gepubliceerd op 19 december 2018
Bestuursdecreet
7 DECEMBER 2018. - Bestuursdecreet (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Bestuursdecreet TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen Artikel I.1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
Art. I.2. Dit decreet zet de bepalingen om van: 1° richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie;2° richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad;3° richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties. HOOFDSTUK 2. - Definities Afdeling 1. - Definities met betrekking tot het toepassingsgebied
Art. I.3. In dit decreet wordt verstaan onder: 1° Vlaamse overheid: a) het Vlaams Parlement, zijn diensten, en de instellingen die aan het Vlaams Parlement verbonden zijn;b) de autonome diensten die onder toezicht staan van het Vlaams Parlement;c) de Vlaamse Regering en de kabinetten van de leden van de Vlaamse Regering;d) de Vlaamse administratie;e) de provinciegouverneurs en de arrondissementscommissarissen;f) de Vlaamse openbare instellingen die niet behoren tot de Vlaamse administratie;g) de Vlaamse adviesorganen;h) de Vlaamse administratieve rechtscolleges;2° Vlaamse administratie: a) de departementen;b) de intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid;c) de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid;d) de publiekrechtelijke vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen;e) de privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen, met uitzondering van de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid;f) de Dienst van de Bestuursrechtscolleges;g) de onderwijsinspectie;3° Vlaamse adviesorganen: a) de strategische adviesraden;b) de andere raden, commissies, comités en andere organen, ongeacht de benaming ervan, die voldoen aan elk van de volgende voorwaarden: 1) ze zijn opgericht bij decreet, bij besluit van de Vlaamse Regering, bij besluit van een Vlaamse minister, of bij wet, koninklijk besluit of ministerieel besluit in aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de gewesten of gemeenschappen behoren;2) hun opdracht bestaat er hoofdzakelijk in advies te verlenen, ongeacht de benaming ervan, uit eigen beweging of op verzoek;3) ze verlenen advies aan onder meer het Vlaams Parlement, de Vlaamse Regering, een Vlaamse minister of de Vlaamse administratie;4° Vlaamse openbare instellingen die niet behoren tot de Vlaamse administratie: a) het Fonds Flankerend Economisch Beleid - Hermes;b) het Financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij- en Aquacultuursector - FIVA;c) het Fonds Culturele Infrastructuur - FoCI;d) het Garantiefonds Huisvesting;e) het Grindfonds;f) het Vlaams Financieringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant;g) het Pendelfonds;h) het Rubiconfonds;i) het Topstukkenfonds;j) het Vlaams Brusselfonds;k) het Vlaams Fonds voor de Lastendelging - VFLD;l) het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds - VLIF;m) de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening - de Watergroep;n) het Vlaams Fonds voor de Letteren - VFL;o) de Vlaamse Radio en Televisie - VRT;p) de nv Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek - VITO;q) het Eigen Vermogen Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek - ILVO;r) het Eigen Vermogen Flanders Hydraulics;s) het Eigen Vermogen Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek - INBO;t) het ondersteunend centrum van het Agentschap voor Natuur en Bos - ANB;u) het Eigen Vermogen Informatie Vlaanderen - AIV;v) het Eigen Vermogen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen - KMSKA;w) de Limburgse Reconversiemaatschappij;x) de Participatiemaatschappij Vlaanderen;y) de Vlaamse Participatiemaatschappij;5° lokale overheden: a) de gemeenten;b) de districten;c) de provincies;d) de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;e) de samenwerkingsvormen, vermeld in deel 3, titel 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;f) de intergemeentelijke onderwijsvereniging, vermeld in het decreet van 28 november 2008 betreffende de intergemeentelijke onderwijsvereniging;g) de welzijnsverenigingen, vermeld in deel 3, titel 4, hoofdstuk 2, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;h) de autonome verzorgingsinstellingen, vermeld in deel 3, titel 4, hoofdstuk 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;i) de verzelfstandigde agentschappen die opgericht zijn door een provincie of een gemeente;j) de polders en de wateringen;k) de besturen van de erkende kerk- of geloofsgemeenschappen van de erkende erediensten;6° instellingen met een publieke taak: instellingen die niet behoren tot de Vlaamse overheid of tot een lokale overheid maar die voldoen aan al de volgende kenmerken: a) ze zijn opgericht met het specifieke doel te voorzien in behoeften van algemeen belang die niet van industriële of commerciële aard zijn;b) ze bezitten rechtspersoonlijkheid;c) 1) ofwel worden ze voor meer dan de helft gefinancierd door de Vlaamse overheid, een lokale overheid of een andere instelling met een publieke taak;2) ofwel hebben de Vlaamse overheid, een lokale overheid of een andere instelling met een publieke taak meer dan de helft van de stemmen in de raad van bestuur;3) ofwel staat hun beheer onder toezicht van de Vlaamse overheid, een lokale overheid of een andere instelling met een publieke taak;7° milieu-instanties: natuurlijke personen, groeperingen van natuurlijke personen, rechtspersonen of groeperingen van rechtspersonen, die niet behoren tot de Vlaamse overheid of een lokale overheid, en die niet beschouwd worden als een instelling met een publieke taak als vermeld in punt 6°, maar die voldoen aan elk van de volgende voorwaarden: a) ze staan onder het toezicht van de Vlaamse, een lokale overheid of een instelling met een publieke taak;b) ze oefenen openbare verantwoordelijkheden of functies uit of verlenen openbare diensten met betrekking tot het milieu;8° externe overheden: a) de overheden die tot het federale, supranationale of internationale niveau behoren;b) de overheden van andere gemeenschappen en gewesten;c) de lokale overheden van de andere gewesten. Afdeling 2. - Andere definities
Art. I.4. In dit decreet wordt verstaan onder: 1° algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);2° archiefinstelling: een instelling waaraan bestuursdocumenten worden overgedragen overeenkomstig wettelijke verplichtingen of waarvan de belangrijkste taak bestaat uit het bewaren van bestuursdocumenten waarvan de bewaartermijn verstreken is en de definitieve bestemming permanente bewaring is;3° bestuursdocumenten: alle informatie, ongeacht de drager ervan, die in het bezit is van een overheidsinstantie;4° bibliotheek: instantie waarvan de belangrijkste taak het bewaren en ontsluiten van uitgegeven schriftelijke en audiovisuele werken is;5° bonus: de extra bezoldiging die toegekend is aan de lijnmanager, boven op het jaarsalaris, omdat de vooraf afgesproken doelstellingen behaald zijn; 6° centrale website van de Vlaamse overheid: het webplatform Vlaanderen.be; 7° burgers: alle natuurlijke personen, groeperingen van natuurlijke personen, rechtspersonen of groeperingen van rechtspersonen;8° gebruikers: burgers, andere overheidsinstanties, externe overheden of instellingen met een publieke taak, in de mate dat ze in contact staan met de overheidsinstanties bij de toepassing van wettelijke of reglementaire bepalingen;9° jaarlijkse bezoldiging: het geïndexeerde jaarsalaris, inclusief toelagen en bonussen, maar uitgezonderd de sociale voordelen, voordelen van alle aard en onkostenvergoedingen;10° jaarsalaris: het geïndexeerde jaarsalaris, exclusief toelagen en bonussen;11° milieu-informatie: informatie over: a) het milieu;b) maatregelen en activiteiten die aanleiding geven of kunnen geven tot druk op het milieu, alsook de analyses en evaluaties ervan die relevant zijn voor de maatregelen en activiteiten, vermeld in punt e);c) de druk die de maatregelen en activiteiten, vermeld in punt b), veroorzaken op het milieu door factoren van milieuverstoring zoals verontreiniging;d) de natuur, de cultureel waardevolle gebieden en bouwwerken, de gezondheid, de veiligheid en de levensomstandigheden van de mens en de effecten daarop, in de mate dat ze worden of kunnen worden aangetast door de toestand van het milieu, de maatregelen en activiteiten, bedoeld in punt b), of de verstoringsfactoren, vermeld in punt c);e) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben het milieu en de elementen, vermeld in punt d), in stand te houden, te herstellen, te ontwikkelen, of druk op het milieu te voorkomen, te beperken of te compenseren, alsook de analyses en evaluaties ervan;12° museum: instantie waarvan de belangrijkste taak erin bestaat culturele hulpbronnen te bewaren en tentoon te stellen en die toegankelijk zijn voor het publiek;13° overheidscommunicatie: elke boodschap, bestemd voor het publiek of delen ervan, die uitgaat van overheidsinstanties, ongeacht wat de doelstellingen ervan zijn en welke kanalen ervoor worden gebruikt en ongeacht of de overheidsinstanties daarvoor samenwerken met derden;14° persoonsgegevens: de persoonsgegevens, vermeld in artikel 4, 1), van de algemene verordening gegevensbescherming;15° raad van bestuur: het bestuursorgaan van een rechtspersoon, ongeacht de benaming ervan, dat als college over de bevoegdheden beschikt die noodzakelijk zijn om de opdracht of het maatschappelijk doel van de rechtspersoon te verwezenlijken. TITEL II. - Relatie tussen burgers en de overheid HOOFDSTUK 1. - Communicatie tussen burgers en de overheid Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Art. II.1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende overheidsinstanties: 1° de Vlaamse overheid, met uitzondering van de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid; 2° de lokale overheden, behalve wat artikel II.4, II.8, II.9, II.11, eerste lid, en II.12 betreft.
Artikel II.3, eerste lid, II.5, II.6, tweede, derde en vierde lid, II.16 en II.17 zijn ook van toepassing op de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid, op de instellingen met een publieke taak, wat hun publieke taak betreft, en op de milieu-instanties wat hun milieuverantwoordelijkheden, -functies of -diensten betreft.
In afwijking van het eerste lid, 1°, zijn artikel II.11, eerste lid, en II.12 niet van toepassing op de Vlaamse adviesorganen, op het Vlaams Parlement, zijn diensten, de instellingen die aan het Vlaams Parlement verbonden zijn en de autonome diensten die onder toezicht staan van het Vlaams Parlement. Afdeling 2. - Principes voor informeren en participeren
Art. II.2. De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, informeren actief, op eigen initiatief, over hun beleid, regelgeving en dienstverlening, telkens als dat nuttig, belangrijk of noodzakelijk is.
De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, zien erop toe dat de informatie zo veel mogelijk personen, verenigingen of organisaties van de doelgroep bereikt. Ze kiezen aangepaste communicatiestrategieën voor thema's die moeilijk te bereiken doelgroepen aanbelangen.
De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, dragen er zorg voor dat: 1° de informatie correct, betrouwbaar en accuraat is;2° de informatie relevant is en gericht wordt verspreid;3° de informatie tijdig en systematisch wordt verspreid. Er mag geen informatie verspreid worden die valt onder de uitzonderingen, vermeld in artikel II.34, II.35 of II.36.
Art. II.3. De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, zorgen ervoor dat de informatie die relevant is voor hun taak en die ze zelf beheren of die voor hen wordt beheerd, zo veel mogelijk geordend, accuraat, vergelijkbaar en geactualiseerd is.
De informatie van de overheid is gemakkelijk te raadplegen voor het beoogde doelpubliek via diverse kanalen en media.
Art. II.4. De Vlaamse Regering wijst de instanties aan die ervoor moeten zorgen dat milieu-informatie op een actieve, systematische en transparante wijze onder de burgers of onder de betrokken doelgroepen verspreid wordt en op een doeltreffende wijze toegankelijk wordt gemaakt.
De Vlaamse Regering bepaalt welke milieu-informatie minimaal wordt verspreid en stelt nadere regels vast voor de wijze waarop milieu-informatie wordt verspreid en toegankelijk wordt gemaakt.
Art. II.5. De Vlaamse overheid bouwt een of meer gezamenlijke gegevensbronnen uit met basisinformatie van de Vlaamse overheid, de lokale overheden, de instellingen met een publieke taak en de milieu-instanties.
Onder basisinformatie wordt verstaan: 1° identificerende informatie;2° contactgegevens en informatie over dienstverlening;3° formele hoedanigheden. De lokale overheden, de instellingen met een publieke taak en de milieu-instanties verlenen hun medewerking aan een of meer gezamenlijke gegevensbronnen met basisinformatie als vermeld in het eerste lid.
Art. II.6. De burger kan met informatievragen terecht bij het centraal contact- en informatiepunt van de Vlaamse overheid. Dat contact- en informatiepunt is bereikbaar via diverse communicatiekanalen.
Daarnaast zijn alle personeelsleden van de overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, verplicht om iedereen die informatie zoekt, daarbij te helpen.
Als ze zelf niet beschikken over de gevraagde informatie, sturen ze de vraag rechtstreeks door naar de bevoegde instantie of naar het centrale contact- en informatiepunt.
Informatievragen worden kosteloos en binnen een redelijke termijn beantwoord, met behoud van de toepassing van artikel II.31, tweede lid, en artikel II.59.
Art. II.7. De burger krijgt, zelf of via zijn gemandateerde, een geconsolideerde en burgergerichte toegang tot de gegevens die op hem betrekking hebben en waarover de overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, beschikken.
Onder gegevens waarover de overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, beschikken wordt verstaan: gegevens die beheerd of verwerkt worden door een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.1, of gegevens die beheerd of verwerkt worden door een externe overheid waartoe een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.1, toegang heeft.
Het gaat onder meer om: 1° gegevens over natuurlijke personen of rechtspersonen;2° informatie over lopende dossiers;3° informatie over rechten die voortvloeien uit regelgeving en die kunnen afgeleid worden uit de gegevens, vermeld in punt 1°. Persoonsgegevens worden verwerkt met inachtneming van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens, en in het bijzonder die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of deelstatelijk niveau verder zijn of worden gespecificeerd.
De toegang, vermeld in het eerste lid, geldt niet ten aanzien van de overheidsinstanties en de externe overheden die met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de algemene verordening gegevensbescherming hebben gebruikgemaakt van de mogelijkheid om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon overeenkomstig de specifieke decretale bepalingen ter uitvoering van voormelde verordeningsbepaling.
Deze toegang mag alleen gebruikt worden door de burger om toegang te krijgen tot zijn gegevens en mag voor geen enkel ander doeleinde worden gebruikt.
De manier en de nadere inhoud van de toegang wordt bepaald door het agentschap Informatie Vlaanderen in overleg met de betrokken overheidsinstanties en externe overheden.
In afwijking van het zevende lid, duidt de Vlaamse Regering aan welke overheidsinstantie de manier en de nadere inhoud van de toegang tot gegevens met betrekking tot rechtspersonen en natuurlijke personen in hun hoedanigheid van ondernemer bepaalt in overleg met de betrokken overheidsinstanties en externe overheden.
De Vlaamse Regering kan overheidsinstanties als vermeld in artikel II.1, verplichten mee te werken aan het toegankelijk maken van gegevens, en kan ook andere verplichtingen opleggen voor de toegang, vermeld in het eerste lid.
Art. II.8. Als de Vlaamse Regering de inspraak van burgers wil verzekeren bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van haar beleid, informeert ze daarover minstens via het consultatieportaal op de centrale website van de Vlaamse overheid.
Art. II.9. § 1. De beslissingen van de Vlaamse Regering, met uitzondering van de beslissingen met individuele strekking, worden samen met de bijhorende documenten, systematisch gepubliceerd op de centrale website van de Vlaamse overheid. § 2. De Vlaamse Regering informeert de burgers over de Vlaamse regelgeving en in het bijzonder over de rechten en verplichtingen die daaruit voortvloeien, minstens via de centrale website van de Vlaamse overheid. § 3. Met toepassing van artikel 5/3, § 2, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, kunnen de adviezen van de Raad van State over voorontwerpen van decreet die niet zijn ingediend, de amendementen erop, en de ontwerpen van besluiten die niet zijn bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, alsook de teksten van die voorontwerpen, amendementen en ontwerpbesluiten worden bekendgemaakt door de Raad van State na de ontbinding van het Vlaams Parlement. Afdeling 3. - Normen voor overheidscommunicatie
Art. II.10. De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, communiceren in de standaardtaal en hanteren een heldere taal die begrijpelijk is voor de ontvanger.
Art. II.11. De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, verspreiden uitsluitend informatie die in overeenstemming is met het beleid van de hele Vlaamse overheid.
Uit de overheidscommunicatie moet duidelijk blijken in welke fase de besluitvorming of het project zich bevindt.
Art. II.12. De communicatie van de Vlaamse overheid is duidelijk en als zodanig herkenbaar.
De Vlaamse overheid profileert zich als één geheel en is altijd, ongeacht het kanaal of medium, herkenbaar als afzender of medeafzender, deelnemer, belanghebbende of betrokkene bij de communicatie. Alle onderdelen van de Vlaamse overheid maken zich herkenbaar door naar de Vlaamse overheid te verwijzen en kunnen daarnaast hun eigen entiteit tot uitdrukking brengen.
De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de toepassing van dit artikel.
Art. II.13. De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, die communiceren namens de overheid, communiceren politiek neutraal.
Art. II.14. De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, communiceren commercieel neutraal.
De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, lenen zich in hun eigen communicatie niet tot reclame of sluikreclame voor private bedrijven, merken of private personen. De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, kunnen in de communicatie alleen verwijzen naar private bedrijven of personen, hun merknamen, logo's, of de diensten die ze geleverd hebben, naar hun merken of producten, als die informatie relevant of noodzakelijk is voor hun eigen boodschap.
De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, kunnen in hun eigen communicatiekanalen of media alleen ruimte laten voor betalende reclame van private bedrijven, merken of personen, als die reclame duidelijk wordt onderscheiden van de communicatie van de overheid zelf.
De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, aanvaarden voor hun communicatie geen aanbiedingen tot samenwerking van private derden, waarin die derden een duidelijk aanwijsbaar eenzijdig of dominant belang hebben, ook niet als die samenwerking kosteloos is of tegen gunstige voorwaarden kan worden verkregen.
Art. II.15. De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, kunnen gebruikmaken van externe media onder de volgende voorwaarden: 1° het initiatief is gericht op een weloverwogen en duidelijk aanwijsbare communicatiedoelstelling van de overheid;2° de overheid behoudt de volledige zeggenschap over de inhoud van de boodschap;3° de overheid is duidelijk herkenbaar. Afdeling 4. - Toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties
Art. II.16. De websites en de mobiele applicaties van de overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, moeten voldoen aan de norm die opgelegd is met toepassing van richtlijn EU 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties, als dat geen onevenredige last met zich meebrengt voor de betrokken instantie.
De onevenredigheid van de last wordt beoordeeld op grond van de volgende criteria: 1° de omvang, de middelen en de aard van de betrokken overheidsinstantie;2° de geraamde kosten en baten voor de betrokken overheidsinstantie in verhouding tot de geraamde voordelen voor personen met een beperking, rekening houdend met de frequentie en de duur van het gebruik van de specifieke website of mobiele applicatie. De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.1, publiceren op hun website een toegankelijkheidsverklaring over de conformiteit van hun website of mobiele applicatie met de norm, vermeld in het eerste lid.
De Vlaamse Regering kan nadere regels vastleggen voor de modaliteiten van de toegankelijkheidsverklaring.
Art. II.17. Artikel II.16 is niet van toepassing op de websites en mobiele applicaties van de publieke omroepen.
Artikel II.16 is niet van toepassing op de volgende content van websites en mobiele applicaties: 1° documenten die niet primair voor gebruik op het internet bestemd zijn en die in webpagina's zijn verwerkt en die zijn gepubliceerd voor 23 september 2018, tenzij de inhoud nodig is voor actieve administratieve processen in het kader van taken die de betrokken overheidsinstanties vervullen;2° vooraf opgenomen, op tijd gebaseerde media, die gepubliceerd zijn vóór 23 september 2020;3° live uitgezonden media van het type louter geluid, louter videobeeld, audio-video, audio of video in combinatie met interactie;4° online kaarten en karteringsdiensten, als bij de kaarten die bestemd zijn voor navigatie, essentiële informatie op een toegankelijke, digitale wijze wordt verstrekt;5° reproducties van stukken die in particulier of openbaar bezit zijn en die van historisch, artistiek, archeologisch, esthetisch, wetenschappelijk of technisch belang zijn en deel uitmaken van verzamelingen die worden bewaard door culturele instellingen zoals bibliotheken, archiefinstellingen en musea, die niet volledig toegankelijk gemaakt kunnen worden omdat: a) de toegankelijkheidseisen onverenigbaar zijn met de bewaring van het stuk in kwestie of de authenticiteit van de reproductie;b) geautomatiseerde en kostenefficiënte oplossingen ontbreken om de tekst van manuscripten of andere stukken uit erfgoedcollecties te extraheren en om te zetten in inhoud die met de toegankelijkheidseisen strookt;6° inhoud van websites die alleen beschikbaar is voor een beperkt aantal personen en die gepubliceerd is vóór 23 september 2019, tot dergelijke websites ingrijpend herzien worden;7° inhoud die afkomstig is van derden en die niet door de betrokken overheidsinstantie wordt gefinancierd of ontwikkeld en evenmin onder haar gezag staat;8° content van websites en mobiele applicaties die niet noodzakelijk is voor actieve administratieve processen en die niet is bijgewerkt of aangepast na 23 september 2019. Voor scholen en voorzieningen voor kinderopvang van baby's en peuters en buitenschoolse opvang is artikel II.16 alleen van toepassing op de wezenlijke online administratieve functies. De Vlaamse Regering kan een lijst opstellen van die wezenlijke online administratieve functies. De scholen en voorzieningen voor kinderopvang van baby's en peuters en buitenschoolse opvang hoeven niet elk apart een toegankelijke website of mobiele applicatie te hebben als de toegang tot de wezenlijke online administratieve functies ook verzekerd kan worden via een centrale website.
Op vzw's of stichtingen is artikel II.16 alleen van toepassing als ze diensten verstrekken die essentieel zijn voor het publiek of diensten die specifiek gericht zijn op de behoeften van, of bedoeld zijn voor, personen met een beperking. HOOFDSTUK 2. - Individuele bestuurshandelingen Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Art. II.18. Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende overheidsinstanties: 1° de Vlaamse overheid, met uitzondering van de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid;2° de lokale overheden. Afdeling 2. - Uitwisseling van berichten
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen Art. II.19. Deze afdeling regelt de uitwisseling van berichten tussen een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.18, en gebruikers in de mate dat die berichten beogen rechtsgevolgen tot stand te brengen bij de toepassing van wettelijke of reglementaire bepalingen.
Art. II.20. Elk bericht dat uitgaat van een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.18, bevat de contactgegevens van degene die meer inlichtingen kan verstrekken over het dossier.
Art. II.21. Bij de kennisgeving van een beslissing of een administratieve handeling van individuele strekking die rechtsgevolgen heeft voor een gebruiker, wordt vermeld of beroep tegen de beslissing kan worden ingesteld, bij welke instantie en binnen welke termijn.
Als de kennisgeving niet voldoet aan de bepalingen van het eerste lid, start de termijn om een beroep in te dienen bij een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.18, pas vier maanden na de kennisgeving.
Onderafdeling 2. - Elektronische uitwisseling van berichten Art. II.22. § 1. Overheidsinstanties als vermeld in artikel II.18, voorzien voor een procedure in een elektronische weg om berichten uit te wisselen met gebruikers, ook als de toepasselijke regelgeving alleen voorziet in de uitwisseling via analoge weg, vanaf het moment waarop de overheidsinstantie de beslissing dat elektronische uitwisseling mogelijk is voor de procedure, heeft bekendgemaakt.
De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.18, kunnen beperkingen en technische eisen opleggen aan de uitwisseling via elektronische weg.
De Vlaamse Regering kan overheidsinstanties als vermeld in artikel II.18, verplichten om in procedures uitwisseling van berichten via elektronische weg mogelijk te maken. § 2. Als de toepasselijke regelgeving niet voorziet in elektronische uitwisseling van berichten, gelden de volgende voorwaarden voor de elektronische uitwisseling met burgers of externe overheden: 1° de overheidsinstanties, vermeld in artikel II.18, moeten burgers en externe overheden vooraf informeren over de te volgen procedures en over de rechtsgevolgen die de elektronische uitwisseling heeft; 2° de burgers of externe overheden moeten vooraf uitdrukkelijk ingestemd hebben met de uitwisseling van berichten via elektronische weg;3° de burgers en externe overheden moeten die instemming op elk moment kunnen intrekken. § 3. De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.18, die berichten via elektronische weg uitwisselen, garanderen voor de elektronische communicatie een voldoende graad van informatieveiligheid en onweerlegbaarheid.
Ze stellen maatregelen vast die aangepast zijn aan de omstandigheden en die gelijkwaardige garanties bieden voor informatieveiligheid en onweerlegbaarheid als de uitwisseling op analoge dragers. Die maatregelen worden bekendgemaakt.
De Vlaamse Regering kan de minimumnormen bepalen waaraan de maatregelen, vermeld in het tweede lid, moeten voldoen. § 4. Onder de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, 2 en 3, brengt de uitwisseling via elektronische weg dezelfde rechtsgevolgen tot stand als de uitwisseling op analoge dragers.
Art. II.23. Tenzij het anders voorzien is in de toepasselijke regelgeving, geldt als tijdstip waarop een bericht door een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.18, elektronisch is verzonden aan de geadresseerde, het tijdstip waarop het bericht het informatiesysteem verlaat dat de overheidsinstantie gebruikt. Als de overheidsinstantie en de geadresseerde gebruikmaken van hetzelfde informatiesysteem, geldt het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde als tijdstip van verzending door de overheidsinstantie en als tijdstip van ontvangst door de geadresseerde.
Tenzij het anders voorzien is in de toepasselijke regelgeving, geldt als tijdstip waarop een bericht elektronisch is ontvangen door een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.18, het tijdstip waarop het bericht het informatiesysteem dat die overheidsinstantie gebruikt, bereikt.
Als de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.18, en de geadresseerde gebruikmaken van hetzelfde informatiesysteem geldt een elektronisch bericht als aangetekende zending. Afdeling 3. - Bestuurshandelingen in elektronische vorm
Art. II.24. § 1. Overheidsinstanties als vermeld in artikel II.18, kunnen bestuursdocumenten op een elektronische informatiedrager opmaken, ook als de toepasselijke regelgeving alleen voorziet in bestuursdocumenten op analoge informatiedragers, op voorwaarde dat bewaring conform titel III, hoofdstuk 3, afdeling 5, mogelijk is. § 2. Als een bestuursdocument moet worden ondertekend om rechtsgevolgen tot stand te brengen, kan aan die vereiste worden voldaan door een elektronische procedure die op een aantoonbare wijze, die is aangepast aan de omstandigheden, de authenticiteit en de integriteit van de gegevens waarborgt.
Deze procedure wordt door de overheidsinstantie zelf vastgesteld. § 3. De Vlaamse Regering kan standaarden opleggen voor en nadere regels bepalen met betrekking tot de opmaak van bestuursdocumenten op een elektronische drager als vermeld in paragraaf 1, en met betrekking tot de vaststelling van de procedures, vermeld in paragraaf 2, tweede lid.
Art. II.25. Overheidsinstanties als vermeld in artikel II.18, kunnen de analoge bestuursdocumenten die ze opmaken of ontvangen bij de toepassing van wettelijke of reglementaire bepalingen, vervangen door elektronische kopieën.
De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor die vervanging.
Elektronische kopieën die worden opgemaakt en bewaard conform deze regels, behouden dezelfde geldigheid als de originelen voor de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen, vermeld in het eerste lid. HOOFDSTUK 3. - Toegang tot bestuursdocumenten Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. II.26. Dit hoofdstuk regelt het recht om bestuursdocumenten te raadplegen en er een afschrift van te krijgen, vermeld in artikel 32 van de Grondwet, om uitleg te krijgen bij bestuursdocumenten en om persoonsgegevens in bestuursdocumenten te laten verbeteren.
Art. II.27. Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan decretale bepalingen die in een ruimere openbaarheid van bestuur voorzien.
Art. II.28. § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende overheidsinstanties: 1° de Vlaamse overheid;2° de lokale overheden;3° de instellingen met een publieke taak, wat hun publieke taak betreft;4° de milieu-instanties wat hun milieuverantwoordelijkheden, -functies of -diensten betreft. Wat betreft de instellingen met een publieke taak die voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel I.3, 6°, c), 1), maar niet aan de voorwaarden, vermeld in artikel I.3, 6°, c), 2) of 3), is dit hoofdstuk alleen van toepassing op de bestuursdocumenten die betrekking hebben op beslissingen die derden binden. § 2. Dit hoofdstuk is van toepassing op de bestuursdocumenten die in het bezit zijn van overheidsinstanties als vermeld in paragraaf 1, met uitzondering van: 1° de bestuursdocumenten van het Vlaams Parlement en de instellingen die eraan verbonden zijn, die geen betrekking hebben op overheidsopdrachten of op personeelsaangelegenheden;2° de bestuursdocumenten van de Vlaamse administratieve rechtscolleges die betrekking hebben op de uitoefening van de rechterlijke functie;3° de bestuursdocumenten van andere instanties met een rechterlijke hoedanigheid, in de mate dat de documenten betrekking hebben op de uitoefening van de rechterlijke functie. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt milieu-informatie, die in opdracht van een overheidsinstantie als vermeld in paragraaf 1, door een natuurlijke persoon of rechtspersoon wordt beheerd, beschouwd als bestuursdocument.
Art. II.29. Wat de lokale overheden betreft, wordt de beslissing over de aanvraag tot openbaarmaking, onverminderd delegatie, genomen door de volgende personen: 1° voor de gemeenten, de districten en de OCMW's: door de algemeen directeur;2° voor de provincies: door de griffier;3° voor de polders en wateringen: door de dijkgraaf van de polder of de voorzitter van de watering;4° voor de besturen van de erkende kerk- of geloofsgemeenschappen van de erkende erediensten: door hun voorzitter. Art. II.30. § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk gaan de beslissings- en uitvoeringstermijnen in op de dag nadat de aanvraag geregistreerd is, of als de aanvraag niet geregistreerd is, op de dag nadat de aanvraag is ontvangen. § 2. Die termijnen verstrijken om 24 uur van de laatste dag. Afdeling 2. - Principes
Art. II.31. De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.28, § 1, zijn verplicht aan iedereen die erom verzoekt, de gewenste bestuursdocumenten openbaar te maken door er inzage in te verlenen of er een afschrift van te overhandigen, of er uitleg over te verschaffen.
De inzage en de uitleg zijn kosteloos. De overheidsinstanties kunnen de overhandiging van een afschrift afhankelijk maken van de betaling van een bedrag op basis van een redelijke kostprijs met behoud van de toepassing van artikel 12, lid 5, en artikel 15, lid 3, van de algemene verordening gegevensbescherming.
De verplichting, vermeld in het eerste lid, brengt niet de verplichting mee om het gevraagde bestuursdocument te verwerken of te analyseren.
Art. II.32. Een bestuursdocument dat in het bezit is van een personeelslid van een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.28, § 1, is een bestuursdocument dat in het bezit is van die instantie als het bestuursdocument betrekking heeft op de uitoefening van de taken van die instantie.
Bij het Vlaams Parlement wordt met het begrip personeelslid als vermeld in het eerste lid, uitsluitend een personeelslid van de diensten van het parlement bedoeld. Afdeling 3. - Uitzonderingen op de openbaarheid van bestuursdocumenten
Art. II.33. Tenzij het belang van de openbaarheid primeert, mogen de overheidsinstanties, vermeld in artikel II.28, § 1, een aanvraag afwijzen: 1° als de aanvraag kennelijk onredelijk blijft of op een te algemene wijze geformuleerd blijft, na een verzoek van de betrokken instantie tot herformulering van de eerste aanvraag als vermeld in artikel II.42; 2° als de aanvraag betrekking heeft op bestuursdocumenten die niet af of onvolledig zijn. Art. II.34. Tenzij de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie, wijzen de overheidsinstanties, vermeld in artikel II.28, § 1, een aanvraag tot openbaarmaking af als: 1° de openbaarmaking afbreuk doet aan een geheimhoudingsverplichting, vastgesteld in een aangelegenheid waarvoor de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest bevoegd is;2° de openbaarmaking afbreuk doet aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon met de openbaarmaking instemt;3° de openbaarmaking afbreuk doet aan het geheim van de beraadslagingen van de organen van de Vlaamse overheid, van de organen van de lokale overheden, van de organen van de instellingen met een publieke taak en van de organen van de milieu-instanties;4° het om bestuursdocumenten gaat die uitsluitend ten behoeve van de strafvordering of de vordering van een administratieve sanctie werden opgesteld;5° het om bestuursdocumenten gaat die uitsluitend ten behoeve van de mogelijke toepassing van tuchtmaatregelen zijn opgesteld, zolang de mogelijkheid om een tuchtmaatregel te nemen blijft bestaan;6° het om bestuursdocumenten gaat die informatie bevatten die door een derde is verstrekt zonder dat hij daartoe verplicht is en die hij uitdrukkelijk als vertrouwelijk heeft bestempeld, tenzij die persoon met de openbaarmaking instemt. Art. II.35. Tenzij de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie, wijzen de overheidsinstanties, vermeld in artikel II.28, § 1, een aanvraag tot openbaarmaking af als ze van oordeel zijn dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van een van de volgende belangen: 1° een economisch, financieel of commercieel belang van de overheidsinstanties;2° het vertrouwelijke karakter van de internationale betrekkingen van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap en van de betrekkingen van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap met de supranationale instellingen, met de federale overheid en met andere gemeenschappen en gewesten;3° het vertrouwelijke karakter van commerciële en industriële informatie, als die informatie beschermd wordt om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren, tenzij degene van wie de informatie afkomstig is met de openbaarheid instemt;4° de rechtspleging in een burgerlijk of administratief rechtsgeding en de mogelijkheid om een eerlijk proces te krijgen;5° het vertrouwelijke karakter van de handelingen van een overheidsinstantie als die vertrouwelijkheid noodzakelijk is voor de uitoefening van de administratieve handhaving, een audit die in uitvoering is of de politieke besluitvorming;6° de openbare orde en de veiligheid. Art. II.36. § 1. Als de aanvraag tot openbaarmaking betrekking heeft op bestuursdocumenten die milieu-informatie bevatten geldt, in afwijking van artikel II.34 en II.35, de volgende regeling.
De overheidsinstanties, vermeld in artikel II.28, § 1, wijzen de aanvraag tot openbaarmaking af als ze van oordeel zijn dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van een van de volgende belangen: 1° de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon met de openbaarmaking instemt;2° het geheim van de beraadslagingen van de organen van de Vlaamse overheid, van de organen van de lokale overheden, van de organen van de instellingen met een publieke taak en van de organen van de milieu-instanties;3° het vertrouwelijke karakter van bestuursdocumenten die uitsluitend ten behoeve van de strafvordering of de vordering van een administratieve sanctie zijn opgesteld;4° het vertrouwelijke karakter van bestuursdocumenten die uitsluitend ten behoeve van de mogelijke toepassing van tuchtmaatregelen werden opgesteld, zolang de mogelijkheid om een tuchtmaatregel te nemen blijft bestaan;5° de bescherming van de informatie die een derde heeft verstrekt zonder dat hij daartoe verplicht is, en die hij uitdrukkelijk als vertrouwelijk heeft bestempeld, tenzij die persoon met de openbaarmaking instemt;6° het vertrouwelijke karakter van de internationale betrekkingen van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap en van de betrekkingen van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap met de supranationale instellingen, met de federale overheid en met andere gemeenschappen en gewesten;7° het vertrouwelijke karakter van commerciële en industriële informatie, als die informatie beschermd wordt om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren, tenzij degene van wie de informatie afkomstig is, met de openbaarheid instemt;8° de rechtspleging in een burgerlijk of administratief rechtsgeding en de mogelijkheid om een eerlijk proces te krijgen;9° het vertrouwelijke karakter van de handelingen van een overheidsinstantie, als die vertrouwelijkheid noodzakelijk is voor de uitoefening van de administratieve handhaving, een audit die in uitvoering is of de politieke besluitvorming;10° de openbare orde en de veiligheid;11° de bescherming van het milieu waarop de informatie betrekking heeft. § 2. Als de aanvraag betrekking heeft op bestuursdocumenten die informatie bevatten over emissies in het milieu, zijn de uitzonderingsgronden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, 2°, 5°, 7°, 9° en 11°, niet van toepassing.
Voor de uitzonderingsgronden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 3°, 4°, 6°, 8° en 10°, wordt in aanmerking genomen of de informatie waarom verzocht wordt, betrekking heeft op emissies in het milieu. § 3. Als de aanvraag betrekking heeft op bestuursdocumenten die informatie bevatten als vermeld in het samenwerkingsakkoord van 16 februari 2016 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, zijn de bepalingen van paragraaf 1 en 2 van toepassing.
Art. II.37. Als de aanvraag tot openbaarmaking betrekking heeft op bestuursdocumenten die meer dan twintig jaar geleden opgemaakt of ontvangen zijn, kunnen de uitzonderingsgronden, vermeld in artikel II.34, 3°, 4° en 5°, artikel II.35, 1°, 4°, 5° en 6°, en artikel II.36, § 1, tweede lid, 2°, 3°, 4°, 8°, 9°, 10° en 11°, niet ingeroepen worden om de openbaarmaking te weigeren.
Als de aanvraag tot openbaarmaking betrekking heeft op bestuursdocumenten die meer dan vijftig jaar geleden opgemaakt of ontvangen zijn, kunnen ook de uitzonderingsgronden, vermeld in artikel II.34, 1° en 6°, in artikel II.35, 2° en 3°, en in artikel II.36, § 1, tweede lid, 5°, 6° en 7°, niet ingeroepen worden om de openbaarmaking te weigeren.
Als de aanvraag tot openbaarmaking betrekking heeft op bestuursdocumenten die meer dan honderdtwintig jaar geleden opgemaakt of ontvangen zijn of als de aanvraag betrekking heeft op persoonsgegevens van een persoon die meer dan twintig jaar geleden overleden is, kunnen ook de uitzonderingsgronden, vermeld in artikel II.34, 2°, en in artikel II.36, § 1, tweede lid, 1°, niet ingeroepen worden om de openbaarmaking te weigeren.
Art. II.38. Als universiteiten, hogescholen of erkende onderzoeksinstellingen een aanvraag tot openbaarmaking indienen voor wetenschappelijke doeleinden, kunnen de overheidsinstanties, vermeld in artikel II.28, § 1, beslissen de volgende uitzonderingsgronden niet in te roepen: 1° de uitzonderingsgronden, vermeld in artikel II.35 en II.36, § 1, tweede lid, 2° tot en met 11° ; 2° de uitzonderingsgrond, vermeld in artikel II.34, 2°, en II.36, § 1, tweede lid, 1°, binnen de grenzen van artikel 89, eerste lid, van de algemene verordening gegevensbescherming; 3° de uitzonderingsgronden, vermeld in artikel II.34, 5° en 6°, op voorwaarde dat dat de betrokkene toegestemd heeft met de openbaarmaking.
De Vlaamse Regering stelt de nadere bepalingen vast voor de toepassing van dit artikel.
Art. II.39. De uitzonderingen, vermeld in deze afdeling, worden geval per geval restrictief uitgelegd.
De uitzonderingen, vermeld in deze afdeling, gelden met behoud van de toepassing van de andere uitzonderingen die bij de wet, het decreet of de ordonnantie bepaald zijn en die verband houden met de uitoefening van de bevoegdheden van de federale overheid of andere gemeenschappen of gewesten.
De uitzonderingen, vermeld in deze afdeling, gelden ook voor de administratieve overheden van andere gemeenschappen en gewesten en op federaal niveau in de mate dat die uitzonderingen de openbaarheid van bestuursdocumenten verbieden of beperken op gronden die tot de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest behoren. Afdeling 4. - De aanvraagprocedure
Art. II.40. § 1. De aanvraag wordt per brief, e-mail of, in voorkomend geval, webformulier ingediend bij de overheidsinstantie die het bestuursdocument bezit.
Als de aanvraag wordt ingediend bij een overheidsinstantie die het bestuursdocument niet bezit, stuurt de overheidsinstantie de aanvraag zo snel mogelijk door naar de overheidsinstantie die het document vermoedelijk bezit. De aanvrager wordt daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht. § 2. De aanvraag bevat de volgende informatie: 1° de naam van de aanvrager;2° het adres van de aanvrager;3° de informatie die nodig is om het gevraagde bestuursdocument te identificeren;4° de keuze voor inzage of afschrift. De aanvrager kan eventueel ook de vorm aangeven waarin hij de gevraagde informatie wil ontvangen. § 3. De aanvrager hoeft geen belang aan te tonen.
Voor de openbaarmaking van informatie van persoonlijke aard moet de aanvrager evenwel aantonen dat hij rechtstreeks en persoonlijk in zijn rechtssituatie kan worden geraakt door ofwel: 1° de informatie;2° de beslissing waarop de informatie betrekking heeft;3° de beslissing ter voorbereiding waarvan het document dat de informatie bevat, is opgesteld. Onder informatie van persoonlijke aard wordt verstaan: informatie die betrekking heeft op een beoordeling of een waardeoordeel, of die de beschrijving van een gedrag bevat van een bij name genoemd of een gemakkelijk identificeerbare natuurlijke persoon.
Het tweede lid is niet van toepassing als de aanvraag betrekking heeft op: 1° informatie van persoonlijke aard over de aanvrager zelf;2° milieu-informatie;3° bestuursdocumenten die meer dan dertig jaar geleden opgemaakt of ontvangen zijn; 4° bestuursdocumenten die aangevraagd worden in het kader van wetenschappelijk onderzoek als vermeld in artikel II.38. § 4. Als de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie kan de aanvrager zelf een redelijke termijn voorstellen waarin hij de informatie wil ontvangen.
Als de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie kan de aanvrager bijkomend vragen welke meetmethodes gebruikt zijn om de informatie samen te stellen, met inbegrip van de methodes voor analysering, monstername en voorbehandeling van de monsters.
Art. II.41. De overheidsinstantie, vermeld in artikel II.28, § 1, die een aanvraag ontvangt voor een bestuursdocument dat het bezit, noteert de aanvraag zo snel mogelijk in een register, met vermelding van de ontvangstdatum.
De registratie is openbaar voor de aanvrager.
Art. II.42. Als de aanvraag kennelijk onredelijk is of op een te algemene wijze is geformuleerd, verzoekt de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.28, § 1, zo spoedig mogelijk, en uiterlijk binnen twintig kalenderdagen, de aanvrager om zijn aanvraag te specificeren of te vervolledigen.
De overheidsinstantie motiveert dat verzoek en geeft, indien mogelijk, aan welke bijkomende gegevens nodig zijn om de aanvraag te kunnen onderzoeken.
Art. II.43. § 1. Nadat ze de aanvraag geregistreerd heeft, onderzoekt de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.28, § 1, of de aanvraag ingewilligd kan worden met inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk.
De aanvraag wordt zo snel mogelijk en uiterlijk binnen twintig kalenderdagen per brief, per e-mail of, in voorkomend geval, per webformulier beantwoord.
Bij de kennisgeving van de beslissing wordt vermeld dat beroep kan ingesteld worden bij de beroepsinstantie, vermeld in artikel III.90, binnen de termijn, vermeld in artikel II.48, § 1. § 2. Als de aanvraag overeenkomstig artikel II.42 kennelijk onredelijk is of op een te algemene wijze geformuleerd is, begint een nieuwe termijn van twintig kalenderdagen te lopen vanaf het moment dat de aanvrager zijn aanvraag gespecificeerd of vervolledigd heeft. § 3. Als de overheidsinstantie oordeelt dat ze de aanvraag moeilijk tijdig kan toetsen aan de uitzonderingen deelt ze mee aan de aanvrager dat de termijn van twintig kalenderdagen verlengd wordt tot een termijn van veertig kalenderdagen. De verlengingsbeslissing vermeldt de reden of de redenen voor het uitstel.
Art. II.44. § 1. Als de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.28, § 1, beslist dat de aanvraag kan worden ingewilligd of gedeeltelijk kan worden ingewilligd, voert ze die beslissing zo snel mogelijk uit en uiterlijk binnen de termijn van twintig kalenderdagen, vermeld in artikel II.43, § 1 of § 2.
Als de overheidsinstantie oordeelt dat ze de gevraagde informatie moeilijk tijdig kan verzamelen, kan ze de termijn verlengen tot veertig kalenderdagen conform artikel II.43, § 3. § 2. Als de aanvrager wil gebruikmaken van zijn recht op inzage, stelt de overheidsinstantie die het bestuursdocument bezit, in overleg met de aanvrager de plaats, de datum en het tijdstip van inzage vast. De aanvrager moet het bestuursdocument onder redelijke omstandigheden kunnen inkijken en moet daarvoor ook voldoende tijd krijgen. De overheidsinstanties kunnen nadere regels vaststellen voor de wijze waarop het inzagerecht kan worden uitgevoerd. § 3. De overheidsinstantie die een aanvraag tot openbaarmaking inwilligt, vermeldt in voorkomend geval in de beslissing dat die inwilliging geen toestemming inhoudt om de gevraagde bestuursdocumenten te hergebruiken als vermeld in hoofdstuk 4.
Art. II.45. § 1. Als het bestuursdocument niet in de gevraagde vorm beschikbaar is of redelijkerwijze ter beschikking kan gesteld worden, deelt de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.28, § 1, in haar beslissing aan de aanvrager mee in welke andere vorm of vormen het bestuursdocument beschikbaar is of redelijkerwijze ter beschikking gesteld kan worden. § 2. Een bestuursdocument wordt gedeeltelijk openbaar gemaakt als informatie waarop een uitzondering van toepassing is als vermeld in afdeling 3 of waarvoor de verplichting geldt inzake het aantonen van het belang, vermeld in artikel II.40, § 3, tweede lid, samen met andere informatie in een bestuursdocument opgenomen is, en het mogelijk is om de informatie die niet openbaar kan gemaakt worden, te scheiden van de andere informatie.
In dat geval vermeldt de overheidsinstantie uitdrukkelijk in haar beslissing dat een bestuursdocument maar gedeeltelijk openbaar mag worden gemaakt. Ze geeft zo veel mogelijk aan op welke plaatsen informatie is weggelaten en op grond van welke bepaling dit gebeurde. § 3. Als de overheidsinstantie de milieu-informatie niet ter beschikking kan stellen van de aanvrager binnen de termijn die hij voorstelt met toepassing van artikel II.40, § 4, eerste lid, motiveert ze dat in haar beslissing.
Art. II.46. Als de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.28, § 1, de aanvraag afwijst, deelt ze de aanvrager de gronden voor die afwijzing mee.
Als de aanvraag wordt afgewezen op grond van artikel II.33, 2°, vermeldt de beslissing ook welke overheidsinstantie verantwoordelijk is voor de afwerking van het bestuursdocument, alsook de geschatte termijn voor de voltooiing ervan.
Als de aanvraag wordt afgewezen op grond van artikel II.34, 2° of 6°, artikel II.35, 3°, of artikel II.36, § 1, tweede lid, 1°, 5° of 7°, neemt de overheidsinstantie contact op met de betrokkene en vraagt ze of de aanvrager toestemming krijgt om alsnog toegang te krijgen tot het gevraagde bestuursdocument. Afdeling 5. - De aanvraag tot aanvulling of verbetering van
bestuursdocumenten Art. II.47. § 1. Onverminderd de toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens kan elke burger die vaststelt dat een bestuursdocument onjuiste of onvolledige persoonsgegevens over hem bevat, de bevoegde overheidsinstantie verplichten de informatie te verbeteren of aan te vullen, op voorwaarde dat hij de nodige bewijsstukken kan voorleggen.
De verbetering of aanvulling is kosteloos.
Tenzij door of krachtens een wet of een decreet een specifieke aanpassingsprocedure is voorgeschreven, dient hij daarvoor een aanvraag in bij de bevoegde overheidsinstantie per brief, per e-mail of, in voorkomend geval, per webformulier. § 2. De aanvraag bevat, naast de gegevens, vermeld in artikel II.40, § 2, ook de nodige bewijsstukken. § 3. De overheidsinstantie, vermeld in artikel II.28, § 1, die een aanvraag ontvangt tot aanvulling of verbetering van een bestuursdocument waarvoor het bevoegd is, noteert de aanvraag onmiddellijk in het register, vermeld in artikel II.41.
Als de aanvraag op een te algemene wijze is geformuleerd of als de nodige bewijsstukken ontbreken, verzoekt de overheidsinstantie de aanvrager, zo snel mogelijk en uiterlijk binnen twintig kalenderdagen, om zijn aanvraag te specificeren of te vervolledigen. De termijn, vermeld in paragraaf 4, begint opnieuw te lopen op het moment dat de aanvrager zijn aanvraag gespecificeerd of vervolledigd heeft. § 4. Als de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.28, § 1, beslist dat de aanvraag tot verbetering of aanvulling kan worden ingewilligd, voert ze die beslissing onmiddellijk uit en bezorgt ze de aanvrager binnen twintig kalenderdagen een afschrift van het aangepaste bestuursdocument.
Als de overheidsinstantie de verbetering of aanvulling onmogelijk binnen twintig kalenderdagen kan doorvoeren, deelt ze aan de aanvrager mee dat de termijn van twintig kalenderdagen verlengd wordt tot veertig kalenderdagen. Deze verlenging kan alleen gemotiveerd worden door procedurevoorschriften die door of krachtens een wet of decreet zijn opgelegd. § 5. Als de overheidsinstantie oordeelt dat de aanvraag ongegrond is, deelt ze de gronden voor de afwijzing van de aanvraag per brief, per e-mail of, in voorkomend geval, per webformulier mee aan de aanvrager binnen twintig kalenderdagen na de aanvraag of na de specificatie of vervollediging van de aanvraag door de aanvrager. Afdeling 6. - Beroepsprocedure
Art. II.48. § 1. De aanvrager kan beroep instellen tegen: 1° een beslissing van een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.28, § 1, over een aanvraag als vermeld in artikel II.40 of II.47; 2° het uitblijven van een beslissing nadat de termijn waarbinnen de beslissing moest worden genomen, verstreken is;3° een onwillige uitvoering van een beslissing tot openbaarmaking, aanvulling of verbetering. Hij stelt dat beroep in bij de beroepsinstantie, vermeld in artikel III.90.
De aanvrager dient het beroep per brief, per e-mail of, in voorkomend geval, per webformulier in binnen een termijn van dertig kalenderdagen die, naargelang het geval, ingaat op de dag nadat de beslissing verstuurd is, of op de dag nadat de termijn, vermeld in artikel II.44, § 1, verstreken is.
Als de kennisgeving van de beslissing niet voldoet aan de bepalingen van artikel II.43, § 1, derde lid, start de termijn om een beroep in te dienen pas vier maanden na de kennisgeving.
De termijn om een beroep in te stellen neemt geen aanvang bij ontstentenis van een beslissing. § 2. De aanvrager bezorgt aan de beroepsinstantie een afschrift van zijn oorspronkelijke aanvraag en de beslissing van de betrokken overheidsinstantie waartegen beroep wordt ingesteld, als er een beslissing is genomen.
Als de voormelde documenten ontbreken, dan wordt de behandelingstermijn, vermeld in artikel II.50, § 1, opgeschort, tot de beroepsinstantie in het bezit is van de vereiste documenten.
Art. II.49. De beroepsinstantie die een beroep ontvangt, noteert dat zo snel mogelijk in een register, met vermelding van de ontvangstdatum. De registratie is openbaar voor de aanvrager die het beroep heeft ingesteld en voor de betrokken overheidsinstantie.
De beroepsinstantie brengt de betrokken overheidsinstantie onmiddellijk op de hoogte van het beroep.
Art. II.50. § 1. De beroepsinstantie spreekt zich uit over het beroep en brengt zowel de aanvrager als de betrokken overheidsinstantie binnen een termijn van dertig kalenderdagen per brief, e-mail of, in voorkomend geval, per webformulier op de hoogte van haar beslissing.
Als de beroepsinstantie oordeelt dat ze de aanvraag moeilijk tijdig kan toetsen aan de uitzonderingsgronden, vermeld in dit hoofdstuk, deelt ze aan de indiener van het beroep mee dat de termijn van dertig kalenderdagen verlengd wordt tot een termijn van vijfenveertig kalenderdagen. De verlengingsbeslissing vermeldt de reden of de redenen voor het uitstel.
Als de aanvraag tot openbaarmaking wordt afgewezen op grond van artikel II.34, 2° of 6°, artikel II.35, 3°, of artikel II.36, § 1, tweede lid, 1°, 5° of 7°, neemt de beroepsinstantie contact op met de betrokkene en vraagt ze of de aanvrager toestemming krijgt om alsnog toegang te krijgen tot het gevraagde bestuursdocument, als die toestemming nog niet is gevraagd door de betrokken overheidsinstantie. § 2. Als de beroepsinstantie het beroep inwilligt, staat zij de openbaarmaking of de verbetering of aanvulling toe. § 3. De overheidsinstantie die de informatie bezit, voert de beslissing tot inwilliging van het beroep zo snel mogelijk en uiterlijk binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van de beslissing van de beroepsinstantie uit.
Als de overheidsinstantie de beslissing niet heeft uitgevoerd binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, voert de beroepsinstantie de beslissing zo snel mogelijk uit voor zover ze de gevraagde bestuursdocumenten bezit.
Voor de lokale overheden kan de beroepsinstantie een personeelslid gelasten zich ter plaatse te begeven om zelf de beslissing ten uitvoer te leggen. Dat kan alleen na een waarschuwing per brief of per e-mail.
Artikel II.44, § 2, is van overeenkomstige toepassing.
Art. II.51. Als er een beroep aanhangig wordt gemaakt, kan de beroepsinstantie alle bestuursdocumenten ter plaatse inzien of een afschrift ervan opvragen bij de betrokken overheidsinstantie.
De beroepsinstantie kan alle betrokken partijen en deskundigen horen en de personeelsleden van de betrokken overheidsinstantie om extra inlichtingen vragen. HOOFDSTUK 4. - Hergebruik van overheidsinformatie Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. II.52. Dit hoofdstuk regelt het recht van burgers om bestuursdocumenten te hergebruiken voor andere commerciële of niet-commerciële doeleinden dan het oorspronkelijke doel binnen de publieke taak waarvoor de bestuursdocumenten zijn geproduceerd.
Het gebruik van bestuursdocumenten binnen de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.53, § 1, uitsluitend voor andere doeleinden binnen de publieke taak en de uitwisseling van bestuursdocumenten tussen overheidsinstanties, vermeld in artikel II.53, § 1, uitsluitend met het oog op de vervulling van hun publieke taak zijn geen hergebruik. De uitwisseling van gegevens tussen overheidsinstanties wordt geregeld in titel III, hoofdstuk 3, afdeling 3.
Art. II.53. § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende overheidsinstanties: 1° de Vlaamse overheid; 2° de lokale overheden, behalve wat artikel II.62 betreft; 3° de instellingen met een publieke taak, wat hun publieke taak betreft; 4° de milieu-instanties wat hun milieuverantwoordelijkheden, -functies of -diensten betreft, behalve wat artikel II.62 betreft.
Wat betreft de instellingen met een publieke taak die voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel I.3, 6°, c), 1), maar niet aan de voorwaarden, vermeld in artikel I.3, 6°, c), 2) of 3), is dit hoofdstuk alleen van toepassing op de bestuursdocumenten die betrekking hebben op beslissingen die derden binden. § 2. Dit hoofdstuk is van toepassing op de bestuursdocumenten van de overheidsinstanties, vermeld in paragraaf 1, met uitzondering van: 1° de bestuursdocumenten waarvan de verstrekking een activiteit is die niet valt onder de publieke taak van de betrokken overheidsinstanties, op voorwaarde dat de omvang van de publieke taken transparant is en aan toetsing is onderworpen;2° de bestuursdocumenten waarvoor een overheidsinstantie niet de nodige rechten heeft om hergebruik toe te staan;3° de bestuursdocumenten of onderdelen ervan waarvoor de toegang is uitgesloten op basis van de geldende regeling inzake toegang tot bestuursdocumenten;4° de bestuursdocumenten waarover openbare omroepen of hun dochterondernemingen en andere instellingen of hun dochterondernemingen beschikken om een publiekeomroeptaak te vervullen;5° de bestuursdocumenten waarover onderwijs- of onderzoeksinstellingen beschikken, met inbegrip van overheidsinstanties die zijn opgericht voor de overdracht van onderzoeksresultaten, scholen en instellingen voor hoger onderwijs, met uitzondering van bibliotheken van instellingen voor hoger onderwijs;6° de bestuursdocumenten waarover andere culturele instellingen dan musea, bibliotheken en archiefinstellingen beschikken;7° de gedeelten van bestuursdocumenten die alleen logo's, wapens en insignes bevatten;8° de broncode van computerprogramma's. Art. II.54. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° machinaal leesbaar formaat: een bestandsformaat dat zodanig is gestructureerd dat softwaretoepassingen specifieke gegevens, met inbegrip van individuele feitenbeschrijvingen, en de interne structuur ervan gemakkelijk kunnen identificeren, herkennen en extraheren;2° open formaat: een bestandsformaat dat platformonafhankelijk is en voor het publiek beschikbaar is zonder enige beperking die het hergebruik van informatie verhindert;3° formele open standaard: een standaard die schriftelijk is vastgesteld, met vermelding van specificaties voor de wijze waarop de interoperabiliteit van de software moet worden gegarandeerd;4° metagegevens: de beschrijving van bestuursdocumenten die het mogelijk maakt die bestuursdocumenten te zoeken, te inventariseren en te gebruiken;5° instellingen voor hoger onderwijs: overheidsinstanties die postsecundair hoger onderwijs verstrekken dat tot een academische graad leidt. Afdeling 2. - Principes van hergebruik van bestuursdocumenten
Art. II.55. Elke overheidsinstantie, vermeld in artikel II.53, § 1, staat het hergebruik van de bestuursdocumenten die ze bezit en waarop ze de nodige rechten heeft toe, zowel voor commerciële als niet-commerciële doeleinden, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
In afwijking van het eerste lid bepalen de bibliotheken, met inbegrip van de bibliotheken van instellingen voor hoger onderwijs, de musea en de archiefinstellingen, met betrekking tot de bestuursdocumenten die ze bezitten en waarop ze de nodige rechten hebben om hergebruik toe te staan, autonoom of het hergebruik van die bestuursdocumenten is toegestaan voor zowel commerciële als niet-commerciële doeleinden en onder welke voorwaarden.
In geval van hergebruik stelt de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.53, § 1, de bestuursdocumenten zo veel mogelijk via elektronische weg beschikbaar in de al bestaande formaten of talen en, als dat mogelijk en passend is, in een open en machinaal leesbaar formaat, samen met de metagegevens ervan. Zowel het formaat als de metagegevens voldoen zo veel mogelijk aan formele open standaarden.
Art. II.56. Als de bestuursdocumenten voor hergebruik in aanmerking komen en onder de voorwaarden, vermeld in artikel II.66, stelt de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.53, § 1, de bestuursdocumenten ter beschikking in de vorm die de aanvrager vraagt.
Als de bestuursdocumenten niet in de gevraagde vorm beschikbaar zijn, deelt de overheidsinstantie in haar beslissing aan de aanvrager mee in welke andere vorm of vormen de bestuursdocumenten beschikbaar zijn of redelijkerwijze ter beschikking gesteld kunnen worden.
Art. II.57. De verplichtingen, vermeld in artikel II.55 en II.56, brengen voor de overheidsinstanties, vermeld in artikel II.53, § 1, niet de verplichting mee om bestuursdocumenten te creëren of aan te passen om aan een aanvraag tot hergebruik te voldoen, of om uittreksels van bestuursdocumenten te verstrekken, als dat een onevenredige inspanning vereist die verder gaat dan een eenvoudige handeling.
Art. II.58. De verplichtingen, vermeld in artikel II.55 en II.56, brengen voor de overheidsinstanties, vermeld in artikel II.53, § 1, niet de verplichting mee om een bepaalde categorie van bestuursdocumenten te blijven produceren en te bewaren met het oog op hergebruik ervan.
Als een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.53, § 1, beslist om een categorie van bestuursdocumenten niet meer te produceren of te bewaren, maakt ze deze beslissing, zo snel als redelijkerwijze mogelijk is, openbaar.
Art. II.59. Als een vergoeding wordt gevraagd voor het hergebruik van bestuursdocumenten, blijft deze vergoeding beperkt tot de marginale kosten voor de vermenigvuldiging, verstrekking en verspreiding ervan.
Het eerste lid is niet van toepassing op: 1° de overheidsinstanties, vermeld in artikel II.53, § 1, die verplicht zijn inkomsten te genereren om een aanzienlijk deel van de kosten van de uitoefening van hun publieke taken te dekken; 2° bij wijze van uitzondering, bestuursdocumenten waarvoor de betrokken overheidsinstantie bij of krachtens een decreet verplicht is voldoende inkomsten te genereren om een aanzienlijk deel van de kosten van de verzameling, productie, vermenigvuldiging en verspreiding ervan te dekken.Die verplichtingen worden vooraf vastgesteld en, als dat mogelijk en passend is, via elektronische weg bekendgemaakt; 3° bibliotheken, met inbegrip van bibliotheken van instellingen voor hoger onderwijs, musea en archiefinstellingen. In de gevallen, vermeld in het tweede lid, 1° en 2°, berekenen de betrokken overheidsinstanties de totale vergoeding aan de hand van objectieve, transparante en controleerbare criteria die de Vlaamse Regering vaststelt. De totale inkomsten van die overheidsinstanties uit het verstrekken en het verlenen van toestemming voor hergebruik van bestuursdocumenten mogen gedurende de desbetreffende berekeningsperiode niet hoger zijn dan de kosten van de verzameling, productie, vermenigvuldiging en verspreiding, vermeerderd met een redelijk rendement op investeringen. De vergoeding wordt berekend overeenkomstig de boekhoudkundige beginselen die op de betrokken overheidsinstanties van toepassing zijn. De Vlaamse Regering kan daarvoor de nodige verduidelijkingen uitwerken.
Als de overheidsinstanties, vermeld in het tweede lid, 3°, een vergoeding vragen, mogen de totale inkomsten uit het verstrekken en het verlenen van toestemming voor het hergebruik van bestuursdocumenten gedurende de desbetreffende berekeningsperiode niet hoger zijn dan de kosten van de verzameling, productie, vermenigvuldiging, verspreiding, conservering en vereffening van rechten, vermeerderd met een redelijk rendement op investeringen. De vergoeding wordt berekend overeenkomstig de boekhoudkundige beginselen die op de betrokken overheidsinstanties van toepassing zijn. De Vlaamse Regering kan daarvoor de nodige verduidelijkingen uitwerken.
Art. II.60. In geval van standaardvergoedingen voor het hergebruik van bestuursdocumenten, worden de eventuele voorwaarden en het eigenlijke bedrag van die vergoedingen, met inbegrip van de berekeningsgrondslag ervoor, vooraf vastgesteld en bekendgemaakt, als dat mogelijk en passend is, via elektronische weg.
In geval van andere vergoedingen dan de vergoedingen voor het hergebruik, vermeld in het eerste lid, geeft de betrokken overheidsinstantie vooraf aan met welke factoren rekening wordt gehouden bij de berekening van die vergoedingen. Op verzoek geeft de betrokken overheidsinstantie ook aan hoe die vergoedingen zijn berekend met betrekking tot het specifieke verzoek om hergebruik.
Art. II.61. § 1. De Vlaamse Regering bepaalt een of meerdere modellicenties met de voorwaarden voor hergebruik.
De modellicenties, vermeld in het eerste lid, die aan specifieke licentieaanvragen kunnen worden aangepast, worden in digitaal formaat beschikbaar gesteld en kunnen elektronisch worden verwerkt. § 2. De voorwaarden voor hergebruik mogen de mogelijkheden van hergebruik niet nodeloos beperken, noch gebruikt worden om de mededinging aan banden te leggen.
De voorwaarden voor hergebruik bevatten de toestemming om de bestuursdocumenten in hun geheel of gedeeltelijk te hergebruiken op om het even welke wijze, in oorspronkelijke, gewijzigde of bewerkte vorm, zonder uitsluiting van categorieën van aanvragers, zonder beperkingen in de tijd of in geografische draagwijdte van het hergebruik, tenzij dat om juridische, technische of heel gegronde redenen niet mogelijk is. § 3. In geval van hergebruik als vermeld in artikel II.55, derde lid, hanteert de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.53, § 1, een van de modellicenties, vermeld in paragraaf 1.
In afwijking van het eerste lid kan de overheidsinstantie, met behoud van de toepassing van paragraaf 2, zonder motivering toestemming geven voor onvoorwaardelijk hergebruik of kan de overheidsinstantie, na motivering, andere voorwaarden voor het hergebruik bepalen. De motivering wordt voorafgaand ter goedkeuring voorgelegd aan het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid, vermeld in artikel III.74.
Art. II.62. Om het zoeken naar bestuursdocumenten die voor hergebruik beschikbaar zijn, te vereenvoudigen, wordt voor de belangrijkste bestuursdocumenten die de overheidsinstanties, vermeld in artikel II.53, § 1, bezitten, voorzien in overzichtslijsten met relevante metagegevens, die, als dat mogelijk en passend is, online en in machinaal leesbare formaten toegankelijk zijn, en in portaalsites met links naar die overzichtslijsten. Als dat mogelijk is, wordt het taaloverschrijdend zoeken naar bestuursdocumenten vergemakkelijkt.
De Vlaamse Regering kan daarvoor de nadere bepalingen vastleggen. Afdeling 3. - Aanvraagprocedure
Art. II.63. De aanvraag tot hergebruik wordt ingediend overeenkomstig artikel II.40, met dien verstande dat de aanvraag de volgende informatie bevat: 1° de voor- en achternaam van de aanvrager;2° het adres van de aanvrager;3° de informatie die nodig is om het gevraagde bestuursdocument te identificeren;4° een beschrijving van het beoogde hergebruik;5° de vorm waarin het bestuursdocument bij voorkeur ter beschikking wordt gesteld. Art. II.64. De overheidsinstantie, vermeld in artikel II.53, § 1, die een aanvraag tot hergebruik ontvangt voor een bestuursdocument dat ze in haar bezit heeft, behandelt deze aanvraag overeenkomstig artikel II.41, II.42 en II.43, en gaat na of het gevraagde bestuursdocument ter beschikking mag worden gesteld met toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk.
Art. II.65. Als de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.53, § 1, de aanvraag tot hergebruik afwijst, deelt ze de aanvrager de gronden voor de afwijzing van het verzoek mee.
Als de overheidsinstantie niet de nodige rechten heeft om hergebruik toe te staan, verwijst ze in haar beslissing naar de natuurlijke of rechtspersoon bij wie de intellectuele eigendomsrechten berusten, als die bekend is, of naar de licentiegever van wie de overheidsinstantie de gevraagde bestuursdocumenten heeft verkregen. Bibliotheken, met inbegrip van bibliotheken van instellingen voor hoger onderwijs, musea en archiefinstellingen zijn niet verplicht de aanvrager door te verwijzen.
Art. II.66. § 1. Als de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.53, § 1, beslist dat hergebruik toegestaan is, stelt ze in geval van onvoorwaardelijk hergebruik uiterlijk binnen de termijn van twintig kalenderdagen, vermeld in artikel II.43, § 1, de bestuursdocumenten in kwestie ter beschikking van de aanvrager.
Als de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.53, § 1, oordeelt dat ze de gevraagde bestuursdocumenten moeilijk tijdig kan verzamelen, wordt de termijn, vermeld in het eerste lid, op veertig kalenderdagen gebracht, conform artikel II.43, § 3. § 2. In geval van voorwaardelijk hergebruik, bezorgt de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.53, § 1, de bestuursdocumenten in kwestie aan de aanvrager, samen met een modellicentie als vermeld in artikel II.61, § 1, binnen de termijnen, vermeld in paragraaf 1.
Als de overheidsinstantie afwijkt van de modellicenties, vermeld in artikel II.61, § 1, bezorgt ze de motivering van die afwijking aan de aanvrager, samen met de voorwaarden die van toepassing zijn, conform artikel II.61, § 2. Afdeling 4. - Discriminatieverbod en eerlijke handel
Art. II.67. De voorwaarden voor het hergebruik van bestuursdocumenten mogen niet discriminerend zijn voor vergelijkbare categorieën van hergebruik.
Als een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.53, § 1, bestuursdocumenten hergebruikt als basismateriaal voor activiteiten die buiten de publieke taak vallen, zijn op de verstrekking van die bestuursdocumenten voor de activiteiten dezelfde vergoedingen en voorwaarden van toepassing als die welke gelden voor andere gebruikers.
Art. II.68. § 1. Het hergebruik van bestuursdocumenten staat open voor alle potentiële marktdeelnemers, zelfs als een of meer marktdeelnemers die bestuursdocumenten al hergebruiken in producten of diensten met toegevoegde waarde.
Contracten of andere overeenkomsten tussen de overheidsinstantie die de bestuursdocumenten bezit en derden mogen in principe geen exclusiviteitsrechten verlenen. § 2. Als een exclusief recht noodzakelijk is om een dienst van algemeen belang te verlenen, moet periodiek, en in ieder geval om de drie jaar, worden nagegaan of de redenen daarvoor nog altijd geldig zijn.
Exclusiviteitsregelingen die na de datum van de inwerkingtreding van dit decreet worden gesloten, zijn transparant en worden openbaar gemaakt. § 3. Op de digitalisering van culturele hulpbronnen is paragraaf 2 niet van toepassing. § 4. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1, duurt de periode van exclusiviteit in het algemeen niet langer dan tien jaar, als een exclusief recht betrekking heeft op de digitalisering van culturele hulpbronnen. Als die periode meer dan tien jaar bedraagt, wordt de duur ervan tijdens het elfde jaar en, als dat van toepassing is, daarna om de zeven jaar getoetst.
De regelingen die exclusieve rechten toekennen, zijn transparant en worden openbaar gemaakt.
In geval van een exclusief recht als vermeld in het eerste lid, wordt in de desbetreffende overeenkomst vastgesteld dat de desbetreffende overheidsinstantie kosteloos een kopie van de gedigitaliseerde culturele hulpbronnen krijgt. Die kopie is na afloop van de exclusiviteitsperiode beschikbaar voor hergebruik. § 5. De exclusiviteitsregelingen die al bestaan op 17 juli 2013 en die niet vallen onder een uitzonderingsregeling als vermeld in paragraaf 2 en 4, worden aan het einde van het contract of in elk geval uiterlijk op 18 juli 2043 beëindigd. Afdeling 5. - Beroepsprocedure
Art. II.69. § 1. De aanvrager kan beroep instellen tegen: 1° een afwijzende beslissing die gebaseerd is op artikel II.53, § 2; 2° de beslissing waarbij het bedrag van de vergoedingen, vermeld in artikel II.59, wordt vastgesteld; 3° de beslissing waarbij de voorwaarden, vermeld in artikel II.61, worden vastgesteld; 4° het niet-naleven van de termijnen, vermeld in artikel II.66; 5° het uitblijven van een beslissing nadat de termijn waarbinnen de beslissing moest worden genomen, verstreken is. Hij stelt dat beroep in bij de beroepsinstantie, vermeld in artikel III.90. § 2. De aanvrager dient het beroep per brief, per e-mail of, in voorkomend geval, per webformulier in binnen een termijn van dertig kalenderdagen die, naargelang van het geval, ingaat op de dag nadat de beslissing verstuurd is, of op de dag nadat de uitvoeringstermijn, vermeld in artikel II.66, verstreken is.
Als de kennisgeving van de beslissing niet voldoet aan de bepalingen van artikel II.43, § 1, derde lid, start de termijn om een beroep in te dienen pas vier maanden na de kennisgeving.
De termijn om beroep in te stellen neemt geen aanvang bij ontstentenis van een beslissing. § 3. De aanvrager bezorgt aan de beroepsinstantie een afschrift van zijn oorspronkelijke aanvraag en de beslissing van de betrokken overheidsinstantie waartegen beroep wordt ingesteld, als er een beslissing is genomen.
Als de voormelde documenten ontbreken, dan wordt de behandelingstermijn, vermeld in artikel II.71, § 1, opgeschort, tot de beroepsinstantie in het bezit is van de vereiste documenten.
Art. II.70. De beroepsinstantie die een beroep ontvangt, noteert dat beroep zo snel mogelijk in een register, met vermelding van de ontvangstdatum. De registratie is openbaar voor de aanvrager die het beroep heeft ingesteld en voor de betrokken overheidsinstantie.
De beroepsinstantie brengt de betrokken overheidsinstantie onmiddellijk op de hoogte van het beroep.
Art. II.71. § 1. De beroepsinstantie spreekt zich uit over het beroep en brengt de aanvrager en de betrokken overheidsinstantie per brief, per e-mail of, in voorkomend geval, per webformulier binnen een termijn van dertig kalenderdagen op de hoogte van haar beslissing, conform artikel II.50, § 1. § 2. Als de beroepsinstantie oordeelt dat ze de aanvraag moeilijk tijdig kan toetsen aan de uitzonderingsgronden, vermeld in artikel II.53, § 2, deelt ze aan de indiener van het beroep mee dat de termijn van dertig kalenderdagen verlengd wordt tot een termijn van vijfenveertig kalenderdagen. De verlengingsbeslissing vermeldt de reden of de redenen van het uitstel.
Art. II.72. De overheidsinstantie, vermeld in artikel II.53, § 1, verricht, voor het individuele verzoek tot hergebruik, de nieuwe noodzakelijke bestuurshandelingen die in overeenstemming zijn met de elementen waarover de beroepsinstantie zich uitgesproken heeft, binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van de beslissing van de beroepsinstantie.
Als de beroepsinstantie oordeelt dat een afwijzende beslissing die gebaseerd is op artikel II.53, § 2, ongegrond is en als de overheidsinstantie verzuimt om de noodzakelijke bestuurshandelingen te verrichten conform het eerste lid, kan de beroepsinstantie onvoorwaardelijk hergebruik als vermeld in artikel II.61, § 3, toestaan, als ze de gevraagde bestuursdocumenten bezit.
Art. II.73. Als er een beroep aanhangig wordt gemaakt, kan de beroepsinstantie alle bestuursdocumenten ter plaatse inzien of een afschrift ervan opvragen bij de betrokken overheidsinstantie.
De beroepsinstantie kan alle betrokken partijen en deskundigen horen en de personeelsleden van de betrokken overheidsinstantie om extra inlichtingen vragen. HOOFDSTUK 5. - Klachten, meldingen en voorstellen Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. II.74. Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende overheidsinstanties: 1° de Vlaamse administratie, met uitzondering van het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel en het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem;2° de Vlaamse openbare instellingen die niet behoren tot de Vlaamse administratie, met uitzondering van de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid. Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan bepalingen die in een strengere klachtenregeling voorzien. Afdeling 2. - Klachten
Art. II.75. Iedereen heeft het recht om kosteloos een klacht in te dienen bij een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.74, eerste lid, over een handeling die die overheidsinstantie heeft verricht of over de werking van die overheidsinstantie.
Een handeling van een persoon die werkt onder de verantwoordelijkheid van een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.74, eerste lid, wordt beschouwd als een handeling van die overheidsinstantie.
Art. II.76. § 1. Een klacht kan mondeling of schriftelijk ingediend worden.
Onder schriftelijk wordt verstaan: per brief, per e-mail of, in voorkomend geval, per webformulier. § 2. Een schriftelijke klacht is ontvankelijk als: 1° de naam en het adres van de indiener van de klacht bekend zijn;2° de klacht een omschrijving bevat van de feiten waartegen ze gericht is. Art. II.77. § 1. Een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.74, eerste lid, is niet verplicht de klacht te behandelen als: 1° de indiener geen belang kan aantonen;2° de klacht kennelijk ongegrond is;3° de klacht kennelijk onredelijk is;4° de klacht betrekking heeft op feiten: a) waarover de indiener eerder een klacht had ingediend die conform de toepasselijke decretale regeling werd behandeld;b) die langer dan een jaar vóór de indiening van de klacht hebben plaatsgevonden;c) waarover alle georganiseerde administratieve beroepsmogelijkheden niet werden aangewend of waarover een jurisdictioneel beroep aanhangig is. § 2. Als de klacht niet in behandeling genomen wordt op grond van paragraaf 1, brengt de overheidsinstantie de indiener daarvan op de hoogte binnen tien kalenderdagen nadat ze de klacht heeft ontvangen.
De beslissing om een klacht niet te behandelen wordt gemotiveerd.
Art. II.78. Als de klacht wordt gericht aan een onbevoegde overheidsinstantie, stuurt de overheidsinstantie de klacht zo snel mogelijk door naar de overheidsinstantie die vermoedelijk bevoegd is.
Als de klacht betrekking heeft op een aangelegenheid waarbij verschillende overheidsinstanties betrokken zijn, wijzen die overheidsinstanties in gezamenlijk overleg een coördinerende overheidsinstantie aan die verantwoordelijk is voor de behandeling van de klacht conform dit hoofdstuk.
Art. II.79. De indiening van de klacht geldt als een toestemming voor de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.74, eerste lid, om de gegevens in het kader van de klachtenbehandeling te verwerken, meer bepaald om de naam van de indiener en het voorwerp van de klacht bekend te maken bij het personeelslid of de dienst tegen wie de klacht gericht is of bij andere betrokken overheidsinstanties, behalve als de indiener zich daartegen verzet.
Art. II.80. De overheidsinstantie, vermeld in artikel II.74, eerste lid, bevestigt de ontvangst van de ontvankelijke schriftelijke klacht schriftelijk binnen tien kalenderdagen nadat ze de klacht ontvangen heeft, als ze binnen die termijn de klacht nog niet afgehandeld heeft.
Art. II.81. De klacht wordt behandeld door de klachtenvoorziening van de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.74, eerste lid, die een strikte neutraliteit in acht neemt. In geen geval wordt de klacht behandeld door een persoon die betrokken is of was bij de feiten waarop de klacht betrekking heeft.
Het is de klachtenvoorziening verboden feiten bekend te maken waarvan de bekendmaking de indiener of de betrokken overheidsinstantie kan schaden.
Art. II.82. De klachtenvoorziening van de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.74, eerste lid, beoordeelt of het aangewezen is om bemiddeling te organiseren tussen de indiener en de personen die betrokken zijn bij de feiten waarop de klacht betrekking heeft, waarbij de klachtenvoorziening als bemiddelaar optreedt.
Binnen de termijn die de overheidsinstantie daarvoor heeft bepaald, dient de indiener te antwoorden of hij al dan niet van de aangeboden bemiddelingsmogelijkheid gebruik maakt. Als de indiener niet binnen deze termijn antwoordt, wordt ervan uitgegaan dat hij afziet van bemiddeling.
Art. II.83. De klachtenvoorziening van de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.74, eerste lid, handelt de klacht af binnen vijfenveertig kalenderdagen nadat ze de klacht heeft ontvangen.
Die termijn kan in uitzonderlijke omstandigheden eenmalig verlengd worden tot maximaal negentig kalenderdagen. In dat geval worden de partijen schriftelijk geïnformeerd over de verlenging van de termijn en de motivering daarvoor, voor de termijn, vermeld in het eerste lid, verstreken is.
Art. II.84. De klachtenvoorziening van de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.74, eerste lid, brengt de indiener van een schriftelijke klacht schriftelijk op de hoogte van de bevindingen in het onderzoek naar de klacht, haar oordeel daarover en de eventuele conclusies of initiatieven die ze daaraan verbindt.
Als de bemiddeling, vermeld in artikel II.82, resulteert in een gezamenlijke conclusie die tot gevolg heeft dat aan de klacht is tegemoetgekomen, is die kennisgeving niet nodig.
Als nog een klacht kan worden ingediend bij de Vlaamse Ombudsdienst, conform het decreet van 7 juli 1998, of bij een andere tweedelijnsvoorziening, wordt daarvan bij de kennisgeving melding gemaakt.
Art. II.85. De indiener kan, conform het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst, een klacht indienen bij de Vlaamse ombudsdienst: 1° tegen de beslissing van de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.74, eerste lid, om de klacht niet te behandelen op grond van artikel II.77; 2° als de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.74, eerste lid, de klacht niet behandelt binnen de termijn, vermeld in artikel II.83; 3° als de indiener oordeelt dat het antwoord van de overheidsinstantie, vermeld in artikel II.84, onvoldoende tegemoetkomt aan zijn klacht.
Het eerste lid geldt niet voor klachten die betrekking hebben op beroepsethiek, als er een beroepsorde of een beroepsinstituut werd opgericht dat aangewezen werd om deze klachten te behandelen. Afdeling 3. - Organisatie van de klachtenbehandeling
Art. II.86. Elke overheidsinstantie, vermeld in artikel II.74, eerste lid, draagt zorg voor een behoorlijke behandeling van de klachten en richt daarvoor een klachtenvoorziening in.
De klachtenvoorziening moet zo georganiseerd zijn dat: 1° elke klacht behandeld kan worden door een persoon die niet betrokken was bij de feiten waarop de klacht betrekking heeft;2° elke klachtenbehandelaar zijn opdracht onafhankelijk, neutraal en met kennis van zaken kan uitoefenen. Het hoofd van de overheidsinstantie waarborgt dat de klachtenbehandelaars: 1° beschermd worden tegen beïnvloeding of druk, in het bijzonder van personen die betrokken zijn bij de feiten waarop de klacht betrekking heeft;2° over voldoende tijd beschikken om de klachten te behandelen;3° niet geëvalueerd worden op of tuchtrechtelijk vervolgd worden vanwege hun bevindingen in het onderzoek of hun oordeel over de klacht. Art. II.87. Elke overheidsinstantie, vermeld in artikel II.74, eerste lid, brengt jaarlijks vóór 10 februari een schriftelijk verslag uit bij de Vlaamse ombudsman over de binnengekomen klachten en over het resultaat van het onderzoek naar deze klachten. Voor de Vlaamse administratie wordt het verslag uitgebracht per beleidsdomein.
De Vlaamse Regering kan nadere regels opleggen over de modaliteiten van de verslaggeving. Afdeling 4. - Voorstellen en meldingen
Art. II.88. Iedereen heeft het recht om kosteloos een voorstel in te dienen of een melding te doen bij een overheidsinstantie als vermeld in artikel II.74, eerste lid, of via het centrale contact- en informatiepunt over het functioneren van de Vlaamse overheid, over het beleid van de Vlaamse Regering en over de Vlaamse regelgeving.
De overheidsinstantie brengt de burger binnen een redelijke termijn op de hoogte van haar standpunt over het voorstel of de melding en de eventuele conclusies of initiatieven die ze daaraan verbindt.
De overheidsinstantie is niet verplicht te reageren als het voorstel of de melding kennelijk ongegrond of kennelijk onredelijk is.
TITEL III. - Organisatorische bepalingen HOOFDSTUK 1. - Structuur van de Vlaamse administratie Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. III.1. De Vlaamse administratie is opgebouwd op basis van homogene beleidsdomeinen. De Vlaamse Regering stelt de homogene beleidsdomeinen vast.
In elk beleidsdomein kunnen departementen, intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid, intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid, publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen en privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen worden opgericht.
De Vlaamse Regering kan bij een departement of een agentschap adviesraden oprichten.
De Vlaamse Regering kan bij een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid een raadgevend comité oprichten, tenzij een adviesraad als vermeld in het derde lid is opgericht.
In elk beleidsdomein richt de Vlaamse Regering een beleidsraad op. De beleidsraad is het forum waarop het politieke en het administratieve niveau overleg plegen en dat de Vlaamse Regering ondersteunt bij de aansturing van het beleidsdomein. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van de beleidsraad.
In afwijking van artikel I.3, 2°, e), worden de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid, vermeld in artikel I.3, 4°, w), x) en y), als een onderdeel van de Vlaamse administratie beschouwd voor de toepassing van dit hoofdstuk.
Art. III.2. De taken van beleidsuitvoering kunnen toevertrouwd worden aan de intern en extern verzelfstandigde agentschappen.
Beleidsondersteunende taken kunnen toevertrouwd worden aan de intern verzelfstandigde agentschappen en publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen.
In elk beleidsdomein worden tussen de minister, het departement en de verzelfstandigde agentschappen een structurele samenspraak en samenwerking uitgebouwd, met het oog op de optimale realisatie van de beleidsdoelstellingen, en met respect voor ieders taakstelling en verantwoordelijkheid. Vanuit hun taakstelling leveren de departementen en de verzelfstandigde agentschappen beleidsgerichte input.
Art. III.3. De Vlaamse Regering houdt een volledig en geactualiseerd overzicht bij van alle intern en extern verzelfstandigde agentschappen en hun eventuele statuten, en publiceert dat op de centrale website van de Vlaamse overheid. Afdeling 2. - Intern verzelfstandige agentschappen met
rechtspersoonlijkheid Art. III.4. § 1. Intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid zijn rechtspersonen die onderworpen zijn aan het gezag van de Vlaamse Regering maar beschikken over operationele autonomie als vermeld in artikel III.5. § 2. Intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid worden opgericht bij decreet.
Het oprichtingsdecreet omvat een opsomming van de doelstellingen en taken die aan het intern verzelfstandigde agentschap met rechtspersoonlijkheid worden toevertrouwd. Bij het agentschap kan een raadgevend comité worden opgericht, tenzij bij het agentschap een adviesraad als vermeld in artikel III.1, derde lid, is opgericht.
Art. III.5. De intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid beschikken over operationele autonomie.
Deze operationele autonomie en de wijze waarop de Vlaamse Regering in dat kader ten aanzien van het hoofd van het agentschap van haar hiërarchisch gezag kan gebruikmaken, wordt op eenvormige wijze vastgesteld door de Vlaamse Regering. Er wordt in ieder geval operationele autonomie gewaarborgd voor: 1° de vaststelling en wijziging van de organisatiestructuur van het agentschap;2° de organisatie van de operationele processen met het oog op de realisatie van de afgesproken doelstellingen;3° de uitvoering van het personeelsbeleid;4° de aanwending van de ter beschikking gestelde middelen voor: a) de werking van het agentschap;b) de uitvoering van de doelstellingen en taken van het agentschap;c) het sluiten van contracten om de opdrachten van het agentschap te realiseren;5° de organisatiebeheersing binnen het agentschap. Art. III.6. Het hoofd van een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid is het personeelslid dat, onverminderd de mogelijkheid tot delegatie en subdelegatie van die bevoegdheid, en in voorkomend geval bijgestaan door een adjunct, hierna algemeen directeur te noemen, door de Vlaamse Regering wordt belast met de algemene leiding, de werking en de vertegenwoordiging van het agentschap.
De Vlaamse Regering kan specifieke delegaties aan het hoofd van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid verlenen. Afdeling 3. - Extern verzelfstandigde agentschappen
Onderafdeling 1. - Publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen Art. III.7. De publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen zijn rechtspersonen waarvan de rechtsvorm niet in overeenstemming is met de dwingende bepalingen van het private vennootschaps- of verenigingsrecht.
De publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen worden opgericht bij decreet.
Art. III.8. Ieder publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap heeft een raad van bestuur.
Art. III.9. § 1. De raad van bestuur en de managementfunctie van een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap worden volgens een van de volgende modellen gestructureerd: 1° de Vlaamse Regering stelt de gedelegeerd bestuurder aan die belast is met het dagelijks bestuur en, in voorkomend geval een algemeen directeur;2° de raad van bestuur stelt het hoofd van het agentschap aan dat belast is met het dagelijks bestuur, en in voorkomend geval een algemeen directeur. § 2. De raad van bestuur kan bevoegdheden delegeren aan de organen die hij intern opricht, alsook aan, naargelang van het geval, het hoofd van het agentschap of de gedelegeerd bestuurder.
Art. III.10. § 1. De Vlaamse Regering stelt de leden van de raad van bestuur aan conform de bepalingen van hoofdstuk 2, afdeling 2, voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar die in beginsel aanvangt zes maanden na de beëdiging van een nieuwe Vlaamse Regering na de algehele vernieuwing van het Vlaams Parlement. Als tussen de beëdiging van twee opeenvolgende regeringen minder of meer dan vijf jaar is verlopen, wordt deze termijn overeenkomstig aangepast.
Als in de loop van de termijn, vermeld in het eerste lid, een mandaat van lid van de raad van bestuur vrijkomt, stelt de Vlaamse Regering een nieuwe mandataris aan die het mandaat overneemt voor de nog resterende looptijd ervan.
In voorkomend geval wordt het mandaat van al de zittende bestuurders ambtshalve verlengd tot de Vlaamse Regering bij het verstrijken van de termijn die bepaald is overeenkomstig het eerste lid, de leden van de raad van bestuur heeft aangesteld. § 2. De Vlaamse Regering kan de leden van de raad van bestuur die ze heeft voorgedragen, op elk moment ontslaan. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de organieke regeling inzake de vergoeding van bestuurders.
Art. III.11. De bestuurders zijn verantwoordelijk voor de vervulling van de taak die aan hen opgedragen is en ze zijn aansprakelijk voor de tekortkomingen in hun bestuur. Ze zijn hetzij jegens het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap, hetzij jegens derden, hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van overtreding van dit decreet, het oprichtingsdecreet van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap en de uitvoeringsbesluiten van die decreten.
De bestuurders worden van die aansprakelijkheid ontheven bij overtredingen waarbij ze niet betrokken waren, als hun geen schuld kan worden verweten en als ze die overtredingen hebben aangeklaagd bij de Vlaamse Regering binnen een maand nadat ze er kennis van hebben gekregen.
Art. III.12. § 1. Onder voorbehoud van eventuele andere onverenigbaarheden, is het mandaat van bestuurder van een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap onverenigbaar met: 1° een mandaat in het Europees Parlement, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement;2° het ambt van minister of staatssecretaris en de hoedanigheid van kabinetslid van de minister onder het toezicht van wie het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap valt;3° het ambt van personeelslid van het extern verzelfstandigde agentschap, de gedelegeerd bestuurder en de algemeen directeur in voorkomend geval uitgezonderd. § 2. Als een bestuurder de bepalingen van paragraaf 1 overtreedt, beschikt hij over een termijn van drie maanden om de mandaten of functies die tot de onverenigbaarheid aanleiding geven, neer te leggen.
Als de bestuurder nalaat de onverenigbare mandaten of functies neer te leggen, wordt hij na afloop van de termijn, vermeld in het eerste lid, van rechtswege geacht zijn mandaat in het agentschap te hebben neergelegd, zonder dat dit afbreuk doet aan de rechtsgeldigheid van de handelingen die hij inmiddels heeft gesteld of van de beraadslagingen waaraan hij inmiddels heeft deelgenomen. In zijn vervanging wordt voorzien overeenkomstig de bepalingen in artikel III.10.
Art. III.13. § 1. Een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap staat onder het toezicht van de Vlaamse Regering.
Dat toezicht wordt uitgeoefend door een regeringscommissaris aangesteld bij besluit van de Vlaamse Regering op voordracht van de bevoegde minister onder wie het agentschap ressorteert en door een regeringscommissaris die is aangesteld bij besluit van de Vlaamse Regering op voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting.
De regeringscommissaris houdt toezicht op de overeenstemming van de verrichtingen en de werking van het agentschap met het algemeen belang en waakt over de naleving van de wetten, decreten, ordonnanties en reglementaire besluiten, het organiek statuut van het agentschap en het ondernemingsplan. De regeringscommissaris die de Vlaamse Regering heeft aangewezen op voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, oefent dezelfde toezichtsfunctie uit als de regeringscommissaris die is aangewezen op voordracht van de bevoegde minister onder wie het agentschap ressorteert voor alle beslissingen met een budgettaire of financiële weerslag. § 2. De regeringscommissaris of zijn plaatsvervanger zetelt met raadgevende stem in de raad van bestuur van het agentschap en in de comités die de raad van bestuur heeft ingesteld. Hij wordt uitgenodigd op alle vergaderingen van deze bestuursorganen en wordt op dezelfde manier als de leden ervan tijdig op de hoogte gebracht van de dagorde en alle bijbehorende documenten.
Hij is gemachtigd om zich alle documenten en inlichtingen met betrekking tot het bestuur van het betrokken agentschap, die hij nodig acht voor de uitoefening van zijn mandaat, te doen verstrekken.
Het agentschap stelt de menselijke en materiële middelen die nodig zijn voor de uitoefening van zijn mandaat, ter beschikking van de regeringscommissaris. § 3. De regeringscommissaris of zijn plaatsvervanger kan bij de minister die hem heeft voorgedragen of aangewezen, binnen een termijn van vier werkdagen een gemotiveerd beroep instellen tegen elke beslissing die hij strijdig acht met het algemeen belang, de wetten, decreten, ordonnanties en reglementaire besluiten, met het organieke statuut van het agentschap of met het ondernemingsplan. Het beroep is opschortend.
Deze termijn gaat in op de dag van de vergadering waarop de beslissing genomen is, als de regeringscommissaris daarvoor regelmatig uitgenodigd is, of, als dat niet het geval is, op de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen. § 4. Als de minister, bij wie het beroep is ingesteld, binnen een termijn van tien werkdagen, die ingaat op dezelfde dag als de termijn, vermeld in paragraaf 3, de nietigverklaring niet heeft uitgesproken, wordt de beslissing definitief. § 5. De nietigverklaring van de beslissing wordt door de minister aan het betrokken bestuursorgaan betekend. § 6. Als de naleving van de wetten, decreten, ordonnanties en reglementaire besluiten, het organieke statuut van het agentschap of het ondernemingsplan dat vereist, kan de minister of de regeringscommissaris het bevoegde bestuursorgaan verplichten om, binnen de termijn die hij vastlegt, te beraadslagen over elke aangelegenheid die hij bepaalt. § 7. De Vlaamse Regering stelt de vergoedingen van de regeringscommissaris vast. § 8. De kosten die verbonden zijn aan de uitoefening van het ambt van regeringscommissaris zijn ten laste van het agentschap waarbij de toezichthouder is aangesteld.
Onderafdeling 2. - Privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen Art. III.14. De privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen zijn de rechtspersonen waarvan de rechtsvorm volledig in overeenstemming is met de dwingende bepalingen van het private vennootschaps- of verenigingsrecht.
Art. III.15. De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest kunnen een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap oprichten of erin deelnemen, op grond van een machtiging die de decreetgever daartoe uitdrukkelijk heeft verstrekt. Die machtiging stelt de beleidsuitvoerende taken vast met het oog waarop die oprichting of deelname kan plaatsvinden, en de personeelsleden, infrastructuur en middelen die daarvoor aan de privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen ter beschikking kunnen worden gesteld.
Art. III.16. Tussen een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap en de Vlaamse Regering, die optreedt voor de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, wordt na onderhandeling een samenwerkingsovereenkomst gesloten over de samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, enerzijds, en het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap, anderzijds, en, in voorkomend geval, over de aanwending van de personeelsleden, middelen en infrastructuur die aan het agentschap ter beschikking gesteld zijn.
De Vlaamse Regering houdt een volledig en geactualiseerd overzicht bij van de samenwerkingsovereenkomsten en publiceert dat op de centrale website van de Vlaamse overheid.
De Vlaamse Regering publiceert de jaarverslagen van de privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen op de centrale website van de Vlaamse overheid. Afdeling 4. - Deelname in andere rechtspersonen
Art. III.17. De Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest en de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid zijn gemachtigd om op grond van het private vennootschaps- of verenigingsrecht, instellingen, verenigingen en ondernemingen op te richten, erin deel te nemen of zich erin te laten vertegenwoordigen, als die oprichting, deelneming of vertegenwoordiging niet gebeurt met het oog op de overdracht van een publieke taak.
De machtiging, vermeld in het eerste lid, geldt niet voor participaties in het kader van Vlaamse publiek-private samenwerkingsprojecten.
Art. III.18. De extern verzelfstandigde agentschappen kunnen binnen de perken van hun maatschappelijk doel instellingen, verenigingen en ondernemingen oprichten, erin deelnemen of zich erin laten vertegenwoordigen.
Als deze oprichting, deelneming of vertegenwoordiging gebeurt met het oog op de uitvoering van taken van beleidsuitvoering waarmee het agentschap belast werd, moet daartoe een voorafgaande machtiging door de Vlaamse Regering worden verleend. De verleende machtigingen worden binnen dertig kalenderdagen meegedeeld aan het Vlaams Parlement.
Een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap kan de uitvoering van de taken van beleidsondersteuning waarmee het belast is niet overdragen aan de instellingen, verenigingen en ondernemingen die het opricht of waarin het deelneemt of vertegenwoordigd is.
Dit artikel is niet van toepassing op participaties in het kader van Vlaamse publiek-private samenwerkingsprojecten of op de oprichtingen en participaties van de investeringsmaatschappijen van de Vlaams overheid. Afdeling 5. - Diverse bepalingen
Art. III.19. De Vlaamse Regering kan intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid en publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen, rekening houdend met hun autonomie in het dagelijks functioneren, verplichten om gemeenschappelijke dienstverlening af te nemen, zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering.
Art. III.20. De intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid en de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen worden met de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest gelijkgesteld voor de toepassing van de wetten en decreten over de indirecte en directe belastingen waarvoor de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest bevoegd is om het toepassingsgebied te bepalen.
Art. III.21. § 1. Op verzoek van een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid of een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap, en met het akkoord van de Vlaamse Regering kunnen de personeelsleden die de Vlaamse Regering aanstelde belast worden met de invordering van de onbetwiste en opeisbare niet-fiscale schuldvorderingen, met de invordering van de administratieve geldboeten en met de invordering van de toebehoren in naam en voor rekening van het agentschap.
In dit artikel wordt verstaan onder toebehoren: interesten, invorderingskosten, rechtsplegingsvergoedingen, gerechtskosten en betekeningskosten.
De met invordering belaste personeelsleden zijn gemachtigd om de onbetwiste en opeisbare niet-fiscale schuldvorderingen, de administratieve geldboeten en de toebehoren in te vorderen op de wijze, vermeld in artikel 2 van het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren voor de gemeenschapsaangelegenheden en in artikel 2 van het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor het Vlaamse Gewest en de instellingen die eronder ressorteren voor de gewestelijke aangelegenheden. § 2. Met behoud van de toepassing van specifieke regelingen in wetten, decreten en verordeningen, zijn de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, gemachtigd om, na instemming van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid of het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap in kwestie, aan de schuldenaars van onbetwiste en opeisbare niet-fiscale schuldvorderingen, van administratieve geldboeten en van toebehoren die bijzondere omstandigheden kunnen bewijzen, uitstel van betaling toe te staan en gedeeltelijke betalingen vooreerst op het kapitaal aan te rekenen.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, kunnen, met instemming van het betrokken publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap of intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid in kwestie, gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de schuld in intresten verlenen als de schuldenaar kennelijk onvermogend is. HOOFDSTUK 2. - Deugdelijk bestuur Afdeling 1. - Rechtspositie van de personeelsleden
Art. III.22. Tenzij het anders is vermeld in deze afdeling, is deze afdeling van toepassing op de personeelsleden van de volgende overheidsinstanties: 1° de departementen, de intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid, de Dienst van de Bestuursrechtscolleges, de onderwijsinspectie met uitzondering van de leden van de inspectie;2° de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid;3° de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen;4° de privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen;5° de secretariaten van de strategische adviesraden;6° de Vlaamse openbare instellingen De Watergroep, de Vlaamse Radio- en Televisieomroep, het Vlaams Fonds voor de Letteren en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek;7° het Ondersteunend Centrum van het Agentschap voor Natuur en Bos, het Eigen Vermogen van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, het Eigen Vermogen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, het Eigen Vermogen Flanders Hydraulics;8° de instanties die niet vallen onder punt 1° tot en met 7° maar die voldoen aan alle volgende kenmerken: a) ze maken deel uit van de Vlaamse deelstaatoverheid of zijn in handen van de Vlaamse deelstaatoverheid en vallen onder het exclusief toezicht van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, in overeenstemming met het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen, vermeld in verordening (EU) nr.549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie; b) ze bezitten rechtspersoonlijkheid;c) het Vlaamse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid, de extern verzelfstandigde agentschappen of hun rechtstreekse of onrechtstreekse dochterondernemingen hebben minimaal de helft van de stemmen in de algemene vergadering;9° de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. De universitaire instellingen, met inbegrip van hun patrimonium, en de hogescholen vallen niet onder het toepassingsgebied.
Art. III.23. De Vlaamse Regering bepaalt de rechtspositieregeling van het personeel van de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid, de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen en de secretariaten van de strategische adviesraden. De regelingen die de Vlaamse Regering uitwerkt, voorzien in een globale interne arbeidsmarkt.
Art. III.24. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.22, eerste lid, 3° tot en met 9°, stellen een deontologische code op voor hun personeelsleden.
De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.22, eerste lid, 3° tot en met 6°, stellen een regeling op voor de bescherming van klokkenluiders.
Onder klokkenluiders als vermeld in het tweede lid, wordt verstaan: de personeelsleden die bij de uitoefening van hun ambt nalatigheden, misbruiken of misdrijven binnen de instantie waar ze werken, hebben vastgesteld en gemeld.
Art. III.25. De jaarlijkse bezoldiging van de personeelsleden van de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.22, eerste lid, mag niet meer bedragen dan de jaarlijkse bezoldiging van de minister-president van de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering kan, op advies van het Remuneratiecomité van de Vlaamse overheid, toestaan dat afgeweken wordt van de maximumbezoldiging, vermeld in het eerste lid.
Art. III.26. Het is verboden om de jaarlijkse bezoldiging, sociale voordelen, voordelen van alle aard, onkostenvergoedingen en eventuele andere bezoldigingselementen geheel of gedeeltelijk toe te kennen in aandelen of aandelenopties.
Het is verboden de bezoldiging van personeelsleden, vermeld in het eerste lid, te betalen aan een managementvennootschap.
Art. III.27. Als de arbeidsovereenkomst een vertrekpremie vaststelt, kan die premie hoogstens het bedrag van één vast jaarsalaris bedragen.
In afwijking van het eerste lid, wordt een hogere premie toegekend als de wettelijke bepalingen over het arbeidsrecht daartoe aanleiding geven.
De vertrekpremie omvat de opzegvergoeding, de eventuele vergoeding wegens concurrentiebeding, voordelen in natura of stortingen in een pensioenfonds die betrokkene ontvangt na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Bij vrijwillig vertrek heeft het personeelslid geen recht op een vertrekpremie.
Art. III.28. De pensioenregeling mag niet voordeliger zijn dan die van een minister van de Vlaamse Regering.
Het verbod, vermeld in het eerste lid, betreft zowel het te ontvangen bedrag, de persoonlijke bijdrage als de instapvoorwaarden in de aanvullende pensioenregeling.
Art. III.29. Het bevoegde orgaan van de overheidsinstantie, vermeld in artikel III.22, eerste lid, bepaalt het bedrag van de variabele verloning en houdt daarbij rekening met het langetermijnperspectief en de realisatie van financiële en niet-financiële doelstellingen.
Art. III.30. Het bedrag van de variabele verloning is beperkt tot 20 procent van het jaarsalaris, inclusief mandaattoelage.
Art. III.31. Het bedrag van de jaarlijkse bezoldiging, opgesplitst in vast en variabel gedeelte, en de eventuele vertrekpremies worden openbaar gemaakt door publicatie in het jaarverslag van de betrokken overheidsinstantie.
Voor de entiteiten die onder het toepassingsgebied van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006 vallen, of waar de bezoldiging in een ander besluit van de Vlaamse Regering is vastgesteld, is de openbaarmaking, zoals bepaald in het eerste lid, beperkt tot de bezoldiging van de leidend ambtenaar en de algemeen directeur(s).
Voor de andere entiteiten is de openbaarmaking, zoals bepaald in het eerste lid, van toepassing op de bezoldiging van de leidend ambtenaar en de andere leden van het management- of directiecomité.
Het jaarverslag, vermeld in het eerste lid, wordt bekendgemaakt op de website van de betrokken overheidsinstantie of op de centrale website van de Vlaamse overheid.
Art. III.32. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.22, eerste lid, 1° tot en met 6°, bezorgen de toekenningsmodaliteiten van de bedragen, vermeld in artikel III.31, jaarlijks aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling in de Vlaamse administratie, die ze op zijn beurt bezorgt aan de Vlaamse Regering.
Art. III.33. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.22, eerste lid, winnen voor strategische beloningskwesties het advies in van hetzij het Remuneratiecomité van de Vlaamse overheid hetzij van hun eigen remuneratiecomité.
Het eerste lid is niet van toepassing op de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt.
Art. III.34. De remuneratiecomités bezorgen hun adviezen ter informatie aan de minister-president en de viceministers-presidenten van de Vlaamse Regering.
Het eerste lid is niet van toepassing op de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt.
Art. III.35. De beperkingen aan de geldelijke arbeidsvoorwaarden die in deze afdeling opgenomen zijn, gelden niet voor de personeelsleden die in dienst genomen zijn vóór 19 januari 2014 of in voorkomend geval vóór de datum waarop deze beperkingen van toepassing zijn op de overheidsinstantie die hen in dienst heeft genomen, ook niet als hun mandaat verlengd wordt na die datum. Afdeling 2. - Raad van bestuur
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen Art. III.36. § 1. Tenzij het anders is vermeld in deze afdeling, is deze afdeling van toepassing op de raden van bestuur van de volgende overheidsinstanties: 1° de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen;2° de privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen;3° de Vlaamse openbare instellingen De Watergroep, de Vlaamse Radio- en Televisieomroep, het Vlaams Fonds voor de Letteren en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek;4° de instanties die niet vallen onder punt 1° tot en met 3° maar die voldoen aan al de volgende kenmerken: a) ze maken deel uit van de Vlaamse deelstaatoverheid of zijn in handen van de Vlaamse deelstaatoverheid en vallen onder het exclusief toezicht van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, in overeenstemming met het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen, vermeld in verordening (EU) nr.549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie; b) ze bezitten rechtspersoonlijkheid;c) het Vlaamse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid, de extern verzelfstandigde agentschappen of hun rechtstreekse of onrechtstreekse dochterondernemingen hebben minimaal de helft van de stemmen in de algemene vergadering. De universitaire instellingen, met inbegrip van hun patrimonium, en de hogescholen vallen niet onder het toepassingsgebied.
Dochterondernemingen vallen niet onder het toepassingsgebied van onderafdeling 2 als het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap niet rechtstreeks over minimaal de helft van de stemmen beschikt in de algemene vergadering. § 2. Onderafdeling 1 is ook van toepassing op de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt.
Art. III.37. § 1. Om belangenvermenging te voorkomen leggen de leden van de raad van bestuur bij hun aanstelling een overzicht van hun andere lopende mandaten en activiteiten voor aan de overheid die bevoegd is voor de aanstelling.
Latere wijzigingen in mandaten of activiteiten worden ook voorgelegd. § 2. Als een bestuurder, rechtstreeks of onrechtstreeks, een belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met een beslissing of een verrichting die tot de bevoegdheid van de raad van bestuur behoort, mag hij niet deelnemen aan de beraadslagingen van de raad van bestuur over die verrichting of beslissing, noch aan de stemming daarover.
Art. III.38. De raad van bestuur stelt een deontologische code op voor zijn leden.
Art. III.39. Artikel III.25, III.26, eerste lid, en III.31 zijn van overeenkomstige toepassing op de jaarlijkse bezoldiging, zitpenningen en vergoedingen van de leden van de raad van bestuur van de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.36.
Artikel III.32 is van overeenkomstige toepassing op de jaarlijkse bezoldiging, zitpenningen en vergoedingen van de leden van de raad van bestuur van de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.36, § 1, 1°, 2° en 3°.
De beperkingen aan de geldelijke voorwaarden die volgen uit de toepassing van het eerste en tweede lid gelden niet voor de bestuurders die aangesteld zijn vóór 19 januari 2014 of, in voorkomend geval, vóór de datum waarop die beperkingen van toepassing zijn op de overheidsinstantie die hen aangesteld heeft, ook niet als hun mandaat verlengd wordt na deze datum.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op raden van bestuur van de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.22, eerste lid, 7°, en van het Eigen Vermogen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen en het Eigen Vermogen Informatie Vlaanderen.
Onderafdeling 2. - Onafhankelijke bestuurders Art. III.40. Minimaal een derde van het aantal stemgerechtigde leden van de raad van bestuur van de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.36, § 1, is een onafhankelijke bestuurder.
De Vlaamse Regering kan op gemotiveerd verzoek van de betrokken overheidsinstantie, om gegronde redenen, een uitzondering toestaan op de bepaling van het eerste lid.
Art. III.41. De raad van bestuur stelt de vereisten vast waaraan kandidaten voor het mandaat van onafhankelijk bestuurder moeten voldoen op het vlak van bekwaamheden, kennis en ervaring.
De raad van bestuur doet een open oproep tot kandidaatstelling voor een mandaat van onafhankelijk bestuurder. De oproep bevat een weergave van de vereisten waaraan kandidaten moeten voldoen en regelt de wijze van kandidaatstelling, waarbij minstens een curriculum vitae wordt voorgelegd.
De raad van bestuur vergelijkt de respectieve verdiensten van de kandidaten.
De onafhankelijke bestuurders worden uit lijsten van twee kandidaten per vacant mandaat door de Vlaamse Regering aangesteld, op voordracht van de raad van bestuur.
Als de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.36, § 1, 2°, 3° en 4°, onder wettelijke bepalingen vallen die de algemene vergadering bevoegd maken voor de aanstelling van de bestuurders, worden de onafhankelijke bestuurders aangesteld door de algemene vergadering, op voordracht van de raad van bestuur.
Art. III.42. § 1. De onafhankelijke bestuurder wordt aangesteld op grond van zijn deskundigheid inzake het algemeen bestuur van de betrokken overheidsinstantie, zijn specifieke deskundigheid inzake de inhoudelijke materie en het beleidsveld waarin de overheidsinstantie actief is, en zijn onafhankelijkheid ten aanzien van de deelgenoten en het dagelijks bestuur van de overheidsinstantie.
Onder deelgenoten als vermeld in het eerste lid, wordt verstaan: het Vlaamse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap en de andere personen die participeren of vertegenwoordigd zijn in de overheidsinstantie. § 2. Om de onafhankelijkheid, vermeld in paragraaf 1, te bepalen zijn de criteria van het Wetboek van Vennootschappen richtinggevend.
Art. III.43. In geval van ernstige redenen kunnen de onafhankelijke bestuurders op elk moment worden ontslagen door de Vlaamse Regering, op voordracht van de raad van bestuur.
Als de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.36, § 1, 2°, 3° en 4°, onder wettelijke bepalingen vallen die de algemene vergadering bevoegd maken voor het ontslag van de bestuurders, worden de onafhankelijke bestuurders ontslagen door de algemene vergadering, op voordracht van de raad van bestuur.
Onderafdeling 3. - Evenwichtige participatie van vrouwen en mannen Art. III.44. Om een meer evenwichtige participatie van mannen en vrouwen te bevorderen, mag ten hoogste twee derde van de stemgerechtigde leden van de raad van bestuur van de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.36, van hetzelfde geslacht zijn.
Dat quotum is, in voorkomend geval, afzonderlijk van toepassing op de effectieve leden en op de plaatsvervangende leden.
Art. III.45. Als bij de aanwijzing van leden in een raad van bestuur een voordrachtprocedure gevolgd moet worden, en de voorgedragen kandidaturen het niet mogelijk maken om te voldoen aan de verplichting, vermeld in artikel III.44, dan moet de voordrachtprocedure hernomen worden. In voorkomend geval moeten de voordragende instanties die geen kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht hadden voorgedragen, een extra kandidaat voordragen die van het ondervertegenwoordigde geslacht is.
Zolang een voordragende instantie niet voldoet aan die voorwaarde, blijft het mandaat open.
Als zes maanden nadat het mandaat vacant geworden is, nog niet aan de verplichting, vermeld in artikel III.44, voldaan is, kan de Vlaamse Regering, op voordracht van de minister onder de bevoegdheid van wie de betrokken overheidsinstantie ressorteert, het vacante mandaat invullen zonder de voordrachtprocedure te volgen.
Art. III.46. Met behoud van de toepassing van artikel III.45 kan de Vlaamse Regering, als onmogelijk kan worden voldaan aan de voorwaarde, vermeld in artikel III.44, op gemotiveerd verzoek van de minister onder de bevoegdheid van wie de betrokken overheidsinstantie ressorteert, afwijkingen toestaan.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaraan dat verzoek moet voldoen en stelt de procedure vast.
Als er geen afwijking is toegestaan, beschikt de minister onder de bevoegdheid van wie de betrokken overheidsinstantie ressorteert, over een termijn van drie maanden om te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel III.44.
Art. III.47. Behalve als conform artikel III.46 een uitzondering is toegestaan, kan een raad van bestuur alleen geldig beraadslagen en beslissen als het conform artikel III.44 samengesteld is. Afdeling 3. - Rechtspositie van de regeringscommissarissen
Art. III.48. Deze afdeling is van toepassing op de regeringscommissarissen die aangewezen zijn bij de volgende overheidsinstanties: 1° de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen;2° de privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen;3° de Vlaamse openbare instellingen De Watergroep, de Vlaamse Radio- en Televisieomroep, het Vlaams Fonds voor de Letteren en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek;4° de instanties die niet vallen onder punt 1° tot en met 3° maar die voldoen aan alle volgende kenmerken: a) ze maken deel uit van de Vlaamse deelstaatoverheid of zijn in handen van de Vlaamse deelstaatoverheid en vallen onder het exclusief toezicht van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, in overeenstemming met het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen, vermeld in verordening (EU) nr.549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie; b) ze bezitten rechtspersoonlijkheid;c) het Vlaamse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid, de extern verzelfstandigde agentschappen of hun rechtstreekse of onrechtstreekse dochterondernemingen hebben minimaal de helft van de stemmen in de algemene vergadering. De universitaire instellingen, met inbegrip van hun patrimonium, en de hogescholen vallen niet onder het toepassingsgebied.
Onder regeringscommissaris wordt verstaan: de persoon die de Vlaamse Regering aanwijst, ongeacht de benaming van zijn mandaat, om opdrachten uit te oefenen inzake informatieverstrekking en controle van de wettelijkheid en het algemeen belang.
Art. III.49. § 1. Als krachtens de reglementering tot oprichting van een overheidsinstantie, vermeld in artikel III.48, een regeringscommissaris wordt aangesteld bij die instantie, is de Vlaamse Regering bevoegd voor zijn aanstelling. Voor de aanstelling gaat de Vlaamse Regering na: 1° of de kandidaat voldoende beschikbaar is om zijn functie uit te oefenen;2° via de voorlegging van een curriculum vitae, of de kandidaat over ervaring en kennis van het bestuur en de werking van de Vlaamse overheid en van de beslissingsprocessen en -procedures beschikt;3° of de kandidaat geen enkele strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen die onverenigbaar is met het mandaat van regeringscommissaris: a) voor de kandidaat met de Belgische nationaliteit door de voorlegging van een recent uittreksel uit het strafregister en een verklaring op erewoord dat hij een dergelijke veroordeling niet heeft opgelopen;b) voor de kandidaat die niet beschikt over de Belgische nationaliteit: door een verklaring op erewoord dat hij een dergelijke veroordeling niet heeft opgelopen;4° of er bij de kandidaat geen rechtstreeks of onrechtstreeks functioneel of persoonlijk belangenconflict bestaat. Naast de vereiste op het vlak van ervaring met en kennis van het bestuur en de werking van de Vlaamse overheid en van de beslissingsprocessen en -procedures, vermeld in het eerste lid, 2°, geldt voor de functie van inhoudelijke commissaris die de minister onder wie de betrokken overheidsinstantie ressorteert, vertegenwoordigt, ook de vereiste van specifieke kennis van de inhoudelijke materie en van het beleidsveld waarin de betrokken overheidsinstantie actief is.
Naast de vereiste op het vlak van ervaring met en kennis van het bestuur en de werking van de Vlaamse overheid en van de beslissingsprocessen en -procedures, vermeld in het eerste lid, 2°, geldt voor de functie van commissaris die de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, vertegenwoordigt, ook de vereiste van inzicht in en kennis van financiële en budgettaire aangelegenheden. § 2. Bij ontslag of overlijden van de regeringscommissaris of als hij een onverenigbaar ambt uitoefent, vervangt de Vlaamse Regering hem zo spoedig mogelijk conform de bepalingen, vermeld in paragraaf 1.
De Vlaamse Regering kan een plaatsvervanger aanstellen voor het geval dat de regeringscommissaris verhinderd is.
Art. III.50. De Vlaamse Regering bepaalt bij de aanvang van de aanstelling tot regeringscommissaris de omvang en inhoud van zijn functie.
Art. III.51. Met behoud van de toepassing van andere onverenigbaarheden, bepaald bij of krachtens een wet, een decreet, een besluit of de statuten is de opdracht van de regeringscommissaris onverenigbaar met het mandaat of ambt van: 1° lid van de Commissie van de Europese Unie;2° lid van het Europees Parlement, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement;3° minister of staatssecretaris;4° provinciegouverneur of lid van de deputatie van de provincieraad;5° burgemeester, schepen of lid van het districtscollege;6° bestuurder of personeelslid van de betrokken overheidsinstantie. Als de regeringscommissaris in de loop van zijn mandaat aanvaardt om een ambt of mandaat als vermeld in het eerste lid, uit te oefenen, wordt zijn mandaat van rechtswege beëindigd. Hij wordt vervangen door een regeringscommissaris die aangesteld wordt conform artikel III.49, § 1.
Art. III.52. Met behoud van de toepassing van de verplichtingen die bepaald zijn bij of krachtens een wet of decreet, kan de regeringscommissaris inlichtingen waarvan hij in het kader van zijn opdrachten kennis gekregen heeft niet gebruiken of verspreiden, als het gebruik of de verspreiding ervan schade kan berokkenen aan de belangen van de betrokken overheidsinstantie.
Met toepassing van de uitzonderingsgronden in titel 2, hoofdstuk 3, wordt de briefwisseling tussen de regeringscommissaris en de minister die hem heeft voorgedragen voor aanstelling door de Vlaamse Regering, als vertrouwelijk beschouwd.
Art. III.53. De regeringscommissaris informeert zich over alle evoluties van de regelgeving betreffende zijn functie en de opdracht of het maatschappelijk doel van de overheidsinstantie waarbij hij is aangesteld.
Als dat nodig is, kan de overheidsinstantie ten behoeve van de regeringscommissaris informatievergaderingen of vormingscursussen organiseren of financieren om de regeringscommissaris in de mogelijkheid te stellen om zijn permanente vorming te waarborgen.
Art. III.54. De regeringscommissaris brengt over de toevertrouwde taken verslag uit bij de minister die hem heeft voorgedragen voor aanstelling door de Vlaamse Regering.
Art. III.55. Het mandaat van regeringscommissaris vereist een vertrouwensrelatie met de Vlaamse Regering. Als die vertrouwensrelatie verbroken wordt, kan de Vlaamse Regering het mandaat op elk moment beëindigen.
Art. III.56. De minister die hem heeft voorgedragen voor aanstelling door de Vlaamse Regering evalueert het werk van de regeringscommissaris. De Vlaamse Regering stelt de evaluatieprocedure daarvoor vast.
De evaluatie vindt minstens om de twee jaar plaats, op basis van een functiebeschrijving en competentieprofiel vastgesteld door de minister, vermeld in het eerste lid, bij de aanstelling van de regeringscommissaris. Van de evaluatie wordt een schriftelijke weerslag bijgehouden. Afdeling 4. - Adviesorganen
Onderafdeling 1. - Presentiegelden en vergoedingen voor leden van strategische adviesraden Art. III.57. De Vlaamse Regering stelt de presentiegelden en de vergoedingen van de leden van strategische adviesraden vast.
Artikel III.25 en III.26, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de presentiegelden en vergoedingen van de leden van de strategische adviesraden.
De beperkingen aan de geldelijke voorwaarden die volgen uit de toepassing van het tweede lid gelden niet voor de leden die benoemd zijn vóór de datum van de inwerkingtreding van deze bepaling of, in voorkomend geval, vóór de datum waarop die beperkingen van toepassing zijn op de strategische adviesraad waarbij ze benoemd zijn, ook niet als hun mandaat verlengd wordt na die datum.
Onderafdeling 2. - Evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in Vlaamse adviesorganen Art. III.58. De bepalingen van afdeling 2, onderafdeling 3, zijn van overeenkomstige toepassing op de Vlaamse adviesorganen.
Structurele onderverdelingen van een adviesorgaan als vermeld in het eerste lid, worden ook als adviesorgaan beschouwd als ze zelf bevoegd zijn om advies te verlenen aan het Vlaams Parlement, de Vlaamse Regering, een Vlaamse minister of de Vlaamse administratie. Afdeling 5. - Vrijwaring van de strategische belangen van de Vlaamse
Gemeenschap en het Vlaamse Gewest Art. III.59. Deze afdeling is van toepassing op de volgende overheidsinstanties: 1° de Vlaamse overheid, met uitzondering van het Vlaams Parlement, zijn diensten en de instellingen die aan het Vlaams Parlement verbonden zijn;2° de lokale overheden;3° de instellingen die niet onder punt 1° of 2° vallen, maar die voldoen aan al de volgende kenmerken: a) ze zijn opgericht met het specifieke doel te voorzien in behoeften van algemeen belang;b) ze bezitten rechtspersoonlijkheid;c) 1) ofwel worden ze voor meer dan de helft gefinancierd door een instantie die onder het toepassingsgebied van deze afdeling valt;2) ofwel heeft een instantie die onder het toepassingsgebied van deze afdeling valt meer dan de helft van de stemmen in de raad van bestuur;3) ofwel staat hun beheer onder het toezicht van een instantie die onder het toepassingsgebied van deze afdeling valt. Art. III.60. Als een rechtshandeling van een overheidsinstantie als vermeld in artikel III.59, tot gevolg heeft dat buitenlandse natuurlijke personen of rechtspersonen zeggenschap of beslissingsmacht krijgen in die overheidsinstantie, en als daardoor de strategische belangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest bedreigd worden, met name als de continuïteit van vitale processen in het gedrang komt, als bepaalde strategische of gevoelige kennis in buitenlandse handen dreigt te vallen of als de strategische onafhankelijkheid van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest in het gedrang komt, kan de Vlaamse Regering die rechtshandeling nietig verklaren of buiten toepassing verklaren.
De Vlaamse Regering kan alleen toepassing maken van het eerste lid als ze kan aantonen dat ze gepoogd heeft de vrijwaring van de strategische belangen te realiseren met instemming van de betrokken overheidsinstantie. HOOFDSTUK 3. - Werking Afdeling 1. - Planning van en rapportering over de algemene werking
Art. III.61. § 1. Voor de departementen en de intern verzelfstandigde agentschappen stelt de Vlaamse Regering, op voorstel van het hoofd van het departement of het intern verzelfstandigd agentschap, jaarlijks een ondernemingsplan vast.
Voor de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen stelt de raad van bestuur, in samenspraak met de Vlaamse Regering, jaarlijks een ondernemingsplan vast. § 2. Het ondernemingsplan omvat onder meer de beleids- en beheersdoelstellingen, zowel meerjarig als voor het komende jaar, en de operationele vertaling ervan.
In afwijking van het eerste lid omvat het jaarlijkse ondernemingsplan van de Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn geen meerjarige beleids- en beheersdoelstellingen. § 3. Het ondernemingsplan voor het lopende kalenderjaar wordt uiterlijk op 31 maart van dat jaar vastgesteld.
Art. III.62. Voor de departementen, de intern verzelfstandigde agentschappen en de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen wordt jaarlijks een rapport opgesteld over de uitvoering van het ondernemingsplan conform artikel III.61, § 1.
Het jaarrapport omvat onder meer de status van de uitvoering van de beleids- en beheersdoelstellingen.
Het jaarrapport over de uitvoering van het ondernemingsplan wordt uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar vastgesteld.
Art. III.63. § 1. De Vlaamse Regering kan nadere regels vastleggen voor de inhoud, de vorm, de modaliteiten, de opvolging en de evaluatie van de ondernemingsplannen en de jaarrapporten. § 2. Uiterlijk een maand nadat ze effectief vastgesteld zijn, worden de ondernemingsplannen en de jaarrapporten van de departementen, de intern verzelfstandigde agentschappen en de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen gepubliceerd op de centrale website van de Vlaamse overheid. Afdeling 2. - Organisatie van het communicatiebeleid
Art. III.64. § 1. Elke instantie van de Vlaamse administratie draagt zorg voor de organisatie van de communicatie conform de bepalingen van titel II, hoofdstuk 1, en wijst daarvoor een communicatieverantwoordelijke aan.
De communicatieverantwoordelijken hebben de taak om het communicatiebeleid te plannen, te realiseren en te evalueren. Ze stimuleren, coördineren en begeleiden de communicatie van hun instantie en zorgen ervoor dat die spoort met het gemeenschappelijke communicatiebeleid van de Vlaamse administratie.
Ze hebben tot taak toe te zien op de naleving van de normen voor overheidscommunicatie, vermeld in titel II, hoofdstuk 1, afdeling 3, binnen hun instantie.
Elke instantie van de Vlaamse administratie stemt het takenpakket van de communicatieverantwoordelijke en dat van de klachtenvoorziening, vermeld in titel II, hoofdstuk 5, op elkaar af met het oog op een meer geïntegreerde klantenwerking.
De Vlaamse Regering kan nadere regels vastleggen voor de generieke aspecten en de coördinatie van het communicatiebeleid van de Vlaamse administratie. § 2. Elke provincieraad, gemeenteraad en raad voor maatschappelijk welzijn stelt een communicatieverantwoordelijke aan.
De communicatieverantwoordelijken hebben de taak om het communicatiebeleid te plannen, te realiseren en te evalueren. Ze stimuleren, coördineren en begeleiden de communicatie van hun overheid.
Ze hebben tot taak toe te zien op de naleving van de normen voor overheidscommunicatie, vermeld in titel II, hoofdstuk 1, afdeling 3, binnen hun instantie. Afdeling 3. - Elektronisch bestuurlijk gegevensverkeer
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen Art. III.65. § 1. Deze afdeling regelt het intra- en interbestuurlijke gegevensverkeer. § 2. Deze afdeling is van toepassing op de volgende overheidsinstanties: 1° de Vlaamse overheid;2° de lokale overheden. Artikel III.70 is ook van toepassing op de instellingen met een publieke taak, wat hun publieke taak betreft, en op de milieu-instanties wat hun milieuverantwoordelijkheden, -functies of -diensten betreft. § 3. In deze afdeling wordt verstaan onder: 1° metagegevens: documentatie die beschrijft wat de inhoud en de frequentie van actualisering van de authentieke gegevensbron is, en op welke technische wijze die bron benaderd en ontsloten kan worden;2° testgegevens: een kopie van de authentieke gegevensbron waarvan de omvang beperkt is, die technisch dezelfde kenmerken als de authentieke gegevensbron heeft, maar die uit anonieme, geanonimiseerde of fictieve gegevens bestaat; 3° stuurorgaan: het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid, vermeld in artikel III.74.
Onderafdeling 2. - Authentieke gegevensbronnen Art. III.66. § 1. De Vlaamse Regering erkent, op voorstel van het stuurorgaan, als authentieke gegevensbron de meest volledige, kwalitatief hoogstaande verzamelingen van gegevens die op elektronische wijze worden bijgehouden, en die voor de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.65, § 2, nuttig of noodzakelijk zijn bij de uitvoering van de taken van algemeen belang waarmee ze zijn belast of bij de uitvoering van de verplichtingen die op hen rusten.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden om als een authentieke gegevensbron te worden erkend. § 2. De Vlaamse Regering kan, op voorstel van het stuurorgaan, kandidaat authentieke gegevensbronnen aanwijzen. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de aanpassingen die noodzakelijk zijn om te evolueren naar een erkende authentieke gegevensbron, worden gefinancierd. § 3. De Vlaamse Regering kan nadere regels vastleggen voor de toepassing van dit artikel.
Art. III.67. § 1. Bij elke erkenning als authentieke gegevensbron bepaalt de Vlaamse Regering welke overheidsinstantie de betreffende gegevensbron beheert en kan ze bepalen onder welke voorwaarden en op welke wijze de gegevens worden verwerkt.
De overheidsinstanties die authentieke gegevensbronnen beheren, zijn verantwoordelijk voor de instandhouding, de terbeschikkingstelling, de veiligheid, de toegang en het gebruik van de authentieke gegevensbron en van de gegevens van de authentieke gegevensbron in kwestie. Ze kunnen daarvoor zelf of via gegevensinitiatoren als vermeld in paragraaf 2, gegevens bij de burger opvragen. § 2. De Vlaamse Regering kan de modaliteiten voor samenwerking tussen gegevensinitiatoren en de overheidsinstanties die authentieke gegevensbronnen beheren nader bepalen en daarbij verplichtingen opleggen.
Onder gegevensinitiator wordt verstaan een overheidsinstantie, vermeld in artikel III.65, § 2, of een derde die exclusieve eindverantwoordelijkheid heeft voor het bijhouden van de levensloop of een of meer eigenschappen van een object.
Onderafdeling 3. - Rechten en verplichtingen Art. III.68. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.65, § 2, moeten de gegevens die ze nodig hebben voor de uitvoering van de taken van algemeen belang waarmee ze zijn belast of voor de uitvoering van de verplichtingen die op hen rusten, opvragen bij gegevensbronnen als vermeld in artikel III.66, § 1. De Vlaamse Regering kan daarbij per voormelde gegevensbron en per overheidsinstantie of groep van overheidsinstanties een tijdschema vastleggen na advies van het stuurorgaan.
De Vlaamse Regering stelt vast, op voorstel van het stuurorgaan, welke gegevensbronnen die een externe overheid beheert, de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.65, § 2, moeten raadplegen voor de uitvoering van de taken van algemeen belang waarmee ze zijn belast, of voor de uitvoering van de verplichtingen die op hen rusten.
De Vlaamse Regering kan daarbij per voormelde gegevensbron en per overheidsinstantie of groep van overheidsinstanties een tijdschema vastleggen na advies van het stuurorgaan.
De Vlaamse Regering kan met de externe overheden de nodige akkoorden sluiten zodat de gegevens die in die voormelde gegevensbronnen opgenomen zijn, kunnen worden gebruikt.
Art. III.69. Alleen als er geen verplicht te gebruiken gegevensbron bestaat, kunnen de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.65, § 2, gegevens bij de burger opvragen.
De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van het stuurorgaan, de datum vanaf wanneer de burgers gerechtigd zijn om, zonder verlies van rechten, te weigeren bepaalde gegevens als vermeld in artikel III.68, eerste en tweede lid, ter beschikking te stellen van de overheidsinstantie. De Vlaamse Regering bepaalt daarbij telkens nader onder welke voorwaarden het weigeringsrecht wordt toegestaan en welke gevolgen het weigeringsrecht voor de betrokken burger en voor de betrokken overheidsinstantie heeft.
Art. III.70. § 1. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.65, § 2, zijn in ieder geval verplicht: 1° persoonsgegevens te verwerken overeenkomstig de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens;2° bij iedere nieuwe toepassing van het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer vooraf adequate technische en organisatorische maatregelen in te bouwen voor de naleving van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens;3° op elk moment te waken over de kwaliteit en de veiligheid van gegevens en alle maatregelen te treffen om een perfecte bewaring van persoonsgegevens te garanderen. § 2. De elektronische mededeling van gegevens uit gegevensbronnen als vermeld in artikel III.66, § 1, aan andere overheidsinstanties als vermeld in artikel III.65, § 2, is kosteloos.
De Vlaamse Regering kan regels bepalen om de kosten voor de elektronische mededeling van die gegevens aan externe overheden aan te rekenen.
Art. III.71. § 1. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.65, § 2, stellen de metagegevens van de gegevensbronnen, vermeld in artikel III.66, § 1, kosteloos en publiekelijk open, zonder evenwel inbreuk te plegen op de intellectuele rechten en de confidentialiteitsverplichtingen die met die gegevensbronnen samenhangen, en zonder informatie bekend te maken die ongeoorloofde toegang of ongeoorloofd gebruik van de gegevensbronnen mogelijk maakt of de integriteit ervan in gevaar brengt.
Ze stellen testgegevens ter beschikking overeenkomstig titel II, hoofdstuk 4. § 2. Om te verhinderen dat misbruik wordt gemaakt van de metagegevens of de testgegevens, kan de Vlaamse Regering nadere bepalingen uitvaardigen over de registratie van de raadpleging van de metagegevens en het gebruik van de testgegevens.
Art. III.72. De bestuursdocumenten die vatbaar zijn voor hergebruik als vermeld in artikel II.55, worden tussen de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.65, § 2, kosteloos uitgewisseld met het oog op de vervulling van hun publieke taak. Op eenvoudig verzoek van een overheidsinstantie bezorgt de overheidsinstantie die de gevraagde bestuursdocumenten bezit, de betreffende bestuursdocumenten aan de vragende overheidinstantie, en als dat mogelijk en passend is, in een open en machinaal leesbaar formaat.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de bezorging van bestuursdocumenten, vermeld in het eerste lid. De Vlaamse Regering kan regels bepalen om de kosten voor de bezorging van bestuursdocumenten aan externe overheden met het oog op de vervulling van hun publieke taak aan te rekenen.
Art. III.73. Als de ontvangende overheidsinstantie vaststelt dat de gegevens in de ontvangen bestuursdocumenten onnauwkeurig, onvolledig of onjuist zijn, is ze verplicht dat onmiddellijk te melden aan de overheidsinstantie die de bestuursdocumenten in kwestie beheert.
De Vlaamse Regering kan de regels voor die melding bepalen. Afdeling 4. - Stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid
Art. III.74. Er wordt een stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid opgericht.
Het stuurorgaan heeft, binnen de krijtlijnen van het strategische plan van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel III.78, de volgende opdrachten: 1° afspraken maken en maatregelen nemen opdat het strategische plan, vermeld in artikel III.78, door de Vlaamse administratie wordt uitgevoerd; 2° initiatief nemen ter bevordering en ter bestendiging van de digitale dienstverlening;3° aan de Vlaamse Regering alle nuttige maatregelen voorstellen die kunnen bijdragen tot een veilige en vertrouwelijke behandeling van persoonsgegevens of tot administratieve vereenvoudiging en digitalisering;4° beraadslagen over alle relevante overkoepelende en entiteitsoverschrijdende aspecten van het inzetten van ICT-oplossingen die gebruikt worden binnen de processen van de Vlaamse administratie;5° overleg plegen met het Voorzitterscollege, opgericht bij de beslissing van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2014. Het stuurorgaan organiseert op regelmatige tijdstippen een overleg met de verschillende belanghebbenden om de eenvormigheid in beraadslagingen na te streven ter bevordering en bestendiging van de samenwerking tussen de Vlaamse administratie, lokale overheden en externe overheden op het vlak van het informatie- en het ICT-beleid.
Het stuurorgaan stelt, binnen de krijtlijnen van het strategische plan, vermeld in artikel III.78, technische voorschriften en richtlijnen voor de Vlaamse administratie en de lokale overheden vast over de aanmaak, het beheer, de uitwisseling, het gebruik, het hergebruik en de archivering van de gegevens en diensten van de Vlaamse administratie en de lokale overheden met het oog op de realisatie van een efficiënt en interoperabel gebruik van gegevens.
Art. III.75. Het stuurorgaan staat het agentschap Informatie Vlaanderen in zijn hoedanigheid van dienstenintegrator bij in de vervulling van zijn opdrachten, en formuleert daarbij voorstellen en aanbevelingen.
Het stuurorgaan brengt advies uit over: 1° de mogelijke ontsluiting via de Vlaamse dienstenintegrator, vermeld in artikel 3 van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator, en de geografische data-infrastructuur, vermeld in artikel 12 van het GDI-decreet van 20 februari 2009, van gegevensbronnen of authentieke gegevensbronnen en diensten;2° de mogelijke aanpassing van de gegevensbronnen zodat, als dat mogelijk is, alleen authentieke gegevens worden ontsloten en als dusdanig kunnen worden erkend;3° de optimalisering binnen de Vlaamse overheid en de lokale overheden van de aanmaak, het gebruik, het beheer van en de uitwisseling tussen gegevensbronnen en authentieke gegevensbronnen;4° een gestructureerde aanpak bij de uitbouw van een stelsel van Vlaamse authentieke gegevensbronnen, met inbegrip van het promoten, begeleiden en coördineren van Vlaamse authentieke gegevensbronnen bij de Vlaamse overheid en de lokale overheden;5° het gebruik van verwijzingen naar het gegeven in de gegevensbron of de authentieke gegevensbron voor gegevens die geheel of gedeeltelijk overlappen met een authentiek gegeven in een authentieke gegevensbron;6° het vastleggen van regels voor de gegevensbron of de authentieke gegevensbron inzake de voorwaarden voor raadpleging door of mededeling van bepaalde gegevens. Art. III.76. Het stuurorgaan is samengesteld uit de volgende leden: 1° een vertegenwoordiger van N-niveau of N-1-niveau per beleidsdomein als vermeld in artikel III.1, op voorstel van de managementcomités van de respectieve beleidsdomeinen; 2° drie vertegenwoordigers van de lokale overheden, van wie één vertegenwoordiger van de provincies en twee vertegenwoordigers van de gemeenten;3° een vertegenwoordiger van het agentschap Facilitair Bedrijf;4° een vertegenwoordiger van het agentschap Informatie Vlaanderen;5° twee externe innovators.De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de aanstelling van die externe innovators en de vereisten waaraan ze moeten voldoen; 6° een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor het informatiebeleid;7° een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor het IT-beleid. De Vlaamse Regering kan de samenstelling, vermeld in het eerste lid, verder uitbreiden.
De leden, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 5°, zijn effectief stemgerechtigde leden. De leden, vermeld in het eerste lid, 6° en 7°, zijn waarnemende leden met raadgevende stem.
Op de wijze, vermeld in het eerste lid, wordt voor elke vertegenwoordiger in een plaatsvervangend lid voorzien. De plaatsvervanger van de voorzitter is een van de vertegenwoordigers, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 4°.
Het lidmaatschap van het stuurorgaan is onverenigbaar met een mandaat in het Europees Parlement, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, de provincieraad, de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn, met het ambt van minister, staatssecretaris, gouverneur, burgemeester en met het lidmaatschap van een deputatie of een schepencollege.
De Vlaamse Regering kan de leden van het stuurorgaan ontslaan op eigen verzoek of om ernstige redenen.
Art. III.77. De Vlaamse Regering bepaalt de werking van het secretariaat dat belast is met de administratieve ondersteuning en de organisatie van het stuurorgaan en zijn werkgroepen, omschrijft, zo nodig, nader zijn bevoegdheden, bepaalt de nadere regels voor de werking en benoemt de voorzitter en de leden voor een termijn van vijf jaar, met uitzondering van de externe innovators, vermeld in artikel III.76, eerste lid, 5°, die voor een termijn van twee jaar worden benoemd.
Art. III.78. De Vlaamse Regering bepaalt de strategie en de prioriteiten op het vlak van het informatie- en het ICT-beleid met een strategisch plan en voorziet in bindende afspraken binnen de Vlaamse administratie zelf, en om interoperabiliteit te bewerkstelligen tussen de Vlaamse administratie en de lokale overheden.
Het strategische plan kan de volgende informatie bevatten: 1° alle nuttige maatregelen die kunnen bijdragen tot een veilige en vertrouwelijke behandeling van persoonsgegevens of tot administratieve vereenvoudiging en digitalisering;2° de regels voor de aanmaak, het beheer, de uitwisseling, het gebruik, het hergebruik en de archivering van de gegevens en diensten van de Vlaamse admi-nistratie en de lokale overheden met het oog op de realisatie van een efficiënt en interoperabel gebruik van gegevens;3° beslissingen over entiteitsoverschrijdende aspecten van het inzetten van ICT-oplossingen die gebruikt worden binnen de processen van de Vlaamse admi-nistratie. Afdeling 5. - Beheren, bewaren en vernietigen van bestuursdocumenten
Onderafdeling 1. - Algemene bepaling Art. III.79. § 1. Tenzij het anders wordt vermeld in deze afdeling, is deze afdeling van toepassing op de volgende overheidsinstanties: 1° de Vlaamse administratie;2° de Vlaamse administratieve rechtscolleges;3° de Vlaamse adviesorganen; 4° de Vlaamse openbare instellingen die niet behoren tot de Vlaamse administratie, behalve wat artikel III.84 betreft; 5° de lokale overheden, behalve wat artikel III.83, § 2, III.84 en III.88, § 2, betreft. § 2. Deze afdeling is van toepassing op de bestuursdocumenten die de overheidsinstanties, vermeld in paragraaf 1, bezitten, met uitzondering van de bestuursdocumenten van de lokale overheden die geen intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zijn, als die bestuursdocumenten geen nut meer hebben voor de administratie of als ze betrekking hebben op federale aangelegenheden.
Onderafdeling 2. - Zorg en beheer Art. III.80. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.79, § 1, dragen de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het beheren en bewaren van de bestuursdocumenten die ze hebben opgemaakt of ontvangen naar aanleiding van hun activiteiten of taken of ter handhaving van hun rechten, of die zij hebben verworven van derden, gedurende de volledige levenscyclus van de creatie, verwerving of ontvangst tot aan de eventuele vernietiging.
Art. III.81. § 1. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.79, § 1, beheren en bewaren de bestuursdocumenten die onder hun bestuurlijke verantwoordelijkheid vallen in goede, geordende en toegankelijke staat. § 2. Het beheer en de bewaring van bestuursdocumenten wordt vastgelegd in beheersregels.
De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.79, § 1, wijzen een verantwoordelijke aan die de beheersregels vastlegt, opvolgt en uitvoert.
Elke overheidsinstantie waakt erover dat de beheersregels toegepast en geëvalueerd worden, overeenkomstig hun eigen systeem van interne controle. § 3. De Vlaamse Regering stelt de nadere bepalingen vast met betrekking tot de beheersregels en regelt de taken, de deskundigheid en de deontologische code van de verantwoordelijke.
Art. III.82. § 1. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.79, § 1, maken de categorieën van bestuursdocumenten bekend waarvoor ze de bestuurlijke verantwoordelijkheid dragen.
Het eerste lid is ook van toepassing op de bestuursdocumenten die de overheidsinstantie verworven heeft van een derde en die door de wilsuiting van die derde niet of beperkt openbaar gemaakt mogen worden. § 2. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.79, § 1, publiceren de categorieën van bestuursdocumenten waarvoor ze de bestuurlijke verantwoordelijkheid dragen en de selectieregels in het centrale register van de Vlaamse overheid. § 3. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor dat register en kan bepalen onder welke voorwaarden afgeweken kan worden van de publicatie in het centrale register.
Art. III.83. § 1. De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de bestuursdocumenten van opgeheven, ontbonden of samengevoegde overheidsinstanties wordt overgedragen aan de rechtsopvolger.
De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor bestuursdocumenten van overheidsinstanties die opgeheven of ontbonden worden zonder rechtsopvolger, wordt overgedragen aan de overheidsinstantie die is aangewezen bij de ontbinding.
Overheidsinstanties die gesplitst worden dragen de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor hun bestuursdocumenten over aan de overheidsinstantie die verantwoordelijk wordt voor de taken waaruit de desbetreffende bestuursdocumenten voortvloeien. § 2. Als een overheidsinstantie opgeheven of ontbonden is zonder dat een rechtsopvolger of verantwoordelijke instantie aangewezen is, of als een van haar taken is stopgezet, worden de bestuursdocumenten en de bestuurlijke verantwoordelijkheid daarvoor overgedragen aan het depot, vermeld in artikel III.84.
In afwijking van het eerste lid, wordt voor de Vlaamse openbare instellingen die niet behoren tot de Vlaamse administratie en die ontbonden zijn zonder dat een rechtsopvolger of verantwoordelijke instantie aangewezen is, of waarvan een van de taken is stopgezet, de overheidsinstantie die bestuurlijk verantwoordelijk wordt voor de bestuursdocumenten aangewezen door de Vlaamse Regering, na advies van het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid, vermeld in artikel III.74. § 3. De Vlaamse Regering kan nadere bepalingen vaststellen voor de rechtsopvolging en de overdracht van bestuursdocumenten die daarmee gepaard gaat.
Art. III.84. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.79, § 1, dragen hun bestuursdocumenten waarvan de bewaartermijn, vermeld in artikel III.87, § 1, 2°, verstreken is en waarvan de definitieve bestemming, vermeld in artikel III.87, § 1, 3°, permanente bewaring is, over aan het depot dat de Vlaamse Regering daarvoor aangewezen heeft.
De instanties van de Vlaamse administratie zijn verplicht hun bestuursdocumenten die administratief zijn afgehandeld, onmiddellijk over te dragen aan het depot, vermeld in het eerste lid.
De Vlaamse Regering stelt de nadere bepalingen vast inzake de kwaliteitscriteria van het depot en de procedures voor de overdracht van bestuursdocumenten aan het depot.
Art. III.85. De Vlaamse Regering kan een externe audit van het beheer en de bewaring van bestuursdocumenten bij de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.79, § 1, uitvoeren.
De Vlaamse Regering stelt de nadere bepalingen vast voor de werking, de financiering en de periodiciteit van de audit.
Onderafdeling 3. - Ondersteuning Art. III.86. De Vlaamse Regering zorgt in het kader van de ondersteuning van de toepassing van deze afdeling voor de uitoefening van de volgende taken: 1° de administratieve ondersteuning van de selectiecommissies, vermeld in artikel III.88, § 1; 2° het bevorderen en organiseren van kennisdeling;3° het verlenen van advies;4° het ontwikkelen van een instrumentarium; 5° het beheren van het register, vermeld in artikel III.82, § 2.
De Vlaamse Regering kan de taken, vermeld in het eerste lid, concretiseren of aanvullen.
Onderafdeling 4. - Selectie en vernietiging Art. III.87. § 1. Voor elke categorie van bestuursdocumenten worden selectieregels opgesteld die minstens de volgende gegevens bevatten: 1° een betekenisvolle naam en omschrijving;2° het administratieve of juridische nut, verduidelijkt door een bewaartermijn met bijbehorende motivering;3° de aanduiding van de waarde voor het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden, verduidelijkt door de definitieve bestemming, die ofwel een vernietiging ofwel een permanente bewaring inhoudt, met bijbehorende motivering. De selectiecommissie, vermeld in artikel III.88, § 1, kan beslissen dat de selectieregels meer gegevens moeten bevatten. § 2. De selectieregels hebben uitwerking vanaf de bekendmaking ervan in het register, vermeld in artikel III.82, § 2. § 3. De bekendgemaakte selectieregels zijn geldig voor de duur van ten hoogste vijf jaar of tot op het moment dat de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor bestuursdocumenten overgedragen wordt conform artikel III.83. § 4. De Vlaamse Regering stelt de nadere bepalingen vast voor de opmaak, de goedkeuring en de onderlinge consistentie van de selectieregels.
Art. III.88. § 1. De Vlaamse Regering richt een selectiecommissie op voor de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.79, § 1, 1°, 2°, 3° en 4°, en kan een of meer selectiecommissies oprichten voor de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.79, § 1, 5°. Deze selectiecommissies zijn belast met het opstellen en actualiseren of goedkeuren van de selectieregels. § 2. Voor de categorieën van bestuursdocumenten die betrekking hebben op activiteiten of taken die toegewezen zijn aan een overheidsinstantie, stelt de overheidsinstantie, in samenwerking met de selectiecommissie, de selectieregels op. § 3. De Vlaamse Regering stelt de nadere bepalingen vast voor de samenstelling en de werking van de opgerichte selectiecommissies en stelt de vergoedingen van de leden ervan vast.
Art. III.89. § 1. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.79, § 1, kunnen bestuursdocumenten alleen vernietigen conform de toepasselijke bekendgemaakte selectieregels. § 2. Tot op het moment dat selectieregels als vermeld in artikel III.87 worden bekendgemaakt, blijven de selectielijsten, vermeld in artikel 5 van de Archiefwet van 24 juni 1955 of in artikel 11 van het Archiefdecreet van 9 juli 2010, gelden en kunnen de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.79, § 1, bestuursdocumenten vernietigen conform de selectielijsten.
De selectielijsten, vermeld in het eerste lid, verliezen hun geldigheid vijf jaar na de inwerkingtreding van deze bepaling. § 3. Bestuursdocumenten waarvoor geen selectieregels als vermeld in artikel III.87, of geldige selectielijsten als vermeld in paragraaf 2, bekendgemaakt zijn, kunnen alleen vernietigd worden met toestemming van de bevoegde selectiecommissie.
De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor die procedure. § 4. De overheidsinstanties, vermeld in artikel III.79, § 1, houden van de vernietiging van bestuursdocumenten een gedateerde verklaring bij die ten minste een specificatie van de vernietigde bestuursdocumenten bevat en een verwijzing naar de bepaling die de vernietiging toelaat.
De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de inhoud en de bekendmaking van deze verklaring. Afdeling 6. - Beroepsinstantie openbaarheid van bestuur en hergebruik
van overheidsinformatie Art. III.90. Er wordt een beroepsinstantie opgericht, samengesteld uit personeelsleden van de Vlaamse administratie of van de lokale overheden, die belast is met het behandelen van beroepen over: 1° de toegang tot bestuursdocumenten als vermeld in artikel II.48; 2° het hergebruik van overheidsinformatie als vermeld in artikel II.69.
De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast met betrekking tot de samenstelling en de werkwijze van de beroepsinstantie.
Art. III.91. De beroepsinstantie oefent haar taak volledig onafhankelijk en neutraal uit.
De leden van de beroepsinstantie: 1° worden beschermd tegen beïnvloeding of druk, in het bijzonder van personen die betrokken zijn bij het bestuursdocument waarop het beroep betrekking heeft;2° beschikken over voldoende tijd om de beroepen te behandelen;3° worden niet geëvalueerd op of tuchtrechtelijk vervolgd vanwege hun bevindingen in het onderzoek of hun oordeel over het beroep. Art. III.92. De beroepsinstantie bezorgt jaarlijks aan de Vlaamse Regering een verslag over de beroepen die zijn ingesteld en inzake de toepassing van de bepalingen over toegang tot bestuursdocumenten. Afdeling 7. - Strategische adviesraden
Onderafdeling 1. - Taakomschrijving strategische adviesraden Art. III.93. Een strategische adviesraad is een permanent orgaan, opgericht bij decreet, dat tot taak heeft om het Vlaams Parlement, de Vlaamse Regering of de individuele ministers te adviseren over strategische beleidsaangelegenheden.
Het oprichtingsdecreet bepaalt de wijze van samenstelling, de opdracht en het werkterrein, de werking en het toezicht. Voor wat niet in het oprichtingsdecreet bepaald is, gelden de bepalingen van deze afdeling.
Art. III.94. § 1. Een strategische adviesraad heeft de volgende opdrachten: 1° de maatschappelijke ontwikkelingen volgen en interpreteren;2° bijdragen tot het vormen van een beleidsvisie;3° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over de hoofdlijnen van het beleid;4° advies uitbrengen over voorontwerpen van decreet;5° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over voorstellen van decreet;6° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over ontwerpen van besluit van de Vlaamse Regering;7° reflecties leveren over de bij het Vlaams Parlement ingediende beleidsnota's;8° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over conceptnota's, groen- en witboeken;9° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over ontwerpen van samenwerkingsakkoord die de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest wil sluiten met de staat of met andere gemeenschappen en gewesten;10° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over beleidsvoornemens, beleidsplannen en regelgeving die voorbereid wordt op het niveau van de Europese Unie, en over internationale verdragen die voorbereid worden. § 2. De leden van de Vlaamse Regering zijn verplicht om advies te vragen aan de strategische adviesraad, die bevoegd is voor de betrokken beleidsmaterie, over een voorontwerp van decreet of een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering dat van strategisch belang is. Ze kunnen dat advies vragen vóór de Vlaamse Regering collegiaal beraadslaagd heeft over het voorontwerp van decreet of ontwerp van besluit.
Onder ontwerpen van besluit van de Vlaamse Regering die van strategisch belang zijn, wordt verstaan: ontwerpen van reglementair of organiek besluit die uitvoering geven aan de inhoud van een decreet en waarvan de Vlaamse Regering beslist dat het basisuitvoeringsbesluiten zijn.
De verplichting, vermeld in het eerste lid, geldt niet voor voorontwerpen van decreet houdende instemming met internationale verdragen. § 3. De Vlaamse Regering geeft duiding en toelichting aan de strategische adviesraad over het gevolg dat ze aan de adviezen geeft, vermeld in paragraaf 2. § 4. De strategische adviesraden publiceren hun adviezen op hun website.
Onderafdeling 2. - Samenstelling Art. III.95. Een strategische adviesraad wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld binnen het werkterrein van de adviesraad, in voorkomend geval, aangevuld met onafhankelijke deskundigen binnen het werkterrein van de adviesraad en vertegenwoordigers van de lokale overheden.
Art. III.96. § 1. De Vlaamse Regering benoemt de leden van de strategische adviesraden voor een termijn van vier jaar.
Vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld worden benoemd op voordracht van representatieve middenveldorganisaties.
Onafhankelijke deskundigen worden benoemd na een openbare oproep tot kandidaatstelling. Vertegenwoordigers van lokale overheden worden benoemd op voordracht van de Vereniging van Vlaamse Provincies of van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. § 2. Onder de leden van de strategische adviesraad wordt een voorzitter aangewezen, hetzij door de Vlaamse Regering, hetzij door de leden van de adviesraad.
Als de strategische adviesraad rechtspersoonlijkheid heeft, wordt de raad in rechte vertegenwoordigd door de voorzitter, onverminderd de mogelijkheid tot delegatie van die bevoegdheid.
Art. III.97. Leden van strategische adviesraden oefenen hun functie uit in volledige onafhankelijkheid van de Vlaamse overheid.
Het lidmaatschap van een strategische adviesraad of van een werkcommissie als vermeld in artikel III.99, is onverenigbaar met: 1° een mandaat in het Europees Parlement, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement;2° het ambt van minister, staatssecretaris of kabinetslid;3° het ambt van personeelslid van een departement of agentschap van de Vlaamse overheid, dat in een hiërarchische verhouding staat tot de minister die bevoegd is voor de betrokken strategische adviesraad;4° het ambt van personeelslid van het Vlaams Parlement of van de instellingen die verbonden zijn aan het Vlaams Parlement;5° het ambt van personeelslid van de strategische adviesraad. Art. III.98. De Vlaamse Regering kan leden van strategische adviesraden ontslaan op eigen verzoek of om ernstige redenen.
Vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld kunnen alleen ontslagen worden op verzoek van de representatieve middenveldorganisatie. Vertegenwoordigers van lokale overheden kunnen alleen ontslagen worden op verzoek van de Vereniging van Vlaamse Provincies of van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten.
Onderafdeling 3. - Werking strategische adviesraden Art. III.99. Een strategische adviesraad regelt zijn interne werking, met behoud van de toepassing van artikel III.103, § 1, eerste lid, en kan ter voorbereiding van adviezen werkcommissies instellen.
Art. III.100. Een strategische adviesraad beschikt over een eigen secretariaat dat onder het gezag van de strategische adviesraad wordt geleid door een secretaris.
Het secretariaat, vermeld in het eerste lid, staat in voor de administratieve, logistieke en inhoudelijke ondersteuning van de strategische adviesraad.
Art. III.101. Een strategische adviesraad beschikt over een jaarlijkse toelage.
Art. III.102. De leden van de Vlaamse Regering stellen de strategische adviesraad uit eigen beweging of op zijn verzoek alle informatie ter beschikking die noodzakelijk is voor de adviesopdracht.
Tussen de Vlaamse Regering en de strategische adviesraad worden structurele afspraken gemaakt over de informatie-uitwisseling en andere samenwerkingsmodaliteiten bij het begin van elke regeerperiode.
Art. III.103. § 1. Een strategische adviesraad beraadslaagt collegiaal over de uit te brengen adviezen, volgens de procedure van de consensus.
Als er geen consensus kan worden bereikt, wordt gestemd en wordt de stemmenverhouding in het advies vermeld. Er kan een minderheidsnota bij het advies worden gevoegd. § 2. De strategische adviesraden verstrekken adviezen binnen een termijn van dertig kalenderdagen nadat ze de adviesaanvraag hebben ontvangen of binnen de bijkomende termijn die door de adviesaanvrager werd verleend, met behoud van artikel III.104, § 3, derde lid.
In geval van spoed, die met redenen wordt omkleed, kan de aanvrager van het advies de termijn inkorten. De termijn mag echter nooit minder dan tien werkdagen bedragen.
Art. III.104. § 1. Strategische adviesraden kunnen onderling samenwerken en gezamenlijk advies uitbrengen. Ze kunnen ook samenwerken met andere adviesorganen. § 2. Strategische adviesraden kunnen externe experten, betrokkenen of personeelsleden van de Vlaamse administratie verzoeken informatie te verschaffen ter voorbereiding van een advies. § 3. Strategische adviesraden kunnen ter voorbereiding van een advies een open consultatie organiseren.
In dat geval kondigen ze deze consultatie minstens aan via het consultatieportaal, vermeld in artikel II.8.
Als aan strategische adviesraden gevraagd wordt een open consultatie te organiseren ter voorbereiding van een advies, wordt de adviestermijn met de termijn van deze open consultatie verlengd. § 4. Strategische adviesraden geven aan op welke informatie ze hun advies gebaseerd hebben en welke externe experten, betrokkenen of personeelsleden van de Vlaamse administratie ze geraadpleegd hebben.
Onderafdeling 4. - Programmering en verslaggeving Art. III.105. Een strategische adviesraad stelt zijn werkprogramma vast in overleg met de Vlaamse Regering.
Art. III.106. Een strategische adviesraad brengt jaarlijks verslag uit van zijn werkzaamheden en publiceert dat op zijn website. Afdeling 8. - Organisatie van het statistiekbeleid
Art. III.107. § 1. Deze afdeling is van toepassing op de volgende overheidsinstanties: 1° de departementen;2° de intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid;3° de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid;4° de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen;5° de Vlaamse Gemeenschapscommissie;6° de gemeenten en de provincies;7° de Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie;8° de administratieve diensten van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs;9° het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek;10° de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt. § 2. Onder Vlaamse openbare statistieken wordt verstaan: de statistieken die de overheidsinstanties, vermeld in paragraaf 1, ontwikkelen, produceren en verspreiden, die relevant en nodig zijn bij de uitwerking, uitvoering, opvolging of evaluatie van het Vlaamse beleid of die tegemoet komen aan verplichtingen die zijn opgelegd door het Interfederaal Instituut voor Statistiek of internationale statistiekinstellingen en die publiek beschikbaar zijn als open data.
Art. III.108. De Vlaamse Regering wijst de Vlaamse Statistische Autoriteit aan die belast wordt met de coördinatie van de ontwikkeling, productie en verspreiding van de Vlaamse openbare statistieken en de kwaliteitszorg ervan. De Vlaamse Statistische Autoriteit is wetenschappelijk en professioneel onafhankelijk.
Deze dienst treedt op als Vlaamse Statistische Autoriteit als vermeld in artikel 36 van het samenwerkingsakkoord van 15 juli 2014 tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende nadere regels voor de werking van het Interfederaal Instituut voor Statistiek, van de raad van bestuur en de wetenschappelijke comités van het Instituut voor de Nationale Rekeningen.
Art. III.109. § 1. De Vlaamse openbare statistieken moeten relevant, nauwkeurig en betrouwbaar, actueel en stipt, toegankelijk en duidelijk, vergelijkbaar en coherent zijn. § 2. Vlaamse openbare statistieken worden ontwikkeld, geproduceerd en verspreid op basis van onpartijdigheid en objectiviteit, kostenefficiëntie, wetenschappelijke en professionele onafhankelijkheid, met gebruik van degelijke methoden en passende statistische procedures en met respect voor de statistische geheimhouding.
De ontwikkeling, productie en verspreiding mogen geen onevenredige lasten met zich brengen. De respondenten worden zo weinig mogelijk belast.
Art. III.110. De Vlaamse Statistische Autoriteit draagt er zorg voor dat de Vlaamse openbare statistieken worden ontwikkeld, geproduceerd en verspreid conform artikel III.109.
De Vlaamse Statistische Autoriteit voert een grondige en systematische kwaliteitsmonitoring uit op de ontwikkeling, productie en verspreiding van de Vlaamse openbare statistieken en kan methodologische aanbevelingen geven.
Art. III.111. De Vlaamse Regering stelt jaarlijks het statistische programma vast waarin de planning en afspraken worden vastgelegd voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van de Vlaamse openbare statistieken. De Vlaamse Statistische Autoriteit coördineert het proces van de voorbereiding en opvolging van het statistische programma.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop het statistische programma voor de Vlaamse openbare statistieken wordt opgesteld.
Art. III.112. De Vlaamse Statistische Autoriteit bereidt met de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.107, § 1, standpunten voor internationale statistiekfora voor en verdedigt die in het Interfederaal Instituut voor Statistiek.
Art. III.113. Om de opdrachten, vermeld in artikel III.110 tot en met III.112, te kunnen uitoefenen, is de Vlaamse Statistische Autoriteit bevoegd om: 1° de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.107, § 1, te verplichten mee te werken aan het opstellen van het statistische programma en de statistieken te ontwikkelen, te produceren en te verspreiden ter uitvoering van het statistische programma voor de Vlaamse openbare statistieken; 2° natuurlijke personen of rechtspersonen, als dat nodig is, te verplichten deel te nemen aan statistische onderzoekingen ter uitvoering van het statistische programma; 3° toegang te krijgen tot alle informatie en documenten, ongeacht de drager ervan, waarover de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.107, § 1, beschikken voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van de Vlaamse openbare statistieken. Afdeling 9. - Organisatiebeheersing en interne audit
Art. III.114. De departementen, intern verzelfstandigde agentschappen en de extern verzelfstandigde agentschappen staan in voor hun organisatiebeheersing.
Organisatiebeheersing is het geheel van maatregelen en procedures die ontworpen zijn om een redelijke zekerheid te verschaffen dat: 1° de vastgelegde doelstellingen bereikt worden en dat de risico's om ze te bereiken bekend en beheerst zijn;2° wetgeving en procedures nageleefd worden;3° betrouwbare financiële en beheersrapportering beschikbaar is;4° er op een effectieve en efficiënte wijze gewerkt wordt en dat de beschikbare middelen economisch ingezet worden;5° de activa beschermd worden en dat fraude voorkomen wordt. Art. III.115. § 1. In elk departement, intern verzelfstandigd agentschap en publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap wordt periodiek een audit uitgevoerd door Audit Vlaanderen.
Audit Vlaanderen evalueert de organisatiebeheersing, gaat na of ze adequaat is en formuleert aanbevelingen om ze te verbeteren. Audit Vlaanderen voert daarvoor organisatie- en procesaudits uit.
Audit Vlaanderen is ook bevoegd voor de uitvoering van forensische audits bij de overheidsinstanties, vermeld in het eerste lid.
De bevoegdheid en het werkterrein van Audit Vlaanderen omvatten ook de Vlaamse openbare instellingen van categorie A en de Eigen Vermogens met rechtspersoonlijkheid, die verbonden zijn aan de overheidsinstanties, vermeld in het eerste lid.
De Vlaamse Regering regelt de oprichting en de interne werking van Audit Vlaanderen. § 2. Om zijn bevoegdheid te kunnen uitoefenen, heeft Audit Vlaanderen toegang tot alle informatie en documenten, ongeacht de drager ervan, en tot alle gebouwen, ruimtes en installaties waar taken van de Vlaamse administratie worden uitgevoerd. Audit Vlaanderen kan aan ieder personeelslid de inlichtingen vragen die voor de uitvoering van zijn opdrachten nodig worden geacht. Ieder personeelslid is ertoe gehouden zo snel mogelijk en zonder voorafgaande machtiging op een volledige wijze te antwoorden en alle relevante informatie en documenten te verstrekken.
Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de algemene verordening gegevensbescherming kan Audit Vlaanderen beslissen de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan wordt aan de voorwaarden, vermeld in het derde tot en met het zevende lid.
De mogelijkheid, vermeld in het tweede lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van Audit Vlaanderen, en op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast.
Audit Vlaanderen moet de beslissing, vermeld in het tweede lid, in voorkomend geval rechtvaardigen op verzoek van de bevoegde toezichthoudende autoriteit op het vlak van gegevensbescherming.
Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.
Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het tweede lid, bevat, is verzonden naar het Openbaar Ministerie en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag Audit Vlaanderen op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval de onderzoeksrechter aan Audit Vlaanderen heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.
Als de betrokkene in het geval, vermeld in het tweede lid, tijdens de periode, vermeld in het derde lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, verwijst Audit Vlaanderen hem door naar de bevoegde toezichthoudende autoriteit op het vlak van gegevensbescherming. De bevoegde toezichthoudende autoriteit op het vlak van gegevensbescherming deelt uitsluitend aan de betrokkene mee dat de nodige verificaties zijn verricht. § 3. Elk personeelslid heeft het recht om Audit Vlaanderen rechtstreeks op de hoogte te brengen van onregelmatigheden die hij bij de uitoefening van zijn functie vaststelt.
Buiten de gevallen van kwade trouw, persoonlijk voordeel of valse aangifte die een dienst of een persoon schade toebrengen, kan een rapportering aan Audit Vlaanderen nooit aanleiding geven tot een tuchtsanctie of een ontslag. § 4. Bij Audit Vlaanderen worden twee auditcomités opgericht, die elk bestaan uit zeven leden: 1° het auditcomité van de Vlaamse administratie, dat bestaat uit vier onafhankelijke deskundigen en drie vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering;2° het auditcomité van de lokale besturen, dat bestaat uit vier onafhankelijke deskundigen, twee leden op voordracht van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en één lid op voordracht van de Vereniging van de Vlaamse Provincies.De Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, of zijn vertegenwoordiger woont de vergadering van het auditcomité van de lokale besturen als waarnemer bij.
De auditcomités staan in voor de aansturing en opvolging van, en de controle en het toezicht op Audit Vlaanderen. Beide auditcomités worden voorgezeten door een onafhankelijke deskundige. § 5. Buiten de uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht waarin artikel 27 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor voorziet, geldt deze plicht tevens niet voor: 1° de informatie-uitwisseling over de auditstrategie en -planning, de monitoring en risicoanalyse, de controle en rapportering en de controlemethodieken door de bedrijfsrevisor aan het Rekenhof en Audit Vlaanderen inzake de lokale en provinciale besturen die zij gemeenschappelijk hebben als controledomein;2° de overdracht aan het Rekenhof en Audit Vlaanderen van informatie uit werkdocumenten van de bedrijfsrevisor inzake lokale en provinciale besturen die zij gemeenschappelijk hebben als controledomein. Afdeling 10. - Rapportering aan het Vlaams Parlement
Art. III.116. De Vlaamse Regering brengt jaarlijks verslag uit aan het Vlaams Parlement over de toepassing van de bepalingen over de toegang tot bestuursdocumenten en over de beroepen die werden ingesteld bij de beroepsinstantie openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie.
Art. III.117. Om de drie jaar brengt de Vlaamse Regering aan het Vlaams Parlement verslag uit over: 1° de beschikbaarheid van overheidsinformatie voor hergebruik, de voorwaarden waaronder de overheidsinformatie beschikbaar wordt gesteld, de praktijk op het vlak van rechtsmiddelen en in het bijzonder de toepassing van artikel II.59, namelijk met betrekking tot vergoedingen die de marginale kosten overstijgen; 2° de mate waarin websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties voldoen aan de toegankelijkheidseisen, vermeld in artikel II.16, de resultaten van het toezicht daarop, met inbegrip van de meetgegevens en informatie over de handhavingsprocedures.
Deze verslagen worden telkens ook aan de Europese Commissie bezorgd.
Art. III.118. § 1. In het derde jaar van elke regeerperiode brengt de Vlaamse Regering aan het Vlaams Parlement verslag uit over de wijze waarop hoofdstuk 2 is toegepast.
De overheidsinstanties die onder het toepassingsgebied van hoofdstuk 2 vallen, zijn verplicht daarvoor de nodige gegevens aan te leveren.
Deze paragraaf is niet van toepassing op de overheidsinstanties, vermeld in artikel III.22, eerste lid, 8°, III.36, § 1, 4°, en III.48, eerste lid, 4°, waarin minder dan twee jaar wordt geparticipeerd. § 2. Twee jaar na het verslag, vermeld in paragraaf 1, brengt de Vlaamse Regering nog een bijkomend tussentijds verslag uit over de wijze waarop de bepalingen over evenwichtige participatie van vrouwen en mannen, vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 3, en afdeling 4, onderafdeling 2, worden toegepast. HOOFDSTUK 4. - Experimentregelgeving en regelluwe zones Art. III.119. De Vlaamse Regering kan experimentregelgeving en regelluwe zones invoeren onder de voorwaarden die bepaald zijn in deze afdeling.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° experimentregelgeving: tijdelijke regelgeving met een geldingsduur van maximaal tien jaar, die geldt voor een specifieke ruimte of voor een specifieke doelgroep of in een specifieke situatie, en die bij wijze van experiment wordt ingevoerd;2° regelluwe zone: tijdelijke regelgeving met een geldingsduur van maximaal tien jaar, die bestaande regelgeving voor een specifieke ruimte of voor een specifieke doelgroep of in een specifieke situatie buiten toepassing stelt. Deze afdeling geldt alleen voor experimentregelgeving en regelluwe zones waarvoor geen specifieke decretale regeling bestaat.
Art. III.120. Telkens als de Vlaamse Regering experimentregelgeving of regelluwe zones invoert, bepaalt ze minstens: 1° de inhoud en het toepassingsgebied van de experimentregelgeving of de regelluwe zone;2° de motivering en de doelstellingen;3° de tijdsduur en de voorwaarden voor eventuele verlenging of vroegtijdige beëindiging;4° de wijze waarop de experimentregelgeving of regelluwe zone zal geëvalueerd worden;5° de voorwaarden en modaliteiten van een eventuele financiële tegemoetkoming bij de beëindiging. De verlenging, vermeld in het eerste lid, 3°, is maar één keer mogelijk en kan niet langer duren dan vijf jaar.
Art. III.121. § 1. De experimentregelgeving of regelluwe zone kan afwijken en kan afwijkingen toestaan van decretale en wettelijke bepalingen als die afwijking noodzakelijk is om de doelstelling ervan te verwezenlijken.
In dat geval wijst de Vlaamse Regering per experiment of regelluwe zone de decretale en wettelijke bepalingen aan waarvan afgeweken wordt, en motiveert ze de noodzaak om van die bepalingen af te wijken en het verband met de doelstelling van het experiment of de regelluwe zone. § 2. De afwijkingen kunnen evenwel geen betrekking hebben op: 1° bepalingen die betrekking hebben op de verweermogelijkheden en beroepsmogelijkheden;2° bepalingen die de grondrechten van de burgers beschermen;3° bepalingen die betrekking hebben op de veiligheid en gezondheid van de burgers;4° bepalingen die Europese richtlijnen omzetten of Europese verordeningen uitvoeren. § 3. Als de experimentregelgeving of regelluwe zone afwijkt van bestaande wettelijke of decretale bepalingen, bevat de afwijkende regeling in elk geval een gelijkwaardige rechtssituatie voor de rechtssubjecten als de bestaande, en laat ze definitief verworven rechten onaangetast.
Art. III.122. Besluiten van de Vlaamse Regering die afwijken van of die afwijkingen toestaan op bestaande decretale of wettelijke bepalingen, of die nieuwe bepalingen vaststellen die bij decreet vastgesteld moeten worden, kunnen pas uitwerking hebben op voorwaarde dat ze binnen zes maanden na hun goedkeuring bekrachtigd worden bij decreet.
TITEL IV. - Wijzigings- en slotbepalingen HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij Art. IV.1. In artikel 1bis, § 2, van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004 en gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006, 22 december 2006 en 28 maart 2014, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° het Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018;".
Art. IV.2. In artikel 2 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 7 mei 2004, 23 december 2010, 20 april 2012 en 18 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "als bedoeld in artikel 13 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "als vermeld in artikel III.7 van het Bestuursdecreet"; 2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt het woord "kaderdecreet" telkens vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.3. In artikel 15, tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 7 mei 2004, wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet".
Art. IV.4. In artikel 17 van hetzelfde decreet, hersteld bij het decreet van 7 mei 2004, en gewijzigd bij de decreten van 23 december 2010, 1 maart 2013 en 30 juni 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "artikel 17 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.8 van het Bestuursdecreet"; 2° in paragraaf 2, 2°, wordt de zinsnede "artikel 5/1, § 1, tweede lid, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.61, § 1, tweede lid, van het Bestuursdecreet"; 3° in paragraaf 2, 3°, wordt de zinsnede "artikel 5/1 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.62 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.5. In artikel 18ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004 en vervangen bij het decreet van 30 juni 2017, wordt de zinsnede "artikel 5/1, § 1, tweede lid, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.61 en III.62 van het Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn Art. IV.6. In artikel 1bis van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn, ingevoegd bij het decreet van 2 april 2004, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° het Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018;".
Art. IV.7. In artikel 2 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 13 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.7 van het Bestuursdecreet"; 2° in het vijfde lid wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.8. In artikel 15 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 2 april 2004 en 22 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "de artikelen 5 en 6 van het decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector" vervangen door de zinsnede "artikel III.41 en III.42 van het Bestuursdecreet"; 2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "artikel 21, § 1 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.12 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.9. Artikel 44bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 2 april 2004, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 44bis.De raad van bestuur van de Maatschappij stelt, in samenspraak met de Vlaamse Regering, jaarlijks een ondernemingsplan vast conform artikel III.61, § 2, van het Bestuursdecreet. Jaarlijks wordt een rapport opgesteld over de uitvoering van het ondernemingsplan conform artikel III.62 van het Bestuursdecreet.".
Art. IV.10. In artikel 46bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 2 april 2004, wordt paragraaf 1 opgeheven. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995 Art. IV.11. In artikel 53, § 2, eerste lid, van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2011 en 5 juli 2013, wordt de zinsnede "bedoeld in het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" opgeheven. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Art. IV.12. In artikel 2.2.2, tweede lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2004, wordt de zinsnede "bepaald in artikel 16, § 2, van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel III.103, § 2, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018".
Art. IV.13. In artikel 4.2.7, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en gewijzigd bij het decreet van 27 april 2007, wordt de zinsnede "hoofdstuk III van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "artikel II.2, II.3 en II.4 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018".
Art. IV.14. In artikel 4.2.8 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 27 april 2007 en gewijzigd bij de decreten van 23 december 2010, 28 februari 2014 en 1 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 3, eerste lid, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° overeenkomstig artikel II.2, II.3 en II.4 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018;"; 2° in paragraaf 7, tweede lid, wordt de zinsnede "hoofdstuk III van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "artikel II.2, II.3 en II.4 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.15. In artikel 4.3.4, § 5, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en vervangen bij het decreet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 15 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "artikel II.36 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° in het derde lid wordt de zinsnede "overeenkomstig artikel 22 tot en met 27 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "overeenkomstig artikel II.48 tot en met artikel II.51 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.16. In artikel 4.3.8, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en vervangen bij het decreet van 18 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "overeenkomstig artikel 15 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" wordt vervangen door de zinsnede "overeenkomstig artikel II.36 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018"; 2° de zinsnede "het artikel 15 in kwestie" wordt vervangen door de zinsnede "het artikel II.36 in kwestie".
Art. IV.17. In artikel 4.3.9, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt de zinsnede "overeenkomstig artikel 15 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "overeenkomstig artikel II.36 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.18. In artikel 4.5.2, § 5, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 15 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "artikel II.36 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° in het derde lid wordt de zinsnede "overeenkomstig artikel 22 tot en met 27 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "overeenkomstig artikel II.48 tot en met artikel II.51 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.19. In artikel 4.5.7, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en vervangen bij het decreet van 18 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "overeenkomstig artikel 15 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" wordt vervangen door de zinsnede "overeenkomstig artikel II.36 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° de zinsnede "het artikel 15 in kwestie" wordt vervangen door de zinsnede "het artikel II.36 in kwestie".
Art. IV.20. In artikel 4.5.8, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002 en gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt de zinsnede "overeenkomstig artikel 15 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "overeenkomstig artikel II.36 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.21. In artikel 10.1.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004 en gewijzigd bij het decreet van 23 december 2011, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.22. In artikel 10.2.1, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004, wordt de zinsnede "artikel 10 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.4 tot en met III.6 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.23. In artikel 10.2.5, § 1, 11°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004, wordt de zinsnede ", volgens de voorwaarden, bepaald in de beheersovereenkomst" opgeheven.
Art. IV.24. In artikel 10.3.1, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004, wordt de zinsnede "artikel 10 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.4 tot en met III.6 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.25. In artikel 10.3.5, § 1, 11°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004, wordt de zinsnede ", volgens de voorwaarden, bepaald in de beheersovereenkomst" opgeheven.
Art. IV.26. In artikel 10.6.1, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004, worden de woorden "het Kaderdecreet" vervangen door de woorden "het Bestuursdecreet".
Art. IV.27. In artikel 11.1.2 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2004 en gewijzigd bij het decreet van 19 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede ", zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet tot regeling van strategische adviesraden van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede ", zoals bedoeld in artikel III.93, eerste lid, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° in het vierde lid wordt de zinsnede "het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "titel III, hoofdstuk 3, afdeling 7, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". Art. IV.28. In artikel 11.4.1, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2004, wordt de zinsnede "is hoofdstuk IV van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "zijn artikel III.99 tot en met III.104 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.29. In artikel 16.3.1, § 1, 1°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en vervangen bij het decreet van 23 december 2010, wordt de zinsnede "artikel 2 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.1, eerste lid, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode Art. IV.30. In artikel 21, § 1, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, vervangen bij het decreet van 3 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, wordt de zinsnede "artikel 2 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "artikel III.93 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° in het derde lid wordt de zinsnede "het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "titel III, hoofdstuk 3, afdeling 7, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". Art. IV.31. In artikel 30 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 en gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "artikel 13 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, hierna het kaderdecreet te noemen" vervangen door de zinsnede "artikel III.7, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, hierna het Bestuursdecreet te noemen"; 2° paragraaf 1, derde lid, wordt vervangen door wat volgt: "Artikel 25 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003 is niet van toepassing op de VMSW."; 3° in paragraaf 1, vierde lid, wordt het woord "kaderdecreet" telkens vervangen door het woord "Bestuursdecreet"; 4° in paragraaf 2, derde lid, wordt de zinsnede "artikel 21 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.12 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.32. In artikel 35 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006, wordt de zinsnede "In de beheersovereenkomst tussen de Vlaamse Regering en de VMSW vermeld in artikel 14 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "In het ondernemingsplan, vermeld in artikel III.61 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.33. In artikel 55, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 14 oktober 2016, wordt de zinsnede "artikel 23 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.13 van het Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het decreet van 2 maart 1999 houdende machtiging tot deelneming in een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid bevoegd voor de uitvoering van opdrachten met betrekking tot de werving en selectie van overheidspersoneel Art. IV.34. In artikel 5ter, § 3, van het decreet van 2 maart 1999 houdende machtiging tot deelneming in een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid bevoegd voor de uitvoering van opdrachten met betrekking tot de werving en selectie van overheidspersoneel, ingevoegd bij het decreet van 29 mei 2015 en gewijzigd bij het decreet van 7 december 2018, worden de volgende wijzingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Audit Vlaanderen, vermeld in artikel III.115 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, evalueert de organisatiebeheersing van Jobpunt Vlaanderen, gaat na of ze adequaat is en formuleert aanbevelingen om ze te verbeteren. Audit Vlaanderen voert daartoe organisatie- en procesaudits uit en is gemachtigd alle bedrijfsprocessen en activiteiten te onderzoeken."; 2° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 14, 3°, van het decreet van 26 maart 2004 inzake openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "artikel II.35, 3°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het decreet van 13 april 1999 houdende machtiging van de Vlaamse regering om toe te treden tot en om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel Vlaams Audiovisueel Fonds Art. IV.35. In artikel 4, § 1, tweede lid, van het decreet van 13 april 1999 houdende machtiging van de Vlaamse regering om toe te treden tot en om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel Vlaams Audiovisueel Fonds, vervangen bij het decreet van 20 mei 2016, wordt de zinsnede "artikel 5 van het decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector" vervangen door de zinsnede "artikel III.41 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van het decreet van 28 juni 2002 betreffende de oprichting van de vennootschappen T-Groep en Werkholding Art. IV.36. In artikel 2 van het decreet van 28 juni 2002 betreffende de oprichting van de vennootschappen T-Groep en Werkholding, ingevoegd bij het decreet van 19 maart 2004, wordt punt 6° opgeheven. HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003 Art. IV.37. In artikel 24 van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "De publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen" vervangen door de woorden "De intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid en de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen";2° in paragraaf 3 worden de woorden "de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen" vervangen door de woorden "de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid of de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen". Art. IV.38. In artikel 25, eerste lid, van hetzelfde kaderdecreet worden de woorden "Publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen" vervangen door de woorden "Intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid en publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen".
Art. IV.39. Artikel 26 van hetzelfde kaderdecreet, vervangen bij het decreet van 26 juni 2015, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 26.De Vlaamse Regering kan intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid en publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen verplichten om verzekeringen aan te gaan bij een of meer instellingen die de Vlaamse Regering aanwijst.". HOOFDSTUK 1 0. - Wijzigingen van decreet van 19 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Toerisme Vlaanderen" Art. IV.40. Artikel 2 van het decreet van 19 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Toerisme Vlaanderen" wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 .".
Art. IV.41. In artikel 3, § 1, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "zoals bedoeld in artikel 10 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel III.4 van het Bestuursdecreet"; 2° in het tweede lid wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.42. In artikel 5, § 2, derde lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "en die zullen worden uitgevoerd conform de voorwaarden en modaliteiten bepaald in de beheersovereenkomst" opgeheven.
Art. IV.43. In artikel 6, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "kaderdecreet" wordt vervangen door het woord "Bestuursdecreet": 2° de woorden "de beheersovereenkomst die het verbindt" worden vervangen door de woorden "het ondernemingsplan". Art. IV.44. Artikel 8 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art. IV.45. In artikel 12, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin wordt de zinsnede ", conform de voorwaarden en modaliteiten nader te bepalen in de beheersovereenkomst," opgeheven;2° in punt 11° wordt de zinsnede ", volgens de modaliteiten bepaald in de beheersovereenkomst" opgeheven. Art. IV.46. Artikel 3 van hetzelfde decreet wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 1. - Wijzigingen van het decreet van 2 april 2004 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap De Vlaamse Waterweg nv, naamloze vennootschap van publiek recht Art. IV.47. In artikel 2 van het decreet van 2 april 2004 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap De Vlaamse Waterweg nv, naamloze vennootschap van publiek recht, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006 en 23 december 2016, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018;".
Art. IV.48. In artikel 3, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, wordt de zinsnede "artikel 13 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.7 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.49. In artikel 21, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, wordt het woord "kaderdecreet" telkens vervangen door het woord "Bestuursdecreet".
Art. IV.50. In artikel 33 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, wordt de zinsnede "artikel 20 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.11 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.51. In artikel 34 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, wordt de zinsnede "artikel 21, § 1, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.12 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.52. In artikel 43 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 27 april 2007 en 23 december 2016, wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 1 2. - Wijzigingen van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad Art. IV.53. In artikel 67 van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad, gewijzigd bij het decreet van 22 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van de strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "artikel III.93 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2.De oprichting, taakomschrijving, samenstelling, organisatie en werking van de Vlor evenals de programmering en verslaggeving ervan, wordt geregeld door en krachtens de bepalingen van dit decreet en door titel III, hoofdstuk 3, afdeling 7, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 tenzij in dit decreet anders wordt bepaald. Voor de toepassing van artikel III.106 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 wordt het begrip "jaarlijks" gelezen als "elk schooljaar".".
Art. IV.54. In artikel 84, 1°, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 8, tweede lid, van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "artikel III.97, tweede lid, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018". HOOFDSTUK 1 3. - Wijzigingen van het decreet van 16 april 2004 houdende het Grootschalig Referentie Bestand Art. IV.55. In artikel 2, 6°, van het decreet van 16 april 2004 houdende het Grootschalig Referentie Bestand, vervangen bij het decreet van 23 december 2016, wordt de zinsnede "artikel 3 van het decreet van 23 december 2016 houdende de oprichting van het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid" vervangen door de zinsnede "artikel III.74 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.56. In artikel 18, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 april 2006, worden de woorden "Agentschap en door haar" vervangen door de zinsnede "Eigen Vermogen Informatie Vlaanderen, vermeld in artikel 7 van het decreet van 15 januari 2016 houdende diverse maatregelen inzake de ontbinding van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen en de oprichting van het Eigen Vermogen Informatie Vlaanderen en". HOOFDSTUK 1 4. - Wijzigingen van het decreet van 30 april 2004 houdende het handvest van de werkzoekende Art. IV.57. In artikel 16, eerste lid, van het decreet van 30 april 2004 houdende het handvest van de werkzoekende, gewijzigd bij het decreet van 10 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "het decreet van 1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtrecht ten aanzien van bestuursinstellingen" wordt vervangen door de zinsnede "titel II, hoofdstuk 5, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° de zinsnede "artikel 5, eerste lid, en artikelen 6 tot 11 van het decreet van 1 juni 2001" wordt vervangen door de zinsnede "artikel II.76, § 2, II.77, II.80, II.81, II.83 en II.86 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 1 5. - Wijzigingen van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel en Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem Art. IV.58. In artikel 2 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel en Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2006, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.59. In artikel 3 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 31 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 13 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.7 van het Bestuursdecreet"; 2° in het vierde lid wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.60. In artikel 7, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2006, wordt de zin "Het agentschap stelt zijn verworven kennis en expertise ter beschikking van de beleidsondersteuning als vermeld in artikel 4, § 3, van het kaderdecreet." vervangen door de zin "Het agentschap stelt zijn verworven kennis en expertise ter beschikking in het kader van de toepassing van artikel III.2, derde lid, van het Bestuursdecreet.".
Art. IV.61. In artikel 8 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 12 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.18 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.62. In artikel 9 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "en onder voorbehoud van de toepassing van artikel 18, § 2, van het kaderdecreet" opgeheven; 2° in het vijfde lid wordt de zinsnede "artikel 18, § 1, tweede lid, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.10, § 1, tweede lid, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.63. In artikel 16, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 1 6. - Wijzigingen van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin Art. IV.64. In artikel 2 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, gewijzigd bij de decreten van 20 april 2012, 29 november 2013 en 7 juli 2017, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.65. In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 10 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.4 van het Bestuursdecreet"; 2° in het vijfde lid wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.66. In artikel 9 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "het decreet van 1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtrecht ten aanzien van bestuursinstellingen" vervangen door de zinsnede "titel II, hoofdstuk 5, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.67. In artikel 10 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 2016 en 7 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "Het agentschap zal de verworven kennis en expertise ter beschikking stellen in het kader van de toepassing van artikel III.2, derde lid, van het Bestuursdecreet."; 2° in het zesde lid, 2°, wordt de zinsnede "artikel 4, § 3, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.2, derde lid, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.68. In artikel 16, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet".
Art. IV.69. In artikel 23, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 1 7. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid Art. IV.70. In artikel 2 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid wordt punt 6° vervangen door wat volgt: "6° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 .".
Art. IV.71. In artikel 3, § 3, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 29 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.14 van het Bestuursdecreet"; 2° in het tweede lid wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.72. In artikel 4, § 2, 1°, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "onverminderd het bepaalde in artikel 12 van het kaderdecreet," opgeheven.
Art. IV.73. In artikel 5, § 2, 1°, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "onverminderd het bepaalde in artikel 12 van het kaderdecreet," opgeheven.
Art. IV.74. In artikel 6, § 2, 1°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt de zinsnede "onverminderd het bepaalde in artikel 12 van het kaderdecreet," opgeheven.
Art. IV.75. In artikel 7, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 31 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.16 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.76. In artikel 8, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 1 8. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 betreffende het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Sport Vlaanderen" Art. IV.77. In artikel 2 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Sport Vlaanderen", gewijzigd bij de decreten van 5 mei 2006 en 4 december 2015, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.78. In artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 4 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 10 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.4 van het Bestuursdecreet"; 2° in het derde lid wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.79. In artikel 7, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 4 december 2015, wordt de zinsnede "artikel 5/1 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.61 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.80. In artikel 10 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 1 opgeheven. HOOFDSTUK 1 9. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités Art. IV.81. In artikel 2 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités, gewijzigd bij het decreet van 27 oktober 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 9° wordt de zinsnede "artikel 3 van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.1 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° punt 13° wordt opgeheven. Art. IV.82. In artikel 16, § 3, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "het decreet van 15 juli 1997 met betrekking tot de evenwaardige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesraden" vervangen door de zinsnede "artikel III.44 tot en met III.47 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 2 0. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest Art. IV.83. In artikel 2, eerste lid, van het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 4°, a) en b), wordt de zinsnede "zoals bedoeld in het artikel 10 respectievelijk artikel 13 van het Kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" opgeheven;2° in punt 14°, b), wordt de zinsnede "zoals bedoeld in het artikel 10 respectievelijk artikel 13 van het Kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" opgeheven. Art. IV.84. In artikel 4, § 3, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "zoals bedoeld in het artikel 10 respectievelijk artikel 13 van het Kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" opgeheven.
Art. IV.85. In artikel 8, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "zoals bedoeld in het artikel 10 respectievelijk artikel 13 van het Kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" opgeheven.
Art. IV.86. In artikel 11, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "zoals bedoeld in het artikel 10 respectievelijk artikel 13 van het Kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" opgeheven. HOOFDSTUK 2 1. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 houdende omvorming van de vzw "de Rand" tot een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap en houdende vaststelling van de bevoegdheden van de provincie Vlaams-Brabant inzake de ondersteuning van de Vlaamse Rand Art. IV.87. In artikel 2 van het decreet van 7 mei 2004 houdende omvorming van de vzw "de Rand" tot een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap en houdende vaststelling van de bevoegdheden van de provincie Vlaams-Brabant inzake de ondersteuning van de Vlaamse Rand wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.88. In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "als bedoeld in artikel 29 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "als vermeld in artikel III.14 van het Bestuursdecreet"; 2° in paragraaf 2 wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.89. In artikel 6, § 3, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 17 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "de artikelen 4, 5, eerste tot en met derde en vijfde lid, en 6 van het decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector" vervangen door de zinsnede "artikel III.40, III.41, eerste tot en met derde en vijfde lid, en artikel III.42 van het Bestuursdecreet"; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "De artikelen III.37, III.38, III.39 en III.43 van het Bestuursdecreet zijn van toepassing op de raad van bestuur van de vzw "de Rand".".
Art. IV.90. In artikel 9/1, § 4, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 17 februari 2017, wordt de zinsnede "De artikelen 10 tot 17 van het decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector" vervangen door de zinsnede "De artikelen III.49 tot en met III.56 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.91. In artikel 13 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 1 opgeheven. HOOFDSTUK 2 2. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 houdende vaststelling van het kader tot oprichting van de provinciale ontwikkelingsmaatschappijen (POM) Art. IV.92. In artikel 2, 5°, van het decreet van 7 mei 2004 houdende vaststelling van het kader tot oprichting van de provinciale ontwikkelingsmaatschappijen (POM) wordt de zinsnede "artikel 3 van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.1 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.93. In artikel 11 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 30 januari 2009, 18 december 2009 en 18 december 2015 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de zinsnede "kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "Bestuursdecreet van 7 december 2018 ";2° in paragraaf 2, derde lid, wordt de zinsnede "kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 2 3. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 inzake de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Art. IV.94. In artikel 20, § 1, van het decreet van 7 mei 2004 inzake de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, vervangen bij het decreet van 3 juli 2015, wordt de zinsnede "artikel 2 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "artikel III.93 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 2 4. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 tot omvorming van het "Fonds Bijzondere Jeugdbijstand" tot het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Fonds Jongerenwelzijn" en tot wijziging van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990 Art. IV.95. Artikel 2 van het decreet van 7 mei 2004 tot omvorming van het "Fonds Bijzondere Jeugdbijstand" tot het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Fonds Jongerenwelzijn" en tot wijziging van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990, wordt opgeheven.
Art. IV.96. In artikel 14, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "en van het kaderdecreet" opgeheven. HOOFDSTUK 2 5. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 tot omvorming van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs" naar een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs" Art. IV.97. In artikel 2 van het decreet van 7 mei 2004 tot omvorming van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs" naar een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs", vervangen bij het decreet van 16 november 2012, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.98. In artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 16 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 10 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.4 van het Bestuursdecreet"; 2° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 13 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.7 van het Bestuursdecreet"; 3° in het vierde lid wordt het woord "Kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.99. In artikel 6, § 3, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 november 2012, wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet".
Art. IV.100. In artikel 8, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 november 2012, wordt de zinsnede "artikel 18, § 1, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.10, § 1, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.101. In artikel 8bis, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt opgeheven; 2° in punt 3° wordt de zinsnede "artikel 15, § 1, 4°, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.61 van het Bestuursdecreet.". HOOFDSTUK 2 6. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap Art. IV.102. In artikel 2 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.103. In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 10 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.4 van het Bestuursdecreet"; 2° in het vijfde lid wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.104. In artikel 10 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "het decreet van 1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtrecht ten aanzien van bestuursinstellingen" vervangen door de zinsnede "titel II, hoofdstuk 5, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.105. In artikel 11 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid wordt de zin "Het agentschap stelt de verworven kennis en expertise ter beschikking van de beleidsondersteuning zoals bedoeld in artikel 4, § 1, van het kaderdecreet." vervangen door de zin "Het agentschap stelt de verworven kennis en expertise ter beschikking in het kader van de toepassing van artikel III.2, derde lid, van het Bestuursdecreet."; 2° in het derde lid, 2°, wordt de zinsnede "artikel 4, § 3, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.2, derde lid, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.106. In artikel 22 van hetzelfde decreet wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet".
Art. IV.107. In artikel 31, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "en van het kaderdecreet" opgeheven. HOOFDSTUK 2 7. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing" Art. IV.108. In artikel 2 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing" wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.109. In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 29 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.14 van het Bestuursdecreet"; 2° in het vierde lid wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.110. In artikel 12 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede ", zoals bepaald in het kaderdecreet" opgeheven. HOOFDSTUK 2 8. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen" Art. IV.111. In artikel 2 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen" wordt de zinsnede "het kaderdecreet: het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.112. In artikel 3, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 april 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de eerste zin wordt de zinsnede "artikel 13 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.7 van het Bestuursdecreet"; 2° in de derde zin wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.113. In artikel 6, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 4 maart 2016, wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet".
Art. IV.114. In artikel 7, § 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 4 maart 2016, wordt de zinsnede "uit hoofdstuk 2 van het decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector" vervangen door de zinsnede "van artikel III.37, III.38, III.39 en III.40 tot en met III.43 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.115. In artikel 8 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, gewijzigd bij het decreet van 4 maart 2016, wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet"; 2° in paragraaf 2, 4°, wordt de zinsnede "artikel 12 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.18 van het Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 2 9. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen" Art. IV.116. In artikel 2 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen", vervangen bij het decreet van 20 april 2012, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.117. In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "artikel 13 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.7 van het Bestuursdecreet"; 2° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt: " § 4.Alle bepalingen van het Bestuursdecreet over publiekrechtelijk vormgegeven agentschappen zijn van toepassing.".
Art. IV.118. In artikel 6, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 10 juli 2008, 20 april 2012 en 10 juni 2016, wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet".
Art. IV.119. In artikel 10 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, gewijzigd bij het decreet van 20 april 2012, wordt de zinsnede "artikel 21, § 1, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.12, § 1, van het Bestuursdecreet"; 2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "artikel 21, § 2, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.12, § 2, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.120. In artikel 12, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 3° wordt opgeheven; 2° in punt 4° wordt de zinsnede "artikel 12 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.18 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.121. In artikel 45, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 3 0. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding" Art. IV.122. In artikel 2 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding", gewijzigd bij de decreten van 21 november 2008, 23 november 2012, 24 april 2015, 4 maart 2016 en 9 december 2016, wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.123. In artikel 3, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 13 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.7 van het Bestuursdecreet"; 2° in het vierde lid wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.124. In artikel 6, § 2, van hetzelfde decreet wordt het woord "kaderdecreet" telkens vervangen door het woord "Bestuursdecreet".
Art. IV.125. In artikel 8 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 18, § 1, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.10 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.126. In artikel 12, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt: "1° het vaststellen van het ondernemingsplan conform artikel III.61 van het Bestuursdecreet;"; 2° punt 3° wordt opgeheven. Art. IV.127. In artikel 24, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 3 1. - Wijzigingen van het decreet van 15 juli 2005 houdende de toekenning van de mogelijkheid tot sluiting van beroepsinlevingsovereenkomsten aan sommige rechtspersonen Art. IV.128. In artikel 2 van het decreet van 15 juli 2005 houdende de toekenning van de mogelijkheid tot sluiting van beroepsinlevingsovereenkomsten aan sommige rechtspersonen wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid, vermeld in artikel III.4 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen, vermeld in artikel III.7 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, en de strategische adviesraden, vermeld in artikel III.93 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 .". HOOFDSTUK 3 2. - Wijzigingen van het decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006 Art. IV.129. In artikel 84, § 1, van het decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006 wordt de zinsnede "zoals voorzien in artikel 6, § 4 van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel III.3 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 3 3. - Wijzigingen van het Provinciedecreet van 9 december 2005 Art. IV.130. In artikel 180, tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 7 december 2018, wordt de zinsnede "het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "titel II, hoofdstuk 3, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.131. In artikel 254, eerste lid, van hetzelfde decreet vervangen bij het decreet van 7 december 2018, wordt de zinsnede "artikel 34, § 1, van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.115 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 3 4. - Wijzigingen van het decreet van 10 maart 2006 houdende de oprichting van de strategische adviesraad Ruimtelijke Ordening, Onroerend Erfgoed Art. IV.132. In artikel 2 van het decreet van 10 maart 2006 houdende de oprichting van de strategische adviesraad Ruimtelijke Ordening, Onroerend Erfgoed worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 3 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "artikel III.93 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° in het tweede lid wordt de zinsnede "het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "titel III, hoofdstuk 3, afdeling 7, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 3 5. - Wijzigingen van het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden Art. IV.133. In artikel 2 van het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.134. In artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 10 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.4 van het Bestuursdecreet"; 2° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 10, § 1, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.4, § 1, van het Bestuursdecreet"; 3° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "Artikel III.6 van het Bestuursdecreet is niet van toepassing op het agentschap.".
Art. IV.135. In artikel 7, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 4, § 3, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.2, derde lid, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.136. Aan artikel 11 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "kaderdecreet" wordt vervangen door het woord "Bestuursdecreet"; 2° de zinsnede "artikel 6, § 3, van het kaderdecreet" wordt vervangen door de zinsnede "artikel III.6 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.137. In artikel 16, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "en van het kaderdecreet" opgeheven. HOOFDSTUK 3 6. - Wijzigingen van het decreet van 16 juni 2006 betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum Art. IV.138. In artikel 15 van het decreet van 16 juni 2006 betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum wordt de zinsnede "het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "titel II, hoofdstuk 3, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 3 7. - Wijzigingen van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur Art. IV.139. In artikel 8 van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur wordt de zinsnede "in overeenstemming met zijn beheersovereenkomst conform artikel 9 van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "conform artikel III.61 en III.62 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 3 8. - Wijzigingen van het decreet van 7 juli 2006 houdende de oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen Art. IV.140. In artikel 3 van het decreet van 7 juli 2006 houdende de oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede ", zoals bedoeld in artikel 3 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "als vermeld in artikel III.93 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° in het derde lid wordt de zinsnede "het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "titel III, hoofdstuk 3, afdeling 7, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 3 9. - Wijzigingen van het Mestdecreet van 22 december 2006 Art. IV.141. In artikel 23, § 6, eerste lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006, vervangen bij het decreet van 12 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "hoofdstuk II Passieve Openbaarheid, van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" wordt vervangen door de zinsnede "titel II, hoofdstuk 3, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° de zinsnede "instanties als vermeld in artikel 4, § 1, 2°, van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" wordt vervangen door de zinsnede "instanties van de Vlaamse overheid als vermeld in artikel I.3, 1°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 4 0. - Wijzigingen van het decreet van 2 maart 2007 betreffende de vereniging zonder winstoogmerk Sociale Dienst voor het Vlaams Overheidspersoneel Art. IV.142. In artikel 2 van het decreet van 2 maart 2007 betreffende de vereniging zonder winstoogmerk Sociale Dienst voor het Vlaams Overheidspersoneel worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° wordt de zinsnede "artikel 3 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.1 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° punt 2° wordt vervangen door wat volgt: "2° Vlaams ministerie: een departement, een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid, de Dienst van de Bestuursrechtscolleges en de onderwijsinspectie met uitzondering van de leden van de inspectie;"; 3° in punt 3° wordt de zinsnede "artikel 3 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "artikel III.93 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 4 1. - Wijzigingen van het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten Art. IV.143. In artikel 8, § 5, van het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "De convenantspartijen die behoren tot de Vlaamse overheid of de lokale overheden of die instellingen met een publieke taak of milieu-instanties zijn in de zin van artikel I.3, 6°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, maken afspraken omtrent de wijze waarop zij met betrekking tot het Brownfieldconvenant gezamenlijk zullen voldoen aan hun verplichtingen op het vlak van overheidscommunicatie ingevolge artikel II.2 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.". HOOFDSTUK 4 2. - Wijzigingen van het decreet van 6 juli 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij Art. IV.144. In artikel 2 van het decreet van 6 juli 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij, gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.145. In artikel 3, derde lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 3 juli 2015, wordt de zinsnede "het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "titel III, hoofdstuk 3, afdeling 7, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.146. In artikel 4, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt de zinsnede "artikel 4, § 3, van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.94, § 3, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.147. In artikel 6, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt de zinsnede "artikel 6, § 1, van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.96, § 1, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.148. In artikel 7, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 3 juli 2015, wordt de zinsnede "artikel 12 van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.100 van het Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 4 3. - Wijzigingen van het decreet van 30 november 2007 houdende de oprichting van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Art. IV.149. In artikel 2 van het decreet van 30 november 2007 houdende de oprichting van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, vervangen bij het decreet van 3 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "artikel 2 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" wordt vervangen door de zinsnede "artikel III.93 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° de zin "In afwijking van artikel 3, eerste lid, van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden heeft de adviesraad geen rechtspersoonlijkheid." wordt vervangen door de zin "De adviesraad heeft geen rechtspersoonlijkheid.".
Art. IV.150. In artikel 3, § 2, 3°, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 4, 2°, van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "artikel III.94, § 2, eerste lid, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.151. In artikel 6, derde lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 7 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "artikel III.58, eerste lid, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.152. In artikel 7, § 2, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "artikel III.97 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.153. In artikel 14, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 11 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "artikel III.99 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.154. In artikel 16 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 15 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "artikel III.102 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.155. In artikel 17 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "is hoofdstuk V van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "zijn de artikelen III.105 en III.106 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 4 4. - Wijzigingen van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers Art. IV.156. In artikel 2 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;"; 2° in punt 2°, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016, wordt de zinsnede "artikel 2 van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.1, eerste lid, van het Bestuursdecreet"; 3° in punt 4° wordt de zinsnede "artikel 2, 2°, van het decreet van 18 juli 2003," vervangen door de zinsnede "artikel III.94, § 2, tweede lid, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.157. In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 2, 1°, van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.93, eerste lid, van het Bestuursdecreet"; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "De Raad heeft geen rechtspersoonlijkheid."; 3° in het derde lid wordt de zinsnede "het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "titel III, hoofdstuk 3, afdeling 7, van het Bestuursdecreet". Art. IV.158. In artikel 4 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "artikel 4, § 1, van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.94, § 1, van het Bestuursdecreet"; 2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "artikel 4, § 2, van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.94, § 2, eerste lid, van het Bestuursdecreet"; 3° in paragraaf 3 wordt de zinsnede "artikel 4, § 3, van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.94, § 3, van het Bestuursdecreet"; 4° in paragraaf 4 wordt de zinsnede "artikel 4, § 4, van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.94, § 4, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.159. In artikel 6, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 6, § 1, van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.96, § 1, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.160. In artikel 7 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 8, eerste lid, van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.97, eerste lid, van het Bestuursdecreet"; 2° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 8, tweede lid, van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.97, tweede lid, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.161. In artikel 8 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "hoofdstuk IV van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.99 tot en met III.104 van het Bestuursdecreet"; 2° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 11 van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.99 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.162. In artikel 9, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt de zinsnede "artikel 12 van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.100 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.163. In artikel 10 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "de artikelen 13 en 14 van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.101 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.164. In artikel 11 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "is hoofdstuk V van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "zijn artikel III.105 en III.106 van het Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 4 5. - Wijzigingen van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand Art. IV.165. In artikel 2 van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand, gewijzigd bij de decreten van 29 juni 2012, 12 juli 2013 en 15 juli 2016, wordt punt 9° vervangen door wat volgt: "9° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.166. In artikel 54 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 10 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.4 van het Bestuursdecreet"; 2° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 10, § 1, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.4, § 1, van het Bestuursdecreet"; 3° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "Artikel III.6 van het Bestuursdecreet is niet van toepassing.".
Art. IV.167. In artikel 60 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 6, § 3, van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.6 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.168. Artikel 61 van hetzelfde decreet wordt opgeheven. HOOFDSTUK 4 6. - Wijzigingen van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het beheer en de uitbating van de regionale luchthavens Oostende-Brugge, Kortrijk-Wevelgem en Antwerpen Art. IV.169. In artikel 2 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het beheer en de uitbating van de regionale luchthavens Oostende-Brugge, Kortrijk-Wevelgem en Antwerpen wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.170. In artikel 4, § 1, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 13 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.7 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.171. In artikel 6 van hetzelfde decreet wordt het woord "Kaderdecreet" telkens vervangen door het woord "Bestuursdecreet".
Art. IV.172. In artikel 14, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 22 december 2017, wordt de zinsnede "artikel 5/1, § 1, van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.61, § 1, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.173. In artikel 23 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, derde lid, wordt de zinsnede "artikel 5 van het decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector" vervangen door de zinsnede "artikel III.41 van het Bestuursdecreet"; 2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "artikel 21 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.12 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.174. In artikel 29, § 2, van hetzelfde decreet wordt het woord "Kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet".
Art. IV.175. In artikel 37, § 1, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 13 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.7 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.176. In artikel 39 van hetzelfde decreet wordt het woord "Kaderdecreet" telkens vervangen door het woord "Bestuursdecreet".
Art. IV.177. In artikel 47, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 22 december 2017, wordt de zinsnede "artikel 5/1, § 1, van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.61, § 1, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.178. In artikel 56 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, derde lid, wordt de zinsnede "artikel 5 van het decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector" vervangen door "artikel III.41 van het Bestuursdecreet"; 2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "artikel 21 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.12 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.179. In artikel 62, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "Kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet".
Art. IV.180. In artikel 66/2, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 8 mei 2009, wordt de zinsnede "artikel 13 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.7 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.181. In artikel 66/4 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 8 mei, 2009, wordt het woord "Kaderdecreet" telkens vervangen door het woord "Bestuursdecreet".
Art. IV.182. In artikel 66/12, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 8 mei 2009 en vervangen bij het decreet van 22 december 2017, wordt de zinsnede "artikel 5/1, § 1, van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.61, § 1, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.183. In artikel 66/21 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 8 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, derde lid, wordt de zinsnede "artikel 5 van het decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector" vervangen door de zinsnede "artikel III.41 van het Bestuursdecreet"; 2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "artikel 21 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.12 van het Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 4 7. - Wijzigingen van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer Art. IV.184. In artikel 2 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2012 en 8 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 10° wordt vervangen door wat volgt: "10° instantie: een instantie van de Vlaamse overheid als vermeld in artikel I.3, 1°, van het Bestuursdecreet van, een instantie van een lokale overheid als vermeld in artikel I.3, 5°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, een instelling met een publieke taak als vermeld in artikel I.3, 6°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 of een milieu-instantie als vermeld in artikel I.3, 7°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;"; 2° punt 11° wordt vervangen door wat volgt: "11° externe overheid: een instantie van een externe overheid als vermeld in artikel I.3, 8°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;". HOOFDSTUK 4 8. - Wijzigingen van het decreet van 21 november 2008 houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2008 Art. IV.185. In artikel 37 van het decreet van 21 november 2008 houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2008 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuurdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;"; 2° in paragraaf 4 en paragraaf 5, 2°, wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 4 9. - Wijzigingen van het decreet van 28 november 2008 tot regeling van de overdracht van personeelsleden binnen de diensten van de Vlaamse overheid in geval van verschuiving van taken of bevoegdheden Art. IV.186. In artikel 2 van het decreet van 28 november 2008 tot regeling van de overdracht van personeelsleden binnen de diensten van de Vlaamse overheid in geval van verschuiving van taken of bevoegdheden worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1°, a), wordt de zinsnede "artikel 3 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.1 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° in punt 1°, b), wordt de zinsnede "artikel 12 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "artikel III.100 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 3° in punt 2° wordt de zinsnede "artikel 2 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.1 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 5 0. - Wijzigingen van het GDI-decreet van 20 februari 2009 Art. IV.187. In artikel 3 van het GDI-decreet van 20 februari 2009, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en het decreet van 23 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt: "1° instantie: a) een deelnemer aan GDI-Vlaanderen;b) een andere instantie binnen België die: 1) een regering of een andere bestuurlijke overheid is, met inbegrip van openbare adviesorganen, op federaal, regionaal of lokaal niveau;2) een natuurlijke persoon of rechtspersoon is die openbare bestuursfuncties uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met betrekking tot milieu; 3) een natuurlijke persoon of rechtspersoon is die onder toezicht van een orgaan of persoon als vermeld onder punt 1) of 2), belast is met openbare verantwoordelijkheden of functies, of openbare diensten op milieu-gebied verleent;"; 2° punt 9° wordt vervangen door wat volgt: "9° deelnemer aan GDI-Vlaanderen: een instantie van de Vlaamse overheid als vermeld in artikel I.3, 1°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, een instantie van een lokale overheid als vermeld in artikel I.3, 5°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, een instelling met een publieke taak als vermeld in artikel I.3, 6°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 of een milieu-instantie als vermeld in artikel I.3, 7°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;"; 3° in punt 21 wordt de zinsnede "artikel 3 van het decreet van 23 december 2016 houdende de oprichting van het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid" vervangen door de zinsnede "artikel III.74. van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 5 1. - Wijzigingen van het decreet van 20 maart 2009 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Art. IV.188. In artikel 2 van het decreet van 20 maart 2009 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt de zinsnede "artikel 2 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.1 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 5 2. - Wijzigingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie Art. IV.189. In artikel 2 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2012, wordt punt 17° vervangen door wat volgt: "17° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.190. In artikel 33, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 5 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 34 van het kaderdecreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.115 van het Bestuursdecreet"; 2° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 14, 3°, van het decreet van 26 maart 2004 inzake openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "artikel II.35, 3°, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.191. In artikel 215, § 1, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 13 van het kaderdecreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.7 van het Bestuursdecreet"; 2° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt: "De bepalingen van het Bestuursdecreet zijn van toepassing op het agentschap, met uitzondering van artikel III.9, § 2. Artikel III.13 van het Bestuursdecreet is niet van toepassing op de algemene kamer en de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen van de VRM.".
Art. IV.192. In artikel 216 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2012 en 19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, vierde lid, wordt de zinsnede "artikel 21, § 1, van het kaderdecreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.12, § 1, van het Bestuursdecreet"; 2° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zinsnede "artikel 21, § 1, van het kaderdecreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.12, § 1, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.193. In artikel 218, § 5, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "met toepassing van artikel 15, § 1, 5°, a), van het kaderdecreet van 18 juli 2003" opgeheven.
Art. IV.194. In artikel 226 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "Met behoud van de toepassing van artikel 22, § 2, van het kaderdecreet van 18 juli 2003, is de raad van bestuur bevoegd" vervangen door de zinsnede "De raad van bestuur is bevoegd";2° in het tweede lid, 7°, wordt de zinsnede ", vermeld in artikel 15, § 1, 5°, a), van het kaderdecreet van 18 juli 2003" opgeheven. Art. IV.195. In artikel 231, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "volgens de bepalingen van artikelen 14, 15 en 16 van het kaderdecreet" opgeheven. HOOFDSTUK 5 3. - Wijzigingen van het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid Art. IV.196. In artikel 2 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2012, 25 april 2014, 19 juni 2015 en 20 november 2015, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.197. In artikel 2/1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, wordt de zinsnede "artikel 3 tot en met 7 van het decreet van 13 juli 2007 houdende bevordering van een meer evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid" vervangen door de zinsnede "artikel III.44 tot en met III.47 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.198. In artikel 15, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 29 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid" vervangen door de zinsnede "artikel III.14 van het Bestuursdecreet"; 2° in het tweede lid worden de woorden "kaderdecreet Bestuurlijk Beleid" vervangen door de woorden "Bestuursdecreet". Art. IV.199. In artikel 19, § 4, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 20 november 2015, wordt de zinsnede "Artikel 18, 19 en 20 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "Artikel III.10, III.11 en III.37, § 2, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.200. In artikel 20, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 25 april 2014, wordt de zinsnede "artikel 31 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid" vervangen door de zinsnede "artikel III.16 van het Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 5 4. - Wijzigingen van het decreet van 8 mei 2009 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap NV Vlaamse Havens en houdende wijziging van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens Art. IV.201. In artikel 2 van het decreet van 8 mei 2009 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap NV Vlaamse Havens en houdende wijziging van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.202. In artikel 3, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "als bedoeld in artikel 29 van het Kaderdecreet" wordt vervangen door de zinsnede "als vermeld in artikel III.14 van het Bestuursdecreet"; 2° het woord "kaderdecreet" wordt vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.203. In artikel 6, § 1, van hetzelfde decreet wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet".
Art. IV.204. In artikel 7, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 31 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.16 van het Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 5 5. - Wijzigingen van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs Art. IV.205. In artikel 44 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs wordt de zinsnede "het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "titel II, hoofdstuk 3, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 5 6. - Wijzigingen van het CRAB-decreet van 8 mei 2009 Art. IV.206. In artikel 2 van het CRAB-decreet van 8 mei 2009, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en het decreet van 23 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 17° wordt vervangen door wat volgt: "17° deelnemer aan GDI-Vlaanderen: een instantie van de Vlaamse overheid als vermeld in artikel I.3, 1°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, een instantie van een lokale overheid als vermeld in artikel I.3, 5°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, een instelling met een publieke taak als vermeld in artikel I.3, 6°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 of een milieu-instantie als vermeld in artikel I.3, 7°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;"; 2° in punt 18 wordt de zinsnede "artikel 3 van het decreet van 23 december 2016 houdende de oprichting van het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid" vervangen door de zinsnede "artikel III.74. van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 3° punt 19 wordt vervangen door wat volgt: "19° instantie: a) een deelnemer aan GDI-Vlaanderen;b) een andere instantie in België die: 1) een regering of een andere bestuurlijke overheid is, met inbegrip van openbare adviesorganen, op federaal, regionaal of lokaal niveau;2) een natuurlijke persoon of rechtspersoon is die openbare bestuursfuncties uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met betrekking tot milieu; 3) een natuurlijke persoon of rechtspersoon is die onder toezicht van een orgaan of persoon als vermeld onder punt 1) of 2), belast is met openbare verantwoordelijkheden of functies, of openbare diensten op milieugebied verleent;". HOOFDSTUK 5 7. - Wijzigingen van het decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid Art. IV.207. In artikel 1.1.3 van het decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, wordt punt 73° opgeheven. HOOFDSTUK 5 8. - Wijzigingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening Art. IV.208. In artikel 5.1.6 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening gewijzigd bij het decreet van 4 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 3, 4°, van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "artikel I.4, 3°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° in het derde lid wordt de zinsnede "hoofdstuk II, afdeling IV, van voormeld decreet van 26 maart 2004" vervangen door de zinsnede "titel II, hoofdstuk 3, afdeling 4, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 5 9. - Wijzigingen van het decreet van 19 november 2010 tot oprichting van een Vlaams communicatiehuis in Brussel onder de vorm van het extern verzelfstandigd agentschap Muntpunt VZW Art. IV.209. In artikel 2 van het decreet van 19 november 2010 tot oprichting van een Vlaams communicatiehuis in Brussel onder de vorm van het extern verzelfstandigd agentschap Muntpunt VZW wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.210. In artikel 3, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 29 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.14 van het Bestuursdecreet"; 2° in het tweede lid wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.211. In artikel 6, tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 20 mei 2016, wordt de zinsnede "artikel 5 van het decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector" vervangen door de zinsnede "artikel III.41 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.212. In artikel 8, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 31 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.16 van het Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 6 0. - Wijzigingen van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof Art. IV.213. In artikel 2 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2015, wordt punt 5° vervangen door wat volgt: "5° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;".
Art. IV.214. In artikel 11, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "artikel 2 van het kaderdecreet" wordt vervangen door de zinsnede "III.1, eerste lid, van het Bestuursdecreet"; 2° de zinsnede "artikel 3 van het kaderdecreet" wordt vervangen door de zinsnede "artikel III.1, tweede lid, van het Bestuurdecreet".
Art. IV.215. In artikel 34, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "de interne controle, vermeld in artikel 33 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "de organisatiebeheersing, vermeld in artikel III.114 van het Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 6 1. - Wijzigingen van het decreet van 15 juli 2011 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap NV Vlaams Energiebedrijf Art. IV.216. In artikel 2 van het decreet van 15 juli 2011 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap NV Vlaams Energiebedrijf worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ;"; 2° in punt 4° wordt de zinsnede "artikel 12 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.18 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.217. In artikel 3, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "als bedoeld in artikel 29 van het Kaderdecreet" wordt vervangen door de zinsnede "als vermeld in artikel III.14 van het Bestuursdecreet"; 2° het woord "Kaderdecreet" wordt vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.218. In artikel 6, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 31 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.16 van het Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 6 2. - Wijzigingen van het decreet van 14 oktober 2011 houdende de machtiging tot oprichting van de vzw I-Cleantech Vlaanderen - innovatie in Cleantech Art. IV.219. In artikel 2 van het decreet van 14 oktober 2011 houdende de machtiging tot oprichting van de vzw I-Cleantech Vlaanderen - innovatie in Cleantech wordt punt 1° opgeheven. HOOFDSTUK 6 3. - Wijzigingen van het decreet van 20 januari 2012 houdende regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen Art. IV.220. In artikel 20 van het decreet van 20 januari 2012 houdende regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 3 wordt de zinsnede "het decreet van 1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtrecht ten aanzien van bestuursinstellingen" vervangen door de zinsnede "titel II, hoofdstuk 5, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° in paragraaf 4, wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Het Vlaams Centrum voor Adoptie stelt de verworven kennis en expertise ter beschikking in het kader van de toepassing van artikel III.2, derde lid, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 .". HOOFDSTUK 6 4. - Wijzigingen van het decreet van 6 juli 2012 betreffende de machtiging tot oprichting van een Vlaamse vereniging voor ICT-personeel Art. IV.221. Artikel 2 van het decreet van 6 juli 2012 betreffende de machtiging tot oprichting van een Vlaamse vereniging voor ICT-personeel wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018 .".
Art. IV.222. In artikel 3, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 29 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.14 van het Bestuursdecreet"; 2° in het tweede lid wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.223. In artikel 4, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 31 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.16 van het Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 6 5. - Wijzigingen van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator Art. IV.224. In artikel 2 van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° wordt de zinsnede "artikel 4, § 1 en § 2, van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer" vervangen door de zinsnede "artikel III.66, § 1, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° in punt 6° wordt de zinsnede "de instanties, vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "de instanties van de Vlaamse overheid, vermeld in artikel I.3, 1°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, de instanties van de lokale overheden, vermeld in artikel I.3, 5°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, de instellingen met een publieke taak, vermeld in artikel I.3, 6°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 en de milieu-instanties, vermeld in artikel I.3, 7°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 3° in punt 10° wordt de zinsnede "artikel 3 van het decreet van 23 december 2016 houdende de oprichting van het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid" vervangen door de zinsnede "artikel III.74. van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 6 6. - Wijzigingen van het decreet van 7 december 2012 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen Art. IV.225. In artikel 7, § 1, tweede lid, van het decreet van 7 december 2012 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen wordt de zinsnede "artikel 2, 1°, van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden" vervangen door de zinsnede "artikel III.93, eerste lid, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 6 7. - Wijzingen van het decreet van 8 maart 2013 betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden Art. IV.226. In artikel 2, eerste lid, 3°, van het decreet van 8 maart 2013 betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden wordt de zinsnede "artikel 2 van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.1, eerste lid, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 6 8. - Wijzigingen van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid Art. IV.227. In artikel 16, § 1, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "als bedoeld in artikel 29 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "als vermeld in artikel III.14 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° in het tweede lid wordt de zinsnede "kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". Art. IV.228. In artikel 18, § 1, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "Vlaamse ministeries, IVA's met rechtspersoonlijkheid en publiekrechtelijke EVA's als vermeld in het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "departementen, IVA's zonder rechtspersoonlijkheid, IVA's met rechtspersoonlijkheid en publiekrechtelijke EVA's als vermeld in het Bestuursdecreet van 7 december 2018".
Art. IV.229. In artikel 19, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 31 van het Kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.16 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 6 9. - Wijzigingen van het decreet van 21 juni 2013 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Art. IV.230. In artikel 12, vijfde lid, van het decreet van 21 juni 2013 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt de zinsnede "artikel 2 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.1, eerste lid, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 7 0. - Wijzigingen van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 Art. IV.231. In artikel 6.3.1, tweede lid, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "artikel 3, 4°, van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" wordt vervangen door de zinsnede "artikel I.4, 3°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 "; 2° de zinsnede "hoofdstuk II, afdeling IV, van voormeld decreet van 26 maart 2004" wordt vervangen door de zinsnede "titel II, hoofdstuk 3, afdeling 4, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018". HOOFDSTUK 7 1. - Wijzigingen van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013 Art. IV.232. In artikel II.273, § 2, tweede lid, b), van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, wordt de zinsnede "artikel 29, § 1, van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "artikel II.5, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.233. In artikel II.277 van dezelfde Codex wordt de zinsnede "decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "titel II, hoofdstuk 3, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 7 2. - Wijzigingen van het decreet van 6 december 2013 houdende de oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Agentschap Plantentuin Meise" Art. IV.234. In artikel 2 van het decreet van 6 december 2013 houdende de oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Agentschap Plantentuin Meise" wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Bestuursdecreet: het Bestuurdecreet van 7 december 2018;".
Art. IV.235. In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 13 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.7 van het Bestuursdecreet"; 2° in het derde lid wordt het woord "Kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.236. In artikel 8, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 18, § 1, wat de aanduidingsbevoegdheid betreft, van artikel 18, § 2, en, ten slotte, van artikel 18, § 3, tweede lid, van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.10 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.237. In artikel 9 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 21 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.12 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.238. In artikel 10, § 3, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "artikel 22, § 2, van het Kaderdecreet" wordt vervangen door de zinsnede "artikel III.9, § 2, van het Bestuursdecreet"; 2° in punt 2° wordt de zinsnede "als bedoeld in artikel 15, § 1, 4°, van het Kaderdecreet" opgeheven; 3° in punt 4° wordt de zinsnede "artikel 12 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.18 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.239. Artikel 27 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 27.De eerste beheersovereenkomst zal worden afgesloten voor een termijn die eindigt uiterlijk negen maanden na de beëdiging van de nieuwe Vlaamse Regering na algehele vernieuwing van het Vlaams Parlement in 2019.". HOOFDSTUK 7 3. - Wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 Art. IV.240. In artikel 1.1.0.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit, het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, wordt punt 8° vervangen door wat volgt: "8° entiteit van de Vlaamse administratie: een intern of extern verzelfstandigd agentschap of een departement;". HOOFDSTUK 7 4. - Wijzigingen van het decreet van 28 maart 2014 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Toegankelijk Vlaanderen in de vorm van een private stichting Art. IV.241. In artikel 2 van het decreet van 28 maart 2014 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Toegankelijk Vlaanderen in de vorm van een private stichting wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018;".
Art. IV.242. In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "artikel 29 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.14 van het Bestuursdecreet"; 2° in paragraaf 2 wordt het woord "kaderdecreet" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.243. In artikel 9, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 31 van het kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.16 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.244. In artikel 13 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "de Vlaamse ministeries, de IVA's met rechtspersoonlijkheid en de publiekrechtelijke EVA's, vermeld in het kaderdecreet," vervangen door de zinsnede "de departementen, de IVA's zonder rechtspersoonlijkheid, de IVA's met rechtspersoonlijkheid en de publiekrechtelijke EVA's, vermeld in het Bestuursdecreet,". HOOFDSTUK 7 5. - Wijzigingen van het decreet van 25 april 2014 betreffende de organisatie van het netwerk voor de gegevensdeling tussen de actoren in de zorg Art. IV.245. In artikel 2 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de organisatie van het netwerk voor de gegevensdeling tussen actoren in de zorg, gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 4° wordt de zinsnede "artikel 2, 2°, van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer" vervangen door de zinsnede "artikel III.66 van het Bestuursdecreet"; 2° punt 11° wordt vervangen door wat volgt: "11° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018;".
Art. IV.246. In artikel 11, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 december 2018, wordt de zinsnede "artikel 4, § 1, van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "artikel 2, 10°, van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevens-verkeer".
Art. IV.247. In artikel 27 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 13 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.7 van het Bestuursdecreet"; 2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "De bepalingen van het Bestuursdecreet zijn van toepassing op het Agentschap.".
Art. IV.248. In artikel 32 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 21 van het Kaderdecreet" vervangen door de zinsnede "artikel III.12 van het Bestuursdecreet"; 2° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt: "Artikel III.40 van het Bestuursdecreet is niet van toepassing op de raad van bestuur.".
Art. IV.249. In artikel 41, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "en van het Kaderdecreet" opgeheven. HOOFDSTUK 7 6. - Wijzigingen van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse vastgoedcodex Art. IV.250. In artikel 4, § 1, 1°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse vastgoedcodex wordt de zinsnede "als vermeld in het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" opgeheven.
Art. IV.251. In artikel 16, 3°, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "als vermeld in het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" opgeheven. HOOFDSTUK 7 7. - Wijzigingen van het decreet van 27 november 2015 betreffende lage-emissiezones Art. IV.252. In artikel 5, eerste lid, van het decreet van 27 november 2015 betreffende lage-emissiezones wordt de zinsnede "het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer" vervangen door de zinsnede "titel III, hoofdstuk 3, afdeling 3, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 7 8. - Wijzigingen van het decreet van 15 juli 2016 betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid Art. IV.253. In artikel 15, § 1, eerste lid, van het decreet van 15 juli 2016 betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid wordt de zinsnede "artikel 2 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.1, eerste lid, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 7 9. - Wijzigingen van het decreet van 23 december 2016 houdende diverse maatregelen inzake de herstructurering van Waterwegen en Zeekanaal NV van publiek recht en nv De Scheepvaart van publiek recht Art. IV.254. In artikel 51, eerste lid, van het decreet van 23 december 2016 houdende diverse maatregelen inzake de herstructurering van Waterwegen en Zeekanaal NV van publiek recht en nv De Scheepvaart van publiek recht wordt de zinsnede "het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 8 0. - Wijzigingen van het decreet van 23 december 2016 houdende de totstandbrenging van De Werkvennootschap nv van publiek recht Art. IV.255. In artikel 2, § 1, tweede lid, van het decreet van 23 december 2016 houdende de totstandbrenging van De Werkvennootschap nv van publiek recht wordt de zinsnede "het decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector" vervangen door de zinsnede "titel III, hoofdstuk 2, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.256. In artikel 29 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "het decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector" vervangen door de zinsnede "titel III, hoofdstuk 2, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018";2° in het tweede lid wordt de zinsnede "het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "titel III, hoofdstuk 1, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018". HOOFDSTUK 8 1. - Wijzigingen van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017 Art. IV.257. In artikel 6, 2°, van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017 wordt de zinsnede "kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "Bestuursdecreet van 7 december 2018". HOOFDSTUK 8 2. - Wijzigingen van het decreet van 7 juli 2017 tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid, tot vaststelling van vergunningsnormen voor private uitbetalingsactoren en tot wijziging van het decreet van 30 april 2004 betreffende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin Art. IV.258. In artikel 2 van het decreet van 7 juli 2017 tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid, tot vaststelling van vergunningsnormen voor private uitbetalingsactoren en tot wijziging van het decreet van 30 april 2004 betreffende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: "3° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018;"; 2° punt 4° wordt opgeheven. Art. IV.259. In artikel 3, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 13 van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.7 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.260. In artikel 7, 2°, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 4, § 3, van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.2, derde lid, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.261. In artikel 8, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 4, eerste lid, van het decreet van 22 november 2013" vervangen door de zinsnede "artikel III.40, eerste lid, van het Bestuursdecreet"; 2° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 5 van het decreet van 22 november 2013" vervangen door de zinsnede "artikel III.41 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.262. In artikel 9 van hetzelfde decreet wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Conform artikel III.13 en III.49 van het Bestuursdecreet worden twee regeringscommissarissen aangesteld.".
Art. IV.263. In artikel 10, § 2, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 5/1 van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.61, § 1, van het Bestuursdecreet".
Art. IV.264. In artikel 14, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 34 van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.115 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.265. In artikel 19 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "het decreet van 1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtrecht ten aanzien van bestuursinstellingen" vervangen door de zinsnede "titel II, hoofdstuk 5, van het Bestuursdecreet". HOOFDSTUK 8 3. - Wijzigingen van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur Art. IV.266. In artikel 221, eerste lid, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur wordt de zinsnede "artikel 34, § 1, van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.115 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ".
Art. IV.267. In artikel 285, § 3, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "titel II, hoofdstuk 3, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 ". HOOFDSTUK 8 4. - Wijzigingen van het decreet van 26 januari 2018 tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk Art. IV.268. In artikel 2 van het decreet van 26 januari 2018 tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018;".
Art. IV.269. In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "artikel 29 van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.14 van het Bestuursdecreet"; 2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "decreet van 18 juli 2003" vervangen door het woord "Bestuursdecreet". Art. IV.270. In artikel 6, § 3, van hetzelfde decreet wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° vier onafhankelijke bestuurders, benoemd conform artikel III.40, III.41, eerste tot en met derde en vijfde lid, en artikel III.42 van het Bestuursdecreet;".
Art. IV.271. In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 31 van het decreet van 18 juli 2003" vervangen door de zinsnede "artikel III.16 van het Bestuursdecreet".
Art. IV.272. Artikel 10 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 10.De Vlaamse Regering is gemachtigd om statutaire personeelsleden van de departementen, de intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid, de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid en de publiekrechtelijke extern verzelfstandigde agentschappen, vermeld in artikel III.1, tweede lid, van het Bestuursdecreet, conform de modaliteiten, vermeld in de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 7, ter beschikking te stellen van het EVA.". HOOFDSTUK 8 5. - Opheffingsbepalingen Art. IV.273. De volgende regelingen worden opgeheven: 1° het decreet van 1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtrecht ten aanzien van bestuursinstellingen, gewijzigd bij de decreten van 20 februari 2004, 17 juni 2011 en 21 juni 2013;2° het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, gewijzigd bij de decreten van 7 mei 2004, 15 juli 2005, 23 juni 2006, 22 december 2006, 27 april 2007, 12 december 2008, 19 december 2008, 16 maart 2012, 5 juli 2013, 22 november 2013, 26 juni 2015, 3 juli 2015, 4 mei 2016 en 8 juni 2018, met uitzondering van artikel 24 tot en met 26;3° het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden, gewijzigd bij de decreten van 23 juni 2006, 22 december 2006, 29 juni 2007, 13 juli 2007, 19 december 2008 en 8 juli 2011, met uitzondering van artikel 3, derde lid, en artikel 17bis;4° het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, gewijzigd bij de decreten van 27 april 2007, 21 juni 2013 en 30 juni 2017;5° het decreet 27 april 2007 betreffende het hergebruik van overheidsinformatie, gewijzigd bij de decreten van 20 februari 2009, 12 juni 2015 en 23 december 2016;6° het decreet van 13 juli 2007 houdende bevordering van een meer evenwichtige participatie van vrouwen en mannen in advies- en bestuursorganen van de Vlaamse overheid, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014;7° de volgende bepalingen van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer, gewijzigd bij de decreten van 20 februari 2009, 24 juli 2009, 8 januari 2010, 13 juli 2012, 6 december 2013, 12 juni 2015, 23 december 2016 en 8 juni 2018: a) artikel 2, 2°, 3°, 9°, 12°, 13°, 15°, 16°, 17° en 18° ;b) hoofdstuk II, dat bestaat uit artikel 3 tot en met 7/2;c) hoofdstuk IV, dat bestaat uit artikel 13 en 14;8° het Archiefdecreet van 9 juli 2010;9° het decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector, gewijzigd bij de decreten van 25 november 2016 en 3 februari 2017;10° het decreet van 17 juni 2016 houdende de normen voor de Vlaamse overheidscommunicatie;11° het decreet van 23 december 2016 houdende oprichting van het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid;12° het decreet van 19 februari 2016 betreffende de Vlaamse openbare statistieken, gewijzigd bij het decreet van 25 november 2016;13° artikel 19 en 20 van het Auditdecreet van 5 juli 2013. HOOFDSTUK 8 6. - Overgangsbepalingen Art. IV.274. De websites en mobiele applicaties van de overheidsinstanties moeten voldoen aan artikel II.16 en II.17: 1° op 23 september 2019 voor websites die gepubliceerd worden vanaf 23 september 2018;2° op 23 september 2020 voor websites die gepubliceerd worden vóór 23 september 2018;3° op 23 juni 2021 voor mobiele applicaties. Art. IV.275. De aanvragen van en de beroepschriften over toegang tot bestuursdocumenten die ingediend zijn vóór de datum van de inwerkingtreding van de bepalingen van titel II, hoofdstuk 3, worden behandeld conform de bepalingen van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur.
De aanvragen van en beroepschriften over hergebruik van overheidsinformatie die ingediend zijn vóór de datum van de inwerkingtreding van de bepalingen van titel II, hoofdstuk 4, worden behandeld conform de bepalingen van het decreet 27 april 2007 betreffende het hergebruik van overheidsinformatie.
De klachten die ingediend zijn vóór de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van titel II, hoofdstuk 5, worden behandeld conform de bepalingen van het decreet van 1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtrecht ten aanzien van bestuursinstellingen.
Art. IV.276. De samenstelling van de raden van bestuur van overheidsinstanties, vermeld in artikel III.36, die zijn opgericht vóór de datum van inwerkingtreding van titel III, hoofdstuk 2, afdeling 2, maar pas na deze datum onder de toepassing van artikel III.40 en artikel III.44 vallen, wordt aangepast aan deze bepalingen bij de eerstvolgende algehele hernieuwing van de mandaten. HOOFDSTUK 8 7. - Inwerkingtreding Art. IV.277. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2019, met uitzondering van: 1° artikel II.7, II.19, II.22 en II.23 die in werking treden op de tiende dag na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad; 2° artikel II.16 en II.17 die uitwerking hebben op 23 september 2018.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 7 december 2018.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, B. TOMMELEIN De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding, L. HOMANS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn, B. WEYTS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport, Ph. MUYTERS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE De Vlaamse minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel, S. GATZ _______ Nota (1) Zitting 2017-2018 Stukken: - Ontwerp van decreet : 1656 - Nr.1.
Zitting 2018-2019 - Amendementen : 1656 - Nrs. 2 en 3. - Verslag van de hoorzittingen : 1656 - Nr. 4. - Verslag : 1656 - Nr. 5. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1656 - Nr. 6.
Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 5 december 2018.