Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 08 november 2021
gepubliceerd op 15 december 2021

Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 oktober 2021 over de biologische productie en de etikettering van biologische producten

bron
vlaamse overheid
numac
2021034174
pub.
15/12/2021
prom.
08/11/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

VLAAMSE OVERHEID

Landbouw en Visserij


8 NOVEMBER 2021. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 oktober 2021Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 29/10/2021 pub. 15/12/2021 numac 2021034172 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering over de biologische productie en de etikettering van biologische producten sluiten over de biologische productie en de etikettering van biologische producten


Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: -het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 4, 1°, i), ingevoegd bij het decreet van 26 april 2019, en artikel 72; - het besluit van de Vlaamse Regering van 29 oktober 2021Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 29/10/2021 pub. 15/12/2021 numac 2021034172 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering over de biologische productie en de etikettering van biologische producten sluiten over de biologische productie en de etikettering van biologische producten, artikel 5, 7, 13, 18, 36, 69, 83 en 97.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 8 juni 2021. - Er is overleg gepleegd tussen de gewestregeringen en de federale overheid op 17 juni 2021 en 15 juli 2021, bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie voor het Landbouwbeleid op 7 juli 2021 en 30 juli 2021. - De Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens heeft advies nr. 2021/56 gegeven op 20 juli 2021. - De Raad van State heeft advies 70.213/1 gegeven op 21 oktober 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

DE VLAAMSE MINISTER VAN ECONOMIE, INNOVATIE, WERK, SOCIALE ECONOMIE EN LANDBOUW BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van verordening (EU) 2017/625 en de gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen ervan.

Dit besluit voorziet in de uitvoering van verordening (EU) 2018/848 en de gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen ervan.

Art. 2.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° besluit van 29 oktober 2021: het besluit van de Vlaamse Regering van 29 oktober 2021Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 29/10/2021 pub. 15/12/2021 numac 2021034172 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering over de biologische productie en de etikettering van biologische producten sluiten over de biologische productie en de etikettering van biologische producten;2° biologische productie-eenheid: de biologische productie-eenheid, vermeld in artikel 3, punt 10, van verordening (EU) 2018/848;3° eerste geadresseerde: een natuurlijke of rechtspersoon die aan al de volgende voorwaarden voldoet: a) in de Unie gevestigd zijn;b) onderworpen zijn aan het controlesysteem, vermeld in verordening (EU) 2018/848;c) de natuurlijke of rechtspersoon zijn aan wie de zending door de importeur wordt afgeleverd nadat die in het vrije verkeer is gebracht en die de zending ontvangt voor verdere bereiding of afzet;4° databank: de databank, vermeld in artikel 26, lid 1, van verordening (EU) 2018/848;5° gemengde activiteit: productie, bereiding, import, verdeling of verkoop van verschillende producten, van zowel gangbare als omschakelings- of biologische kwaliteit, in dezelfde bedrijfseenheid;6° ingrediënt: een ingrediënt als vermeld in artikel 3, punt 51, van verordening (EU) 2018/848;7° jonge hennen: de jonge hennen, vermeld in artikel 3, punt 29, van verordening (EU) 2018/848;8° kleinschalige veldproef: een veldproef in samenwerking met een zaadhuis of een onderzoeks- of proefcentrum met een oppervlakte van minder dan 5% van de totale oppervlakte die het ras in kwestie inneemt op een bedrijf en waarmee de bevoegde entiteit heeft ingestemd;9° levensmiddel: het levensmiddel, vermeld in artikel 3, punt 45, van verordening (EU) 2018/848;10° planten: de planten, vermeld in artikel 3, punt 16, van verordening (EU) 2018/848;11° productie-eenheid: de productie-eenheid, vermeld in artikel 3, punt 9, van verordening (EU) 2018/848;12° vergunning: de toestemming om niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal te gebruiken;13° verwerking: de verwerking, vermeld in artikel 3, lid 73, van verordening (EU) 2018/848. HOOFDSTUK 2. - Productievoorschriften Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 3.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bedrijf: het bedrijf, vermeld in artikel 3, lid 8, van verordening (EU) 2018/848.

Art. 4.Als de bevoegde entiteit van mening is dat een advies of een aanvraag als vermeld in dit hoofdstuk, niet volledig is, kan ze aanvullende informatie vragen aan de exploitant, de groep exploitanten of het controleorgaan in kwestie. Een vraag om aanvullende informatie schorst de termijn voor een beslissing als vermeld in dit hoofdstuk, op tot op de datum dat de bevoegde entiteit de ontbrekende documenten ontvangt.

De bevoegde entiteit kan haar beslissingen als vermeld in dit hoofdstuk, op elk moment herzien als de voorwaarden niet meer vervuld zijn, zelfs voor het verstrijken van de geldigheidsduur. De bevoegde entiteit brengt de exploitant of de groep exploitanten en zijn controleorgaan daarvan op de hoogte.

Het controleorgaan ziet erop toe dat een beslissing als vermeld in het tweede lid, correct wordt nageleefd. Afdeling 2. - Gebruik van producten en stoffen voor andere doeleinden

Art. 5.Conform artikel 9, lid 3, van verordening (EU) 2018/848 is het volgende toegelaten in de biologische landbouw op voorwaarde dat het gebruik in overeenstemming is met de beginselen van hoofdstuk II van verordening (EU) 2018/848: 1° bijenwas is toegelaten voor wondheling en bescherming van wonden bij planten;2° het pilleren van zaden en het gebruik van gepilleerde zaden is toegelaten;3° het gebruik van papierpotten en zaadmatten en zaadlinten is toegelaten. Afdeling 3. - Gelijktijdige productie

Art. 6.Landbouwers die gelijktijdige productie willen toepassen als vermeld in artikel 9, lid 8, van verordening (EU) 2018/848, bezorgen het omschakelingsplan en de nodige maatregelen voor een daadwerkelijke en duidelijke scheiding aan hun controleorgaan en doen de kennisgevingen en mededelingen, vermeld in artikel 9, lid 8 van verordening (EU) 2018/848, aan hun controleorgaan.

De controleorganen bevestigen het omschakelingsplan en de maatregelen voor een daadwerkelijke en duidelijke scheiding in geval van gelijktijdige productie conform artikel 9, lid 8, van verordening (EU) 2018/848. Afdeling 4. - Aanpassing van de omschakelingsperiode van percelen

Art. 7.Exploitanten die voor een perceel een periode die aan de omschakelingsperiode voorafgaat, met terugwerkende kracht als deel van die omschakelingsperiode willen laten erkennen als vermeld in artikel 10, lid 3, van verordening (EU) 2018/848, bezorgen daarvoor een aanvraag aan hun controleorgaan. Die aanvraag bevat al de volgende elementen: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° de naam van het controleorgaan bij wie de exploitant is aangesloten;3° een gedetailleerde beschrijving van het perceel waarvoor de verkorte omschakeling wordt aangevraagd, namelijk het adres, het kadasternummer, foto's en de voorgeschiedenis;4° de documenten, vermeld in artikel 1, lid 1 of lid 2, naargelang het geval, van uitvoeringsverordening (EU) 2020/464 van de Commissie van 26 maart 2020 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de documenten die nodig zijn voor de erkenning met terugwerkende kracht van perioden in het kader van de omschakeling, de productie van biologische producten en de door de lidstaten te verstrekken informatie, waarover de bevoegde entiteit nog niet zelf beschikt. Het controleorgaan onderzoekt de aanvraag en bezorgt zijn advies uiterlijk veertien dagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen aan de bevoegde entiteit. Dat advies bevat al de volgende elementen: 1° de gegevens van de aanvraag, vermeld in het eerste lid;2° het gemotiveerde verslag van het onderzoek door het controleorgaan;3° een voorstel van beslissing van het controleorgaan. De bevoegde entiteit deelt haar beslissing over de verkorte omschakeling binnen veertien dagen na de dag waarop ze het advies, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, mee aan de exploitant en aan zijn controleorgaan.

Art. 8.§ 1. Als het controleorgaan vaststelt dat de grond of een of meer percelen daarvan verontreinigd is of zijn als vermeld in punt 1.7.2 van deel I van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, bezorgt het controleorgaan zijn volledige advies aan de bevoegde entiteit uiterlijk veertien dagen na de dag waarop de verontreiniging is vastgesteld. Dat advies bevat al de volgende elementen: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° een gedetailleerde beschrijving van het perceel, namelijk het adres, het kadasternummer, foto's en de voorgeschiedenis;3° het gemotiveerde verslag van het onderzoek door het controleorgaan;4° een voorstel van beslissing van het controleorgaan. De bevoegde entiteit deelt haar beslissing over de verlenging van de omschakelingsperiode binnen veertien dagen na de dag waarop ze het advies, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen, mee aan de exploitant en zijn controleorgaan. § 2. Als de bevoegde entiteit vaststelt dat de grond of een of meer percelen daarvan verontreinigd is of zijn als vermeld in punt 1.7.2 van deel I van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, kan ze beslissen om de omschakelingsperiode van een perceel van een exploitant te verlengen. De bevoegde entiteit deelt haar beslissing mee aan de exploitant en zijn controleorgaan. § 3. Als landbouwers vaststellen dat de grond of een of meer percelen daarvan verontreinigd is of zijn als vermeld in punt 1.7.2 van deel I van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, informeren ze uiterlijk veertien dagen na de dag waarop de verontreiniging is vastgesteld hun controleorgaan over die vaststelling.

Art. 9.Bij een behandeling met een niet voor gebruik in de biologische productie toegelaten product of stof legt de bevoegde entiteit een nieuwe omschakelingsperiode op conform punt 1.7.1 en 1.7.3 van deel I van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848.

Exploitanten die voor een perceel de nieuwe omschakelingsperiode, vermeld in het eerste lid, willen laten inkorten als vermeld in punt 1.7.3 van deel I van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, bezorgen daarvoor een aanvraag aan hun controleorgaan. Die aanvraag bevat al de volgende elementen: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° de naam van het controleorgaan bij wie de exploitant is aangesloten;3° een gedetailleerde beschrijving van het perceel waarvoor de verkorte omschakeling wordt aangevraagd, namelijk het adres, het kadasternummer, foto's en de voorgeschiedenis; 4° als het geval, vermeld in punt 1.7.3, a), van deel I van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, van toepassing is, de verplichte maatregel die toegepast is op het perceel in kwestie; 5° als het geval, vermeld in punt 1.7.3, b), van deel I van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, van toepassing is, een beschrijving van de wetenschappelijke proef en de goedkeuring van de wetenschappelijke proeven door een overheid.

Het controleorgaan onderzoekt de aanvraag en bezorgt zijn advies uiterlijk veertien dagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen aan de bevoegde entiteit. Dat advies bevat al de volgende elementen: 1° de gegevens van de aanvraag, vermeld in het tweede lid;2° het gemotiveerde verslag van het onderzoek door het controleorgaan;3° een voorstel van beslissing van het controleorgaan. De bevoegde entiteit deelt haar beslissing over de ingekorte omschakeling binnen veertien dagen na de dag waarop ze het advies, vermeld in het derde lid, heeft ontvangen, mee aan de exploitant en zijn controleorgaan. Afdeling 5. - Gebruik van niet-biologische voedselingrediënten van

agrarische oorsprong

Art. 10.De bevoegde entiteit kan het gebruik van niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong voor de productie van verwerkte biologische levensmiddelen voorlopig toelaten conform artikel 25, lid 1, van verordening (EU) 2018/848.

Exploitanten die niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong willen gebruiken in een verwerkt biologisch levensmiddel als vermeld in artikel 25 van verordening (EU) 2018/848, bezorgen daarvoor een aanvraag aan hun controleorgaan. Die aanvraag bevat al de volgende elementen: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° de naam van het controleorgaan bij wie de exploitant is aangesloten;3° de volgende algemene informatie over het ingrediënt: a) de naam van het ingrediënt;b) het primaire gebruik en de voorwaarden;c) als dat relevant is, de gebruikte technologie voor de productie van het ingrediënt;4° de volgende informatie over de wettelijke status: a) de status van het ingrediënt in EU-wetgeving of nationale wetgeving;b) de vermelding of het een nieuwe aanvraag of een verlenging van de aanvraag betreft;5° de volgende informatie voor de precieze omschrijving van het gevraagde ingrediënt: a) de algemene naam;b) als dat relevant is, de Latijnse naam;c) andere namen, inclusief handelsnamen;d) de chemische naam of namen, de CAS-code (chemical Abstracts Systematic Names), de CN-code, en in voorkomend geval andere codes;6° de kwaliteitsvereisten van het gevraagde ingrediënt, namelijk de beschrijving van de specifiek vereiste kwaliteit, als dat nodig is, met inbegrip van de kwaliteit van de componenten van het gevraagde ingrediënt en de specifieke productiemethodes;7° de volgende informatie over de noodzakelijke hoeveelheid: a) de motivering van de hoeveelheid;b) de gemotiveerde redenen van het tekort, namelijk: 1) de beschikbaarheid in biologische vorm;2) een structureel probleem van niet-beschikbaarheid in biologische vorm;3) een probleem met de kwaliteit;4) een andere reden;8° de verwachte duur van het tekort;9° het product waarin de exploitant het ingrediënt wilt gebruiken;10° de noodzaak van het gebruik van het ingrediënt in het product;11° de wijze waarop vastgesteld is dat het ingrediënt onvoldoende beschikbaar is in biologische kwaliteit;12° de overeenstemming met de doelen en de principes van de biologische productie. Het controleorgaan onderzoekt de aanvraag en bezorgt zijn advies uiterlijk veertien dagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen aan de bevoegde entiteit. Dat advies bevat al de volgende elementen: 1° de gegevens van de aanvraag, vermeld in het tweede lid;2° het gemotiveerde verslag van het onderzoek door het controleorgaan;3° een voorstel van beslissing van het controleorgaan. De bevoegde entiteit deelt haar beslissing over het gebruik van niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong binnen veertien dagen na de dag waarop ze het advies, vermeld in het derde lid, heeft ontvangen, mee aan de exploitant en zijn controleorgaan.

Elke toelating wordt bekendgemaakt op de website van de bevoegde entiteit en in het Belgisch Staatsblad. Afdeling 6. - Natuurlijke geboorten bij biologisch gehouden dieren

Art. 11.Conform punt 1.3.3 van deel II van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848 gelden de volgende voorwaarden voor runderen die bestemd zijn voor vleesproductie: 1° vanaf het vierde jaar na de start van de omschakeling van de dieren wordt een percentage van minstens 30% natuurlijke geboorten bereikt;2° het aantal natuurlijke geboorten is vanaf het zesde jaar na de start van de omschakeling van de dieren, per productie-eenheid groter dan 90% van het totale aantal geboorten bij het rundvee. Afdeling 7. - Gebruik van producten voor reiniging en ontsmetting in

de plantaardige productie

Art. 12.In afwachting van de opname van specifieke stoffen conform artikel 24, lid 9, van verordening (EU) 2018/848 worden bij plantaardige productie alleen schoonmaak- en ontsmettingsmiddelen gebruikt die toegelaten zijn in de niet-biologische plantaardige productie. Afdeling 8. - Gebruik van niet-biologisch gehouden dieren

Art. 13.Als exploitanten niet-biologisch gefokt pluimvee in een biologische productie-eenheid willen binnenbrengen als vermeld in punt 1.3.4.3 van deel II van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, bezorgen ze daarvoor een aanvraag aan hun controleorgaan. Die aanvraag bevat al de volgende elementen: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° de naam van het controleorgaan bij wie de exploitant is aangesloten;3° de volgende informatie over het niet-biologisch gefokt pluimvee waar de aanvraag betrekking op heeft: a) ras;b) aantal;c) leeftijd;d) producent;4° de vermelding of het pluimveebeslag voor het eerst wordt samengesteld, of dat het pluimveebeslag wordt vernieuwd, of dat het pluimveebeslag opnieuw wordt samengesteld;5° de stukken die bewijzen dat al de volgende voorwaarden zijn vervuld: a) een van de volgende gevallen is van toepassing: 1) het pluimveebeslag wordt voor het eerst samengesteld;2) het pluimveebeslag wordt vernieuwd;3) het pluimveebeslag wordt opnieuw samengesteld;b) er kan niet worden voldaan aan de kwalitatieve en kwantitatieve behoeften van de landbouwer;c) de voor de productie van eieren en slachtpluimvee bestemde jonge hennen zijn minder dan drie dagen oud;d) de omschakelingsperiode wordt in acht genomen. Het controleorgaan onderzoekt de aanvraag en bezorgt zijn advies uiterlijk veertien dagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen aan de bevoegde entiteit. Dat advies bevat al de volgende elementen: 1° de gegevens van de aanvraag, vermeld in het eerste lid;2° het gemotiveerde verslag van het onderzoek door het controleorgaan;3° een voorstel van beslissing van het controleorgaan. De bevoegde entiteit deelt haar beslissing over het binnenbrengen van niet-biologisch gefokt pluimvee in een biologische productie-eenheid binnen veertien dagen na de dag waarop ze het advies, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, mee aan de exploitant en zijn controleorgaan.

Art. 14.Als exploitanten niet-biologische dieren in een biologische productie-eenheid willen binnenbrengen als vermeld in punt 1.3.4.4 van deel II van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, bezorgen ze daarvoor een aanvraag aan hun controleorgaan. Die aanvraag bevat al de volgende elementen: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° de naam van het controleorgaan bij wie de exploitant is aangesloten;3° de vermelding van de diersoort, het aantal, de leeftijd en het ras; 4° de stukken die bewijzen dat de voorwaarden, vermeld in punt 1.3.4.4.1 of punt 1.3.4.4.2 van deel II van bijlage II van voormelde verordening, vervuld zijn.

Het controleorgaan onderzoekt de aanvraag en bezorgt zijn advies aan de bevoegde entiteit uiterlijk veertien dagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen. Dat advies bevat al de volgende elementen: 1° de gegevens van de aanvraag, vermeld in het eerste lid;2° het gemotiveerde verslag van het onderzoek door het controleorgaan;3° een voorstel van beslissing van het controleorgaan. De bevoegde entiteit deelt haar beslissing over het binnenbrengen van niet-biologische dieren in een biologische productie-eenheid binnen veertien dagen na de dag waarop ze het advies, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, mee aan de exploitant en zijn controleorgaan.

Art. 15.Exploitanten die de percentages van niet-biologische dieren die op een biologisch bedrijf worden binnengebracht, willen verhogen tot 40% als vermeld in punt 1.3.4.4.3 van deel II van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, bezorgen daarvoor een aanvraag aan hun controleorgaan. Die aanvraag bevat al de volgende elementen: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° de naam van het controleorgaan bij wie de exploitant is aangesloten;3° de diersoort;4° het aantal niet-biologische dieren dat zal worden binnengebracht op het bedrijf;5° het aantal volwassen biologische dieren van de diersoort, vermeld in punt 3°, dat al aanwezig is op het bedrijf;6° de periode waarin de uitbreiding zal gebeuren; 7° de stukken die bewijzen dat de voorwaarden, vermeld in punt 1.3.4.4.3 a), b) of c), van deel II van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, vervuld zijn.

Het controleorgaan onderzoekt de aanvraag en bezorgt uiterlijk veertien dagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen, zijn advies daarover aan de bevoegde entiteit. Dat advies bevat al de volgende elementen: 1° de gegevens van de aanvraag, vermeld in het eerste lid;2° het gemotiveerde verslag van het onderzoek door het controleorgaan;3° een voorstel van beslissing van het controleorgaan. De bevoegde entiteit deelt haar beslissing over het verhogen van de percentages binnen veertien dagen na de dag waarop ze het advies, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, mee aan de exploitant en zijn controleorgaan. Afdeling 9. - Toegang tot openluchtruimten

Art. 16.Conform punt 1.6.5 van deel II van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848 mag maximaal 50% van de openluchtruimten afgedekt zijn. Afdeling 10. - Veebezetting

Art. 17.Het aantal vee-eenheden als vermeld in punt 1.6.7 van deel II van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, wordt door de bevoegde entiteit vastgesteld met inachtneming van de forfaitaire waarden, vastgelegd conform artikel 25, eerste lid, 1°, van het Mest decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037097 bron vlaamse overheid Decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten, tenzij de veehouder kan aantonen dat er een beroep gedaan moet worden op de waarden, vermeld in artikel 25, eerste lid, 2°, van het voormelde decreet.

De bevoegde entiteit maakt het toegelaten aantal vee-eenheden bekend op haar website. Afdeling 11. - Aanbinden van dieren

Art. 18.Exploitanten die dieren willen aanbinden als vermeld in punt 1.7.5 van deel II van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, bezorgen daarvoor jaarlijks een aanvraag aan hun controleorgaan. Die aanvraag bevat al de volgende elementen: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° de naam van het controleorgaan bij wie de exploitant is aangesloten;3° de vermelding van de individuele dieren op het bedrijf, uitgezonderd jonge dieren;4° de periode;5° de diergeneeskundige en andere redenen waarom de dieren niet in groepen kunnen worden gehouden die aangepast zijn aan hun gedrag;6° de verklaring dat de dieren tijdens de graasperiode toegang hebben tot weidegrond en dat de dieren ten minste twee keer per week toegang krijgen tot openluchtruimten als grazen niet mogelijk is. Het controleorgaan onderzoekt de aanvraag en bezorgt uiterlijk veertien dagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen, zijn advies daarover aan de bevoegde entiteit. Dat advies bevat al de volgende elementen: 1° de gegevens van de aanvraag, vermeld in het eerste lid;2° het gemotiveerde verslag van het onderzoek door het controleorgaan;3° een voorstel van beslissing van het controleorgaan. De bevoegde entiteit deelt haar beslissing over het aanbinden van dieren binnen veertien dagen na de dag waarop ze het advies, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, mee aan de exploitant en zijn controleorgaan. Afdeling 12. - Ingrepen bij dieren

Art. 19.Exploitanten die een ingreep als vermeld in punt 1.7.8 van deel II van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, willen uitvoeren, bezorgen daarvoor een aanvraag aan hun controleorgaan, voor de ingreep wordt uitgevoerd. Die aanvraag bevat al de volgende elementen: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° de naam van het controleorgaan bij wie de exploitant is aangesloten;3° de soort ingreep;4° de diersoort;5° de persoon die de ingreep zal uitvoeren;6° het aantal dieren en de kenmerken van de dieren waarop de ingreep zal worden uitgevoerd;7° de redenen voor de ingreep;8° de periode waarin de ingreep uitgevoerd zal worden. Het controleorgaan onderzoekt de aanvraag en bezorgt uiterlijk veertien dagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen, zijn advies daarover aan de bevoegde entiteit. Dat advies bevat al de volgende elementen: 1° de gegevens van de aanvraag, vermeld in het eerste lid;2° het gemotiveerde verslag van het onderzoek door het controleorgaan;3° een voorstel van beslissing van het controleorgaan. Exploitanten houden een lijst bij van alle ingrepen die bij hun dieren zijn uitgevoerd.

De bevoegde entiteit deelt haar beslissing over de ingreep binnen veertien dagen na de dag waarop ze het advies, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, mee aan de exploitant en zijn controleorgaan. De toestemming om een bepaalde ingreep uit te voeren is maximaal twaalf maanden geldig. De bevoegde entiteit deelt de duur van de toestemming mee. Afdeling 13. - Diervoeders

Art. 20.Als de bevoegde entiteit vaststelt dat biologische eiwithoudende diervoeders niet in voldoende hoeveelheid beschikbaar zijn, mogen onder de voorwaarden, vermeld in punt 1.9.3.1, c), of punt 1.9.4.2, c), van deel II van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, niet-biologische eiwithoudende diervoeders gebruikt worden. Afdeling 14. - Traaggroeiende rassen

Art. 21.Ter uitvoering van punt 1.9.4.1 van deel II van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848 worden de pluimveerassen met een gemiddelde groei van maximaal 38 gram per dag beschouwd als traaggroeiend ras. Afdeling 15. - Vrijhouden uitlopen

Art. 22.Ter uitvoering van punt 1.9.4.4 van deel II van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848 worden de uitlopen voor pluimvee tussen twee productieronden minstens vier weken leeg gehouden. Afdeling 16. - Productievoorschriften voor algen en aquacultuurdieren

Art. 23.Conform punt 1.2 van deel III van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848 legt de bevoegde entiteit op individuele basis de scheiding vast tussen de biologische en niet-biologische productie-eenheden. Daarbij wordt rekening gehouden met de criteria, vermeld in punt 1.2 van deel III van bijlage II van verordening (EU) 2018/848.

Art. 24.Exploitanten die in het wild gevangen of niet-biologische aquacultuurdieren in een bedrijf willen binnenbrengen als vermeld in punt 3.1.2.1 d), van deel III van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, bezorgen daarvoor een aanvraag aan hun controleorgaan. Die aanvraag bevat al de volgende elementen: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° de naam van het controleorgaan bij wie de exploitant is aangesloten;3° de soort, inclusief de Latijnse naam van de beoogde in het wild te vangen dieren of de niet-biologische aquacultuurdieren, en de beoogde hoeveelheid ervan; 4° de stukken die bewijzen dat de voorwaarden, vermeld in punt 3.1.2.1, d), van deel III van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, vervuld zijn.

Het controleorgaan onderzoekt de aanvraag en bezorgt uiterlijk veertien dagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen, zijn advies daarover aan de bevoegde entiteit. Dat advies bevat al de volgende elementen: 1° de gegevens van de aanvraag, vermeld in het eerste lid;2° het gemotiveerde verslag van het onderzoek door het controleorgaan;3° een voorstel van beslissing van het controleorgaan. De bevoegde entiteit deelt haar beslissing over het binnenbrengen in een bedrijf van in het wild gevangen of niet-biologische aquacultuurdieren binnen veertien dagen na de dag waarop ze het advies, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, mee aan de exploitant en zijn controleorgaan.

Art. 25.Exploitanten die voor opkweekdoeleinden in een biologische productie-eenheid gebruik willen maken van maximaal 50% niet-biologische juvenielen als vermeld in punt 3.1.2.1, tweede alinea, van deel III van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848, bezorgen daarvoor een aanvraag aan hun controleorgaan. Die aanvraag bevat al de volgende elementen: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° de naam van het controleorgaan bij wie de exploitant aangesloten is;3° het percentage niet-biologische juvenielen van soorten die niet biologisch zijn ontwikkeld in de Europese Unie vóór 1 januari 2022;4° de soort juveniel, inclusief de Latijnse naam;5° de verklaring dat in het verleden geen eerdere aanvraag daarvoor is ingediend;6° het bewijs dat minstens twee derde deel van de productiecyclus volgens de biologische methode wordt beheerd. In het eerste lid, 6°, wordt verstaan onder productiecyclus: de productiecyclus, vermeld in artikel 3, punt 40, van verordening (EU) 2018/848.

Het controleorgaan onderzoekt de aanvraag en bezorgt uiterlijk veertien dagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen, zijn advies daarover aan de bevoegde entiteit. Dat advies bevat de volgende elementen: 1° de gegevens van de aanvraag, vermeld in het eerste lid;2° het gemotiveerde verslag van het onderzoek door het controleorgaan;3° een voorstel van beslissing van het controleorgaan. De bevoegde entiteit deelt haar beslissing over het gebruiken van niet-biologische juvenielen binnen veertien dagen na de dag waarop ze het advies, vermeld in het derde lid, heeft ontvangen, mee aan de exploitant en zijn controleorgaan.

Art. 26.Conform punt 3.2.1 van deel III van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848 mag wild zaad verzameld worden. Afdeling 17. - Productievoorschriften voor verwerkte levensmiddelen

Art. 27.Er kan toestemming worden gegeven om natriumnitriet of kaliumnitraat te gebruiken. Exploitanten die natriumnitriet of kaliumnitraat willen gebruiken, bezorgen daarvoor een aanvraag aan hun controleorgaan. Die aanvraag bevat al de volgende elementen: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° de naam van het controleorgaan bij wie de exploitant is aangesloten;3° de naam, de beschrijving en de samenstelling van het biologische product waarin natriumnitriet of kaliumnitraat gebruikt zal worden;4° een grondige motivering van de exploitant waarom het gebruik van natriumnitriet of kaliumnitraat vereist is. Het controleorgaan onderzoekt de aanvraag en bezorgt uiterlijk veertien dagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen, zijn advies daarover aan de bevoegde entiteit. Dat advies bevat al de volgende elementen: 1° de gegevens van de aanvraag, vermeld in het eerste lid;2° het gemotiveerde verslag van het onderzoek door het controleorgaan;3° een voorstel van beslissing van het controleorgaan. De bevoegde entiteit deelt haar beslissing over het gebruik van natriumnitriet of kaliumnitraat binnen veertien dagen na de dag waarop ze het advies, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, mee aan de exploitant en zijn controleorgaan. De toestemming is maximaal twaalf maanden geldig. De bevoegde entiteit deelt de duur van de toestemming mee. Afdeling 18. - Productievoorschriften voor verwerkte diervoeders

Art. 28.Bij de biologische productiemethode zijn de synthetische vitaminen A, D en E, die identiek zijn aan de natuurlijke vitaminen, toegestaan voor herkauwers. Afdeling 19. - Rampzalige omstandigheden

Art. 29.In dit artikel wordt verstaan onder gedelegeerde verordening (EU) 2020/2146: gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2146 van de Commissie van 24 september 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft uitzonderlijke productievoorschriften in de biologische productie.

Conform artikel 22 van verordening (EU) 2018/848 en artikel 1, 2 en 3 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/2146, kan de bevoegde entiteit de volgende beslissingen nemen: 1° een situatie als rampzalige omstandigheden erkennen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden, dierziekten, een milieuongeval, een natuurramp, een rampzalige gebeurtenis en elke vergelijkbare situatie;2° afwijkingen op de productievoorschriften toestaan. De bevoegde entiteit kan een situatie alleen als rampzalige omstandigheid erkennen als gevolg van een natuurramp als vermeld in het tweede lid, 1°, op voorwaarde dat de Vlaamse Regering die gebeurtenis als natuurramp heeft erkend conform het decreet van 5 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/04/2019 pub. 23/04/2019 numac 2019011959 bron vlaamse overheid Decreet houdende de tegemoetkoming in de schade die aangericht is door rampen in het Vlaamse Gewest sluiten houdende de tegemoetkoming in de schade die aangericht is door rampen in het Vlaamse Gewest.

Exploitanten die een afwijking op de productievoorschriften en de erkenning als rampzalige gebeurtenis willen verkrijgen als vermeld in artikel 3 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/2146, bezorgen daarvoor een aanvraag aan hun controleorgaan. Die aanvraag bevat al de volgende elementen: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° de naam van het controleorgaan bij wie de exploitant is aangesloten;3° de vermelding dat het gaat om een van de volgende gevallen en de bijbehorende motivering en bewijzen: a) ongunstige weersomstandigheden;b) een dierziekte;c) een milieuongeval;d) een natuurramp;e) een rampzalige gebeurtenis;f) een vergelijkbare situatie;4° de vermelding of de situatie zich in een specifiek gebied voordoet en in dat geval in welk gebied, of dat de situatie zich voordoet in het gebied van de exploitant in kwestie, en de bijbehorende motivering en bewijzen;5° de specifieke afwijking als vermeld in artikel 3, lid 1 tot en met 9, van gedelegeerde verordening (EU) 2020/2146, waarop de aanvraag betrekking heeft;6° de eventuele gronden of soorten waarop de aanvraag van toepassing is;7° de verwachte duurtijd van de specifieke afwijking. Het controleorgaan onderzoekt de aanvraag en bezorgt uiterlijk veertien dagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen, zijn advies daarover aan de bevoegde entiteit. Dat advies bevat al de volgende elementen: 1° de gegevens van de aanvraag, vermeld in het vierde lid;2° het gemotiveerde verslag van het onderzoek door het controleorgaan;3° een voorstel van beslissing van het controleorgaan. De bevoegde entiteit deelt haar beslissing over de erkenning van een situatie als rampzalige omstandigheden en over de gevraagde afwijking, binnen veertien dagen na de dag waarop ze het advies, vermeld in het vijfde lid, heeft ontvangen, mee aan de exploitant en het controleorgaan. Afdeling 20. - Gebruik van niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 30.Conform punt 1.8.5 van deel I van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848 wordt in dit hoofdstuk het gebruik van niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal toegestaan.

Het gebruik van niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal is alleen toegestaan als aan de bepalingen van de volgende regelingen is voldaan: 1° verordening (EU) 2018/848 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ervan;2° het besluit van 29 oktober 2021;3° dit besluit. Onderafdeling 2. - Indeling van rassen, soorten, ondersoorten in niveaus

Art. 31.De soorten, ondersoorten of rassen worden door de bevoegde entiteit in overleg met de andere gewesten ingedeeld in lijsten op basis van een van de volgende drie niveaus, naargelang de beschikbaarheid van het biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal: 1° niveau 1;2° niveau 2;3° niveau 3. De bevoegde entiteit vraagt voor de indeling in niveaus een advies aan experten uit het werkveld, biologische telers, vertegenwoordigers van de zaadhuizen en de sectororganisaties. Het advies is niet bindend.

Art. 32.In de lijst van niveau 1 als vermeld in artikel 31, eerste lid, 1°, staan soorten, ondersoorten of rassen die geregistreerd zijn in de databank en waarvan de bevoegde entiteit heeft geoordeeld dat er voldoende biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal beschikbaar is voor de geschikte rassen.

Art. 33.In de lijst van niveau 2 als vermeld in artikel 31, eerste lid, 2°, staan de soorten, ondersoorten of rassen die niet tot niveau 1 of 3 behoren.

Art. 34.In de lijst van niveau 3 als vermeld in artikel 31, eerste lid, 3°, van dit besluit, staan de soorten, ondersoorten of rassen, vermeld in punt 1.8.5.7 van deel I van bijlage II van verordening (EU) 2018/848.

Art. 35.In dit artikel wordt verstaan onder systeem plant: het systeem, vermeld in artikel 26, lid 2, a), van verordening (EU) 2018/848.

De bevoegde entiteit evalueert de lijsten, vermeld in artikel 32, 33 en 34, minimaal jaarlijks op het meest geschikte tijdstip in functie van de teelt in kwestie.

Als zich in de loop van het teeltseizoen een uitzonderlijke situatie voordoet, kan de bevoegde entiteit de voormelde lijsten ook buiten de jaarlijkse cyclus aanpassen. De lijst van niveau 1, vermeld in artikel 32, kan uitzonderlijk buiten de jaarlijkse cyclus aangepast worden als de bevoegde entiteit oordeelt dat het aanbod of de behoeften structureel anders zijn dan het aanbod en de behoeften waarop de bevoegde entiteit zich aanvankelijk heeft gebaseerd bij de indeling van de soorten, ondersoorten of rassen.

De lijsten, vermeld in artikel 32, 33 en 34, worden in het systeem plant gepubliceerd en zijn vanaf de dag na de publicatie in het systeem plant van toepassing.

Onderafdeling 3. - Vergunningen voor en meldingen van het gebruik van niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal

Art. 36.Onafhankelijk van het niveau, vermeld in artikel 31, waarop de soort of ondersoort van het gevraagde ras of het ras zich bevindt, wordt altijd gecontroleerd of het ras in de databank is opgenomen. Als het gevraagde ras in de databank beschikbaar is, wordt het biologisch plantaardig teeltmateriaal of het plantaardig omschakelingsteeltmateriaal gebruikt.

Art. 37.Als een soort, ondersoort of ras op de lijst van niveau 1, vermeld in artikel 32, staat, kan alleen een vergunning voor het gebruik van niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal verleend worden aan individuele exploitanten als dat gerechtvaardigd is om een van de volgende redenen: 1° voor gebruik in onderzoek, op voorwaarde dat de bevoegde entiteit ermee heeft ingestemd;2° voor tests in kleinschalige veldproeven, op voorwaarde dat de bevoegde entiteit ermee heeft ingestemd;3° voor de instandhouding van het ras of voor productinnovatie, op voorwaarde dat de bevoegde entiteit ermee heeft ingestemd.

Art. 38.Alleen in de volgende gevallen kan voor de soorten, ondersoorten of rassen die op de lijst van niveau 2, vermeld in artikel 33, staan, een vergunning verleend worden aan individuele exploitanten voor het gebruik van niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal: 1° van de soort die de exploitant wenst, is geen ras geregistreerd in de databank;2° er is geen leverancier die het biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal in kwestie tijdig kan leveren voor het inzaaien of planten, terwijl de exploitant het plantaardig teeltmateriaal wel tijdig heeft besteld om de bereiding en levering van het biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal mogelijk te maken;3° het ras dat de exploitant wenst, is niet in de databank geregistreerd als biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal, en de exploitant kan aantonen dat geen van de geregistreerde alternatieven van dezelfde soort geschikt is voor de agronomische en bodem- en klimaatomstandigheden en nodige technologische eigenschappen voor de te verkrijgen productie en dat de toelating daarom belangrijk is voor de productie van de exploitant;4° de toelating is gerechtvaardigd voor gebruik in onderzoek, voor tests in kleinschalige veldproeven, voor de instandhouding van het ras of voor productinnovatie, en de bevoegde entiteit heeft ermee ingestemd.

Art. 39.Exploitanten die niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal van rassen die behoren tot rassen van niveau 1 of niveau 2 als vermeld in artikel 37 en 38, willen gebruiken, dienen een vergunningsaanvraag in bij hun controleorgaan. De aanvraag bevat al de volgende gegevens: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° de naam van het ras en de hoeveelheid ervan;3° de reden en de verantwoording van de aanvraag, vermeld in artikel 37 of 38. De vergunningsaanvraag kan op zijn vroegst vanaf de volgende data ingediend worden: 1° 1 december voor de soorten, ondersoorten of rassen die in de lente of de zomer van het volgende jaar worden gezaaid of geplant;2° 1 september voor de soorten, ondersoorten of rassen die in de herfst of de winter worden gezaaid of geplant;3° 1 december van het vorige jaar voor de soorten, ondersoorten of rassen die het hele jaar door worden gezaaid of geplant. Het controleorgaan controleert of voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 37 of 38, naargelang het gaat om een soort of ondersoort die of een ras dat behoort tot een soort of ondersoort die of een ras dat op de lijsten van niveau 1 of 2, vermeld in artikel 32 of 33, staat.

De exploitanten houden de stukken die bewijzen dat de voorwaarden, vermeld in artikel 37 en 38, vervuld zijn, ter beschikking van hun controleorgaan en de bevoegde entiteit.

Als de vergunningsaanvraag voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 37 of 38, verleent het controleorgaan de vergunning om het gevraagde ras te gebruiken binnen vijf werkdagen nadat het de aanvraag heeft ontvangen.

De vergunning wordt telkens voor één teeltseizoen verleend.

Exploitanten moeten een vergunning hebben vóór ze het gewas inzaaien of planten.

Art. 40.Voor de soorten, ondersoorten of rassen die op de lijst van niveau 3, vermeld in artikel 34, staan, wordt een algemene toelating verleend voor gebruik van niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal.

Exploitanten houden de hoeveelheden gebruikt niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal bij dat voldoet aan de algemene toelating.

Exploitanten melden ten minste jaarlijks de lijst en de hoeveelheden niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal aan hun controleorgaan. Die melding bevat al de volgende gegevens: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) de naam;c) het adres;d) het ondernemingsnummer;2° de naam van de soort, ondersoort of ras;3° de hoeveelheid ervan. De algemene toelating geldt vanaf de volgende data: 1° 1 december voor de soorten, ondersoorten of rassen die in de lente of de zomer van het volgende jaar worden gezaaid of geplant;2° 1 september voor de soorten, ondersoorten of rassen die in de herfst of de winter worden gezaaid of geplant;3° 1 december van het vorige jaar voor de soorten, ondersoorten of rassen die het hele jaar door worden gezaaid of geplant.

Art. 41.Het controleorgaan registreert al de volgende informatie: 1° de aangevraagde, toegestane en geweigerde vergunningen;2° de meldingen, vermeld in artikel 40, derde lid;3° de aangevraagde hoeveelheden plantaardig teeltmateriaal. Onderafdeling 4. - Databank en systemen plant en dier

Art. 42.In dit artikel wordt verstaan onder systeem dier: het systeem, vermeld in artikel 26, lid 2, b) en c), en artikel 26, lid 3, van verordening (EU) 2018/848.

De soorten, ondersoorten en rassen waarvoor biologisch plantaardig teeltmateriaal en plantaardig omschakelingsteeltmateriaal beschikbaar zijn, kunnen door de leverancier opgenomen worden in de databank.

In afwijking van artikel 26, lid 1, van verordening (EU) 2018/848 kunnen leveranciers ook biologische zaailingen en zaailingen in omschakeling laten opnemen in de databank.

De leverancier wordt gevraagd de soorten, ondersoorten en rassen waarvan biologisch plantaardig teeltmateriaal of plantaardig omschakelingsteeltmateriaal beschikbaar is, in de databank op te nemen en die bij te werken vóór de volgende data: 1° 1 oktober voor de soorten, ondersoorten en rassen die in de lente of de zomer van het volgende jaar worden gezaaid of geplant;2° 1 juli voor de soorten, ondersoorten en rassen die in de herfst of de winter worden gezaaid of geplant;3° 1 oktober van het vorige jaar voor de soorten, ondersoorten en rassen die het hele jaar door worden gezaaid of geplant. De biologische dieren of biologische aquacultuurjuvenielen waarvoor conform punt 1.3.4.4 van deel II van bijlage II bij verordening (EU) 2018/848 een afwijking kan gelden, kunnen in het systeem dier ingebracht worden. Die biologische dieren of biologische aquacultuurjuvenielen worden in het systeem ingebracht als die in toereikende hoeveelheden en binnen een redelijke termijn geleverd kunnen worden.

Exploitanten kunnen rassen en stammen die aangepast zijn aan de biologische productie of biologische jonge hennen in het systeem dier openbaar maken conform de voorwaarden, vermeld in artikel 26, lid 3, van verordening (EU) 2018/848. Afdeling 21. - Productievoorschriften voor specifieke diersoorten

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 43.Conform artikel 20 van verordening (EU) 2018/848 worden er in deze afdeling productievoorschriften bepaald voor de volgende diersoorten: 1° struisvogels en hun producten;2° slakken en hun producten;3° kwartels en hun producten.

Art. 44.Tenzij het anders bepaald is in deze afdeling, zijn de productievoorschriften, vermeld in de volgende regelingen, ook van toepassing op de diersoorten en hun producten, vermeld in artikel 43 van dit besluit: 1° verordening (EU) 2018/848 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ervan;2° dit besluit en de uitvoeringsbepalingen ervan. Onderafdeling 2. - Omschakelingsperiode

Art. 45.De omschakelingsperiode bedraagt: 1° vijf weken voor kwartels;2° acht maanden voor struisvogels.

Art. 46.De omschakelingsperiode van de buitenparken van slakken kan beperkt worden tot twaalf maanden als de grond gedurende het voorbije jaar niet behandeld is met producten die niet voor gebruik in de biologische productie zijn toegestaan.

Onderafdeling 3. - Slachtleeftijd

Art. 47.Bij de slacht gelden de volgende minimumleeftijden: 1° vijf weken voor kwartels;2° acht maanden voor struisvogels. Onderafdeling 4. - Gebruik van niet-biologisch gehouden dieren

Art. 48.De maximale leeftijd voor het binnenbrengen van niet-biologische dieren op een biologische productie-eenheid bedraagt drie dagen voor struisvogels en voor kwartels.

Art. 49.Bij struisvogels en kwartels bedraagt het maximale percentage niet-biologische nullipare vrouwelijke dieren dat per jaar op een bedrijf mag worden binnengebracht, 10% van de volwassen diersoort in kwestie of in ieder geval minstens één niet-biologisch dier. De exploitant houdt daarvan de nodige bewijsstukken bij.

Art. 50.Om de slakken onder biologische aanduiding te kunnen verkopen, worden de dieren na hun geboorte volgens de biologische productiemethode gehouden.

Er mogen alleen slakken gebruikt worden die tot een van de volgende rassen behoren: 1° Helix Aspersa aspersa;2° Helix Aspersa maxima;3° Helix pomatia. Niet-biologisch gehouden slakken mogen alleen gebruikt worden als fokdieren en op voorwaarde dat er geen biologische dieren verkrijgbaar zijn. De exploitant houdt daarvoor de nodige bewijsstukken bij.

Onderafdeling 5. - Huisvesting en dierhouderijpraktijken

Art. 51.De minimale oppervlakten voor de binnen- en buitenruimte zijn bepaald in de tabel die is opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 52.Vanaf de leeftijd van vijftien dagen hebben de kwartels toegang tot de buitenuitloop, als de weersomstandigheden dat toelaten.

Vanaf het moment dat het mogelijk is, hebben struisvogels toegang tot de buitenuitloop.

Onderafdeling 6. - Bijkomende productievoorschriften voor slakken

Art. 53.Met uitzondering van de winterslaapperiode en de periode in de binnenruimte worden de slakken gehouden in een buitenruimte. De buitenruimte is begroeid.

De winterslaapperiode mag in een beschutte omgeving plaatsvinden, namelijk een overwinteringsruimte.

Na de winterslaapperiode worden de slakken uit de overwinteringsruimte gehaald en mogen de slakken nog tot uiterlijk 15 mei in een binnenruimte gehouden worden. De slakken mogen maximaal 6 weken in de binnenruimte gehouden worden. Uiterlijk op 16 mei worden de slakken in de buitenruimtes uitgezet. Ze mogen ook na de winterslaapperiode direct van de overwinteringsruimte in de buitenruimtes uitgezet worden, zonder eerst in de binnenruimte gehouden te worden.

Slakken jonger dan zes weken mogen maar tot en met 15 mei in een binnenruimte gehouden worden. Daarna worden ze in een buitenruimte gehouden.

Art. 54.In het najaar worden de slakken naar de overwinteringsruimte gebracht voor de winterslaap.

De niet volledig afgemeste slakken worden overgebracht naar een overwinteringsruimte voor de winterslaap tot ze terug kunnen worden uitgezet in het volgende jaar voor verder afmesten.

Art. 55.De slakken worden gehouden en voortgeplant met respect voor hun natuurlijke biologische cyclus.

Op het einde van elke vetmestingscyclus blijven de buitenparken leeg gedurende minstens vier weken.

Art. 56.De buitenruimten voor slakken kunnen aangerijkt worden met regenwormen van de soort Esenia fetida (tijgerworm).

Art. 57.Voor het slachten worden de slakken uit de buitenparken genomen en gedurende minstens vier dagen uitgevast. Het broeien wordt uitgevoerd met kokend water dat al of niet is gezouten.

Art. 58.Het overspannen met gaas van de buitenuitloop wordt niet gezien als afdekken van de openluchtruimten.

Art. 59.Het bijvoederen van slakken, zowel de fokdieren als de productiedieren, is toegelaten.

Art. 60.Het etiket van de voorverpakte bereide slakken vermeldt bij de verkoopbenaming ook de wetenschappelijke naam van de slak. HOOFDSTUK 3. - Verplichtingen van exploitanten en groepen exploitanten

Art. 61.De registratie, vermeld in artikel 13 van het besluit van 29 oktober 2021, bevat al de volgende elementen van de exploitanten of groepen exploitanten: 1° het ondernemingsnummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen of voor exploitanten of groepen exploitanten die niet inschrijvingsplichtig zijn bij de Kruispuntbank van Ondernemingen, het ondernemingsnummer bij een buitenlandse databank waarin alle basisgegevens van ondernemingen en hun vestigingseenheden verzameld zijn;2° de naam, het adres, de rechtsvorm en de begindatum, tenzij die gegevens opgenomen zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen;3° het e-mailadres van de exploitant of de groep exploitanten;4° in voorkomend geval de volgende identificatiegegevens van de personen die de exploitant of de groep exploitanten kunnen vertegenwoordigen op het e-loket van de bevoegde entiteit: a) de voor- en achternaam;b) het rijksregisternummer;c) het e-mailadres. De bevoegde entiteit kan voor de uitvoering van haar opdrachten voor de biologische productie en etikettering van biologische producten de gegevens van de exploitant of de groep exploitanten die beschikbaar zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen, opvragen en verwerken.

De bevoegde entiteit kent na de registratie, vermeld in het eerste lid, een klantnummer toe aan de exploitanten en groepen exploitanten.

Art. 62.De melding, vermeld in artikel 13 van het besluit van 29 oktober 2021, bevat al de volgende elementen: 1° de volgende identificatiegegevens van de exploitant: a) het klantnummer bij de bevoegde entiteit;b) het ondernemingsnummer;c) de naam;d) het adres;e) het e-mailadres;2° het controleorgaan waarbij de exploitant of de groep exploitanten is aangesloten en het bewijs van aansluiting;3° de activiteiten en productcategorieën waarvoor de exploitant of de groep exploitanten de melding indient;4° in voorkomend geval het bewijs van de benodigde registratie, melding of erkenning bij het FAVV, tenzij de bevoegde entiteit rechtstreeks over die gegevens beschikt;5° de vermelding of het bedrijf een gemengde activiteit uitvoert;6° in voorkomend geval de verklaring van de exploitant of de groep exploitanten dat de verantwoordelijkheid voor de biologische productie op hem blijft rusten en die verantwoordelijkheid niet op de onderaannemer heeft overgedragen;7° de vermelding of de exploitant of de groep exploitanten al eerder aangesloten was bij een controleorgaan voor bio-certificering en in voorkomend geval welk.

Art. 63.De melding, vermeld in artikel 18 van het besluit van 29 oktober 2021, bevat de volgende elementen: 1° het referentienummer van het controlecertificaat of in voorkomend geval van het extract van het controlecertificaat;2° de analyseresultaten van monsternemingen als die beschikbaar zijn;3° de commerciële documenten en transportdocumenten;4° de bevestiging dat de producten in het vrije verkeer worden gebracht of worden binnengebracht via een grenscontrolepost of een punt voor vrijgave voor het vrije verkeer dat in het Vlaamse Gewest ligt;5° de bevestiging dat de goederen onder een douaneregeling worden geplaatst, worden gesplitst of in het vrije verkeer worden gebracht;6° het geraamde tijdstip van aankomst van de goederen in de grenscontrolepost of het punt voor vrijgave voor het vrije verkeer. De bevoegde entiteit kan bijkomende documenten opvragen. HOOFDSTUK 4. - Controleorganen Afdeling 1. - Certificaat

Art. 64.Naast de elementen, vermeld in deel I van bijlage VI bij verordening (EU) 2018/848, worden de volgende elementen opgenomen in het certificaat: 1° de lijst van producten;2° voor exploitanten die biologische producten rechtstreeks aan de eindconsument verkopen: de lijst van bedrijfsruimten of -units waar de business-to-consumer-activiteit, afgekort B2C, door de exploitant of de groep exploitanten wordt uitgeoefend;3° voor alle exploitanten: de vermelding of de business-to-business-activiteit, afgekort B2B, of de business-to-consumer-activiteit, afgekort B2C, verricht wordt;4° voor exploitanten met als activiteit bereiding: de vermelding om welk van de volgende activiteiten het gaat: a) verwerking;b) andere vormen van verduurzaming die geen verwerking zijn, zoals slachten, uitsnijden, invriezen, versnijden, ontdooien, afbakken;c) heretiketteren of herverpakken;5° in voorkomend geval de vermelding dat de exploitant de producten niet fysiek afhandelt;6° in voorkomend geval de vermelding dat de exploitant als eerste geadresseerde optreedt. Afdeling 2. - Vergoedingen

Art. 65.Ter uitvoering van artikel 69 van het besluit van 29 oktober 2021 voorzien de controleorganen in een aparte vergoeding voor de volgende types van activiteiten van exploitanten: 1° productie;2° bereiding: a) verwerking waarbij niet rechtstreeks aan de eindconsument wordt verkocht;b) andere vormen van verduurzaming die geen verwerking zijn, zoals slachten, uitsnijden, invriezen, versnijden, ontdooien, afbakken en waarbij niet rechtstreeks aan de eindconsument wordt verkocht;c) alleen heretiketteren of herverpakken zonder vorm van verduurzaming of verwerking en waarbij niet rechtstreeks aan de eindconsument wordt verkocht;d) verwerking waarbij rechtstreeks aan de eindconsument wordt verkocht;e) andere vormen van verduurzaming die niet verwerking zijn, zoals slachten, uitsnijden, invriezen, versnijden, ontdooien, afbakken en waarbij rechtstreeks aan de eindconsument wordt verkocht;f) alleen heretiketteren of herverpakken zonder vorm van verduurzaming of verwerking en waarbij rechtstreeks aan de eindconsument wordt verkocht;3° de volgende wijze van distributie of in de handel brengen: a) distributie of in de handel brengen met fysieke afhandeling van de goederen door de exploitant en waarbij niet rechtstreeks aan de eindconsument wordt verkocht;b) distributie of in de handel brengen met fysieke afhandeling van de goederen door de exploitant en waarbij rechtstreeks aan de eindconsument wordt verkocht;c) distributie of in de handel brengen zonder fysieke afhandeling van de goederen door de exploitant en waarbij niet rechtstreeks aan de eindconsument wordt verkocht;d) distributie of in de handel brengen zonder fysieke afhandeling van de goederen door de exploitant en waarbij rechtstreeks aan de eindconsument wordt verkocht;4° opslag: a) exploitant treedt niet op als eerste geadresseerde;b) exploitant treedt ook op als eerste geadresseerde voor import;5° import.

Art. 66.Het vaste gedeelte van de vergoedingen, vermeld in artikel 69 van het besluit van 29 oktober 2021, omvat een basisbijdrage afhankelijk van het type van activiteit van de exploitant, vermeld in artikel 65 van dit besluit.

Art. 67.Om het variabele gedeelte van de vergoedingen, vermeld in artikel 69 van het besluit van 29 oktober 2021 te bepalen, houden de controleorganen rekening met de elementen, vermeld in het tweede tot en met het vijfde lid.

Voor exploitanten met de activiteit productie wordt rekening gehouden met: 1° de grootte van het areaal en de types van teelten, vermeld in punt A van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd;2° het aantal aanwezige of verkochte dieren en de diersoorten, vermeld in punt B van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd. Voor exploitanten met de activiteit bereiding, onderverdeling verwerking, wordt rekening gehouden met het aantal verschillende afgewerkte producten.

Voor exploitanten met activiteiten andere dan productie wordt rekening gehouden met: 1° de grootte van het omzetcijfer volgens de verdeling, vermeld in punt C van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, als niet rechtstreeks aan de eindconsument wordt verkocht;2° de grootte van het aankoopcijfer volgens de verdeling, vermeld in punt D van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, als rechtstreeks aan de eindconsument wordt verkocht. Voor alle categorieën van exploitanten wordt rekening gehouden met: 1° gemengde activiteit: productie, bereiding, import, verdeling of verkoop van verschillende producten, van zowel gangbare als in omschakelings- of biologische kwaliteit, in dezelfde bedrijfseenheid;2° bijkomende vestigingen. In het variabele gedeelte van de vergoedingen, vermeld in artikel 69 van het besluit van 29 oktober 2021, kunnen de controleorganen ook een aparte vergoeding aanrekenen voor de volgende activiteiten: 1° de gerichte controles en de verscherpte controles, vermeld in artikel 40, 5° en 6°, van het voormelde besluit, en de onderzoeken, vermeld in artikel 47 en 48 van het voormelde besluit;2° de monsternemingen die in het kader van de gerichte controles, vermeld in artikel 40, 5°, en in het kader van de onderzoeken, vermeld in artikel 47 en 48 van het voormelde besluit, worden uitgevoerd;3° de opmaak van andere certificaten dan de certificaten, vermeld in artikel 35, lid 1, van verordening (EU) 2018/848 en de vertalingen van de certificaten, vermeld in artikel 35, lid 1, van de voormelde verordening.

Art. 68.Conform het tweede lid passen de controleorganen korting voor thuisverwerking toe.

Een controleorgaan mag aan een producent die ook een bereidingsactiviteit uitvoert, geen vergoeding aanrekenen voor de controle op de bereidingsactiviteit van een product, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° het product wordt bereid op het eigen bedrijf;2° het product wordt voornamelijk, namelijk meer dan 80%, rechtstreeks verkocht aan de eindconsument door de producent;3° voor de bereiding van het product worden alleen ingrediënten aangekocht die niet op het eigen bedrijf worden geproduceerd;4° maximaal 50 gewichtsprocent van de ingrediënten in het product wordt aangekocht. Naast de korting, vermeld in het tweede lid, mogen de controleorganen uitsluitend de volgende kortingen toepassen: 1° korting vanaf oktober: een controleorgaan mag naar evenredigheid een korting toepassen voor bedrijven die hun verbintenis met het controleorgaan in het laatste kwartaal van het jaar aangaan;2° korting voor exploitanten met als enige activiteit business-to-business-activiteit, afgekort B2B-distributie of in de handel brengen, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld: a) het betreft alleen voorverpakte producten; b) de bio-omzet bedraagt minder dan 50.000 euro; c) het betreft één vestiging;d) er zijn maximaal tien leveranciers;3° korting voor exploitanten met als activiteit bereiding met maximaal vijf dagen met biologische productie per jaar;4° korting voor exploitanten met als activiteit bereiding met één ingrediënt. Afdeling 3. - Rapportageverplichtingen controleorganen

Art. 69.De tabel, vermeld in artikel 82, eerste lid, 1°, van het besluit van 29 oktober 2021, bevat al de volgende gegevens: 1° het ondernemingsnummer;2° het marktdeelnemersnummer;3° het landbouwernummer;4° de bedrijfsnaam;5° de voor- en achternaam van de verantwoordelijke van het bedrijf;6° het gewest waar het bedrijf is gevestigd;7° in voorkomend geval het veebeslagnummer of de veebeslagnummers. In het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder marktdeelnemersnummer: het unieke nummer van de exploitant of de groep exploitanten dat toegekend is door het controleorgaan, dat voorafgegaan wordt door de eerste letter van het controleorgaan of de afdeling in kwestie van het controleorgaan.

De tabel, vermeld in het eerste lid, vermeldt alle exploitanten die in het jaar n gecertificeerd waren en werden.

De identificatiegegevens zijn actueel op 31 december van het jaar n.

Art. 70.De tabel, vermeld in artikel 82, eerste lid, 2°, van het besluit van 29 oktober 2021, bevat al de volgende gegevens: 1° het ondernemingsnummer;2° de vermelding of het al dan niet om een gemengde activiteit gaat;3° de marktactiviteit;4° de vermelding of de exploitant de goederen al dan niet rechtstreeks aan de eindconsument verkoopt;5° in voorkomend geval het type van bereiding;6° de vermelding of de exploitant de producten al dan niet fysiek afhandelt;7° de datum van de eerste kennisgeving voor de marktactiviteit, vermeld in punt 3° ;8° de datum van certificering voor de marktactiviteit, vermeld in punt 3° ;9° de datum van stopzetting van het werken volgens de biologische productiemethode voor de marktactiviteit, vermeld in punt 3° ;10° de bedrijfsactiviteit volgens de NACEBEL-codes voor de marktactiviteit, vermeld in punt 3°. De tabel, vermeld in het eerste lid, vermeldt alle exploitanten die in het jaar n gecertificeerd waren en werden.

De gegevens zijn actueel op 31 december van het jaar n.

Art. 71.De tabel, vermeld in artikel 82, eerste lid, 3°, van het besluit van 29 oktober 2021, bevat al de volgende gegevens: 1° het ondernemingsnummer;2° de totale omzet van biologische marktactiviteiten;3° de omzet van bereidingsactiviteit;4° de omzet van distributie waarbij niet rechtstreeks aan de eindconsument wordt verkocht;5° de omzet van rechtstreekse verkoop aan de eindconsument;6° de omzet van loonwerk. De gegevens, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december van het jaar n.

Art. 72.De tabel, vermeld in artikel 82, eerste lid, 4°, van het besluit van 29 oktober 2021, bevat al de volgende gegevens: 1° het ondernemingsnummer;2° de aard van de dierlijke productie;3° het aantal dieren;4° de datum van de eerste kennisgeving dierlijke productie;5° de datum van de certificering dierlijke productie. De tabel, vermeld in het eerste lid, heeft betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december van het jaar n.

Art. 73.De tabel, vermeld in artikel 82, eerste lid, 5°, van het besluit van 29 oktober 2021, bevat al de volgende gegevens: 1° het ondernemingsnummer;2° het landbouwernummer;3° het perceelnummer;4° het beherende gewest of als de exploitant niet in België is gevestigd, de lidstaat waar de exploitant is gevestigd;5° het gewest waar het perceel ligt;6° de datum van de eerste oorspronkelijke kennisgeving plantaardige productie;7° de datum van de certificering van plantaardige productie;8° de datum van de stopzetting van certificering van plantaardige productie. De controleorganen stellen de tabel, vermeld in het eerste lid, op aan de hand van de perceelsgegevens die de bevoegde entiteit ter beschikking stelt.

De tabel, vermeld in het eerste lid, bevat alle percelen die in het Vlaamse Gewest liggen waarvoor biocertificering is aangevraagd in de verzamelaanvraag.

De gegevens van alle gangbare percelen van biologische producenten worden ook opgenomen in de tabel, vermeld in het eerste lid. Voor gangbare percelen worden in de lijst de gegevens, vermeld in het eerste lid, 1, 5°, 6° en 7°, niet opgenomen.

De tabel, vermeld in het eerste lid, heeft betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december van het jaar n.

Art. 74.De tabel, vermeld in artikel 82, eerste lid, 6°, van het besluit van 29 oktober 2021, bevat al de volgende gegevens: 1° het ondernemingsnummer;2° de controledatum;3° de voor- en achternaam van de controleur;4° het soort controle;5° de vermelding of het al dan niet om een aangekondigde controle gaat;6° de vermelding of het al dan niet om een fysieke controle gaat. De tabel, vermeld in het eerste lid, heeft betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december van het jaar n.

Art. 75.De tabel, vermeld in artikel 82, eerste lid, 7°, van het besluit van 29 oktober 2021, bevat al de volgende gegevens: 1° het ondernemingsnummer;2° de controledatum;3° de code van niet-naleving;4° het type maatregel;5° in voorkomend geval de begindatum van de maatregel;6° in voorkomend geval de einddatum van de maatregel. De tabel, vermeld in het eerste lid, heeft betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december van het jaar n.

Art. 76.De tabel, vermeld in artikel 82, eerste lid, 8°, van het besluit van 29 oktober 2021, bevat al de volgende gegevens: 1° het ondernemingsnummer;2° de datum van de staalname;3° de naam van het laboratorium die de analyse heeft uitgevoerd;4° het type staalname;5° het soort staal;6° het staalnummer;7° de omschrijving;8° de naam van het teruggevonden product;9° het gehalte van het product;10° de vermelding of het resultaat van de staalname conform of niet conform is;11° het type van de analyse. De tabel, vermeld in het eerste lid, heeft betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december van het jaar n.

Art. 77.Het controleorgaan bezorgt de bevoegde entiteit jaarlijks de volgende drie bestanden: 1° het bestand, aangeleverd voor 30 september van het jaar n+1, bevat de tabel, vermeld in artikel 71;2° het bestand, aangeleverd voor 31 januari van het jaar n+1, bevat de tabellen, vermeld in artikel 69, 70, 72, 74, 75 en 76;3° het bestand, aangeleverd voor 31 oktober van het jaar n en opnieuw voor 31 januari van het jaar n+1 bevat de tabel, vermeld in artikel 73. De bevoegde entiteit kan technische vereisten opleggen waaraan de bestanden en de tabellen moeten voldoen en kan instructies geven over de vormgeving van de bestanden en de tabellen. HOOFDSTUK 5. - Uitwisseling van berichten Afdeling 1. - Uitwisseling van berichten tussen exploitanten, groepen

exploitanten, controleorganen, laboratoria enerzijds en de bevoegde entiteit anderzijds

Art. 78.De uitwisseling van berichten tussen de controleorganen en de bevoegde entiteit gebeurt via de elektronische procedure die de bevoegde entiteit kiest en bekendmaakt aan de controleorganen. De elektronische procedure die de bevoegde entiteit kiest voor kandidaat-controleorganen maakt ze bekend op haar website. De bevoegde entiteit kan daarbij beperkingen en technische eisen opleggen.

De erkenningsaanvraag, vermeld in artikel 25 van het besluit van 29 oktober 2021, mag ook via analoge weg ingediend worden. De voormelde erkenningsaanvraag wordt met een handgeschreven of gekwalificeerde elektronische handtekening ondertekend door een persoon of de personen die daarvoor bevoegd zijn.

Art. 79.De uitwisseling van berichten tussen de laboratoria en de bevoegde entiteit gebeurt via de elektronische procedure die de bevoegde entiteit kiest en bekendmaakt op haar website. De elektronische procedure die de bevoegde entiteit kiest voor kandidaat-laboratoria maakt ze bekend op haar website. De bevoegde entiteit kan daarbij beperkingen en technische eisen opleggen.

De aanvraag tot aanwijzing, vermeld in artikel 86 van het besluit van 29 oktober 2021, mag ook via analoge weg ingediend worden. De aanvraag tot aanwijzing wordt ondertekend door een persoon of personen die daarvoor bevoegd zijn.

Art. 80.De uitwisseling van berichten tussen exploitanten of groepen exploitanten en de bevoegde entiteit gebeurt via de elektronische procedure die de bevoegde entiteit kiest en bekendmaakt op haar website. De bevoegde entiteit kan daarbij beperkingen en technische eisen opleggen.

Art. 81.Conform artikel II.23 van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten gelden de volgende regels voor berichten die elektronisch uitgewisseld worden tussen exploitanten, groepen exploitanten, controleorganen, laboratoria enerzijds en de bevoegde entiteit anderzijds: 1° het tijdstip waarop het bericht het informatiesysteem verlaat dat de bevoegde entiteit gebruikt, geldt als tijdstip waarop een bericht door de bevoegde entiteit is verzonden aan de geadresseerde;2° als de bevoegde entiteit en de geadresseerde gebruikmaken van hetzelfde informatiesysteem, geldt het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde als tijdstip van verzending door de bevoegde entiteit en als tijdstip van ontvangst door de geadresseerde;3° het tijdstip waarop het bericht het informatiesysteem bereikt dat de bevoegde entiteit gebruikt, geldt als tijdstip waarop een bericht is ontvangen door de bevoegde entiteit. Als in de volgende regelgeving voor bepaalde berichten bepaald is dat ze voor een bepaalde datum meegedeeld of ingediend moeten worden bij de bevoegde entiteit, moeten de berichten op de uiterlijke indieningsdatum ontvangen zijn door de bevoegde entiteit conform het eerste lid, 3° : 1° verordening (EU) 2018/848 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ervan;2° het besluit van 29 oktober 2021;3° dit besluit. Afdeling 2. - Uitwisseling van berichten tussen exploitanten en

groepen exploitanten enerzijds en hun controleorgaan anderzijds

Art. 82.Onder voorbehoud van artikel 84 gebeurt de uitwisseling van berichten tussen exploitanten of groepen exploitanten en hun controleorgaan via de elektronische procedure die het controleorgaan kiest en bekendmaakt op zijn website. Het controleorgaan kan daarbij beperkingen en technische eisen opleggen.

De controleorganen die berichten via elektronische weg uitwisselen, garanderen voor de elektronische communicatie een voldoende graad van informatieveiligheid en onweerlegbaarheid.

Art. 83.In afwijking van artikel 82 en onder voorbehoud van artikel 84 kan een controleorgaan de uitwisseling van berichten tussen exploitanten of groepen exploitanten en hun controleorgaan naar eigen keuze van de exploitanten of groepen exploitanten laten gebeuren via analoge weg of via de elektronische procedure die het controleorgaan kiest en bekendmaakt op zijn website. Het controleorgaan mag daarbij beperkingen en technische eisen opleggen. Controleorganen die de voormelde keuzemogelijkheid toelaten maken die keuzemogelijkheid bekend op hun website.

Art. 84.De volgende berichten worden ingediend via de elektronische procedure die de bevoegde entiteit kiest: 1° de aanvragen om niet-biologisch gefokt pluimvee in een biologische productie-eenheid binnen te brengen als vermeld in artikel 13;2° de aanvragen om niet-biologische dieren in een biologische productie-eenheid binnen te brengen als vermeld in artikel 14;3° de vergunningsaanvragen om niet-biologisch plantaardig teeltmateriaal van rassen die behoren tot soorten, ondersoorten of rassen die op de lijst van niveau 1 of de lijst van niveau 2 staan, te gebruiken als vermeld in artikel 39;4° de meldingen van het gebruik van de soorten, ondersoorten of rassen van die op de lijst van niveau 3 staan als vermeld in artikel 40. De bevoegde entiteit en de controleorganen maken de elektronische procedure, vermeld in het eerste lid, bekend op hun website. De bevoegde entiteit kan daarbij beperkingen en technische eisen opleggen.

Art. 85.Voor berichten die elektronisch uitgewisseld worden tussen exploitanten of groepen exploitanten en hun controleorgaan, gelden de volgende regels: 1° het tijdstip waarop het bericht het informatiesysteem verlaat dat het controleorgaan gebruikt, geldt als tijdstip waarop een bericht door het controleorgaan is verzonden aan de geadresseerde;2° als het controleorgaan en de geadresseerde gebruikmaken van hetzelfde informatiesysteem, geldt het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde als tijdstip van verzending door het controleorgaan en als tijdstip van ontvangst door de geadresseerde;3° het tijdstip waarop het bericht het informatiesysteem bereikt dat het controleorgaan gebruikt, geldt als tijdstip waarop een bericht is ontvangen door het controleorgaan. Als in de volgende regelingen voor bepaalde berichten bepaald is dat ze voor een bepaalde datum meegedeeld of ingediend moeten worden bij de controleorganen, moeten de berichten op de uiterlijke indieningsdatum ontvangen zijn door de controleorganen conform het eerste lid, 3° : 1° verordening (EU) 2018/848 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ervan;2° het besluit van 29 oktober 2021;3° dit besluit.

Art. 86.Voor berichten die via analoge weg uitgewisseld worden tussen exploitanten of groepen exploitanten en hun controleorgaan gelden de volgende regels: 1° de datum van de poststempel geldt als tijdstip waarop een bericht door het controleorgaan is verzonden aan de geadresseerde;2° de datum van de poststempel geldt als tijdstip waarop een bericht door een exploitant of groep exploitanten is verzonden aan het controleorgaan. Als in de volgende regelingen voor bepaalde berichten bepaald is dat ze voor een bepaalde datum meegedeeld of ingediend moeten worden bij de controleorganen, moeten de berichten op de uiterlijke indieningsdatum verzonden zijn aan het controleorgaan conform het eerste lid, 2° : 1° verordening (EU) 2018/848 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ervan;2° het besluit van 29 oktober 2021;3° dit besluit. HOOFDSTUK 6. - Slotbepaling

Art. 87.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2022.

Brussel, 8 november 2021.

De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw, H. CREVITS

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^