Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 28 oktober 2022
gepubliceerd op 09 december 2022

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juli 2014 tot delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse Regering en het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019

bron
vlaamse overheid
numac
2022034401
pub.
09/12/2022
prom.
28/10/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 OKTOBER 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juli 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 tot delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse Regering en het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019


DE VLAAMSE MINISTER VAN FINANCIEN EN BEGROTING, WONEN EN ONROEREND ERFGOED VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING Algemene inleiding De Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019 (hierna: VCO) en het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019 (BVCO) traden in werking op 1 januari 2020. Intussen is een volledige begrotingscyclus van opmaak, aanpassing en uitvoering doorgemaakt.

Bij de decreetsevaluatie van de VCO werden een aantal praktische verbeter- en verduidelijkingsopportuniteiten gedetecteerd die waar nodig werden vertaald in het wijzigende decreet. Uiteraard moeten die wijzigingen ook nog verder worden uitgevoerd in het uitvoeringsbesluit BVCO. Voorliggend besluit bundelt een aantal gerichte wijzigingsbepalingen van het BVCO en het delegatiebesluit van de Vlaamse Regering. Voorliggend besluit geeft ook uitvoering aan de conceptnota Subsidies in goede banen (VR 2021 1607 MED.0260/2TER).

Het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) werd verstrekt op 22 augustus 2022. De SERV staat globaal positief tegenover de voorgestelde wijzigingen en aanvullingen, en ondersteunt dan ook de implementatie ervan. De SERV staat ook positief ten aanzien van de bijkomende/aanvullende opdracht van de Inspectie van Financiën (nl. dat de doelmatigheid en doeltreffendheid steeds onderdeel dienen uit te maken van de te verlenen adviezen) en ten aanzien van de verplichte periodieke evaluatie van subsidies en subsidiekaders.

De SERV stelt evenwel ook een aantal wijzigingen en aanvullingen voor in het kader van artikel 5 BVCO en artikel 26 BVCO. De SERV kan zich achter de principes scharen die ten grondslag liggen aan artikel 5 BVCO maar wijst op een aantal onvolkomenheden in de regeling. Voor de SERV zijn uitgaventoetsingen en brede heroverwegingen enerzijds en beleidsevaluaties anderzijds nog te veel gescheiden werelden. Daarom vraagt de adviesraad om in BVCO en het bijbehorende verslag meer duiding te geven bij: 1. De timing en frequentie van toekomstige brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen; 2. De governancestructuur en afbakening van rollen en verantwoordelijkheden bij brede heroverwegingen (stuurgroep,...); 3. De wijze waarop transparantie wordt gegeven over de politieke beslissingen naar aanleiding van de resultaten van een brede heroverweging of uitgaventoetsing.Volgens de SERV ontbreekt hoe de concrete beleidsconclusies en -voornemens voor de betrokken minister of de Vlaamse Regering zullen volgen uit de uitgevoerde heroverweging of uitgaventoetsing. Volgens de SERV is nu louter een optionele mogelijkheid tot repliek voorzien; 4. De wijze waarop capaciteitsopbouw zal plaatsvinden.Volgens de SERV is er geen enkele verplichting voor de departementen om de uitbouw van de multidisciplinaire teams in de praktijk ook effectief te doen; 5. De concrete rollen en opdrachten van het Departement Financiën en Begroting.Volgens de SERV blijken de indicaties die het verslag hierover biedt louter betrekking te hebben op uitgaventoetsingen en niet op heroverwegingen. Meer algemeen bepleit de SERV dat het Departement Financiën en Begroting een grotere en actievere rol krijgt, eventueel in samenwerking met het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken. Een centrale expertisecel met voldoende mandaat is voor de SERV noodzakelijk als trekkende instantie om het evaluatiebeleid op te zetten, te promoten, te coördineren, op te volgen en te verbeteren vanuit een whole-of-government perspectief, in nauwe samenwerking met alle entiteiten. Meer specifiek vraagt de SERV in het kader van BVCO tevens dat de cel een horizontale rol inzake capaciteitsopbouw rond heroverwegingen en uitgaventoetsingen opneemt zodat kennisopbouw en ervaringsuitwisseling ook centraal wordt georganiseerd en uitgebouwd. Voorts wijst SERV ook op noodzakelijke investeringen in databeschikbaarheid. Structurele initiatieven gericht op een hoge beschikbaarheid van prestatie- en evaluatie-informatie zijn volgens SERV ook nodig voor de ambities inzake prestatiegeïnformeerd begroten. De SERV wijst ook op de nood aan betere coördinatie, selectie en planning van evaluaties (incl. heroverwegingen en uitgaventoetsingen). Voor de SERV moet het Departement Financiën en Begroting (in samenwerking met het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken) het voortouw nemen om, zoals in tal van andere landen, te komen tot een overheidsbrede evaluatieagenda. Die agenda moet dan jaarlijks wordt geactualiseerd, met een vooruitblik van drie tot vijf jaar, wat de opmaak van evaluatieplannen vooronderstelt in elk beleidsdomein die na discussie en afstemming worden samengevoegd.

Hierna volgt een repliek op voorgaande vragen tot duiding uit het advies van de SERV: - Om de brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen voldoende slagkracht te geven is het van belang dat ze zich volgens een voldoende voorspelbaar tijdspad doorzetten en bruikbare informatie opleveren bij een regeringsvorming. Minstens een keer per zittingsperiode moet in dat opzicht een brede heroverweging worden doorgevoerd. Voor het tijdspad van de uitgaventoetsingen moet tevens voorzien worden in een indicatieve planning die tijdens de zittingsperiode minstens een keer wordt bijgewerkt. De betrokken bepaling en de bijhorende toelichting in het verslag worden overeenkomstig aangepast. - Een concrete governancestructuur moet niet zozeer in normatieve bepalingen worden uitgewerkt, bovendien hebben de onderscheiden projectgroepen afdoende vrijheidsgraad om de projectstructuur verder vorm te geven. - De optionele mogelijkheid tot repliek voor de betrokken minister(s) heeft veeleer een technische draagwijdte en heeft nooit tot doel gehad om in dat kader ook al concrete beleidsvoornemens te uiten. De concrete beleidsvoornemens die voortvloeien uit brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen worden evenwel opgenomen in het begrotingsproces bij de begrotingsopmaak. - De capaciteitsopbouw binnen de departementen is, in tegenstelling tot wat de SERV aangeeft, niet louter vrijblijvend (er "moet" capaciteitsopbouw zijn) maar uiteraard hebben de departementen de vrijheid over het pad dat ze hanteren om tot multidisciplinaire teams te komen (waar die er nog niet zijn). - De centrale rol van het Departement Financiën en Begroting rond uitgaven was reeds verankerd in artikel 5 ten aanzien van uitgaventoetsingen. Op aangeven van de SERV wordt de onduidelijkheid in het verslag rechtgezet dat dit enkel betrekking zou hebben op uitgaventoetsingen en niet op brede heroverwegingen. Het verslag bij artikel 5 werd overeenkomstig aangepast. Voor wat de vraag van de SERV betreft rond een centrale expertisecel, kan worden verwezen naar onderstaande tekst.

Niettegenstaande de positieve beoordeling van de SERV van de periodieke beleidsevaluatie van subsidies en subsidiekaders, vraagt de SERV twee aanvullingen: 1. Een hogere transparantie rond de evaluatie.Voor de SERV moeten minstens de evaluatierapporten van de subsidiekaders bekend worden gemaakt op de website van de instantie die bevoegd is voor de begroting, naar analogie met de regeling rond brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen. 2. Expliciete coördinatie en capaciteitsopbouw rond de beleidsevaluatie van subsidies en subsidiekaders door het Departement Financiën en Begroting samen met de Inspectie van Financiën de uitdrukkelijke opdracht te geven toe te zien op het horizontale beleid inzake periodieke beleidsevaluaties van subsidies.Dit door toe te zien op de naleving van de periodieke evaluatieverplichting, bij te dragen aan capaciteitsopbouw terzake bij de inhoudelijk bevoegde beleidsdomeinen, en periodiek te zorgen voor een meta-analyse en leerlessen van de uitgevoerde evaluaties.

Voor de SERV zijn de evaluatiewijzen van brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen (artikel 5) en die van de periodieke beleidsevaluatie van subsidies (artikel 26) in essentie dezelfde zodat een meer expliciete afstemming en interne consistentie tussen beide wenselijk is. Zo vreest dat SERV dat anders de hoofdvragen van een beleidsevaluatie (zie het eerste evaluatieprincipe in artikel 5, met als centrale elementen: is financiering door overheidsmiddelen doelmatig en verantwoord?; zijn efficiëntie- of effectiviteitswinsten mogelijk?) niet of slechts zijdelings behandeld worden bij de evaluatie van een subsidie of subsidiekader.

In het licht van de vragen van de SERV tot aanvulling, kan de volgende repliek worden meegegeven: - Ingevolge het advies van de SERV wordt de tekst zo aangepast dat het duidelijk is dat de evaluatierapporten aangaande subsidiekaders de nodige transparantie zullen krijgen door de rapporten publiek te maken op de website van de instantie die bevoegd is voor de begroting, zijnde het Departement Financiën en Begroting. - Er wordt een groeitraject voorzien rond de rol van het Departement Financiën en Begroting in het kader van het evaluatiebeleid binnen de Vlaamse Overheid, vanuit de principes van het prestatiegeïnformeerd begroten, zoals gevraagd door de SERV. Door het groeitraject kan een symbiose gezocht worden tussen de expertise die reeds bestaat bij het Departement Financiën en Begroting en expertise rond beleidsevaluatie die ook in andere beleidsdomeinen aanwezig is. Uiteraard zal het Departement Financiën en Begroting bij het uitvoeren van die rol in nauw contact staan met de Inspectie van Financiën. - De vrees van de SERV dat bij de periodieke beleidsevaluatie van subsidies subsidie-efficiëntie en -effectiviteit niet aan bod zouden komen lijkt onterecht. Ingevolge artikel 76/2 van VCO moeten subsidiekaders immers bepaalde verplichte elementen bevatten (indicatoren, doel van een subsidie, effecten) zodat ze wel degelijk kunnen beoordeeld worden in het licht van efficiëntie en effectiviteit.

Het advies van de Raad van State werd verstrekt op 12 oktober 2022. De opmerkingen van de Raad van State werden verwerkt en hebben aanleiding gegeven tot: - een wijziging van de aanhef; - een wijziging aan artikel 25, dat artikel 71 BVCO vervangt, wat tegemoetkomt aan de vraag van de Raad van State tot meer transparantie aangaande de afsprakenkaders.

Met volgende opmerkingen van de Raad van State kan niet worden ingestemd: - over artikel 6, dat een nieuw artikel 3/1 invoegt: o De Raad van State merkt op dat de rechtsgrond voor het aanstellen van een externe voorzitter onvoldoende is. Tegelijk stelt de Raad van State om als rechtsgrond voor de vergoeding van de voorzitter artikel 20 BWHI op te nemen. Aangezien het besluit uitdrukkelijk vermeldt dat het voorzitterschap onverenigbaar is met een bezoldiging door een entiteit als vermeld in artikel III.22 van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet type decreet prom. 07/12/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015301 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen sluiten, is die redenering een kringredenering. De redenering van de Raad van State is dus niet te rijmen met de tekst van het ontworpen artikel 6 dat artikel 3/1 invoegt en de beleidskeuze om een externe voorzitter aan te duiden. - over artikel 31, dat een nieuw artikel 95/1 invoegt: o De Raad van State merkt op dat de ontworpen bepaling in overeenstemming moet worden gebracht met artikel 109 van de VCO. Hiermee wordt niet ingestemd omdat het altijd de wil van de decreetgever was dat de Vlaamse Regering de procedurele vereisten kan vormgeven met inbegrip van de delegaties in dit verband. - over artikel 32, dat de inwerkingtreding bepaalt: o De Raad van State merkt op dat de terugwerkende kracht niet in overeenstemming is met de decretale bepaling in VCO. Hiermee gaat de Raad van State voorbij aan de terugwerkende wijzigingen die zijn doorgevoerd aan VCO door het decreet van 1 juli 2022. Die wijzigingen vormen de rechtsgrond van de wijzigingen die hier in BVCO worden aangebracht.

Artikelsgewijze toelichting HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juli 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 tot delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse Regering

Artikel 1.Met dit artikel wordt de bestaande delegatiebepaling inzake facultatieve subsidies uit het delegatiebesluit opgeheven aangezien die verouderd is. De generieke delegatieregels inzake subsidies zitten voortaan namelijk exclusief vervat in artikel 71 BVCO. Hiermee wordt tevens ook duidelijker gemaakt dat de delegatie aan de leden van de Vlaamse Regering voor de aanwending van de begrotingskredieten (in artikel 6, 2° van het delegatiebesluit) geen betrekking heeft op het verlenen van subsidies. HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019

Art. 2.Dit artikel beoogt in 1° artikel 1 van het BVCO in lijn te brengen met de terminologie van het organisatiebesluit (het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie).

Punt 2° voegt tevens een algemeen geldende definitie van het Departement Financiën en Begroting toe in artikel 1.

Art. 3.Dit artikel beoogt diverse artikelen van het BVCO in lijn te brengen met de terminologie van het organisatiebesluit (het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie).

Art. 4.Dit artikel beoogt eveneens diverse artikelen van het BVCO in lijn te brengen met de terminologie van het organisatiebesluit (het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie).

Art. 5.In artikel 3 van het BVCO wordt nog voorzien dat inhoudelijk bevoegde ministers aan entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid kunnen vragen om beleids- en begrotingsinformatie te actualiseren. Die mogelijkheid had betrekking op het proces van de beleids- en begrotingstoelichting bij de begrotingsaanpassing en de informatie die daarvoor moest worden aangeleverd. Voortaan stelt de VCO evenwel de verplichting in dat de begrotingsaanpassing "light" verloopt en er niet langer een beleids- en begrotingstoelichting zal zijn. Dat betekent concreet ook dat de betrokken beleids- en begrotingsinformatie niet langer moet worden aangeleverd. Uiteraard moet wel nog steeds de nodige informatie worden overgemaakt voor de algemene toelichting en de begrotingsaanpassing.

Art. 6.Dit artikel voegt de nieuwe artikelen 3/1 en 3/2 toe aan `Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen over de meerjarenraming en de beleids- en begrotingsinformatie' van het BVCO. Artikel 3/1, § 1, voorziet een tijdspad voor de brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen om tegemoet te komen aan de vraag van de SERV in dit verband.

Artikel 3/1, § 2, eerste lid, heeft vooral tot doel om de principes te verankeren rond brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen. Die principes zijn, zoals vooropgesteld in de memorie van toelichting bij het decreet dat de VCO wijzigt, geïnspireerd door de spelregels die hiervoor bepaald zijn in het kader van de werkgroep leesbaarheid van de begroting van het Vlaams Parlement. De zeven gehanteerde principes worden hierna verder geduid: 1° een duidelijk omschreven, uitdrukkelijke taakopdracht van de projectgroep die de brede heroverweging of uitgaventoetsing uitvoert. Dit vergt vooreerst dat de taakopdracht duidelijk moet worden omschreven. Het politieke engagement is geen spelregel maar wel een belangrijke voorafgaande voorwaarde bij de vormgeving van de taakopdracht. Tevens moet worden beschreven wat de maatschappelijke of beleidsmatige uitdaging is die behartigd wordt en welke maatschappelijke, beleidsmatige, budgettaire, politieke,... context voor ogen staat. In de taakopdracht worden ook minimaal een aantal vaste hoofdvragen behandeld wat eenvormigheid doorheen de Vlaamse overheid moet garanderen: 1) Is financiering door overheidsmiddelen doelmatig en verantwoord? 2) Zijn efficiëntie- of effectiviteitswinsten mogelijk? Deelvragen om de hoofdvragen te kunnen beantwoorden, kunnen uiteraard worden aangebracht maar in elk geval wordt ook nagaan of vervolgonderzoek nodig is. Ook wordt in de taakopdracht omschreven welke onderzoeksmethode wordt aangewend om tot onderbouwde en verantwoorde resultaten te komen.

Benchmarking van administratieve lasten, kostenratio's, ontvangstenratio's, van gelijkaardige overheidsdiensten kan worden voorzien waar die nuttig is. Daarnaast moeten ook `best practices' een plaats krijgen (bijvoorbeeld uit het buitenland, ten noorden van Vlaanderen). 2° een onafhankelijk ambtelijk onderzoek Dit principe moet garanderen dat de leden van de projectgroep vrij en ongebonden deelnemen aan de activiteiten van de projectgroep.De leden van de projectgroep mogen vrij beleidsopties aandragen. De projectgroep kiest vervolgens bij meerderheid de beleidsopties die worden onderzocht en werkt die opties neutraal uit, zonder waardeoordeel, vanwege de politiek onafhankelijke, administratieve status van het onderzoek.

Er gebeurt geen tussentijdse inhoudelijke rapportering richting het politieke niveau. Tussentijdse rapporten, notities, verslagen, adviezen, de data en informatie die door of namens de projectgroep worden vervaardigd of vergaard, worden niet publiek gemaakt om de onafhankelijkheid van de projectgroep te waarborgen. Dat moet toelaten om vrij en creatief de verschillende mogelijke opties te ontwikkelen. ("vrijheid van meningsuiting"). 3° afdoende capaciteitsopbouw voor de evaluatie van de uitgaven en de ontvangsten Er moet een afdoende capaciteitsopbouw zijn om de evaluaties te doen. Dit principe wordt bewaakt door - voor zover dat nog niet het geval is - binnen de departementen multidisciplinaire teams uit te bouwen, die kennis vergaren inzake brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen. De leden van die teams hebben reeds enige beleids- en financiële expertise inzake overheidsbeleid opgebouwd. 4° een coördinerende en centraliserende rol van het Departement Financiën en Begroting Het Departement Financiën en Begroting coördineert het proces van de brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen, in nauw overleg met de Inspectie van Financiën.Ze waakt over het horizontale beleid inzake brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen en de integratie ervan in de beleids- en begrotingscyclus. Ze publiceert de taakopdrachten/plannen van aanpak die door de projectgroep zijn gevalideerd op haar website.

Om te verzekeren dat de entiteiten de resultaten en eventuele vervolgacties van de uitgaventoetsingen in de beleids- en begrotingscyclus integreren, besteedt de Inspectie van Financiën daar voortaan bijzondere aandacht aan in haar adviezen bij de begrotingsopmaak. De inspectie gaat na welke uitgaventoetsingen werden uitgevoerd en op welke wijze de resultaten ervan verwerkt zijn in de begrotingsvoorstellen. 5° een keuzemenu voor de beleidsmakers in de eindrapportering van de projectgroep Dit principe verwoordt dat het niet aan de projectgroep is om concrete beleidskeuzes te maken, maar wel om een keuzemenu aan te bieden waaruit de beleidsmakers kunnen kiezen.De beleidsopties zijn in de regel budgetneutraal (binnen een kader van `expenditure shifts').

Heroverwegingen en uitgaventoetsingen zijn niet alleen nuttig in tijden van besparingen. Ze faciliteren ook creatieve oplossingen en out of the box denken, niet alleen voor de toetsing van de uitgaven maar ook van ontvangsten trouwens. Daarom worden er zowel besparingsvarianten als intensiveringsvarianten uitgewerkt, orde-grootte telkens 10% van de budgettaire massa bij constant beleid.

Bij de intensiveringsvariant(en) dient ook de financiering ervan te worden besproken. 6° een transparante eindrapportering De projectgroep waakt uiteraard over de leesbaarheid van de eindrapportering, maar er moet ook de nodige transparantie zijn in de eindrapportering.Dat is het doel van dit principe. 7° de weergave van de leereffecten in de eindrapportering Elke brede heroverweging en uitgaventoetsing omvat een weergave van de leereffecten die van belang zijn voor toekomstig beleid en voor eventueel toekomstige brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen. De leidinggevenden van de betrokken entiteiten verzekeren in overleg met de multidisciplinaire teams dat de bevindingen en besluiten van de uitgaventoetsingen worden opgenomen en geïntegreerd in de voorstellen die de entiteit voorlegt bij een daaropvolgende begrotingsopmaak.

In het tweede lid van paragraaf 2 van het toegevoegde artikel 3/1 wordt voorzien dat de projectgroep bij aanvang van de werkzaamheden zijn eigen huishoudelijk reglement opstelt.

Ingevolge het derde lid van paragraaf 2, wordt het eindrapport van de projectgroep door de voorzitter van de projectgroep ter kennisgeving overgemaakt aan de bevoegde vakminister en aan de minister bevoegd voor het budgettair beleid.

De projectgroep organiseert een overlegmoment waarin het eindrapport wordt toegelicht aan de betrokken ministers (zowel de vakminister (of vakministers als meerdere vakministers betrokken zijn) als de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid). De betrokken ministers krijgen de mogelijkheid om in het rapport een antwoord op het rapport te laten opnemen. Dit is louter een mogelijkheid en geen verplichting, maar stelt de betrokken ministers in de gelegenheid om te repliceren op het eindrapport als zij dit wensen. Die repliek wordt toegevoegd aan het eindrapport maar kan geen wijziging opleveren van het eindrapport zelf.

In het vierde lid van paragraaf 2 van het toegevoegde artikel 3/1, wordt voorzien dat het eindrapport door de voorzitter van de projectgroep gelijktijdig elektronisch wordt overgemaakt aan de leden van de Vlaamse Regering en de voorzitter van het Vlaams Parlement. Het eindrapport wordt aansluitend gepubliceerd op de website van het Departement Financiën en Begroting. Op die manier worden niet enkel de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement, maar ook het brede publiek op een transparante wijze geïnformeerd over de eindrapporten.

De derde paragraaf van artikel 3/1 betreft de aanstelling van de voorzitter van de projectgroep (eerste lid) en de forfaitaire jaarlijkse vergoeding en vergoedingen voor reis- en verblijfskosten die aan de voorzitter worden toegekend (tweede tot en met zesde lid).

Artikel 3/2 geeft aan dat de concrete modaliteiten van de uitgavennorm het voorwerp uitmaken van een instructie van de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid. Op die manier kan telkens vlot aansluiting gevonden worden bij de snel wijzigende realiteit.

Ingevolge het tweede lid wordt in de meerjarenraming over het criterium gerapporteerd.

Art. 7.Dit artikel vervangt en verduidelijkt de regeling inzake herverdelingen in artikel 7 BVCO. Er wordt verduidelijkt dat zowel herverdelingen tussen de vastleggingskredieten binnen hetzelfde programma als herverdelingen tussen de vastleggingskredieten over een programma heen gebeuren bij besluit van de inhoudelijk bevoegde vakminister.

Teneinde conform te blijven met artikel 21, tweede lid, VCO zoals dat gewijzigd werd naar aanleiding van de VCO-evaluatie, wordt bepaald dat een herverdeling van vastleggingskredieten die vertrekt vanuit een provisioneel krediet binnen een programma of over een programma heen gebeurt bij besluit van de Vlaamse Regering.

Art. 8.Dit artikel bevestigt in een nieuw ingevoegd artikel 8/1 een reeds bestaande praktijk waarbij herverdelingen tussen variabele kredieten (VRK) die behoren tot eenzelfde begrotingsfonds, vormvrij kunnen verlopen en geen ministerieel besluit vergen voor de uitvoering ervan.

Art. 9.Dit artikel beoogt diverse artikelen van het BVCO in lijn te brengen met de terminologie van het organisatiebesluit (het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie).

Art. 10.Artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met een uitzondering. Voorzieningen voor niet opgenomen vakantiedagen en voorzieningen voor gestandaardiseerde waarborgen moeten ESR-matig immers wel aangerekend worden. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij de invulling die reeds werd gegeven in de betrokken VABN-adviezen (zie het Advies van 9 december 2021 betreffende de aanleg van een voorziening voor gestandaardiseerde waarborgen en het Advies van dezelfde datum betreffende de aanleg van een voorziening voor niet opgenomen vakantiedagen).

Art. 11.Dit artikel verduidelijkt de aanrekening van subsidies aangezien de betrokken bepalingen in de praktijk niet voldoende rechtszekerheid brachten.

In de eerste paragraaf van artikel 20 BVCO wordt verduidelijkt wanneer subsidies waaruit meerjarige verbintenissen voorvloeien, niet voor het volledige bedrag van de aangegane verbintenis moeten worden vastgelegd. Dat is het geval als het maximale subsidiebedrag eenzijdig door de subsidieverstrekker naar beneden kan worden bijgesteld wegens beleidswijzigingen of besparingsmaatregelen. Hiermee moet duidelijker zijn dat stijlformuleringen als "binnen de perken van de jaarlijkse begroting" niet afdoende zijn om jaarlijks (in plaats van in 1 keer voor het geheel) te kunnen aanrekenen. Het moet immers ook voor de begunstigde van de subsidie helder zijn dat de subsidie elk jaar ook daadwerkelijk kan worden stopgezet en de meerjarigheid van de verbintenissen dus niet verzekerd wordt. Indexwijzigingen die van rechtswege uitwerking hebben, vergen geen beslissing van de subsidieverstrekker, en zijn niet relevant voor de beoordeling van de mogelijkheid tot bijstelling door de subsidieverstrekker. Voor wat het begrip subsidieverstrekker betreft, wordt gedoeld op entiteiten die deel uitmaken van de Vlaamse deelstaatoverheid.

Voor dossiers die tot de adviesbevoegdheid van de Inspectie van Financiën behoren, zal de Inspectie van Financiën aangeven of voldaan is aan voormelde voorwaarden voor de jaarlijkse vastlegging van de meerjarige subsidie.

In de derde paragraaf van datzelfde artikel wordt bepaald dat subsidies die kapitaaloverdrachten zijn, worden aangerekend op het vereffeningskrediet voor het deel van de subsidie waarvoor reeds prestaties zijn geleverd. Dit is objectiever dan de initiële voorwaarde dat "het deel van de subsidie dat voor de gesubsidieerde als verworven kan worden beschouwd".

Art. 12.Dit artikel wijzigt paragraaf 1 van artikel 22 BVCO, om de regels inzake de annulering van niet vereffende vastleggingen in lijn te brengen met de praktijk. Ingevolge de aanpassing aan artikel 22, § 1, eerste lid BVCO is het niet langer nodig dat de instantie bevoegd voor de rekeningen, de lijst met niet vereffende vastleggingen die minstens acht jaar oud zijn en die nog niet werden vereffend, voorlegt aan de inhoudelijk bevoegde minister. Voortaan kan de instantie die bevoegd is voor de rekeningen, die lijst voorleggen aan de inhoudelijk bevoegde administratie, wat een verankering is van de bestaande praktijk.

De vervanging van artikel 22, § 1, tweede lid, BVCO betreft een loutere verheldering van de bestaande tekst, om misverstanden te vermijden. Artikel 38, derde lid, VCO, bepaalt dat een vastlegging die na acht jaar nog niet vereffend is, in annulering gaat tenzij de onderliggende verbintenis nog in uitvoering is. Uiteraard kan de inhoudelijk bevoegde minister dan ook enkel de niet vereffende vastleggingen waarvan de onderliggende verbintenis nog in uitvoering is, voorleggen aan de Inspectie van Financiën voor een aanvraag tot behoud van die vastleggingen.

De aanpassingen in artikel 22, § 1, derde lid, brengen dit lid in lijn met de terminologie van het organisatiebesluit (het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie).

Art. 13.Dit artikel beoogt louter het in lijn brengen van een titel uit BVCO met de terminologie van het organisatiebesluit (het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie).

Art. 14.Dit artikel brengt diverse wijzigingen aan in artikel 31 BVCO met betrekking tot de uitzonderingen voor een verplicht begrotingsakkoord.

Ingevolge het eerste punt is er voortaan niet alleen geen begrotingsakkoord vereist als de Inspectie van Financiën in haar advies vaststelt dat de uitgaven en ontvangsten niet worden beïnvloed, maar ook als de Inspectie van Financiën vaststelt en motiveert dat de budgettaire impact hooguit bijkomstig is. Op die manier wordt vermeden dat elementen in een dossier die eerder bijzaak zijn, zorgen voor nodeloze bijkomende administratieve processen. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Als omwille van een aanpassing van regelgeving een website wordt aangepast omdat de informatie op de website niet meer aangepast is aan de gewijzigde regelgeving, dan is dit een element dat voor de beoordeling door de Inspectie van Financiën van louter bijkomende budgettaire aard is. Het ligt binnen de beoordelingsmarge van de Inspectie van Financiën om te oordelen wat "hooguit bijkomstige" budgettaire impact is.

Punt 2° schrapt het vierde punt uit paragraaf 2. Deze bepaling wordt immers opgenomen in het vervangen artikel 71 waarin de controleregels op subsidies en oproepen tot subsidieaanvragen worden gecentraliseerd.

Punt 3° brengt paragraaf 3 in lijn met de terminologie van het organisatiebesluit (het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie).

Ingevolge het vierde punt is voor een vrijstelling van begrotingsakkoord voor subsidies, die geen toelage uitmaken en die alleen een rechtsgrond hebben in het decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voortaan niet alleen een gunstig, maar ook een advies zonder voorwaarden vereist van de Inspectie van Financiën. Wanneer de Inspectie voorwaarden oplegt, is het immers wel aangewezen dit gepaard te laten gaan met een begrotingsakkoord.

Punt 5° voegt een vierde paragraaf toe waardoor subsidies en oproepen tot subsidieaanvragen als vermeld in artikel 71 BVCO uitgesloten worden van de toepassing van dit artikel. De bepalingen die de controle van de Inspectie van Financiën en het begrotingsakkoord regelen, zijn voor subsidies en oproepen tot subsidieaanvragen immers opgenomen in de vervanging van artikel 71.

Art. 15.Deze bepaling zorgt ervoor dat de Inspectie van Financiën, door de wijziging van artikel 39 BVCO, de doelmatigheid en doeltreffendheid beoordeelt bij het verlenen van adviezen. Daarbij is het niet zozeer de bedoeling dat de taakbelasting van de Inspectie verhoogt, maar wordt aangesloten bij de reeds bestaande praktijk dat de Inspectie de doelmatigheid en doeltreffendheid beoordeelt in haar adviezen, onder meer in functie van de draagwijdte van het dossier.

De begrippen doeltreffendheid en doelmatigheid krijgen hierbij eenzelfde invulling als in VCO aangaande de uitgaventoetsingen.

Doelmatigheid of efficiëntie duidt op de relatie tussen de ingezette middelen (input) en de geleverde prestaties, producten of dienstverlening (output). Met andere woorden, efficiëntie wijst op de hoeveelheid input die nodig is per eenheid output (I/O).

Productiviteit is dan weer een maatstaf voor de hoeveelheid output die men kan realiseren per eenheid input (O/I).

Doeltreffendheid of effectiviteit verwijst naar de oorzaak-gevolgrelatie tussen de output en het effect (outcome). Kan het uitgevoerde beleid het beoogde effect hebben (binnen de vooropgestelde termijnen)? In welke mate zijn er gewenste of ongewenste neveneffecten?

Art. 16.Dit artikel voert in punt 1° en 3° aanpassingen door om artikel 41 BVCO in lijn te brengen met de terminologie van het organisatiebesluit (het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie).

Punt 2° geeft uitvoering aan het beleidsvoornemen tot het versterken van een beleidsdomeinoverschrijdend toezicht op subsidies zoals voorzien in de conceptnota `subsidies in goede banen' (VR 2021 1607 MED.0260/2TER).

Het beleidsdomeinoverschrijdend toezicht moet de risico's op een gebrekkige ex post-controle inperken. Die risico's omvatten onder andere dubbele subsidiëring, mogelijke belangenvermenging, afwending van middelen voor uitgaven die te weinig gerelateerd zijn aan de activiteiten of doelstellingen waarvoor de subsidie is toegekend.

Er werd geopteerd om het beleidsdomeinoverschrijdend toezicht op de subsidies structureel te verankeren. Dit toezicht is aanvullend en doet uiteraard geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid van de verschillende beleidsdomeinen om erover te waken dat de publieke middelen die hen toebedeeld worden, zorgvuldig, effectief, efficiënt, zuinig en integer worden besteed.

Voorliggend artikel werkt dit nader uit in een nieuw lid in artikel 41 BVCO waarin wordt bepaald dat de Inspectie van Financiën een gericht systematisch a posteriori toezicht uitoefent over de toegekende en uitbetaalde subsidies na het afsluiten van het project of van de activiteit waarvoor deze subsidies werden toegekend. Het gericht systematisch toezicht kan binnen de autonomie van de Inspectie van Financiën vorm krijgen. Dit betekent dat bijvoorbeeld ook via steekproeven kan worden gewerkt alsook dat het toezicht dynamisch en overkoepelend (totaalpakket) kan worden benaderd zodat gepast kan worden ingespeeld op wijzigende omstandigheden.

Het toezicht houdt ook in "dat snel en gepast opgetreden wordt wanneer er op welk ogenblik ook binnen het subsidieproces een ernstig vermoeden is of ernstige aanwijzingen zijn dat een subsidie oneigenlijk wordt gebruikt".

Oneigenlijk gebruik en misbruik moeten hierbij zeer ruim begrepen worden en omvatten een ruim spectrum dat kan gaan van het besteden van middelen aan uitgavenposten waarvan niet duidelijk is of zij werkelijk vallen binnen de doelstellingen waarvoor de subsidie is toegekend, tot fraude. Op dit ogenblik bestaan geen duidelijke procedures of structuren om binnen een zeer korte termijn op een gepaste wijze te reageren indien een ernstig vermoeden bestaat of er een ernstige aanwijzing is dat een subsidie oneigenlijk gebruikt of misbruikt wordt.

Art. 17.Dit artikel behelst de volgende wijzigingen aan artikel 43 BVCO: 1° het in lijn brengen van paragraaf 2 met de terminologie van het organisatiebesluit (het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie);2° het schrappen van besluiten houdende de toekenning van een toelage uit de lijst van afwijkingen op het verplichte advies IF voor dossiers die ter beslissing aan de Vlaamse Regering moeten worden voorgelegd. Het betreft een wetgevingstechnische rechtzetting aangezien dergelijke besluiten niet ter beslissing aan de Vlaamse Regering moeten worden voorgelegd, maar onder de bevoegdheid van de inhoudelijke minister vallen; 3° het voorzien van twee nieuwe uitzonderingen op de verplichting tot voorafgaande advies van de Inspectie van Financiën, met name voor beslissingen met betrekking tot de indiening van een nota op het Overlegcomité en voor beslissingen inzake het beroep tegen de beslissing van de Commissie Zorgvuldig Bestuur, vermeld in artikel VII.14 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016. Uit de praktijk blijkt immers dat de betrokken dossiers vanuit een strikte lezing van de regelgeving aan de Inspectie van Financiën zouden moeten worden voorgelegd, terwijl dat in realiteit meestal niet gebeurde.

Specifiek wat betreft beslissingen (bijvoorbeeld standpuntbepalingen) met betrekking tot het indienen van een nota op het Overlegcomité, moet die bepaling als uitzondering op de algemene regels strikt worden uitgelegd. Dit betekent dat in geval van hybride dossiers waarbij bijvoorbeeld wetgevende dossiers worden gecombineerd met het indienen van een nota op het Overlegcomité, voormelde uitzondering uiteraard enkel geldt voor zover het indienen van die nota geen impact heeft op de inkomsten en uitgaven en er enkel wordt beslist dat er overleg kan worden gepleegd over de nota. Op het wetgevend initiatief uit voormeld voorbeeld, blijven de algemene regels van toepassing. 4° er wordt een vierde paragraaf toegevoegd waardoor subsidies en oproepen tot subsidieaanvragen als vermeld in artikel 71 BVCO uitgesloten worden van de toepassing van dit artikel.De bepalingen die de controle van de Inspectie van Financiën en het begrotingsakkoord regelen, zijn voor subsidies en oproepen tot subsidieaanvragen immers opgenomen in de vervanging van artikel 71.

Art. 18.Dit artikel behelst wijzigingen aan artikel 45 BVCO. Dat artikel hernam destijds de bepalingen van o.m. artikel 18 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2001Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/2001 pub. 30/03/2001 numac 2001035298 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/2001 pub. 23/02/2001 numac 2001035163 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de inschrijving bij het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/2001 pub. 16/03/2001 numac 2001035208 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering houdende de vaststelling van de criteria van toekenning van onderhoudstoelagen aan centra of diensten voor revalidatie sluiten houdende regeling van de begrotingscontrole en -opmaak (hierna: BVR begrotingscontrole), en bepaalt de gevallen waarin voor overheidsopdrachten een advies van de Inspectie van Financiën moet worden gevraagd.

In artikel 45, § 1, eerste lid, worden een aantal opdrachten vrijgesteld van voorafgaand advies van de Inspectie van Financiën.

Hierbij is rekening gehouden met de geraamde waarde van de betrokken opdracht, evenals de gekozen plaatsingswijze. De bedoeling was om in enige vereenvoudiging en verlichting te voorzien inzake een sterk bij wet gereguleerd deelgebied zoals overheidsopdrachten. In het eerste lid van paragraaf 1 wordt nu verduidelijkt dat bij de beoordeling van de drempelbedragen, het bedrag van de drempel zelf steeds is inbegrepen. De punten 2 en 3 worden hiertoe aangevuld.

In artikel 45, § 1, tweede lid wordt toegevoegd dat wanneer de `kosten' als enige gunningscriterium gelden, het advies van de Inspectie van Financiën wordt gevraagd als er niet wordt gekozen voor de offerte met de laagste `kosten'. Artikel 81, § 2, van de Wet Overheidsopdrachten voorziet immers in de mogelijkheid om naast `de prijs', ook de `kosten' als enige gunningcriterium te gebruiken. Door de `kosten' aan het tweede lid toe te voegen, wordt een werkwijze toegevoegd die analoog is aan diegene die al in BVCO (en voordien artikel 18, § 3, van het BVR begrotingscontrole) is voorzien voor de `prijs'.

Een nieuw derde lid in artikel 45, § 1, regelt de verplichting om het advies van de Inspectie van Financiën in te winnen bij de plaatsing van een occasioneel gezamenlijke opdracht. Uit de praktijk bleek een nood aan een duidelijk kader voor die opdrachten die getypeerd worden door een veelheid aan aanbestedende overheden die optreden bij de plaatsing van de opdracht. Dit leidde tot onduidelijkheid over welke entiteit vanaf welk drempelbedrag verantwoordelijk was om advies in te winnen bij de Inspectie van Financiën. Het nieuwe derde lid verduidelijkt die verantwoordelijkheid en maakt daarbij het onderscheid naargelang een entiteit de plaatsing van de occasioneel gezamenlijke opdracht al dan niet beheert. Als een entiteit de plaatsing van een occasioneel gezamenlijke opdracht beheert, waarvan de totale geraamde waarde gelijk is aan of hoger is dan de drempelbedragen, vermeld in het eerste of het tweede lid, dan vraagt die entiteit het advies van de Inspectie van Financiën. Die entiteit wint eveneens het advies van de Inspectie van Financiën in wanneer de totale geraamde waarde de drempelbedragen bereikt, zij de plaatsing van de opdracht niet zelf beheert en de beherende entiteit niet ressorteert onder de controlebevoegdheid van de Inspectie van Financiën of een regeringscommissaris. Op die manier vermijden we ook dat nodeloze dubbele controles worden georganiseerd.

Verder wordt in artikel 45, § 2, van BVCO ook bepaald welke onderdelen van de plaatsingsprocedure minstens het voorwerp moeten uitmaken van een advies van de Inspectie van Financiën. De woorden `het ontwerp van bestek' worden in de nieuwe formulering uitgebreid tot `de opdrachtdocumenten'. Hiermee wordt benadrukt dat een advies van de Inspectie van Financiën wordt ingewonnen vanaf het prille begin van de plaatsing van de overheidsopdracht. Van zodra het voorwerp van de opdracht en de plaatsingsprocedure worden vastgelegd, wordt hierover advies ingewonnen van de Inspectie van Financiën. Zo kan bijvoorbeeld het ontwerp van bestek of selectieleidraad niet worden afgewacht alvorens advies in te winnen.

In het nieuwe tweede lid van artikel 45, § 2, voorheen punt 4° van lid 1, wordt voorzien dat alle wijzigingen een advies van de Inspectie van Financiën vergen, m.u.v. wijzigingen die vallen onder de de minimis-regeling, bij prijsherzieningen en wanneer heffingen een weerslag hebben op het opdrachtbedrag. De uitzondering op die adviesverplichting moet bovendien op strikte wijze worden geïnterpreteerd, zodat wijzigingen aan overheidsopdrachten die niet uitdrukkelijk worden uitgesloten steeds voor advies worden voorgelegd.

Dit is bijvoorbeeld het geval bij wijzigingen die worden beheerst door een voorgaande versie of een voorganger van het KB van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten. De nieuwe formulering zet ook een materiële vergissing recht waar oorspronkelijk werd verwezen naar de verkeerde artikelen van het KB van 14 januari 2013 die worden uitgesloten van de adviesverplichting.

Verder bepaalt artikel 45, § 3, eerste lid, dat bestellingen binnen een raamovereenkomst of een andere centrale aankooptechniek, met een waarde gelijk aan of hoger dan 144.000 EUR (exclusief btw) ter advies worden voorgelegd aan de Inspectie van Financiën. Die adviesverplichting vervalt als de Inspectie van Financiën in zijn advies over de raamovereenkomst heeft aangegeven dat een bestelling niet moet worden voorgelegd. De nieuwe formulering van het eerste lid keert de logica van de bestaande formulering om. Door het advies te verplichten, met de mogelijkheid voor de Inspectie van Financiën om hiervan af te wijken, is een bijzondere regeling voor raamovereenkomsten die voorafgingen aan de inwerkingtreding van BVCO niet meer vereist.

Om enige onduidelijkheid weg te werken, wordt bovendien in een nieuw lid aan paragraaf 3 toegevoegd dat bestellingen binnen een raamovereenkomst die niet alle voorwaarden vastlegt, het voorwerp van de opdracht, de wettigheid van de bestelprocedure, de opdrachtdocumenten van de bestelling alsook het voorstel tot gunning van de bestelling voor advies worden voorgelegd aan de Inspectie van Financiën.

Art. 19.Dit artikel wijzigt artikel 46 BVCO. Dat artikel hernam de bepalingen van artikel 21 van het BVR begrotingscontrole en bepaalt de gevallen waarin voor concessies van werken en diensten een advies van de Inspectie van Financiën moet worden gevraagd. Het drempelbedrag werd op hetzelfde niveau gesteld als het basisdrempelbedrag voor andere overeenkomsten, nl. 144.000 euro. De terminologie van artikel 46, eerste lid, wordt in lijn gebracht met artikel 45 BVCO door de woorden "een bedrag" te vervangen door de woorden "een geraamde waarde".

Verder wordt in artikel 46, tweede lid ook bepaald welke onderdelen van de procedure minstens het voorwerp moeten uitmaken van een advies van de Inspectie van Financiën. De woorden `het ontwerp van bestek' worden in de nieuwe formulering uitgebreid tot `de concessiedocumenten'. Naar analogie bij de plaatsing van overheidsopdrachten wordt ook hier benadrukt dat een advies van de Inspectie van Financiën wordt ingewonnen vanaf het prille begin van de plaatsing van de concessie. Van zodra het voorwerp van de concessie en de procedure die tot de keuze van de concessiehouder leidt, worden vastgelegd, wordt hierover advies ingewonnen van de Inspectie van Financiën.

In het nieuwe derde lid, voorheen punt 4 van het tweede lid, wordt voorzien dat alle wijzigingen een advies van de Inspectie van Financiën vergen, m.u.v. wijzigingen die vallen onder de de minimis-regeling en bij prijsherzieningen. De uitzondering moet bovendien op strikte wijze worden geïnterpreteerd, zodat wijzigingen aan concessies die niet uitdrukkelijk worden uitgesloten steeds voor advies worden voorgelegd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij wijzigingen die worden beheerst door een voorgaande versie of een voorganger van het KB van 25 juni 2017 betreffende de plaatsing en de algemene uitvoeringsregels van de concessieovereenkomsten. De nieuwe formulering zet ook een materiële vergissing recht waar oorspronkelijk werd verwezen naar de verkeerde artikelen van het KB van 14 januari 2013 die worden uitgesloten van de adviesverplichting. Door bovendien te verwijzen naar het KB van 25 juni 2017, en niet langer naar het KB van 14 januari 2013, kan de entiteit de toe te passen regels binnen eenzelfde voor concessies specifiek kader interpreteren.

Art. 20.Dit artikel wijzigt artikel 48 BVCO dat artikel 21ter van het BVR begrotingscontrole hernam. Artikel 48 BVCO blijkt namelijk een hiaat te bevatten. Er zijn dadingen die wel kaderen in een overheidsopdracht, maar die niet als een wijziging van die opdracht kunnen worden beschouwd. Het artikel wordt op dit punt gecorrigeerd.

Er wordt niet langer het onderscheid gemaakt of de af te sluiten dading zich situeert binnen of buiten het kader van een overheidsopdracht. Op die manier wordt de bepaling ook duidelijker, wat bijdraagt aan de rechtszekerheid.

Art. 21.Dit artikel verlengt de adviestermijn voor de Inspectie van Financiën in artikel 53, § 3, eerste lid, BVCO van vier naar zes werkdagen.

Art. 22.Dit artikel behelst de volgende wijzigingen aan artikel 54 BVCO: 1° het in lijn brengen van het artikel met de terminologie van het organisatiebesluit (het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie);2° de verduidelijking in paragraaf 3 dat met de "hij" de inhoudelijk bevoegde minister bedoeld wordt en niet de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid.Die wijziging elimineert een materiële vergissing zodat de bepaling terug de bedoeling van de regelgever reflecteert.

Art. 23.Dit artikel beoogt diverse artikelen van het BVCO in lijn te brengen met de terminologie van het organisatiebesluit (het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie).

Art. 24.Dit artikel wijzigt het opschrift van hoofdstuk 8, afdeling 1 naar "Bepalingen over de voorafgaande controle en de toekenning van subsidies" om te verduidelijken dat zowel de controle op de toekenning als de toekenningswijze afgedekt worden.

Art. 25.Dit artikel vervangt artikel 71 BVCO dat betrekking heeft op de voorafgaande controle en de toekenning van subsidies en geeft uitvoering aan de conceptnota `subsidies in goede banen' (VR 2021 1607 MED.0260/2TER). De bepalingen van artikel 71 BVCO bleken in de praktijk immers soms voor verwarring te zorgen. Om die verwarring maximaal te verminderen bevat het gewijzigde artikel 71 voortaan tabellen die voor de diverse categorieën van subsidies (rechtsgrond in het decreet houdende de uitgavenbegroting dan wel in een ander decreet, toelagen, automatische subsidies), alsook voor oproepen tot subsidieaanvragen (vaak ook subsidie-oproepen genoemd) duidelijker de toepasselijke regels kristalliseren. Daarbij wordt verduidelijkt hoe de betrokken subsidies kunnen wordt toegekend, wat een verduidelijking van de toepasselijke delegatieregels betekent, en of het advies van de Inspectie van Financiën en het begrotingsakkoord vereist is. De voorafgaande controle verschilt immers bijvoorbeeld naargelang de subsidie een decretale basis heeft buiten het uitgavendecreet van de Vlaamse Gemeenschap, dan wel een decretale basis uitsluitend in het uitgavendecreet van de Vlaamse Gemeenschap heeft.

De eerste categorie van subsidies, namelijk diegene die enkel een rechtsgrond hebben in het decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, wordt aan een strenger regime onderworpen in paragraaf 1 van artikel 71. De eerste paragraaf geldt niet voor toelagen en evenmin voor subsidies die toegekend worden ingevolge een oproep tot subsidieaanvragen. De toekenningsbeslissing zelf gebeurt bij een ministerieel besluit onder het bedrag van 250.000 euro. Vanaf het bedrag van 10.000 euro moeten subsidies ter advies worden voorgelegd aan de Inspectie van Financiën. Subsidies vanaf een bedrag van 250.000 euro worden door de Vlaamse Regering toegekend en niet bij een ministerieel besluit, en zijn ook onderworpen aan begrotingsakkoord. Het begrotingsakkoord is evenwel niet vereist als de Inspectie van Financiën voor de betrokken subsidie, die evenwel in dit geval niet mag voortvloeien uit een overeenkomst met meerjarige gevolgen, een gunstig advies zonder voorwaarden verleende.

Als meerdere subsidieverstrekkers een subsidie toekennen voor een gezamenlijke activiteit van algemeen belang, worden voormelde drempels toegepast voor het totaal bedrag dat toegekend wordt voor die gezamenlijke activiteit. Het spreekt voor zich dat ook wanneer slechts een enkele subsidieverstrekker optreedt, de drempels tevens inhoudelijk coherent benaderd worden. Het subsidieregister zal in dat verband een handige tool kunnen vormen.

In het laatste lid van artikel 71, § 1, BVCO wordt nog steeds voorzien dat als in het decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap expliciet wordt opgenomen wie de begunstigde is en voor welk subsidiebedrag hij in aanmerking komt, de subsidie altijd kan worden toegekend bij ministerieel besluit. Tevens wordt uitdrukkelijk aangegeven dat er geen begrotingsakkoord vereist is voor dergelijke nominatieve subsidies. Aangezien de nominatieve subsidies een uitzondering vormen op de algemene regels, wordt deze bepaling strikt toegepast en is ze niet van toepassing op subsidies die het in de uitgavenbegroting vermelde bedrag overschrijden. Als het voorziene bedrag wordt overschreden zijn de algemene regels uit artikel 71, § 1, eerste lid, BVCO van toepassing.

In artikel 71, § 2, worden de regels rond de automatische subsidies opgenomen. Dit geldt enkel voor de subsidies die in de uitgavenbegroting worden opgesomd in uitvoering van artikel 34, § 1, derde lid, van de codex. Dit betreft geen inhoudelijke wijziging maar louter een andere weergave van de bestaande regelgeving. Voor automatische subsidies zijn noch het advies van de Inspectie van Financiën, noch het begrotingsakkoord vereist. Het automatische karakter van hun toekenning aan de hand van bepaalde parameters vereisen voor de individuele toekenningen nooit een controle. Er is immers geen steeds weerkerende individuele toekenningsbeslissing. In het tweede lid van paragraaf 2 wordt een delegatie ingericht voor de algemene financiering van lokale besturen ten aanzien van de inhoudelijke bevoegde minister. Dergelijke financiering vormt immers eveneens een automatische subsidie.

Dit artikel wijzigt met de nieuwe paragraaf 3 van artikel 71 BVCO de regels die van toepassing zijn op subsidies die geen toelage of automatische subsidie uitmaken en die een rechtsgrond hebben buiten het decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.

De vorige regeling ging nog sterk uit van een responsabilisering van de beleidsdomeinen om de voorafgaande controle te regelen met een suppletieve regeling ingeval dat niet gebeurd was. De uitwerking van die benadering in de regelgeving bleek evenwel te complex voor de uitvoering wat tot rechtsonzekerheid leidde. Om die reden wordt ervoor geopteerd om de regeling sterk te vereenvoudigen. Voortaan kan in een afsprakenkader met de Inspectie van Financiën bepaald worden welk toezicht de Inspectie zal uitoefenen voorafgaand of na de toekenning van een subsidie. Als geen dergelijk afsprakenkader wordt gesloten, en de sectorspecifieke decretale of reglementaire regelgeving geen afwijkende benadering instelt, zijn de aanvullende regels uit artikel 71, § 3, vierde, vijfde en zesde lid, BVCO van toepassing.

Als meerdere subsidieverstrekkers een subsidie toekennen voor een gezamenlijke activiteit van algemeen belang, worden de drempels uit het vierde lid toegepast voor het totaal bedrag dat toegekend wordt voor die gezamenlijke activiteit. Het spreekt voor zich dat ook wanneer slechts een enkele subsidieverstrekker optreedt, de drempels tevens inhoudelijk coherent benaderd worden. Het subsidieregister zal in dat verband een handige tool kunnen vormen.

Als in de praktijk over het afsprakenkader geen consensus kan worden bereikt tussen de betrokken entiteit van de Vlaamse deelstaatoverheid en de bevoegde Inspecteur van Financiën, dan kan een van beide partijen de beleidscoördinator van de Inspectie van Financiën vragen om te bemiddelen. De beleidscoördinator kan, in samenspraak met de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, ook een andere Inspecteur aanduiden om de bemiddelingsrol op te nemen.

Het afsprakenkader wordt bezorgd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid en aan de inhoudelijk bevoegde minister. Die beschikt over een termijn van twaalf werkdagen om het kader af te wijzen. Doet hij dat niet, dan wordt hij geacht stilzwijgend goedgekeurd te hebben. Het afsprakenkader is niet onderworpen aan het begrotingsakkoord, maar wordt louter ter kennisgeving en voor bekendmaking bezorgd aan de instantie die bevoegd is voor de begroting, zijnde het Departement Financiën en Begroting. Het Departement Financiën en Begroting maakt het afsprakenkader vervolgens bekend op de overkoepelende website van de Vlaamse Overheid.

Dit artikel beoogt met artikel 71, § 4, BVCO ook de opheldering van het juridisch vacuüm aangaande subsidieoproepen waarbij de verantwoordelijkheden van alle actoren gerespecteerd worden. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de conceptnota `subsidies in goede banen' (VR 2021 1607 MED.0260/2TER).

De tabel in het eerste lid van artikel 71, § 4, BVCO clustert in het bovenste gedeelte de oproepen tot subsidieaanvragen die minder dan 1,5 miljoen euro betreffen en die geen enkele subsidie van 250.000 euro of meer voorzien. De tabel geeft aan wie bevoegd is voor die oproepen tot subsidieaanvragen en of die oproepen moeten worden voorafgegaan door een advies van de Inspectie van Financiën. Voor elke individuele subsidie die binnen die oproepen tot subsidieaanvragen wordt toegekend, bepaalt de tabel wie bevoegd is voor de toekenning van de subsidie en welke ex-ante controles zijn vereist.

In het onderste gedeelte van de tabel uit het eerste lid van artikel 71, § 4, BVCO zijn de regels bepaald die van toepassing zijn op alle andere oproepen tot subsidieaanvragen en op de individuele subsidies die binnen die oproepen worden toegekend. Het tweede lid van artikel 71, § 4, BVCO voorziet een afwijking voor subsidies die toegekend worden binnen een oproep tot subsidieaanvragen waarvan de goedkeuring tot de bevoegdheid van de Vlaamse Regering behoort (en dus niet tot de bevoegdheid van een inhoudelijk bevoegde minister). In beginsel kunnen dergelijke subsidies worden toegekend bij ministerieel besluit, maar ingevolge het tweede lid kan de Vlaamse Regering alsnog eisen dat individuele subsidies, die toegekend worden binnen een oproep tot subsidieaanvragen waarvan de goedkeuring van de oproep onder de bevoegdheid van de Vlaamse Regering valt, toch ter goedkeuring aan haar worden voorgelegd. In dit geval vereisen die individuele subsidies voorafgaand een advies van de Inspectie van Financiën en een begrotingsakkoord.

Paragraaf 4 vormt een suppletieve regeling. Dit betekent dat als er een sectorspecifieke decretale of reglementaire bepaling is die de elementen uit de tabel in het eerste lid van paragraaf 4 regelt, de bepalingen uit paragraaf 4 niet van toepassing zijn.

In artikel 71, § 5, BVCO worden de regels opgenomen rond de subsidies die een toelage uitmaken om de onduidelijkheid die er daaromtrent kon bestaan, weg te werken.

Art. 26.Dit artikel wijzigt - eveneens in uitvoering van de conceptnota `subsidies in goede banen' (VR 2021 1607 MED.0260/2TER) - artikel 72 BVCO dat reservevorming bij subsidies regelt. Met de wijziging van het derde lid van paragraaf 1 is het voortaan duidelijker dat de regeling uit de eerste twee leden van suppletieve aard is. Als een decreet of reglementaire bepaling geen afwijkende bepaling inricht, gelden artikel 72, eerste en tweede lid, BVCO. Dat betekent concreet dat in dat geval de reservevorming beperkt moet blijven tot maximaal twintig procent van het subsidiebedrag (op jaarbasis) of 50% gecumuleerd.

Tevens worden de paragrafen 3 en 4 aan artikel 72 BVCO toegevoegd.

Paragraaf 3 verduidelijkt dat aangelegde reserve bij het einde van de gesubsidieerde activiteit of bij vervroegde stopzetting moet worden teruggevorderd. Op die manier wordt ook verzekerd dat subsidiemiddelen worden ingezet voor het doel waarvoor de subsidie initieel is verstrekt (zie art. 72, § 2, BVCO).

De nieuwe paragraaf 4 van artikel 72 BVCO verheldert dat een sociaal passief enkel kan worden aangelegd ten laste van de subsidie, wanneer er daarvoor expliciet een rechtsgrond is voorzien in een decreet of in een reglementaire bepaling. Het gaat dus om een suppletieve regeling waarvan bij decreet of reglementaire bepaling kan worden afgeweken. De aanleg van een sociaal passief kan uiteraard enkel wanneer het toegelaten is om een reserve aan te leggen ten laste van de subsidie.

Artikel 75 VCO voorziet dat reserves niet kunnen worden aangelegd ten laste van subsidies met een rechtsgrond in het uitgavendecreet, dus een sociaal passief kan nooit worden aangelegd ten laste van dergelijke subsidies. Als een afwijkende regeling bij decreet of reglementaire bepaling wordt ingericht, dient er ook wel een regeling te worden getroffen zodat bij de stopzetting (en afrekening) van de subsidie de organisatie nog steeds aan haar wettelijke verplichtingen tegemoet kan komen. Dit neemt niet weg dat beheersovereenkomsten die werden gesloten voor de inwerkingtreding van dit besluit, zullen worden gehonoreerd.

Art. 27.Dit artikel voegt een nieuwe afdeling (Afdeling 3/1.

Periodieke beleidsevaluatie) in hoofdstuk 8 van het BVCO in. De twee bepalingen uit die nieuwe afdeling moeten vorm geven aan de periodieke verplichte beleidsevaluatie voor bestaande en nieuwe subsidiekaders die voortaan is opgenomen in het nieuwe artikel 76/1, § 1, VCO. Hiermee geeft dit artikel uitvoering aan het beleidsvoornemen in de conceptnota `subsidies in goede banen' (VR 2021 1607 MED.0260/2TER).

Het nieuwe artikel 75/1 verduidelijkt dat de verplichting tot het uitvoeren van een beleidsevaluatie bij het inhoudelijke bevoegde beleidsdomein ligt. Naargelang de concrete bevoegdheidsverdeling in het betrokken beleidsdomein zal die opdracht bij het departement dan wel bij een agentschap berusten. De beleidsevaluatie van het subsidiekader omvat ook de beleidsevaluatie van de onderliggende subsidies. Slechts als voor bepaalde subsidies geen subsidiekader bestaat dat voor beleidsevaluatie in aanmerking komt, worden de concrete subsidies zelf aan een beleidsevaluatie onderworpen.

De beleidsevaluatie van de subsidie wordt ter beschikking gehouden van de inhoudelijk bevoegde minister, de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, het Departement Financiën en Begroting en de Inspectie van Financiën voor de opdrachten die ze bij VCO of BVCO hebben gekregen, of meer specifiek in het kader van brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen hebben.

De beleidsevaluatie van het subsidiekader wordt, ingevolge de vraag tot meer transparantie geuit in het advies van der SERV, bekendgemaakt op de website van de instantie die bevoegd is voor de begroting, met name het Departement Financiën en Begroting.

Ook worden in het nieuwe artikel 75/2 BVCO een aantal voorwaarden voorzien waaraan de beleidsevaluatie moet voldoen: 1° een verduidelijking welke subsidie of welk subsidiekader, naargelang het geval, aan een beleidsevaluatie wordt onderworpen en wat de doelstellingen zijn van die subsidie of dat subsidiekader;2° een verduidelijking via het onderzoek, dat zowel intern als extern onderzoek kan betreffen, of het met de subsidie of het subsidiekader, naargelang het geval, beoogde beleid doeltreffend en doelmatig is.De begrippen doelmatigheid en doeltreffendheid krijgen eenzelfde invulling krijgen als inzake uitgaventoetsingen; 3° de conclusies van de beleidsevaluatie worden gestaafd door bevindingen uit de beleidsevaluatie zelf (en niet door bevindingen die vreemd zijn aan de beleidsevaluatie) 4° voor de beleidsevaluatie wordt een onderzoeksmethode gebruikt die valide en betrouwbaar is, ook dit betekent niet per definitie dat de beleidsevaluaties extern dienen te gebeuren; 5° in de beleidsevaluatie wordt inzicht geboden in de methode (aanpak, middelen,...) en wordt aangeven of en waarom het mogelijk of onmogelijk was om de doelmatigheid en doeltreffendheid van de subsidie of het subsidiekader, naargelang het geval, te beoordelen.

Art. 28.Dit artikel voegt een nieuw hoofdstuk in dat voornamelijk tot doel heeft om de rol van het Departement Financiën en Begroting te verankeren om de integratie tussen beleid en begroting verder te versterken, ook vanuit het perspectief van beleidsevaluaties. Op die manier wordt tegemoet gekomen aan de verzuchtingen van de SERV voor een grotere cohesie tussen het beleid inzake brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen, de periodieke beleidsevaluatie rond subsidies en subsidiekaders (zie ook boven bij de repliek op het advies van de SERV) en de beleidsevaluatie in het algemeen.

Artikel 77/1 vertaalt de algemene ondersteuningstaak die het Departement Financiën en Begroting behartigt binnen het evaluatiebeleid van de Vlaamse overheid. Het departement zal vanuit de principes van prestatiegeïnformeerd begroten het evaluatiebeleid binnen de Vlaamse overheid in dit kader promoten en verbeteren (door het verzamelen van goede praktijken). Het departement stelt tevens haar eigen expertise ter beschikking, o.a. rond data, begroting, boekhouding, fiscaliteit,... Uiteraard zullen de beleidsdomeinen verantwoordelijk blijven voor de uitvoering van hun eigen beleidsevaluaties.

Artikel 77/2 verduidelijkt dat het departement binnen die horizontale ondersteuningsopdracht ook een aantal specifieke rollen opneemt.

Daarbij wordt in punt 1° verwezen naar de coördinerende en centraliserende rol van het departement in het kader van brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen. In punt 2° staat de horizontale rol van het departement inzake periodieke beleidsevaluatie van subsidies en subsidiekaders centraal.

Gelet op het groeitraject dat moet worden doorlopen, treden artikel 77/1 en 77/2 slechts in werking op 1 januari 2024. Zoals reeds vermeld, kan door het groeitraject een symbiose gezocht worden tussen de expertise die reeds bestaat bij het Departement Financiën en Begroting en expertise rond beleidsevaluatie die ook in andere beleidsdomeinen aanwezig is.

Art. 29.Dit artikel beoogt diverse artikelen van het BVCO in lijn te brengen met de terminologie van het organisatiebesluit (het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie.

Art. 30.Met de wijzigingen aan artikel 91 BVCO moet de pooling van de verzekering niet langer gelden voor alle risico's die in het artikel zijn opgenomen. Zo kan de Vlaamse Regering voortaan beter beoordelen of bepaalde entiteiten voor alle of bepaalde risico's eventueel beter buiten de pooling gehouden worden (bv. om als eigen verzekeraar te kunnen optreden). Hiermee bewaken we ook het door de decreetgever vooropgestelde doel dat steeds schaalvoordelen moeten worden behaald door de pooling.

Dit artikel heeft uitwerking met ingang van 1 februari 2022. De retroactiviteit sluit aan bij de decretaal voorziene retroactiviteit van de bepaling waaraan hier uitvoering wordt gegeven en is ingegeven vanuit de ratio legis om de nieuwe meerjarige polissen die moeten ingaan op 1 januari 2023 al conform de nieuwe regels te kunnen lanceren. Hiertoe is vereist dat de nieuwe bestekken voor de (meerjarige) verzekeringscontracten die in de loop van 2022 in de markt gezet worden al onderhevig zijn aan de nieuwe regels. Gelet op voorgaande tast de terugwerkende kracht in beginsel dan ook geen verkregen rechten aan. Gezien voorliggend artikel bovendien een versoepeling betreft van de bestaande ruimere verplichting om toe te treden tot de pooling van verzekeringen vanuit voormelde geoorloofde betrachting om schaalnadelen te vermijden, heeft de terugwerkende kracht bovendien niet alleen betrekking op een regeling die voordelen toekent, maar is ze zelfs onontbeerlijk voor een doelstelling van algemeen belang, zijnde de goede werking van de diensten. De beperkte retroactieve uitwerking zoals hierboven gemotiveerd, behartigt niet alleen een wettig doel, maar gaat ook niet verder dan nodig waardoor het evenredigheidsbeginsel gerespecteerd wordt.

Art. 31.het invoegen van een nieuw artikel 95/1 beoogt het BVCO in lijn te brengen met de reeds bestaande praktijk voor Diensten met Afzonderlijk Beheer. Het eerste lid verduidelijkt dat de regels die van toepassing zijn op de Vlaamse Gemeenschap, ook van toepassing zijn op de Diensten met Afzonderlijk Beheer.

Het tweede en derde lid voorzien de praktische uitvoering van paragrafen 2/1 tot en met 2/3 VCO, die voorzien dat de Dienst met Afzonderlijk Beheer haar begroting kan aanpassen buiten begrotingsronde, waarmee wordt afgeweken van de regels die van toepassing zijn op de Vlaamse Gemeenschap. Concreet wordt in het tweede en derde lid van nieuw artikel 95/1 voorzien dat als een Dienst met Afzonderlijk Beheer haar begroting aanpast, zij dit doet bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister en dat elke beslissing tot aanpassing van de begroting na ondertekening wordt bezorgd aan de instantie die bevoegd is voor de begroting. De instantie die bevoegd is voor de begroting publiceert de aangepaste begroting van de Dienst met Afzonderlijk Beheer vervolgens op haar website.

De wijzigingen moeten de juridische verankering vormen van de huidige praktijk sinds de inwerkingtreding van BVCO op 1 januari 2020. Om die redenen werkt dit artikel dan ook terug tot op het ogenblik van de totstandkoming van BVCO. HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen

Art. 32.De inwerkingtreding van dit wijzigend besluit wordt uiteraard afgestemd op de inwerkingtreding van het decreet dat de VCO wijzigt.

Dit betekent concreet dat dit besluit in werking treedt op 1 januari 2023, maar dat de begrotingswerkzaamheden rond de begrotingsopmaak 2023 reeds rekening houden met de wijzigingen die door dit besluit worden aangebracht in dat verband.

Gelet op het groeitraject dat nog moet worden doorlopen, zal artikel 28 pas in werking treden op 1 januari 2024.

Artikel 30, dat de pooling van de verzekeringen regelt, heeft uitwerking met ingang van 1 februari 2022. De motivering voor de retroactieve uitwerking van dit artikel werd opgenomen onder de artikelsgewijze toelichting hierboven.

Artikel 31 inzake de regels die van toepassing zijn op de begrotingen van de diensten met afzonderlijk beheer, heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2020. De motivering voor de retroactieve uitwerking van dit artikel werd opgenomen onder de artikelsgewijze toelichting hierboven.

Art. 33.Deze uitvoeringsbepaling behoeft geen toelichting.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed, M. DIEPENDAELE

Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 72.172/1 van 12 oktober 2022 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juli 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 tot delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse Regering en het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019' Op 13 september 2022 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juli 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 tot delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse Regering en het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 6 oktober 2022. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Chantal BAMPS en Wouter PAS, staatsraden, Michel TISON, assessor, en Wim GEURTS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Kristine BAMS, eerste auditeur-afdelingshoofd.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 12 oktober 2022. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering strekt tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juli 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 `tot delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse Regering' en van het besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019 (hierna: BVCO). Het decreet van 1 juli 2022 `tot wijziging van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019' wijzigt de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019 (hierna: VCO) die in werking is getreden op 1 januari 2020. Hierbij worden, naar aanleiding van een eerste evaluatie van de VCO, inconsistenties, onduidelijkheden en hiaten in het huidig juridisch kader weggewerkt, de wetgeving eenduidiger geformuleerd en aanpassingen verricht in functie van beslist beleid. Daarnaast wordt uitvoering gegeven aan de conceptnota `Subsidies in goede banen'.

Met voorliggend ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering worden die wijzigingen aan de VCO verder uitgevoerd door middel van een wijziging van het BVCO samen met een verdere uitvoering van de conceptnota `Subsidies in goede banen'.

VOORAFGAANDE OPMERKING 3. Artikel 1 van het ontwerp heft artikel 7, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juli 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 op.Hierdoor omvat de delegatie bedoeld in artikel 6 van datzelfde besluit eveneens het verlenen van facultatieve subsidies die niet nominatim in de begroting zijn opgenomen en die meer dan 250.000 euro bedragen, ongeacht of die subsidies al dan niet zijn opgenomen in een budgettair implementatieplan.

Een dergelijke opheffingsbepaling ontbeert het reglementaire karakter in de zin van artikel 3, § 1, eerste lid, van de gecoördineerde wetten, zodat de afdeling Wetgeving niet bevoegd is om te adviseren over de betrokken bepaling.

RECHTSGROND 4.1. Voor de ontworpen regeling wordt rechtsgrond gezocht in de artikelen 20 en 87 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `tot hervorming der instellingen' (hierna: BWHI) en in de artikelen 10, § 1, tweede en vierde lid, 11, § 3, 24, eerste lid, 37, 51, 52, § 1, eerste lid, 75, vijfde lid, 76/1, § 3, en 103, eerste lid, van de VCO. 4.2. De gemachtigde bezorgde een rechtsgrondentabel waarbij de vermelde rechtsgronden deze zijn zoals ze zullen luiden inclusief de wijzigingen aangebracht bij het decreet van 1 juli 2022, dat krachtens zijn artikel 34 (1) voor het merendeel van zijn artikelen in werking treedt op 1 januari 2023.

Voor een aantal bepalingen van het ontwerp komt de vaststelling van de rechtsgrond evenwel als problematisch voor. (2) 4.2.1. Luidens de meegedeelde rechtsgrondentabel wordt voor het ontworpen artikel 3/1 van het BVCO (artikel 6 van het ontwerp), artikel 10, § 1, tweede en vierde (lees: vijfde) lid, van de VCO als rechtsgrond aangewezen.

Die bepalingen machtigen de Vlaamse Regering om de principes te bepalen waaraan de brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen dienen te voldoen en om de "modaliteiten" (lees: nadere regels) vast te leggen om het criterium van de uitgaven te operationaliseren.

Gevraagd welke bepaling rechtsgrond biedt voor het oprichten van een projectgroep en hoe deze zal zijn samengesteld, antwoordde de gemachtigde: "De concrete invulling van de projectgroepen gebeurt overeenkomstig de wens van de decreetgever (zie memorie van toelichting bij het wijzigingsdecreet van 1 juli 2022, https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1841279 p. 7) dat de Vlaamse Regering de principes die bij brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen moeten worden gerespecteerd bepaalt, rekening houdend met de insteek van de werkgroep Leesbare Begroting van het Vlaams Parlement. Concreet betekent dit dat de leden van de projectgroep voortkomen uit de multidisciplinaire teams met beleids- en financiële expertise inzake de Vlaamse overheid van het betrokken departement, het Departement Financiën en Begroting en desgevallend andere departementen indien beleidsdomeinoverschrijdend. Kortom personeelsleden van de Vlaamse overheid dus. Dat personeelsleden van de Vlaamse overheid hiervoor worden ingeschakeld, is gegrond op art. 87 BWHI. De projectgroep doet aanvullend een beroep op externe en onafhankelijke deskundigen. De projectgroep staat onder leiding van een externe voorzitter die vertrouwd is met de werking van de (Vlaamse) overheid.".

De Vlaamse Regering vindt in de bepalingen van de Grondwet en van de BWHI (3) de bevoegdheid om binnen het bestuur georganiseerde adviesorganen op te richten waarvan de raadpleging facultatief is en die tot taak hebben de Regering voor te lichten of niet-bindende adviezen of voorstellen te doen. In dat geval behoeft de Vlaamse Regering geen specifieke machtiging van de decreetgever om dergelijke adviescommissie op te richten.

Indien evenwel de raadpleging van een adviesorgaan verplicht is, het om een bindend advies gaat of derden van buiten de overheidsadministratie deel uitmaken van het adviesorgaan of bij de advisering betrokken worden, of indien verplichtingen worden opgelegd aan derden, dienen de oprichting, de taken en de samenstelling van het adviesorgaan, de vergoedingen of de bezoldigingen die eventueel aan de leden ervan worden toegekend, alsmede de essentiële regels inzake de werkwijze van het adviesorgaan, door de decreetgever te worden bepaald.

In zoverre het de bedoeling is om een voorzitter aan te stellen die geen deel uitmaakt van de overheidsadministratie, kan is er dus geen voldoende rechtsgrond voor het ontworpen artikel 3/1 worden gevonden in artikel 87 BWHI of artikel 10 VCO. 4.2.2. Gevraagd welke bepaling rechtsgrond biedt voor het toekennen van een jaarlijkse vergoeding aan de voorzitter van de projectgroep, antwoordde de gemachtigde: "Zie ook het antwoord onder vraag 2. Voor de voorzitter is een vergoeding verankerd in het besluit, om de positie van de diverse voorzitters vergelijkbaar en transparant te houden. De rechtsgrond hiervoor is artikel 20 BWHI. De vergoeding verwijst ook naar de regeling die voorzien is voor de voorzitters van niet-adviserende commissies die voorzien is in het Besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse regering behoren.".

Voor de betreffende regeling van vergoeding van de voorzitter dient rechtsgrond te worden gezocht in artikel 20 BWHI, gelezen in samenhang met artikel 10 van het VCO. 4.3. Voor artikel 25 van het ontwerp dient bijkomend een beroep te worden gedaan op artikel 21 van het bijzonder decreet van 7 juli 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1 `over de Vlaamse instellingen', op grond waarvan de Vlaamse Regering haar werkwijze regelt.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 5. Rekening houdend met hetgeen met betrekking tot de rechtsgrond voor de ontworpen regeling is opgemerkt sub 4.1 tot 4.3 dient onder de rubriek "Rechtsgronden" een verwijzing naar de artikelen 38, derde lid, 109, §§ 2 en 2/3, van de VCO te worden toegevoegd, de verwijzing naar artikel 10, § 1, vierde lid, van de VCO te worden vervangen door een verwijzing naar artikel 10, § 1, vijfde lid (4), van de VCO en een verwijzing naar artikel 21 van het bijzonder decreet van 7 juli 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1 te worden toegevoegd.

Artikel 25 6. Luidens het ontworpen artikel 71, § 3, van het BVCO, kan voor bepaalde subsidies in een afsprakenkader worden bepaald welk toezicht de Inspectie van Financiën voorafgaand aan of na de toekenning van de subsidie zal uitoefenen. Gevraagd of dit afsprakenkader zal worden gepubliceerd, antwoordde de gemachtigde: "Dit afsprakenkader wordt niet gepubliceerd maar wordt bezorgd aan een aantal actoren, zijnde de minister, bevoegd voor het budgettair beleid, de inhoudelijk bevoegde minister en de instantie die bevoegd is voor de begroting.".

Er dient vooreerst te worden opgemerkt dat door het niet publiceren van het afsprakenkader de ontworpen regeling niet transparant overkomt, temeer daar artikel 12 van de wet van 16 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/2003 pub. 25/06/2003 numac 2003003343 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof type wet prom. 16/05/2003 pub. 30/07/2015 numac 2015000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof' (hierna: Algemenebepalingenwet) dienaangaande niet uit het oog mag worden verloren. Het laatstgenoemde artikel bepaalt dat door het aanvaarden van de subsidie de begunstigde meteen aan de in artikel 2 opgesomde gemeenschappen en gewesten het recht verleent om ter plaatse controle te doen uitoefenen op de aanwending van de toegekende gelden en dat de regering of het verenigd college voor de organisatie en de coördinatie van de controle zorgt, waarbij zij voor die controle onder meer een beroep doen op de inspecteurs van financiën.

Bovendien dient te worden benadrukt dat de mogelijkheid om voor de controle van de hier bedoelde subsidies aan derden een afsprakenkader vast te stellen dat niet wordt bekendgemaakt, niet past binnen de machtiging van artikel 75, vijfde lid, van de VCO op grond waarvan de Vlaamse Regering o.m. de regels vaststelt voor de ex-ante en ex-postcontrole op de aanwending van de subsidies. (5) De stellers van het ontwerp dienen dan ook de ontworpen regeling dienovereenkomstig aan te passen om aan artikel 75, vijfde lid, van de VCO rechtsgrond te kunnen ontlenen.

Artikel 31 7. Luidens het ontworpen artikel 95/1, eerste lid, van het BVCO zijn de bepalingen van dit besluit die van toepassing zijn op de Vlaamse Gemeenschap van overeenkomstige toepassing op de Diensten met Afzonderlijk Beheer (hierna: DAB), wat in overeenstemming is met artikel 109 van de VCO. Luidens het tweede lid van de ontworpen bepaling, gebeurt, in afwijking van het eerste lid, de aanpassing van de begroting van de DAB als vermeld in artikel 109, § 2/3, eerste lid, van de VCO, bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.

Deze afwijkende regeling spoort niet met artikel 109, § 2/3, eerste lid, van de VCO waarin wordt bepaald dat de aanpassingen van de begroting van de DAB's ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd.

Door de gemachtigde werd dienaangaande de volgende duiding gegeven: "Artikel 109, § 2/3, eerste lid VCO moet worden samengelezen met het tweede lid van dezelfde bepaling. Beide leden maken deel uit van de goedkeuringsprocedure die decretaal gedelegeerd is aan de Vlaamse Regering en waaraan in de ontworpen bepaling uitvoering wordt gegeven.".

Deze toelichting overtuigt niet, nu artikel 109, § 2/3, van de VCO uitdrukkelijk bepaalt dat de aanpassingen van de begroting van de diensten met afzonderlijk beheer ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. (6) De ontworpen bepaling dient bijgevolg in overeenstemming te worden gebracht met artikel 109 van de VCO. Artikel 32 8. Dit artikel regelt de inwerkingtreding en verleent aan een aantal artikelen terugwerkende kracht. In dat verband moet worden opgemerkt dat het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten slechts onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar kan worden geacht.

Het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten is enkel toelaatbaar ingeval voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling waarbij, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen worden toegekend of in zoverre de retroactiviteit noodzakelijk is voor de continuïteit of de goede werking van het bestuur en daardoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast.

Enkel indien de retroactiviteit van de ontworpen regeling in één van de opgesomde gevallen valt in te passen, kan deze worden gebillijkt.

Wat de terugwerking tot 1 januari 2020 van artikel 31 betreft, blijkt uit het Verslag aan de Vlaamse Regering dat deze regeling aansluit bij de praktijk. Echter, bij de bespreking van artikel 31 is gebleken dat de regeling niet in overeenstemming is met de decretale bepalingen zodat ook de praktijk in de voorbije periode strijdig was met het decreet.

Terugwerking kan enkel worden gebillijkt indien eerst de decretale regeling wordt aangepast aan de bestaande praktijk en - mits de voorwaarden hiertoe zijn vervuld - terugwerking aan die bepaling wordt verleend waarna ook de ontworpen bepaling kan terugwerken in de tijd.

De griffier, Wim GEURTS De voorzitter Marnix VAN DAMME _______ Nota's 1 "Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2023, met uitzondering van: 1° artikel 5, dat in werking treedt vanaf de werkzaamheden rond de begroting voor het begrotingsjaar 2023; 2° artikel 10, 5°, dat in werking treedt vanaf de werkzaamheden rond de begroting voor het begrotingsjaar 2024; 3° artikel 18 en 24, 1°, die in werking treden op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum. De begroting voor het begrotingsjaar 2023 wordt opgesteld conform hoofdstuk 2 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019, zoals van kracht vanaf 1 januari 2023. Artikel 32 heeft uitwerking met ingang van 1 februari 2022." 2 De Raad van State, afdeling Wetgeving, heeft voor het onderzoek van de rechtsgrond mee gebruik gemaakt van de rechtsgrondentabel die door de gemachtigde is meegedeeld. 3 Luidens artikel 87, § 1, BWHI beschikt iedere Regering over een eigen administratie, eigen instellingen en eigen personeel. 4 Zie artikel 9 van het decreet van 1 juli 2022. 5 De gemachtigde deelde volgende informatie mee bij deze bepaling: "Specifiek voor het afsprakenkader, zijn er diverse rechtsgronden.

Artikel 51, lid 1 van de Bijzondere Financierings wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten bepaalt dat de Gemeenschappen en de Gewesten een eigen administratieve- en begrotingscontrole organiseren en daartoe een beroep doen op inspecteurs van Financiën die hun ter beschikking worden gesteld en onder hun gezag staan. Het afsprakenkader is een onderdeel van de wijze waarop de Vlaamse overheid haar administratieve en begrotingscontrole organiseert. Daarnaast zijn ook de Algemenebepalingenwet en VCO zelf een belangrijke rechtsgrond.

Artikel 12, tweede lid Algemenebepalingenwet: `De regering of het verenigd college zorgt voor de organisatie en de coördinatie van de controle. Voor die controle doen zij onder meer een beroep op de inspecteurs van financiën.' Deze bepaling moet worden samengelezen met artikel 76, eerste lid, VCO zoals gewijzigd door het decreet van 1 juli 2022: `Artikel 11 tot en met 14 van de Algemenebepalingenwet zijn van toepassing op subsidies die verleend zijn door een entiteit van de Vlaamse deelstaatoverheid of door een andere rechtspersoon, die rechtstreeks of onrechtstreeks van de Vlaamse Gemeenschap een subsidie krijgt.'" 6 Dit wordt als volgt verduidelijkt in de memorie van toelichting: "Paragraaf 2/3 voorziet de goedkeuringsprocedure door de Vlaamse Regering, evenals de noodzaak van publicatie opdat dergelijke besluiten tot aanpassing aan de begroting uitwerking kunnen hebben." (Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, 1303/1, p. 17 https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1841279).

28 OKTOBER 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juli 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 tot delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse Regering en het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019 Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 en artikel 87, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 8 augustus 1988, 16 juli 1993 en 6 januari 2014; - het bijzonder decreet van 7 juli 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1 over de Vlaamse instellingen, artikel 21; - de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019, artikel 10, § 1, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2022, en vijfde lid, artikel 11, § 3, artikel 24, eerste lid, artikel 37, artikel 38, derde lid, artikel 51, artikel 52, § 1, eerste lid, artikel 75, vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2022, artikel 76/1, § 3, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2022, en artikel 103, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2022, artikel 109, § 2, gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2022 en artikel 109, § 2/3, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2022.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën verleende haar advies op 8 juli 2022. - De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, heeft zijn akkoord gegeven op 8 juli 2022; - De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) heeft zijn advies verstrekt op 22 augustus 2022. - De Raad van State heeft zijn advies verstrekt op 12 oktober 2022.

Motivering Bij de decreetsevaluatie van de VCO werden een aantal praktische verbeter- en verduidelijkingsopportuniteiten gedetecteerd die waar nodig werden vertaald in het wijzigende decreet. Uiteraard moeten die wijzigingen ook nog verder worden uitgevoerd in het uitvoeringsbesluit BVCO. Voorliggend besluit bundelt een aantal gerichte wijzigingsbepalingen van het BVCO en het delegatiebesluit van de Vlaamse Regering. Voorliggend besluit geeft ook uitvoering aan de conceptnota Subsidies in goede banen (VR 2021 1607 MED.0260/2TER).

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juli 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 tot delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse Regering

Artikel 1.In artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juli 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 tot delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt punt 2° opgeheven. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019

Art. 2.In artikel 1 van het besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° worden de woorden "bevoegd voor de financiën en de begrotingen" vervangen door de woorden "bevoegd voor het budgettair beleid"; 2° er wordt een punt 2° /1 ingevoegd dat luidt als volgt: "2° /1 Departement Financiën en Begroting: het departement, vermeld in artikel 19, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;".

Art. 3.In artikel 4, 5, tweede lid, artikel 23, 24, 25, 26, tweede lid, artikel 27, tweede lid, artikel 29, § 1, tweede en derde lid, en paragraaf 2, artikel 37, § 1, tweede lid, en paragraaf 5, artikel 59 en artikel 98, § 1, eerste en tweede lid, en § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden "bevoegd voor de financiën en de begrotingen" vervangen door de woorden "bevoegd voor het budgettair beleid".

Art. 4.In artikel 2, 6, 10, 11 en 30 van hetzelfde besluit worden de woorden "bevoegd voor de financiën en de begrotingen" telkens vervangen door de woorden "bevoegd voor het budgettair beleid".

Art. 5.In artikel 3, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "of te actualiseren" worden opgeheven;2° de woorden "bevoegd voor de financiën en de begroting" worden vervangen door de woorden "bevoegd voor het budgettair beleid".

Art. 6.In hetzelfde besluit worden een artikel 3/1 en 3/2 ingevoegd, die luiden als volgt: "

Art. 3/1.§ 1. Minstens een keer per zittingsperiode wordt een brede heroverweging georganiseerd.

Na de regeringsvorming wordt voor de uitgaventoetsingen een indicatieve planning opgesteld, die tijdens de zittingsperiode minstens een keer wordt geactualiseerd. § 2. Bij brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen worden de volgende principes gehanteerd: 1° een uitdrukkelijke taakopdracht van de projectgroep die de brede heroverweging of uitgaventoetsing uitvoert;2° een onafhankelijk ambtelijk onderzoek;3° een capaciteitsopbouw voor de evaluatie van de uitgaven en de ontvangsten;4° een coördinerende en centraliserende rol van het Departement Financiën en Begroting;5° een keuzemenu voor de beleidsmakers in de eindrapportering van de projectgroep;6° een transparante eindrapportering;7° een weergave van de leereffectenweergave van de leereffecten in de eindrapportering. De projectgroep stelt bij aanvang van de werkzaamheden zijn huishoudelijk reglement op.

De voorzitter van de projectgroep bezorgt het eindrapport ter kennisgeving aan de inhoudelijke bevoegde minister en aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid. De projectgroep organiseert vervolgens een overlegmoment waarin het eindrapport wordt toegelicht aan de betrokken Vlaamse ministers. De betrokken Vlaamse ministers kunnen daarna de voorzitter vragen om het eindrapport op korte termijn aan te vullen met hun antwoorden op het eindrapport.

De voorzitter van de projectgroep bezorgt het eindrapport, in voorkomend geval aangevuld met de antwoorden, vermeld in het derde lid, gelijktijdig digitaal aan de leden van de Vlaamse Regering en de voorzitter van het Vlaams Parlement. Het eindrapport wordt aansluitend bekendgemaakt op de website van de instantie die bevoegd is voor de begroting. § 3. De voorzitter van de projectgroep, vermeld in paragraaf 2, derde en vierde lid, wordt aangewezen in samenspraak tussen het inhoudelijk bevoegde departement en het Departement Financiën en Begroting. Het voorzitterschap is onverenigbaar met een bezoldiging door een entiteit als vermeld in artikel III.22 van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet type decreet prom. 07/12/2018 pub. 20/12/2018 numac 2018015301 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat betreft de belasting op de spelen en weddenschappen en op de automatische ontspanningstoestellen sluiten.

Aan de voorzitter van de projectgroep, vermeld in het eerste lid, wordt een forfaitaire jaarlijkse vergoeding toegekend, met een maximumbedrag als vermeld in artikel 6, § 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse regering behoren, en kunnen vergoedingen voor reis- en verblijfskosten worden toegekend conform de regeling, vermeld in artikel 11, tweede lid, van het voormelde besluit.

De forfaitaire jaarlijkse vergoeding, vermeld in het tweede lid, kan alleen betaald worden als de voorzitter in het kalenderjaar waarop de vergoeding betrekking heeft, aanwezig was op minstens twee derde van de vergaderingen van de projectgroep waarvoor hij als voorzitter is aangesteld. De voormelde regel geldt niet als de afwezigheid het gevolg was van overmacht of gewettigde verhindering.

Als het mandaat van de voorzitter in een bepaald jaar minder dan twaalf maanden bestrijkt, wordt het bedrag van de forfaitaire vergoeding pro rata berekend, in maanden. Bij die berekening wordt de maand meegerekend waarin het mandaat is begonnen of beëindigd.

De forfaitaire jaarlijkse vergoeding, vermeld in het tweede lid, volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende de inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld. De forfaitaire jaarlijkse vergoeding is gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,04 (basis 2013).

De forfaitaire jaarlijkse vergoeding en de vergoedingen voor reis- en verblijfskosten, vermeld in het tweede lid, zijn ten laste van het inhoudelijk bevoegde departement.

Art. 3/2.De modaliteiten van het criterium van de uitgaven, vermeld in artikel 10, § 1, van de codex, worden opgenomen in een instructie van de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid.

Over het criterium, vermeld in het eerste lid, wordt in elk geval gerapporteerd in de meerjarenraming, vermeld in artikel 10, § 1, van de codex.".

Art. 7.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 7.Een herverdeling tussen de vastleggingskredieten binnen hetzelfde programma, gebeurt bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.

Een herverdeling tussen de vastleggingskredieten over een programma heen, gebeurt bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.

In afwijking van het eerste en tweede lid gebeurt een herverdeling van vastleggingskredieten die vertrekt vanuit een provisioneel krediet binnen een programma of over een programma heen bij besluit van de Vlaamse Regering.".

Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een artikel 8/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 8/1.In afwijking van artikel 7, eerste en tweede lid, en artikel 8 kunnen variabele kredieten vrij herverdeeld worden tussen begrotingsartikels die behoren tot hetzelfde begrotingsfonds.".

Art. 9.In artikel 15, tweede lid, artikel 17, eerste lid, artikel 65, eerste lid, 1°, en artikel 66, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "bevoegd voor de financiën en de begrotingen" vervangen door de woorden "bevoegd voor de boekhouding".

Art. 10.Aan artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede ", met uitzondering van voorzieningen voor niet opgenomen vakantiedagen en voorzieningen voor gestandaardiseerde waarborgen" toegevoegd.

Art. 11.In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.Subsidies worden conform artikel 34, § 1, tweede lid, van de codex voor het volledige bedrag van de aangegane verbintenis vastgelegd. Conform artikel 34, § 1, vierde lid, van de codex worden subsidies jaarlijks vastgelegd als het maximale subsidiebedrag eenzijdig door de subsidieverstrekker naar beneden kan worden bijgesteld wegens beleidswijzigingen of besparingsmaatregelen."; 2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3.Subsidies die kapitaaloverdrachten zijn, worden aangerekend op het vereffeningskrediet voor het deel van de subsidie waarvoor al prestaties zijn geleverd.".

Art. 12.In artikel 22, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het woord "minister" vervangen door het woord "administratie";2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "Voor de niet vereffende vastleggingen, vermeld in het eerste lid, waarvan de onderliggende verbintenis nog in uitvoering is, bezorgt de inhoudelijk bevoegde minister een aanvraag tot behoud van vastleggingen aan de Inspectie van Financiën.Daarbij past de inhoudelijk bevoegde minister de procedure, vermeld in artikel 52 en 53, toe."; 3° in het vierde lid worden de woorden "de financiën en de begrotingen" telkens vervangen door de woorden "het budgettair beleid".

Art. 13.In hoofdstuk 6 van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 1 vervangen door wat volgt: "Afdeling 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid".

Art. 14.In artikel 31 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° als de Inspectie van Financiën in haar advies vaststelt en motiveert dat de uitgaven en ontvangsten niet worden beïnvloed of die invloed hooguit bijkomstig is;"; 2° in paragraaf 2 wordt punt 4° opgeheven;3° in paragraaf 3 worden de woorden "de financiën en de begrotingen" vervangen door de woorden "het budgettair beleid";4° in paragraaf 3 worden tussen het woord "advies" en de woorden "van de Inspectie van Financiën" de woorden "zonder voorwaarden" gevoegd;5° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4.Dit artikel is niet van toepassing op subsidies en oproepen tot subsidieaanvragen als vermeld in artikel 71.".

Art. 15.In artikel 39 van hetzelfde besluit worden de woorden "de doelmatigheid" vervangen door de woorden "de doelmatigheid en doeltreffendheid".

Art. 16.In artikel 41 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "de financiën en de begrotingen" vervangen door de woorden "het budgettair beleid";2° tussen het eerste lid en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De Inspectie van Financiën oefent een gericht systematisch toezicht uit op de toegekende en uitbetaalde subsidies na het afsluiten van het project of van de activiteit waarvoor die subsidies zijn toegekend. Dat toezicht houdt ook in dat er snel en gepast opgetreden wordt als er op welk ogenblik ook binnen het subsidieproces een ernstig vermoeden is of ernstige aanwijzingen zijn dat een subsidie oneigenlijk wordt gebruikt."; 3° in het bestaande derde lid, dat het vierde lid wordt, wordt de zinsnede "de minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen" vervangen door de zinsnede "de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid".

Art. 17.In artikel 43 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, eerste lid, 4°, en tweede lid, worden de woorden "de financiën en de begrotingen" vervangen door de woorden "het budgettair beleid";2° in paragraaf 3 wordt punt 6° opgeheven;3° aan paragraaf 3 worden een punt 7° en 8° toegevoegd, die luiden als volgt: "7° beslissingen met betrekking tot de indiening van een nota op het Overlegcomité; 8° beslissingen over het beroep tegen de beslissing van de Commissie Zorgvuldig Bestuur, vermeld in artikel VII.14 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016."; 4° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4.Dit artikel is niet van toepassing op subsidies en oproepen tot subsidieaanvragen als vermeld in artikel 71.".

Art. 18.In artikel 45 van hetzelfde besluit worden paragraaf 1 tot en met 3 vervangen door wat volgt: " § 1. Overheidsopdrachten zijn vrijgesteld van een voorafgaand advies van de Inspectie van Financiën met uitzondering van de volgende overheidsopdrachten: 1° overheidsopdrachten die worden geplaatst bij een openbare of niet-openbare procedure voor leveringen en diensten waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger is dan 221.000 euro, exclusief btw; 2° overheidsopdrachten die worden geplaatst bij een openbare of niet-openbare procedure voor werken waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger is dan 750.000 euro, exclusief btw; 3° overheidsopdrachten die worden geplaatst bij een andere gunningswijze dan een openbare of een niet-openbare procedure, waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger is dan 144.000 euro, exclusief btw.

In afwijking van het eerste lid worden de volgende overheidsopdrachten ongeacht de geraamde waarde van de opdracht altijd voor advies van de Inspectie van Financiën voorgelegd: 1° de overheidsopdracht die geplaatst wordt bij een openbare of niet-openbare procedure, met als enig gunningscriterium de prijs of de kosten, waarbij de aanbestedende overheid voorstelt de opdracht niet aan de laagste inschrijver toe te wijzen;2° elke overheidsopdracht waarvan de goed te keuren offerte de raming met meer dan 20% overschrijdt. Voor occasioneel gezamenlijke opdrachten als vermeld in artikel 48 van de wet van 17 juni 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/06/2016 pub. 14/07/2016 numac 2016021052 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de concessieovereenkomsten sluiten inzake overheidsopdrachten waarvan de totale geraamde waarde van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan de drempelbedragen, vermeld in het eerste of tweede lid, vraagt de entiteit van de Vlaamse deelstaatoverheid het advies van de Inspectie van Financiën als: 1° de voormelde entiteit de plaatsingsprocedure beheert;2° de voormelde entiteit de plaatsingsprocedure niet beheert en de beherende entiteit niet ressorteert onder de controlebevoegdheid van de Inspectie van Financiën of een regeringscommissaris als vermeld in artikel 54 van de codex. § 2. In de gevallen, vermeld in paragraaf 1, wordt aan de Inspectie van Financiën advies gevraagd over: 1° het voorwerp van de opdracht en de wettigheid van de gekozen plaatsingsprocedure;2° de opdrachtdocumenten;3° het voorstel tot gunning. Aan de Inspectie van Financiën wordt advies gevraagd over alle andere wijzigingen in de lopende opdracht dan de wijzigingen, vermeld in artikel 38/4, 38/7 en 38/8 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2013 pub. 26/03/2013 numac 2013021021 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken. - Rechtzetting type koninklijk besluit prom. 14/01/2013 pub. 29/08/2013 numac 2013000553 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken. - Duitse vertaling type koninklijk besluit prom. 14/01/2013 pub. 14/02/2013 numac 2013021005 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken sluiten tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten. § 3. Bestellingen binnen een raamovereenkomst, of andere centrale aankooptechnieken worden voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën als de waarde van de bestelling gelijk is aan of hoger is dan 144.000 euro, exclusief btw, tenzij de Inspectie van Financiën bij het advies over de raamovereenkomst heeft aangegeven dat een bestelling niet moet worden voorgelegd.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid worden voor bestellingen waarvoor de raamovereenkomst niet alle voorwaarden vastlegt, het voorwerp van de opdracht, de wettigheid van de bestelprocedure, de opdrachtdocumenten en het voorstel tot gunning van de bestelling voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën.".

Art. 19.In artikel 46 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "een bedrag" vervangen door de woorden "een geraamde waarde";2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "In de gevallen, vermeld in het eerste lid, wordt aan de Inspectie van Financiën minstens advies gevraagd over: 1° het voorwerp van de concessie en de wettigheid van de procedure die tot de keuze van de concessiehouder leidt;2° de concessiedocumenten; 3° het voorstel tot gunning."; 3° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Aan de Inspectie van Financiën wordt advies gevraagd over alle andere wijzigingen in de lopende concessie dan de wijzigingen, vermeld in artikel 63 en 67 van het koninklijk besluit van 25 juni 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/06/2017 pub. 29/06/2017 numac 2017203461 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Koninklijk besluit betreffende de plaatsing en de algemene uitvoeringsregels van de concessieovereenkomsten type koninklijk besluit prom. 25/06/2017 pub. 07/11/2019 numac 2019042238 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Koninklijk besluit betreffende de plaatsing en de algemene uitvoeringsregels van de concessieovereenkomsten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de plaatsing en de algemene uitvoeringsregels van de concessieovereenkomsten.".

Art. 20.In artikel 48 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "die niet in het kader van een overheidsopdracht worden gesloten," opgeheven.

Art. 21.In artikel 53, § 3, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "vier werkdagen" vervangen door de woorden "zes werkdagen".

Art. 22.In artikel 54 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "bevoegd voor de financiën en de begrotingen" worden telkens vervangen door de woorden "bevoegd voor het budgettair beleid";2° in paragraaf 3 wordt het woord "hij" vervangen door de woorden "de inhoudelijk bevoegde minister".

Art. 23.In artikel 67, eerste lid, artikel 68 en 69, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "bevoegd voor financiën en de begrotingen" vervangen door de woorden "bevoegd voor de boekhouding".

Art. 24.In hoofdstuk 8 van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 1 vervangen door wat volgt: "Afdeling 1. Bepalingen over de voorafgaande controle en de toekenning van subsidies".

Art. 25.Artikel 71 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 71.§ 1. De regels uit de volgende tabel zijn van toepassing op de subsidies die cumulatief voldoen aan de volgende kenmerken: 1° de subsidies hebben alleen een rechtsgrond in het decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap;2° de subsidies maken geen toelage uit;3° de subsidies worden niet toegekend ten gevolge van een oproep tot subsidieaanvragen. Toekenning

Advies Inspectie van Financiën

Begrotingsakkoord

Subsidiebedrag < 10.000 euro

Via ministerieel besluit

Niet vereist

Niet vereist

10.000 euro ? subsidiebedrag < 250.000 euro

Via ministerieel besluit

Vereist

Niet vereist

Subsidiebedrag ? 250.000 euro

Via Besluit Vlaamse Regering

Vereist

Vereist


Het subsidiebedrag, vermeld in de tabel in het eerste lid, wordt voor het totale bedrag dat door een of meer entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid wordt toegekend voor een gezamenlijke activiteit van algemeen belang, getoetst aan de drempelbedragen die zijn opgenomen in de tabel, vermeld in het eerste lid.

In afwijking van het eerste lid is het begrotingsakkoord nooit vereist voor subsidies als vermeld in het eerste lid, als de subsidie een gunstig advies zonder voorwaarden van de Inspectie van Financiën heeft verkregen, tenzij de toekenning van de subsidie verbonden is aan een overeenkomst met meerjarige gevolgen.

In afwijking van het eerste lid worden subsidies als vermeld in het eerste lid, altijd toegekend via ministerieel besluit en is het begrotingsakkoord niet vereist als de begunstigde en het bedrag van de subsidie uitdrukkelijk vermeld zijn in het decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap. § 2. Voor automatische subsidies als vermeld in artikel 34, § 1, derde lid, van de codex, zijn de regels uit de volgende tabel van toepassing op de individuele toekenningsbeslissingen:

Advies Inspectie van Financiën

Niet vereist

Begrotingsakkoord

Niet vereist


Automatische subsidies die algemene financiering van de lokale besturen vormen, worden toegekend bij besluit van de Vlaamse minister, bevoegd voor het binnenlands bestuur en stedenbeleid. § 3. Voor subsidies die geen toelage uitmaken en die een rechtsgrond hebben buiten het decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap en niet vallen onder de toepassing van paragraaf 2, kan in een afsprakenkader met de Inspectie van Financiën bepaald worden welk toezicht de Inspectie van Financiën voorafgaand aan of na de toekenning van de subsidie zal uitoefenen.

De beleidscoördinator, of een inspecteur van Financiën die door de beleidscoördinator wordt aangewezen in samenspraak met de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, kan bemiddelen tussen de betrokken entiteit van de Vlaamse deelstaatoverheid en de inspecteur van Financiën, vermeld in artikel 38, eerste lid, om tot een afsprakenkader te komen.

De beleidscoördinator bezorgt het afsprakenkader, vermeld in het eerste lid, aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, en de inhoudelijk bevoegde minister. De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, beschikt over een termijn van twaalf werkdagen na de dag van de voormelde kennisgeving, om het afsprakenkader af te wijzen. Als hij binnen die termijn het afsprakenkader niet heeft afgewezen, wordt het geacht goedgekeurd te zijn.

Het afsprakenkader, vermeld in het eerste lid, wordt louter ter kennisgeving en voor bekendmaking bezorgd aan de instantie die bevoegd is voor de begroting.

Als er geen afsprakenkader als vermeld in het eerste lid, met de Inspectie van Financiën wordt gesloten, en geen sectorspecifieke decretale of reglementaire bepaling van toepassing is, zijn voor de subsidies, vermeld in het eerste lid, de regels uit de volgende tabel van toepassing:

Toekenning

Advies Inspectie van Financiën

Begrotingsakkoord

Subsidiebedrag < 10.000 euro

Via ministerieel besluit

Niet vereist

Niet vereist

10.000 euro ? subsidiebedrag < 250.000 euro

Via ministerieel besluit

Vereist

Niet vereist

Subsidiebedrag ? 250.000 euro

Via Besluit Vlaamse Regering

Vereist

Vereist


Het subsidiebedrag, vermeld in de tabel, vermeld in het vierde lid, wordt voor het totale bedrag dat door een of meer entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid wordt toegekend voor gezamenlijke activiteit van algemeen belang, getoetst aan de drempelbedragen die zijn opgenomen in de tabel, vermeld in het vierde lid.

In afwijking van het vierde lid is het begrotingsakkoord nooit vereist voor subsidies als vermeld in het vierde lid, als de subsidie een gunstig advies zonder voorwaarden van de Inspectie van Financiën heeft verkregen, tenzij de toekenning van de subsidie verbonden is aan een overeenkomst met meerjarige gevolgen. § 4. Op een oproep tot subsidieaanvragen of op subsidies die geen toelage uitmaken en die worden toegekend naar aanleiding van die oproep tot subsidieaanvragen zijn de regels uit de volgende tabel van toepassing:

Oproep tot subsidieaanvragen

Individuele subsidie

Bevoegd- heid

Advies Inspectie van Financiën

Begrotingsakkoord

Toekenning

Advies Inspectie van Financiën

Begrotingsakkoord

Oproep tot subsidieaan-vragen < 1.500.000 euro en geen enkele subsidie ? 250.000 euro wordt voorzien

Inhoudelijk bevoegde minister

Vereist

Niet vereist

Via ministerieel besluit

Niet vereist als subsidie < 10.000 euro

Niet vereist

Vereist als 10.000 euro ? subsidie < 250.000 euro


Alle andere oproepen tot subsidieaan-vragen

Vlaamse Regering

Vereist

Vereist

Via ministerieel besluit

Vereist als subsidie ? 10.000 euro

Niet vereist


In afwijking van het eerste lid worden subsidies die geen toelage uitmaken en die worden toegekend naar aanleiding van een oproep tot subsidieaanvragen die een besluit van de Vlaamse Regering vergen, alleen aan de Vlaamse Regering voorgelegd als de Vlaamse Regering daartoe beslist als de betrokken oproep tot subsidieaanvragen wordt goedgekeurd. Als de Vlaamse Regering beslist dat de subsidies aan haar moeten worden voorgelegd, worden de subsidies voorafgaandelijk voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën en voor akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid.

Deze paragraaf is slechts van toepassing als er geen sectorspecifieke decretale of reglementaire bepaling geldt. § 5. Op subsidies die een toelage uitmaken, zijn de regels uit de volgende tabel van toepassing:

Advies Inspectie van Financiën

Niet vereist

Begrotingsakkoord

Niet vereist

Toekenning

Via ministerieel besluit


".

Art. 26.In artikel 72 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden "de subsidiebeslissing of de rechtsgrond ervan" vervangen door de woorden "een decreet of reglementaire bepaling";2° in paragraaf 1, derde lid, wordt de zinsnede "de maximumpercentages, vermeld in" opgeheven;3° er worden een paragraaf 3 en een paragraaf 4 toegevoegd, die luiden als volgt: " § 3.Reserves die ten laste van de subsidie zijn aangelegd, worden teruggevorderd op het einde of bij de vervroegde stopzetting van de gesubsidieerde activiteit. § 4. Een sociaal passief aanleggen ten laste van de subsidie kan alleen als er daarvoor in een rechtsgrond is voorzien in een decreet of reglementaire bepaling.".

Art. 27.In hoofdstuk 8 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 3/1, die bestaat uit artikel 75/1 en 75/2, ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 3/1. Periodieke beleidsevaluatie

Art. 75/1.Overeenkomstig artikel 76/1, § 1, eerste lid, en § 2, van de codex, onderwerpt het inhoudelijk bevoegde beleidsdomein de subsidie of het subsidiekader naargelang het geval aan een beleidsevaluatie.

De beleidsevaluatie, vermeld in het eerste lid, van een subsidie wordt ter beschikking gehouden van de inhoudelijk bevoegde minister, de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, de instantie die bevoegd is voor de begroting, en de Inspectie van Financiën, die de beleidsevaluatie, vermeld in het eerste lid, kunnen opvragen om hun respectievelijke opdrachten in het kader van de codex of dit besluit en de uitgaventoetsingen uit te voeren.

De beleidsevaluatie, vermeld in het eerste lid, van een subsidiekader wordt bekendgemaakt op de website van de instantie die bevoegd is voor de begroting.

Art. 75/2.De beleidsevaluatie, vermeld in artikel 75/1, eerste lid, voldoet aan de volgende voorwaarden: 1° het onderzoek maakt duidelijk welk subsidiekader of welke subsidie wordt onderzocht en wat de doelstellingen van dat subsidiekader of die subsidie zijn;2° het onderzoek geeft antwoord op de vraag in welke mate het beleid dat met het subsidiekader of de subsidie wordt beoogd en de uitgaven die daarmee samenhangen, doeltreffend en doelmatig zijn;3° de conclusies van het onderzoek worden onderbouwd door onderliggende bevindingen;4° de onderzoeksmethode die in het onderzoek is gebruikt, is valide en betrouwbaar; 5° de beleidsevaluatie geeft inzicht in de gebruikte evaluatiemethode en in de mogelijkheden en onmogelijkheden om de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het beleid in kwestie vast te stellen.".

Art. 28.Er wordt een hoofdstuk 8/1, dat bestaat uit artikel 77/1 en 77/2, ingevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 8/1. De rol van het Departement Financiën en Begroting binnen het evaluatiebeleid

Art. 77/1.Het Departement Financiën en Begroting ondersteunt het evaluatiebeleid binnen de Vlaamse overheid vanuit de principes van prestatiegeïnformeerd begroten.

Art. 77/2.Het Departement Financiën en Begroting heeft, onverminderd artikel 77/1, tevens de volgende rollen: 1° de rol, vermeld in artikel 3/1, § 2, eerste lid, 4° ; 2° het waken over het horizontaal beleid inzake periodieke beleidsevaluatie van subsidies en subsidiekaders, door toe te zien op de naleving van de periodieke evaluatieverplichting, bij te dragen aan kennisopbouw terzake bij de inhoudelijk bevoegde beleidsdomeinen, en periodiek te zorgen voor een meta-analyse en leerlessen van de uitgevoerde evaluaties.".

Art. 29.In artikel 88, 89, 94, eerste lid, en artikel 95 van hetzelfde besluit worden de woorden "bevoegd voor de financiën en de begrotingen" vervangen door de woorden "bevoegd voor de financiële operaties".

Art. 30.In artikel 91 van hetzelfde besluit worden de woorden "worden gecentraliseerd geplaatst" vervangen door de woorden "kunnen gecentraliseerd worden geplaatst".

Art. 31.In hoofdstuk 11 van hetzelfde besluit wordt een artikel 95/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 95/1.De bepalingen uit dit besluit die van toepassing zijn op de Vlaamse Gemeenschap zijn overeenkomstig van toepassing op de Diensten met Afzonderlijk Beheer.

In afwijking van het eerste lid gebeurt de aanpassing van de begroting van een Dienst met Afzonderlijk Beheer als vermeld in artikel 109, § 2/3, eerste lid, van de codex, bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.

Alle beslissingen tot aanpassing van de begroting als vermeld in het tweede lid, worden onmiddellijk nadat ze ondertekend zijn, bezorgd aan de instantie die bevoegd is voor de begroting, voor bekendmaking op de website van die instantie.". HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen

Art. 32.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2023, met uitzondering van artikel 28 dat in werking treedt op 1 januari 2024.

De begroting voor het begrotingsjaar 2023 wordt opgesteld conform hoofdstuk 2 van het Besluit Vlaamse Codex overheidsfinanciën van 17 mei 2019, zoals van kracht vanaf 1 januari 2023.

Artikel 30 heeft uitwerking met ingang van 1 februari 2022.

Artikel 31 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2020.

Art. 33.De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiële operaties, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de boekhouding, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 28 oktober 2022.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed, M. DIEPENDAELE

^