Etaamb.openjustice.be
Decreet van 23 november 2023
gepubliceerd op 10 januari 2024

Decreet over het jeugd- en kinderrechtenbeleid en de ondersteuning van het jeugdwerk

bron
vlaamse overheid
numac
2023048688
pub.
10/01/2024
prom.
23/11/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 NOVEMBER 2023. - Decreet over het jeugd- en kinderrechtenbeleid en de ondersteuning van het jeugdwerk (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: DECREET over het jeugd- en kinderrechtenbeleid en de ondersteuning van het jeugdwerk HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.

Art. 2.Dit decreet wordt aangehaald als: het Jeugddecreet van 23 november 2023.

Art. 3.In dit decreet wordt verstaan onder: 1° aanspreekpunt integriteit: de persoon of de personen die binnen een of meer verenigingen het aanspreekpunt vormen voor gevallen van grensoverschrijdend gedrag waarbij de individuele fysieke, psychische en seksuele integriteit van personen wordt geschaad;2° administratie: de administratieve entiteit van de Vlaamse administratieve diensten die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het jeugdbeleid, vermeld in artikel 4, 7°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen;3° algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);4° beoordelingscommissie: een beoordelingscommissie als vermeld in artikel 26;5° bovenlokaal: het lokale gemeentelijke belang overstijgend en niet gericht op de gehele Vlaamse Gemeenschap;6° feitelijke vereniging: een vereniging zoals bedoeld in artikel 1:6, § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019;7° gelijkekansenbeleid: het beleid dat gericht is op de bewerkstelliging van gelijke kansen door het ondernemen van prioritaire activiteiten, vermeld in artikel 6, § 2, 1° tot en met 6°, van het decreet van 10 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/07/2008 pub. 23/09/2008 numac 2008203387 bron vlaamse overheid Decreet houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid sluiten houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid;8° geprofessionaliseerd jeugdwerk: de jeugdwerkinitiatieven die minstens één halftijdse equivalent als jeugdwerker tewerkstellen;9° gezondheidsindex: de gezondheidsindex, vermeld in artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen;10° integriteitsbeleid: een geheel van beleidsinstrumenten op organisatieniveau met de volgende doelstellingen: a) de bewaring en de bevordering van de individuele fysieke, psychische en seksuele integriteit van personen;b) de bevordering van de integriteit van de organisatie in haar geheel en het integer handelen van haar jeugdwerkers;11° intergemeentelijk samenwerkingsverband: een vereniging met rechtspersoonlijkheid als vermeld in artikel 396, § 1, van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur type decreet prom. 22/12/2017 pub. 09/02/2018 numac 2018010241 bron vlaamse overheid Decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen sluiten over het lokaal bestuur;12° jeugd: personen tot en met dertig jaar, of een deel van die bevolkingsgroep;13° jeugd- en kinderrechtenbeleid: de integrale en geïntegreerde visie en de daarop gebaseerde systematische en planmatige maatregelen van een overheid die een waarneembaar effect beogen op de jeugd, met bijzondere aandacht voor de kinderrechten, als ethisch en wettelijk kader;14° jeugdraad: een adviesorgaan dat wordt opgericht om de betrokkenheid en de inspraak van de jeugd te verzekeren;15° jeugdwerk: het sociaal-cultureel werk op basis van niet-commerciële doelen voor of door de jeugd van drie tot en met dertig jaar, in de vrije tijd, onder educatieve begeleiding en ter bevordering van de algemene en integrale ontwikkeling van de jeugd, die daaraan deelneemt op vrijwillige basis;16° jeugdwerker: elke persoon die verantwoordelijkheid op zich neemt in jeugdwerk en aantoonbare ervaring heeft, of inspanningen levert op het vlak van scholing of vorming over jeugdwerk;17° kinderen en jongeren met een handicap: kinderen en de jongeren die worden geconfronteerd met een langdurig en belangrijk participatieprobleem dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij de uitvoering van activiteiten en persoonlijke en externe factoren;18° kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie: de kinderen en de jongeren die door hun afkomst, hun thuissituatie of hun statuut een groter risico op achterstelling of uitsluiting lopen;19° kinderrechten: alle fundamentele rechten van kinderen die zijn vastgelegd in het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, de Grondwet en de Europese, regionale en internationale verdragen waarvan België partij is;20° lokaal bestuur: gemeente als vermeld in het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur type decreet prom. 22/12/2017 pub. 09/02/2018 numac 2018010241 bron vlaamse overheid Decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen sluiten over het lokaal bestuur;21° ontvankelijkheidscriteria: de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn opdat een aanvraag verder behandeld kan worden;22° politieke partij: een vereniging van natuurlijke personen, al dan niet met rechtspersoonlijkheid, die aan al de volgende voorwaarden voldoet: a) ze neemt deel aan de door de Grondwet, de wet en het decreet bepaalde verkiezingen;b) ze stelt conform de wettelijke en decretale bepalingen over de verkiezingen van het Vlaams Parlement, de Kamer van volksvertegenwoordigers of het Europees Parlement kandidaten voor;c) ze beoogt binnen de grenzen van de Grondwet, de wet en het decreet de volkswil te beïnvloeden op de wijze die is bepaald in haar statuten of haar programma;23° projectsubsidie: een subsidie die toegekend wordt om de specifieke kosten te ondersteunen die voortvloeien uit een activiteit die qua opzet of doelstelling en in de tijd kan worden afgebakend;24° provincie: een van de provincies van het Nederlandse taalgebied;25° subsidievereisten: de vereisten waaraan een subsidieontvanger moet voldoen om de toegekende subsidie te kunnen behouden;26° subsidievoorwaarden: de voorwaarden die bepalen of een aanvraag al dan niet in aanmerking komt voor een subsidie;27° Verdrag inzake de Rechten van het Kind: het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen in New York op 20 november 1989, en de bijbehorende facultatieve protocollen zoals goedgekeurd door het Vlaams Parlement;28° vereniging: een organisatie met rechtspersoonlijkheid in een van de volgende vormen: a) een vereniging zonder winstoogmerk;b) een stichting;c) een coöperatieve vennootschap met erkenning als sociale onderneming die het doel om rechtstreeks vermogensvoordelen uit te keren of te bezorgen aan haar vennoten, statutair uitsluit;29° werkingssubsidie: een subsidie die toegekend wordt om de personeels- en werkingskosten te ondersteunen die voortvloeien uit een structurele werking die een continu en permanent karakter vertoont. HOOFDSTUK 2. - Instrumenten Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid

Art. 4.Uiterlijk een jaar na het begin van elke regeerperiode legt de Vlaamse Regering een Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan voor aan het Vlaams Parlement. Het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan legt het jeugd- en kinderrechtenbeleid van de Vlaamse Regering vast. Het geeft voor de lopende beleidsperiode en binnen een algehele visie op de jeugd en het jeugd- en kinderrechtenbeleid, de prioritaire, transversale doelstellingen van de Vlaamse Regering aan en ook de resultaatsindicatoren. Binnen een half jaar na het begin van de regeerperiode selecteert de Vlaamse Regering op basis van een omgevingsanalyse minimaal drie en maximaal vijf prioritaire, transversale doelstellingen voor kinderen en jongeren.

Het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, vermeld in het eerste lid, beschrijft de wijze waarop: 1° de Vlaamse Regering binnen haar bevoegdheden de beginselen, vermeld in artikel 2, 3, 6 en 12 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, en de volgende beleidsdoelstellingen uitvoert: a) gelijke kansen creëren en borgen voor alle kinderen en jongeren;b) brede ontwikkelingskansen creëren en borgen voor kinderen en jongeren;c) digitale, fysieke en mentale ruimte creëren voor kinderen en jongeren;d) de formele en informele betrokkenheid van kinderen en jongeren bij de samenleving verhogen;2° de Vlaamse Regering invulling geeft aan kinderrechten en in het bijzonder aan de slotbeschouwingen van het Comité voor de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties, geformuleerd naar aanleiding van het rapport dat door België is ingediend conform artikel 44 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind;3° de Vlaamse Regering uitvoering geeft aan de doelstellingen die zijn bepaald ter uitvoering van het eerste lid. De Vlaamse Regering keurt het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, vermeld in het eerste en tweede lid, goed na inspraak van de jeugd, waarbij ten minste de volgende actoren betrokken worden: 1° de verenigingen die op basis van dit decreet worden gesubsidieerd;2° andere verenigingen dan de verenigingen, vermeld in punt 1°, voor of door kinderen en jongeren, die door hun omvang, opzet of inhoud relevantie hebben voor de Vlaamse Gemeenschap;3° deskundigen op het gebied van de jeugd- of kinderrechten;4° vertegenwoordigers van lokale besturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. De Vlaamse Regering bezorgt een tussentijds rapport over de uitvoering van het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, vermeld in het eerste en tweede lid, na het tweede jaar van uitvoering, en een eindrapport in het laatste jaar van uitvoering aan het Vlaams Parlement en de Kinderrechtencommissaris, vermeld in artikel 3 van het decreet van 15 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/07/1997 pub. 25/11/1997 numac 1997036327 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de eindregeling van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap en van instellingen van openbaar nut voor het begrotingsjaar 1992 type decreet prom. 15/07/1997 pub. 29/08/1997 numac 1997036027 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap type decreet prom. 15/07/1997 pub. 17/09/1997 numac 1997036107 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden type decreet prom. 15/07/1997 pub. 07/10/1997 numac 1997036194 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind sluiten houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris en houdende oprichting van een Commissie van toezicht met betrekking tot voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren.

De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, vermeld in het eerste en tweede lid, en van de verslaggeving, vermeld in het vierde lid.

Art. 5.Er wordt een horizontaal overleg jeugd- en kinderrechtenbeleid georganiseerd over het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleid. Dat overleg bestaat minstens uit de aanspreekpunten jeugd- en kinderrechtenbeleid, vermeld in artikel 6, en de verenigingen, vermeld in artikel 9 tot en met 13.

Alle Vlaamse ministers organiseren jaarlijks voor hun eigen bevoegdheden, ter voorbereiding van de beleidsnota en de beleids- en begrotingstoelichting, een verticaal overleg jeugd- en kinderrechtenbeleid.

De Vlaamse Regering bepaalt de taakstelling, de organisatie en de aanvullende samenstelling van het horizontaal en verticaal overleg jeugd- en kinderrechtenbeleid, vermeld in het eerste en tweede lid, nader.

Art. 6.De leidend ambtenaren van alle departementen en van de intern en extern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid die de Vlaamse Regering daarvoor aanwijst, wijzen een personeelslid aan als aanspreekpunt jeugd- en kinderrechtenbeleid.

De aanspreekpunten jeugd- en kinderrechtenbeleid, vermeld in het eerste lid, hebben de volgende taken: 1° een bijdrage leveren om het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, vermeld in artikel 4, voor te bereiden;2° zorgen voor de monitoring van en verslaggeving over de uitvoering van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, vermeld in artikel 4;3° de effecten op kinderen en jongeren en hun rechten inschatten van het beleid dat door hun departement of agentschap wordt voorbereid of uitgevoerd;4° zorgen voor de monitoring van en verslaggeving over de uitvoering van andere initiatieven van de Vlaamse Regering om het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleid uit te voeren;5° bijdragen en deelnemen aan het horizontaal overleg jeugd- en kinderrechtenbeleid en aan het verticaal overleg jeugd- en kinderrechtenbeleid, vermeld in artikel 5, van het beleidsdomein waarvoor het aanspreekpunt is aangewezen. De Vlaamse Regering kan de taakstelling en de organisatie van de aanspreekpunten jeugd- en kinderrechtenbeleid, vermeld in het tweede lid, nader bepalen.

Art. 7.Bij elk ontwerp van decreet dat wordt ingediend bij het Vlaams Parlement, wordt een kind- en jongereneffectrapport, afgekort JoKER, gevoegd, als de voorgenomen beslissing het belang van personen jonger dan 25 jaar rechtstreeks raakt.

Het JoKER is een openbaar document dat ten minste de volgende informatie bevat: 1° een beschrijving van het effect van de voorgenomen beslissing op de situatie van het kind of de jongere;2° een beschrijving van het effect op de situatie van het kind of de jongere zonder de voorgenomen beslissing;3° alternatieven voor de voorgestelde beslissing, inzonderheid een beschrijving van de beoogde maatregelen om belangrijke nadelige gevolgen van de beslissing voor de situatie van het kind of de jongere te vermijden, te beperken en zo mogelijk te verhelpen. De Vlaamse Regering bepaalt de opmaak en de inhoud van het JoKER, vermeld in het tweede lid, nader.

Art. 8.In dit artikel wordt verstaan onder staat van de jeugd: een wetenschappelijk onderbouwd rapport over de leefwereld van de jeugd, waarin ook longitudinale ontwikkelingen worden gesignaleerd.

De Vlaamse Regering maakt een staat van de jeugd bekend.

De staat van de jeugd verschijnt ten minste om de vijf jaar en maakt deel uit van de omgevingsanalyse, vermeld in artikel 4, eerste lid. HOOFDSTUK 3. - Vlaamse jeugdraad en intermediaire organisaties Afdeling 1. - Vlaamse jeugdraad

Art. 9.§ 1. De Vlaamse Regering richt een Vlaamse jeugdraad op.

De Vlaamse jeugdraad heeft als doel op eigen initiatief of op verzoek van de Vlaamse Regering of van het Vlaams Parlement advies uit te brengen over alle aangelegenheden die de jeugd betreffen. De Vlaamse jeugdraad heeft ook als doel om de jeugd te vertegenwoordigen. De Vlaamse Regering is verplicht advies te vragen over de ontwerpen van decreet en reglementaire ontwerpen van besluit van de Vlaamse Regering die het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, vermeld in artikel 4, uitvoeren. De adviezen zijn niet bindend.

De adviezen, vermeld in het tweede lid, worden verstrekt binnen dertig dagen na de datum waarop de Vlaamse jeugdraad de adviesaanvraag heeft ontvangen. In geval van spoed, die met redenen wordt omkleed, kan de Vlaamse Regering of het Vlaams Parlement de voormelde termijn inkorten zonder dat hij minder dan tien werkdagen mag bedragen. Als die termijn verstreken is zonder dat het advies is uitgebracht, wordt de adviesverplichting geacht te zijn vervuld.

In het derde lid wordt verstaan onder werkdag: alle andere dagen dan wettelijke en decretale feestdagen, zondagen en zaterdagen.

De Vlaamse jeugdraad keurt de adviezen met een tweederdemeerderheid van de aanwezigen goed. Op de vergadering waarin over de adviezen wordt gestemd, is ten minste de helft van de leden aanwezig. Als het voormelde quorum niet wordt bereikt, beslist de Vlaamse jeugdraad, ongeacht het aantal aanwezigen, tijdens de eerstvolgende vergadering over de uitgestelde punten. De adviezen geven ook de minderheidsstandpunten weer, als twee leden daarom vragen.

De Vlaamse Regering geeft duiding en toelichting aan de Vlaamse jeugdraad over haar beslissing over de adviezen die betrekking hebben op de bevoegdheden van de Vlaamse overheid. § 2. De Vlaamse jeugdraad bestaat uit ten minste 16 en ten hoogste 24 leden, waarvan minstens een derde jonger is dan 25 jaar bij het begin van het mandaat. Ten hoogste twee derde van de leden zijn personen van hetzelfde geslacht.

Het lidmaatschap van de Vlaamse jeugdraad is onverenigbaar met: 1° een mandaat in het Europees Parlement, de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement;2° het ambt van minister, staatssecretaris en hun kabinetsleden;3° het statuut van personeelslid van de Vlaamse administratie;4° het statuut van personeelslid van de vereniging, vermeld in artikel 10, eerste lid;5° het lidmaatschap van beoordelingscommissies die opgericht zijn conform artikel 26. De Vlaamse jeugdraad wordt elke drie jaar verkozen. Voor de voormelde verkiezing organiseert de vereniging, vermeld in artikel 10, eerste lid, een publieke oproep tot kandidaatstelling. Minstens de helft en ten hoogste 60% van de leden wordt gekozen uit de kandidaten, die voorgedragen zijn door de verenigingen, vermeld in artikel 31 tot en met 35 en de politieke jongerenbewegingen, vermeld in artikel 46. De Vlaamse jeugdraad kan ook leden coöpteren. § 3. De Vlaamse jeugdraad legt aan de Vlaamse Regering een voorstel voor over de wijze waarop de Vlaamse jeugdraad verkozen wordt en over de wijze waarop de Vlaamse jeugdraad werkt. Op basis van dat voorstel beslist de Vlaamse Regering over het kies- en huishoudelijk reglement. § 4. De Vlaamse Regering verstrekt de Vlaamse jeugdraad, op zijn verzoek, alle informatie die hij nodig heeft om zijn taak te kunnen volbrengen. Afdeling 2. - Intermediaire organisaties

Art. 10.De Vlaamse Regering subsidieert een vereniging die al de volgende opdrachten heeft: 1° de praktijkontwikkeling: een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de verenigingen die op basis van dit decreet worden gesubsidieerd, op basis van evaluatie, praktijkgericht onderzoek en kennisontwikkeling;2° de praktijkondersteuning: als antwoord op praktijkvragen een actieve dienstverlening leveren met het oog op deskundigheidsbevordering, kwaliteitsbevordering, relevante maatschappelijke en sectorgebonden evoluties, innovatie, professionalisering en een duurzame ontwikkeling van de verenigingen die op basis van dit decreet worden gesubsidieerd.De vereniging begeleidt de verenigingen bij de uitbouw van hun jeugdwerkpraktijk; 3° het informeren van en over de verenigingen die op basis van dit decreet worden gesubsidieerd: het organiseren en coördineren van activiteiten die de kennis over de verenigingen bevorderen, die relevante thema's onder de aandacht brengen en die de praktijkgemeenschap versterken en promoten;4° de Vlaamse jeugdraad, vermeld in artikel 9, ondersteunen;5° het realiseren van jeugdinformatie in samenwerking met andere verenigingen die jeugd informeren. De vereniging, vermeld in het eerste lid, stelt haar terreinkennis en specifieke expertise ter beschikking aan de Vlaamse Gemeenschap met het oog op beleidsvoorbereiding, beleidsontwikkeling en beleidsevaluatie.

De Vlaamse Regering wordt gemachtigd toe te treden tot een vereniging als vermeld in het eerste lid. De wijze van participatie van de Vlaamse Gemeenschap wordt vastgelegd in de statuten van de vereniging.

Die statuten en ook alle latere statutenwijzigingen worden onmiddellijk meegedeeld aan het Vlaams Parlement nadat ze zijn goedgekeurd.

Art. 11.De Vlaamse Regering subsidieert een vereniging die al de volgende opdrachten heeft: 1° de kennis over kinderrechten op nationaal en internationaal niveau verhogen en toegankelijk maken.Om de voormelde opdracht te realiseren, voert ze de volgende taken uit: a) actief samenwerken met nationale en internationale actoren inzake de kinderrechten;b) actief een bijdrage leveren tot het stimuleren, het voeren of het ontsluiten van wetenschappelijk onderzoek over kinderrechten voor publieke en private actoren;c) initiatieven nemen en advies verlenen over de omzetting en toepasbaarheid van de wetenschappelijke inzichten over de kinderrechten;2° een rapport van niet-gouvernementele organisaties over de wijze waarop in Vlaanderen invulling gegeven wordt aan de kinderrechten, voorbereiden, opstellen en verspreiden;3° kinderen en jongeren informeren, in samenwerking met publieke en private actoren inzake de kinderrechten, over kinderrechten en het Verdrag inzake de Rechten van het Kind in het bijzonder en over de toepassing en de betekenis ervan in specifieke contexten. De vereniging benadert kinderrechten op interdisciplinaire wijze, op basis van wetenschappelijke, praktijk- en ervaringskennis. De vereniging stelt haar kennis en specifieke expertise ter beschikking aan de Vlaamse Gemeenschap met het oog op beleidsvoorbereiding, beleidsontwikkeling en beleidsevaluatie.

Art. 12.De Vlaamse Regering subsidieert een vereniging als ondersteuningsorganisatie voor de participatie van kinderen en jongeren aan het lokaal jeugdbeleid, voor lokale jeugdambtenaren en voor schepenen bevoegd voor jeugd. De voormelde vereniging heeft al de volgende opdrachten: 1° de praktijkontwikkeling: een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het lokaal jeugdbeleid, op basis van evaluatie, praktijkgericht onderzoek en kennisontwikkeling;het bekendmaken van de prioriteiten van het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, vermeld in artikel 4, bij lokale jeugdambtenaren en schepenen bevoegd voor jeugd met als doel lokale besturen aan te moedigen hierop in te spelen in het lokaal beleid; 2° de praktijkondersteuning: als antwoord op praktijkvragen een actieve dienstverlening leveren met het oog op deskundigheidsbevordering, kwaliteitsbevordering, relevante maatschappelijke en sectorgebonden evoluties, innovatie, professionalisering en een duurzame ontwikkeling van het veld.De vereniging begeleidt de participatie van kinderen en jongeren aan het lokaal jeugdbeleid, lokale jeugdambtenaren en schepenen, bevoegd voor jeugd, bij de uitbouw van hun praktijk; 3° het informeren van kinderen en jongeren, jeugdambtenaren en schepenen bevoegd voor jeugd en het informeren over het lokaal jeugdbeleid: activiteiten organiseren en coördineren die de kennis over het lokaal jeugdbeleid bevorderen, die relevante thema's over lokaal jeugdbeleid onder de aandacht brengen en die de praktijkgemeenschap versterken en promoten. De vereniging, vermeld in het eerste lid, stelt haar terreinkennis en specifieke expertise ter beschikking aan de Vlaamse Gemeenschap met het oog op beleidsvoorbereiding, beleidsontwikkeling en beleidsevaluatie.

De vereniging, vermeld in het eerste lid, is een ledenorganisatie die openstaat voor alle lokale besturen uit het Nederlandse taalgebied en voor de lokale besturen uit het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

Ten minste de helft van de som van de lokale besturen uit het Nederlandse taalgebied en de lokale besturen uit het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, is lid van de ondersteuningsorganisatie. De Vlaamse Gemeenschapscommissie kan lid worden.

Art. 13.De Vlaamse Regering subsidieert de vereniging zonder winstoogmerk JINT - Coördinatieorgaan voor internationale jongerenwerking, dat al de volgende opdrachten heeft: 1° de Europese programma's inzake jeugd uitvoeren conform artikel 2, 26), van verordening (EU) 2021/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van "Erasmus+": het programma van de Unie voor onderwijs en opleiding, jeugd en sport, en tot intrekking van Verordening (EU) Nr.4288/2013 en artikel 23 van verordening (EU) 2021/888 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van het programma "Europees Solidariteitskorps" en tot intrekking van Verordeningen (EU) 2018/1475 en (EU) nr. 375/2014, en de verordeningen die in de plaats treden; 2° de Europese en internationale uitwisseling en samenwerking van, voor en door de jeugd en jeugdwerkers bevorderen;3° door Europese en internationale uitwisseling en samenwerking de volgende doelstellingen nastreven: a) de reflectie over de jeugd, het jeugdwerk en het jeugd- en kinderrechtenbeleid met en door alle betrokken actoren bevorderen;b) de ontwikkeling van de jeugdwerkpraktijk stimuleren en ondersteunen;c) de ontwikkeling en uitvoering van het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleid en de wisselwerking met de Europese beleidskaders ondersteunen. Als uit de periodieke evaluatie, vermeld in artikel 29, blijkt dat de vereniging zonder winstoogmerk JINT - Coördinatieorgaan voor internationale jongerenwerking de opdrachten, vermeld in het eerste lid, niet realiseert, of niet langer voldoet aan de algemene subsidievoorwaarden, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 1, of aan de specifieke subsidievoorwaarden vermeld in artikel 14, kan de Vlaamse Regering een andere vereniging, die voldoet aan de bovenvermelde voorwaarden, aanwijzen om de opdrachten, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, uit te voeren.

De vereniging zonder winstoogmerk JINT - Coördinatieorgaan voor internationale jongerenwerking stelt haar kennis en specifieke expertise ter beschikking aan de Vlaamse Gemeenschap met het oog op beleidsvoorbereiding, beleidsontwikkeling en beleidsevaluatie.

Art. 14.De verenigingen, vermeld in artikel 10 tot en met 13, voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze nemen in hun bestuursorganen op een evenwichtige wijze representatieve partners en specialisten op, die een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de werking van de vereniging;2° ze bezorgen vijfjaarlijks aan de administratie een beleidsnota die de algemene vergadering heeft goedgekeurd.Voor verenigingen die niet over een algemene vergadering beschikken, wordt de beleidsnota goedgekeurd door het bestuursorgaan; 3° ze leveren aanwijsbare inspanningen om bij de samenstelling van de raad van bestuur een gelijkekansenbeleid te voeren;4° ze leveren aanwijsbare inspanningen om bij de samenstelling van het personeelsbestand een gelijkekansenbeleid te voeren;5° de duur van de mandaten van hun bestuur en van hun directie die met het dagelijks bestuur is belast, bedraagt maximaal vijf jaar.

Art. 15.De Vlaamse Regering wijst om de vijf jaar de verenigingen aan die de opdrachten, vermeld in artikel 10 tot en met 12, uitvoeren.

Verenigingen kunnen zich voor maximaal een van de drie subsidievormen, vermeld in artikel 10 tot en met 12, kandidaat stellen. Bij de kandidaatstelling toont de vereniging aan dat ze over de nodige expertise beschikt om de subsidievorm waarvoor ze zich kandidaat stelt, uit te voeren. Ze doet dat via de beleidsnota die wordt ingediend conform artikel 16. De beslissing over de aanwijzing gebeurt samen met de beslissing over het bedrag van de werkingssubsidie.

Art. 16.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag dat aan die vereniging wordt toegekend als werkingssubsidie op basis van al de volgende elementen: 1° een beleidsnota die een vereniging als vermeld in artikel 10 tot en met 13, opstelt voor de volgende vijfjarige beleidsperiode;2° de beschikbare informatie over de werking van die vereniging in de voorbije beleidsperiode. De beleidsnota, vermeld in het eerste lid, 1°, beschrijft de wijze waarop de vereniging invulling geeft aan de opdrachten, vermeld in artikel 10, 11, 12 of 13, en op welke wijze ze een bijdrage levert aan de realisatie van de prioritaire doelstellingen van het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, vermeld in artikel 4. De werkingssubsidie wordt toegekend in de vorm van een vijfjaarlijks financieringsbudget.

De beleidsnota, vermeld in het eerste lid, 1°, komt tot stand na een democratisch proces in de vereniging en een bevraging van de doelgroep. In de voormelde beleidsnota worden de inspanningen gedocumenteerd die in dat verband zijn verricht, en ook de resultaten van het voormelde proces. § 2. Binnen de perken van het krediet dat goedgekeurd is door de Vlaamse decreetgever, kan de Vlaamse Regering: 1° de hoogte van het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag aanpassen aan de evolutie van de gezondheidsindex of aan de verplichtingen voor de werkgevers, opgenomen in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten die tussentijds gesloten zijn tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en die geregistreerd zijn door de bevoegde overheid;2° het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag verminderen als de kredieten die daarvoor zijn opgenomen in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap dat noodzakelijk maken. § 3. De Vlaamse Regering kan de regels voor de procedure om de subsidieaanvraag in te dienen en te behandelen nader bepalen, met inbegrip van regels voor de totstandkoming, de indiening, de inhoud en de beoordeling van de beleidsnota's, vermeld in paragraaf 1.

Art. 17.Met behoud van de toepassing van hoofdstuk 4, afdeling 1, 2 en 3, sluit de Vlaamse Regering met elke vereniging, vermeld in artikel 10 tot en met 13, een overeenkomst voor vijf jaar. De overeenkomst regelt de samenwerking tussen de Vlaamse Regering en de vereniging en het toezicht op de aanwending van middelen die ter beschikking worden gesteld. In de overeenkomst worden ten minste de strategische en operationele doelstellingen en de bijbehorende resultaats-en inspanningsindicatoren bepaald, worden de inspanningen vastgelegd die de vereniging levert voor het gelijkekansenbeleid en voor het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, en wordt het subsidiebedrag opgenomen.

De Vlaamse Regering kan de regels voor de totstandkoming, de inhoud en de naleving van de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, nader bepalen.

Art. 18.Aan de verenigingen, vermeld in artikel 10 tot en met 13, kan de Vlaamse Regering binnen de voorwaarden die ze vaststelt, infrastructuur ter beschikking stellen. De voormelde terbeschikkingstelling is onderworpen aan een overeenkomst die de voorwaarden van de terbeschikkingstelling regelt. De Vlaamse Regering dient de voormelde overeenkomst na de goedkeuring ervan onmiddellijk in bij het Vlaams Parlement. De terbeschikkingstelling geldt tot wederopzegging, zonder dat daaruit enige eis tot schadeloosstelling kan worden gesteld. HOOFDSTUK 4. - Algemene subsidievoorwaarden, subsidievereisten en subsidieregels Afdeling 1. - Subsidievoorwaarden

Art. 19.Een aanvrager kan een subsidie krijgen in het kader van dit decreet als hij voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° de aanvrager is een vereniging;2° in zijn werking aanvaardt de aanvrager de principes en de regels van de democratie, onderschrijft hij ook het Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden en draagt hij ze uit;3° de aanvrager heeft zijn zetel in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;4° de aanvrager zorgt ervoor dat alle gegevens die verband houden met de er kennings- en subsidiëringsvoorwaarden op de zetel voorhanden zijn in het Nederlands en hij stelt die ter beschikking voor toezicht door de administratie;5° de aanvrager draagt de bevoegdheden die wettelijk toekomen aan de algemene vergadering of aan het bestuursorgaan, niet over aan een derde;6° de aanvrager beheert op zelfstandige wijze de financiën en bepaalt het eigen beleid.De naleving van de voormelde voorwaarde blijkt uit de volgende elementen: a) de vereniging beschikt over een eigen secretariaat dat duidelijk kan worden onderscheiden van elke andere rechtspersoon.Het secretariaat van de vereniging bevindt zich op de zetel van de vereniging; b) de vereniging is werkgever en opdrachtgever van haar personeel;c) de vereniging bepaalt haar programmering zelf en voert die zelf uit;d) de vereniging beschikt over een eigen bankrekening;e) de vereniging organiseert activiteiten of verleent diensten in eigen naam;7° de aanvrager erkent het belang van het gebruik van het Nederlands bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten.

Art. 20.Een vereniging komt in aanmerking voor een werkingssubsidie als ze voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° ze voert een integriteitsbeleid.De Vlaamse Regering bepaalt wat onder het voormelde voeren van een integriteitsbeleid moet worden verstaan; 2° ze organiseert een aanspreekpunt integriteit.De Vlaamse Regering bepaalt wat het uitvoeren van de taken van het aanspreekpunt integriteit inhoudt en stelt de wijze vast waarop de organisatie aantoont op welke wijze de voormelde taken worden uitgevoerd; 3° ze maakt het integriteitsbeleid, vermeld in punt 1°, en het aanspreekpunt integriteit, vermeld in punt 2°, publiek bekend. Een vereniging komt in aanmerking voor een projectsubsidie als ze de grondslagen van het integriteitsbeleid, vermeld in artikel 3, 10°, onderschrijft.

Art. 21.De Vlaamse Regering kan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 19 en 20, nader bepalen.

Art. 22.In afwijking van artikel 19, 1°, komen ook feitelijke verenigingen in aanmerking voor de toekenning van subsidies voor experimentele projecten op een terrein als vermeld in artikel 39, eerste lid, 4°.

In afwijking van artikel 19, 1°, komen ook feitelijke verenigingen in aanmerking voor de toekenning van projectsubsidies voor vrijwillig jeugdwerk met kinderen en jongeren met een handicap als vermeld in artikel 44.

In afwijking van artikel 19, 1°, komen alleen intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in aanmerking voor de toekenning van werkingssubsidies als vermeld in artikel 38.

In afwijking van artikel 19, 1°, komt alleen de Vlaamse Gemeenschapscommissie in aanmerking voor de toekenning van subsidies als vermeld in artikel 47.

De werkingssubsidies die worden toegekend aan verenigingen als vermeld in artikel 31 tot en met 35, en de projectsubsidies, vermeld in artikel 43, kunnen niet gecumuleerd worden. De begunstigde of zijn deelwerkingen kunnen alleen op basis van één van deze artikelen middelen ontvangen.

Verenigingen die activiteiten uitoefenen die gericht zijn op de hele Vlaamse Gemeenschap, komen alleen in aanmerking voor subsidiëring als vermeld in artikel 31 tot en met 33, of artikel 39, eerste lid, 1° tot en met 3°.

Verenigingen die activiteiten uitoefenen die niet gericht zijn op de hele Vlaamse Gemeenschap, komen alleen in aanmerking voor subsidiëring als vermeld in artikel 34, 35, 38, 39, eerste lid, 4°, 43 en 44. Afdeling 2. - Subsidievereisten

Art. 23.In dit artikel wordt verstaan onder: 1° financiële verantwoording: een verantwoording waarbij wordt aangetoond welke kosten zijn gemaakt om de activiteiten uit te voeren waarvoor de subsidie is toegekend en welke opbrengsten de begunstigde in het kader van de voormelde activiteit heeft verworven uit de activiteiten zelf of uit andere bronnen;2° functionele verantwoording: een verantwoording waarbij wordt aangetoond op welke wijze de activiteit is uitgevoerd waarvoor de subsidie is toegekend. Vanaf het ogenblik dat hij erkend wordt of een belofte van subsidiëring ontvangt, voldoet de begunstigde aan al de volgende vereisten: 1° meewerken aan onderzoek, met inbegrip van het verzamelen van data over de werking van de begunstigde, dat door of namens de Vlaamse Regering wordt georganiseerd met het oog op het voeren van een jeugd- en kinderrechtenbeleid;2° het logo van de Vlaamse Gemeenschap opnemen op alle informatiedragers die betrekking hebben op initiatieven die gesubsidieerd worden in het kader van dit decreet;3° een functionele en een financiële verantwoording van het gebruik van de subsidie indienen die zijn goedgekeurd door de algemene vergadering van de vereniging.De functionele verantwoording bestaat uit een werkingsverslag. De financiële verantwoording bestaat uit een financieel verslag; 4° een boekhouding voeren en die zo organiseren dat het gebruik van de subsidies op elk ogenblik financieel kan worden gecontroleerd;5° toestaan dat de administratie en het Rekenhof de werking en de boekhouding, zo nodig ter plaatse, onderzoeken;6° jaarlijks de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten openbaar maken via een fysiek of digitaal medium. Voor verenigingen die niet over een algemene vergadering beschikken, wordt de functionele en financiële verantwoording, vermeld in het tweede lid, 3°, goedgekeurd door het bestuursorgaan.

De verenigingen die op basis van dit decreet een werkingssubsidie ontvangen, dienen jaarlijks, samen met de financiële verantwoording, vermeld in het tweede lid, 3°, bij de administratie een verslag in van een bedrijfsrevisor die lid is van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren of van een externe accountant die geen andere opdrachten vervult voor de vereniging.

Bij verenigingen die op basis van dit decreet een werkingssubsidie ontvangen, wordt minstens een keer tijdens de periode waarop de subsidie betrekking heeft, een plaatsbezoek georganiseerd. Tijdens het plaatsbezoek wordt de realisatie van de activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend, besproken aan de hand van de informatie uit de functionele en financiële verantwoording, vermeld in het tweede lid, 3°, van de voorgaande jaren.

Op het einde van de twee boekjaren vóór het jaar waarop de werkingssubsidie betrekking heeft, heeft de vereniging een positief eigen vermogen. Als dat niet het geval is, legt de vereniging, samen met het financieel verslag, vermeld in het tweede lid, 3°, een financieel plan ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voor. In het voormelde financieel plan wordt aangetoond op welke manier een positief eigen vermogen wordt gerealiseerd. Als er geen financieel plan wordt voorgelegd, of als het financieel plan niet voldoet, kunnen de erkenning en de subsidiëring worden stopgezet.

Art. 24.De Vlaamse Regering kan de subsidievereisten, vermeld in artikel 23, en de regels voor het moment en de wijze waarop de subsidievereisten worden gecontroleerd, nader bepalen. Afdeling 3. - Beoordeling van subsidieaanvragen

Art. 25.Om de hoogte van de subsidiebedragen voor de verenigingen, vermeld in artikel 10 tot en met 13, te bepalen, om de hoogte van de variabele werkingssubsidies vermeld in artikel 36, tweede tot en met vierde lid, te bepalen, en om de hoogte van de projectsubsidies, vermeld in artikel 39, 41, 43 en 44, te bepalen, worden, rekening houdend met de specificiteit van de organisatie en de subsidievorm, de volgende beoordelingscriteria toegepast: 1° profilering en positionering;2° langetermijnvisie;3° inhoudelijk concept en concrete uitwerking;4° samenwerking en netwerking met andere actoren in binnen- of buitenland;5° haalbaarheid;6° bereik;7° gelijkekansenbeleid;8° financiële onderbouw van de werking;9° transparantie die wordt verschaft over de relatie van de initiatieven van de vereniging die voor subsidiëring worden voorgesteld enerzijds met andere initiatieven van die vereniging anderzijds, en de wijze waarop die initiatieven gefinancierd worden;10° geografische spreiding. Als de vereniging al wordt gesubsidieerd op basis van dit decreet, wordt ook rekening gehouden met de wijze waarop de vereniging invulling heeft gegeven aan de verplichtingen die ze moet naleven in het kader van die subsidiëring.

Art. 26.Voor de advisering over de toekenning van variabele werkingssubsidies aan de verenigingen, vermeld in artikel 36, tweede tot en met vierde lid, en de toekenning van projectsubsidies, vermeld in artikel 39, stelt de Vlaamse Regering een of meer beoordelingscommissies samen met personen die aanwijsbaar over de nodige expertise beschikken.

Een beoordelingscommissie als vermeld in het eerste lid kan alle initiatieven nemen die nodig zijn voor het uitvoeren van de opdracht, vermeld in het eerste lid.

De leden van een beoordelingscommissie als vermeld in het eerste lid ont- vangen een vergoeding voor hun werkzaamheden en verplaatsingen.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten van de voormelde vergoedingen.

Het lidmaatschap van een beoordelingscommissie als vermeld in het eerste lid is niet verenigbaar met: 1° de hoedanigheid van lid van de Vlaamse jeugdraad, personeelslid of lid van de raad van bestuur van de vereniging, vermeld in artikel 15, eerste lid;2° de hoedanigheid van personeelslid of lid van de raad van bestuur van een organisatie waarvan de beleidsnota, vermeld in artikel 37, § 1, of de subsidieaanvraag moet worden behandeld door de beoordelingscommissie. Een lid van een beoordelingscommissie als vermeld in het eerste lid, wordt aangesteld voor vijf jaar. Dat mandaat kan maar één keer verlengd worden. Het lidmaatschap van dezelfde commissie kan maximaal tien jaar bedragen.

De Vlaamse Regering bepaalt de vereiste expertise van de personen, vermeld in het eerste lid, en de samenstelling, de werking, de besluitvorming, en de ondersteuning van de beoordelingscommissies, vermeld in het eerste lid, nader.

Art. 27.Een vereniging die op basis van dit decreet een werkingssubsidie ontvangt, kan een reserve aanleggen met eigen inkomsten en subsidies.

Ten laste van de subsidie kan jaarlijks maximaal 10% van het voor dat jaar toegekende subsidiebedrag gereserveerd worden.

Als de vereniging op het einde van de vijfjarige beleidsperiode nog beschikt over een reserve, kan ze die reserve overdragen naar de volgende beleidsperiode op voorwaarde dat, ten opzichte van de bestaande reserve bij het begin van de beleidsperiode, de aangroei niet meer bedraagt dan 20% van de gemiddelde jaarlijkse kosten berekend over de beleidsperiode. De Vlaamse Regering kan een afwijking toestaan van het bepaalde percentage, op voorwaarde dat de vereniging daartoe aan de administratie een gemotiveerd bestedingsplan bezorgt voor de te veel opgebouwde reserve of voor de gehele reserve.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor de voormelde reservevorming nader.

Art. 28.De verenigingen waarvan wordt vastgesteld dat ze aan alle voorwaarden voldoen voor de toekenning van een werkingssubsidie, vermeld in artikel 10 tot en met 13 en artikel 36, ontvangen per semester een voorschot van 45% van het subsidiebedrag dat voor dat jaar toegekend wordt.

Het saldo wordt uitbetaald voor 30 september van het volgende jaar. Afdeling 4. - Sancties bij niet-naleving van erkennings- of

subsidievoorwaarden, of subsidievereisten

Art. 29.§ 1. Er wordt periodiek geëvalueerd of de erkende en gesubsidieerde verenigingen voldoen aan: 1° de erkenningsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk 5, afdeling 2 en 3;2° de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 19 en 20;3° de subsidievereisten, vermeld in artikel 23;4° de bepalingen in de overeenkomst die de Vlaamse Regering heeft gesloten met de gesubsidieerde vereniging, vermeld in artikel 17 en 37, § 7. Als blijkt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden of bepalingen, bedoeld in het eerste lid, wordt de erkenning ingetrokken, of de subsidiëring stopgezet vanaf het moment van die vaststelling. § 2. In de volgende gevallen wordt het teveel aan toegekende subsidie ingehouden van het nog uit te keren saldo van de subsidie en wordt het eventueel daarna nog resterende bedrag in mindering gebracht op de nog uit te betalen subsidies, tot maximaal het bedrag van de subsidie die toegekend is voor dat werkingsjaar: 1° uit de bewijsstukken over het vorige jaar blijkt dat de uitgekeerde voorschotten op de subsidies hoger zijn dan de door de begunstigde verantwoorde uitgaven;2° er is niet voldaan aan de bepalingen in de overeenkomst die de Vlaamse Regering heeft gesloten met de gesubsidieerde vereniging, vermeld in artikel 17 en 37, § 7;3° de som van de voorschotten die uitbetaald wordt aan de vereniging, is hoger dan de subsidie die toegekend wordt voor het jaar in kwestie. § 3. In de gevallen, vermeld in paragraaf 1 en 2, wordt het standpunt van de administratie schriftelijk meegedeeld aan de begunstigde.

Daarbij wordt de begunstigde uitgenodigd om zijn eventuele bezwaren bekend te maken aan de administratie. Na de indiening van dat bezwaarschrift wordt een beslissing genomen en meegedeeld aan de begunstigde. Als de begunstigde niet akkoord gaat met de beslissing, kan hij beroep indienen bij de Vlaamse Regering. § 4. De Vlaamse Regering kan de regels voor de periodieke evaluatie, de bezwaarprocedure, vermeld in dit artikel, en de termijnen nader bepalen. HOOFDSTUK 5. - Werkingssubsidies Afdeling 1. - Erkenning

Art. 30.Vijfjaarlijks kunnen verenigingen, vermeld in artikel 31 tot en met 35, een erkenningsaanvraag indienen.

De vereniging dient vóór 1 juni van het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van erkenning, een aanvraag in waarin ze expliciet aangeeft of ze een erken ning vraagt als landelijk georganiseerde jeugdvereniging, vermeld in artikel 31, als vereniging informatie en participatie, vermeld in artikel 32, als cultuureducatieve vereniging, vermeld in artikel 33, als geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren met een handicap, vermeld in artikel 34, of als geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie, vermeld in artikel 35.

In de erkenningsaanvraag, vermeld in het tweede lid, toont de vereniging aan dat ze op het moment van de aanvraag voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° de algemene subsidievoorwaarden, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 1; 2° de specifieke subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 31, 32, 33, 34 of 35;3° de vereniging heeft op het einde van de twee boekjaren vóór het jaar waarin de erkenningsaanvraag, vermeld in artikel 30, wordt ingediend, een positief eigen vermogen.Als dat niet het geval is, legt de vereniging, samen met de erkenningsaanvraag, vermeld in het eerste lid, een financieel plan ter goed- keuring aan de Vlaamse Regering voor. In het voormelde financieel plan wordt aangetoond op welke manier een positief eigen vermogen wordt gerealiseerd. Als er geen financieel plan wordt voorgelegd of als het financieel plan niet voldoet, wordt de vereniging niet erkend.

Een aanvraag is onontvankelijk als ze niet tijdig of onvolledig is ingediend conform het tweede en derde lid. Een onvolledige aanvraag kan worden vervolledigd.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de termijn waarin, en de wijze waarop een erkenningsaanvraag ingediend, vervolledigd, behandeld, en beoordeeld wordt.

De erkenning als landelijk georganiseerde jeugdvereniging, vermeld in artikel 31, vereniging informatie en participatie, vermeld in artikel 32, cultuureducatieve vereniging, vermeld in artikel 33, geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren met een handicap, vermeld in artikel 34, en een geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie, vermeld in artikel 35, wordt door de Vlaamse Regering toegekend voor zolang de verenigingen voldoen aan de algemene subsidievoorwaarden, ver- meld in hoofdstuk 4, afdeling 1, en de specifieke voorwaarden, vermeld in afdeling 2 of 3 van dit hoofdstuk. Afdeling 2. - Landelijk georganiseerde jeugdverenigingen, verenigingen

informatie en participatie en cultuureducatieve verenigingen

Art. 31.§ 1. Een vereniging kan worden erkend als landelijk georganiseerde jeugdvereniging als ze aan jeugdwerk doet met deelnemers uit minstens vier provincies of uit drie provincies en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. De naleving van de voormelde voorwaarde blijkt uit haar activiteiten.

Voor de toepassing van paragraaf 2 tot en met 6 wordt het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gelijkgesteld met een provincie. § 2. Een vereniging kan worden erkend als landelijk georganiseerde jeugdvereniging als de vereniging jaarlijks minstens zes keer een van de volgende modules realiseert: 1° begeleiding van lokale jeugdwerkinitiatieven;2° activiteitenaanbod voor de jeugd;3° vorming van jeugdwerkers. De module, vermeld in het eerste lid, 1°, kan ten hoogste drie keer voor de erkenning in aanmerking worden genomen.

De module, vermeld in het eerste lid, 3°, wordt ten minste één keer voor de erkenning in aanmerking genomen.

De module, vermeld in het eerste lid, 3°, kan met digitale initiatieven worden gerealiseerd, behalve als de ingebrachte initiatieven betrekking hebben op kadervorming als vermeld in hoofdstuk 7.

De Vlaamse Regering kan de voorwaarden voor het vervullen van de modules, vermeld in dit artikel, nader bepalen. § 3. In deze paragraaf wordt verstaan onder lokaal jeugdwerkinitiatief: een werking die zoals blijkt uit haar doelstellingen en handelingen aan jeugdwerk doet en waarbij het merendeel van de deelnemers uit een of een beperkt aantal aangrenzende gemeenten komt. Uitzondering daarop vormen de jeugdwerkinitiatieven van districtsraden, Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn, gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Met toepassing van dit decreet worden ze beschouwd als lokale jeugdwerkinitiatieven, met dien verstande dat elk van de voornoemde besturen maar een keer wordt meegeteld met het oog op het behalen van de erkenningsnorm.

Een landelijk georganiseerde jeugdvereniging die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, realiseert, begeleidt in ten minste vier provincies telkens ten minste twee actieve lokale jeugdwerkinitiatieven met een totaal van minstens tien actieve lokale jeugdwerkinitiatieven.

De landelijk georganiseerde jeugdvereniging kan aantonen dat ze de lokale jeugdwerkinitiatieven die voor erkenning worden ingebracht, in de loop van het vorige kalenderjaar effectief begeleid heeft.

Een begeleiding als vermeld in het derde lid, bestaat per kalenderjaar en per lokale werking minimaal uit een van de volgende vormen: 1° begeleiding en coaching op maat: een specifiek inhoudelijk aanbod voor een lokaal jeugdwerkinitiatief of een coaching op maat, bijgewoond door minstens een jeugdwerker van dat lokale jeugdwerkinitiatief.De begeleiding of coaching op maat duurt minimaal twee uur. De begeleiding en coaching op maat kan met digitale activiteiten worden gerealiseerd; 2° intervisietraject: een specifieke overlegvorm met verschillende lokale jeugdwerkinitiatieven die lid zijn van de vereniging.Tijdens de intervisiemomenten worden concrete werkproblemen samen verhelderd en wordt gezocht naar oplossingen. Een lokaal jeugdwerkinitiatief neemt deel aan minimaal drie sessies van twee uur. Een aanbod met dezelfde jeugdwerkers op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een sessie.

Een vereniging die lokale jeugdwerkinitiatieven begeleidt, maakt de voorwaarden bekend waaronder lokale jeugdwerkinitiatieven lid kunnen worden van de vereniging, en maakt ook bekend wat het aanbod is van de vereniging voor lokale jeugdwerkinitiatieven.

De landelijk georganiseerde jeugdvereniging laat de lokale jeugdwerkinitiatieven vrij toetreden op voorwaarde dat ze jaarlijks een eigen bijdrage aan de landelijk georganiseerde jeugdvereniging betalen. Het is ook mogelijk dat de lokale jeugdwerkinitiatieven deelwerkingen zijn van de landelijk georganiseerde jeugdvereniging.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal actieve lokale jeugdverenigingen in evenredige mate vermeerderd. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd. § 4. Een landelijk georganiseerde jeugdvereniging die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, realiseert, organiseert op jaarbasis minstens 1250 deelnemersuren vormende, ontspannende of informatieve initiatieven voor de jeugd waaraan deelgenomen wordt op vrijwillige basis. De initiatieven duren ten minste twee uur per dag.

Ten hoogste tien uur per dag wordt in aanmerking genomen.

De landelijk georganiseerde jeugdvereniging realiseert minstens tien initiatieven als vermeld in het eerste lid, met minstens vier deelnemers per initiatief. Een meerdaags verblijf geldt als een initiatief. Ook een activiteitenreeks wordt beschouwd als een initiatief. De initiatieven hebben pedagogische doelstellingen en verlopen onder begeleiding en via een interactief proces.

Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een initiatief als vermeld in het eerste lid. De deelnemers komen uit ten minste vier provincies. Voor elk van die vier provincies geldt dat inwoners uit die provincie samen ten minste 175 deelnemersuren realiseren. Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volstaan zestig deelnemersuren.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal deelnemersuren in evenredige mate vermeerderd. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd. Het minimale aantal initiatieven, vermeld in het tweede lid, stijgt niet. § 5. Een landelijk georganiseerde jeugdvereniging die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 3°, realiseert, presteert op jaarbasis minstens 75 vormingsuren die gespreid zijn over minstens tien vormingsinitiatieven op jaarbasis. Een meerdaags verblijf geldt als een initiatief. Ook een vormingsreeks geldt als een initiatief. De initiatieven duren ten minste twee uur per dag, met per initiatief minstens vier deelnemers. Ten hoogste tien uur per dag wordt in aanmerking genomen. De initiatieven hebben een duidelijk vormend karakter voor de betrokken, eventueel toekomstige, jeugdwerkers. Ze zijn interactief opgebouwd en verlopen onder pedagogische begeleiding.

Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een initiatief als vermeld in het eerste lid. De deelnemers komen uit ten minste vier provincies. Voor elk van die vier provincies geldt dat inwoners uit die provincie samen ten minste 75 deelnemersuren realiseren. Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volstaan 25 deelnemersuren.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 3°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal vormingsuren in evenredige mate vermeerderd. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd. Het minimale aantal initiatieven, vermeld in het eerste lid, stijgt niet. § 6. De initiatieven, vermeld in paragraaf 4 en 5, voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze beantwoorden aan de doelstellingen van de landelijk georganiseerde jeugdvereniging, vermeld in de statuten;2° het aanbod is gedifferentieerd en wordt gekenmerkt door een pedagogische aanpak die blijkt uit de voorbereiding, het programma en de voortgangscontrole;3° elke begeleider is minstens zestien jaar oud;4° per vijftien deelnemers is er ten minste een begeleider aanwezig.

Art. 32.§ 1. Een vereniging die een of meer van de volgende doelstellingen vervult, kan worden erkend als vereniging informatie en participatie: 1° een kwaliteitsvol informatieaanbod voor of over de jeugd of over kinderrechten maken of overbrengen;2° participatieprocessen van de jeugd in het beleid van overheden, instellingen of organisaties begeleiden, met als doel de jeugd te betrekken bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van het beleid van overheden, instellingen of organisaties;3° mediaproductie door en over de jeugd begeleiden. De verenigingen die erkend zijn of structureel gesubsidieerd worden in het beleidsdomein onderwijs en vorming, komen niet in aanmerking voor de werkingssubsidies, vermeld in dit artikel. § 2. Een vereniging kan worden erkend als vereniging informatie en participatie als de vereniging jaarlijks minstens zes keer een van de volgende modules realiseert: 1° informeren van de jeugd in de vrije tijd;2° informeren van de jeugd buiten de vrije tijd of informeren over de jeugd of over de kinderrechten;3° aanmaken van informatieproducten voor of over de jeugd of over de kinderrechten;4° vorming van jeugdwerkers of jeugdredacties;5° begeleiding van beleidsparticipatieprocessen als vermeld in paragraaf 7, eerste lid;6° mediaproductie in de vrije tijd door en over de jeugd;7° beantwoorden van vragen van of over de jeugd of over kinderrechten. De modules, vermeld in het eerste lid, 2° tot en met 5° en 7°, kunnen elk maximaal drie keer voor erkenning in aanmerking genomen worden. De module, vermeld in het eerste lid, 6°, wordt minstens één keer gecombineerd met de module, vermeld in het eerste lid, 4°. In die combinatie komen alleen initiatieven in aanmerking waarbij jeugdredacties worden gevormd om de module, vermeld in het eerste lid, 4°, te realiseren.

Als de module, vermeld in het eerste lid, 1°, drie keer wordt gerealiseerd, wordt die module ten minste één keer gecombineerd met de module, vermeld in het eerste lid, 4°. In die combinatie komen alleen initiatieven in aanmerking waarbij jeugdwerkers worden gevormd om de module, vermeld in het eerste lid, 4°, te realiseren.

De module, vermeld in het eerste lid, 4°, kan met digitale initiatieven worden gerealiseerd, behalve als de ingebrachte initiatieven betrekking hebben op kadervorming als vermeld in hoofdstuk 7.

De Vlaamse Regering kan de voorwaarden voor het vervullen van de modules, vermeld in dit artikel, nader bepalen. § 3. Een vereniging informatie en participatie die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, realiseert, organiseert op jaarbasis minstens 1250 deelnemersuren vormende of informatieve initiatieven voor de jeugd in de vrije tijd waaraan deelgenomen wordt op vrijwillige basis. De vereniging informatie en participatie realiseert minstens tien initiatieven met minstens vier deelnemers per initiatief. De initiatieven hebben pedagogische doelstellingen en verlopen onder begeleiding. De initiatieven duren ten minste een uur per dag. Ten hoogste acht uur per dag wordt in aanmerking genomen. Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een initiatief. Een meerdaags verblijf geldt als een initiatief. Ook een activiteitenreeks wordt beschouwd als een initiatief.

De activiteiten worden gerealiseerd met deelnemers uit ten minste drie provincies. Daarbij wordt het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gelijkgesteld met een provincie. Voor elk van die drie provincies geldt dat inwoners uit die provincie samen ten minste 175 deelnemersuren realiseren. Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volstaan zestig deelnemersuren.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal deelnemersuren in evenredige mate vermeerderd. Het minimale aantal initiatieven als vermeld in het eerste lid, stijgt niet. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd. § 4. Een vereniging informatie en participatie die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, realiseert, organiseert op jaarbasis minstens 1250 deelnemersuren vormende of informatieve initiatieven voor de jeugd buiten de vrije tijd of over de jeugd of over de kinderrechten. De vereniging informatie en participatie realiseert minstens tien initiatieven met minstens vier deelnemers per initiatief. De initiatieven hebben pedagogische doelstellingen en verlopen onder begeleiding. De initiatieven duren ten minste een uur per dag. Ten hoogste acht uur per dag worden in aanmerking genomen.

Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een initiatief. Een meerdaags verblijf geldt als een initiatief. Ook een activiteitenreeks wordt beschouwd als een initiatief.

De activiteiten worden gerealiseerd met deelnemers uit ten minste drie provincies. Daarbij wordt het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gelijkgesteld met een provincie. Voor elk van die drie provincies geldt dat inwoners uit die provincie samen ten minste 175 deelnemersuren realiseren. Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volstaan zestig deelnemersuren.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal deelnemersuren in evenredige mate vermeerderd. Het minimale aantal initiatieven als vermeld in het eerste lid, stijgt niet. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd. § 5. Een vereniging die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 3°, realiseert, vervult op jaarbasis een of meer van de volgende doelstellingen: 1° minstens drie up-to-date informatieproducten van zichzelf ter beschikking stellen.De informatieproducten mogen maximaal vijf jaar oud zijn; 2° een gespecialiseerde en actueel gehouden databank of interactieve website ter beschikking stellen om specifieke informatie te verstrekken.Die informatie is coherent en wordt jaarlijks minimaal zes keer bijgewerkt.

De informatieproducten of de website of databank, vermeld in het eerste lid, verlenen geen informatie over de eigen werking van de vereniging informatie en participatie. De informatieproducten of de website of databank, vermeld in het eerste lid, adverteren ook geen product, evenement of dienstverlening. De informatieproducten of de website of databank, vermeld in het eerste lid, voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° het informatieproduct is publiek raadpleegbaar;2° het informatieproduct krijgt inhoud en vorm in samenwerking met de doelgroep waarvoor het is bedoeld;3° producten die bestemd zijn voor de jeugd beantwoorden aan de vragen en informatiebehoeften van de jeugd en worden aangeboden in een vorm die beantwoordt aan de leefwereld van de jeugd. De vereniging levert het bewijs van het participatieproces bij de totstandkoming van het informatieproduct, vermeld in het eerste lid.

Ze zorgt ook voor de promotie van haar informatieproducten.

Elk informatieproduct als vermeld in het eerste lid, wordt op jaarbasis mintens 250 keer verkocht, 500 keer door individuele burgers aangevraagd of heeft 750 weergaves. Een informatieve website of databank als vermeld in het eerste lid, telt op jaarbasis ten minste 50.000 paginaweergaves.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 3°, verschillende keren wordt gerealiseerd, worden het aantal eigen informatieproducten, databanken of websites als vermeld in het eerste lid, dat ter beschikking wordt gesteld en het aantal productafnames of paginaweergaves in evenredige mate vermeerderd. § 6. Een vereniging informatie en participatie die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, realiseert, organiseert op jaarbasis minstens 75 vormingsuren die gespreid zijn over minstens tien vormingsinitiatieven. De initiatieven hebben een duidelijk vormend karakter. De initiatieven zijn interactief opgebouwd en verlopen onder pedagogische begeleiding.

De initiatieven, vermeld in het eerste lid, duren ten minste twee uur per dag, met per initiatief minstens vier deelnemers. Ten hoogste tien uur per dag wordt in aanmerking genomen. Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een initiatief. Een meerdaags verblijf geldt als een initiatief. Ook een vormingsreeks geldt als een initiatief.

De deelnemers komen uit ten minste vier provincies. Daarbij wordt het twee taligegebied Brussel-Hoofdstad gelijkgesteld met een provincie.

Voor elk van die vier provincies geldt dat inwoners uit die provincie samen ten minste 75 deelnemersuren realiseren. Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volstaan 25 deelnemersuren.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal vormingsuren in evenredige mate vermeerderd. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd. Het minimale aantal initiatieven, vermeld in het eerste lid, stijgt niet. § 7. In deze paragraaf wordt verstaan onder beleidsparticipatieproces: een proces waarbij kinderen en jongeren begeleid worden bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van het beleid van overheden, instellingen of organisaties op basis van de behoeften en wensen van de jeugd in overleg met de betrokken overheid, instelling of organisatie. Elk proces bestaat uit ten minste drie activiteiten in een periode van maximaal twaalf maanden. Elke activiteit duurt ten minste twee uur en er zijn telkens ten minste zes kinderen of jongeren aanwezig per activiteit. Activiteiten die worden georganiseerd voor kinderen jonger dan dertien jaar, duren ten minste een uur. Ten hoogste acht uur per dag wordt in aanmerking genomen.

Een vereniging informatie en participatie die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 5°, realiseert, begeleidt de jeugd bij ten minste vijf beleidsparticipatieprocessen.

De deelnemers komen uit ten minste vier provincies. Daarbij wordt het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gelijkgesteld met een provincie.

Voor elk van die vier provincies geldt dat inwoners uit die provincie samen ten minste 36 deelnemersuren realiseren.

De vereniging levert het bewijs van een effectief beleidsparticipatieproces met de jeugd. Alleen de processen die afgelopen zijn in het jaar waarover gerapporteerd wordt, komen in aanmerking om de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 5°, te realiseren.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 5°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal activiteiten in evenredige mate vermeerderd. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd. § 8. Een vereniging informatie en participatie die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 6°, realiseert: 1° publiceert vijftig verschillende persteksten of vijftig verschillende fotoreportages of verspreidt dertig verschillende audioreportages of vijftien verschillende audiovisuele reportages op jaarbasis, die de correcte beeldvorming van en over de jeugd versterken.Het hele productieproces ligt in handen van de jeugd; 2° toont een ruime publieke verspreiding van de artikels of reportages aan. Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 6°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal artikels of reportages in evenredige mate vermeerderd. § 9. Een vereniging informatie en participatie die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 7°, realiseert, registreert op jaarbasis 1250 beantwoorde vragen van of over de jeugd of over kinderrechten.

Alleen de vragen die niet de bedoeling hebben om informatie te krijgen over de werking, producten, dienstverlening of evenementen van de vereniging informatie en participatie, komen in aanmerking. De vereniging toont haar interne strategie aan voor de wijze waarop de kwaliteit van het beantwoorden van vragen wordt bewaakt. Ze maakt haar aanbod ruim publiek bekend en toont aan zich te richten op het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 7°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal beantwoorde vragen in evenredige mate vermeerderd. § 10. De initiatieven, vermeld in paragraaf 3, 4, 6 en 7, voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° het aanbod is gedifferentieerd en wordt gekenmerkt door een pedagogische aanpak die blijkt uit de voorbereiding, het programma en de voortgangscontrole;2° elke begeleider is minstens zestien jaar oud. Voor initiatieven als vermeld in paragraaf 3, 6 en 7 geldt naast de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, dat er per vijftien deelnemers ten minste een begeleider aanwezig is.

Voor initiatieven als vermeld in paragraaf 4 geldt naast de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, dat er per 25 deelnemers ten minste een begeleider aanwezig is.

Voor initiatieven als vermeld in paragraaf 6 geldt naast de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, dat er per vijftig deelnemers ten minste een begeleider aanwezig is, in geval van een initiatief op een studiedag van een andere organisatie, of in geval van een digitaal initiatief.

Art. 33.§ 1. Een vereniging kan worden erkend als cultuureducatieve vereniging als ze in hoofdzaak de volgende doelstellingen heeft: 1° de artistieke creativiteit van de jeugd stimuleren;2° de jeugd de taal van de kunsten leren begrijpen en gebruiken. § 2. Een vereniging kan worden erkend als cultuureducatieve vereniging als de vereniging jaarlijks minstens zes keer een van de volgende modules realiseert: 1° organiseren van een cultuureducatief activiteitenaanbod voor de jeugd in de vrije tijd;2° organiseren van een cultuureducatief activiteitenaanbod voor de jeugd buiten de vrije tijd;3° vorming van cultuureducatieve begeleiders;4° begeleiden van jongeren naar een artistiek product;5° begeleiden van lokale cultuureducatieve initiatieven voor de jeugd als vermeld in paragraaf 7, eerste lid. Minimaal drie van de modules, vermeld in het eerste lid, worden gerealiseerd in de vrije tijd. De module, vermeld in het eerste lid, 4°, kan maximaal twee keer voor erkenning in aanmerking genomen worden.

Als de module, vermeld in het eerste lid, 1°, drie keer wordt gerealiseerd, wordt die module ten minste één keer gecombineerd met de module, vermeld in het eerste lid, 3°. De module, vermeld in het eerste lid, 3°, kan met digitale initiatieven worden gerealiseerd, behalve als de ingebrachte initiatieven betrekking hebben op kadervorming als vermeld in hoofdstuk 7.

De Vlaamse Regering kan de voorwaarden voor het vervullen van de modules, vermeld in dit artikel, nader bepalen. § 3. Een cultuureducatieve vereniging die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, realiseert, organiseert op jaarbasis minstens 1250 deelnemersuren cultuureducatieve initiatieven waaraan deelgenomen wordt op vrijwillige basis. De vereniging realiseert minstens tien initiatieven in de vrije tijd, met minstens vier deelnemers per initiatief. Een meerdaags verblijf geldt als een initiatief. Ook een activiteitenreeks wordt beschouwd als een initiatief.

Een initiatief als vermeld in het eerste lid, duurt minstens twee uur per dag. Ten hoogste acht uur per dag wordt in aanmerking genomen.

Initiatieven als vermeld in het eerste lid, die georganiseerd worden voor kleuters, duren minstens een uur. Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een initiatief als vermeld in het eerste lid.

De activiteiten worden gerealiseerd met deelnemers uit ten minste drie provincies. Daarbij wordt het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gelijkgesteld met een provincie. Voor elk van die drie provincies geldt dat inwoners uit die provincie samen ten minste 175 deelnemersuren realiseren. Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volstaan zestig deelnemersuren.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal deelnemersuren in evenredige mate vermeerderd.

Het minimale aantal initiatieven, vermeld in het eerste lid, stijgt niet. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd. § 4. Een cultuureducatieve vereniging die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, realiseert, organiseert op jaarbasis minstens 1250 deelnemersuren cultuureducatieve initiatieven buiten de vrije tijd. Ze realiseert minstens tien initiatieven, met minstens vier deelnemers per initiatief. Een meerdaags verblijf geldt als een initiatief. Ook een activiteitenreeks wordt beschouwd als een initiatief. Een initiatief duurt minstens twee uur per dag. Ten hoogste acht uur per dag wordt in aanmerking genomen. Initiatieven die georganiseerd worden voor kleuters duren minstens een uur. Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een initiatief.

De activiteiten worden gerealiseerd met deelnemers uit ten minste drie provincies. Daarbij wordt het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gelijkgesteld met een provincie. Voor elk van die drie provincies geldt dat inwoners uit die provincie samen ten minste 175 deelnemersuren realiseren. Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volstaan zestig deelnemersuren.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal deelnemersuren in evenredige mate vermeerderd. Het minimale aantal initiatieven, vermeld in het eerste lid, stijgt niet. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd. § 5. Een cultuureducatieve vereniging die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 3°, realiseert, organiseert op jaarbasis minstens 75 vormingsuren die gespreid zijn over minstens tien vormingsinitiatieven op jaarbasis. Een meerdaags verblijf geldt als een initiatief. Ook een vormingsreeks geldt als een initiatief. De initiatieven duren ten minste twee uur per dag, met per initiatief minstens vier deelnemers. Ten hoogste tien uur per dag wordt in aanmerking genomen. De initiatieven hebben een duidelijk vormend karakter voor de betrokken, eventueel toekomstige, jeugdwerkers of cultuureducatieve begeleiders. Ze zijn interactief opgebouwd en verlopen onder pedagogische begeleiding. Een aanbod met keuzemogelijkheden voor een groep, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een initiatief.

De deelnemers komen uit ten minste vier provincies. Daarbij wordt het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gelijkgesteld met een provincie.

Voor elk van die vier provincies geldt dat inwoners uit die provincie samen ten minste 75 deelnemersuren realiseren. Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad volstaan 25 deelnemersuren.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 3°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal vormingsuren in evenredige mate vermeerderd. Het minimale aantal initiatieven, vermeld in het eerste lid, stijgt niet. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd. § 6. Een cultuureducatieve vereniging die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, realiseert, voert minimaal vier trajecten in de vrije tijd uit, die telkens minimaal twintig uren duren. De deelnemers die tussen twaalf en dertig jaar zijn, doorlopen het hele traject. Elk traject leidt via minstens drie contactmomenten met de begeleider tot een artistiek product, gemaakt door de jongeren, met een publiek toonmoment. Stages en opdrachten in het kader van een opleiding zijn uitgesloten. Alleen de trajecten die afgelopen zijn in het jaar waarover wordt gerapporteerd, worden in aanmerking genomen om de voormelde module te behalen. § 7. In deze paragraaf wordt verstaan onder lokaal cultuureducatief initiatief voor de jeugd: een werking die, zoals blijkt uit haar doelstellingen en handelingen, aan cultuureducatie voor de jeugd doet, waarbij het merendeel van de deelnemers uit een beperkt aantal aangrenzende gemeenten komt. Uitzondering daarop vormen de initiatieven van districtsraden, gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Met toepassing van dit decreet worden ze beschouwd als lokale initiatieven met dien verstande dat elk van de voormelde besturen maar één keer wordt meegeteld met het oog op het behalen van de erkenningsnorm.

Een cultuureducatieve vereniging die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 5°, realiseert, begeleidt in ten minste vier provincies telkens ten minste twee actieve lokale cultuureducatieve initiatieven voor de jeugd met een totaal van minstens tien. Daarbij wordt het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gelijkgesteld met een provincie.

De cultuureducatieve vereniging kan aantonen dat de lokale initiatieven die voor erkenning worden ingebracht, in de loop van het vorige kalenderjaar effectief begeleid zijn.

Een begeleiding als vermeld in het derde lid, bestaat per kalenderjaar en per lokale werking minimaal uit een van de volgende vormen: 1° begeleiding en coaching op maat: een specifiek inhoudelijk aanbod voor een lokaal cultuureducatief initiatief of een coaching op maat, bijgewoond door minstens een begeleider van dat lokale initiatief.De begeleiding of coaching op maat duurt minimaal twee uur. De begeleiding en coaching op maat kan met digitale activiteiten worden gerealiseerd; 2° intervisietraject: een specifieke overlegvorm met verschillende lokale cultuureducatieve initiatieven voor de jeugd, die lid zijn van de cultuureducatieve vereniging.Tijdens de intervisiemomenten worden concrete werkproblemen samen verhelderd en wordt gezocht naar oplossingen. Een lokaal initiatief neemt deel aan minimaal drie sessies van twee uur. Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een sessie.

Een cultuureducatieve vereniging die lokale initiatieven begeleidt, maakt de voorwaarden bekend waaronder lokale initiatieven lid kunnen worden van de vereniging en maakt ook bekend wat het aanbod is van de cultuureducatieve vereniging voor lokale initiatieven.

De cultuureducatieve vereniging laat de lokale cultuureducatieve initiatieven voor de jeugd vrij toetreden, op voorwaarde dat ze jaarlijks een eigen bijdrage aan de cultuureducatieve vereniging betalen. Het is ook mogelijk dat de lokale initiatieven deelwerkingen van de cultuureducatieve vereniging zijn.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 5°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal actieve lokale initiatieven in evenredige mate vermeerderd. De provinciale spreiding wordt aangetoond per keer dat de module wordt gerealiseerd. § 8. De initiatieven, vermeld in paragraaf 3, 4 en 5, voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° het aanbod is gedifferentieerd en wordt gekenmerkt door een pedagogische aanpak die blijkt uit de voorbereiding, het programma en de voortgangscontrole;2° elke begeleider is minstens zestien jaar oud. Voor initiatieven als vermeld in paragraaf 3 en 5 geldt naast de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, ook dat er per vijftien deelnemers ten minste een begeleider aanwezig is.

Voor initiatieven als vermeld in paragraaf 4 geldt naast de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, ook dat er per 25 deelnemers ten minste een begeleider aanwezig is. Afdeling 3. - Bovenlokaal jeugdwerk met bijzondere doelgroepen

Art. 34.§ 1. Een vereniging kan worden erkend als een geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren met een handicap als de vereniging bovenlokaal aan geprofessionaliseerd jeugdwerk doet dat in hoofdzaak gericht is op kinderen en jongeren met een handicap. De vereniging voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° ze werkt samen met verschillende partners;2° ze is werkgever van ten minste twee voltijdse equivalenten met een inhoudelijke taakstelling. De naleving van de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, blijkt uit de activiteiten en het bereik van de vereniging.

De Vlaamse Regering kan de voorwaarden, vermeld in deze paragraaf, nader bepalen. § 2. Een vereniging kan worden erkend als geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren met een handicap als de vereniging jaarlijks minstens drie keer een van de volgende modules realiseert: 1° activiteitenaanbod voor de jeugd;2° vorming van jeugdwerkers. De module, vermeld in het eerste lid, 1°, kan maximaal drie keer voor de erkenning in aanmerking worden genomen.

De module, vermeld in het eerste lid, 2°, kan maximaal één keer voor de erkenning in aanmerking worden genomen.

De module, vermeld in het eerste lid, 2°, kan met digitale initiatieven worden gerealiseerd, behalve als de ingebrachte initiatieven betrekking hebben op kadervorming als vermeld in hoofdstuk 7.

De Vlaamse Regering kan de voorwaarden voor het vervullen van de modules, vermeld in dit artikel, nader bepalen. § 3. Een geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren met een handicap die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, realiseert, organiseert op jaarbasis minstens 1250 deelnemersuren vormende, ontspannende of informatieve initiatieven voor de jeugd waaraan deelgenomen wordt op vrijwillige basis. De initiatieven duren ten minste twee uur per dag. Ten hoogste tien uur per dag wordt in aanmerking genomen. De geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren met een handicap realiseert minstens tien initiatieven, met minstens vier deelnemers per initiatief. Een meerdaags verblijf geldt als een initiatief. Ook een activiteitenreeks wordt beschouwd als een initiatief. De initiatieven hebben pedagogische doelstellingen en verlopen onder begeleiding en via een interactief proces.

Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een initiatief als vermeld in het eerste lid.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal deelnemersuren in evenredige mate vermeerderd. Het minimale aantal initiatieven, vermeld in het eerste lid, stijgt niet. § 4. Een geprofessionaliseerde werking met kinderen en jongeren met een handicap die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, realiseert, presteert op jaarbasis minstens 75 vormingsuren die gespreid zijn over minstens tien vormingsinitiatieven op jaarbasis.

Een meerdaags verblijf geldt als een initiatief. Ook een vormingsreeks geldt als een initiatief. De initiatieven duren ten minste twee uur per dag, met per initiatief minstens vier deelnemers. Ten hoogste tien uur per dag wordt in aanmerking genomen. De initiatieven hebben een duidelijk vormend karakter voor de betrokken, eventueel toekomstige, jeugdwerkers. Ze zijn interactief opgebouwd en verlopen onder pedagogische begeleiding.

Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een initiatief als vermeld in het eerste lid.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal vormingsuren in evenredige mate vermeerderd. Het minimale aantal initiatieven, vermeld in het eerste lid, stijgt niet. § 5. De initiatieven, vermeld in paragraaf 3 en 4, voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° het aanbod is gedifferentieerd en wordt gekenmerkt door een pedagogische aanpak die blijkt uit de voorbereiding, het programma en de voortgangscontrole;2° elke begeleider is minstens zestien jaar oud;3° er is per vijftien deelnemers ten minste een begeleider aanwezig.

Art. 35.§ 1. Een vereniging kan worden erkend als geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie als ze voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° ze doet bovenlokaal aan geprofessionaliseerd jeugdwerk dat in hoofdzaak gericht is op kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie;2° ze stimuleert de participatie van de kinderen en jongeren, waardoor de betrokken kinderen en jongeren aansluiting vinden bij instellingen of organisaties die hen kunnen helpen deel te nemen aan de samenleving om zo hun achterstelling of uitsluiting weg te werken;3° ze sensibiliseert over mechanismen die afbreuk doen aan de rechten en gelijke kansen van kinderen en jongeren, op basis van de eigen praktijkervaring;4° ze werkt samen met verschillende partners;5° ze is werkgever van ten minste drie voltijdse equivalenten met een inhoudelijke taakstelling. De naleving van de voorwaarden vermeld in het eerste lid blijkt uit de activiteiten en het bereik van de vereniging.

De Vlaamse Regering kan de voorwaarden, vermeld in deze paragraaf, nader bepalen. § 2. Een vereniging kan worden erkend als geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie als de vereniging jaarlijks minstens drie keer een van de volgende modules realiseert: 1° activiteitenaanbod voor de jeugd;2° vorming van jeugdwerkers. De module, vermeld in het eerste lid, 1°, kan maximaal drie keer voor de erkenning in aanmerking worden genomen.

De module, vermeld in het eerste lid, 2°, kan maximaal één keer voor de erkenning in aanmerking worden genomen.

De module, vermeld in het eerste lid, 2°, kan met digitale initiatieven worden gerealiseerd, behalve als de ingebrachte initiatieven betrekking hebben op kadervorming als vermeld in hoofdstuk 7.

De Vlaamse Regering kan de voorwaarden voor het vervullen van de modules, vermeld in dit artikel, nader bepalen. § 3. Een geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, realiseert, organiseert op jaarbasis minstens 1250 deelnemersuren vormende, ontspannende of informatieve initiatieven voor de jeugd waaraan deelgenomen wordt op vrijwillige basis. De initiatieven duren ten minste twee uur per dag.

Ten hoogste tien uur per dag wordt in aanmerking genomen. De geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie realiseert minstens tien initiatieven, met minstens vier deelnemers per initiatief. Een meerdaags verblijf geldt als een initiatief. Ook een activiteitenreeks wordt beschouwd als een initiatief. De initiatieven hebben pedagogische doelstellingen en verlopen onder begeleiding en via een interactief proces.

Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een initiatief als vermeld in het eerste lid.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal deelnemersuren in evenredige mate vermeerderd. Het minimale aantal initiatieven, vermeld in het eerste lid, stijgt niet. § 4. Een geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie die de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, realiseert, presteert op jaarbasis minstens 75 vormingsuren die gespreid zijn over minstens tien vormingsinitiatieven op jaarbasis. Een meerdaags verblijf geldt als een initiatief. Ook een vormingsreeks geldt als een initiatief. De initiatieven duren ten minste twee uur per dag, met per initiatief minstens vier deelnemers. Ten hoogste tien uur per dag wordt in aanmerking genomen. De initiatieven hebben een duidelijk vormend karakter voor de betrokken, eventueel toekomstige, jeugdwerkers. Ze zijn interactief opgebouwd en verlopen onder pedagogische begeleiding.

Een aanbod met dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en op dezelfde plaats geldt als een initiatief als vermeld in het eerste lid.

Als de module, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, verschillende keren wordt gerealiseerd, wordt het aantal vormingsuren in evenredige mate vermeerderd. Het minimale aantal initiatieven, vermeld in het eerste lid, stijgt niet. § 5. De initiatieven, vermeld in paragraaf 3 en 4, voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° het aanbod is gedifferentieerd en wordt gekenmerkt door een pedagogische aanpak die blijkt uit de voorbereiding, het programma en de voortgangscontrole;2° elke begeleider is minstens zestien jaar oud;3° er is per vijftien deelnemers ten minste een begeleider aanwezig. Afdeling 4. - Subsidiëring

Art. 36.Elke erkende landelijk georganiseerde jeugdvereniging, vermeld in artikel 31, vereniging informatie en participatie, vermeld in artikel 32, cultuureducatieve vereniging, vermeld in artikel 33, jeugdvereniging met kinderen en jongeren met een handicap, vermeld in artikel 34, of jeugdvereniging met kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie, vermeld in artikel 35, ontvangt jaarlijks, vanaf het jaar na erkenning, een subsidie van 100.000 euro.

Aan erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen, verenigingen informatie en participatie en cultuureducatieve verenigingen, kunnen naast de subsidie, vermeld in het eerste lid, variabele subsidies worden toegekend voor de doelstellingen, vermeld in artikel 31, § 1, artikel 32, § 1, en artikel 33, § 1.

Aan geprofessionaliseerde jeugdverenigingen met kinderen en jongeren met een handicap kunnen naast de subsidie, vermeld in het eerste lid, variabele subsidies worden toegekend om een bovenlokaal jeugdwerkaanbod te organiseren tijdens de schoolvakanties en tijdens het schooljaar. Daarnaast kan de jeugdvereniging bijkomend variabele subsidies ontvangen indien de vereniging ook: 1° ervoor zorgt dat de betrokken kinderen en jongeren aansluiting vinden bij instellingen of organisaties die hen kunnen helpen deel te nemen aan de samenleving om zo hun achterstelling of uitsluiting weg te werken;of 2° sensibiliseert over mechanismen die afbreuk doen aan de rechten en gelijke kansen van kinderen en jongeren, op basis van de eigen praktijkervaring. Aan geprofessionaliseerde jeugdverenigingen met kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie kunnen naast de subsidie, vermeld in het eerste lid, variabele subsidies worden toegekend indien de vereniging: 1° de participatie van kinderen en jongeren stimuleert, waardoor de betrokken kinderen en jongeren aansluiting vinden bij instellingen of organisaties die hen kunnen helpen deel te nemen aan de samenleving om zo hun achterstelling of uitsluiting weg te werken;en 2° sensibiliseert over mechanismen die afbreuk doen aan de rechten en gelijke kansen van kinderen en jongeren, op basis van eigen praktijkervaring.

Art. 37.§ 1. Een vereniging komt in aanmerking voor een variabele subsidie als vermeld in artikel 36, tweede tot en met vierde lid, als ze om de vijf jaar een beleidsnota die haar algemene vergadering heeft goedgekeurd, bezorgt aan de administratie. In de voormelde beleidsnota neemt de vereniging al de volgende elementen op: 1° de doelstellingen en indicatoren voor de beleidsperiode;2° een toelichting bij eventuele samenwerking en netwerking;3° de informatie over het bereik van de vereniging;4° de informatie over het gelijkekansenbeleid dat ze voert;5° een begroting en een toelichting bij de begroting;6° de informatie over het integriteitsbeleid dat ze voert. Voor verenigingen die niet over een algemene vergadering beschikken, wordt de beleidsnota, vermeld in het eerste lid, goedgekeurd door het bestuursorgaan. § 2. Een erkende landelijk georganiseerde jeugdvereniging, vermeld in artikel 31, vereniging informatie en participatie, vermeld in artikel 32, cultuureducatieve vereniging, vermeld in artikel 33, geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren met een handicap, vermeld in artikel 34, en geprofessionaliseerde jeugdvereniging met kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie, vermeld in artikel 35, dient de beleidsnota, vermeld in paragraaf 1, uiterlijk in op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van subsidiëring. § 3. De Vlaamse Regering stelt de hoogte van het jaarlijks toe te kennen variabele deel van het subsidiebedrag om de vijf jaar vast na advies van de beoordelingscommissie en van de administratie op basis van de beleidsnota, vermeld in paragraaf 1, en op basis van de beschikbare informatie over de werking van de vereniging in de voorbije vijf jaar. Het voormelde variabele deel bedraagt ten minste 50% van het variabele deel van de subsidies dat toegekend is op basis van de vorige beleidsnota, vermeld in paragraaf 1, tenzij bij inspecties of bij de beoordeling van de werkingsverslagen ernstige gebreken zijn vastgesteld bij de uitvoering van de voormelde beleidsnota. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de datum en wijze waarop de beslissing over de variabele subsidies aan de betrokken vereniging wordt meegedeeld. Als de beslissing niet tijdig wordt meegedeeld, ontvangt de vereniging de volgende beleidsperiode ten minste het bedrag dat haar is toegekend voor het lopende jaar. § 5. De Vlaamse Regering kan de regels over de procedure om een subsidie als vermeld in artikel 36, tweede tot en met vierde lid, in te dienen en te behandelen nader bepalen, met inbegrip van de regels over de procedure voor de totstandkoming, de indiening, de inhoud en de beoordeling van de beleidsnota, vermeld in paragraaf 1. § 6. Binnen de perken van het bij decreet goedgekeurde krediet kan de Vlaamse Regering de hoogte van het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag aanpassen aan de evolutie van de gezondheidsindex of aan de verplichtingen voor de werkgevers, opgenomen in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten die tussentijds gesloten zijn tussen de erkende vakbonden en werkgeversfederaties en die geregistreerd zijn door de bevoegde overheid, of dat subsidiebedrag verminderen als de kredieten die daarvoor opgenomen zijn in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, dat noodzakelijk maken. § 7. De Vlaamse Regering sluit een overeenkomst met de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen, vermeld in artikel 31, de verenigingen informatie en participatie, vermeld in artikel 32, de cultuureducatieve verenigingen, vermeld in artikel 33, de geprofessionaliseerde jeugdverenigingen met kinderen en jongeren met een handicap, vermeld in artikel 34, en met de geprofessionaliseerde jeugdverenigingen met kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie, vermeld in artikel 35, die een variabele subsidie ontvangen.

In de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, worden ten minste de strategische en operationele doelstellingen en de bijbehorende resultaats- en inspannings- indicatoren bepaald, en wordt het subsidiebedrag opgenomen.

De Vlaamse Regering kan de regels over de totstandkoming, de inhoud en de naleving van de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, nader bepalen. § 8. De beleidsnota, vermeld in paragraaf 1, komt tot stand na een democratisch proces in de vereniging en een bevraging van de doelgroep. In de voormelde beleidsnota worden de inspanningen gedocumenteerd die in dat verband zijn ver- richt, en ook de resultaten van het voormelde proces. Afdeling 5. - Structurele intergemeentelijke samenwerking

Art. 38.§ 1. De Vlaamse Regering kan om de zes jaar een werkingssubsidie toekennen aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die tussen de lokale besturen samenwerking en netwerking stimuleren over het jeugdwerk en het jeugdbeleid binnen hun werkingsgebied. § 2. Een intergemeentelijk samenwerkingsverband kan in aanmerking komen voor de werkingssubsidie, vermeld in paragraaf 1, als het op het moment van de aanvraag voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° het geeft uitvoering aan de opdracht, vermeld in paragraaf 1;2° het dient een beleidsplan in voor een periode van zes jaar. In het beleidsplan, vermeld in het eerste lid, 2°, neemt het intergemeentelijke samenwerkingsverband al de volgende elementen op: 1° het werkingsgebied van het intergemeentelijk samenwerkingsverband;2° de wijze waarop het intergemeentelijk samenwerkingsverband het personeelsbeleid vormgeeft;3° de cofinanciering door de lokale besturen, die minimaal 50% van de werkingsmiddelen van het intergemeentelijk samenwerkingsverband bedraagt;4° een planning voor zes jaar, met een concreet uitgewerkte inhoudelijke en financiële planning voor de eerste drie jaar. Na afloop van het derde jaar wordt het beleidsplan, vermeld in het eerste lid, 2°, verder geactualiseerd in een voortgangsrapport dat aan de administratie wordt voorgelegd. Na afloop van het zesde jaar bezorgt het intergemeentelijk samenwerkingsverband een werkingsverslag aan de administratie. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de regels voor de procedure om het beleidsplan, het voortgangsrapport en het werkingsverslag, vermeld in paragraaf 2, in te dienen;2° de regels om een aanvraag voor een subsidie als vermeld in paragraaf 1, te beoordelen;3° de regels om de subsidie, vermeld in paragraaf 1, toe te kennen en uit te betalen;4° de regels voor het toezicht op de naleving van de algemene en specifieke subsidievoorwaarden en -vereisten, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 1 en 2. HOOFDSTUK 6. - Projectsubsidies Afdeling 1. - Experimenteel jeugdwerk

Art. 39.De Vlaamse Regering kan projectsubsidies verlenen aan verenigingen om een experimenteel project op te zetten op de volgende terreinen: 1° jeugdwerk;2° informatie aan of over de jeugd of de kinderrechten, of beleidsparticipatie van de jeugd;3° cultuureducatie van de jeugd;4° bovenlokaal jeugdwerk met kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie of kinderen en jongeren met een handicap. Als een vereniging als vermeld in artikel 10 tot en met 13 en 31 tot en met 35 een projectsubsidie als vermeld in het eerste lid aanvraagt, kunnen alleen projecten die inspelen op ontwikkelingen of opportuniteiten die niet konden worden voorzien bij het opstellen van de beleidsnota, vermeld in artikel 14, 2°, en artikel 37, § 1, en die voor de vereniging een bijzonder karakter hebben, in aanmerking komen voor subsidiëring op basis van deze paragraaf.

De projecten, vermeld in het eerste lid, voldoen aan de volgende vereisten: 1° ze spelen in op nieuwe ontwikkelingen en behoeften die bij de verenigingen die op basis van dit decreet worden gesubsidieerd en meer algemeen bij de jeugd leven;2° ze werken methodisch en inhoudelijk vernieuwend;3° de projecten op de terreinen, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, hebben door hun omvang, opzet en inhoud tot doel relevantie te verwerven voor de hele Vlaamse Gemeenschap;4° de projecten, vermeld in het eerste lid, 4°, hebben door omvang, opzet en inhoud tot doel bovenlokaal relevantie te verwerven. De subsidie voor een project als vermeld in het eerste lid, bedraagt maximaal 60.000 euro per jaar.

De subsidiëring heeft betrekking op het kalenderjaar dat volgt op de beslissing over de toekenning van de subsidie. Om langer dan een jaar als experimenteel project te worden gesubsidieerd, wordt er een duidelijke positieve lijn vastgesteld in de ontwikkeling van het project. Geen enkel project wordt langer dan vier jaar gesubsidieerd.

De voormelde termijn van vier jaar kan worden verlengd met maximaal vier jaar, op voorwaarde dat de vereniging een realistisch meerjarenplan voorlegt met het oog op het behalen van de erkenningsnormen bij de eerstvolgende erkenningsronde voor verenigingen als vermeld in hoofdstuk 5, afdeling 2 en 3.

De Vlaamse Regering kan de subsidievoorwaarden, vermeld in dit artikel, nader bepalen.

Art. 40.§ 1. Verenigingen die in aanmerking willen komen voor de projectsubsidies, vermeld in artikel 39, tonen in de aanvraag aan dat zij op het moment van de aanvraag, voor het ingediende project nog geen andere subsidies hebben ontvangen, behoudens in de situatie voorzien in artikel 39, vijfde lid. § 2. Een vereniging kan jaarlijks uiterlijk op 1 september een subsidieaanvraag voor een experimenteel project als vermeld in artikel 39 indienen. De beoordelingscommissie en de administratie formuleren hun gemotiveerde advies. De voormelde adviezen worden aan de Vlaamse Regering bezorgd voor 1 november. De Vlaamse Regering beslist over de toekenning van de subsidies uiterlijk op 30 november. § 3. De projectsubsidies, vermeld in artikel 39, worden op de volgende wijze uitbetaald: 1° een voorschot van 80% van de subsidie wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit waarin de subsidie wordt toegekend;2° het saldo van maximaal 20% van de subsidie wordt uitbetaald nadat is vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie is toegekend, zijn nageleefd en dat de subsidie is aangewend voor de doeleinden waarvoor ze is verleend.De naleving van de voormelde verplichtingen blijkt uit het financieel verslag en het werkingsverslag, vermeld in het tweede lid.

De vereniging verantwoordt het gebruik van de voormelde subsidie na afloop van het project aan de hand van een financieel verslag en een werkingsverslag.

Alleen kosten die gemaakt zijn in de looptijd van het project, komen in aanmerking. Als de nettokosten, dat zijn de aangetoonde kosten verminderd met de uit de realisatie van het project of product voortvloeiende inkomsten, minder bedragen dan de ontvangen subsidie, wordt het verschil teruggevorderd. § 4. De Vlaamse Regering kan de regels voor de procedure om de aanvraag voor een projectsubsidie als vermeld in artikel 39, in te dienen en te behandelen en de regels voor de toekenning en de verantwoording van het gebruik van de subsidie nader bepalen. Afdeling 2. - Projecten om het Vlaamse jeugd- en

kinderrechtenbeleidsplan uit te voeren

Art. 41.De Vlaamse Regering kan jaarlijks een of meer oproepen lanceren om vernieuwende projecten om het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, vermeld in artikel 4, de beleidsnota Jeugd en de beleids- en begrotingstoelichtingen Jeugd uit te voeren, te subsidiëren, als die projecten betrekking hebben op het jeugdbeleid, vermeld in artikel 4, 7°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen.

De projectoproep, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende gegevens: 1° het doel, de voorwaarden, de selectieprocedure, met inbegrip van de ontvankelijkheidscriteria en de beoordelingscriteria;2° de timing om voorstellen in te dienen en om de geselecteerde projecten bekend te maken en te starten;3° de grootte van het beschikbare krediet.

Art. 42.§ 1. Verenigingen die in aanmerking willen komen voor de projectsubsidies, vermeld in artikel 41, tonen in de aanvraag aan dat zij op het moment van de aanvraag, voor het ingediende project nog geen andere subsidies hebben ontvangen. § 2. De projectsubsidies, vermeld in artikel 41, worden op de volgende wijze uitbetaald: 1° een voorschot van 80% van de subsidie wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit waarin de subsidie wordt toegekend;2° het saldo van maximaal 20% van de subsidie wordt uitbetaald nadat is vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie is toegekend, zijn nageleefd en dat de subsidie is aangewend voor de doeleinden waarvoor ze is verleend.De naleving van de voormelde verplichtingen blijkt uit het financieel verslag en het werkingsverslag, vermeld in paragraaf 3, eerste lid. § 3. De vereniging verantwoordt het gebruik van de projectsubsidie, vermeld in artikel 41, na afloop van het project aan de hand van een financieel verslag en een werkingsverslag.

Alleen kosten die gemaakt zijn in de looptijd van het project, komen in aanmerking. Als de nettokosten, dat zijn de aangetoonde kosten verminderd met de uit de realisatie van het project of product voortvloeiende inkomsten, minder bedragen dan de ontvangen subsidie, wordt het verschil teruggevorderd. § 4. De Vlaamse Regering kan de regels voor de procedure om projectoproepen als vermeld in artikel 41, te lanceren en de regels om de aanvragen voor een projectsubsidie als vermeld in artikel 41, te beoordelen, nader bepalen. Afdeling 3. - Bovenlokaal geprofessionaliseerde open jeugdwerkingen

Art. 43.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder open jeugdwerking: jeugdwerk dat voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° het wordt vormgegeven door en voor jongeren van veertien tot en met dertig jaar;2° de activiteiten vinden plaats op publiek toegankelijke plaatsen, met inbegrip van plaatsen die afgesloten en overdekt zijn. § 2. De Vlaamse Regering kan om de drie jaar projectsubsidies toekennen aan een bovenlokaal geprofessionaliseerde open jeugdwerking als ze inspeelt op de prioriteiten van het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, vermeld in artikel 4. § 3. Een vereniging die op het moment van de aanvraag aan al de volgende voorwaarden voldoet, komt in aanmerking voor projectsubsidies voor een geprofessionaliseerde open jeugdwerking: 1° de vereniging is werkgever van ten minste één halftijdse werknemer met een inhoudelijke taakstelling;2° minstens de helft van de stemgerechtigde leden van de algemene vergadering van de vereniging is jonger dan 31 jaar.Voor verenigingen die niet over een algemene vergadering beschikken, is ten minste de helft van de stemgerechtigde leden van het bestuursorgaan jonger dan 31 jaar; 3° de vereniging dient een projectplan in voor een periode van drie jaar;4° de vereniging heeft wekelijks en minstens in het weekend een gedifferentieerd aanbod, wat blijkt uit het programma.De vereniging is maximaal vier weken per jaar gesloten. Onder het weekend worden vrijdag, zaterdag en zondag verstaan.

De Vlaamse Regering kan de subsidievoorwaarden, vermeld in het eerste lid, nader bepalen. § 4. Het projectplan, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 3°, bevat al de volgende elementen: 1° de meerwaarde van het project voor de structurele werking en de doelgroep van de open jeugdwerking en voor de gemeenschap waarin de open jeugdwerking actief is;2° een omschrijving van de doelgroep die de open jeugdwerking wil bereiken;3° de wijze waarop vrijwilligers betrokken worden bij de uitwerking en uitvoering;4° de wijze waarop de open jeugdwerking inspeelt op de prioriteiten van het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, vermeld in artikel 4;5° de wijze waarop de open jeugdwerking samenwerkt met, dan wel ondersteund wordt door, andere actoren met deskundigheid in het kader van het project;6° een concreet uitgewerkte inhoudelijke en financiële planning. § 5. De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de procedure om een aanvraag voor een subsidie als vermeld in paragraaf 2 in te dienen en te behandelen, en de regels voor de toekenning en de verantwoording van het gebruik van de voormelde subsidie. Afdeling 4. - Bovenlokaal jeugdwerk met kinderen en jongeren met een

handicap

Art. 44.De Vlaamse Regering kan jaarlijks projectsubsidies toekennen aan verenigingen die bovenlokaal aan jeugdwerk doen om een aanbod met kinderen en jongeren met een handicap te organiseren.

Een vereniging die op het moment van de aanvraag al een bestaande werking heeft die volledig steunt op vrijwilligers en waar er geen beroepskrachten in dienst zijn, komt in aanmerking voor projectsubsidies als vermeld in het eerste lid. De Vlaamse Regering bepaalt de overige voorwaarden om in aanmerking te komen voor de projectsubsidie, vermeld in het eerste lid.

De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de aanvraag, de toekenning en de verantwoording van het gebruik van de projectsubsidie, vermeld in het eerste lid. HOOFDSTUK 7. - Kadervorming

Art. 45.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder: 1° animator: een jeugdwerker die kinderen en jongeren bij hun activiteiten binnen het jeugdwerk begeleidt;2° attest: een door de Vlaamse Gemeenschap erkend bewijs dat een individu een kadervormingstraject heeft doorlopen;3° hoofdanimator: een jeugdwerker die verantwoordelijkheid opneemt binnen een groep van jeugdwerkers;4° instructeur: een jeugdwerker die verantwoordelijkheid opneemt in het vormingsproces van jeugdwerkers;5° kadervormingstraject: een specifiek vormingstraject dat wordt opgezet voor de vorming van animatoren, hoofdanimatoren en instructeurs. § 2. In deze paragraaf wordt verstaan onder competentieprofiel: een afgerond geheel van competenties die een persoon in een bepaalde maatschappelijke context hanteert om de te verwachten resultaten in die maatschappelijke rol te realiseren.

Verenigingen, vermeld in artikel 31 tot en met 35, die op basis van dit decreet werkingssubsidies ontvangen, kunnen kadervormingstrajecten organiseren die leiden tot de uitreiking van attesten aan jeugdwerkers. Die kadervormingstrajecten hebben specifiek tot doel de deelnemers te begeleiden bij het verwerven van de competenties van de competentieprofielen van respectievelijk animator, hoofdanimator en instructeur.

De Vlaamse Regering bepaalt de competenties en de bijbehorende indicatoren voor de competentieprofielen van animatoren, hoofdanimatoren en instructeurs. § 3. Elk kadervormingstraject bestaat uit: 1° een theoretisch gedeelte;2° een begeleide stage. De Vlaamse Regering bepaalt de duur, de inhoud, de toelatings- en begeleidingsvoorwaarden en de specifieke regels waaraan moet worden voldaan. § 4. Een vereniging dient bij de administratie een aanvraagdossier in voor de erkenzning van een kadervormingstraject. Het voormelde aanvraagdossier beschrijft ten minste al de volgende onderdelen: 1° de manier waarop de vereniging het kadervormingstraject organiseert en begeleidt;2° de manier waarop de vereniging ondersteunt, stimuleert en garandeert dat deelnemers kansen krijgen om de competenties te verwerven;3° de manier waarop de vereniging alle begeleiders van het traject vormt en opvolgt. De Vlaamse Regering bepaalt de termijnen, de inhoud en de procedure voor de aanvraag en de erkenning van het kadervormingstraject. § 5. Nadat een aanvraag door de administratie is goedgekeurd, heeft de vereniging een meldingsplicht voor de afzonderlijke kadervormingstrajecten.

De Vlaamse Regering bepaalt de termijnen, de inhoud en de procedure, en ook de wijze waarop de erkende kadervormingstrajecten worden bekendgemaakt. § 6. Aan de deelnemer die met positief gevolg een kadervormingstraject heeft doorlopen, wordt een attest uitgereikt.

De Vlaamse Regering bepaalt de termijnen en de vereisten voor de uitreiking van de attesten. § 7. Met het oog op de beleidsuitvoering, -handhaving en -evaluatie beheert de administratie een databestand dat al de volgende gegevens van de houder van het attest bevat: 1° de naam en voornaam;2° de geboortedatum;3° het rijksregisternummer. Het databestand, vermeld in het eerste lid, kan alleen geraadpleegd worden door de administratie. HOOFDSTUK 8. - Politieke jongerenbewegingen

Art. 46.§ 1. De Vlaamse Regering erkent politieke jongerenbewegingen.

Een politieke jongerenbeweging komt voor erkenning in aanmerking als ze de jeugd stimuleert om actief burgerschap op te nemen en de jeugd sensibiliseert en vormt met het oog op haar participatie in de politieke besluitvorming, in de werking van een welbepaalde politieke partij en in het maatschappelijk debat.

Een politieke jongerenbeweging telt ten minste honderd leden, jonger dan 31 jaar. Het lidmaatschap blijkt uit een uitdrukkelijke, jaarlijkse wilsverklaring van de betrokkene, die daarbij toestemming geeft tot de verwerking van zijn persoonsgegevens met het oog op de controle door de administratie op de erkenningsvoorwaarden, vermeld in dit artikel, en de vereisten, vermeld in paragraaf 3. Het lidmaatschap van de politieke jongerenbeweging mag niet automatisch volgen uit een ander lidmaatschap van een andere vereniging of een andere feitelijke vereniging.

Politieke jongerenbewegingen kunnen in het kader van dit decreet uitsluitend op basis van dit artikel worden erkend.

Per politieke partij komt één politieke jongerenbeweging in aanmerking voor erkenning. § 2. Naast de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, voldoet de aanvrager ook aan al de volgende voorwaarden om te kunnen worden erkend als een politieke jongerenbeweging: 1° een vereniging zijn;2° in zijn werking de principes en de regels van de democratie aanvaarden en ook het Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden onderschrijven en uitdragen;3° zijn zetel hebben in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;4° ervoor zorgen dat alle gegevens die verband houden met de erkenningsvoorwaarden op de zetel voorhanden zijn in het Nederlands en die ter beschikking stellen voor toezicht door de administratie;5° zich ervan weerhouden de bevoegdheden die wettelijk toekomen aan de algemene vergadering of aan het bestuursorgaan, over te dragen aan een derde. § 3. In afwijking van artikel 23, tweede lid, voldoen politieke jongerenbewegingen vanaf het ogenblik dat ze erkend worden aan al de volgende vereisten: 1° meewerken aan onderzoek, met inbegrip van het verzamelen van data over de werking van de begunstigde, dat door of namens de Vlaamse Regering wordt georganiseerd met het oog op het voeren van een jeugd- en kinderrechtenbeleid;2° jaarlijks een verslag indienen dat de algemene vergadering van de vereniging heeft goedgekeurd.Uit dat verslag blijkt dat de vereniging voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 46, § 1 en § 2.

Voor verenigingen die niet over een algemene vergadering beschikken, wordt het verslag, vermeld in het eerste lid, goedgekeurd door het bestuursorgaan. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de termijn waarin, en de wijze waarop een aanvraag om erkend te worden als een politieke jongerenbeweging wordt ingediend, vervolledigd, behandeld, en beoordeeld.

Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 en 2 kan de Vlaamse Regering nadere voorwaarden bepalen voor de erkenning en voor het toezicht op de naleving van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in dit artikel. HOOFDSTUK 9. - Lokaal jeugdbeleid Afdeling 1. - Vlaamse Gemeenschapscommissie

Art. 47.§ 1. De Vlaamse Regering verleent onder de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, artikel 49 en hoofdstuk 4, afdeling 1, vijfjaarlijks een subsidie aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie om het jeugdbeleid in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad uit te voeren.

De Vlaamse Regering bepaalt de criteria waaraan de Vlaamse Gemeenschapscommissie moet beantwoorden om in aanmerking te komen voor de subsidiëring, vermeld in het eerste lid. § 2. Om voor de subsidiëring, vermeld in paragraaf 1, in aanmerking te komen, dient de Vlaamse Gemeenschapscommissie een jeugdbeleidsplan in, waarin wordt aangegeven op welke manier de Vlaamse Gemeenschapscommissie invulling zal geven aan de opdracht, vermeld in paragraaf 1, eerste lid.

Het voormelde jeugdbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie wordt opgesteld voor een periode van vijf jaar.

Als de Vlaamse Gemeenschapscommissie niet beantwoordt aan de criteria die de Vlaamse Regering bepaalt conform paragraaf 1, tweede lid, verliest ze het recht op de subsidie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels waaraan het voormelde jeugdbeleidsplan moet voldoen, en de wijze en termijn van indiening en rapportering over de uitvoering ervan. § 3. De subsidies die de Vlaamse Gemeenschapscommissie met toepassing van paragraaf 1 en 2, ontvangt, worden alleen gebruikt om jeugdwerkinitiatieven te ondersteunen die gevestigd zijn in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Op de voormelde vestigingsplaats zijn in het Nederlands de gegevens over de werking, de leden, de vorming van de begeleiders en het financiële beheer aanwezig. De voormelde jeugdwerkinitiatieven gebruiken het Nederlands bij hun werking. Afdeling 2. - Participatie van kinderen en jongeren aan het lokaal

jeugdbeleid

Art. 48.§ 1. Om het overleg en de inspraak bij de voorbereiding en de uitvoering van het jeugdbeleid voor te bereiden, inzonderheid in het kader van het meerjarenplan, vermeld in deel 2, titel 4, hoofdstuk 1, afdeling 2, van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur type decreet prom. 22/12/2017 pub. 09/02/2018 numac 2018010241 bron vlaamse overheid Decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen sluiten over het lokaal bestuur, richt de gemeenteraad een jeugdraad op of erkent de gemeenteraad een al bestaande jeugdraad. § 2. De volgende personen zijn lid van de gemeentelijke jeugdraad: 1° geïnteresseerde kinderen en jongeren uit de gemeente, gecoöpteerd door de jeugdraad;2° de afgevaardigden van de geïnteresseerde plaatselijke jeugdwerkinitiatieven die een actieve werking of rekrutering kunnen aantonen ten aanzien van kinderen en jongeren uit de gemeente. Het lidmaatschap van de jeugdraad is onverenigbaar met: 1° een mandaat in de gemeenteraad en districtsraad;2° het ambt van minister, staatssecretaris, burgemeester, schepen, districtsburgemeester, districtsschepen en hun kabinetsleden;3° het statuut van personeelslid van de gemeente, een autonoom gemeentebedrijf en een intergemeentelijk samenwerkingsverband. Het lidmaatschap van de jeugdraad kan niet als voorwaarde voor lokale subsidiëring worden gesteld. § 3. Het college van burgemeester en schepenen toont aan dat het advies vraagt aan de jeugdraad, ten minste bij de opmaak van het meerjarenplan en over andere aangelegenheden die betrekking hebben op het jeugdbeleid.

De jeugdraad kan op eigen initiatief advies uitbrengen over alle aangelegenheden die de jeugd betreffen. Dat advies is niet bindend.

Het college van burgemeester en schepenen motiveert bij het nemen van beslissingen waarom het college het advies van de jeugdraad niet of maar gedeeltelijk volgt. § 4. Met behoud van toepassing van paragraaf 1 kan de gemeenteraad ook overgaan tot het nemen van initiatieven om de inspraak van kinderen en jongeren te bevorderen conform artikel 304, § 3 tot en met § 5, eerste lid, van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur type decreet prom. 22/12/2017 pub. 09/02/2018 numac 2018010241 bron vlaamse overheid Decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen sluiten over het lokaal bestuur.

Art. 49.§ 1. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring als vermeld in artikel 47 richt de Vlaamse Gemeenschapscommissie een jeugdraad op of erkent de Vlaamse Gemeenschapscommissie een al bestaande jeugdraad.

Ze doet dat om het overleg en de inspraak van kinderen en jongeren bij de voorbereiding en de uitvoering van het jeugdbeleid te organiseren, inzonderheid in het kader van het opstellen van het jeugdbeleidsplan, vermeld in artikel 47, § 2, van dit decreet, en het meerjarenplan, vermeld in titel 2, hoofdstuk 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2020 over de beleids- en beheerscyclus van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. § 2. De volgende personen zijn lid van de jeugdraad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie: 1° geïnteresseerde kinderen en jongeren uit het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, gecoöpteerd door de jeugdraad;2° de afgevaardigden van de geïnteresseerde plaatselijke jeugdwerkinitiatieven die een actieve werking of rekrutering kunnen aantonen ten aanzien van kinderen en jongeren uit het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Het lidmaatschap van de jeugdraad is onverenigbaar met: 1° een mandaat in het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de gemeenteraad van de gemeenten binnen het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;2° het ambt van minister, staatssecretaris, lid van het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, burgemeester, schepen en hun kabinetsleden;3° het statuut van personeelslid van de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, van de gemeentelijke administratie van de gemeenten binnen het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Het lidmaatschap van de jeugdraad kan niet als voorwaarde voor subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden gesteld. § 3. Het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie toont aan dat het advies vraagt aan de jeugdraad, ten minste bij de opmaak van het jeugdbeleidsplan, het meerjarenplan en over andere aangelegenheden die betrekking hebben op het jeugdbeleid.

De jeugdraad kan op eigen initiatief advies uitbrengen over alle aangelegenheden die de jeugd betreffen. Dat advies is niet bindend.

Het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie motiveert bij het nemen van beslissingen waarom het college het advies van de jeugdraad niet of maar gedeeltelijk volgt. HOOFDSTUK 1 0. - Bepalingen over de gegevensverwerking

Art. 50.§ 1. De administratie treedt op als de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van dit decreet, namelijk bij: 1° het ontvangen, beoordelen en verwerken van aanvragen tot erkenning en subsidiëring;2° het toezicht op de uitvoering van de activiteiten waarvoor een subsidie of erkenning wordt ontvangen;3° de toekenning van kadervormingsattesten als vermeld in artikel 45, § 6;4° het voeren van door dit decreet gemandateerd onderzoek;5° de ondersteuning van de gesubsidieerde organisaties. § 2. De organisaties, vermeld in artikel 9 tot en met 13, artikel 31 tot en met 35, artikel 38 en 39, artikel 42 tot en met 49, mogen persoonsgegevens verwerken in het kader van het indienen van hun erkennings- of subsidieaanvraag, of de uitvoering en verantwoording van hun taken, vermeld in dit decreet. De voormelde organisaties treden in dat geval op als verwerkingsverantwoordelijke van die persoonsgegevens. § 3. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit decreet heeft betrekking op al de volgende categorieën van betrokkenen: 1° externe experten en kandidaat-experten;2° deskundigen op het gebied van de jeugd of de kinderrechten;3° contactpersonen, vrijwilligers en verantwoordelijken van de organisaties, vermeld in paragraaf 2;4° personeel, medewerkers en aangestelden van de organisaties, vermeld in paragraaf 2;5° personen die vermeld worden in de aanvragen en de bijlagen ervan;6° personen die deelnemen aan activiteiten die met toepassing van dit decreet worden gesubsidieerd;7° personen die deelnemen aan onderzoek dat door dit decreet wordt gemandateerd;8° jeugdwerkers, toekomstige jeugdwerkers, en begeleiders van jeugdwerkactiviteiten;9° leden en kandidaat-leden van de Vlaamse jeugdraad, lokale jeugdraden en de jeugdraad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;10° leden van politieke jongerenverenigingen;11° leden van jeugdredacties;12° vertegenwoordigers van lokale besturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie;13° aanspreekpunten jeugd- en kinderrechtenbeleid als vermeld in artikel 6;14° aanspreekpunten integriteit als vermeld in artikel 20, eerste lid, 2° ;15° bedrijfsrevisoren en externe accountants als vermeld in artikel 23, vierde lid. § 4. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit decreet heeft betrekking op al de volgende categorieën van persoonsgegevens: 1° de volgende identificatiegegevens: a) de naam en voornaam;b) de geboortedatum;c) het rijksregisternummer of identificatienummer van de sociale zekerheid;2° de financiële gegevens;3° de opleidingsgegevens;4° de loon- en tewerkstellingsgegevens;5° de gegevens over professionele output en expertise;6° de mandaten;7° het geslacht;8° de woonplaats;9° de competenties. § 5. De volgende categorieën van personen hebben toegang tot de verwerkte persoonsgegevens, in het kader van de uitvoering van dit decreet: 1° de personeelsleden van de administratie;2° de personeelsleden en aangestelden van de organisaties, vermeld in artikel 9 tot en met 13, 31 tot en met 35, 38, 39, 41 en 43 tot en met 49;3° de externe deskundigen en experten; § 6. Conform artikel 9 van de algemene verordening gegevensbescherming worden de volgende gegevens verwerkt in het kader van de uitvoering van dit decreet: politieke voorkeur, in het kader van de controle, vermeld in artikel 46, § 1, derde lid, van dit decreet. § 7. De administratie en de organisaties, vermeld in paragraaf 2, vragen in eerste instantie de persoonsgegevens en andere gegevens op bij de authentieke gegevensbronnen, vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/07/1997 pub. 25/11/1997 numac 1997036327 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de eindregeling van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap en van instellingen van openbaar nut voor het begrotingsjaar 1992 type decreet prom. 15/07/1997 pub. 29/08/1997 numac 1997036027 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap type decreet prom. 15/07/1997 pub. 17/09/1997 numac 1997036107 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden type decreet prom. 15/07/1997 pub. 07/10/1997 numac 1997036194 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind sluiten1 houdende de uitvoering van artikel III.66, III.67 en III.68 van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten. Bij gebrek daaraan kunnen de persoonsgegevens verkregen worden bij de betrokkenen, vermeld in paragraaf 3.

De administratie en de organisaties, vermeld in paragraaf 2, wisselen in het kader van de uitvoering van dit decreet minstens de volgende persoonsgegevens uit met de volgende instanties: 1° de tewerkstellingsgegevens van de betrokkenen, vermeld in paragraaf 3, met de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;2° het rijksregisternummer en de andere persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 4, van de betrokkenen, vermeld in paragraaf 3, met het Rijksregister van de natuurlijke personen. De uitwisselingen van persoonsgegevens door de administratie vinden plaats met tussenkomst van de bevoegde dienstenintegratoren, vermeld in artikel 3 van het decreet van 13 juli 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012035894 bron vlaamse overheid Decreet houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator sluiten houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator. § 8. De persoonsgegevens die conform dit artikel door de administratie worden verwerkt, kunnen op basis van dit artikel uiterlijk bewaard worden tot tien jaar na afloop van de uitvoering van de taken, vermeld in paragraaf 1. Na afloop van die tien jaar wordt conform artikel III.87, § 1, eerste lid, 3°, van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten aan deze persoonsgegevens een definitieve bestemming toegewezen.

Wanneer de organisaties, vermeld in paragraaf 2, optreden als verwerkingsverantwoordelijke, bepalen zij de bewaartermijn van de persoonsgegevens die zij conform dit artikel verwerken. De persoonsgegevens kunnen daarbij, op basis van dit decreet, uiterlijk bewaard worden tot tien jaar na afloop van de uitvoering van de taken van algemeen belang zoals toegekend door dit decreet. § 9. De administratie kan de gegevens van begunstigden die een erkenning, werkingssubsidie of projectsubsidie ontvangen, bekendmaken.

De voormelde bekendmaking bevat al de volgende informatie: 1° de volledige officiële naam en het ondernemingsnummer, voor de begunstigden die zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen;2° de volledige naam van de vereniging zoals die is ingeschreven of anderszins officieel is erkend, voor de begunstigden die een feitelijke vereniging zijn;3° de postcode van de zetel van begunstigde, of van de plaats waar zij gevestigd is;4° het subsidie-instrument, vermeld in hoofdstuk 5 en 6;5° de som van de bedragen die elke begunstigde heeft ontvangen voor het subsidie-instrument, vermeld in hoofdstuk 5 en 6. § 10. De administratie kan de gegevens van experten die in een beoordelingscommissie zetelen, bekendmaken. De voormelde bekendmaking bevat al de volgende informatie: 1° de naam en voornaam;2° de postcode van de hoofdverblijfplaats.

Art. 51.De administratie, of een onderzoeker die de Vlaamse Regering of administratie daarvoor aanwijst, kan persoonsgegevens, vermeld in artikel 50, verwerken in het kader van het uitvoeren van wetenschappelijk of historisch onderzoek, of voor statistische doeleinden, met het oog op de voorbereiding of evaluatie van het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleid en de opvolging van de beleidsuitvoering.

De administratie, en de onderzoeker, vermeld in het eerste lid, wisselt in het kader van de uitvoering van het onderzoek, vermeld in het eerste lid, minstens de volgende persoonsgegevens uit met de volgende instanties: 1° de tewerkstellingsgegevens van de aanvrager met de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;2° het rijksregisternummer, de identificatiegegevens van de aanvragers met het Rijksregister van de natuurlijke personen;3° het rijksregisternummer, de identificatiegegevens van de aanvragers met het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen, in het kader van de toegang tot de leer- en ervaringsbewijzendatabank.

Art. 52.De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de verwerking van de persoonsgegevens, de beveiliging van die gegevens, en de passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen. De Vlaamse Regering kan de entiteiten waaraan en doeleinden waarvoor de persoonsgegevens mogen worden verstrekt, nader omschrijven. HOOFDSTUK 1 1. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 25/08/2004 numac 2004036336 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector sluiten houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector

Art. 53.Aan artikel 10 van het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 25/08/2004 numac 2004036336 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector sluiten houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector, gewijzigd bij decreten van 7 juli 2017, 29 maart 2019 en 18 december 2020, worden een zesde tot en met een achtste lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De bepaling in het eerste lid is niet van toepassing voor de sectoren, vermeld in artikel 9, 2° en 4°, van dit decreet. De middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn binnen de sectoren van het niet-landelijk jeugdwerk en het landelijk jeugdwerk, worden bij de beëindiging van de arbeids- overeenkomst van een of meer geregulariseerde DAC-werknemers overgeheveld naar de begrotingsartikelen die bestemd zijn voor het Jeugddecreet van 23 november 2023.

Bij ontslag van een geregulariseerde DAC-werknemer van een niet-landelijke jeugdwerkorganisatie of van een landelijke jeugdwerkorganisatie, worden de volgende vergoedingen gesubsidieerd als de organisatie de DAC-werknemer uiterlijk op 30 juni 2024 in opzeg plaatst: 1° de volledige opzegperiode en de daarmee overeenkomende opzegvergoeding;2° de vergoedingen die de werkgever met toepassing van een wettelijk recht van de werknemer betaalt voor outplacement;3° de vergoedingen die de werkgever ingevolge een wettelijk recht van de werknemer betaalt in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. Als de organisatie, vermeld in het zevende lid, de geregulariseerde DAC-werknemer niet in opzeg plaatst uiterlijk op 30 juni 2024, stopt de DAC-subsidiëring uiterlijk op 31 december 2025.".

Art. 54.Aan artikel 16 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 7 juli 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/2017 pub. 20/10/2017 numac 2017013208 bron vlaamse overheid Decreet houdende aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2017 type decreet prom. 07/07/2017 pub. 08/08/2017 numac 2017040495 bron vlaamse overheid Decreet tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid, tot vaststelling van vergunningsnormen voor private uitbetalingsactoren en tot wijziging van het decreet van 30 april 2004 betreffende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin sluiten, wordt een elfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor de sector, vermeld in artikel 9, 4°, vindt de laatste verdeling plaats voor de start van de beleidsperiode die volgt op de beleidsperiode van 2021-2025. De organisaties, vermeld in bijlage 3 die bij dit decreet is gevoegd, komen in aanmerking voor de voormelde herverdeling als ze in het eerstvolgende beleidsplan de noodzaak aantonen en verantwoorden om die extra arbeidsplaats op te nemen. Een beoordelingscommissie als vermeld in artikel 26 van het Jeugddecreet van 23 november 2023, en de administratie houden bij de beoordeling van de beleidsnota's, vermeld in artikel 37, § 1, van het Jeugddecreet van 23 november 2023, rekening met de aanvragen tot tewerkstelling bij de organisaties die daarvoor in aanmerking komen.".

Art. 55.Aan hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 april 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/07/1997 pub. 25/11/1997 numac 1997036327 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de eindregeling van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap en van instellingen van openbaar nut voor het begrotingsjaar 1992 type decreet prom. 15/07/1997 pub. 29/08/1997 numac 1997036027 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap type decreet prom. 15/07/1997 pub. 17/09/1997 numac 1997036107 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden type decreet prom. 15/07/1997 pub. 07/10/1997 numac 1997036194 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind sluiten0, wordt een bijlage 3 toegevoegd, die als bijlage bij dit decreet is gevoegd. HOOFDSTUK 1 2. - Slotbepalingen

Art. 56.Het besluit van de Vlaams Regering van 14 oktober 2005 betreffende de uitvoering wat betreft het landelijk georganiseerd jeugdwerk van het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 25/08/2004 numac 2004036336 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector sluiten houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2012, wordt opgeheven.

Art. 57.De volgende regelingen worden opgeheven: 1° het decreet van 20 januari 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/01/2012 pub. 07/03/2012 numac 2012035198 bron vlaamse overheid Decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid sluiten houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid, het laatst gewijzigd bij het decreet van 10 juli 2020;2° het decreet van 6 juli 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/07/2012 pub. 09/08/2012 numac 2012204352 bron vlaamse overheid Decreet houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid sluiten houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid, gewijzigd bij de decreten van 3 juli 2015, 18 november 2016 en 22 december 2017;3° het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur type decreet prom. 22/12/2017 pub. 09/02/2018 numac 2018010241 bron vlaamse overheid Decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen sluiten houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen.

Art. 58.De Vlaamse jeugdraad, vermeld in artikel 9, wordt een eerste keer verkozen voor de periode die loopt 1 januari 2027 tot en met 31 december 2029.

De Vlaamse Jeugdraad die is verkozen conform het decreet van 20 januari 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/01/2012 pub. 07/03/2012 numac 2012035198 bron vlaamse overheid Decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid sluiten houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid, zoals van kracht op 31 december 2023, voor de periode die loopt van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2026, behoudt zijn mandaat.

Art. 59.De eerste vijfjarige beleidsperiode, vermeld in artikel 16, waarvoor een werkingssubsidie aan intermediaire organisaties wordt toegekend, loopt van 1 januari 2026 tot en met 31 december 2030.

De verenigingen die voor de beleidsperiode 2021-2025 een subsidie ontvangen op grond van artikel 8 van het decreet van 20 januari 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/01/2012 pub. 07/03/2012 numac 2012035198 bron vlaamse overheid Decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid sluiten houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid, zoals van kracht op 31 december 2023, behouden die subsidie gedurende de voormelde beleidsperiode als ze blijven voldoen aan de voorwaarden, conform artikel 8, § 6, en artikel 17 en 18 van het voormelde decreet, en de bepalingen van de overeenkomsten die zijn gesloten conform artikel 8, § 8, van het voormelde decreet, zoals van kracht op 31 december 2023.

Art. 60.De erkenningsaanvraag, vermeld in artikel 30, kan voor landelijk georganiseerde jeugdverenigingen, verenigingen informatie en participatie, en cultuur- educatieve verenigingen een eerste keer uiterlijk op 31 mei 2024 worden ingediend.

De erkenningsaanvraag, vermeld in het eerste lid, kan voor geprofessionaliseerde jeugdverenigingen met kinderen en jongeren met een handicap en geprofessionaliseerde jeugdverenigingen met kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie een eerste keer uiterlijk op 31 mei 2025 worden ingediend.

Alle landelijk georganiseerde jeugdverenigingen, verenigingen informatie en participatie en cultuureducatieve verenigingen die zijn erkend op basis van artikel 12 van het decreet van 20 januari 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/01/2012 pub. 07/03/2012 numac 2012035198 bron vlaamse overheid Decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid sluiten houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid, zoals van kracht op 31 december 2023, worden bij de inwerkingtreding van dit decreet erkend, tenzij ze daar uitdrukkelijk van afzien.

In afwijking van artikel 36, eerste lid, ontvangen de verenigingen die overeenkomstig het derde lid van dit artikel erkend worden, de jaarlijkse subsidie reeds vanaf 1 januari 2024.

Art. 61.In afwijking van artikel 36, eerste lid, ontvangen de verenigingen die een werkingssubsidie ontvangen op grond van artikel 5 of 6 van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur type decreet prom. 22/12/2017 pub. 09/02/2018 numac 2018010241 bron vlaamse overheid Decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen sluiten houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen, zoals van kracht op 31 december 2023, en erkend worden conform artikel 30 van dit decreet, de jaarlijkse subsidie pas vanaf het jaar 2027.

Als de subsidie die een vereniging als vermeld in het eerste lid ontvangt op grond van artikel 5 of 6 van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur type decreet prom. 22/12/2017 pub. 09/02/2018 numac 2018010241 bron vlaamse overheid Decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen sluiten houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen, zoals van kracht op 31 december 2023, lager is dan de jaarlijkse subsidie vermeld in artikel 36, eerste lid, van dit decreet, dan wordt het verschil toegevoegd.

Art. 62.De variabele subsidies, vermeld in artikel 36, tweede lid, kunnen een eerste keer worden toegekend voor een beleidsperiode die loopt van 1 januari 2026 tot en met 31 december 2030.

De variabele subsidies, vermeld in artikel 36, derde en vierde lid, kunnen een eerste keer worden toegekend voor een beleidsperiode die loopt van 1 januari 2027 tot en met 31 december 2031.

De verenigingen die voor de beleidsperiode 2022-2025 een variabele subsidie ontvangen op grond van artikel 13, § 1, van het decreet van 20 januari 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/01/2012 pub. 07/03/2012 numac 2012035198 bron vlaamse overheid Decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid sluiten houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid, zoals van kracht op 31 december 2023, behouden de voormelde subsidie gedurende de voormelde beleidsperiode als ze blijven voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9, 10 of 11 en artikel 17 en 18 van het voormelde decreet, en de bepalingen van de overeen- komsten die gesloten zijn conform artikel 13, § 4, van het voormelde decreet, zoals van kracht op 31 december 2023.

Voor de verenigingen die voor de beleidsperiode 2022-2025 een variabele subsidie ontvangen op grond van artikel 13, § 1, van het decreet van 20 januari 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/01/2012 pub. 07/03/2012 numac 2012035198 bron vlaamse overheid Decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid sluiten houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid, zoals van kracht op 31 december 2023, bedraagt voor de beleidsperiode 2026-2030 de aanvullende variabele subsidie ten minste 50% van het variabele deel van de subsidies die toegekend zijn voor de periode 2022-2025.

Voor de verenigingen die voor de beleidsperiode 2024-2027 een werkingssubsidie ontvangen op grond van artikel 6 van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur type decreet prom. 22/12/2017 pub. 09/02/2018 numac 2018010241 bron vlaamse overheid Decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen sluiten houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen, zoals van kracht op 31 december 2023, en erkend worden conform artikel 30 van dit decreet, bedraagt voor de beleidsperiode 2027- 2031 de som van de jaarlijkse subsidie, vermeld in artikel 36, en de aanvullende variabele subsidie ten minste 75% van de subsidie die is toegekend voor de periode 2024-2027.

Voor de verenigingen die voor de beleidsperiode 2021-2026 een werkingssubsidie ontvangen op grond van artikel 5 van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur type decreet prom. 22/12/2017 pub. 09/02/2018 numac 2018010241 bron vlaamse overheid Decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen sluiten houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen, zoals van kracht op 31 december 2023, en erkend worden conform artikel 30 van dit decreet, bedraagt voor de beleidsperiode 2027- 2031 de som van de jaarlijkse subsidie vermeld in artikel 36 en de aanvullende variabele subsidie ten minste 75% van de subsidie die is toegekend voor de periode 2021-2026.

Art. 63.De verenigingen die een werkingssubsidie ontvangen op grond van artikel 6 van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur type decreet prom. 22/12/2017 pub. 09/02/2018 numac 2018010241 bron vlaamse overheid Decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen sluiten houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen, zoals van kracht op 31 december 2023, en erkend worden conform artikel 30 van dit decreet, behouden de voormelde subsidie tot en met 31 december 2026 als ze blijven vol- doen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 en 6 van het voormelde decreet, zoals van kracht op 31 december 2023.

De verenigingen, vermeld in het eerste lid, die niet erkend worden, of geen erkenningsaanvraag indienen, kunnen de werkingssubsidie die ze ontvangen op basis van artikel 6 van het voormelde decreet behouden tot en met 31 december 2027 als ze blijven voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 en 6 van het voormelde decreet.

Art. 64.De verenigingen die een werkingssubsidie ontvangen op grond van artikel 5 van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur type decreet prom. 22/12/2017 pub. 09/02/2018 numac 2018010241 bron vlaamse overheid Decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen sluiten houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen, zoals van kracht op 31 december 2023, behouden de voormelde subsidie tot en met 31 december 2026 als ze blijven voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 en 5 van het voormelde decreet, zoals van kracht op 31 december 2023.

Art. 65.De werkingssubsidie, vermeld in artikel 38, kan een eerste keer worden toegekend voor de beleidsperiode die loopt van 1 januari 2027 tot en met 31 december 2032.

De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die voor de beleidsperiode 2021-2026 een werkingssubsidie ontvangen op grond van artikel 8 van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur type decreet prom. 22/12/2017 pub. 09/02/2018 numac 2018010241 bron vlaamse overheid Decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen sluiten houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen, zoals van kracht op 31 december 2023, behouden de voormelde subsidie gedurende de voormelde beleidsperiode als ze blijven voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 en 8 van het voormelde decreet, zoals van kracht op 31 december 2023.

Art. 66.De aanvraag voor een projectsubsidie voor experimenteel jeugdwerk, vermeld in artikel 40, kan voor het eerst worden ingediend in het jaar 2024.

Art. 67.De projectsubsidie voor een open jeugdwerking, vermeld in artikel 43, kan een eerste keer worden toegekend voor een projectperiode die loopt van 1 januari 2028 tot en met 31 december 2030.

De verenigingen die een werkingssubsidie ontvangen op grond van artikel 4 van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur type decreet prom. 22/12/2017 pub. 09/02/2018 numac 2018010241 bron vlaamse overheid Decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen sluiten houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen, zoals van kracht op 31 december 2023, behouden de voormelde subsidie tot en met 31 december 2027 als ze blijven voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 en 4 van het voormelde decreet, zoals van kracht op 31 december 2023.

Art. 68.De verenigingen die een projectsubsidie ontvangen op grond van artikel 16 van het decreet van 20 januari 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/01/2012 pub. 07/03/2012 numac 2012035198 bron vlaamse overheid Decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid sluiten houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid, zoals van kracht op 31 december 2023, behouden de voormelde subsidie tot de periode ervan afloopt en als ze blijven voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 16 tot en met 18 van het voormelde decreet, zoals van kracht op 31 december 2023.

Art. 69.De verenigingen die een projectsubsidie ontvangen op grond van artikel 7 van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur type decreet prom. 22/12/2017 pub. 09/02/2018 numac 2018010241 bron vlaamse overheid Decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen sluiten houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen, zoals van kracht op 31 december 2023, behouden de voormelde subsidie tot de periode ervan afloopt en als ze blijven voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 en 7 van het voormelde decreet, zoals van kracht op 31 december 2023.

Art. 70.De subsidie aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie, vermeld in artikel 47, kan voor een eerste keer worden toegekend voor een beleidsperiode die loopt van 1 januari 2026 tot en met 31 december 2030.

De Vlaamse Gemeenschapscommissie kan de subsidie die ze ontvangt op grond van artikel 4 van het decreet van 6 juli 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/07/2012 pub. 09/08/2012 numac 2012204352 bron vlaamse overheid Decreet houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid sluiten houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid, zoals van kracht op 31 december 2023, behouden tot en met 31 december 2025, als ze blijft voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4 van het voormelde decreet, zoals van kracht op 31 december 2023.

Art. 71.De adviescommissies die zijn samengesteld conform artikel 17, § 3, van het decreet van 20 januari 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/01/2012 pub. 07/03/2012 numac 2012035198 bron vlaamse overheid Decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid sluiten houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid, zoals van kracht op 31 december 2023, behouden hun mandaat voor de periode waarvoor het is toegekend en vervullen de taken van de beoordelingscommissie zoals vermeld in artikel 3, 4°.

Art. 72.De bedragen, vermeld in dit decreet, worden aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.

Art. 73.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2024, met uitzondering van artikel 53 tot en met 56, die in werking treden tien dagen na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad, en met uitzondering van artikel 31, § 1, derde lid, artikel 32, § 2, derde lid, en artikel 33, § 2, derde lid, die in werking treden op 1 januari 2026.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 23 november 2023.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Brussel, Jeugd, Media en Armoedebestrijding, B. DALLE _______ Nota (1) Zitting 2023-2024 Documenten: - Ontwerp van decreet : 1792 - Nr.1 - Amendementen : 1792 - Nr. 2 - Verslag van de hoorzitting : 1792 - Nr. 3 - Verslag : 1792 - Nr. 4 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1792 - Nr. 5 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 22 november 2023

BIJLAGE Bij het decreet van 23 november 2023 over het jeugd- en kinderrechtenbeleid en de ondersteuning van het jeugdwerk Bijlage 3 bij het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 25/08/2004 numac 2004036336 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector sluiten houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector.

Bijlage 3. Organisaties als vermeld in artikel 16, elfde lid

organisatie

ondernemingsnummer

max. aantal vte

Heyo

0877974714

1

Natuur en Wetenschap

0435817436

1

Kena

0456662043

1

AFYA

0870832841

1

Bloemenstad

0435342235

1

Vlaams Nationaal Jeugdverbond

0410940894

1

Activak

0464813013

1


Gezien om gevoegd te worden bij het decreet van 23 november 2023 over het jeugd- en kinderrechtenbeleid en de ondersteuning van het jeugdwerk.

^