Etaamb.openjustice.be
Decreet van 14 juli 2023
gepubliceerd op 29 augustus 2023

Kaderdecreet over de handhaving van Vlaamse regelgeving

bron
vlaamse overheid
numac
2023044829
pub.
29/08/2023
prom.
14/07/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 JULI 2023. - Kaderdecreet over de handhaving van Vlaamse regelgeving (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: KADERDECREET over de handhaving van Vlaamse regelgeving HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities

Artikel 1.Dit decreet, aan te halen als Kaderdecreet Vlaamse Handhaving, regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder: 1° administratieve regularisatie: zich in regel stellen door te voldoen aan een administratieve verplichting;2° algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);3° beboetingsinstantie: de personeelsleden of de entiteiten van de Vlaamse overheid die binnen hetzelfde beleidsdomein of voor dezelfde regelgeving door de Vlaamse Regering belast zijn met de bestuurlijke vervolging en sanctionering van bepaalde misdrijven of inbreuken;4° bestuurlijke beveiligingsbeslissing: het besluit van de toezichthouder of de herstelinstantie waarin wordt beslist over het opleggen van beveiligingsmaatregelen;5° bestuurlijke herstelbeslissing: het besluit van de herstelinstantie, waarin wordt beslist over het opleggen van publieke herstelmaatregelen;6° bestuurlijke sanctie: een sanctie, andere dan een tuchtsanctie, die gericht is op leedtoevoeging en die in eerste instantie opgelegd wordt door een bestuur;7° bestuurlijk sanctiedossier: het dossier dat door de beboetingsinstantie wordt samengesteld met het oog op de bestuurlijke vervolging van daartoe geïdentificeerde personen;8° bestuurlijk sepot: de voorlopige en herroepbare beslissing van de beboetingsinstantie om geen bestuurlijke vervolging in te stellen;9° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen: a) een elektronisch aangetekende zending;b) een aangetekende brief;c) een afgifte tegen ontvangstbewijs;d) een betekening door een gerechtsdeurwaarder;e) elke andere door de Vlaamse Regering toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;10° beveiligingsmaatregelen: de inperkende maatregelen of maatregelen die moeten voorkomen dat misdrijven, inbreuken of normschendingen worden gepleegd of voortgezet;11° elektronisch aangetekende zending: de verzending van gegevens via elektronische middelen.Die verzending verschaft bewijs ten aanzien van het hanteren van de verzonden gegevens, met inbegrip van bewijs van het verzenden en ontvangen van de gegevens. Ze beschermt verzonden gegevens tegen het risico van verlies, diefstal, beschadiging of onbevoegde wijzigingen; 12° gedraging: handelen of nalaten te handelen;13° Handhavingscollege: het Vlaams bestuursrechtscollege, vermeld in artikel 2, 1°, a), van het decreet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2014 pub. 01/10/2014 numac 2014035564 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges sluiten betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges;14° hersteldossier: het dossier dat door de herstelinstantie wordt samengesteld met het oog op de beoordeling of publieke herstelmaatregelen moeten worden opgelegd aan daartoe geïdentificeerde personen;15° herstelinstantie: de bestuurlijke instantie of personen die voor Vlaamse regelgeving zijn aangewezen om toe te zien op herstel en beveiliging conform dit decreet;16° herstelschikking: de overeenkomst tussen de herstelinstantie en overtreders of andere belanghebbenden die gericht is op het vrijwillig herstel van publieke schade en opgenomen is in een uitvoerbare authentieke akte;17° inbreuk: de gedragingen die op grond van de geschonden Vlaamse regelgeving uitsluitend met bestuurlijke sancties gesanctioneerd kunnen worden;18° inperkende maatregelen: de maatregelen die moeten voorkomen dat publieke verliezen optreden of nog verder toenemen;19° misdrijf: de gedragingen die op grond van Vlaamse regelgeving met straffen kunnen worden gesanctioneerd;20° normschending: de gedragingen die uitdrukkelijk door Vlaamse regelgeving als normschending zijn aangewezen.Die gedragingen zijn verboden, zonder dat ze een misdrijf of een inbreuk uitmaken; 21° onregelmatigheid: een toestand, gebeurtenis of gedraging die in strijd met Vlaamse regelgeving tot stand is gebracht;22° opsporing: de handelingen die ertoe strekken misdrijven of inbreuken, hun daders en de bewijzen ervan op te sporen.Via die handelingen worden gegevens verzameld die dienstig zijn voor de strafrechtelijke of bestuurlijke vervolging en die beslissingen in het kader van herstel of beveiliging kunnen ondersteunen; 23° publieke herstelmaatregelen: de maatregelen die gericht zijn op het herstel van publieke schade;24° publieke schade: de onregelmatigheden die het misdrijf, de inbreuk of de normschending vormen of er het gevolg van zijn, en de publieke verliezen die met die onregelmatigheden gepaard gaan;25° publieke verliezen: een reële krenking van het algemeen belang dat beschermd wordt door de Vlaamse regelgeving die is geschonden;26° referentietoestand: de toestand zoals die bestond voordat de normschending, de inbreuk of het misdrijf is gepleegd;27° sanctiebeslissing: een beslissing waarin bestuurlijke sancties worden opgelegd;28° straf: een sanctie die gericht is op leedtoevoeging en die alleen door een rechtbank kan worden opgelegd;29° toezicht: een handeling die erop gericht is om de naleving van Vlaamse regelgeving te controleren;30° toezichthouder: een persoon die bevoegd is om toezicht en opsporing uit te oefenen;31° Vlaamse inspectiedienst: een entiteit van de Vlaamse overheid die binnen hetzelfde beleidsdomein of voor dezelfde regelgeving belast is met de handhaving van Vlaamse regelgeving; 32° Vlaamse overheid: de Vlaamse overheid, vermeld in artikel I.3, 1°, van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten; 33° Vlaamse regelgeving: de normen die rechtstreeks op de rechtsonderhorige van toepassing zijn en die een aangelegenheid regelen waarvoor het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is;34° Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens: de Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens, vermeld in artikel 10/1 van het decreet van 18 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2008 pub. 29/10/2008 numac 2008036273 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer sluiten betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer.

Art. 3.Dit decreet is volledig of gedeeltelijk van toepassing op Vlaamse regelgeving als dat bij decreet wordt bepaald en conform de voorwaarden die bepaald zijn in dat voormelde decreet.

In afwijking van het eerste lid zijn artikel 25, 26 en 84 van toepassing op alle Vlaamse regelgeving.

In afwijking van het eerste lid zijn artikel 4, 6 en 77 tot en met 83 van toepassing op Vlaamse regelgeving als de Vlaamse Regering dat bepaalt conform de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt.

Dit decreet is niet van toepassing bij de uitoefening van het administratief toezicht, vermeld in artikel 7 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen.

Art. 4.§ 1. Met behoud van de mogelijkheid om afschriften op analoge informatiedragers af te leveren, en behoudens technische onmogelijkheid, worden de volgende bestuursdocumenten, die worden opgesteld door de Vlaamse overheid, uitsluitend opgemaakt in elektronische vorm, en voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening als vermeld in artikel 3, punt 12, van de verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG: 1° de schriftelijke raadgevingen en de waarschuwingen, vermeld in artikel 10;2° de processen-verbaal, de verslagen van vaststelling, de controleverslagen, vermeld in artikel 9, § 2, van dit decreet, en de administratieve verslagen, vermeld in artikel 9, § 3, van dit decreet;3° de beslissingen en de kennisgevingen van de beboetingsinstanties, vermeld in artikel 38, § 2, eerste lid, artikel 39 tot en met 41, en artikel 44, 89 en 90 van dit decreet;4° de geïntegreerde beslissingen, vermeld in artikel 57 van dit decreet, als de beboetingsinstantie en de herstelinstantie die de voormelde beslissingen hebben genomen, tot de Vlaamse overheid behoren;5° de bestuursdocumenten, vermeld in artikel 82, eerste lid, 4°, van dit decreet, met uitzondering van herstelschikkingen die in een authentieke akte zijn opgenomen. De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden opleggen voor de bestuursdocumenten, vermeld in het eerste lid, en categorieën van bestuursdocumenten uitsluiten voor bepaalde Vlaamse regelgeving. Zij bepaalt welke bestuursdocumenten, opgesteld op basis van Vlaamse regelgeving waarop dit decreet niet van toepassing is, overeenkomen met de in het eerste lid vermelde categorieën.

De in het eerste lid vermelde bestuursdocumenten worden bewaard in een digitaal klassement dat door de Vlaamse Regering ter beschikking wordt gesteld. Het digitaal klassement wordt beheerd door de entiteit die bevoegd is voor het beleidsveld Justitie en Handhaving.

Het digitaal klassement garandeert gedurende de volledige levenscyclus van de bestuursdocumenten dat: 1° er geen informatieverlies optreedt;2° de leesbaarheid op lange termijn gegarandeerd blijft;3° er geen wijzigingen doorgevoerd kunnen worden;4° de vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens gegarandeerd blijft;5° elke actie die impact kan hebben op de integriteit en de authenticiteit van het bestuursdocument, wordt geregistreerd, met inbegrip van de gegevens die het mogelijk maken de identiteit van de dader of daders vast te stellen. § 2. De volgende bestuursdocumenten worden ook opgenomen in het digitaal klassement, vermeld in paragraaf 1, derde lid: 1° andere bestuursdocumenten dan de bestuursdocumenten, vermeld in paragraaf 1, die door de beboetingsinstantie of de herstelinstantie worden toegevoegd aan respectievelijk het bestuurlijk sanctiedossier of het hersteldossier;2° de beslissingen die genomen zijn naar aanleiding van een administratief of jurisdictioneel beroep tegen de beslissingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. § 3. Behoudens technische onmogelijkheid worden de toegankelijkheid en kennisgeving van de bestuursdocumenten, vermeld in paragraaf 1 en 2, voor bestuurlijke overheden en het openbaar ministerie, verzekerd op elektronische wijze, via een beveiligd portaal.

In de mate waarin deze registers toegang verlenen tot de bestuursdocumenten, vermeld in paragraaf 1 en 2, worden ook het bestuurlijk sanctieregister, vermeld in artikel 77, en het maatregelenregister, vermeld in artikel 81, beschouwd als een beveiligd portaal als vermeld in het eerste lid.

De overheidsinstantie die bevoegd is voor de kennisgeving of om de digitale toegang te verlenen, verifieert het recht om de bestuursdocumenten via het beveiligd portaal, vermeld in het eerste lid, te raadplegen. De voormelde verificatie gebeurt met een techniek of procedure die het gebruiksrecht van de persoon waarborgt op een aantoonbare wijze, die aan de omstandigheden is aangepast. De overheidsinstantie stelt die techniek of procedure en de daarbij geraadpleegde informatiebronnen vast.

In het beveiligde portaal, vermeld in het eerste lid, en bij elke kennisgeving, ongeacht de wijze waarop dit gebeurt, wordt alleen een afgeleide van het originele bestuursdocument ter beschikking gesteld, dat dezelfde bewijskracht heeft als het origineel maar er op volgende punten van afwijkt: 1° het bevat geen rijksregisternummer van de persoon die het originele bestuursdocument, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, heeft opgesteld en ondertekend;2° het wordt voorzien van een elektronische zegel van de entiteit die bevoegd is voor het beleidsveld Justitie en Handhaving. In afwijking van het vierde lid, 1°, kan de Vlaamse Regering beslissen dat om veiligheidsredenen alle persoonsgegevens van de persoon die het heeft opgesteld en ondertekend worden verwijderd op de afgeleide van het origineel bestuursdocument, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, voor de Vlaamse regelgeving en de bestuursdocumenten die zij aanduidt.

Een origineel bestuursdocument dat in het digitaal archief, vermeld in paragraaf 1, derde lid, is opgenomen, wordt alleen vrijgegeven aan de rechter die, na te zijn gevat met een betwisting rond de authenticiteit of integriteit van het afgeleide document, beslist dat die vrijgave noodzakelijk is.

Het als uitvoerbaar waarmerken van bestuurlijke sanctiebeslissingen, schriftelijke bestuurlijke herstel- en beveiligingsbeslissingen, dwangbevelen, bekrachtigde herstelschikkingen en de schriftelijke neerslag van mondelinge beveiligingsbeslissingen als vermeld in artikel 71, § 1, gebeurt op basis van het afgeleide document dat is voorzien van de elektronische zegel, vermeld in het vierde lid, 2°, tenzij het originele bestuursdocument nog niet is opgenomen in het digitale archief, vermeld in paragraaf 1, derde lid. § 4. De entiteit, belast met de handhaving van Vlaamse regelgeving, van de functiehouder die conform dit artikel een bestuursdocument heeft opgenomen in het digitaal klassement of aan wie het werd ter kennis gegeven, heeft toegang tot dit bestuursdocument en de daaraan gerelateerde persoonsgegevens en informatie.

De entiteit van de auteur van een proces-verbaal of verslag van vaststelling kan steeds in kennis worden gesteld van navolgende beslissingen van beboetingsinstanties of herstelinstanties. § 5. De Vlaamse Regering kan de lokale overheden, vermeld in artikel I.3, 5°, van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten, verplichten om de bestuursdocumenten, vermeld in paragraaf 1 en 2, op te nemen in het digitaal klassement, vermeld in paragraaf 1, derde lid, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt.

Art. 5.§ 1. Het bestuurlijk opsporingsonderzoek is geheim zolang het niet is afgesloten door een beslissing als vermeld in artikel 38, § 2, eerste lid, 2° en 3°, of tot aan het verval van de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie als de voormelde beslissing niet wordt genomen. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de beboetingsinstantie de personen die er het voorwerp van vormen, op hun met redenen omkleed verzoek inzage verlenen in de stukken van het bestuurlijk opsporingsonderzoek, of een afschrift ervan ter beschikking stellen.

Uiterlijk zestig dagen na de dag waarop de beboetingsinstantie het voormelde verzoek heeft ontvangen, bezorgt ze haar beslissing met een beveiligde zending aan de verzoeker.

Als de termijn, vermeld in het eerste lid, is overschreden of de inzage die wordt gevraagd volledig of gedeeltelijk wordt geweigerd, kan de verzoeker binnen vijftien dagen na de dag waarop de termijn, vermeld in het eerste lid, is verstreken of na de dag waarop de verzoeker de weigering van de inzage heeft ontvangen, met een gemotiveerd verzoekschrift beroep instellen bij de politierechter. De griffie stuurt onmiddellijk een kopie van het verzoekschrift naar de beboetingsinstantie.

De beboetingsinstantie kan een rapport richten aan de politierechter binnen dertig dagen na de dag waarop zij het verzoekschrift, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen. De politierechter kan beslissen om de verzoeker, de beboetingsinstantie of hun advocaten afzonderlijk te horen.

De politierechter doet uitspraak zonder debat binnen zestig dagen na de dag waarop het verzoekschrift, vermeld in het tweede lid, is neergelegd. Tegen de beslissing van de politierechter is geen beroep mogelijk. § 3. Met toepassing van artikel 23, lid 1, d), e), h) en i), van de algemene verordening gegevensbescherming kan de op grond van dit decreet daartoe bevoegde overheid beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het negende lid.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de daartoe bevoegde overheid, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening. De Vlaamse Regering kan hiervoor nadere regels bepalen.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.

Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van de daartoe bevoegde overheid zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het achtste lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2008 pub. 29/10/2008 numac 2008036273 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer sluiten betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd.

Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.

Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.

Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid, bevat, naar het openbaar ministerie of de beboetingsinstantie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het openbaar ministerie, een onderzoeksrechter of een beboetingsinstantie, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het openbaar ministerie, een onderzoeksrechter of een beboetingsinstantie, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene conform artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat respectievelijk het openbaar ministerie, de onderzoeksrechter of de beboetingsinstantie heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.

Art. 6.§ 1. Onverminderd artikel 79, § 2, van dit decreet, worden de maximale bewaringstermijnen voor persoonsgegevens die op basis van dit decreet worden verwerkt, vastgelegd in beheersregels, conform artikel III.81, § 2, van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten.

Bij het bepalen van deze bewaartermijnen wordt rekening gehouden met: 1° het gegeven dat de feiten naar aanleiding waarvan de persoonsgegevens zijn verwerkt, nog straffen, bestuurlijke sancties, publieke herstelmaatregelen, beveiligingsmaatregelen of beslissingen van burgerlijke of administratieve aard kunnen gronden;2° het gegeven dat beslissingen, gegrond op de feiten naar aanleiding waarvan de persoonsgegevens zijn verwerkt, nog het voorwerp uitmaken of kunnen uitmaken van een administratief of jurisdictioneel beroep;3° de relevantie van de persoonsgegevens voor toekomstige handelingen in het kader van toezicht, opsporing, vervolging, sanctionering, beveiliging of herstel;4° de relevantie van de persoonsgegevens voor het determineren van de legaliteit van de toestand, veroorzaakt door de feiten die aanleiding gaven tot de verwerking van deze persoonsgegevens. § 2. In afwijking van paragraaf 1 geldt voor persoonsgegevens, opgenomen in de arrestendatabank, vermeld in artikel 84, een bewaartermijn van onbepaalde duur.

Art. 7.Behoudens afwijkende bepalingen beginnen de door dit decreet bepaalde termijnen te lopen op de dag na de dag waarop het feit dat de aanvang vormt van de termijn is gebeurd. De door dit decreet bepaalde termijnen worden berekend in kalenderdagen.

Behoudens afwijkende bepalingen gebeuren de kennisgevingen die door dit decreet worden opgelegd en het aanvangspunt vormen van een vervaltermijn, altijd met een beveiligde zending. De beveiligde zending met een aangetekende brief wordt geacht te zijn ontvangen op de derde werkdag na de afgifte bij de post, behalve als het tegendeel wordt bewezen.

Als een schriftelijke mededeling moet worden gedaan binnen een bepaalde termijn, moet de verzending of afgifte binnen die termijn gebeuren. Bij verzendingen per brief geldt de datum van de poststempel als datum van de verzending. HOOFDSTUK 2. - Toezicht en opsporing Afdeling 1. - De toezichthouder

Art. 8.§ 1. De toezichthouder is bevoegd voor het toezicht op Vlaamse regelgeving en voor de opsporing van misdrijven en inbreuken.

De Vlaamse Regering wijst onder de toezichthouders diegenen aan die de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, of officier van gerechtelijke politie-hulpofficier van de procureur des Konings, verkrijgen.

Bij de opsporing van misdrijven handelt de toezichthouder in de hoedanigheid van agent van gerechtelijke politie, of in de hoedanigheden, vermeld in het tweede lid. § 2. De volgende personen kunnen worden aangesteld als toezichthouder conform de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt: 1° de personeelsleden van de Vlaamse administraties, vermeld in artikel I.3, 1°, d, van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten die de Vlaamse Regering daarvoor aanwijst, met uitsluiting van de personeelsleden, vermeld in artikel I.3, 2°, f, van hetzelfde decreet; 2° de personeelsleden van de instanties, vermeld in artikel I.3, 1°, f), van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten, die deze instanties daarvoor aanwijzen; 3° de gemeentelijke personeelsleden die het college van burgemeester en schepenen daarvoor aanwijst, zelfs al zijn ze personeelslid van een andere gemeente;4° de personeelsleden van een intergemeentelijk samenwerkingsverband, die het intergemeentelijk samenwerkingsverband daarvoor aanwijst;5° de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten, vermeld in artikel 2 van de wet op het politieambt, die deze politiediensten daarvoor aanwijzen;6° de personeelsleden van een havenbedrijf, die het havenbedrijf daarvoor aanwijst;7° de bijzondere veldwachters, vermeld in artikel 61 van het Veldwetboek, die de Vlaamse Regering daarvoor aanwijst;8° de personeelsleden van de provincie, die de deputatie daarvoor aanwijst. De Vlaamse Regering kan de aanwijzingsbevoegdheid vermeld in het eerste lid, 1° en 7°, delegeren. § 3. De Vlaamse Regering kan opleidings- en ervaringsvereisten en andere voorwaarden bepalen waaraan categorieën van toezichthouders moeten voldoen.

De Vlaamse Regering kan de toezicht- en opsporingsopdracht van categorieën van toezichthouders inhoudelijk, geografisch of temporeel beperken, of hen de hoedanigheid van agent van gerechtelijke politie ontzeggen. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering de aanstelling als toezichthouders subsidiëren, of ondersteuning geven voor de opleiding en permanente vorming van die toezichthouders. § 4. Het besluit waarin de toezichthouder wordt aangesteld, omschrijft de toezicht- en opsporingsopdracht van de toezichthouder. Binnen de perken van zijn toezicht- en opsporingsopdracht beschikt de toezichthouder over de bevoegdheden, vermeld in dit hoofdstuk, onverminderd de mogelijkheid voor de Vlaamse Regering om het gebruik van de voormelde bevoegdheden voor categorieën van toezichthouders uit te sluiten of aan bijkomende voorwaarden te verbinden. Een toezichthouder gebruikt zijn bevoegdheden alleen als dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van zijn taak. Het toezicht wordt onafhankelijk en neutraal uitgeoefend, en de toezichthouder waakt erover dat de inzet van zijn bevoegdheden geen onevenredige schade veroorzaakt bij de overtreder of derden.

Toezichthouders kunnen de bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, alleen gebruiken als ze beëdigd zijn. De toezichthouder legt de eed af conform de wettelijke of decretale bepalingen die op hem van toepassing zijn, of, bij ontstentenis daarvan, in handen van zijn lijnmanager of diens gemachtigde conform artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/07/1831 pub. 07/02/2013 numac 2013000079 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Decreet op de drukpers type decreet prom. 20/07/1831 pub. 26/07/2012 numac 2012000423 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Decreet « betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie ». - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.

Onverminderd artikel 9, eerste lid, van de algemene verordening gegevensbescherming, voldoet het gebruik van de bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, aan al de volgende voorwaarden: 1° het schendt de intimiteit van een persoon niet;2° het is niet gericht op het inwinnen van informatie over de filosofische, religieuze, politieke, syndicale gezindheid, etnische of sociale origine, het seksuele leven of de gezondheidstoestand;3° het is niet gericht op de verwerking van genetische gegevens of de verwerking van biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een persoon. § 5. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992, dragen toezichthouders bij de uitoefening van hun taak een legitimatiebewijs bij zich, dat de overheid of de entiteit waar ze werken uitgeeft.

Toezichthouders tonen onmiddellijk hun legitimatiebewijs als ze daarom verzocht worden.

Art. 9.§ 1. Als toezichthouders naar aanleiding van de vaststelling van een onregelmatigheid redelijkerwijze kunnen vermoeden dat een misdrijf, inbreuk of normschending in de zin van de Vlaamse regelgeving waarop hij toezicht houdt, is gepleegd, kunnen ze, als dat nodig is, na het bewijs ervan te hebben verzekerd als vermeld in artikel 17 van dit decreet, een van de volgende handelingen stellen: 1° het opsporingsonderzoek van de vermoede misdrijven of inbreuken beginnen als ze daarvoor bevoegd zijn;2° het toezicht van de vermoede misdrijven, inbreuken of normschendingen voortzetten om maatregelen op te leggen, te doen opleggen of op te volgen of om andere beslissingen van burgerlijke of administratieve aard te nemen op grond van Vlaamse regelgeving.Die maatregelen of beslissingen zijn geen straf als vermeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.

De opstart van een opsporingsonderzoek verhindert niet dat de toezichthouder toezicht kan blijven uitoefenen, voor de doeleinden vermeld in punt 2° van het eerste lid. § 2. Vaststellingen en inlichtingen met betrekking tot misdrijven kunnen worden opgenomen in een proces-verbaal, dat aan het openbaar ministerie wordt gericht. Een afschrift van het voormelde proces-verbaal wordt steeds aan de beboetingsinstantie verstuurd.

Vaststellingen en inlichtingen met betrekking tot inbreuken of normschendingen kunnen worden opgenomen in een verslag van vaststelling, dat aan de beboetingsinstantie wordt gericht.

Vaststellingen en inlichtingen met betrekking tot zowel misdrijven als inbreuken of normschendingen, kunnen worden opgenomen in een proces-verbaal, dat ook als verslag van vaststelling geldt.

Vaststellingen en inlichtingen, bekomen door de inzet van toezichtrechten, die niet geleid hebben tot de vaststelling van een misdrijf, inbreuk of normschending, kunnen worden opgenomen in een controleverslag. § 3. Toezichthouders zonder hoedanigheid van agent van gerechtelijke politie die tijdens hun toezicht- en opsporingsopdracht misdrijven vaststellen, kunnen daarvan een administratief verslag opstellen. Dat verslag wordt met in achtneming van de richtlijnen van het openbaar ministerie aan een bevoegde toezichthouder gericht. De voormelde toezichthouders kunnen het voormelde verslag in een proces-verbaal opnemen, in voorkomend geval samen met hun eigen vaststellingen.

Het eerste lid is ook van toepassing op misdrijven, inbreuken of normschendingen die toezichthouders tijdens hun toezicht- en opsporingsopdracht vaststellen, maar die buiten die opdracht vallen.

De administratieve verslagen over inbreuken en normschendingen worden gericht aan de bevoegde toezichthouder, die ze kan opnemen in een verslag van vaststelling, in voorkomend geval samen met zijn eigen vaststellingen. § 4. Het proces-verbaal of verslag van vaststelling geldt tot het bewijs van het tegendeel voor de feitelijke vaststellingen die erin zijn opgenomen. Een afschrift ervan kan altijd worden bezorgd aan de persoon of de personen ten laste van wie het is opgesteld. § 5. Als door het misdrijf, de inbreuk of de normschending mogelijk maatregelen of andere beslissingen van burgerlijke of administratieve aard nodig zijn, stuurt de toezichthouder een afschrift van het proces-verbaal of het verslag van vaststelling naar de overheid die daarover oordeelt.

De Vlaamse Regering kan hiervoor nadere regels bepalen. § 6. De politiediensten, vermeld in artikel 2 van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992, bezorgen de bevoegde beboetingsinstantie een afschrift van hun processen-verbaal waarin vaststellingen of inlichtingen met betrekking tot misdrijven zijn opgenomen.

Onverminderd de mogelijkheden van de in het eerste lid bedoelde politiediensten om rechtstreeks een afschrift van het proces-verbaal te richten aan de in paragraaf vijf bedoelde overheden, kunnen de bevoegde beboetingsinstanties deze overheden in kennis stellen van het ontvangen afschrift.

Art. 10.§ 1. Toezichthouders kunnen alle raadgevingen geven die ze nuttig achten om dreigende normschendingen, inbreuken of misdrijven te voorkomen. § 2. In overeenstemming met de algemene beleidslijnen, vermeld in hoofdstuk 8, kunnen toezichthouders een waarschuwing richten tot de overtreder, met het verzoek zich binnen een bepaalde termijn in regel te stellen, de schadelijke gevolgen van het misdrijf, de inbreuk of de normschending te herstellen, en het bewijs daarvan te verschaffen. In dat geval wordt alleen een proces-verbaal of verslag van vaststelling opgesteld of aangifte gedaan als de termijn tot regularisatie of de bewijsvoering over de regularisatie wordt genegeerd.

Als dat nodig is, kan de termijn, vermeld in het eerste lid, worden opgedeeld in fases. Als verschillende misdrijven, inbreuken of normschendingen worden vastgesteld, kunnen verschillende termijnen voor elk misdrijf, elke inbreuk of elke normschending worden opgelegd als dat nodig is.

De Vlaamse Regering kan bepalen dat een afschrift van de waarschuwing, vermeld in het eerste lid, wordt bezorgd aan de overheden die ze aanwijst. Afdeling 2. - Bevoegdheden van de toezichthouder in het kader van

toezicht

Art. 11.Binnen de termijn die toezichthouders bepalen, verleent iedereen aan toezichthouders alle medewerking die redelijkerwijze kan worden gevraagd bij de uitoefening van hun toezichtrechten.

Toezichthouders hebben het recht om inlichtingen te vorderen van iedere persoon of instantie die betrokken is bij of kennis heeft of kan hebben van de feiten die worden gecontroleerd.

Toezichtrechten kunnen in het kader van toezicht nooit worden afgedwongen met geweld of enige andere dwang op de persoon.

Bij de uitoefening van hun opdrachten kunnen toezichthouders de bijstand vorderen van al de volgende actoren: 1° de lokale en federale politie;2° deskundigen;3° andere personen die daarvoor door de toezichthouder zijn aangewezen.

Art. 12.§ 1. Toezichthouders kunnen met betrekking tot vervoermiddelen: 1° de technische karakteristieken onderzoeken;2° de lading onderzoeken, en ze zo nodig doen lossen met het oog op dat onderzoek;3° de wettelijk voorgeschreven vervoersdocumenten laten voorleggen, inzien en kopiëren;4° de bestuurders en begeleiders bevelen het vervoermiddel tot stilstand te brengen, stil te houden of over te brengen naar een door hem aangewezen plaats. § 2. Toezichthouders kunnen de identificatiegegevens van de kentekenhouder van een voertuig vragen bij de overheid die belast is met de inschrijving van dat voertuig.

Als de kentekenhouder een rechtspersoon is, is hij verplicht de gebruikelijke bestuurder van het voertuig aan te wijzen.

De houder van de kentekenplaat of de gebruikelijke bestuurder die het tegenbewijs, vermeld in artikel 27, § 4, levert, is verplicht de persoon aan te wijzen die bestuurder was op het ogenblik van de vastgestelde feiten, tenzij de houder van de kentekenplaat of de gebruikelijke bestuurder aannemelijk kan maken dat hij de identiteit van de echte bestuurder niet kent.

Art. 13.Toezichthouders hebben het recht: 1° de identiteit op te nemen en de te identificeren personen daarvoor staande te houden;2° de voorlegging van officiële identiteitsdocumenten te vorderen;3° als de identiteit niet kan worden vastgesteld conform punt 1° of 2°, de identiteit te achterhalen met de hulp van niet-officiële documenten die hen vrijwillig worden voorgelegd als de te identificeren personen geen officiële identificatiedocumenten kunnen voorleggen of als aan de authenticiteit ervan of aan de identiteit van die personen wordt getwijfeld.Ze kunnen ook met toepassing van artikel 16 de identiteit van die personen trachten te achterhalen via beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan.

De identiteitsdocumenten, vermeld in het eerste lid, 2°, worden onmiddellijk na de verificatie van de identiteit teruggegeven aan de betrokkene.

Art. 14.§ 1. Toezichthouders hebben het recht om zonder voorafgaande waarschuwing de onmiddellijke voorlegging te vorderen van alle informatie, documenten en informatiedragers in geschreven, digitale of analoge vorm, met betrekking tot gereglementeerde, gesubsidieerde of van overheidswege gefinancierde activiteiten of verplichtingen.

De voorlegging, vermeld in het eerste lid, gebeurt in een verstaanbare, leesbare en kopieerbare vorm.

De voorlegging, vermeld in het eerste lid, kan op al de volgende locaties gebeuren: 1° op het kantoor van de toezichthouder;2° op de plaats die de toezichthouder aanwijst;3° ter plaatse. De voorlegging, vermeld in het eerste lid, gebeurt ter plaatse als vermeld in het derde lid, 3°, als de bij het toezicht betrokken persoon redelijkerwijze aanvaardbaar maakt dat een voorlegging op het kantoor of op de aangewezen plaats als vermeld in het derde lid, 1° en 2°, niet mogelijk is. § 2. Toezichthouders hebben het recht om inzage te nemen in de informatie, gegevens, documenten en informatiedragers, vermeld in paragraaf 1. § 3. Toezichthouders kunnen zich kosteloos een kopie laten bezorgen in de vorm die ze vragen of er zelf een kopie van maken.

Als kopiëren ter plaatse niet mogelijk is, mogen toezichthouders tegen een schriftelijk bewijs dat ze afgeven, de informatiedrager en documenten bij zich houden of meenemen tijdens een periode die vereist is om ze te kopiëren of te onderzoeken. De voormelde periode mag niet langer duren dan veertien dagen, tenzij de toezichthouder voordat die periode is verstreken aan de betrokkenen de bijzondere redenen meedeelt die een langere duur verantwoorden.

Art. 15.§ 1. Toezichthouders hebben het recht om: 1° de aard en de omvang van de goederen of van de verrichte activiteiten, met inbegrip van de productie-, verpakkings- en verzendingssystemen en methoden te controleren en te verifiëren;2° monsters te nemen of te laten nemen en metingen, proeven en analyses uit te voeren of te laten uitvoeren;3° de stand van uitvoering van de gefinancierde werkzaamheden en investeringen, en het gebruik en de bestemming van de uitgevoerde investeringen te controleren en te verifiëren;4° de financiële en technische uitvoering van gesubsidieerde projecten te controleren en te verifiëren;5° dieren te identificeren en hun fysieke toestand te onderzoeken, en ook de omstandigheden waarin ze worden gehouden, gekweekt, verzorgd, gehuisvest, verhandeld, in- en uitgevoerd, vervoerd, gedood of aan proeven onderworpen. Als de controles, verificaties of monsternemingen niet ter plaatse kunnen worden uitgevoerd, mogen toezichthouders de zaken en dieren, vermeld in het eerste lid, tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs meenemen tijdens de periode die vereist is om het onderzoek uit te voeren.

Toezichthouders mogen de technische middelen en het personeel om de controle, bemonstering of verificatie uit te voeren kosteloos opvorderen van de houder van de te onderzoeken zaken en dieren.

Toezichthouders hebben het recht gedurende de tijd die noodzakelijk is voor het onderzoek het vervoer, het gebruik, de verhandeling en de verwerking van zaken en dieren te verbieden zonder dat daarvoor kosten kunnen worden aangerekend.

De onderzoeksmaatregelen, vermeld in het tweede tot en met vierde lid, mogen niet langer duren dan drie weken, tenzij de toezichthouder de betrokkenen voor het verstrijken van die termijn de bijzondere redenen meedeelt die een langere duur verantwoorden. § 2. Toezichthouders zijn bevoegd om verpakkingen te openen bij de uitoefening van de rechten, vermeld in paragraaf 1. § 3. De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de monsternemingen, metingen, proeven, analyses en verificaties, vermeld in paragraaf 1, met inbegrip van het recht van de gecontroleerde om de afname van een tegenstaal te eisen. De Vlaamse Regering kan regels bepalen voor de erkenning van laboratoria en deskundigen.

Art. 16.Toezichthouders kunnen vaststellingen doen met audiovisuele middelen. De audiovisuele opname mag niet worden vervormd of gemanipuleerd.

De identificatie van het gebruikte audiovisuele middel, de start en het einde van een opname worden vermeld in het verslag van vaststelling of het proces-verbaal waarbij de opname gevoegd wordt.

Tenzij het toezicht daardoor in het gedrang zou komen, wordt iedereen die aanwezig is bij een onderzoek, op de hoogte gebracht van de inzet van audiovisuele middelen. Die kennisgeving gebeurt voorafgaand aan of op het ogenblik van het gebruik van de audiovisuele middelen.

Naast de doeleinden waarvoor zij verzameld zijn, mogen de audiovisuele vaststellingen gebruikt worden voor strafrechtelijke of bestuurlijke vervolging en het opleggen van publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen.

De toepassing van dit artikel mag nooit leiden tot de observatie of het direct afluisteren, vermeld in artikel 47sexies en 90ter van het Wetboek van Strafvordering.

Art. 17.§ 1. Toezichthouders hebben het recht om dieren, voorwerpen, dragers van informatie en documenten in welke vorm ook in bewaring te nemen of op een andere wijze in zekerheid te brengen als ze voor het bewijs van een misdrijf of inbreuk van belang kunnen zijn of het voorwerp kunnen uitmaken van een strafrechtelijk beslag of van een bestuurlijk beslag als vermeld in hoofdstuk 10, afdeling 3.

Toezichthouders kunnen daarvoor tot verzegeling overgaan.

De houder van de voorwerpen, dragers of documenten legt die op het eerste verzoek van de toezichthouder voor en overhandigt ze aan de toezichthouder. § 2. Toezichthouders maken zo spoedig mogelijk en als dat mogelijk is ter plaatse, een akte van bewaring op met vermelding van de dieren, voorwerpen, dragers en documenten die in bewaring worden genomen of op een andere wijze in zekerheid worden gebracht. Toezichthouders bezorgen de houder onmiddellijk een afschrift van de akte en delen de houder mee waar de dieren, voorwerpen, dragers en documenten worden bewaard of in zekerheid gebracht. De akte vermeldt of de houder kennis heeft genomen van de akte en of de houder al dan niet akkoord gaat met de bewaring of verzekering. § 3. De dieren, voorwerpen, dragers en documenten worden teruggegeven aan de rechthebbende of de houder als de maatregel van bewaring niet binnen twee weken is omgezet naar een strafrechtelijk of bestuurlijk beslag.

Art. 18.§ 1. Behalve in de gevallen, vermeld in paragraaf 2, hebben toezichthouders het recht om bij dag en bij nacht, zonder voorafgaande aankondiging, elke plaats, met inbegrip van vervoermiddelen, vrij te betreden. Bij het betreden van bedrijfsruimten nemen de toezichthouders de interne en externe veiligheidsprocedures in acht. § 2. Toezichthouders hebben toegang tot de bewoonde ruimtes in een van de volgende gevallen: 1° de persoon die het werkelijk genot heeft van de ruimte, heeft er voorafgaandelijk en schriftelijk toestemming voor gegeven;2° de politierechter heeft daarvoor vooraf een machtiging tot betreding verleend.Betreding is alleen mogelijk tussen 5 uur en 21 uur, tenzij de rechter op gemotiveerd verzoek de betreding ook buiten die uren heeft toegestaan, met opgave van de toezichtrechten die daarbij mogen worden ingezet en de bijzondere redenen waarom dat alleen doelmatig kan buiten die uren.

De bedrijfsruimten worden gelijkgesteld met bewoonde ruimtes als vermeld in het eerste lid, als de daar ontwikkelde activiteiten een privékarakter vertonen.

De politierechter bepaalt de geldigheidsduur van de machtiging, vermeld in het eerste lid, 2°, die niet langer mag zijn dan één maand.

De toezichthouder toont onmiddellijk de machtiging die voor de betreding verleend is. § 3. De toezichthouder heeft altijd toegang tot bewoonde ruimtes als dat noodzakelijk is om dringende redenen bij nakend onheil of bij ramp. § 4. Naar aanleiding van een betreding op grond van paragraaf 2 en 3 wordt een volledige lijst van alle tijdens de betreding uitgeoefende toezichtrechten opgenomen in het proces-verbaal of verslag van vaststelling dat naar aanleiding daarvan wordt opgesteld, of in een betredingsrapport als er geen proces-verbaal of verslag is opgemaakt.

Art. 19.Het nemen van toegang tot een informaticasysteem in het kader van de uitoefening van toezichtrechten is, bij gebreke aan de voorafgaande toestemming van de verantwoordelijke voor het informaticasysteem, onderworpen aan de machtiging van de politierechter, bedoeld in artikel 18, § 2. Voordat het onderzoek wordt aangevat, wordt elke externe verbinding van dat informaticasysteem verhinderd.

Als in de betrokken informaticasystemen opgeslagen gegevens aangetroffen worden die in aanmerking komen om in bewaring te nemen met toepassing van artikel 17, maar de bewaarneming van de drager daarvan niet wenselijk is, worden die gegevens en de gegevens die noodzakelijk zijn om die te kunnen verstaan, gekopieerd op dragers die toebehoren aan de overheid. In geval van dringendheid of om technische redenen, kunnen dragers gebruikt worden die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken.

Als de gegevens, vermeld in het tweede lid, het voorwerp van de inbreuk of het misdrijf vormen of voortgekomen zijn uit de inbreuk of het misdrijf of als ze een gevaar opleveren voor de integriteit van informaticasystemen of gegevens die door middel daarvan worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen, worden alle passende technische middelen aangewend om die gegevens ontoegankelijk te maken of, nadat daarvan een kopie is genomen, te verwijderen. In andere gevallen kan het verdere gebruik van alle of een deel van die gegevens worden toegestaan als dat geen gevaar voor de vervolging oplevert.

Tenzij de identiteit of woonplaats van de verantwoordelijke van het informaticasysteem redelijkerwijze niet achterhaald kan worden, wordt die verantwoordelijke zo spoedig mogelijk op de hoogte gebracht van het onderzoek van het informaticasysteem. De verantwoordelijke ontvangt in voorkomend geval een samenvatting van de gegevens die zijn gekopieerd, ontoegankelijk gemaakt of verwijderd conform het derde lid.

De passende technische middelen worden aangewend om de integriteit en de vertrouwelijkheid van de gegevens, vermeld in het tweede lid, te waarborgen en om ze te bewaren. De voormelde verplichting geldt ook als gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen in een informaticasysteem, samen met hun drager in bewaring worden genomen. Afdeling 3. - Bevoegdheden van de toezichthouder in het kader van

opsporing

Art. 20.§ 1. Naast de bevoegdheden die de toezichthouders rechtstreeks ontlenen aan de hoedanigheden, vermeld in artikel 8, § 1, derde lid, beschikken de toezichthouders voor het opsporingsonderzoek over de toezichtrechten, vermeld in afdeling 2, en de bevoegdheden, vermeld in deze afdeling. § 2. Verdachten zijn in het kader van een opsporingsonderzoek nooit verplicht om belastende verklaringen over hun deelname aan het misdrijf of de inbreuk af te leggen.

Verdachten zijn in het kader van een opsporingsonderzoek alleen verplicht om documenten, informatiedragers en ander materiaal te verschaffen die een bestaan kennen onafhankelijk van hun wil en waar specifiek om wordt verzocht.

De toezichthouder brengt de verdachte van de in deze paragraaf vermelde rechten op de hoogte telkens hij hem in het kader van een opsporingsonderzoek om inlichtingen vraagt of hem verzoekt documenten, informatiedragers en ander materiaal te verschaffen.

Art. 21.Toezichthouders kunnen verdachten en getuigen van misdrijven en inbreuken verhoren. Onverminderd het tweede lid, wordt het verhoor afgenomen volgens de regels die gelden in strafzaken.

Het verhoor, vermeld in het eerste lid, kan worden afgenomen door middel van een videoconferentie in plaats van door verschijning in de persoon, wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden: 1° zowel de toezichthouder die het verhoor afneemt, de persoon die wordt verhoord als de advocaat die hem desgevallend tijdens het verhoor bijstaat bevestigen hun akkoord met het verhoor via een videoconferentie en de opname ervan;2° de videoconferentie en de opname ervan gebeurt via een platform dat voorziet in de vereiste technische en organisatorische beveiliging;3° de toezichthouder stelt van het verhoor een proces-verbaal op waarin hij de belangrijkste elementen van het onderhoud vermeldt;4° de opname wordt bewaard in het digitaal klassement, vermeld in artikel 4 van dit decreet, en is in het digitaal klassement raadpleegbaar onder dezelfde voorwaarden als het proces-verbaal, vermeld in punt 3°, waarvan het geacht wordt deel van uit te maken.

Art. 22.§ 1. Op uitdrukkelijk en gemotiveerd verzoek van de toezichthouder die de Vlaamse Regering daarvoor aanwijst, kan de politierechter een visitatie toestaan, die het mogelijk maakt om zich met behulp van de politiediensten en zo nodig met braak toegang te verschaffen tot de plaatsen, vermeld in artikel 18 van dit decreet, en bewijzen in zekerheid te stellen als vermeld in artikel 17 van dit decreet. Artikel 44 van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992 is van toepassing.

De politierechter motiveert de machtiging, vermeld in het eerste lid, en vermeldt minstens al de volgende elementen: 1° de te bezoeken plaats;2° het onderzoek waarin de visitatie kadert;3° de toezichthouders die de machtiging kunnen gebruiken;4° de geldigheidsduur van de machtiging, die niet langer mag zijn dan één maand. De politierechter verleent alleen een machtiging als vermeld in het eerste lid, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld: 1° er zijn voldoende aanwijzingen dat op de te doorzoeken plaats bewijselementen kunnen worden aangetroffen van een misdrijf of een inbreuk die binnen de opsporingsbevoegdheid valt van de toezichthouder die om de machtiging verzoekt;2° de visitatie is noodzakelijk om het bewijs te leveren van het misdrijf of de inbreuk;3° de visitatie is proportioneel in het licht van de ernst van het misdrijf of de inbreuk;4° de maximale bestuurlijke geldboete waarmee de inbreuk of het misdrijf kan worden gesanctioneerd, is hoger dan 5000 euro. § 2. De toezichthouder toont onmiddellijk de machtiging die voor de visitatie verleend is.

De visitatie mag alleen plaatsvinden tussen 5 en 21 uur, tenzij de rechter op gemotiveerd verzoek van de toezichthouder, vermeld in paragraaf 1, de visitatie ook buiten die uren heeft toegestaan.

Het doorzoeken van de plaats, met inbegrip van de daar aanwezige informaticasystemen, is alleen toegelaten als de machtiging daarin uitdrukkelijk voorziet, met specifieke aanduiding van de bewijselementen waarnaar gezocht mag worden.

Op het doorzoeken van informaticasystemen zijn de in artikel 19 gestelde voorwaarden van toepassing.

Naar aanleiding van de visitatie wordt een volledige lijst van alle opsporingshandelingen die tijdens de visitatie zijn gesteld, in het proces-verbaal of verslag van vaststelling opgenomen dat naar aanleiding daarvan wordt opgesteld. § 3. Als de visitatie betrekking heeft op de lokalen aangewend voor beroepsdoeleinden van een advocaat of een geneesheer, op de woonplaats van of op informaticasystemen gebruikt door een advocaat of een geneesheer, kan zij enkel worden uitgeoefend in de aanwezigheid van: 1° de stafhouder of zijn afgevaardigde wanneer het onderzoek betrekking heeft op een advocaat;2° een vertegenwoordiger van de provinciale orde van geneesheren wanneer het onderzoek betrekking heeft op een geneesheer. Als de stafhouder of zijn afgevaardigde of de vertegenwoordiger van de provinciale orde van geneesheren van oordeel is dat tijdens de visitatie verzamelde gegevens onder het beroepsgeheim vallen, worden deze gegevens eerst voorgelegd aan de politierechter. De politierechter oordeelt, na de advocaat of geneesheer te hebben gehoord, of de gegevens verzameld werden binnen de voorwaarden van de machtiging en of zij noodzakelijk zijn om het bewijs te leveren van een misdrijf of een inbreuk. In bevestigend geval worden de gegevens opgenomen in of gevoegd bij het proces-verbaal of het verslag van vaststelling dat naar aanleiding van de visitatie wordt opgesteld. In het andere geval worden ze terugbezorgd aan de advocaat of de geneesheer.

Art. 23.Als de toezichthouders, vermeld in artikel 22, een persoon op heterdaad betrappen bij het plegen van misdrijven of inbreuken die tot hun opsporingsopdracht behoren en die gesanctioneerd kunnen worden met een maximale bestuurlijke geldboete die hoger is dan 5000 euro, kunnen ze onmiddellijk overgaan tot de betreding, vermeld in artikel 18, zonder dat daarvoor toestemming of machtiging is vereist en zonder beperking voor het uur van de betreding. De toezichthouders, vermeld in artikel 22, geven de persoon, vermeld in artikel 18, § 2, eerste lid, 1°, de verwittiging, vermeld in artikel 20, § 2, derde lid, zodra ze die persoon ontmoeten, en staken de betreding onmiddellijk nadat die persoon hen daarom verzocht heeft.

Art. 24.De uitbreiding van de toegang, vermeld in artikel 19, naar een informaticasysteem of een deel ervan dat zich op een andere plaats bevindt dan daar waar het onderzoek plaatsvindt, is alleen mogelijk met het visitatiebevel, vermeld in artikel 22, waarin de uitbreiding uitdrukkelijk wordt toegestaan als noodzakelijk en proportioneel. In geval van uiterst dringende noodzakelijkheid kan de politierechter de uitbreiding van het onderzoek mondeling bevelen. Dat bevel wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd, met vermelding van de redenen van de uiterst dringende noodzakelijkheid.

De uitbreiding van het onderzoek in een informaticasysteem, vermeld in het eerste lid, mag zich niet verder uitstrekken dan tot de informaticasystemen of de delen ervan waartoe de personen die gerechtigd zijn het onderzochte informaticasysteem te gebruiken, in het bijzonder toegang hebben.

Om de uitbreiding van het onderzoek in een informaticasysteem, vermeld in het eerste lid, mogelijk te maken, kan, op elk moment, ook zonder de toestemming van hetzij de eigenaar of zijn rechthebbende, hetzij de gebruiker: 1° elke beveiliging van de betrokken informaticasystemen tijdelijk worden opgeheven, eventueel met behulp van technische hulpmiddelen, valse signalen, valse sleutels of valse hoedanigheden;2° technische middelen in de betrokken informaticasystemen worden aangebracht om de gegevens te ontcijferen en te decoderen die door dat systeem zijn opgeslagen, verwerkt of doorgestuurd. Afdeling 4. - Bijstand aan OLAF

Art. 25.In deze afdeling wordt verstaan onder: 1° OLAF: het Europees Bureau voor Fraudebestrijding, opgericht bij besluit van de Commissie 1999/352/EG, EGKS, EURATOM van 28 april 1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF);2° verordening 2185/96: verordening (Euratom, EG) nr.2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiele belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden.

Als ze daarom verzocht worden, kunnen de toezichthouders van Vlaamse inspectiediensten de bevoegdheden gebruiken die aan hen zijn toegekend in dit decreet, om bijstand te verlenen aan OLAF als vermeld in verordening 2185/96.

Art. 26.De personeelsleden van Vlaamse inspectiediensten die belast zijn met taken van toezicht of opsporing op grond van Vlaamse regelgeving waarop dit decreet niet van toepassing is, kunnen een beroep doen op de bevoegdheden, vermeld in dit hoofdstuk, om bijstand te verlenen aan OLAF als vermeld in verordening 2185/96.

De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, kunnen de bevoegdheden die aan hen op grond van andere Vlaamse regelgeving zijn toegekend om taken van toezicht en opsporing uit te voeren, ook inzetten om bijstand te verlenen aan OLAF als vermeld in verordening 2185/96.

Als personeelsleden conform het eerste en tweede lid bijstand verlenen aan OLAF, zijn de beperkingen aan de reikwijdte van de verplichtingen en rechten, vermeld in artikel 5, artikel 12 tot en met 22, en artikel 34 van de algemene verordening gegevensbescherming, waarin de Vlaamse regelgeving, vermeld in het eerste lid, voorziet, ook van toepassing. HOOFDSTUK 3. - Bestuurlijke sanctionering Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 27.§ 1. De bestuurlijke sanctie kan worden opgelegd aan personen die het misdrijf of de inbreuk hebben uitgevoerd, er opdracht toe hebben gegeven of er hun medewerking aan hebben verleend. § 2. Een bestuurlijke sanctie kan worden opgelegd aan rechtspersonen voor misdrijven en inbreuken die hetzij een intrinsiek verband hebben met de verwezenlijking van hun doel of de waarneming van hun belangen, of die, naar blijkt uit de concrete omstandigheden, voor hun rekening zijn gepleegd. Als een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd aan rechtspersonen, sluit dat niet uit dat een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd aan natuurlijke personen voor dezelfde feiten.

Met rechtspersonen als vermeld in het eerste lid worden gelijkgesteld: 1° maatschappen;2° vennootschappen in oprichting. § 3. Ondernemingen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de bestuurlijke sancties die opgelegd worden aan hun organen en aan de personen voor wie ze aansprakelijk zijn conform artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek. § 4. Behalve na tegenbewijs worden natuurlijke personen die houder zijn van de kentekenplaat van een voertuig dat dienstig was voor het plegen van een misdrijf of een inbreuk, geacht de bestuurder te zijn van dat voertuig. Hetzelfde geldt voor gebruikelijke bestuurders van voertuigen die geregistreerd staan op naam van een rechtspersoon. § 5. Aan personen die op het ogenblik van de feiten de volle leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, kan alleen een bestuurlijke sanctie worden opgelegd als de Vlaamse regelgeving, waarin het misdrijf of de inbreuk wordt bepaald, daarin uitdrukkelijk voorziet. § 6. Voor de doeleinden van bestuurlijke sanctionering kan de beboetingsinstantie toegang vragen tot het Centraal Strafregister, vermeld in artikel 589 van het Wetboek van Strafvordering. Hetzelfde geldt voor de toezichthouder voor het bepalen van het bedrag van de bestuurlijke geldboete conform artikel 87, § 2, van dit decreet.

Art. 28.Behalve in de gevallen waar de Vlaamse regelgeving zelf de minima en maxima voor alternatieve bestuurlijke geldboetes vaststelt, worden bestuurlijk vervolgde misdrijven gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete: 1° van maximaal 1000 euro vermenigvuldigd met het getal van de maanden van de maximumvrijheidsstraf, maar niet lager dan de strafrechtelijke maximumgeldboete die geldt voor het feit, vermeerderd met de opdeciemen.Als de Vlaamse regelgeving op het feit alleen een strafrechtelijke geldboete stelt, wordt de helft van het maximum van de strafrechtelijke geldboete genomen, vermeerderd met de opdeciemen; 2° van minimaal 250 euro vermenigvuldigd met het getal van de maanden van de minimumvrijheidsstraf, maar niet lager dan de helft van de strafrechtelijke minimumgeldboete die geldt voor het feit, vermeerderd met de opdeciemen.Als de Vlaamse regelgeving op het feit alleen een strafrechtelijke geldboete stelt, of toelaat dat alleen die straf wordt opgelegd, wordt de helft van het minimum van de strafrechtelijke geldboete genomen, vermeerderd met de opdeciemen.

Bij het bepalen van de maximumgeldboete conform het eerste lid gelden de bepalingen van artikel 69 van het Strafwetboek, behalve voor de Vlaamse regelgeving waar de toepassing van dat artikel wordt uitgesloten. Als de vrijheidsstraf, vermeld in het eerste lid, lager is dan één maand, wordt het basisbedrag van respectievelijk 1000 en 250 euro niet vermenigvuldigd.

Als de Vlaamse regelgeving bij de vaststelling van verzwarende omstandigheden voorziet in een verhoging van het minimum of het maximum van de vrijheidsstraf of de strafrechtelijke geldboete, wordt met die verhoging rekening gehouden bij het bepalen van het minimum en het maximum van de alternatieve bestuurlijke geldboete conform het eerste lid.

Art. 29.Naast de bestuurlijke geldboete kan de bestuurlijke verbeurdverklaring worden opgelegd van: 1° zaken of dieren die het voorwerp van het misdrijf of de inbreuk uitmaken, en zaken of dieren die gediend hebben of bestemd waren voor het plegen van het misdrijf of de inbreuk, als ze eigendom zijn van de te beboeten persoon of de onderneming, vermeld in artikel 27, § 3;2° zaken of dieren die uit het misdrijf of de inbreuk voortkomen;3° een geldbedrag ter waarde van maximaal het brutovermogensvoordeel dat uit het misdrijf of de inbreuk is verkregen;4° een geldbedrag ten belope van maximaal de expertisekosten die van overheidswege noodzakelijk waren voor de ontdekking en het bewijs van het misdrijf of de inbreuk en die nog niet zijn voldaan.

Art. 30.Als het misdrijf of de inbreuk betrekking heeft op premies, subsidies of andere vormen van steun, kan naast de bestuurlijke geldboete de volledige, gedeeltelijke of voorwaardelijke uitsluiting van steun worden opgelegd voor maximaal vijf jaar.

Art. 31.De bestuurlijke sancties, vermeld in artikel 29 en 30, zijn onderling combineerbaar.

De bestuurlijke sanctie of, in voorkomend geval, de combinatie van bestuurlijke sancties, worden afgestemd op de volgende factoren: 1° de ernst van de inbreuk of het misdrijf;2° de frequentie waarmee en de omstandigheden waarin de inbreuk of het misdrijf is gepleegd.

Art. 32.In de sanctiebeslissing wordt een termijn bepaald waarin geldelijke bestuurlijke sancties betaald moeten worden. Die termijn mag niet korter zijn dan een maand en niet langer dan twaalf maanden.

Verbeurd verklaarde zaken, andere dan geldmiddelen, worden onmiddellijk overgedragen aan de administratie die de sanctiebeslissing aanwijst.

Art. 33.Bij verzachtende omstandigheden kan de beboetingsinstantie een lagere bestuurlijke geldboete opleggen dan het in de betreffende Vlaamse regelgeving bepaalde minimum. Die mogelijkheid is ook van toepassing bij overschrijding van de redelijke termijn, met dien verstande dat de beboetingsinstantie in dat geval ook kan beslissen om geen bestuurlijke sanctie op te leggen en alleen een eenvoudige schuldigverklaring uit te spreken.

Art. 34.§ 1. De bestuurlijke geldboete kan volledig of gedeeltelijk worden opgelegd met uitstel van tenuitvoerlegging gedurende een proefperiode die niet minder dan een jaar en niet meer dan drie jaar mag bedragen.

Het uitstel wordt van rechtswege herroepen als gedurende de proeftijd gelijkaardige feiten worden gepleegd, met een straf of een bestuurlijke geldboete tot gevolg. § 2. Als blijkt dat overtreders binnen een tijdspanne van respectievelijk tien en zes jaar, vóór het misdrijf of de inbreuk waarvoor ze vervolgd worden, geen gelijkaardige feiten hebben gepleegd, kan aan overtreders het voordeel van opschorting van de beslissing over de bestuurlijke geldboete worden verleend. Dat gebeurt voor een proefperiode die niet minder dan een jaar en niet meer dan drie jaar mag bedragen.

De beboetingsinstantie die gevat wordt met gelijkaardige feiten die door de overtreders gepleegd zijn tijdens de proefperiode en hiervoor een bestuurlijke geldboete oplegt, spreekt zich in dezelfde sanctieprocedure ook uit over de bestuurlijke sanctionering van de feiten waarvoor de opschorting is verleend.

De beboetingsinstantie die kennis krijgt van een straf of geldboete, opgelegd aan de overtreders voor het plegen van gelijkaardige feiten tijdens de proefperiode, spreekt zich in een nieuwe sanctieprocedure uit over de bestuurlijke sanctionering van de feiten waarvoor de opschorting is verleend.

Art. 35.De mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie vervalt: 1° door de dood van de verdachte, of, als het om een rechtspersoon gaat, door afsluiting van de vereffening, door gerechtelijke ontbinding of door ontbinding zonder vereffening.Er treedt geen verval op als de invereffeningstelling of de ontbinding uitsluitend of mede tot doel hebben te ontsnappen aan vervolging, en dat in het sanctiebesluit wordt vastgesteld; 2° door verjaring na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop het proces-verbaal waarin over het misdrijf wordt bericht, is afgesloten, of na verloop van drie jaar, te rekenen vanaf de dag waarop het proces-verbaal of het verslag van vaststelling waarin over de inbreuk wordt bericht, is afgesloten.De verjaring wordt gestuit door daden van onderzoek of van vervolging die verricht worden binnen de voormelde termijnen. De verjaring blijft, voor wat misdrijven betreft, geschorst vanaf de dag waarop het openbaar ministerie het proces-verbaal ontvangt waarin over het misdrijf wordt bericht, tot aan de dag waarop de beboetingsinstantie het bericht van strafrechtelijke seponering, vermeld in artikel 38, § 1, ontvangt, met een maximum van één jaar. Afdeling 2. - De bestuurlijke vervolgingsbeslissingen

Art. 36.De beboetingsinstantie beslist over de bestuurlijke vervolging en ziet toe op de volledigheid van het bestuurlijk sanctiedossier en de bewijsvoering à charge en à décharge. De regels voor het gebruik van onregelmatig verkregen bewijselementen in strafzaken, zijn van toepassing.

De beboetingsinstantie kan bij de concrete uitoefening van haar taken van bestuurlijke vervolging en sanctionering geen instructies ontvangen van de minister onder wiens gezag ze ressorteert, onverminderd de bevoegdheid van de Vlaamse Regering om algemene beleidslijnen als vermeld in hoofdstuk 8, vast te stellen.

De beboetingsinstantie kan geen sancties opleggen voor feiten waarin ze is opgetreden in de hoedanigheid van toezichthouder of agent of officier van gerechtelijke politie, tenzij tegen haar beslissing een georganiseerd administratief beroep openstaat bij een beroepsorgaan dat niet beschikt over bevoegdheden op het vlak van toezicht of opsporing.

Art. 37.Om het bestuurlijk sanctiedossier te vervolledigen, heeft de beboetingsinstantie het recht om bevoegde toezichthouders te vorderen om alle noodzakelijke opsporingshandelingen uit te voeren.

Art. 38.§ 1. In geval van seponering als vermeld in artikel 28quater van het Wetboek van Strafvordering, bezorgt het openbaar ministerie de informatie die het heeft verkregen over de misdrijven, vermeld in Vlaamse regelgeving, samen met de reden voor de seponering, aan de beboetingsinstantie. Dat gebeurt volgens de regels die worden bepaald in een samenwerkingsakkoord als vermeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen. § 2. Op grond van de informatie, vermeld in paragraaf 1, kan de beboetingsinstantie de volgende beslissingen nemen: 1° ze kan beslissen om het bestuurlijk sanctiedossier te vervolledigen in de zin van artikel 37;2° ze kan beslissen om over te gaan tot bestuurlijk sepot;3° ze kan beslissen om over te gaan tot bestuurlijke vervolging. De beslissingen, vermeld in het eerste lid, zijn niet vatbaar voor beroep. De beboetingsinstantie brengt het openbaar ministerie op de hoogte van die beslissingen. § 3. Als het openbaar ministerie een misdrijf strafrechtelijk wil afhandelen, brengt het de beboetingsinstantie daarvan op de hoogte binnen drie maanden na de ontvangst van het proces-verbaal waarin over die misdrijven wordt bericht. Het openbaar ministerie kan binnen de initiële drie maanden de voormelde termijn verlengen tot maximaal één jaar. De verlenging gebeurt met een gemotiveerde beslissing.

Het uitblijven van de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld met een seponering als vermeld in paragraaf 1, en laat de beboetingsinstantie toe een beslissing als vermeld in paragraaf 2, te nemen. De beboetingsinstantie kan in dat geval het openbaar ministerie verzoeken om de informatie, vermeld in paragraaf 1, te bezorgen, als ze dat nodig acht. § 4. De beboetingsinstantie wordt onmiddellijk door het openbaar ministerie op de hoogte gebracht van de instelling van de strafvordering of het verval ervan. De tijdige en regelmatige instelling van de strafvordering maakt elke beslissing, vermeld in paragraaf 2, onmogelijk. § 5. De beboetingsinstantie kan met het openbaar ministerie een protocol afsluiten, waarin wordt overeengekomen om bepaalde misdrijven in beginsel altijd bestuurlijk te vervolgen.

Voor de misdrijven, vermeld in het eerste lid, vervalt de strafvordering als ze niet is ingesteld binnen een termijn na de kennisgeving van het misdrijf aan het openbaar ministerie die in het protocol wordt bepaald, behalve als het openbaar ministerie de beboetingsinstantie binnen dezelfde termijn op de hoogte heeft gebracht van zijn intentie tot strafrechtelijke afhandeling.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot de goedkeuring, inhoud en geldigheidsduur van het protocol.

Art. 39.§ 1. Ten laatste bij de kennisgeving, bedoeld in artikel 40, kan de beboetingsinstantie aan de bestuurlijk te vervolgen persoon voorstellen een geldsom te betalen, die niet hoger mag zijn dan het maximum van de bestuurlijke geldboete die op grond van de in tijd, ruimte en materialiteit omschreven feiten kan worden opgelegd.

De geldsom, vermeld in het eerste lid, staat in verhouding tot de zwaarte van het misdrijf of de inbreuk, en houdt rekening met de daaruit verkregen vermogensvoordelen. Ze is betaalbaar binnen een termijn van ten minste vijftien dagen en ten hoogste drie maanden die de beboetingsinstantie bepaalt. Als bijzondere omstandigheden dat wettigen, kan de beboetingsinstantie die termijn verlengen op verzoek van de persoon aan wie het voorstel wordt gericht. § 2. Gedurende de betalingstermijn kan de vervolging niet worden opgestart voor de feiten waarop het voorstel betrekking heeft. De tijdige en integrale betaling van de voorgestelde geldsom maakt bestuurlijke vervolging definitief onmogelijk.

Het voorstel tot betaling van een geldsom vervalt van rechtswege: 1° als de geldsom niet tijdig en integraal wordt betaald;2° bij het indienen van een schriftelijk verweer, bedoeld in artikel 40, § 2, eerste lid, 1°, of een vraag om mondeling te worden gehoord, bedoeld in artikel 40, § 2, eerste lid, 4°. Het voorstel en de beslissing tot verlenging stuiten de verjaring, vermeld in artikel 35, 2°, als ze worden gedaan binnen de oorspronkelijke verjaringstermijn. Tijdens de betalingstermijn blijft de verjaring geschorst. Afdeling 3. - De gewone bestuurlijke sanctieprocedure

Art. 40.§ 1. De beboetingsinstantie brengt de vervolgde persoon en, in voorkomend geval, de onderneming, vermeld in artikel 27, § 3, met een beveiligde zending op de hoogte van de bestuurlijke vervolging. § 2. De kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, bevat een beknopte beschrijving van de feiten en de juridische grondslag waarop de vervolging gebaseerd is. Naast de voormelde elementen, vermeldt de kennisgeving ook al de volgende informatie: 1° de mogelijkheid om binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving een schriftelijk verweer mee te delen;2° de noodzakelijke gegevens voor de digitale toegang tot het bestuurlijk sanctiedossier;3° de mogelijkheid om het bestuurlijk sanctiedossier in te zien op het adres van de beboetingsinstantie;4° de mogelijkheid om mondeling te worden gehoord, als dat wordt gevraagd binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving;5° de mogelijkheid om zich tijdens de hoorzitting te laten bijstaan door een raadsman naar keuze. Als de digitale toegang tot het bestuurlijk sanctiedossier niet kan worden verzekerd, wordt een volledige kopie van het bestuurlijk sanctiedossier toegevoegd aan de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, behalve als dat binnen de grenzen van het redelijke onmogelijk is. In dat laatste geval bevat de kennisgeving een motivering van de onmogelijkheid.

Aan de vraag om het bestuurlijk sanctiedossier in te zien, vermeld in het eerste lid, 3°, kan de beboetingsinstantie op alternatieve wijze voldoen door een volledige kopie van het bestuurlijk sanctiedossier aan de betrokkene te bezorgen. § 3. Het mondeling horen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, kan plaatsvinden door verschijning in persoon of door middel van een videoconferentie. In hun vraag om mondeling gehoord te worden, drukken de betrokkenen hun voorkeur uit. Er wordt altijd gehoord door verschijning in persoon als de beboetingsinstantie dat noodzakelijk acht.

De videoconferentie, vermeld in het eerste lid, gebeurt door middel van een platform dat voorziet in de nodige technische en organisatorische beveiliging. De hoorzitting wordt enkel opgenomen als de aanwezigen zich hiermee akkoord verklaren. De opname wordt bewaard in het in het digitaal klassement, vermeld in artikel 4 van dit decreet, en daar toegevoegd aan het bestuurlijk sanctiedossier, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°.

De beboetingsinstantie kan een vertegenwoordiger aanwijzen om de betrokkenen te horen. In dat geval stelt de vertegenwoordiger voor de beboetingsinstantie een verslag op van de hoorzitting, tenzij de opname ervan conform het tweede lid werd toegevoegd aan het bestuurlijk sanctiedossier. § 4. Als de beboetingsinstantie in de loop van de procedure kennis krijgt van feiten die bepalend zijn voor de beoordeling van het bestuurlijk sanctiedossier en die feiten niet zijn opgenomen in het bestuurlijk sanctiedossier of die feiten nader onderzoek behoeven, laat de beboetingsinstantie de nodige opsporingshandelingen stellen om het dossier te vervolledigen. De beboetingsinstantie brengt de vervolgde persoon en, in voorkomend geval, de onderneming, vermeld in artikel 27, § 3, met een beveiligde zending op de hoogte dat stukken zijn toegevoegd aan het bestuurlijk sanctiedossier, en stelt hen in de gelegenheid een schriftelijk verweer te voeren binnen een vervaltermijn van dertig dagen na die kennisgeving. § 5. De beboetingsinstantie kan voor dezelfde of samenhangende feiten beslissen tot een gezamenlijke vervolging. Een gezamenlijke vervolging heeft al de volgende gevolgen: 1° het voornemen, vermeld in paragraaf 1, wordt op hetzelfde ogenblik bekendgemaakt aan alle betrokkenen;2° de hoorzittingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, worden waar mogelijk gezamenlijk gehouden;3° er wordt over alle betrokkenen in één akte beslist.

Art. 41.De beboetingsinstantie beslist binnen honderdtachtig dagen na de kennisgeving, vermeld in artikel 40, § 1, en brengt de vervolgde persoon en, in voorkomend geval, de onderneming, vermeld in artikel 27, § 3, op de hoogte van haar sanctiebeslissing.

De sanctiebeslissing vermeldt de motieven waarop ze gegrond is, en in voorkomend geval de sancties die worden opgelegd, en de manier waarop verschuldigde bedragen moeten worden voldaan.

In de mate waarin niet wordt beslist tot verbeurdverklaring, beslist de beboetingsinstantie tot opheffing van het bestuurlijk beslag en wederinbezitstelling.

Art. 42.Binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen vanaf de kennisgeving van de administratieve eindbeslissing over de bestuurlijke vervolging, kan de vervolgde persoon en, in voorkomend geval, de onderneming, vermeld in artikel 27, § 3, bij het Handhavingscollege beroep aantekenen tegen die beslissing. Het Handhavingscollege oordeelt met volle rechtsmacht. Het beroep schorst de bestreden beslissing. Afdeling 4. - De vereenvoudigde bestuurlijke sanctieprocedure

Art. 43.De vereenvoudigde bestuurlijke sanctieprocedure is van toepassing op inbreuken die sanctioneerbaar zijn met een bestuurlijke geldboete van maximaal 1000 euro.

Art. 44.§ 1. In de vereenvoudigde bestuurlijke sanctieprocedure legt de beboetingsinstantie aan de overtreder, en, in voorkomend geval, de onderneming, vermeld in artikel 27, § 3, een bestuurlijke geldboete op op basis van het bestuurlijk sanctiedossier, zonder hen voorafgaandelijk in de gelegenheid te stellen een verweer te voeren.

In de vereenvoudigde bestuurlijke sanctieprocedure is het niet mogelijk: 1° om de aanvullende sancties, vermeld in artikel 29 en 30, op te leggen;2° om probatievoorwaarden te koppelen aan de beslissingen, vermeld in artikel 34. § 2. De overtreder, en, in voorkomend geval, de onderneming, vermeld in artikel 27, § 3, worden met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de beslissing van de beboetingsinstantie om een bestuurlijke geldboete op te leggen.

De beslissing, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende informatie: 1° de motieven waarop de beslissing gegrond is, de bestuurlijke geldboete die wordt opgelegd en de manier waarop ze moet worden voldaan;2° de noodzakelijke gegevens voor de digitale toegang tot het bestuurlijk sanctiedossier;3° de mogelijkheid om het bestuurlijk sanctiedossier in te zien op het adres van de beboetingsinstantie;4° de mogelijkheid om binnen een vervaltermijn van dertig dagen na de kennisgeving van de sanctiebeslissing bezwaar aan te tekenen, en daarbij een schriftelijk verweer te voegen.Het bezwaar wordt aangetekend bij de beboetingsinstantie die de bestuurlijke geldboete heeft opgelegd, of bij het beroepsorgaan, vermeld in artikel 36, derde lid.

De vermelding van de informatie, vermeld in het tweede lid, 2° en 3°, is niet verplicht als alle stukken uit het bestuurlijk sanctiedossier gevoegd zijn bij de bestuurlijke sanctiebeslissing.

Art. 45.De uitvoerbaarheid van de sanctiebeslissing blijft geschorst vanaf het tijdig aantekenen van het bezwaar tot de kennisgeving van de beslissing over het bezwaar.

Art. 46.Binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing tot volledige of gedeeltelijke verwerping van het bezwaar, kan de vervolgde persoon beroep aantekenen tegen die beslissing bij het Handhavingscollege, dat oordeelt met volle rechtsmacht. Het beroep schorst de bestreden beslissing. HOOFDSTUK 4. - Herstel Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 47.Overtreders die hebben bijgedragen tot publieke schade door hun betrokkenheid bij het misdrijf, de inbreuk of de normschending, zijn hoofdelijk tot het herstel verplicht van deze publieke schade. Ze zijn verplicht inperkende maatregelen te nemen zodra het optreden van publieke verliezen of de toename daarvan waarschijnlijk is.

Overtreders dragen alle kosten die verbonden zijn aan het herstel of het vermijden van de publieke schade, met inbegrip van de kosten die gemaakt zijn door herstelinstanties om de vereiste herstel- of inperkende maatregelen te bepalen.

Art. 48.§ 1. De publieke schade wordt integraal hersteld. Het herstel van publieke schade gebeurt feitelijk, of, in zoverre dit niet mogelijk is, bij financieel equivalent. § 2. Feitelijk herstel als vermeld in paragraaf 1, gebeurt door een volledige of gedeeltelijke terugkeer naar de referentietoestand, aangepast aan de wettelijke verplichtingen die er rechtstreeks op van toepassing zijn, of minstens een toestand die daaraan kennelijk gelijkwaardig is in het licht van de beschermde belangen. De Vlaamse Regering kan hiervoor nadere regels bepalen.

De overtreder kan niet worden verplicht tot feitelijk herstel in de mate waarin: 1° het niet realiseerbaar is;2° het kennelijk onevenredig is met de in concreto vastgestelde publieke verliezen;3° het kennelijk onevenredige schade toebrengt aan de belangen van de overtreder of derden. § 3. Herstel bij financieel equivalent als vermeld in paragraaf 1, gebeurt door een bedrag te betalen dat gelijk is aan de monetaire waardering van de publieke schade die feitelijk onhersteld zal blijven. De Vlaamse Regering kan hiervoor nadere regels bepalen, met inbegrip van het vaststellen van forfaitaire bedragen. In dat laatste geval past de rechtbank of de herstelinstantie de vastgestelde bedragen toe, tenzij een vermindering of vermeerdering noodzakelijk is om een kennelijke wanverhouding met de concrete publieke schade te voorkomen. § 4. Naast het herstel van de publieke schade kunnen inperkende maatregelen worden opgelegd, wanneer en voor zolang dat nodig is om het bevolen herstel veilig te stellen.

Art. 49.De herstelinstantie kan een overtreder met herstelplicht aanmanen tot administratieve regularisatie, de uitvoering van maatregelen gericht op feitelijk herstel en de uitvoering van inperkende maatregelen. De aanmaning vermeldt de termijn waarin dat moet gebeuren en de administratieve formaliteiten die daarvoor moeten worden vervuld.

Gedurende de termijn, vermeld in het eerste lid, kan de herstelinstantie, vermeld in het eerste lid, geen herstel vorderen als vermeld in artikel 56, of een beslissing nemen als vermeld in artikel 52.

De aangemaande overtreder is verplicht de administratieve regularisatie of de uitvoering van de maatregelen die in de aanmaning zijn beschreven, te melden, en daarvan de nodige bewijzen te leveren.

Artikel 72 is van toepassing op die melding.

Art. 50.§ 1. Behalve als de Vlaamse regelgeving zelf verjaringstermijnen bepaalt, verjaart het recht om publieke herstelmaatregelen op te leggen of te doen leggen na vijf jaar vanaf de dag waarop de herstelinstantie via een proces-verbaal of verslag van vaststelling kennis heeft gekregen van de publieke schade of van de verzwaring ervan en de identiteit van de overtreder, vermeld in artikel 47.

Het recht, vermeld in het eerste lid, verjaart in ieder geval twintig jaar nadat het misdrijf, de inbreuk of de normschending is gepleegd.

De gemeenrechtelijke schorsings- en stuitingsgronden van burgerlijke rechtsvorderingen uit onrechtmatige daad zijn van toepassing op de verjaringstermijnen, vermeld in het eerste en tweede lid.

De verjaring van het recht om publieke herstelmaatregelen op te leggen of te doen opleggen blijft geschorst: 1° voor de publieke herstelvordering: zodra ze tijdig en regelmatig aanhangig is gemaakt bij de rechter totdat een in kracht van gewijsde gegane beslissing het geding heeft beëindigd;2° voor bestuurlijke publieke herstelmaatregelen: gedurende de termijn waarin de bestuurlijke maatregelen het voorwerp uitmaken van een administratief of jurisdictioneel beroep;3° gedurende de termijn, verleend voor de vrijwillige uitvoering van publieke herstelmaatregelen;4° gedurende de termijn, bedoeld in artikel 49, tweede lid. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan het recht om publieke herstelmaatregelen op te leggen nooit verjaren voor het verval van de strafvordering of de mogelijkheid om een bestuurlijke sanctie op te leggen. § 3. De overschrijding van de redelijke termijn wordt in de beslissing van de rechter of de bestuurlijke herstelbeslissing vastgesteld. Waar dat nodig is, kan rechtsherstel als vermeld in artikel 41 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden geboden worden door in de beslissing te voorzien in een evenredige tussenkomst van de overheid waartoe de herstelinstantie behoort, in de kosten die verbonden zijn aan het bepalen en de uitvoering van de publieke herstelmaatregel, of door een vermindering van het te betalen bedrag, vermeld in artikel 48, § 3, van dit decreet. Hierbij wordt rekening gehouden met het rechtsherstel dat in relatie tot de vastgestelde overschrijding eventueel al is verleend door de rechter of door de beboetingsinstantie, met toepassing van artikel 33 van dit decreet of artikel 21ter van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering.

Art. 51.Bestuurlijk opgelegde publieke herstelmaatregelen kunnen worden opgeheven of gewijzigd door een bevoegde herstelinstantie van hetzelfde bestuursniveau als de herstelinstantie die de maatregel heeft opgelegd.

Wanneer de maatregelen, vermeld in het eerste lid, zijn opgenomen in een beslissing die niet meer vatbaar is voor een georganiseerd administratief beroep of een jurisdictioneel beroep, kunnen de maatregelen enkel nog worden opgeheven of gewijzigd in een van de volgende omstandigheden: 1° de maatregel blijkt niet werkzaam;2° de maatregel is niet langer actueel;3° de maatregel moet worden aangepast aan gewijzigde omstandigheden. Afdeling 2. - Bestuurlijke herstelprocedure

Art. 52.De herstelinstantie kan aan overtreders met een herstelplicht publieke herstelmaatregelen opleggen, zo nodig aangevuld met inperkende maatregelen en de betaling van kosten om de vereiste maatregelen te bepalen. Dat gebeurt via een bestuurlijke herstelbeslissing in de vorm van bestuursdwang of een bestuurlijk herstelbevel.

Bestuursdwang laat de herstelinstantie toe om onmiddellijk tot de ambtshalve uitvoering van de publieke herstelmaatregel over te gaan, in de plaats en op kosten van de overtreder. Tot bestuursdwang wordt buiten de context van een bestuurlijk herstelbevel alleen besloten als het herstel van de publieke schade, door de urgentie die er mee gepaard gaat of de specifieke aard daarvan, niet kan worden overgelaten aan de herstelplichtige, en alleen door de herstelinstantie zelf kan worden gerealiseerd.

In een bestuurlijk herstelbevel wordt aan de overtreder een hersteltermijn toegekend om de opgelegde publieke herstelmaatregel zelf uit te voeren en om daarvan het bewijs te leveren. De overschrijding van de voormelde termijn geeft aanleiding tot het verbeuren van een dwangsom of de toepassing van bestuursdwang.

Een bestuurlijk herstelbevel waarin tot een dwangsom wordt beslist als vermeld in het derde lid, vermeldt het bedrag van de dwangsom, en of de dwangsom hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid of per overtreding wordt vastgesteld. De dwangsom kan worden verbonden aan het geheel van de oplegde maatregelen of aan elke maatregel afzonderlijk, zonder dat ze betrekking kan hebben op de betaling van geldsommen.

Art. 53.§ 1. Als de herstelinstantie publieke herstelmaatregelen, al dan niet aangevuld met inperkende maatregelen en de betaling van kosten voor het bepalen van die maatregelen, bestuurlijk wil opleggen aan een vermoedelijke overtreder met herstelplicht, brengt ze de betrokkene daarvan met een beveiligde zending op de hoogte. § 2. De kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, bevat een beknopte beschrijving van de feiten en de juridische grondslag van het voornemen om publieke herstelmaatregelen op te leggen. Naast de voormelde elementen vermeldt de kennisgeving ook al de volgende informatie: 1° de mogelijkheid om binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving een schriftelijk verweer mee te delen;2° de noodzakelijke gegevens voor de digitale toegang tot het hersteldossier;3° de mogelijkheid om het hersteldossier in te zien op het adres van de herstelinstantie;4° de mogelijkheid om mondeling te worden gehoord, als dat met een beveiligde zending wordt gevraagd binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving;5° de mogelijkheid om zich tijdens de hoorzitting te laten bijstaan door een raadsman naar keuze. Als de digitale toegang tot het hersteldossier niet kan worden verzekerd, wordt een volledige kopie van het hersteldossier toegevoegd aan de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, behalve als dat binnen de grenzen van het redelijke onmogelijk is. In dat laatste geval bevat de kennisgeving een motivering van de onmogelijkheid.

Aan de vraag om het hersteldossier in te zien, vermeld in het eerste lid, 3°, kan de herstelinstantie op alternatieve wijze voldoen door een volledige kopie van het hersteldossier aan de betrokkene te bezorgen. § 3. Het mondeling horen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, kan plaatsvinden door verschijning in persoon of door middel van een videoconferentie. In hun vraag om mondeling gehoord te worden, drukken de betrokkenen hun voorkeur uit. Er wordt altijd gehoord door verschijning in persoon als de herstelinstantie dat noodzakelijk acht.

De videoconferentie, vermeld in het eerste lid, gebeurt door middel van een platform dat voorziet in de nodige technische en organisatorische beveiliging. De hoorzitting wordt enkel opgenomen als de aanwezigen zich hiermee akkoord verklaren. De opname wordt bewaard in het in het digitaal klassement, vermeld in artikel 4 van dit decreet, en daar toegevoegd aan het hersteldossier, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 3°.

De herstelinstantie kan een vertegenwoordiger aanwijzen om de betrokkenen te horen. In dat geval stelt de vertegenwoordiger een verslag op van de hoorzitting voor de herstelinstantie, tenzij de opname ervan conform het tweede lid werd toegevoegd aan het hersteldossier.

Art. 54.De herstelinstantie beslist binnen honderdtachtig dagen na de kennisgeving, vermeld in artikel 53, § 1, en brengt de betrokkene op de hoogte van haar beslissing.

Naast de motieven waarop ze gegrond is, vermeldt de beslissing in het voorkomend geval: 1° de maatregelen die worden opgelegd;2° de te betalen kosten om de maatregelen te bepalen die worden opgelegd;3° de toepasselijke hersteltermijnen, gefaseerd waar nodig;4° de beroepsmogelijkheden;5° de manier waarop verschuldigde bedragen moeten worden voldaan.

Art. 55.Binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen vanaf de kennisgeving van de administratieve eindbeslissing over het bestuurlijk herstel, kan de betrokkene bij het Handhavingscollege beroep aantekenen tegen die beslissing. Het Handhavingscollege oordeelt met volle rechtsmacht. Afdeling 3. - Gerechtelijke herstelprocedure

Art. 56.De rechter kan publieke herstelmaatregelen, zo nodig aangevuld met inperkende maatregelen, opleggen aan overtreders met een herstelplicht. De strafrechter beslist daartoe ambtshalve of op vordering van de herstelinstantie of het openbaar ministerie. De burgerlijke rechter beslist op vordering van de herstelinstantie.

In de vordering kan naast de maatregelen, vermeld in het eerste lid, de terugbetaling worden geëist van de kosten die gemaakt zijn om de vereiste herstel- of inperkende maatregelen te bepalen.

De vordering van de herstelinstantie wordt gesteld in naam van de overheid waartoe zij behoort. Voor de strafrechter wordt zij met een gewone brief ingeleid bij het parket.

Publieke herstelmaatregelen en inperkende maatregelen worden waar nodig gefaseerd. De rechter kent aan de overtreder de nodige hersteltermijn of termijnen toe om de opgelegde publieke herstelmaatregelen zelf uit te voeren, tenzij de vereiste spoed of de aard van het herstel zich daartegen verzet. De rechter kan op vordering van de herstelinstantie of het openbaar ministerie een dwangsom verbinden aan het geheel van de opgelegde maatregelen of aan elke maatregel afzonderlijk, zonder dat de dwangsom betrekking kan hebben op de betaling van geldsommen.

De rechter machtigt de bevoegde herstelinstantie en, op diens vordering, het openbaar ministerie om ambtshalve in de uitvoering te voorzien van werken en andere niet-pecuniaire verplichtingen, die besloten zijn in de opgelegde publieke herstelmaatregelen, in de plaats en op de kosten van de veroordeelde die in gebreke blijft. Afdeling 4. - Geïntegreerde bestuurlijke sanctie- en herstelprocedure

en gezamenlijke herstelprocedure

Art. 57.§ 1. De beboetingsinstantie en de herstelinstantie kunnen een geïntegreerde beslissing nemen, waarin gelijktijdig wordt geoordeeld over de bestuurlijke vervolging en het bestuurlijk herstel. In dat geval wordt door beide instanties geoordeeld op basis van zowel het bestuurlijk sanctiedossier als het hersteldossier volgens de gewone bestuurlijke sanctieprocedure, vermeld in hoofdstuk 3, afdeling 3. In de kennisgeving, vermeld in artikel 40, § 1, wordt uitdrukkelijk verwezen naar het voornemen om in het kader van de bestuurlijke vervolging ook een beslissing te nemen over het voornemen, vermeld in artikel 53, § 1. § 2. Het initiatief voor de geïntegreerde beslissing, vermeld in paragraaf 1, wordt genomen door de beboetingsinstantie, die de herstelinstantie bij beveiligde zending uitnodigt om binnen dertig dagen kennis te nemen van het bestuurlijk sanctiedossier en een standpunt in te nemen over een geïntegreerde afhandeling.

De tijdige beslissing waarin de herstelinstantie haar akkoord meedeelt, wordt opgenomen in zowel het bestuurlijk sanctiedossier als het hersteldossier. § 3. De persoon of instantie die de hoedanigheden van beboetingsinstantie en herstelinstantie cumuleert, kan ambtshalve beslissen tot geïntegreerde afhandeling conform paragraaf 1. § 4. In geval van een beroep als vermeld in hoofdstuk 10, afdeling 9, wordt alleen de beslissing over de bestuurlijke vervolging beschouwd als een administratieve eindbeslissing als vermeld in artikel 42.

Art. 58.De herstelinstantie kan beslissen tot een gezamenlijke procedure tegen verschillende vermoedelijke overtreders met herstelplicht voor dezelfde publieke schade. De voormelde gezamenlijke procedure heeft al de volgende gevolgen: 1° het voornemen, vermeld in artikel 53, § 1, wordt op hetzelfde ogenblik bekendgemaakt aan alle betrokkenen;2° de hoorzittingen, vermeld in artikel 53, § 2, eerste lid, 4°, worden gezamenlijk gehouden als dat mogelijk is;3° over alle betrokkenen wordt beslist in één akte. Afdeling 5. - Samenloop op het vlak van herstel

Art. 59.§ 1. Als een vordering die gericht is op het herstel van schade aan private belangen die veroorzaakt zijn door een misdrijf, inbreuk of normschending, niet verenigbaar is met het herstel van publieke schade dat conform artikel 48 is vereist, bepaalt de rechter de verenigbare maatregelen die hij redelijkerwijze passend acht.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt het herstel door een terugkeer naar de referentietoestand die is aangepast aan de wettelijke verplichtingen die er rechtstreeks op van toepassing zijn, altijd als verenigbaar beschouwd met het herstel van publieke schade dat vereist is conform artikel 48. § 2. Een publieke herstelmaatregel die met toepassing van dit hoofdstuk in een definitieve beslissing is opgelegd, sluit het opleggen van een nieuwe publieke herstelmaatregel voor dezelfde publieke schade uit, tenzij de maatregel niet langer actueel is of is herroepen.

In het eerste lid wordt verstaan onder een definitieve beslissing: een beslissing die niet meer vatbaar is voor een georganiseerd administratief beroep of een jurisdictioneel beroep.

De regels in deze paragraaf verhinderen nooit dat dezelfde publieke herstelmaatregel die in een definitieve rechterlijke of bestuurlijke beslissing is opgelegd voor dezelfde schade, bijkomend wordt opgelegd aan andere overtreders die voorheen niet zijn vervolgd. § 3. Een publieke herstel- en beveiligingsmaatregel opleggen doet geen afbreuk aan de mogelijkheid die aan een bevoegde autoriteit geboden wordt door Vlaamse regelgeving om een bestuurlijke beslissing van schorsing of intrekking van een verleende toestemming, erkenning of vergunning te nemen. Afdeling 6. - Herstelschikking

Art. 60.De herstelinstantie kan onder de volgende voorwaarden met overtreders of andere belanghebbenden een herstelschikking aangaan die gericht is op het vrijwillige herstel van publieke schade: 1° het afgesproken herstel is in overeenstemming met de bepalingen van artikel 48 en is hoofdelijk uit te voeren door de personen met wie de herstelschikking wordt gesloten, onverminderd artikel 61, eerste lid, 6° ;2° de personen met wie de herstelschikking gesloten wordt, beschikken over de nodige zakelijke en andere rechten om het afgesproken herstel te kunnen uitvoeren;3° de herstelschikking doet geen afbreuk aan het gezag van gewijsde van overeenkomstig dit decreet tussengekomen rechterlijke beslissingen;4° de herstelschikking voorziet in een herstel- en betalingstermijn die gefaseerd is als dat nodig is;5° de herstelschikking stelt een bij miskenning van de gemaakte afspraken te verbeuren dwangsom vast, hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid of per overtreding.De dwangsom wordt verbonden aan het geheel van de oplegde maatregelen of aan elke maatregel afzonderlijk, zonder dat de dwangsom betrekking kan hebben op de betaling van geldsommen; 6° de herstelschikking voorziet in de mogelijkheid tot bestuursdwang bij miskenning van de gemaakte afspraken, tenzij dat niet mogelijk of zinvol is gelet op de te herstellen schade.

Art. 61.In de herstelschikking kan de herstelinstantie al de volgende beslissingen nemen: 1° feitelijk herstel toestaan door het realiseren van een met de referentietoestand gelijkwaardige toestand, die aangepast is aan het project dat de personen, vermeld in artikel 60, eerste lid, 2°, willen realiseren;2° een korting van maximaal 50% toestaan op het herstel bij financieel equivalent dat conform artikel 48 is verschuldigd;3° bepalen dat premies, subsidies en andere vormen van steun die aan partijen bij de herstelschikking, andere dan overtreders, worden uitgekeerd voor werken en diensten die binnen de herstelplicht vallen, ten dele niet zullen worden teruggevorderd van de overtreders, met een maximum van 50%;4° bepalen dat de overtreder voor de uitvoering van werken en diensten die binnen zijn herstelplicht vallen, toch deels in aanmerking kan komen voor premies, subsidies en andere vormen van steun die conform de normale regels te verkrijgen zijn, met een maximum van 50%;5° toestaan dat in een andere zekerheidsstelling wordt voorzien dan de wettelijke hypotheek, vermeld in artikel 71, § 3;6° de herstelplicht verdelen onder de personen met wie de herstelschikking wordt gesloten, of sommige personen daarvan vrijstellen. De voordelen, vermeld in het eerste lid, 2° tot en met 6°, gelden alleen voor de personen die tot de herstelschikking zijn toegetreden.

Art. 62.§ 1. De herstelschikkingen die gesloten zijn met herstelinstanties die tot de Vlaamse overheid behoren, hebben pas rechtsgevolgen: 1° nadat ze zijn bekrachtigd door het personeelslid of de instantie van de Vlaamse overheid die de Vlaamse Regering aanwijst;2° nadat ze zijn opgenomen in een akte die voldoet aan de vereisten van de wet van 25 Ventôse jaar XI op het notarisambt, en op dezelfde wijze uitvoerbaar is.De voormelde akte kan pas worden verleden als de instrumenterende ambtenaar daarvoor de toestemming heeft verkregen van het personeelslid of de instantie, vermeld in punt 1°.

Als de herstelschikking voorziet in de voordelen, vermeld in artikel 61, eerste lid, 3° en 4°, verzoekt het personeelslid of de instantie, vermeld in het eerste lid, 1°, de leidend ambtenaar van de entiteit die instaat voor de uitbetaling van de premie of subsidie om goedkeuring.

Deze paragraaf is niet van toepassing als de herstelschikking wordt gesloten met een lid van de Vlaamse Regering die optreedt in de hoedanigheid van bevoegde herstelinstantie. § 2. De Vlaamse Regering kan onder voorwaarden die ze bepaalt, aan herstelinstanties die niet tot de Vlaamse overheid behoren, de bevoegdheid verlenen om herstelschikkingen te sluiten als vermeld in paragraaf 1. § 3. De kosten voor de opmaak, registratie en overschrijving van de authentieke akte of bekrachtigde herstelschikking vallen ten laste van de personen met wie de herstelschikking is aangegaan.

Het herstel dat in de herstelschikking is afgesproken, is hoofdelijk uit te voeren door de personen met wie de herstelschikking wordt aangegaan, behoudens andersluidende afspraken met toepassing van artikel 61, eerste lid, 6°. HOOFDSTUK 5. - Beveiliging Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 63.§ 1. Voor de volgende doeleinden kunnen toezichthouders en herstelinstanties beveiligingsmaatregelen opleggen aan rechtsonderhorigen: 1° misdrijven of inbreuken of het voortzetten ervan voorkomen;2° normschendingen voorkomen die publieke verliezen veroorzaken of dreigen te veroorzaken;3° de verdere toename van publieke verliezen vertragen of uitsluiten. § 2. Beveiligingsmaatregelen kunnen strekken tot: 1° de uitvoering of de staking van handelingen;2° het verbod om toegang te nemen tot welbepaalde onroerende goederen;3° het verbod op of beperkingen aan het gebruik van roerende en onroerende goederen;4° de volledige of gedeeltelijke sluiting van bedrijven, inrichtingen en instellingen;5° het meenemen, bewaren of verwijderen van daarvoor vatbare zaken, met inbegrip van afvalstoffen en planten;6° het elders onderbrengen of euthanaseren van dieren;7° het ter plaatse of elders vernietigen van zaken waarvan het bezit of het gebruik verboden is;8° het ter plaatse of elders vernietigen van voor verrotting of bederf vatbaar organisch materiaal, met inbegrip van dode dieren;9° het ter plaatse vrijlaten van illegaal gehouden inheemse beschermde diersoorten in goede conditie. § 3. Een beveiligingsmaatregel is evenredig met de ernst van de misdrijven, inbreuken, normschendingen en publieke verliezen die ze beoogt te voorkomen of uit te sluiten. Een beveiligingsmaatregel mag geen onevenredige schade toebrengen aan de belangen van de overtreder of derden.

Voor de Vlaamse regelgeving die ze aanwijst, kan de Vlaamse Regering: 1° het opleggen van beveiligingsmaatregelen beperken;2° een maximale geldigheidsduur van een beveiligingsmaatregel opleggen;3° een beveiligingsmaatregel verbinden aan bijkomende voorwaarden;4° een beveiligingsmaatregel voorbehouden voor herstelinstanties;5° voorzien in specifieke beveiligingsmaatregelen. § 4. Om de naleving van de beveiligingsmaatregel te verzekeren, kunnen toezichthouders en herstelinstanties de toegang tot gebouwen, lokalen of terreinen, vervoermiddelen, werktuigen of materiaal verzegelen. De verzegeling blijft van kracht zolang de beveiligingsbeslissing blijft bestaan, tenzij ze eerder wordt opgeheven door een van de volgende actoren: 1° de toezichthouder of de herstelinstantie die de beveiligingsbeslissing heeft gegeven;2° de herstelinstantie die de beveiligingsbeslissing heeft bekrachtigd;3° de rechter. Een verzegeling doorbreken of de voorwaarden schenden die verbonden zijn aan de opheffing ervan, wordt gesanctioneerd met de sanctie, vermeld in artikel 104, tweede lid, onverminderd de mogelijkheid om opnieuw over te gaan tot verzegeling.

Art. 64.Een bestuurlijk opgelegde publieke beveiligingsmaatregel kan op elk moment worden opgeheven of gewijzigd door een bevoegde toezichthouder of herstelinstantie van hetzelfde bestuursniveau als de toezichthouder of herstelinstantie die ze heeft opgelegd of bekrachtigd. Een bestuurlijk opgelegde publieke beveiligingsmaatregel wordt onmiddellijk opgeheven of gewijzigd als ze niet langer noodzakelijk of actueel is, of niet langer beantwoordt aan de vereisten, vermeld in artikel 63.

Publieke herstelbeslissingen die regelmatig zijn opgelegd na de tussenkomst van een bestuurlijk beveiligingsbevel, heffen dat bevel op in de mate waarin ze er strijdig mee zijn. Afdeling 2. - Bestuurlijke beveiligingsprocedure

Art. 65.§ 1. Een beveiligingsmaatregel wordt opgelegd in een bestuurlijke beveiligingsbeslissing, in de vorm van bestuursdwang of een bestuurlijk beveiligingsbevel. § 2. Bestuursdwang laat de toezichthouder of de herstelinstantie toe om onmiddellijk tot de uitvoering van de beveiligingsmaatregel over te gaan. § 3. In een bestuurlijk beveiligingsbevel wordt aan de adressant van de bestuurlijke beveiligingsbeslissing een termijn toegekend om de opgelegde beveiligingsmaatregel zelf uit te voeren. De overschrijding van die termijn geeft in hoofde van de adressant aanleiding tot het verbeuren van een dwangsom of de toepassing van bestuursdwang.

In afwijking van het eerste lid, moeten bestuurlijke beveiligingsbevelen die een verbod inhouden tot handelen, niet voorzien in een termijn wanneer de spoedeisendheid van de situatie dat vereist. De miskenning van het verbod geeft in hoofde van de adressant aanleiding tot het verbeuren van een dwangsom of de toepassing van bestuursdwang.

Een bestuurlijk beveiligingsbevel waarin tot een dwangsom wordt beslist als vermeld in het eerste lid, vermeldt het bedrag van de dwangsom, en of ze hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid of per overtreding wordt vastgesteld. De dwangsom kan worden verbonden aan het geheel van de oplegde maatregelen of aan elke maatregel afzonderlijk, zonder dat ze betrekking kan hebben op de betaling van geldsommen. § 4. Dwangsommen kunnen alleen worden opgelegd aan een in de beveiligingsbeslissing individueel geïdentificeerde adressant.

De miskenning van een bestuurlijke beveiligingsbeslissing met algemene strekking wordt ten aanzien van personen die niet in die beveiligingsbeslissing worden geïdentificeerd, gesanctioneerd met de sanctie, vermeld in artikel 104, derde lid, onverminderd de mogelijkheid tot toepassing van bestuursdwang, maar met uitsluiting van de dwangsom. Hetzelfde geldt voor de in de beveiligingsbeslissing individueel geïdentificeerde adressanten, wanneer hen geen dwangsom werd opgelegd of zolang de hen opgelegde dwangsom niet kan verbeuren met toepassing van artikel 70, § 4. § 5. Kosten van bestuursdwang worden hoofdelijk verhaald op de in de beveiligingsbeslissing individueel geïdentificeerde adressanten, of, als er geen individueel geïdentificeerde adressanten zijn, op de personen aan wie de noodzaak tot toepassing van bestuursdwang toerekenbaar is.

Art. 66.Vooraleer beveiligingsmaatregelen op te leggen, kunnen toezichthouders en herstelinstanties raadgevingen en waarschuwingen geven als vermeld in artikel 10, of raadgevingen geven om de dreigende publieke schade te vermijden.

Art. 67.§ 1. Bestuurlijke beveiligingsbeslissingen worden schriftelijk genomen, tenzij de situatie zodanig spoedeisend is dat ze niet tevoren op schrift kunnen worden gesteld. Een mondelinge beveiligingsbeslissing wordt binnen vijf werkdagen schriftelijk bevestigd.

Een afschrift van de beveiligingsbeslissing, de schriftelijke neerslag daarvan of een samenvatting kan ter plaatse worden geafficheerd. Een afschrift van de beveiligingsbeslissing of de schriftelijke neerslag daarvan wordt bij beveiligde zending bezorgd aan alle adressanten die in de beveiligingsbeslissing individueel worden geïdentificeerd. De geafficheerde samenvatting bevat minstens een overzicht van de opgelegde maatregelen en de contactgegevens van de toezichthouder of herstelinstantie die ertoe besliste.

Adressanten die in de beveiligingsbeslissing individueel worden geïdentificeerd, worden voorafgaandelijk aan het opleggen van het bevel gehoord door verschijning in persoon of door middel van videoconferentie, tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet. De beveiligingsbeslissing of de schriftelijke neerslag van de beveiligingsbeslissing vermeldt de redenen van spoedeisendheid die het voorafgaand horen onmogelijk maakte. § 2. Een beveiligingsbeslissing die door een toezichthouder is opgelegd, vervalt als ze niet binnen veertien dagen na de datum waarop ze is genomen, wordt bekrachtigd door een bevoegde herstelinstantie.

Door de bekrachtiging, vermeld in het eerste lid, wordt de beveiligingsbeslissing beschouwd als een beslissing van de herstelinstantie die haar bekrachtigd heeft.

Een afschrift van de bekrachtigingsbeslissing wordt binnen twee werkdagen met een beveiligde zending gestuurd naar alle adressanten die in de beveiligingsbeslissing individueel worden geïdentificeerd.

Deze paragraaf is niet van toepassing op de beveiligingsbeslissingen, opgelegd door categorieën van toezichthouders die de Vlaamse Regering aanduidt, onder de voorwaarden die zij bepaalt.

Art. 68.Binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen vanaf de kennisgeving van de bestuurlijke beveiligingsbeslissing, of vanaf de kennisgeving van de in artikel 67, § 2, vermelde bekrachtigingsbeslissing, kan elke belanghebbende beroep aantekenen tegen de bestuurlijke beveiligingsbeslissing bij het Handhavingscollege, dat oordeelt met volle rechtsmacht. Afdeling 3. - Gerechtelijke beveiligingsprocedure

Art. 69.De herstelinstantie kan aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg verzoeken om beveiligingsmaatregelen te bevelen als ernstige schade aan publieke belangen die door Vlaamse regelgeving is beschermd, imminent is. HOOFDSTUK 6. - Uitvoering van sancties en maatregelen en de toebedeling van handhavingsopbrengsten Afdeling 1. - Uitvoering van sancties en maatregelen

Art. 70.§ 1. Bestuurlijke sanctiebeslissingen, schriftelijke bestuurlijke herstel- en beveiligingsbeslissingen, bekrachtigde herstelschikkingen en de schriftelijke neerslag van mondelinge beveiligingsbeslissingen die als uitvoerbaar gewaarmerkt zijn door de beboetingsinstantie of herstelinstantie die ze heeft genomen of bekrachtigd, gelden als titel als vermeld in artikel 1494 van het Gerechtelijk Wetboek voor de toepassing van bestuursdwang en herstel- en beveiligingsbevelen. Voor de individueel geïdentificeerde adressanten in die beslissingen gelden ze ook als titel voor de inning van schadevergoedingen, verbeurde dwangsommen, uitvoeringskosten en andere bedragen die op grond van die beslissingen zijn verschuldigd.

Bedragen die verschuldigd zijn door niet-individueel geïdentificeerde adressanten als vermeld in artikel 65, § 5, of door derden als vermeld in artikel 71, § 2, tweede lid, van dit decreet, worden geïnd bij gemotiveerd dwangbevel dat als uitvoerbaar gewaarmerkt is door de herstelinstantie. Dat dwangbevel wordt voor de voormelde inning gelijkgesteld met een titel als vermeld in artikel 1494 van het Gerechtelijk Wetboek. § 2. Bestuurlijke sanctiebeslissingen, schriftelijke bestuurlijke herstel- en beveiligingsbeslissingen en dwangbevelen kunnen pas worden uitgevoerd na betekening bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij beveiligde zending van de titel die als uitvoerbaar is gewaarmerkt.

Mondelinge bestuurlijke beveiligingsbeslissingen kunnen worden uitgevoerd nadat ze zijn uitgesproken, zonder dat een voorafgaande betekening van haar schriftelijke neerslag vereist is. § 3. Termijnen die toegestaan zijn in bestuurlijke sanctiebeslissingen en schriftelijke bestuurlijke herstel- en beveiligingsbeslissingen, gaan in op de dag na de betekening, vermeld in paragraaf 2, tenzij anders vermeld in de voormelde beslissingen.

Termijnen die toegestaan zijn in mondelinge beveiligingsbeslissingen, gaan in op het moment dat ze worden uitgesproken, tenzij anders bepaald. § 4. Dwangsommen die opgelegd zijn in bestuurlijke herstel- en beveiligingsbeslissingen, kunnen nooit worden verbeurd voor de betekening van de als uitvoerbaar gewaarmerkte titel waarin ze zijn opgelegd. Als navolgende beslissingen het gevolg zijn van een schorsend beroep tegen die titel, worden ze samen met de titel betekend, vooraleer de dwangsom na de opheffing van de schorsing opnieuw kan worden verbeurd.

De vordering tot betaling van verbeurde bedragen verjaart na verloop van zes maanden na de dag waarop de bedragen verbeurd zijn. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, vermeld in artikel 2242 tot en met 2259 van het Burgerlijk Wetboek.

De verjaring wordt geschorst door faillissement en ieder ander wettelijk beletsel voor invordering van de dwangsom. § 5. Herstelplichtigen kunnen zich op geldige wijze kwijten van publieke herstelmaatregelen door binnen de termijn voor vrijwillige uitvoering die hen is verleend, de legaliteit te herstellen door een terugkeer naar de referentietoestand, aangepast aan de wettelijke verplichtingen die er rechtstreeks op van toepassing zijn, of het verkrijgen van een administratieve regularisatie en het uitvoeren van alle daaraan verbonden voorwaarden. § 6. Bedragen die verschuldigd zijn op grond van bestuurlijke sancties of publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen, worden onder verantwoordelijkheid van de beboetingsinstantie of de herstelinstantie die daartoe heeft beslist, geïnd door de administratie waartoe de beboetingsinstantie of de herstelinstantie behoort of die daarvoor door haar is aangewezen.

De administratie die belast is met de invordering, beslist over de verzoeken tot uitstel of spreiding van betaling. Ze kan de beslissing tot uitstel of spreiding bij beveiligde zending intrekken als blijkt dat de voorwaarden die eraan zijn verbonden, niet worden nageleefd. § 7. Als een onregelmatigheid is hersteld bij financieel equivalent, wordt ze gedoogd door de Vlaamse regelgeving waarvan de miskenning aanleiding heeft gegeven tot het opleggen van die maatregel.

Art. 71.§ 1. De ambtshalve uitvoering van gerechtelijk of bestuurlijk opgelegde publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen gebeurt onder toezicht van de herstelinstantie of een gerechtsdeurwaarder. In geval van een mondeling beveiligingsbevel dat is uitgesproken door een toezichthouder, gebeurt de ambtshalve uitvoering onder toezicht van die toezichthouder tot aan de bekrachtiging van het bevel door de herstelinstantie, waarna die laatste het toezicht op de uitvoering overneemt.

De gerechtsdeurwaarder, de herstelinstantie of de toezichthouder kunnen overgaan tot verzegeling van gebouwen, terreinen en wat zich daarin of daarop bevindt, of het meevoeren en opslaan van ter plaatse aanwezige zaken, als de ambtshalve uitvoering dat vereist. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de bewaring en teruggave van de meegevoerde zaken aan de rechthebbenden.

Naar aanleiding van een ambtshalve uitvoering hebben personen die daarvoor zijn aangewezen door, naargelang het geval, de gerechtsdeurwaarder, de herstelinstantie of de toezichthouder, toegang tot elke plaats als dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van hun taak. § 2. Iedereen is gehouden om de regelmatige uitvoering van publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen die conform dit decreet zijn opgelegd in bestuurlijke herstel- en beveiligingsbeslissingen, herstelschikkingen en gerechtelijke beslissingen, door de herstelplichtige of de bevoegde herstelinstantie te gedogen, onverminderd het recht tot het instellen van derdenverzet of een beroep als vermeld in artikel 55, 68 of 74.

De kosten verbonden aan de uitvoering van publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen kunnen ook worden verhaald op de houders van rechten op het goed waarop de maatregelen betrekking hebben, ten belope van de verrijking die de uitvoering van de maatregelen hen rechtstreeks heeft opgeleverd.

De uitvoering van uitvoerbare publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen is vrijgesteld van die vergunningen, toelatingen of machtigingen die zijn ingesteld door Vlaamse regelgeving waarvan de miskenning aanleiding heeft gegeven tot het opleggen van die maatregelen. § 3. In geld te waarderen verplichtingen die voortvloeien uit bestuurlijke sanctiebeslissingen of door de rechter of het bestuur opgelegde publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen, met inbegrip van de kosten die verbonden zijn aan de invordering en de hypothecaire formaliteiten, worden voor de volledige waarde of tegenwaarde gewaarborgd door een wettelijke hypotheek, die zich uitstrekt tot alle zakelijke rechten van de schuldenaars van die verplichtingen, met inbegrip van de houders van rechten, vermeld in artikel 71, § 2, tweede lid, en de nieuwe titularis, vermeld in artikel 85, § 4. De voormelde wettelijke hypotheek wordt ingeschreven, vernieuwd, verminderd of volledig of gedeeltelijk doorgehaald conform hoofdstuk IV en V van de Hypotheekwet van 16 december 1851. De inschrijving van de wettelijke hypotheek gebeurt op voorlegging van een afschrift van de bestuurlijke of rechterlijke beslissing waarin de maatregelen zijn opgelegd, niettegenstaande beroep of verzet.

Het eerste lid is ook van toepassing op herstelschikkingen, onverminderd artikel 61, eerste lid, 5°. § 4. Bestuurlijke sancties verjaren door verloop van twee jaren vanaf de dag waarop ze gedwongen kunnen worden uitgevoerd.

Het recht om de uitvoering van de gerechtelijke of bestuurlijke herstel- of beveiligingsmaatregelen te eisen, verjaart na tien jaar vanaf het einde van de verleende termijnen voor vrijwillige uitvoering.

Artikel 2242 tot en met 2259 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op deze paragraaf.

Art. 72.Personen die de aan hen opgelegde publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen uitvoeren, melden dat onmiddellijk aan de bevoegde herstelinstantie. De Vlaamse Regering kan bepalen dat bij de melding stukken en bewijselementen moeten worden gevoegd, die het gemelde herstel aannemelijk maken.

De bevoegde herstelinstantie controleert de melding, en brengt de melder op de hoogte van het resultaat van de controle. Als de volledige uitvoering van de opgegeven maatregelen kan worden vastgesteld, wordt een attest van uitvoering opgemaakt en bezorgd aan de melder en eventuele andere herstelplichtigen.

De Vlaamse Regering kan bepalen dat voor de controle, vermeld in het tweede lid, kosten worden aangerekend die verhaalbaar zijn op de melder en eventuele andere herstelplichtigen.

Behalve in geval van bewijs van het tegendeel, geldt alleen het attest van uitvoering als bewijs van het herstel en van de datum van het herstel. Afdeling 2. - De toebedeling van handhavingsopbrengsten

Art. 73.Opbrengsten die verkregen zijn uit de toepassing van dit decreet, komen toe aan de overheid namens wie ze worden geïnd, en zijn voorbestemd voor de financiering van handhavingsopdrachten of acties ter ondersteuning van het door de geschonden regelgeving beschermde algemeen belang. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot de bestemming van de opbrengsten.

In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering bepalen dat de opbrengsten worden verdeeld tussen de Vlaamse overheid en de gemeenten volgens de criteria die ze bepaalt en rekening houdend met de inspanningen die deze overheden leveren in het handhavingsproces dat de opbrengsten genereert.

Voor de toepassing van het tweede lid, worden de inspanningen van de lokale politie en de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden beschouwd als inspanningen, geleverd door de gemeenten. HOOFDSTUK 7. - Rechtsbescherming van derden

Art. 74.Derden die in hun rechtmatige belangen geschaad worden door bestuurlijke herstelbeslissingen, bestuurlijke beveiligingsbeslissingen of herstelschikkingen, kunnen daartegen een beroep instellen bij het Handhavingscollege, binnen vijfenveertig dagen nadat ze er kennis van hebben kunnen nemen. Het Handhavingscollege oordeelt met volle rechtsmacht.

Art. 75.De volgende personen worden niet beschouwd als derden als vermeld in artikel 74: 1° de personen, vermeld in artikel 1122, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek;2° de personen die zakelijke rechten verwerven over het onroerend goed dat met een publieke herstel- of beveiligingsmaatregel bezwaard is, op basis van een titel die dateert van na de overschrijving, vermeld in artikel 85, § 1, of van na de opname in het maatregelenregister, vermeld in artikel 85, § 5, van dit decreet. HOOFDSTUK 8. - Algemene beleidslijnen

Art. 76.Met behoud van artikel 148 van het Gerechtelijk Wetboek kan de Vlaamse Regering algemene beleidslijnen voor toezicht, opsporing, vervolging, sanctionering, beveiliging en herstel vastleggen. Die beleidslijnen worden openbaar gemaakt en zijn bindend voor de toezichthouders, de beboetingsinstanties en de herstelinstanties.

De Vlaamse Regering kan voor de Vlaamse regelgeving die ze aanwijst nadere regels bepalen voor het vaststellen van de in het eerste lid bedoelde algemene beleidslijnen, de verdere concretisering van beleidslijnen in handhavingsprogramma's, de rapportering over de uitvoering van deze beleidslijnen en programma's, en de organisatie van netwerk- en kennisfora. HOOFDSTUK 9. - Registers en publiciteit Afdeling 1. - Bestuurlijk sanctieregister

Art. 77.De entiteit die bevoegd is voor het beleidsveld Justitie en Handhaving houdt een register bij van de natuurlijke personen of rechtspersonen die met toepassing van dit decreet het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslissing als vermeld in artikel 38, § 2, eerste lid, 3°.

De entiteit die bevoegd is voor het beleidsveld Justitie en Handhaving is verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming voor het register, vermeld in het eerste lid. Het register, vermeld in het eerste lid, wordt samengesteld door de gegevens van de Vlaamse inspectiediensten en de beboetingsinstanties samen te voegen. Die gegevens kunnen pas worden verwerkt nadat een gegevensbeschermingseffectbeoordeling als vermeld in artikel 35 van de algemene verordening gegevensbescherming, is uitgevoerd.

Het register, vermeld in het eerste lid, heeft de volgende doelstellingen: 1° het openbaar ministerie, het Handhavingscollege en de herstelinstanties toelaten om na te gaan of de beboetingsinstantie het bestuurlijk spoor heeft geopend;2° de uitvoering van de bestuurlijke sancties door de beboetingsinstanties verzekeren;3° de beboetingsinstanties, het openbaar ministerie en het Handhavingscollege in staat stellen om na te gaan of er al eerder sancties voor dezelfde feiten dan wel voor andere feiten, verbonden door eenheid van opzet met de te vervolgen of vervolgde feiten, zijn opgelegd;4° de frequentie en de omstandigheden inschatten waarmee en waarin de te vervolgen of vervolgde feiten zijn gepleegd;5° de legaliteit determineren van de toestand, veroorzaakt door de feiten die aanleiding gaven tot de in het bestuurlijk sanctieregister opgenomen vervolging. Onverminderd de sanctie bepaald in artikel 103 van dit decreet, kan het gebruik van de toegang tot het bestuurlijk sanctieregister voor andere doeleinden dan vermeld in het derde lid, ertoe leiden dat verdere toegang wordt ontzegd aan de betrokkenen.

Art. 78.§ 1. Het bestuurlijk sanctieregister, vermeld in artikel 77, bevat de volgende persoonsgegevens, informatiegegevens en procedure-akten: 1° het rijksregisternummer, BIS-nummer, ondernemingsnummer of buitenlands btw-nummer van de natuurlijke personen en rechtspersonen die het voorwerp uitmaken van de bestuurlijke sanctie, en hun naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, datum van overlijden, nationaliteit, verblijfplaats of maatschappelijke zetel;2° de omschrijving van de gepleegde feiten in tijd, ruimte en materialiteit;3° de beslissingen van de beboetingsinstanties, vermeld in artikel 38, § 2, eerste lid, 3° ;4° de voorstellen tot betaling van een geldsom die tijdig en integraal betaald zijn;5° de onmiddellijke inningen, vermeld in hoofdstuk 10, afdeling 2; 6° de definitieve bestuurlijke sancties of de definitieve beslissing om geen bestuurlijke sancties op te leggen die uitgesproken zijn naar aanleiding van de beslissingen, vermeld in punt 3° ;7° een toegang tot het bestuurlijk sanctiedossier dat verbonden is aan de beslissingen, vermeld in punt 3° tot en met 6°. De Vlaamse Regering bepaalt welke persoonsgegevens, informatiegegevens en procedure-akten, verkregen of opgesteld op basis van Vlaamse regelgeving waarop dit decreet niet van toepassing is, overeenkomen met de in het eerste lid vermelde categorieën en raadpleegbaar worden via het sanctieregister. § 2. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden na respectievelijk tien of zes jaar geschrapt uit het sanctieregister, al naargelang ze betrekking hebben op misdrijven of inbreuken.

De termijn, vermeld in het eerste lid, begint vanaf een van de volgende data: 1° de datum van de integrale en tijdige betaling, vermeld in paragraaf 1, 4°, of de onmiddellijke inning, vermeld in paragraaf 1, 5° ;2° de datum waarop de bestuurlijke sancties of de beslissing om geen bestuurlijke sancties op te leggen definitief zijn geworden;3° de datum van de beslissing, vermeld in paragraaf 1, 3°, als de gebeurtenissen, vermeld in punt 1° en 2°, zich niet hebben voorgedaan.

Art. 79.§ 1. Voor de doelstellingen, vermeld in artikel 77, derde lid, hebben de beboetingsinstanties, het openbaar ministerie het Handhavingscollege en de herstelinstanties toegang tot het bestuurlijk sanctieregister, vermeld in artikel 77. § 2. De entiteit, vermeld in artikel 77 van dit decreet, kan aan universiteiten, hogescholen of erkende onderzoeksinstellingen tijdelijk toegang verlenen tot de strikt noodzakelijke gegevens voor wetenschappelijke doeleinden, conform artikel II.38 van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten. § 3. De natuurlijke personen en rechtspersonen, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, hebben elektronisch of bij uittreksel toegang tot de gegevens die op hen betrekking hebben.

De natuurlijke personen en rechtspersonen, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, kunnen verzoeken om een uittreksel waarin uitsluitend gegevens zijn opgenomen over de definitief opgelegde bestuurlijke sancties, vermeld in artikel 78, § 1, 6°. § 4. De toegang, vermeld in paragraaf 1 en 2, vereist een voorafgaandelijk protocol als vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2008 pub. 29/10/2008 numac 2008036273 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer sluiten betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer.

Art. 80.De informatie uit het bestuurlijk sanctieregister, vermeld in artikel 77, en het digitaal klassement, vermeld in artikel 4, § 1, derde lid, kan ook worden ingezet voor: 1° opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie;2° strafrechtelijke en bestuurlijke vervolgingen;3° het opleggen of doen opleggen van publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen;4° de beoordeling of voldaan is aan de voorwaarden voor het toekennen of het behoud van vergunningen, machtigingen, toelatingen, premies, subsidies en andere rechten en voordelen die van overheidswege worden toegekend. De informatie, vermeld in het eerste lid, mag nooit gebruikt worden voor de permanente monitoring of de digitale observatie van een specifieke persoon, noch voor profilering als vermeld in artikel 4, 4), van de algemene verordening gegevensbescherming.

Als dat noodzakelijk en evenredig is voor een van de doeleinden, vermeld in het eerste lid, en onder de voorwaarden die ze bepaalt, kan de Vlaamse Regering, na advies van de Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens, alle of een gedeelte van de persoonsgegevens en informatie toegankelijk maken voor de volgende openbare overheden: 1° het openbaar ministerie;2° de beboetingsinstanties;3° de gemeentelijke, provinciale of Vlaamse inspectiediensten die toezichthouders, agenten van bestuurlijke politie of agenten en officieren van gerechtelijke politie tewerkstellen;4° de burgemeesters;5° de politiediensten, vermeld in artikel 2 van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992;6° de bestuurlijke overheden, met inbegrip van de herstelinstanties, die bevoegd zijn om maatregelen tot preventie van misdrijven, inbreuken en normschendingen op te leggen of te vorderen, of om maatregelen voor de preventie en herstel van de schadelijke gevolgen van deze misdrijven, inbreuken en normschendingen op te leggen of te vorderen;7° de bestuurlijke overheden die bevoegd zijn om vergunningen, machtigingen, toelatingen, premies, subsidies en andere rechten en voordelen te verlenen. De toegang, vermeld in het derde lid, vereist een voorafgaandelijk protocol als vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2008 pub. 29/10/2008 numac 2008036273 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer sluiten betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer.

Onverminderd de sanctie bepaald in artikel 103 van dit decreet, kan het gebruik van de toegang, vermeld in het derde lid, voor andere doeleinden dan vermeld in het vierde lid, ertoe leiden dat verdere toegang wordt ontzegd aan de betrokkenen. Afdeling 2. - Maatregelenregister

Art. 81.De entiteit die bevoegd is voor het beleidsveld Justitie en Handhaving houdt een register bij over de gerechtelijke en de bestuurlijke publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen.

De entiteit, vermeld in het eerste lid, is verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming voor het register, vermeld in het eerste lid. Het register, vermeld in het eerste lid, wordt samengesteld door de gegevens van de toezichthouders, de herstelinstanties en het openbaar ministerie samen te voegen.

De gegevens, vermeld in het eerste lid, kunnen pas worden verwerkt nadat een gegevensbeschermingseffectbeoordeling als vermeld in artikel 35 van de algemene verordening gegevensbescherming, is uitgevoerd.

Het register, vermeld in het eerste lid, is bedoeld om de rechtbanken, het openbaar ministerie, de herstelinstanties, de beboetingsinstanties, de burgemeesters, de toezichthouders, de politiediensten, vermeld in artikel 2 van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992, de instrumenterende ambtenaren en de vastgoedmakelaars, belast met de overdracht van zakelijke rechten, en de openbare overheden die moeten oordelen over toelatingen, erkenningen en toelagen of andere vormen van steun, in te lichten over het bestaan en de stand van uitvoering van gerechtelijke en bestuurlijke publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen of daaraan voorafgaande formele beslissingen.

De informatie uit het register wordt verstrekt: 1° om de in het vierde lid genoemde overheden toe te laten hun acties op het vlak van herstel en beveiliging op elkaar af te stemmen en de regels van samenloop, vermeld in artikel 59 van dit decreet, na te leven;2° om de uitvoering van de publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen te faciliteren;3° om na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden voor het toekennen of het behoud van toelatingen, vergunningen, erkenningen, premies en toelagen;4° om de partijen bij de overdracht van zakelijke rechten in te lichten over het bestaan van publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen of daaraan voorafgaande formele beslissingen met impact op het betrokken onroerend goed;5° om de legaliteit van de toestand te determineren, veroorzaakt door de feiten die aanleiding gaven tot de handelingen en beslissingen, vermeld in het maatregelenregister.

Art. 82.Het maatregelenregister, vermeld in artikel 81, bevat de volgende persoonsgegevens, informatiegegevens en procedure-akten: 1° de beschrijving in tijd, ruimte en materialiteit van de te voorkomen of te herstellen publieke schade of misdrijven, inbreuken en normschendingen;2° de identificatiegegevens, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, van de personen aan wie publieke herstelmaatregelen en beveiligingsmaatregelen zijn opgelegd;3° de identificatiegegevens, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, van de personen, vermeld in hoofdstuk 10, afdeling 7;4° een digitale toegang tot de volgende bestuursdocumenten, als ze opgenomen zijn in het digitale klassement, vermeld in artikel 4, § 1, derde lid: a) de aanmaningen, vermeld in artikel 49;b) de publieke herstelvorderingen, vermeld in artikel 56;c) de kennisgevingen, vermeld in artikel 53 en 57, en het bijhorende hersteldossier;d) de bestuurlijke herstelbeslissingen, vermeld in artikel 52, en de administratieve beroepen en de beroepsbeslissingen, vermeld in artikel 98;e) de beveiligingsbeslissingen of opschriftstelling ervan, en de bekrachtigingsbeslissingen, vermeld in artikel 65 en 67;f) de uitvoerbare herstelschikkingen, vermeld in artikel 62;g) de gedinginleidende akten en de rechterlijke beslissingen over publieke herstelvorderingen, bestuurlijke herstel- en beveiligingsbeslissingen en herstelschikkingen;h) de gedinginleidende akten en de rechterlijke beslissingen, vermeld in artikel 85;i) de attesten, vermeld in artikel 72 en 85, § 3;j) de beslissingen tot opheffing of hervorming, vermeld in artikel 51 en 64;k) de beslissingen die zijn genomen naar aanleiding van het handhavings-verzoek, vermeld in artikel 96;l) de afzonderlijke akten, vermeld in artikel 85, § 4 en § 5; De Vlaamse Regering bepaalt welke persoonsgegevens, informatiegegevens en procedure-akten, verkregen of opgesteld op basis van Vlaamse regelgeving waarop dit decreet niet van toepassing is, overeenkomen met de in paragraaf 1 vermelde categorieën en raadpleegbaar worden via het maatregelenregister.

Art. 83.§ 1. Voor de doeleinden, vermeld in artikel 81, vierde lid, hebben de instanties, vermeld in artikel 81, vierde lid, toegang tot het maatregelenregister, vermeld in artikel 81. § 2. De entiteit, vermeld in artikel 77 van dit decreet, kan aan universiteiten, hogescholen of erkende onderzoeksinstellingen tijdelijk toegang verlenen tot de strikt noodzakelijke gegevens voor wetenschappelijke doeleinden, conform artikel II.38 van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten. § 3. De natuurlijke personen en rechtspersonen, vermeld in artikel 82, eerste lid, 2° en 3°, hebben elektronisch of bij uittreksel toegang tot de gegevens die op hen betrekking hebben. § 4. De instrumenterende ambtenaar die belast is met de overdracht van een onroerend goed of de zakelijke rechten die daaraan verbonden zijn, raadpleegt het maatregelenregister, vermeld in artikel 81, elektronisch of bij uittreksel. De instrumenterende ambtenaar heeft alleen toegang tot de gegevens die gerelateerd zijn aan het onroerend goed dat moet worden overgedragen. De instrumenterende ambtenaar brengt de partijen voor het verlijden van de akte op de hoogte van de gegevens die een impact hebben op het over te dragen goed of de zakelijke rechten die daaraan verbonden zijn. De instrumenterende ambtenaar laat de persoonsgegevens weg bij die kennisgeving maar vermeldt ze in de akte. § 5. De vastgoedmakelaar die belast is met de overdracht van een onroerend goed of de zakelijke rechten die daaraan verbonden zijn, raadpleegt het maatregelenregister, vermeld in artikel 81, elektronisch of bij uittreksel. De toegang van de vastgoedmakelaar is beperkt tot volgende gegevens, in zoverre die gerelateerd zijn aan het onroerend goed dat moet worden overgedragen: 1° de gegevens, bedoeld in artikel 82, eerste lid, 1°, van dit decreet;2° de datum en het type van de bestuursdocumenten, vermeld artikel 82, eerste lid, 4°, van dit decreet, zonder toegang tot de bestuursdocumenten zelf. De vastgoedmakelaar vermeldt bij het voeren van publiciteit en het opmaken van onderhandse overeenkomsten de gegevens die een impact hebben op het over te dragen goed of de zakelijke rechten die daaraan verbonden zijn, met weglating van eventuele persoonsgegevens. § 6. De toegang, vermeld in paragraaf 1 en 2, vereist een voorafgaandelijk protocol als vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2008 pub. 29/10/2008 numac 2008036273 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer sluiten betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer. Voor de toegang, vermeld in paragraaf 4, en de toegang van vastgoedmakelaars, vermeld in paragraaf 5, volstaat een voorafgaandelijk protocol met respectievelijk de Federatie van Notarissen en het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars.

Onverminderd de sanctie bepaald in artikel 103 van dit decreet, kan het gebruik van de toegang tot het maatregelenregister voor andere doeleinden dan vermeld in het eerste lid, ertoe leiden dat verdere toegang wordt ontzegd aan de betrokkenen. Afdeling 3. - Arrestendatabank

Art. 84.§ 1. De entiteit die bevoegd is voor het beleidsveld Justitie en Handhaving neemt alle rechtspraak over de handhaving van Vlaamse regelgeving, met inbegrip van de beslissingen die het met toepassing van paragraaf 2 heeft ontvangen, op in een elektronische databank, die via het internet vrij raadpleegbaar is. De entiteit die bevoegd is voor het beleidsveld Justitie en Handhaving is voor deze databank de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

De arrestendatabank biedt een inzicht in de rechterlijke beoordeling van concrete acties van toezicht, opsporing, vervolging, sanctionering, beveiliging en herstel op grond van Vlaamse regelgeving, zowel voor het verleden als het heden.

De beslissingen, vermeld in het eerste lid, kunnen persoonsgegevens bevatten met betrekking tot vervolgde personen, getuigen, magistraten, deskundigen, toezichthouders of andere vaststellers, beboetingsinstanties, herstelinstanties, houders van zakelijke rechten en burgerlijke of tussenkomende partijen.

De beslissingen, vermeld in het eerste lid, worden bekendgemaakt volgens de regels die van toepassing zijn op het rechtscollege dat ze heeft gewezen. Als de voormelde regels ontbreken, worden de beslissingen, vermeld in het eerste lid geanonimiseerd, tenzij hierdoor het doel, vermeld in het tweede lid, niet kan worden bereikt.

In dat laatste geval worden gepseudonimiseerde gegevens gebruikt, of, wanneer ook dit niet volstaat, niet-gepseudonimiseerde gegevens. § 2. De griffies van de hoven en rechtbanken bezorgen alle beslissingen op strafgebied die gegrond zijn op strafbaarstellingen in Vlaamse regelgeving aan de entiteit, vermeld in paragraaf 1.

De entiteit, vermeld in paragraaf 1, bezorgt de ontvangen beslissingen onmiddellijk aan de bevoegde administratie, die oordeelt of er burgerlijke of administratieve gevolgen aan moeten worden verbonden.

De entiteit, vermeld in paragraaf 1, houdt alleen de volgende gegevens bij over de ontvangen beslissingen: 1° de datum van ontvangst;2° het rolnummer;3° de datum van de beslissing;4° de naam van het rechtscollege;5° de datum waarop de eindbeslissing is bezorgd aan de bevoegde administratie. Afdeling 4. - Publiciteitsverplichtingen

Art. 85.§ 1. Dagvaardingen en andere gedinginleidende akten die als doel hebben om publieke herstelmaatregelen op te leggen met rechtstreekse impact op specifieke onroerende goederen of de zakelijke rechten die daaraan verbonden zijn, worden op straffe van onontvankelijkheid overgeschreven conform artikel 84 van de hypotheekwet van 16 december 1851.

Als ze een rechtstreekse impact hebben op specifieke onroerende goederen of de zakelijke rechten die daaraan verbonden zijn, worden de volgende zaken overgeschreven binnen zestig dagen na hun dagtekening: 1° kennisgevingen als vermeld in artikel 53 en 57;2° herstelschikkingen. Van rechtstreekse impact als vermeld in het eerste en tweede lid, is sprake als de beoogde of opgelegde herstelmaatregelen: 1° verplichten om werkzaamheden uit te voeren die principieel door Vlaamse regelgeving aan een vergunning of toelating zijn onderworpen;2° verplichten om een activiteit te staken of te wijzigen die aan het onroerend goed verbonden is en principieel door Vlaamse regelgeving aan een vergunning of toelating is onderworpen. § 2. Elke bestuurlijke of gerechtelijke eindbeslissing die in de zaak gewezen is, wordt op de kant van de overschrijving, vermeld in paragraaf 1, ingeschreven. Als een overschrijving ontbreekt, wordt de eindbeslissing ingeschreven op de kant van de overschrijving van de titel van verkrijging. § 3. De bevoegde herstelinstantie levert, ambtshalve of op vraag van een belanghebbende of een instrumenterende ambtenaar, een attest van doorhaling af, wanneer de in een bestuurlijke of gerechtelijke eindbeslissing oplegde publieke herstelmaatregelen uitgevoerd, ingetrokken of niet langer uitvoerbaar zijn. Dat attest kan worden ingeschreven onder de kantmelding, vermeld in paragraaf 2.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt het attest van uitvoering, vermeld in artikel 72, gelijkgesteld met een attest van doorhaling. § 4. Zolang geen attest van doorhaling als vermeld in paragraaf 3, is ingeschreven onder de inschrijving van de bestuurlijke of gerechtelijke eindbeslissing, moet de instrumenterende ambtenaar naar aanleiding van een authentieke akte die strekt tot de overdracht van een zakelijk recht, in een afzonderlijke akte er melding van maken dat er definitieve publieke herstelmaatregelen rusten op het over te dragen goed of recht. De akte verleent de bevoegde herstelinstantie het recht om de publieke herstelmaatregelen in de plaats en op kosten van de nieuwe titularis uit te voeren, onverminderd de verplichtingen van de personen ten aanzien van wie die maatregelen zijn bevolen, en op voorwaarde dat de titel tegen die laatsten nog altijd uitvoerbaar is.

De kosten die verbonden zijn aan de afzonderlijke akte, vermeld in het eerste lid, vallen altijd ten laste van de overdrager van het zakelijk recht. De instrumenterende ambtenaar stuurt een afschrift van die akte naar de bevoegde herstelinstantie, en is ertoe gehouden de grosse op verzoek van de bevoegde herstelinstantie af te leveren. § 5. De overschrijving, vermeld in paragraaf 1, is niet langer verplicht als het over te schrijven document al is opgenomen in het maatregelenregister, vermeld in artikel 81.

Zodra een overschrijving als vermeld in paragraaf 1, heeft plaatsgevonden, blijven de navolgende kantmeldingen, vermeld in paragraaf 2 en 3, verplicht, ook al zijn de te kantmelden documenten opgenomen in het maatregelenregister, vermeld in artikel 81.

Wanneer, in toepassing van het eerste lid, het in het maatregelenregister opgenomen document niet wordt overgeschreven, blijft de instrumenterende ambtenaar verplicht de afzonderlijke akte, vermeld in paragraaf 4, te verlijden, zolang het attest van doorhaling, vermeld in paragraaf 3, niet is opgenomen in het maatregelenregister. HOOFDSTUK 1 0. - Aanvullende bepalingen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 86.Ook als Vlaamse regelgeving dit decreet van toepassing heeft gesteld conform artikel 3, zijn de artikelen van dit hoofdstuk alleen van toepassing wanneer de Vlaamse regelgeving dit uitdrukkelijk bepaalt, onder de voorwaarden die ze stelt. Afdeling 2. - Onmiddellijke inning, consignatie en inhouding

Art. 87.§ 1. Bij de vaststelling van een misdrijf of een inbreuk kunnen de toezichthouders die daarvoor gemachtigd zijn door de Vlaamse Regering, ter plaatse overgaan tot onmiddellijke inning van een bestuurlijke geldboete ten aanzien van de personen, vermeld in artikel 27. De voormelde toezichthouders doen dat in overeenstemming met de algemene beleidslijnen, vermeld in hoofdstuk 8. § 2. De bestuurlijke geldboete is in het geval, vermeld in paragraaf 1, gelijk aan het minimumbedrag van de bestuurlijke geldboete die door de beboetingsinstantie voor de inbreuk of het misdrijf kan worden opgelegd.

De bedragen, vermeld in het eerste lid, worden verdubbeld als de nieuwe inbreuk of het nieuwe misdrijf is gepleegd binnen een periode van drie jaar die volgt op de datum waarop aan de te beboeten persoon een definitieve bestuurlijke geldboete of een definitieve strafrechtelijke sanctie is opgelegd voor gelijksoortige inbreuken of misdrijven. § 3. De betaling van de bestuurlijke geldboete in het kader van een onmiddellijke inning doet de strafvordering vervallen en maakt een bestuurlijke vervolging onmogelijk.

Art. 88.§ 1. Als noch de overtreder, noch de onderneming, vermeld in artikel 27, § 3, een woonplaats, vaste verblijfplaats of maatschappelijke zetel heeft in België en als ze niet instemmen met de onmiddellijke inning van de bestuurlijke geldboete, wordt het bedrag van de bestuurlijke geldboete verplicht in consignatie gegeven. § 2. Als de verplichte consignatie, vermeld in paragraaf 1, niet mogelijk is, kunnen zaken die gediend hebben of bestemd waren voor het plegen van het misdrijf of de inbreuk, er het voorwerp van hebben uitgemaakt of eruit voortkomen, op kosten en risico van de overtreder worden ingehouden tot het bedrag van de bestuurlijke geldboete in consignatie is gegeven en het bewijs geleverd wordt dat eventuele bewaringskosten voldaan zijn. § 3. De toezichthouder brengt de beboetingsinstantie en, in geval van misdrijven, het openbaar ministerie op de hoogte van de consignatie en inhouding. Het openbaar ministerie kan beslissen tot de omzetting van de consignatie en inhouding naar strafrechtelijk beslag, zolang de strafvordering nog niet is vervallen. § 4. Na de definitieve beslissing over de strafvordering of de bestuurlijke vervolging worden het geconsigneerde bedrag of de ingehouden zaken teruggegeven als het bewijs wordt geleverd dat aan alle geldelijke verplichtingen is voldaan ingevolge die definitieve beslissing, met inbegrip van eventuele bewaringskosten. Tot teruggave wordt ook overgegaan als binnen het jaar na de consignatie of de inhouding geen vervolging is ingesteld.

In afwijking van het eerste lid verrekent de beboetingsinstantie in haar beslissing over de bestuurlijke vervolging het geconsigneerde bedrag met de bedragen die ze oplegt, en beveelt ze de teruggave van een eventueel batig saldo. § 5. Als de bedragen die in de definitieve beslissing worden opgelegd, met inbegrip van eventuele bewaarkosten, niet worden betaald binnen de betalingstermijn die daarvoor bepaald is, kunnen de ingehouden zaken worden verkocht tot voldoening van de openstaande schuld.

Onverkoopbare zaken, met inbegrip van zaken waarvan de waarde de verwachte kosten van verkoop niet overstijgt, kunnen worden vernietigd op kosten van de overtreder. Afdeling 3. - Bestuurlijk beslag

Art. 89.Op verzoek van de toezichthouder die een maatregel van bewaring als vermeld in artikel 17 heeft genomen, beslist de beboetingsinstantie over de omzetting ervan naar bestuurlijk beslag.

Tot omzetting als vermeld in het eerste lid wordt alleen beslist in een van de volgende gevallen: 1° als de verzekerde bewaring nog altijd noodzakelijk is voor het bewijs van een misdrijf of inbreuk met het oog op een bestuurlijke vervolging;2° als de in bewaring genomen voorwerpen, dragers van informatie en documenten het voorwerp kunnen uitmaken van de sanctie van verbeurdverklaring, vermeld in artikel 29, 1° en 2°, en het opleggen van die sanctie opportuun lijkt. De beslissing tot omzetting wordt met een beveiligde zending bezorgd aan de houder, vermeld in artikel 17.

Art. 90.Als er ernstige en concrete aanwijzingen bestaan dat bestuurlijk te vervolgen personen uit het misdrijf of de inbreuk die ze hebben gepleegd of waaraan ze hebben deelgenomen, een vermogensvoordeel hebben verkregen, en het opleggen van een sanctie als vermeld in artikel 29, 3°, opportuun lijkt, kan de beboetingsin-stantie beslissen om bestuurlijk beslag te leggen op roerende en onroerende goederen die zich in het vermogen van de bestuurlijk te vervolgen persoon bevinden, ten belope van het brutovermogensvoordeel.

In haar beslissing, vermeld in het eerste lid, raamt de beboetingsinstantie het brutovermogensvoordeel en de waarde van de in beslag te nemen goederen, en geeft ze aan welke de ernstige en concrete aanwijzingen zijn die de inbeslagneming rechtvaardigen.

De beslissing tot bestuurlijk beslag op het brutovermogensvoordeel vormt een titel voor het leggen van bewarend beslag als vermeld in deel V, titel II, van het Gerechtelijk Wetboek en wordt samen met het beslagexploot betekend.

Art. 91.De beboetingsinstantie bepaalt de termijn van het bestuurlijk beslag, die niet meer dan drie jaar mag bedragen. Die termijn kan worden verlengd met een nieuwe termijn van maximaal drie jaar. Als de voormelde termijn is verstreken, en behalve na tijdige verlenging, vervalt het beslag.

Het beslag vervalt van rechtswege in de gevallen, vermeld in artikel 35, of als geen bestuurlijke vervolging meer mogelijk is door het instellen van de strafvordering.

Art. 92.Personen die van oordeel zijn dat hun rechten geschaad worden door het bestuurlijk beslag of de verlenging ervan, kunnen een beroep instellen bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg.

De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding. Deel IV, boek II, titel VI, van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de inleiding en de behandeling van de vordering.

De voorzitter controleert de wettelijkheid van het bestuurlijk beslag en de opportuniteit van de verlenging ervan en kan de volledige of gedeeltelijke opheffing van de maatregel bevelen, eventueel onder bepaalde voorwaarden.

Het vonnis dat uitgesproken is door de voorzitter, is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande ieder verhaal en zonder borgstelling, tenzij de rechter die heeft bevolen. Afdeling 4. - Probatievoorwaarden

Art. 93.Aan het uitstel, vermeld in artikel 34, § 1, of de opschorting, vermeld in artikel 34, § 2, kan met het akkoord of op verzoek van de vervolgde persoon de voorwaarde worden gekoppeld dat de overtreders zich binnen een bepaalde termijn in regel stellen, de voor het algemeen belang schadelijke gevolgen van het misdrijf of de inbreuk herstellen, en het bewijs daarvan verschaffen aan de beboetingsinstantie.

De beboetingsinstantie beslist in een nieuwe sanctieprocedure om het uitstel of de opschorting te herroepen als de voorwaarde die daaraan gekoppeld is, niet wordt nageleefd. Naar aanleiding van de herroeping van een verleende opschorting, spreekt zich zij ook uit over de bestuurlijke sanctionering van de feiten waarvoor de opschorting werd verleend. Afdeling 5. - Uitbreiding toepassingsgebied vereenvoudigde

sanctieprocedure

Art. 94.Onverminderd artikel 43, kunnen de inbreuken die daarvoor uitdrukkelijk zijn aangewezen door Vlaamse regelgeving, worden gesanctioneerd via de vereenvoudigde sanctieprocedure, als ze voldoen aan volgende cumulatieve voorwaarden: 1° de Vlaamse regelgeving bepaalt de bestuurlijke geldboete op forfaitaire basis;2° de materialiteit van de feiten, de toerekenbaarheid ervan aan de overtreder en de grondslag voor het berekenen van het forfait zijn eenvoudig vast te stellen. Afdeling 6. - Financiële handhaving

Art. 95.Met behoud van artikel 61, eerste lid, 4°, kan de persoon die conform artikel 47 gehouden is tot het herstel van publieke schade, behoudens andersluidende bepalingen geen aanspraak maken op premies, subsidies en andere vormen van steun als die gericht zijn op het herstel van die schade.

De overheid kan bedragen die ze heeft uitgekeerd in de vorm van premies, subsidies en andere vormen van steun om publieke schade te herstellen, terugvorderen van overtreders die conform artikel 47 tot dat herstel verplicht zijn, behoudens andersluidende bepalingen.

De Vlaamse Regering kan hiervoor nadere regels bepalen. Afdeling 7. - Handhavingsverzoek

Art. 96.Derden die rechtstreeks in hun belangen geschaad worden door een misdrijf, inbreuk of normschending, kunnen de bevoegde herstelinstantie verzoeken om publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen te nemen of te doen opleggen.

Het verzoek, vermeld in het eerste lid, is alleen ontvankelijk als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° in het verzoek wordt aannemelijk gemaakt dat een misdrijf, inbreuk of normschending is gepleegd, met rechtstreekse schade voor de verzoeker tot gevolg;2° in het verzoek wordt aannemelijk gemaakt dat het opleggen van publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen een einde zou kunnen stellen aan de schade, vermeld in punt 1°, of die zou kunnen inperken;3° in het verzoek wordt een overzicht gegeven van alle eerdere verzoeken die de verzoeker heeft gericht tot herstelinstanties over dezelfde schade;4° het verzoek is niet strijdig met bestaande rechterlijke uitspraken of bestuurlijke beslissingen met publieke herstel- of beveiligingsmaatregelen in de zin van dit decreet als voorwerp, zelfs al zijn ze nog niet definitief. Het verzoek, vermeld in het eerste lid, kan ook worden ingesteld door een overheid of een rechtspersoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 1 van de wet van 12 januari 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/1993 pub. 07/04/2009 numac 2009000212 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu. - Duitse vertaling sluiten betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu. In dat geval geldt de vereiste van rechtstreekse schade voor de verzoeker niet.

De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen voor de indiening en de behandeling van het verzoek, vermeld in het eerste lid, en het beroep tegen de beslissingen over het verzoek.

De inwilliging van het verzoek, vermeld in het eerste lid, verplicht de herstelinstantie om een gerechtelijke of bestuurlijke procedure te initiëren die gericht is op herstel of beveiliging tegen de vermoedelijke overtreders, conform dit decreet.

Tegen de beslissingen over een handhavingsverzoek, vermeld in het eerste lid, kan beroep worden aangetekend bij het Handhavingscollege binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing over het handhavingsverzoek. Afdeling 8. - Bevoegdheden van de politiediensten

Art. 97.De personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten, vermeld in artikel 2 van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992, zijn van rechtswege toezichthouder.

Artikel 37 is niet van toepassing op de toezichthouders, vermeld in het eerste lid. Afdeling 9. - Administratief beroep tegen bestuurlijke

herstelbeslissingen

Art. 98.Tegen bestuurlijke herstelbeslissingen kan beroep worden aangetekend bij de bevoegde minister of bij een instantie die de Vlaamse Regering daarvoor aanwijst.

De Vlaamse Regering bepaalt de regels van de beroepsprocedure, met inbegrip van het al dan niet schorsend karakter van het beroep. Afdeling 10. - Bijzondere bepalingen over de uitvoering van publieke

herstelmaatregelen

Art. 99.De herstelinstantie die de dwangsom heeft doen verbeuren, kan beslissen dat een opeisbare dwangsomschuld niet of maar gedeeltelijk wordt ingevorderd, of dat de invordering ervan tijdelijk geschorst wordt, zonder dat die beslissing betrekking kan hebben op de gerechts- en uitvoeringskosten die zijn gemaakt. Er wordt in die beslissing rekening gehouden met de gestelde handelingen en genomen engagementen met het oog op een correcte uitvoering van de publieke herstel- of beveiligingsmaatregel, en met de volledige of gedeeltelijke uitvoering ervan.

De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden vastleggen en procedurele regels bepalen om het eerste lid toe te passen.

Art. 100.Om de vrijwillige en integrale uitvoering alsnog mogelijk te maken, kan de uitvoeringstermijn van publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen worden verlengd of vervangen door een nieuwe uitvoeringstermijn. Dat gebeurt in een schriftelijke overeenkomst tussen alle herstelplichtigen die in de titel zijn aangewezen of hun rechtsopvolgers en de herstelinstantie die de titel heeft verkregen.

De overeenkomst, vermeld in het eerste lid, vermeldt de redenen waarom de oorspronkelijke uitvoeringstermijn is overschreden, en kan voorzien in het consigneren van een waarborgsom. De herstelinstantie kan in de overeenkomst ontbindende voorwaarden die verbonden zijn aan het nakomen van de verplichtingen die uit de titel voortvloeien, doen opnemen, zoals het respecteren van een afbetalingsplan voor schulden die uit de titel voortvloeien.

Als een verplichting tot consignatie is opgenomen, heeft de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, pas rechtsgevolgen na de consignatie, en vervalt de overeenkomst als de consignatie niet is gebeurd binnen dertig dagen na de datum van ondertekening van de overeenkomst. Gedurende de verlenging of de nieuwe termijn, vermeld in het eerste lid, blijft de verjaring van het recht om de titel uit te voeren, geschorst. Bij gebreke aan vrijwillige en integrale uitvoering binnen de nieuwe of verlengde termijn, komt de waarborgsom toe aan de herstelinstantie, onverminderd de rechten voortvloeiend uit de titel.

In geval van tijdige en integrale uitvoering wordt de waarborgsom vrijgegeven. Afdeling 11. - Het opleggen van een waarborgsom bij feitelijk herstel

Art. 101.De rechter of de herstelinstantie kunnen de overtreder verplichten een waarborgsom te betalen, die pas wordt vrijgegeven als het opgelegde feitelijk herstel wordt doorgevoerd, met vermindering van de kosten die door de herstelinstantie in het kader van hoofdstuk 6 zijn gemaakt.

De waarborgsom, vermeld in het eerste lid, is gelijk aan de geraamde kosten van ambtshalve uitvoering of het herstel bij financieel equivalent als dat bedrag hoger is. De waarborgsom, vermeld in het eerste lid, komt toe aan de herstelinstantie conform de regels, vermeld in artikel 73, als het feitelijk herstel nog niet is uitgevoerd binnen twee jaar na de datum waarop het gerealiseerd moest zijn, onverminderd de verplichting van de overtreder om tot dat herstel over te gaan. Afdeling 12. - Stakingsbevel bij verhindering van toezicht

Art. 102.Ingeval van verhindering van de regelmatige inzet van zijn toezichtrechten, kan de toezichthouder in een bestuurlijke beveiligingsbeslissing beslissen tot de volledige of gedeeltelijke staking van de gereglementeerde, gesubsidieerde of van overheidswege gefinancierde activiteiten of handelingen waarop het toezicht door de verhindering niet kon worden uitgeoefend.

De toezichthouder waakt erover dat de inzet van deze bevoegdheid geen onevenredige schade berokkent bij de overtreder of derden. De bestuurlijke beveiligingsbeslissing wordt onmiddellijk ingetrokken nadat de in het eerste lid bedoelde verhindering gestaakt is. HOOFDSTUK 1 1. - Aan dit decreet eigen straffen en sancties

Art. 103.Met behoud van de toepassing van de afwijkende bepalingen, vermeld in dit decreet en andere Vlaamse regelgeving, zijn alle personen die informatie verkrijgen op grond van de uitoefening van de aan hen door dit decreet toegekende bevoegdheden, verplicht tot de strikte geheimhouding ervan. Als die geheimhoudingsplicht bewust wordt genegeerd, wordt dat gestraft met een gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en een geldboete van 100 euro tot 1000 euro of met een van die straffen alleen.

In afwijking van het eerste lid kunnen de beboetingsinstanties de verkregen informatie delen met het openbaar ministerie, de hiërarchisch bevoegde minister of andere beboetingsinstanties, als dat noodzakelijk is voor de uitoefening van de bevoegdheden van opsporing en vervolging van die beboetinginstanties.

Art. 104.Het verhinderen van de regelmatige inzet van toezichtrechten door toezichthouders wordt gestraft met een geldboete van 250 tot 250.000 euro.

De personen die een verzegeling als vermeld in artikel 63, § 4, van dit decreet, doorbreken of de voorwaarden, verbonden aan de opheffing ervan, schenden, worden gestraft met de straffen, vermeld in artikel 284 tot en met 288 van het Strafwetboek.

De personen, vermeld in artikel 65, § 4, tweede lid, worden gesanctioneerd met een bestuurlijke geldboete van 100 tot 10.000 euro. HOOFDSTUK 1 2. - Slotbepalingen

Art. 105.§ 1. Vanaf de van toepassingstelling van dit decreet op Vlaamse regelgeving, wordt het recht om een bestuurlijke sanctie op te leggen wegens een schending van Vlaamse regelgeving conform de bepalingen van dit decreet uitgeoefend door de beboetingsinstantie die voor de Vlaamse regelgeving in kwestie bevoegd is.

Vanaf de van toepassingstelling van dit decreet op Vlaamse regelgeving, wordt het recht om herstelmaatregelen op te leggen of te doen opleggen met het oog op het herstel van publieke schade als gevolg van een schending van Vlaamse regelgeving uitgeoefend conform de bepalingen van dit decreet door de herstelinstantie die voor de Vlaamse regelgeving in kwestie bevoegd is. § 2. In afwijking van paragraaf 1 worden procedures die gericht zijn op het opleggen van bestuurlijke sancties of bestuurlijke publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen, met inbegrip van handhavingsverzoeken, die al formeel waren opgestart vóór dit decreet op de Vlaamse regelgeving in kwestie van toepassing werd, afgehandeld volgens de toen geldende procedurele regels, door de instanties die op dat ogenblik bevoegd waren. § 3. De verjaringsregels, vervat in artikel 35, 2°, en artikel 50, zijn, met inbegrip van het geval, vermeld in paragraaf 2, onmiddellijk van toepassing, behalve als het recht om de bestuurlijke sanctie of de publieke herstelmaatregel op te leggen, al is vervallen voor dit decreet op de Vlaamse regelgeving in kwestie van toepassing werd.

Als het recht om publieke herstelmaatregelen op te leggen of te doen opleggen is ontstaan vooraleer artikel 50 van dit decreet erop van toepassing werd, beginnen de termijnen, vermeld in artikel 50 van dit decreet, maar te lopen vanaf de dag waarop artikel 50 van dit decreet op dat recht van toepassing werd. De totale duur van de verjaringstermijn mag evenwel de verjaringstermijn die van toepassing is op dat recht voor artikel 50 van dit decreet erop van toepassing werd, niet overschrijden, onverminderd de toepassing van artikel 26 van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering. § 4. Publieke herstelvorderingen die bij het parket regelmatig zijn ingeleid of bij de rechter aanhangig zijn gemaakt voor dit decreet op de Vlaamse regelgeving in kwestie van toepassing werd, worden beoordeeld volgens de regels van dit decreet, zonder dat de herstelvordering moet worden hernomen of de motivering ervan moet worden aangepast.

Jurisdictionele beroepen in procedures die gericht zijn op het opleggen van bestuurlijke sancties of bestuurlijke publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen, met inbegrip van handhavingsverzoeken, en die al formeel waren ingesteld voor dit decreet op de Vlaamse regelgeving in kwestie van toepassing werd, worden afgehandeld volgens de toen geldende procedurele regels, door de instanties die op dat ogenblik bevoegd waren. § 5. Voor de toepassing van artikel 9, § 3, sturen toezichthouders die kennis krijgen van een schending van Vlaamse regelgeving waarop dit decreet niet toepassing is, hun administratief verslag naar de Vlaamse inspectiedienst die belast is met de handhaving van de geschonden Vlaamse regelgeving.

Art. 106.Bestuurlijke handhavingsbeslissingen die genomen zijn met toepassing van Vlaamse regelgeving voor dit decreet erop van toepassing werd, behouden hun rechtskracht en rechtsgevolgen volgens de regels die golden op het ogenblik waarop ze zijn genomen.

De uitvoerbare beslissingen, vermeld in het eerste lid, die strekken tot het opleggen van bestuurlijke sancties, worden uitgevoerd door of onder toezicht van de beboetingsinstantie die voor de Vlaamse regelgeving in kwestie bevoegd is. De uitvoerbare beslissingen, vermeld in het eerste lid, die strekken tot het opleggen van bestuurlijke herstel- of beveiligingsmaatregelen, worden uitgevoerd door de herstelinstantie die voor de Vlaamse regelgeving in kwestie bevoegd is en die van hetzelfde bestuursniveau is als het orgaan dat de beslissingen heeft genomen.

Art. 107.Gedurende een termijn van maximum 5 jaar na de van toepassingstelling van dit decreet, en behoudens andersluidende bepalingen in Vlaamse regelgeving, verkrijgen de personen die voor de van toepassingstelling van dit decreet op basis van Vlaamse regelgeving bevoegd waren om proces-verbaal of verslag van vaststelling met betrekking tot bepaalde misdrijven, inbreuken of normschendingen op te stellen, voor deze misdrijven, inbreuken of normschendingen van rechtswege de hoedanigheid van toezichthouder, zolang zij voldoen aan de voorwaarden van dit decreet om in die functie te worden aangesteld en voor de lopende duurtijd van hun aanstelling, tot aan de opheffing ervan.

Gedurende een termijn van maximum 5 jaar na de van toepassingstelling van dit decreet, en behoudens andersluidende bepalingen in Vlaamse regelgeving, blijven de personen die voor de van toepassingsstelling van dit decreet op basis van Vlaamse regelgeving waren aangesteld als officier van gerechtelijke politie of officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, met betrekking tot bepaalde misdrijven, inbreuken of normschendingen op te stellen, deze hoedanigheid behouden, zolang zij voldoen aan de voorwaarden van dit decreet om in die functie te worden aangesteld en voor de lopende duurtijd van hun aanstelling, tot aan de opheffing ervan.

Gedurende een termijn van maximum 5 jaar na de van toepassingstelling van dit decreet, en behoudens andersluidende bepalingen in Vlaamse regelgeving, verkrijgen de personen of instanties die voor de van toepassingstelling van dit decreet op basis van Vlaamse regelgeving bevoegd waren om bestuurlijke sancties op te leggen aan rechtsonderhorigen wegens hun betrokkenheid bij bepaalde misdrijven, inbreuken of normschendingen, voor deze misdrijven, inbreuken of normschendingen, van rechtswege de hoedanigheid van beboetingsinstantie, zolang zij voldoen aan de voorwaarden van dit decreet om in die functie te worden aangesteld en voor de lopende duurtijd van hun aanstelling, tot aan de opheffing ervan.

Gedurende een termijn van maximum 5 jaar na de van toepassingstelling van dit decreet, en behoudens andersluidende bepalingen in Vlaamse regelgeving, verkrijgen de personen of instanties die voor de van toepassingstelling van dit decreet op basis van Vlaamse regelgeving bevoegd waren om met betrekking tot bepaalde publieke schade publieke herstelmaatregelen op te leggen of te doen opleggen, voor die publieke schade van rechtswege de hoedanigheid van herstelinstantie, zolang zij voldoen aan de voorwaarden van dit decreet om in die functie te worden aangesteld en voor de lopende duurtijd van hun aanstelling, tot aan de opheffing ervan.

Art. 108.Het kader decreet van 22 maart 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/03/2019 pub. 13/05/2019 numac 2019040957 bron vlaamse overheid Kaderdecreet betreffende de bestuurlijke handhaving sluiten betreffende de bestuurlijke handhaving wordt opgeheven.

In afwijking van het eerste lid blijft het kader decreet van 22 maart 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/03/2019 pub. 13/05/2019 numac 2019040957 bron vlaamse overheid Kaderdecreet betreffende de bestuurlijke handhaving sluiten betreffende de bestuurlijke handhaving, met uitzondering van hoofdstuk 14 en 16 van het voormelde decreet, nog gedurende maximaal drie jaar vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit decreet, van kracht voor de Vlaamse regelgeving die het kader decreet van 22 maart 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/03/2019 pub. 13/05/2019 numac 2019040957 bron vlaamse overheid Kaderdecreet betreffende de bestuurlijke handhaving sluiten betreffende de bestuurlijke handhaving al van toepassing had verklaard.

Zodra de Vlaamse regelgeving, vermeld in het tweede lid, dit decreet van toepassing heeft gesteld, of de van toepassingstelling van het kader decreet van 22 maart 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/03/2019 pub. 13/05/2019 numac 2019040957 bron vlaamse overheid Kaderdecreet betreffende de bestuurlijke handhaving sluiten betreffende de bestuurlijke handhaving ongedaan heeft gemaakt, is het tweede lid er niet langer op van toepassing.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 14 juli 2023.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR _______ Nota (1) Zitting 2022-2023 Documenten:- Ontwerp van kaderdecreet : 1724 - Nr.1 - Verslag : 1724 - Nr. 2 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1724 - Nr. 3 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 12 juli 2023.

^