gepubliceerd op 16 maart 2001
Besluit van de Vlaamse regering houdende de vaststelling van de criteria van toekenning van onderhoudstoelagen aan centra of diensten voor revalidatie
19 JANUARI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de vaststelling van de criteria van toekenning van onderhoudstoelagen aan centra of diensten voor revalidatie
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op de artikelen 52, 2°, en 53;
Gelet op het ministerieel besluit van 22 februari 1968 houdende vaststelling van de criteria van toekenning der toelagen voor het onderhoud van centra of diensten voor revalidatie;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 24 oktober 2000;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 19 januari 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de regelgeving betreffende de subsidiëring van het onderhoud van centra of diensten voor revalidatie onmiddellijk moet worden aangepast aan de nieuwe inzichten en structuren inzake sociale integratie van personen met een handicap;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° het Fonds: het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;2° het centrum of de dienst voor revalidatie: de voorziening die aan de in 3° bedoelde revalidant medische of functionele revalidatie verstrekt, die door het Fonds erkend is krachtens de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1996 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en -modaliteiten van de centra of diensten voor revalidatie en die niet voorzien is in ziekenhuisverpleging of niet onderworpen is aan ziekenhuisnormen;3° de revalidant: de persoon met een handicap, bedoeld in artikel 2, § 2, 1°, van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap en die zich voor zijn revalidatie wendt tot een centrum of dienst voor revalidatie, bedoeld in 2°.
Art. 2.Het Fonds kan overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en binnen de grenzen van de hiervoor op zijn begroting ingeschreven kredieten aan de extramurale revalidatiecentra of -diensten onderhoudstoelagen toekennen.
Art. 3.§ 1. Voor elk burgerlijk kwartaal wordt aan het centrum of de dienst voor revalidatie een toelage toegekend, berekend op basis van de installaties en de technieken voor revalidatie en op basis van het personeel, door het centrum of de dienst voor revalidatie aangewend in de loop van het vorige kwartaal. § 2. De periodes van inactiviteit van het centrum of de dienst voor revalidatie in de loop van het voorgaande kwartaal, inzonderheid de periodes die te wijten zijn aan vakantie, vormen geen beletsel voor de toekenning van de driemaandelijkse toelage voorzover deze periode van inactiviteit zich rechtvaardigt, inzonderheid gelet op de voorwaarden van erkenning waaraan het centrum of de dienst voor revalidatie moet beantwoorden en op de categorieën revalidanten naar wie het centrum of de dienst voor revalidatie zich richt. In dat geval wordt het bedrag van de driemaandelijkse toelage evenwel verminderd ten belope van een zesde van het bedrag per volle maand inactiviteit in de loop van het beschouwde voorafgaande kwartaal. § 3. Als het Fonds van oordeel is dat de periode van inactiviteit geheel of gedeeltelijk ongerechtvaardigd is, wordt het bedrag van de toegekende driemaandelijkse toelage proportioneel verminderd tot het aantal volle maanden van werkelijke activiteit en, in voorkomend geval, van gerechtvaardigde inactiviteit van het centrum of de dienst voor revalidatie in de loop van het voorgaande kwartaal. Het Fonds kan in geval van herhaling de toekenning van de driemaandelijkse toelage weigeren.
Art. 4.§ 1. Voor elk van de installaties en technieken voor revalidatie en voor elk van de medewerkers aan de revalidatie, vermeld in de nomenclatuur, gevoegd als bijlage bij dit besluit, en in de loop van het voorgaande kwartaal door het centrum of de dienst voor revalidatie geregeld aangewend, wordt aan het centrum of de dienst voor revalidatie het aantal punten toegekend dat naast elk van deze installaties en technieken voor revalidatie en naast elk van deze medewerkers aan de revalidatie is aangeduid. § 2. De toekenning van de punten die aangeduid zijn in de nomenclatuur, gevoegd als bijlage bij dit besluit, aangeduide punten gebeurt door rekening te houden met de bepalingen van de § 3 tot en met § 5. § 3. Onder lokaal moet worden verstaan, een ingerichte en uitgeruste ruimte, waarin de revalidanten individuele behandelingen ondergaan.
Onder zaal moet worden verstaan, een ingerichte en uitgeruste ruimte, waarin de revalidanten individuele en/of collectieve behandelingen ondergaan, met een oppervlakte van minstens 27 m2 (binnenafmetingen). § 4. De installaties en technieken voor revalidatie worden alleen in aanmerking genomen als ze bediend worden door bevoegd personeel, dat in het centrum of de dienst voor revalidatie wordt tewerkgesteld. § 5. Het personeel wordt alleen in aanmerking genomen als het voorkomt in de bijlage bij de overeenkomst tussen het centrum of de dienst voor revalidatie en het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering. Als voltijds equivalent (VTE) wordt een tewerkstelling van 38 uur per week gerekend. Bij deeltijdse tewerkstelling wordt het puntenaantal pro rata van de arbeidsduur verminderd.
Art. 5.Het bedrag van de voor elk kwartaal toegekende toelage wordt berekend door een som van 0,2925 euro uit te keren voor elk toegekend punt.
Dit subsidiebedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Voor de toepassing hiervan is het bedrag, bedoeld in het vorige lid, gekoppeld aan het spilindexcijfer dat van kracht is op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 6.§ 1. De toelage wordt alleen toegekend op voorwaarde dat het centrum of de dienst voor revalidatie : 1° de erkenning geniet gedurende gans het burgerlijk kwartaal, waarvoor de toelage wordt gevraagd;2° de erkenning heeft genoten gedurende het burgerlijk kwartaal dat voorafgaat aan datgene waarvoor de toelage wordt gevraagd.Als het centrum of de dienst voor revalidatie alleen gedurende een gedeelte van het vorige burgerlijk kwartaal erkend is geweest, wordt het bedrag van de toelage verminderd met een of met twee derden naargelang het centrum of de dienst voor revalidatie de erkenning respectievelijk gedurende ten minste twee volle maanden of ten minste een volle maand van het kwartaal heeft genoten. § 2. Voor de centra of de diensten voor revalidatie die voor de eerste maal worden erkend of die, na een onderbreking van hun erkenning, opnieuw worden erkend, wordt het bedrag van de eerste driemaandelijkse toelage die hun na deze erkenning wordt verleend, vermenigvuldigd met twee, twee en een half of vier naargelang, bij toepassing van § 1, respectievelijk drie maanden, twee maanden of één maand activiteit voor de berekening van deze eerste driemaandelijkse toelage in aanmerking werd genomen.
Art. 7.§ 1. Voor elk burgerlijk kwartaal waarvoor de toelage wordt gevraagd, moet het centrum of de dienst voor revalidatie aan het Fonds een verklaring op eer laten geworden die, op basis van de nomenclatuur die bij dit besluit gevoegd is, de installaties en technieken voor revalidatie en de medewerkers aan de revalidatie nauwkeurig opsomt die in de loop van het vorige kwartaal geregeld werden aangewend. § 2. De verklaring bedoeld in § 1, moet worden ingediend voor het verstrijken van de tweede maand van het kwartaal waarvoor de toelage wordt gevraagd. De verklaring moet evenwel worden ingediend voor het verstrijken van een periode van dertig dagen, te rekenen vanaf de berekening van de beslissing tot erkenning, wanneer het gaat om centra of diensten voor revalidatie die voor de eerste maal worden erkend of die, na onderbreking van hun erkenning, opnieuw worden erkend. De leidend ambtenaar van het Fonds kan, bij gemotiveerde beslissing, afwijken van deze termijnen als het centrum of de dienst voor revalidatie bewijst dat de vertraging te wijten is aan een oorzaak, onafhankelijk van zijn wil. § 3. De bepalingen van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, zijn van toepassing op de verklaring, bedoeld in dit artikel.
Art. 8.De bij dit besluit bepaalde toelagen worden alleen toegekend als het centrum of de dienst voor revalidatie : 1° een afschrift bezorgt aan het Fonds van zijn eindeboekjaarrekeningen van de jaren waarvoor hem toelagen worden verleend;2° zich onderwerpt aan de bepalingen van hoofdstuk X van voormeld decreet van 27 juni 1990.
Art. 9.Het ministerieel besluit van 22 februari 1968 houdende vaststelling van de criteria van toekenning van de toelagen voor het onderhoud van centra of diensten voor revalidatie, wordt opgeheven.
Art. 10.Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, tot en met 31 december 2001 is in de plaats van het bedrag van " 0,2925 EUR", vermeld in artikel 5, het bedrag van "11,80 Fr " van toepassing.
Art. 11.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001.
Art. 12.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 januari 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS
Bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering houdende de vaststelling van de criteria van toekenning van onderhoudstoelagen aan centra of diensten voor revalidatie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 2001 houdende de vaststelling van de criteria van toekenning van onderhoudstoelagen aan centra of diensten voor revalidatie.
Brussel, 19 januari 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS