
Art. 56.Aan artikel 5.2.4.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd overeenkomstig ISO 17020 controleert de conformiteit van het centrum voor depollutie, ontmanteling en vernietiging van afgedankte voertuigen aan de wettelijke verplichtingen. De voorwaarden voor die conformiteitsverklaring worden nader bepaald door de minister.".
Art. 57.In artikel 5.2.4.5, § 1, 5°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2016, wordt tussen de woorden "met de wettelijke bepalingen attesteert" en de woorden "De keuringsinstelling bezorgt het rapport" de zin "De voorwaarden voor die conformiteitsverklaring worden nader bepaald door de minister." ingevoegd.
Art. 58.In artikel 5.2.4.7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 2, punt 2° wordt de volgende zin toegevoegd: "De voorwaarden voor die conformiteitsverklaring worden nader bepaald door de minister."; 2° aan paragraaf 2, punt 3° wordt de volgende zin toegevoegd: "De voorwaarden voor die conformiteitsverklaring worden nader bepaald door de minister."; 3° in paragraaf 3 worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 59.In artikel 5.2.4.8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 60.In artikel 5.2.5.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, worden de woorden "ter uitvoering van een milieubeleidsovereenkomst" opgeheven en worden de woorden "individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan" telkens vervangen door de woorden "individueel aanvaardingsplichtplan".
Art. 61.Aan artikel 5.2.10.2 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Elke beheerder van een haven zorgt ook voor de beschikbaarheid van havenontvangstvoorzieningen die toereikend zijn voor de ontvangst van de sedimenten die afkomstig zijn uit de ballastwatertanks, zonder onnodig oponthoud van de schepen te veroorzaken. De havenontvangstvoorzieningen voorzien in de veilige en milieuvriendelijke afvoer en verwerking van dergelijke sedimenten.".
Art. 62.In artikel 5.2.10.4 van hetzelfde besluit worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 63.In artikel 5.2.11.5 van hetzelfde besluit worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 64.Aan onderafdeling 5.3.3 van hetzelfde besluit wordt een artikel 5.3.3.5 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 5.3.3.5. Het gebruik van een bouwstof in ongebonden toestand in of op de bodem, met uitzondering van puingranulaten, moet gebeuren volgens de lijst van toepassingen van bodemmaterialen voor bouwkundig bodemgebruik, zoals voorzien in artikel 171 van het VLAREBO. Een bouwstof is in ongebonden toestand als de bouwstof niet gemengd is met een bindmiddel zoals cement of kalk of als de bouwstof niet gaat uitharden.".
Art. 65.Aan hoofdstuk 5, afdeling 5.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, 23 mei 2014, 23 september 2016, 10 februari 2017 en 22 december 2017, wordt een onderafdeling 5.3.11, die bestaat uit artikel 5.3.11.1 tot en met 5.3.11.2, toegevoegd, dat luidt als volgt: "Onderafdeling 5.3.11 Voorwaarden voor het gebruik van draagtassen voor eenmalig gebruik Art. 5.3.11.1. Het gratis ter beschikking stellen van lichte plastic draagtassen voor eenmalig gebruik is verboden bij aankoop in de detailhandel. De bijdrage per draagtas moet zichtbaar worden gemaakt aan de consument. Onder detailhandel moet worden verstaan elk verkooppunt en elke vorm van verkoop aan consumenten, al dan niet overdekt.
De minister kan op het verbod, vermeld in het eerste lid, uitzonderingen met een vastgelegde duurtijd voorzien om rekening te houden met milieuoverwegingen of met vereisten inzake hygiëne, behandeling of veiligheid van bepaalde producten of vormen van verkoop wanneer er geen gepaste alternatieven beschikbaar zijn. De minister kan de eigenschappen en de voorwaarden nader vaststellen waaraan de draagtassen, waarvoor een uitzondering wordt voorzien, moeten voldoen.
Art. 5.3.11.2. Het gratis ter beschikking stellen van lichte plastic draagtassen wordt voor bestaande voorraden die aangekocht werden voor de ingangsdatum van het verbod, toegelaten tot zes maanden na de inwerkingtreding van het verbod.".
Art. 66.Aan hoofdstuk 5, afdeling 5.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, 23 mei 2014, 23 september 2016, 10 februari 2017 en 22 december 2017, wordt een onderafdeling 5.3.12 die bestaat uit artikel 5.3.12.1 tot en met 5.3.12.3, toegevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 5.3.12. Voorwaarden voor het gebruik van cateringmateriaal Art. 5.3.12.1. Vanaf 1 januari 2020 is het serveren van drank in recipiënten voor eenmalig gebruik bij evenementen verboden, tenzij de eventorganisator een systeem voorziet dat garandeert dat minstens 90% van de eenmalige recipiënten gescheiden wordt ingezameld voor recyclage.
Vanaf 1 januari 2022 is het serveren van drank in recipiënten voor eenmalig gebruik bij evenementen verboden, tenzij de eventorganisator een systeem voorziet dat garandeert dat minstens 95% van de eenmalige recipiënten gescheiden wordt ingezameld voor recyclage.
Art. 5.3.12.2. Vanaf 1 januari 2020 is het voor Vlaamse overheden en lokale besturen in hun eigen werking en door hen georganiseerde evenementen verboden drank te serveren in recipiënten voor eenmalig gebruik. Vanaf 1 januari 2022 is dit verbod ook van toepassing op het aanbieden van bereide voedingsmiddelen in cateringmateriaal voor eenmalig gebruik.
Art. 5.3.12.3. De minister kan uitzonderingen voorzien op artikel 5.3.12.1 en 5.3.12.2 als het verbod in kwestie voor bepaalde types cateringmateriaal in bepaalde toepassingen niet zal leiden tot milieuwinst.".
Art. 67.Aan hoofdstuk 5, afdeling 5.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, 23 mei 2014, 23 september 2016, 10 februari 2017 en 22 december 2017,wordt een onderafdeling 5.3.13, dat bestaat uit artikel 5.3.13.1, toegevoegd, dat luidt als volgt: "Onderafdeling 5.3.13. Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen afvalzakken Art. 5.3.13.1. § 1. Het gebruik van kunststoffen afvalzakken die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2021.
Het minimaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in afvalzakken is vastgelegd op: 1° 80% vanaf 1 januari 2021, waarvan minstens de helft bestaat uit gerecycleerde postconsumer kunststoffen;2° 100% vanaf 1 januari 2025, waarvan minstens de helft bestaat uit gerecycleerde postconsumer kunststoffen. Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen dient het gedeclareerde gehalte gerecycleerde kunststoffen bewezen te worden door een gecertificeerd management systeem (zoals QA-CER of gelijkwaardig) dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling, die oorsprong en gehalte gerecycleerde kunststoffen in de zakken garandeert. § 2. Op het verbod vermeld in § 1 gelden volgende uitzonderingen: 1° biodegradeerbare afvalzakken bestemd voor groen- of gft-afval; 2° afvalzakken bestemd voor risicohoudend medisch afval, zoals bedoeld in artikel 5.2.3.3, en afvalzakken bestemd voor niet-risicohoudend medisch afval, zoals bedoeld in artikel 5.2.3.5; 3° afvalzakken bestemd voor asbesthoudende materialen;4° afvalzakken bestemd voor bouwpuin. De minister kan bijkomende uitzonderingen voorzien om rekening te houden met milieuoverwegingen of met vereisten inzake hygiëne of veiligheid. De minister kan de eigenschappen en de voorwaarden nader vaststellen waaraan de afvalzakken, waarvoor een uitzondering wordt voorzien, moeten voldoen. § 3. Het gebruik van kunststoffen afvalzakken zonder gerecycleerde kunststoffen wordt voor bestaande voorraden die aangekocht werden voor de ingangsdatum van het verbod, toegelaten tot maximaal 6 maanden na de ingang van het verbod.".
Art. 68.Aan hoofdstuk 5, afdeling 5.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, 23 mei 2014, 23 september 2016, 10 februari 2017 en 22 december 2017, wordt een onderafdeling 5.3.14 die bestaat uit artikel 5.3.14.1, toegevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 5.3.14. Voorwaarden voor het gebruik van stickers op groenten en fruit Art. 5.3.14.1. Het gebruik van stickers die rechtstreeks aangebracht worden op groenten en fruit is verboden, tenzij de informatie op de sticker functioneel of wettelijk verplicht is of tenzij de stickers gecertificeerd als thuiscomposteerbaar zijn.".
Art. 69.In artikel 6.1.1.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt in punt 9° het woord "containerpark" vervangen door het woord "recyclagepark";2° in paragraaf 1, eerste lid, wordt een punt 10° toegevoegd, dat luidt als volgt: "10° de afvalstoffenproducent die in het kader van een collectieve regeling met andere bedrijven die gevestigd zijn op hetzelfde bedrijventerrein, de eigen bedrijfsafvalstoffen vervoert naar een inzamelpunt van afvalstoffen op het bedrijventerrein waar hij zelf gevestigd is, en dat alleen voor die bedrijven bedoeld is, waarbij tijdens het transport het terrein niet verlaten wordt of de kortste route genomen wordt.Het bedrijventerrein is officieel ruimtelijk bestemd als bedrijventerrein en bevindt zich niet in een zeehavengebied.".
Art. 70.In artikel 6.1.1.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, 23 mei 2014, 23 september 2016 en 22 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° informatie verstrekken aan de afvalstoffenproducenten over de afvalstoffen die verplicht gescheiden moeten worden aangeboden, als vermeld in artikel 4.3.2 en 4.3.4, en die afzonderlijk moeten worden gehouden bij de inzameling. Zij moeten daarbij informatie geven op maat van de individuele klant of minstens op maat van de sector;"; 2° in het eerste lid worden een punt 1° /1 en een punt 1° /2 ingevoegd, die luiden als volgt: "1° /1 bij het inzamelen, het handelen of het makelen van bedrijfsrestval met de afvalstoffenproducent een contract afsluiten, met daarin duidelijke vermelding van de fracties, vermeld in artikel 4.3.2, en hun vooropgestelde inzamelwijze. Bij een aanpassing van de fracties vermeld in artikel 4.3.2 moet elke inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval deze contracten met zijn klanten stapsgewijs aanpassen vanaf de inwerkingtreding van deze nieuwe bepalingen: minstens 50% van de contracten moeten aangepast zijn na één jaar, minstens 75% na twee jaar en 100% na drie jaar. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval moet elk inzamelrecipiënt minstens visueel inspecteren op de sorteerplicht, vermeld in artikel 4.3.2. Bij vaststelling van non-conformiteiten moet de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar die bedrijfsrestafval inzamelt, handelen volgens een interne schriftelijke of digitale non-conformiteitsprocedure. Daarbij moet hij minstens de afvalstoffenproducent wijzen op zijn sorteerfouten en mag afval geweigerd worden. De minister kan de wijze van informatieverstrekking, de wijze van visuele controle en de minimale vereisten van non-conformiteitsprocedures opnemen en verder uitwerken in de code van goede praktijk, vermeld in artikel 4.5.2; 1° /2 met de afvalstoffenproducent een contract afsluiten waarin de samengevoegde fracties worden gespecifieerd, als de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar verschillende droge, niet-gevaarlijke afvalfracties in één recipiënt inzamelt, handelt of makelt als vermeld in artikel 4.3.2, derde lid;"; 3° in het tweede lid wordt de zinsnede "In afwijking van het eerste lid, 1°, geldt dat het sluiten van een contract voor het bedrijfsrestafval niet verplicht is" vervangen door de zinsnede "Het eerste lid, 1° /1, is niet van toepassing".
Art. 71.In artikel 6.1.1.6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, 29 november 2013, 23 mei 2014 en 23 september 2016, worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 72.In artikel 6.1.3.1, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012, wordt de zinsnede ", vermeld in artikel 6.1.1.2, § 1, eerste lid, 5° en 6°, " vervangen door de zinsnede ", vermeld in artikel 6.1.1.2, § 1, eerste lid, 5°, 6° en 7°, ".
Art. 73.In artikel 6.1.3.5 van hetzelfde besluit worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "beveiligde zending".
Art. 74.In artikel 6.2.2 van hetzelfde besluit wordt tussen de zinsnede "per fax," en de woorden "of door de uitwisseling van" de zinsnede "via het webloket dat de OVAM beschikbaar stelt via haar website," ingevoegd.
Art. 75.Artikel 6.2.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2016, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 6.2.3. De kennisgever kan de kennisgevingen die betrekking hebben op de uitvoer van afvalstoffen op de volgende manieren indienen bij de OVAM: 1° de kennisgever kan de originele kennisgeving, met minstens één afschrift ervan, per post naar de OVAM sturen.Als er doorvoerlanden zijn, wordt er voor elk doorvoerland een exemplaar toegevoegd. De informatie-uitwisseling tussen de kennisgever en de OVAM in het kader van de behandeling van de kennisgeving gebeurt dan via post of e-mail; 2° de kennisgever kan, als hij akkoord gaat met de digitale verzending van de bijlagen bij het kennisgevingsdossier en de digitale behandeling van zijn kennisgeving, de bijlagen indienen via het webloket dat de OVAM beschikbaar stelt via haar website.Hij stuurt dan enkel het originele kennisgevingsformulier, het originele vervoersdocument en het originele attest van de bankgarantie, borgsom of gelijkwaardige verzekering met de post naar de OVAM en laadt de andere bijlagen bij het kennisgevingsformulier op in het webloket. De kennisgever voegt dan geen afschrift en geen extra exemplaar voor elk doorvoerland toe. Elke informatie-uitwisseling tussen de kennisgever en de OVAM in het kader van de behandeling van de kennisgeving gebeurt dan via het webloket; 3° de kennisgever kan, als hij akkoord gaat met de digitale indiening en behandeling van zijn dossier, gebruikmaken van het webloket dat de OVAM via haar website aanbiedt.Het kennisgevingsdocument, het transportdocument, een door de financiële instelling digitaal ondertekende bankgarantie, borgsom of gelijkwaardige verzekering en de nodige bijlagen kunnen dan via het webloket bij de OVAM worden ingediend. Elke informatie-uitwisseling tussen de kennisgever en de OVAM in het kader van de behandeling van de kennisgeving gebeurt dan via het webloket.".
Art. 76.Artikel 6.2.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 6.2.4. § 1. Het bedrag van de administratieve kosten, verbonden aan de uitvoering van de kennisgevings- en toezichtprocedure, vermeld in artikel 14 van het Materialendecreet, is afhankelijk van het type dossier en de gekozen indienings- en behandelingswijze. De administratieve kosten worden als volgt vastgesteld: 1° voor uitvoerdossiers die ingediend en behandeld worden volgens de methode, vermeld in artikel 6.2.3, 1°, van dit besluit, bedraagt het bedrag van de administratieve kosten 550 euro per kennisgeving; 2° voor uitvoerdossiers die ingediend en behandeld worden volgens de methode, vermeld in artikel 6.2.3, 2° en 3°, van dit besluit, bedraagt het bedrag van de administratieve kosten 400 euro per kennisgeving; 3° voor de invoerdossiers bedraagt het bedrag van de administratieve kosten 550 euro per kennisgeving. Er wordt voor alle dossiers een korting op het bedrag van de administratieve kosten van 200 euro toegekend als de transportmeldingen van het dossier digitaal worden aangeleverd volgens de technische specificaties die door de minister worden vastgesteld in een standaardprocedure. Als achteraf blijkt dat de transportmeldingen niet digitaal zijn verzonden, wordt het bedrag van de administratieve kosten van een volgend kennisgevingsdossier van dezelfde kennisgever vermeerderd met 200 euro.
Het bedrag van de administratieve kosten wordt verhoogd met de openstaande administratieve kosten van voorgaande kennisgevingsdossiers van dezelfde kennisgever.
Na de ontvangst van de betaalinformatie, inclusief de gestructureerde mededeling, wordt het bedrag, vrij van alle bankonkosten, aan de OVAM betaald volgens de specificaties opgenomen in de betaalinformatie. Bij de betaling wordt de gestructureerde mededeling vermeld die de OVAM heeft opgenomen in de betaalinformatie. Betalingen waarin die gestructureerde mededeling niet wordt vermeld, worden niet aanvaard en teruggestort. § 2. De kennisgevings- en vervoersdocumenten worden gratis door de OVAM ter beschikking gesteld, als de OVAM ze kan afleveren binnen de bepalingen van de verordening. Kennisgevingsdocumenten en transportdocumenten met een uniek kennisgevingsnummer worden altijd besteld via het webloket dat de OVAM via haar website ter beschikking stelt.".
Art. 77.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, worden de artikelen 6.2.6 tot 6.2.18 toegevoegd die luiden als volgt: "Art. 6.2.6. Specifieke inrichtingen die vergund zijn voor de nuttige toepassing van afvalstoffen, kunnen bij de OVAM een goedkeuring aanvragen als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen als vermeld in artikel 14 van de verordening. Ze maken daarvoor gebruik van het webloket dat de OVAM via haar website ter beschikking stelt.
Art. 6.2.7. De OVAM stelt een register van vooraf goedgekeurde inrichtingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen ter beschikking via haar website.
Art. 6.2.8. De aanvraag van goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen moet al de volgende gegevens bevatten: 1° de volgende administratieve gegevens: naam, straat en nummer, postnummer en gemeente, land, telefoonnummer, faxnummer, contactpersoon, e-mailadres en het ondernemingsnummer en, als dat beschikbaar is, het vestigingsnummer van de inrichting waarop de aanvraag betrekking heeft;2° de vermelding van de afvalstoffen waarvoor de aanvrager de registratie wenst te verkrijgen, met de vermelding van de BAZEL/OESO-code, vermeld in bijlage IV van de verordening.De aanvrager voegt ook altijd een omschrijving van de afvalstoffen toe; 3° een afschrift van de milieuvergunning of omgevingsvergunning van de inrichting en een gedetailleerde beschrijving van de verwerking van de afvalstoffen;4° de einddatum van de milieuvergunning of de omgevingsvergunning;5° de vergunde hoeveelheden te verwerken afvalstoffen per afvalstof en voor de gehele inrichting, als die gespecificeerd worden in de milieuvergunning of omgevingsvergunning;6° een beschrijving van de processen en methoden die worden gebruikt voor de nuttige toepassing van de afvalstoffen, waarbij specifiek aandacht wordt besteed aan de aspecten die voor de beoordeling van de aanvraag in beschouwing genomen worden;7° de volgende verklaring: de aanvraag van goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen, die ondertekend en gedateerd is, en waarbij de ondertekenaar verklaart dat de door hem verstrekte inlichtingen volledig en correct zijn.De naam en de functie van de ondertekenaar worden vermeld.
Art. 6.2.9. De aanvrager van een goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen dient zijn aanvraag elektronisch in bij de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het webloket dat de OVAM via haar website ter beschikking stelt.
Art. 6.2.10. Bij de beoordeling van de aanvragen worden minstens de volgende aspecten in beschouwing genomen: 1° de bewezen milieukwaliteit van de nuttige toepassing van de afvalstoffen tijdens de voorbije jaren;2° de bewezen ervaring met het nuttig toepassen van de afvalstoffen waarvoor een registratie als vooraf goedgekeurde inrichting wordt aangevraagd;3° de mate waarin de wijze van nuttige toepassing aansluit bij het Vlaamse afvalstoffen- en materialenbeleid;4° de mate waarin de voorgestelde nuttige toepassing een bijdrage levert aan de effectieve materiaalrecyclage van de afvalstoffen;5° de overtredingen en misbruiken van de milieuregelgeving die al zijn vastgesteld. Art. 6.2.11. De OVAM brengt de aanvrager op de hoogte van de ontvangst van de aanvraag door een elektronische melding in het webloket voor vooraf goedgekeurde inrichtingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen. Zolang de aanvrager geen elektronische ontvangstmelding ontvangt, wordt de aanvraag beschouwd als niet ingediend.
Art. 6.2.12 De OVAM beslist over de aanvraag van goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen en brengt de aanvrager op de hoogte van de toekenning of de weigering via een elektronische melding uiterlijk dertig kalenderdagen na de ontvangstdatum van de aanvraag. De behandeltermijn start op de eerstvolgende werkdag na de melding van ontvangst van de aanvraag.
Art. 6.2.13. Als de OVAM bij de behandeling van de aanvraag, vermeld in artikel 6.2.8, om aanvullingen verzoekt, wordt de termijn van de behandeling, vermeld in artikel 6.2.12, geschorst vanaf de verzending van dat verzoek en begint die opnieuw te lopen op de eerstvolgende werkdag vanaf de ontvangst van de aanvullingen. Als de aanvrager de aanvullingen niet binnen negentig kalenderdagen aan de OVAM bezorgt, wordt de aanvraag geacht geweigerd te zijn. De voormelde termijn van negentig kalenderdagen kan in overleg tussen de aanvrager en de OVAM verlengd worden.
Voor de verzending van het verzoek tot aanvullingen door de OVAM en het ontvangen van de aanvullingen stelt de OVAM een webloket ter beschikking via de website van de OVAM. De OVAM stuurt een elektronische ontvangstmelding van de aanvullingen naar de aanvrager.
Na een weigering van de goedkeuring van de aanvraag van goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen wordt een nieuwe aanvraag door de OVAM alleen behandeld als de aanvrager elementen kan aandragen die een nieuwe aanvraag rechtvaardigen.
Art. 6.2.14. De goedkeuring geldt voor een bepaalde periode, maar nooit langer dan de geldigheidsperiode van de milieuvergunning of de omgevingsvergunning van de inrichting.
Art. 6.2.15. Elke wijziging in de gegevens van de vooraf goedgekeurde inrichting wordt elektronisch aan de OVAM meegedeeld. Daarvoor maakt de vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen gebruik van het webloket dat de OVAM via haar website ter beschikking stelt. De gewijzigde gegevens worden in het register van vooraf goedgekeurde inrichtingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen aangepast.
Art. 6.2.16. De goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting kan niet aan derden worden doorgegeven, uitgezonderd wanneer de vooraf goedgekeurde inrichting wordt overgenomen.
Bij een overname van de vooraf goedgekeurde inrichting deelt de goedgekeurde inrichting de administratieve gegevens zoals vermeld in artikel 6.2.8, 1°, en een bewijs van de overname mee aan de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het webloket dat de OVAM via haar website ter beschikking stelt. De nieuwe goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting op naam van de overnemer is geldig met onmiddellijke ingang.
Bij stopzetting van de activiteiten kan de vooraf goedgekeurde inrichting op zijn verzoek de goedkeuring laten opheffen. De goedkeuring wordt dan geschrapt uit het register van vooraf goedgekeurde inrichtingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen.
De houder van een vooraf goedgekeurde inrichting meldt de stopzetting van de activiteiten elektronisch aan de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het webloket dat de OVAM via haar website ter beschikking stelt. De OVAM stuurt een elektronische ontvangstmelding van de aanvraag tot opheffing en een elektronische melding van de opheffing.
Art. 6.2.17. De vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen meldt de stopzetting van haar activiteiten elektronisch aan de OVAM. Daarvoor maakt ze gebruik van het webloket dat de OVAM via haar website ter beschikking stelt. De OVAM heft de goedkeuring dan op. De vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen wordt dan verwijderd uit het register van vooraf goedgekeurde inrichtingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen.
Art. 6.2.18. Elk misbruik van de goedkeuring en elke overtreding van de milieuwetgeving kan leiden tot de schorsing van de goedkeuring.
Bij een vaststelling van misbruik van de goedkeuring of van een overtreding van de milieuwetgeving wordt de vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen door de OVAM met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de voorgenomen beslissing tot schorsing en de motieven daarvoor. De vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen beschikt over veertien dagen om haar verweermiddelen kenbaar te maken of om aan te tonen dat haar zaken ondertussen in orde zijn gebracht.
Ze kan vragen om gehoord te worden.
De schorsing wordt door de OVAM met een beveiligde zending aan de vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen meegedeeld, met vermelding van de motieven. Na de schorsing wordt de vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen verwijderd uit het register van vooraf goedgekeurde inrichtingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen.
Een schorsing van de goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen blijft van kracht voor een termijn die afloopt samen met de einddatum van de goedkeuring. Als door de geschorste vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen intussen kan worden aangetoond dat de aanleiding tot schorsing niet meer bestaat, kan de schorsing ongedaan worden gemaakt. Tijdens de periode van de schorsing kan de vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen geen nieuwe goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen verkrijgen.".
Art. 78.In artikel 7.2.3.2 van hetzelfde besluit wordt tussen de woorden "de OVAM" en de woorden "en de houder van het register" de zinsnede ", de toezichthouder" ingevoegd.
Art. 79.In bijlage 2.3.4.C bij hetzelfde besluit wordt het woord "gebruikscertificaat" vervangen door het woord "grondstofverklaring".
Art. 80.In bijlage 3.4.6 bij hetzelfde besluit worden de woorden "afgewerkte olie" telkens vervangen door het woord "afvalolie". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten
Art. 81.In artikel 8 van hetzelfde besluit wordt de eerste zin vervangen door wat volgt: "Elk vervoer van dierlijke bijproducten en afgeleide producten gebeurt door een geregistreerde vervoerder die geregistreerd is voor een of meer van de afvalcategorieën zoals vermeld in artikel 7." HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 82.Voor milieubeleidsovereenkomsten gesloten voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn de wijzigingsbepalingen van dit besluit in onderafdeling 3.2.1, onderafdeling 3.2.2 en de artikelen 3.4.2.3, 3.4.3.3, 3.4.5.3, tweede en derde lid, 3.4.5.4 en 3.4.6.3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, niet van toepassing tijdens de duurtijd van deze milieubeleidsovereenkomsten. Deze milieubeleidsovereenkomsten blijven geldig voor hun duurtijd.
Individuele afvalpreventie- en afvalbeheerplannen gesloten voor de inwerkingtreding van dit besluit blijven geldig voor hun duurtijd.
Art. 83.De vooraf goedgekeurde inrichtingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit door de OVAM werden goedgekeurd worden automatisch in het register van de vooraf goedgekeurde inrichtingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen opgenomen.
Art. 84.Artikel 5, 5°, van dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019.
Art. 85.Bij de inwerkingtreding van artikel 5, 5°, van dit besluit, wordt de geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van afvalstoffen met code 20 01 08 of 20 02 01, zoals omschreven in bijlage 2.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen automatisch door de OVAM geregistreerd als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van categorie 3-materiaal.
Bij de inwerkingtreding van artikel 5, 5°, van dit besluit, wordt de geregistreerde vervoerder van afvalstoffen automatisch door de OVAM geregistreerd als vervoerder van categorie 3-materiaal, indien hij beschikt over een registratie als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van afvalstoffen met code 20 01 08 of 20 02 01, zoals omschreven in bijlage 2.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.
De overeenkomstig de vorige leden door de OVAM verleende registraties blijven slechts geldig tot de einddatum van de oorspronkelijke registraties.
Art. 86.Bij de inwerkingtreding van artikel 5, 5°, van dit besluit, zijn de gemeenten en verenigingen van gemeenten van rechtswege geregistreerd als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van categorie 3-materiaal, indien zij geregistreerd zijn als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar voor afvalstoffen met code 20 01 08 of 20 02 01, zoals omschreven in bijlage 2.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen.
Bij de inwerkingtreding van artikel 5, 5°, van dit besluit zijn de gemeenten en verenigingen van gemeenten van rechtswege geregistreerd als vervoerder van categorie 3-materiaal, indien zij cumulatief: 1° geregistreerd zijn als vervoerder van afvalstoffen, vermeld in artikel 6.1.2.1, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen; 2° geregistreerd zijn als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, zoals vermeld in artikel 6.1.3.1, derde lid, voor afvalstoffen met code 20 01 08 of 20 02 01, zoals omschreven in bijlage 2.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen.
De overeenkomstig de vorige leden verleende registraties blijven slechts geldig tot de einddatum van de oorspronkelijke registraties.
Art. 87.Artikel 2 treedt in werking op 1 juni 2020.
Art. 88.Artikel 38, 2°, en artikel 66 treden in werking op 1 januari 2021.
Art. 89.Artikel 46, 47 en 48 treden in werking op 1 januari 2020.
Art. 90.Artikel 69 treedt in werking 6 maanden na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 91.Artikel 74 en 75 treden in werking op 1 oktober 2019.
Art. 92.Artikel 76 treedt in werking op 1 juli 2020.
Art. 93.Artikel 77 treedt in werking op 1 juli 2019.
Art. 94.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 22 maart 2019.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, K. VAN DEN HEUVEL
Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen en het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten Bijlage VIII bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Bijlage VIII. Lijst van de milieu-inbreuken, in uitvoering van de artikelen 16.1.2, 1°, f) en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Enig artikel. Het niet voldoen aan of het geen gevolg geven aan de onderstaande wettelijke verplichtingen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:
Artikel
Wettelijke verplichting
3.2.1.1, § 6
Het gedeelte van de kostprijs van een product dat wordt doorgerekend om de kosten te dekken die verbonden zijn aan de uitvoering van de aanvaardingsplicht, moet zichtbaar worden vermeld op de factuur, tenzij het anders is bepaald in dit besluit, in de aanvaardingsplichtconvenant of in het individuele aanvaardingsplichtplan.
3.2.1.1, § 7
De eindverkoper van producten waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, moet op een duidelijk zichtbare plaats in elk van zijn verkooppunten een bericht aanbrengen waarop onder de titel "AANVAARDINGSPLICHT" is aangegeven op welke wijze hij voldoet aan de bepalingen van dit besluit en op welke wijze de koper zich kan ontdoen van zijn afgedankte product. Ook bij verkoop buiten een verkoopsruimte moet de consument daarover geïnformeerd worden.
3.2.1.2, § 1
De wijze waarop aan de aanvaardingsplicht wordt voldaan, wordt vastgelegd in een van de volgende documenten: 1° een individueel aanvaardingsplichtplan als vermeld in paragraaf 2 en onderafdeling 3.2.3; 2° een aanvaardingsplichtconvenant als vermeld in paragraaf 2 en artikel 3.2.2.1/1.
3.2.1.2, § 1/1
De producent waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, kan aan de aanvaardingsplicht voldoen door: 1° te beschikken over een door de OVAM goedgekeurd individueel aanvaardingsplichtplan; 2° rechtstreeks of onrechtstreeks, via hun organisatie, door een toetredingsovereenkomst, aangesloten te zijn bij een beheersorganisme als vermeld in artikel 3.2.2.1, op voorwaarde dat het beheersorganisme voldoet aan de verplichtingen die het worden opgelegd in deze afdeling en de aanvaardingsplichtconvenant.
3.2.1.2, § 2, derde lid
Voor huishoudelijke afvalstoffen bevat de aanvaardingsplichtconvenant of het individuele aanvaardingsplichtplan bovendien een financiële zekerheid die overeenstemt met de geschatte kosten voor het overnemen door het Vlaamse Gewest van de aanvaardingsplicht gedurende zes maanden. In een aanvaardingsplichtconvenant kunnen andere zekerheden overeengekomen worden om de voortgang van de verbintenissen uit de overeenkomst te garanderen.
3.2.1.3, § 1
De producent waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, moet jaarlijks rapporteren aan de OVAM over de wijze waarop hij uitvoering geeft aan de aanvaardingsplicht. De producent kan een organisatie aanduiden om de rapportage uit te voeren. Voor de rapportering geldt dat: 1° de cijfergegevens die in het kader van de aanvaardingsplicht aan de OVAM worden verstrekt, worden gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling; 2° de cijfergegevens van inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars, hergebruikcentra en verwerkers die in het kader van de aanvaardingsplicht aan het beheersorganisme of de producent worden geleverd, worden gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling;3° de cijfergegevens die in het kader van de aanvaardingsplicht door de producenten aan het beheersorganisme worden verstrekt, worden gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling.Het beheersorganisme of een door dat organisme aangestelde derde kan die taak overnemen, op voorwaarde dat alle leden minstens eenmaal om de drie jaar gecontroleerd worden en het beheersorganisme over die actie en de resultaten jaarlijks aan de OVAM rapporteert; 4° van verplichtingen, vermeld in punt 1°, 2° en 3°, kan worden afgeweken in een aanvaardingsplichtconvenant of in een individueel aanvaardingsplichtplan als de kwaliteit van de cijfergegevens op een andere manier gegarandeerd kan worden. 3.2.2.1, § 1
Een aanvaardingsplichtconvenant kan gesloten worden onder de voorwaarde dat door de organisaties van ondernemingen die de producenten vertegenwoordigen waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, een of meer beheersorganismen worden aangewezen die de aanvaardingsplicht van de bij hen aangesloten producenten waarvoor de aanvaardingsplicht geldt op zich nemen.
3.2.2.1, § 2
Een beheersorganisme voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° het beheersorganisme is opgericht conform de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;2° het beheersorganisme heeft als statutair doel het ten laste nemen van de aanvaardingsplicht voor rekening van de aangesloten producenten;3° de beheerders of de personen die de vereniging kunnen verbinden, bezitten hun burgerlijke en politieke rechten;4° de beheerders of de personen die de vereniging kunnen verbinden, zijn tijdens de laatste vijf jaar niet veroordeeld voor een inbreuk op de milieuwetgeving van de Gewesten of van een lidstaat van de Europese Unie;5° het beheersorganisme beschikt over de nodige financiële, menselijke en technische middelen om de aanvaardingsplicht te vervullen;6° het beheersorganisme bedient op homogene wijze het gehele grondgebied waar de producenten hun producten op de markt brengen zodat de inzameling, recyclage en nuttige toepassing van het afval, met het oog op het vervullen van de aanvaardingsplicht, gewaarborgd is. 3.2.2.1, § 3
Het beheersorganisme legt uiterlijk zes maanden na de ondertekening van de aanvaardingsplichtconvenant een beheerplan voor de looptijd van de aanvaardingsplichtconvenant ter goedkeuring voor aan de OVAM, waarin het aangeeft hoe het de bepalingen van de aanvaardingsplichtconvenant zal uitvoeren. Het beheerplan bevat minimaal de uitvoeringsvoorwaarden van de bepalingen in de aanvaardingsplichtconvenant overeenkomstig artikel 3.2.1.2, § 2. Het beheersorganisme legt jaarlijks voor 15 november een actualisatie van het beheerplan voor het volgende kalenderjaar ter goedkeuring voor aan de OVAM.
3.2.2.1, § 4
Het beheersorganisme legt uiterlijk zes maanden na de ondertekening van de aanvaardingsplichtconvenant een financieel plan voor de looptijd van de aanvaardingsplichtconvenant voor advies voor aan de OVAM. Het financieel plan omvat: 1° het budget;2° de berekening van eventuele bijdragen;3° het beleid inzake provisies en reserves;4° de wijze van financiering van eventuele verliezen;5° de wijze van financiering van afgedankte producten waarvan de producent niet meer actief is of geïdentificeerd kan worden.De verantwoordelijkheid van het beheersorganisme is hierbij beperkt tot de producten die bij het op de markt brengen aangegeven werden bij het beheersorganisme. Als dit niet meer kan nagegaan worden, draagt het beheersorganisme een verantwoordelijkheid die overeenstemt met haar aandeel in de markt; 6° het beleggingsbeleid. In het budget, vermeld in het tweede lid, 1°, wordt als apart onderdeel opgenomen welke middelen het beheersorganisme voorziet voor preventie en voor het hoogwaardig sluiten van de kringloop bovenop de vastgelegde inzamel- en verwerkingsdoelstellingen. In de aanvaardingsplichtconvenant wordt bepaald welk aandeel van het budget hiervoor ter beschikking gesteld wordt. Het beheersorganisme legt jaarlijks voor 15 november een actualisatie van het financieel plan voor het volgende kalenderjaar ter advies voor aan de OVAM.
3.2.2.1, § 5
Als het beheersorganisme de inzameling en verwerking organiseert in het kader van een collectief systeem, gebeurt de toewijzing op basis van een lastenboek waarover een openbare bevraging wordt georganiseerd en wordt de gunningsbeslissing gebaseerd op de in het lastenboek vastgelegde criteria. De lastenboeken moeten voor goedkeuring aan de OVAM worden voorgelegd. Elke wijziging in de lastenboeken moet vooraf goedgekeurd worden. In de aanvaardingsplichtconvenant kan worden afgeweken van de plicht om de toewijzing op basis van een lastenboek te organiseren.De bepaling in het eerste lid geldt niet in geval van inzameling en/of verwerking in opdracht van individuele producenten of andere actoren op contractuele basis.
3.2.2.1, § 6
De OVAM zal namens het gewest de rol van waarnemer vervullen in de raad van bestuur en de algemene vergadering van het beheersorganisme.
De OVAM ontvangt de uitnodigingen daarvoor en verslagen daarvan op tijd.
3.2.2.1, § 7
Het beheersorganisme mag de toetreding van geen enkele onderneming weigeren waarop de aanvaardingsplicht van toepassing zou kunnen zijn.
Het beheersorganisme kan van die verplichting afwijken als er ernstige redenen zijn en na de goedkeuring van de OVAM.
3.2.2.1, § 8
Op verzoek van de OVAM organiseert het beheersorganisme overleg met de representatieve organisaties van alle actoren die bij de uitvoering van de aanvaardingsplicht betrokken zijn.
3.2.2.1/1, § 1, tweede lid
De organisaties van ondernemingen, vermeld in het eerste lid, moeten rechtspersoonlijkheid bezitten en door hun leden of een groep ervan gemandateerd zijn om een aanvaardingsplichtconvenant te sluiten en de betrokken leden daardoor te verbinden.
3.2.2.1/1, § 3
Een aanvaardingsplichtconvenant is verbindend voor de partijen.
Naargelang van wat bepaald is in de aanvaardingsplichtconvenant, is ze ook verbindend voor al de leden van de organisaties van ondernemingen die conform paragraaf 1, tweede lid, een mandaat hebben gegeven, tenzij een producent via een individueel aanvaardingsplichtplan of een andere aanvaardingsplichtconvenant aan zijn aanvaardingsplicht voldoet.
3.2.2.2, § 1, eerste lid
Alle documenten die in het kader van de uitvoering van een aanvaardingsplichtconvenant moeten worden opgesteld en die van strategisch belang zijn, worden ter goedkeuring voorgelegd aan de OVAM. Dat zijn ten minste het beheersplan, de lastenboeken en het communicatieplan.
3.2.2.2, § 2, eerste lid
In afwijking van paragraaf 1 worden het financieel plan en de toetredingsovereenkomst voor advies voorgelegd.
3.2.3.4
De houder van de goedkeuring, vermeld in artikel 3.2.3.2, 3°, is verplicht om, wijzigingen van de volgende gegevens in zijn dossier onmiddellijk mee te delen aan de OVAM met een beveiligde zending: 1° naam, rechtsvorm, zetel en nummer van het handelsregister of een overeenstemmend registratie- en ondernemingsnummer;2° zijn woonplaats, adres of fax- en telefoonnummer en, in voorkomend geval, adres, fax- en telefoonnummer van de maatschappelijke zetels, de administratieve zetels en de exploitatiezetels of van de standplaats binnen het Vlaamse Gewest;3° het voorwerp van het goedgekeurde individuele aanvaardingsplichtplan;4° de verbintenissen in het goedgekeurde individuele aanvaardingsplichtplan. 3.3.1, eerste lid, tweede zin
Elke individuele producent die gevat wordt door deze uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moet toetreden tot een collectief plan.
3.3.2, eerste en tweede zin
Ter uitvoering van het collectieve plan stellen de producenten jaarlijks een actieplan op. Het actieplan wordt jaarlijks ingediend voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het actieplan betrekking heeft.
3.3.3, eerste lid
Het collectieve plan en het jaarlijks actieplan moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan de OVAM.
3.3.5
Jaarlijks wordt voor 1 april gerapporteerd over de uitvoering van het collectieve plan gedurende het voorgaande kalenderjaar.
3.4.1.2, eerste lid
De sector van de uitgevers van gratis regionale pers: 1° stelt gratis stickers ter beschikking van de mensen die dat willen ter beperking van de verspreiding van ongewenst reclamedrukwerk en gratis regionale pers;2° rapporteert aan de OVAM over het aantal verdeelde stickers en het gebruik van de stickers. 3.4.2.5, eerste lid
De voertuigproducenten verschaffen aan de erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen binnen zes maanden nadat een nieuw voertuigtype in de handel is gebracht, alle demontage-informatie. In die informatie worden de verschillende voertuigonderdelen en -materialen en de plaats van alle gevaarlijke stoffen in de voertuigen aangegeven.
3.4.2.5, tweede lid
De producenten van voertuigonderdelen verschaffen op verzoek van de erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van commerciële en industriële gegevens, ook demontage-informatie, informatie over de opslag en informatie over het testen van onderdelen die opnieuw kunnen worden gebruikt.
3.4.3.4, eerste lid
De eindverkoper van banden of de organisatie die hiervoor is aangeduid, bezorgt de OVAM voor 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid afvalbanden uitgedrukt in kilogram en soorten, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar.
3.4.3.4, tweede lid
De tussenhandelaar in banden of de organisatie die hiervoor is aangeduid, bezorgt de OVAM voor 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid afvalbanden, inclusief die welke in aanmerking komen voor hergebruik, uitgedrukt in kilogram en soorten die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar.
3.4.3.4, derde lid
De producent van banden of de organisatie die hiervoor is aangeduid, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM : 1° de totale hoeveelheid banden, uitgedrukt in kilogram, soorten en aantallen, die in het Vlaamse Gewest in omloop werd gebracht;2° de totale hoeveelheid afvalbanden, inclusief die welke in aanmerking komen voor hergebruik, uitgedrukt in kilogram en soorten, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld;3° de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde afvalbanden werden verwerkt;4° de totale hoeveelheid afvalbanden, uitgedrukt in kilogram, die: a) werd uitgesorteerd voor hergebruik;b) een nieuw loopvlak kreeg;c) werd gebruikt voor materiaalrecyclage;d) energetisch werd gevaloriseerd. 3.4.4.7, derde lid
De doelstellingen, vermeld in het eerste en het tweede lid, gelden voor elk van de categorieën, vermeld in artikel 3.4.4.2, en worden jaarlijks gerapporteerd aan de OVAM voor 1 juli overeenkomstig artikel 3.4.4.12 en 5.2.5.4.
3.4.4.9
De producenten van EEA zorgen ervoor, in het bijzonder met voorlichtingscampagnes, dat de eindgebruikers volledig worden geïnformeerd over: 1° de verplichting om EEA selectief aan te bieden;2° de voor hen beschikbare inzamelings- en recyclagesystemen;3° hun rol bij de bevordering van hergebruik, recyclage en andere nuttige toepassing van afgedankte EEA;4° de mogelijke gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid van de aanwezigheid van gevaarlijke bestanddelen in EEA;5° de betekenis van het symbool van de doorgestreepte vuilnisbak op wieltjes. 3.4.4.10
De producenten van EEA, of de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen, registreren zich. Daarvoor stellen ze de volgende gegevens ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen: 1° de naam van de producent of gevolmachtigde, het postnummer en de plaats, de straatnaam en het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.In geval van een gevolmachtigde als vermeld in artikel 3.4.4.15, ook de contactgegevens van de producent die wordt vertegenwoordigd; 2° het ondernemingsnummer van de producent van EEA; 3° de categorie waartoe het EEA behoort, vermeld in artikel 3.4.4.2; 4° de soort EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur;5° de merknaam van de EEA;6° de informatie over de wijze waarop de producent zijn verantwoordelijkheden nakomt, individueel of via een collectieve regeling, met inbegrip van informatie over de financiële zekerheid;7° de gebruikte verkooptechniek, bijvoorbeeld verkoop op afstand;8° de verklaring dat de verstrekte informatie in overeenstemming is met de waarheid. 3.4.4.12, § 1, eerste lid
De distributeur van EEA of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die daarvoor is aangewezen: 1° de naam van de distributeur van EEA, het ondernemingsnummer, het postnummer en de plaats, de straatnaam en het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon;2° de rapportageperiode; 3° de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantallen EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied, dan wel binnen of buiten de Unie is overgebracht die: a) in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld;b) werden aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;c) werden aangeboden aan een producent van EEA;d) werden aangeboden aan een hergebruikcentrum voor EEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik,;e) werden aangeboden aan een vergunde verwerker van afgedankte EEA;4° ...
3.4.4.12, § 1, derde lid
Als voor één of meer van de voormelde activiteiten een beroep werd gedaan op een derde, worden de volgende contactgegevens van die derde telkens vermeld: de firmanaam, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.
3.4.4.12, § 2
De producent van EEA of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of de organisatie die daarvoor is aangewezen : 1° het ondernemingsnummer van de producent van EEA;2° de rapportageperiode; 3° de categorie waartoe de EEA behoort, vermeld in artikel 3.4.4.2, met de aparte vermelding van de hoeveelheden, uitgedrukt in kilogram en per stuk, die op het grondgebied op de markt werden gebracht; 4° de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantallen EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied, dan wel binnen of buiten de Unie is overgebracht die: a) in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werden ingezameld;b) werden aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;c) werden aangeboden aan een andere producent van EEA;d) werden aangeboden aan een hergebruikcentrum voor EEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik;e) werden aangeboden aan een vergunde verwerker van afgedankte EEA;5° de hoeveelheden afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en opgesplitst per materiaal als vermeld in artikel 3.4.4.7, en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die: a) werden voorbereid voor hergebruik; b) werden gerecycleerd;c) op een andere wijze nuttig werden toegepast;d) werden verwijderd in installaties voor de verbranding van afvalstoffen;e) werden verwijderd door storten. Als voor een of meer van de voormelde activiteiten een beroep werd gedaan op een derde, worden de volgende contactgegevens van die derde telkens vermeld: de firmanaam, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.
3.4.4.14
De producenten van EEA of de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen, organiseren minimaal tweemaal per jaar een overleg met de verwerkers en hergebruikcentra met het oog op hergebruik en een betere recycleerbaarheid van de EEA.
3.4.5.5
De producenten van batterijen en accu's zorgen ervoor, in het bijzonder door middel van voorlichtingscampagnes, dat de eindgebruikers volledig worden geïnformeerd over: 1° de potentiële effecten van in batterijen en accu's gebruikte stoffen op het milieu en de menselijke gezondheid;2° de wenselijkheid dat afgedankte batterijen en accu's niet als ongesorteerd huishoudelijk en vergelijkbaar afval worden weggegooid, en dat wordt deelgenomen aan de gescheiden inzameling ervan, om de verwerking en recycling te vergemakkelijken;3° de voor hen beschikbare inzamelings- en recyclingsystemen;4° hun rol bij de recycling van afgedankte batterijen en accu's;5° de betekenis van het symbool van de doorgestreepte vuilnisbak op wieltjes en van de chemische symbolen Hg, Cd en Pb. 3.4.5.5/1, eerste lid
De producenten van batterijen en accu's worden eenmalig geregistreerd en krijgen bij registratie een registratienummer toegekend. Voor de registratie stellen de producenten de volgende gegevens ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen: 1° de naam van de producent en, in voorkomend geval, de commerciële benamingen waaronder hij zijn activiteiten ontplooit;2° de adres(sen) van de producent: postcode en plaats, straatnaam en huisnummer, land, URL en telefoonnummer, alsook, in voorkomend geval, de contactpersoon, het fax en het e-mailadres van de producent;3° de vermelding van het type batterijen of accu's dat door de producent op de markt wordt gebracht: draagbare batterijen en accu's, industriële batterijen en accu's of autobatterijen en -accu's;4° de informatie over de wijze waarop de producent zijn verantwoordelijkheden nakomt: met een individuele of een collectieve regeling;5° de datum van de registratieaanvraag;6° de nationale identificatiecode van de producent, inclusief Europees belastingnummer of nationaal belastingnummer van de producent (facultatief);7° de verklaring dat de verstrekte informatie waarheidsgetrouw is. 3.4.5.5/1, tweede lid
Bij wijziging van de geregistreerde gegevens moeten de producenten van batterijen en accu's de OVAM of de organisatie die is aangewezen voor de uitvoering van de registratie, daarvan uiterlijk een maand na de wijziging op de hoogte brengen. Als producenten niet langer actief zijn, moeten ze zich uitschrijven uit het register met een kennisgeving aan de OVAM of aan de organisatie die is aangewezen om van de registratie uit te voeren.
3.4.5.6
De producenten van batterijen en accu's of de organisatie die zij hiervoor hebben aangeduid, stellen voor 1 april van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM: 1° de totale hoeveelheid batterijen en accu's, uitgedrukt in kilogram, die in het Vlaamse Gewest op de markt werd gebracht, opgesplitst in de categorieën draagbare, industriële en autobatterijen en -accu's en de volgende soorten: a) zink-bruinsteenbatterijen en -accu's;b) alkali-mangaanbatterijen en -accu's;c) zilveroxidebatterijen en -accu's;d) zink-luchtbatterijen en -accu's;e) primaire lithiumbatterijen en -accu's;f) nikkel-cadmiumbatterijen en -accu's;g) loodhoudende batterijen en -accu's;h) nikkelmetaalhydride batterijen en -accu's;i) herlaadbare lithiumbatterijen en -accu's;j) overige batterijen en -accu's;2° de totale hoeveelheid afgedankte batterijen en accu's, uitgedrukt in kilogram, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld, opgesplitst in de volgende soorten: a) afgedankte knoopcellen;b) afgedankte alkali-mangaan- en zink-bruinsteenbatterijen en -accu's en andere vergelijkbare afgedankte batterijen en accu's;c) afgedankte primaire lithiumbatterijen en -accu's;d) afgedankte nikkel-cadmiumbatterijen en -accu's;e) afgedankte loodbatterijen en accu's;f) afgedankte nikkel-metaalhydridebatterijen en -accu's;g) afgedankte herlaadbare lithiumbatterijen en -accu's;h) andere afgedankte batterijen en accu's.i) het inzamelpercentage voor draagbare batterijen en accu's, met vermelding van de berekeningswijze en de wijze waarop de benodigde gegevens voor de berekening van het inzamelpercentage zijn verkregen;3° de inrichtingen en de wijze waarop de ingezamelde batterijen en accu's werden verwerkt of werden voorbereid voor hergebruik of opnieuw werden gebruikt als batterij of accu in eenzelfde of een andere toepassing;4° het gehaalde recyclageniveau voor loodzuurbatterijen en accu's, nikkel-cadmiumbatterijen en -accu's, en andere afgedankte batterijen en accu's : hoeveelheid ingezamelde batterijen waarop recycling is toegepast;5° het recyclagepercentage voor loodzuurbatterijen en -accu's, nikkel-cadmiumbatterijen en -accu's, en andere afgedankte batterijen en accu's, berekend overeenkomstig Verordening (EG) 493/2012 van 11 juni 2012 houdende nadere bepalingen voor de berekening van de recyclingrendementen van de recyclingprocessen van afgedankte batterijen en accu's overeenkomstig Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad;6° een overzicht van de acties voor preventie en de acties om gebruikte batterijen in eenzelfde of andere toepassing opnieuw op de markt te brengen. 3.4.6.4, eerste lid
De eindverkoper en de tussenhandelaar van olie of de organisatie die hiervoor is aangeduid, bezorgen de OVAM voor 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid afvalolie, uitgedrukt in liter, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar.
3.4.6.4, tweede lid
De producent van olie of de organisatie die hij hiervoor heeft aangeduid, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM: 1° de totale hoeveelheid olie, uitgedrukt in liter, die in het Vlaamse Gewest op de markt is gebracht;2° de totale hoeveelheid afvalolie, uitgedrukt in liter, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld. Hij geeft daarbij op een gemotiveerde wijze aan wat de verliezen zijn die ontstaan door de consumptie; 3° de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde afvalolie werd verwerkt;4° de totale hoeveelheden aan stoffen die voortkomen uit de verwerking van afvalolie, uitgedrukt in liter, die: a) opnieuw werden gebruikt als olie;b) opnieuw geraffineerd werden;c) op een andere wijze nuttig werden toegepast;d) werden verwijderd.5° de totale hoeveelheid biodegradeerbare olie, uitgedrukt in liter, die in het Vlaams Gewest op de markt is gebracht. 3.4.7.3
De actoren, vermeld in artikel 3.4.7.1, leveren de nodige sensibiliseringsinspanningen voor het welslagen van de selectieve inzameling. De ontwerpen van de sensibiliseringsacties worden minstens één maand voor de aanvang van de actie ter goedkeuring voorgelegd aan de OVAM.
3.4.7.4, eerste zin
Er wordt een begeleidingscommissie opgericht door de actoren, vermeld in artikel 3.4.7.1.
3.4.7.4, vierde zin
De OVAM wordt uitgenodigd op de vergaderingen van de begeleidingscommissie.
3.4.7.5
De begeleidingscommissie rapporteert jaarlijks voor 1 april aan de OVAM over: 1° de modaliteiten van de inzameling, de ophaling en de verwerking van de oude en vervallen geneesmiddelen; 2° de hoeveelheid ingezamelde oude en vervallen geneesmiddelen en de wijze van verwerking; 3° de acties en initiatieven die werden genomen om de selectieve inzameling via de apothekers te stimuleren.
3.4.8.3
De eindverkoper en de tussenhandelaar van matrassen of de organisatie die daarvoor is aangewezen, bezorgen de OVAM vóór 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid matrassen, uitgedrukt in aantal en in kilogram, die in het kader van de aanvaardingsplicht in ontvangst zijn genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar. De producent van matrassen of de organisatie die hij daarvoor heeft aangewezen, stelt jaarlijks vóór 1 juli de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM: 1° de totale hoeveelheid matrassen, uitgedrukt in aantal en in kilogram, die in het Vlaamse Gewest op de markt zijn gebracht;2° de totale hoeveelheid afgedankte matrassen, uitgedrukt in aantal en in kilogram, die in het Vlaamse Gewest zijn ingezameld in het kader van de aanvaardingsplicht; 3° de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde afgedankte matrassen zijn verwerkt;4° de totale hoeveelheid van de materialen die voortkomen uit de verwerking van de afgedankte matrassen, uitgedrukt in kilogram, die: a) zijn hergebruikt;b) zijn gerecycleerd;c) nuttig zijn toegepast;d) zijn verwijderd. 4.1.4, § 2, vierde lid
Elke wijziging van de administratieve gegevens van de houder van de afvalstof wordt aan de OVAM meegedeeld.
5.1.7, eerste lid
De gemeente stimuleert hergebruik door minstens een overeenkomst te sluiten met een door de OVAM erkend kringloopcentrum. Die overeenkomst omvat minstens bepalingen over de sensibilisering, de onderlinge doorwijsfunctie, de inzamelwijzen, het restafval en de vergoeding voor herbruikbare goederen.
5.2.4.3, § 6
Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen verleent minstens per kwartaal alle informatie die in het kader van de aanvaardingsplicht, vermeld in onderafdeling 3.4.2, moet worden bijgehouden of verstrekt, aan de voertuigproducenten of aan degenen die door hen zijn aangesteld. Als de eindverkopers, tussenhandelaars of voertuigproducenten voor de nakoming van hun aanvaardingsplicht, vermeld in onderafdeling 3.4.2, een beroep doen op een beheersorganisme, zullen de gegevens ter beschikking gesteld worden van een geüniformiseerd, geïnformatiseerd datacommunicatiesysteem met de centrale databank van het beheersorganisme, volgens een door dit organisme vast te leggen procedure en periodiciteit. Het chassisnummer van een afgedankt voertuig dat het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen verlaat, wordt voorafgaandelijk meegedeeld aan het beheersorganisme.
5.2.5.4, § 2, eerste lid
De inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar, de verwerker, het hergebruikcentrum en de kennisgever of opdrachtgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankt EEA inzamelt, opslaat of verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die daarvoor is aangewezen: 1° de naam van de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar, de verwerker, het hergebruikcentrum en de kennisgever of opdrachtgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankt EEA inzamelt, opslaat of verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, het ondernemingsnummer, het postnummer en de plaats, de straatnaam en het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon; 2° ... 3° de rapportageperiode 4° de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantal, huishoudelijke of professionele apparatuur, per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied, dan wel binnen of buiten de Europese Unie zijn overgebracht die: a) in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werden ingezameld voor rekening van een producent van EEA of een derde die handelt in naam van de producent van EEA, en het aandeel daarvan dat: 1) werd aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;2) werd aangeboden aan een hergebruikcentrum voor EEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik;3) werd aangeboden aan een vergunde verwerker;b) buiten de aanvaardingsplicht om werd ingezameld, en het aandeel daarvan dat: 1) werd aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;2) werd aangeboden aan een hergebruikcentrum voor EEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik;3) werd aangeboden aan een vergunde verwerker; 5° de hoeveelheden afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en opgesplitst per materiaal als vermeld in artikel 3.4.4.7, en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die: a) voor het hergebruikcentrum: werden voorbereid voor hergebruik; b) voor de verwerker en de kennisgever of opdrachtgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen: 1) werden voorbereid voor hergebruik;2) werden gerecycleerd;3) op een andere wijze nuttig werden toegepast;4) werden verwijderd in installaties voor de verbranding van afvalstoffen;5) werden verwijderd door storten. 5.2.8.3.
Bedrijven die pcb's verwerken, delen de hoeveelheid, de oorsprong en de aard van de aan hen geleverde pcb's, mee aan de OVAM. Ze houden die gegevens ook ter inzage van de lokale overheid en de bevolking.
5.2.8.4, § 1, 1° tot en met 3°
De houder van apparaten die pcb's bevatten, moet: 1° als dat nog niet eerder gebeurd is met toepassing van het koninklijk besluit van 9 juli 1986 tot reglementering van de stoffen en preparaten die polychloorbifenylen en polychloorterfenylen bevatten, of van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor pcb-houdende apparaten en de daarin aanwezige pcb's, zo snel mogelijk ten minste de volgende gegevens bezorgen aan de OVAM: a) zijn naam en adres;b) plaats en omschrijving van de apparaten die pcb's bevatten en die hij in zijn bezit heeft, alsook de hoeveelheden pcb's in die apparaten;c) de hoeveelheden pcb's die hij in zijn bezit heeft;d) de hoeveelheden gebruikte pcb's die hij in zijn bezit heeft;e) data en soorten behandeling of vervanging die worden uitgevoerd of overwogen. Als die kennisgeving eerder is gedaan met toepassing van het besluit van 9 juli 1986 of van 17 maart 2000, worden daarbij de eventuele wijzigingen vermeld ten aanzien van de vroegere kennisgeving; 2° de OVAM op de hoogte brengen van elke wijziging in de situatie, vermeld in 1° ;3° ervoor zorgen dat elk apparaat dat meer dan 1 liter pcb's bevat, wordt voorzien van een etiket. Een soortgelijk etiket moet ook worden aangebracht op de deuren van lokalen waar dat apparaat zich bevindt. Voor sterkstroomcondensatoren geldt de drempel van 1 liter voor het totaal van de afzonderlijke onderdelen van een gecombineerd toestel. Apparaten waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de vloeistoffen daarin tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten pcb's bevatten, mogen worden voorzien van een etiket met de vermelding "verontreinigd met pcb's < 0,05 %".
5.2.8.4. § 2
Elke wijziging van de informatie, verstrekt overeenkomstig paragraaf 1, 1° en 2°, moet binnen drie maanden schriftelijk aan de OVAM worden meegedeeld.
5.2.10.3, § 1, eerste zin
De beheerder van een haven stelt een passend plan op voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval.
5.2.10.3, § 2
Het plan wordt uitgewerkt in overleg met de betrokken partijen, in het bijzonder met de havengebruikers of hun vertegenwoordigers.
5.2.10.4, § 3, eerste lid, eerste zin
In geval van significante veranderingen in de werking van de haven, moet de beheerder van de haven dat onmiddellijk melden aan de OVAM met een beveiligde zending.
5.2.10.5
De beheerder van de haven zorgt ervoor dat aan elke havengebruiker de volgende informatie wordt verstrekt: 1° een korte verwijzing naar het fundamentele belang van een behoorlijke afgifte van scheepsafval en ladingresiduen;2° de locatie van de vaste havenontvangstvoorzieningen, met tekening/kaart;3° een lijst van gewoonlijk verwerkte soorten scheepsafval en ladingresiduen;4° een lijst van contactadressen, exploitanten en geboden diensten;5° een beschrijving van de aanmeldingsprocedure;6° een beschrijving van de afgifteprocedures;7° een beschrijving van het tariefsysteem;8° een beschrijving van de procedures voor het melden van vermeende tekortkomingen van havenontvangstvoorzieningen;9° een beschrijving van de procedure voor het aanvragen van een vrijstelling van de afgifteplicht, de aanmelding en de financiële bijdrage. 5.2.10.6, § 4
De aanmeldingsformulieren die de aangewezen instanties in het kader van deze procedure ontvangen, moeten gedurende een termijn van drie jaar bijgehouden worden.
5.2.10.8, tweede lid
Kosten die verbonden zijn aan de afgifte van ladingresiduen, worden door de gebruiker van de havenontvangstvoorziening betaald.
5.2.11.4, § 1, eerste zin
De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen en de waterwegbeheerders stellen een passend plan op voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval, restlading, overslagresten, ladingsrestanten en waswater.
5.2.11.4, § 2
Het plan wordt uitgewerkt in overleg met de betrokken partijen, in het bijzonder met de havengebruikers of hun vertegenwoordigers.
5.2.11.5, derde lid, eerste zin
Bij significante veranderingen in de werking van het netwerk van ontvangstinrichtingen moeten de havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders dat onmiddellijk meedelen aan de OVAM met een beveiligde zending.
5.2.11.6
De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders zorgen ervoor dat voor de binnenschepen de volgende informatie beschikbaar is: 1° een korte verwijzing naar het fundamentele belang van een behoorlijke afgifte van scheepsafval;2° de locatie van de vaste ontvangstvoorzieningen, met een tekening of kaart;3° een lijst van de afvalstromen die worden aanvaard;4° een lijst van contactadressen, exploitanten en geboden diensten;5° een beschrijving van de afgifteprocedures en van het tariefsysteem;6° een beschrijving van de procedures voor het melden van vermeende tekortkomingen van havenontvangstvoorzieningen. 5.2.12.3., § 1, eerste lid
De natuurlijke persoon of rechtspersoon, vermeld in artikel 5.2.12.1, stelt voor 1 april van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM: 1° de hoeveelheid ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong; 2° de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong zijn verwerkt. 5.3.4.4, eerste lid, tweede, derde en vierde zin
De gegevens over herkomst, inclusief de analyseresultaten, de geschatte hoeveelheid en de bestemming van de bagger- of ruimingsspecie worden uiterlijk dertig kalenderdagen voor de aanvang van ieder bagger- of ruimingswerk bezorgd aan het gemeentebestuur op het grondgebied waarvan de bagger- of ruimingsspecie zal worden uitgespreid, en zijn samen met de code van goede praktijk, vermeld in artikel 5.3.4.3, ter inzage van het publiek. De geplande aanvangsdatum word daarbij uitdrukkelijk vermeld. Op eenvoudig verzoek wordt een afschrift van die gegevens bezorgd aan de persoon die erom vraagt.
5.3.4.4, tweede lid
Uiterlijk dertig kalenderdagen voor de aanvang van de ruimingswerken en tot de beëindiging ervan worden de geplande bagger- en ruimingswerken en het ter inzage leggen van de gegevens, vermeld in het eerste lid, en de regeling ervoor bekendgemaakt door aanplakking.
De aanplakking gebeurt op het gemeentehuis van de gemeente op het grondgebied waarvan de specie zal worden uitgespreid. Het aanplakbiljet wordt opgehangen op een wijze die de aandacht trekt en is opgemaakt in duidelijk leesbare letters op een gele achtergrond. De houder van het materiaal is verantwoordelijk voor het maken van de aanplakbiljetten en voor het bezorgen ervan aan de gemeentebesturen in kwestie.
5.3.8.2, derde lid, eerste zin
De kabel- en leidingbeheerder informeert de beheerder van het openbaar domein over de initiatieven en maatregelen, die overeenkomstig het eerste lid worden genomen en over de termijn waarbinnen die worden uitgevoerd.
6.1.2.4, eerste lid, eerste zin
Elke wijziging in de geregistreerde gegevens wordt elektronisch aan de OVAM meegedeeld.
6.1.3.4, eerste lid, eerste zin
Elke wijziging in de geregistreerde gegevens wordt elektronisch aan de OVAM meegedeeld.
6.2.3
De kennisgever kan de kennisgevingen die betrekking hebben op de uitvoer van afvalstoffen op de volgende manieren indienen bij de OVAM: 1° de kennisgever kan de originele kennisgeving, met minstens één afschrift ervan, per post naar de OVAM sturen.Als er doorvoerlanden zijn, wordt er voor elk doorvoerland een exemplaar toegevoegd. De informatie-uitwisseling tussen de kennisgever en de OVAM in het kader van de behandeling van de kennisgeving gebeurt dan via post of e-mail; 2° de kennisgever kan, als hij akkoord gaat met de digitale verzending van de bijlagen bij het kennisgevingsdossier en de digitale behandeling van zijn kennisgeving, de bijlagen indienen via het webloket dat de OVAM beschikbaar stelt via haar website.Hij stuurt dan enkel het originele kennisgevingsformulier, het originele vervoersdocument en het originele attest van de bankgarantie, de borgsom of de gelijkwaardige verzekering per post naar de OVAM en laadt de andere bijlagen bij het kennisgevingsformulier op in het webloket. De kennisgever voegt dan geen afschrift en geen extra exemplaar voor elk doorvoerland toe. Elke informatie-uitwisseling tussen de kennisgever en de OVAM in het kader van de behandeling van de kennisgeving gebeurt dan via het webloket; 3° de kennisgever kan, als hij akkoord gaat met de digitale indiening en behandeling van zijn dossier, gebruikmaken van het webloket dat de OVAM via haar website aanbiedt.Het kennisgevingsdocument, het transportdocument, een door de financiële instelling digitaal ondertekende bankgarantie, borgsom of gelijkwaardige verzekering en de nodige bijlagen kunnen dan via het webloket bij de OVAM worden ingediend. Elke informatie-uitwisseling tussen de kennisgever en de OVAM in het kader van de behandeling van de kennisgeving gebeurt dan via het webloket.
7.1.3, eerste lid
Tenzij het anders bepaald is in dit hoofdstuk, zijn de volgende actoren ertoe gehouden afvalstoffen- en materiaalgegevens te verschaffen op eenvoudig verzoek van de OVAM: 1° de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;2° de inrichtingen voor het verwerken van afvalstoffen;3° de afvalstoffenproducenten van bedrijfsafvalstoffen;4° de gemeenten en de verenigingen van gemeenten, belast met afvalstoffenbeheer;5° de grondstoffenproducent;6° de grondstoffengebruiker. 7.3.1.2, § 1
De afvalstoffenproducenten en grondstoffenproducenten die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.3.1.1, eerste lid, alsook de afvalstoffenproducenten van bedrijfsafvalstoffen, vermeld in de indelingslijst, opgenomen als bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, met de letter R in de zevende kolom, brengen verslag uit over de in het vorige kalenderjaar geproduceerde afvalstoffen en grondstoffen.
7.3.1.2, § 2
De verslaggeving heeft betrekking op alle bedrijfsafvalstoffen, met uitzondering van de met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen die door of in opdracht van de gemeente zijn ingezameld of opgehaald.
De verslaggeving bevat jaartotalen uit het register van geproduceerde afvalstoffen, vermeld in artikel 7.2.1.1. Voor bedrijfsafvalstoffen die in aard, samenstelling, verwerkingswijze, afvalstoffeninzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of afvalstoffenverwerker verschillen, moeten per exploitatiezetel afzonderlijke totalen worden ingevuld.
7.3.1.2, § 3
De verslaggeving heeft betrekking op alle geproduceerde grondstoffen.
De verslaggeving bevat de jaartotalen uit het uitgaande materialenregister, vermeld in artikel 7.2.2.2. Voor materialen die in aard, samenstelling, toepassingswijze of bestemming verschillen, moeten afzonderlijke totalen worden ingevuld.
7.3.1.3
De verslaggeving over de productie van bedrijfsafvalstoffen verloopt overeenkomstig artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag, voor de datum die daarin wordt bepaald, en door middel van het deelformulier "Identificatiegegevens" en, het deelformulier "Afvalstoffenmelding voor producenten" van het integrale milieujaarverslag, waarvan het model als bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag is gevoegd.
7.3.2.1, eerste lid
De gemeentelijke overheden bezorgen jaarlijks voor 1 april aan de OVAM een jaarrapport over de in het vorige kalenderjaar door hen of in hun opdracht ingezamelde afvalstoffen en de inzameling van huishoudelijk restafval door privaatrechtelijke inzamelaars op het grondgebied van de gemeente.
7.3.2.2, eerste lid
Het jaarrapport, vermeld in artikel 7.3.2.1, wordt schriftelijk of elektronisch bezorgd en bevat jaartotalen uit het register van de door de gemeente of in opdracht van de gemeente ingezamelde afvalstoffen, vermeld in artikel 7.2.1.3, en jaartotalen van het ingezamelde huishoudelijke restafval door privaatrechtelijke inzamelaars op het grondgebied van de gemeente.
7.4.2, § 1
De afvalstoffenverwerkers en grondstoffengebruikers die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.4.1, eerste lid, brengen respectievelijk verslag uit over de in het vorige kalenderjaar verwerkte afvalstoffen en gebruikte grondstoffen.
7.4.2, § 2
De verslaggeving heeft betrekking op alle verwerkte afvalstoffen die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.4.1, eerste lid.
De verslaggeving bevat jaartotalen uit het register van verwerkte afvalstoffen, vermeld in artikel 7.2.1.1. Voor afvalstoffen die in aard, samenstelling, verwerkingswijze of plaats van herkomst (binnen België het gewest, buiten België het land) verschillen, moeten per exploitatiezetel afzonderlijke totalen worden ingevuld.
7.4.2, § 3
De verslaggeving heeft betrekking op alle gebruikte grondstoffen die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.4.1, eerste lid.
De verslaggeving bevat de jaartotalen uit het inkomende materialenregister, vermeld in artikel 7.2.2.3. Voor grondstoffen die in aard, samenstelling, toepassingswijze of plaats van herkomst (binnen België het gewest, buiten België het land) verschillen, moeten afzonderlijke totalen worden ingevuld.
7.4.3
De verwerker van afvalstoffen die opgenomen is in de selectie, vermeld in artikel 7.4.1, eerste lid, brengt verslag uit over de in het vorige kalenderjaar door hem verwerkte afvalstoffen waarvoor rapportering wordt gevraagd. Voor zover het in Vlaanderen ingevoerde afvalstoffen betreft, verloopt de verslaggeving overeenkomstig artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag, voor de datum die daarin wordt bepaald en door middel van het deelformulier " Ingevoerde afvalstoffen door verwerkers" van het integrale milieujaarverslag, waarvan het model als bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag is gevoegd.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen en het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten.
Brussel, 22 maart 2019.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, K. VAN DEN HEUVEL