Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 09 november 2001
gepubliceerd op 11 januari 2002

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke subsidies worden verleend met betrekking tot het VESOC-actieplan 2001 ter bevordering van de werkgelegenheid van ouderen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001036502
pub.
11/01/2002
prom.
09/11/2001
ELI
eli/besluit/2001/11/09/2001036502/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 NOVEMBER 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke subsidies worden verleend met betrekking tot het VESOC-actieplan 2001 ter bevordering van de werkgelegenheid van ouderen


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wetten van 12 januari 1989, 16 januari 1989, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 28 december 1994, 5 april 1995, 25 maart 1996, het bijzondere decreet van 24 juli 1996, de bijzondere wet van 4 december 1996 en de bijzondere decreten van 15 juli 1997 en 14 juli 1998, de bijzondere wetten van 8 februari 1999 en 19 maart 1999 en het bijzonder decreet van 18 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit, inzonderheid op de artikelen 12, 55 tot en met 58 en 94;

Gelet op het decreet van 22 december 2000 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2001 en het decreet van 6 juli 2001 houdende aanpassing van de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2001;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 2001 houdende de begrotingscontrole en -opmaak;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor Begroting, gegeven op 24 oktober 2001;

Overwegende het VESOC-actieplan 2001 van 11 juni 2001 ter bevordering van de werkgelegenheid van ouderen;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : Afdeling 1. - Begrippen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor Werkgelegenheid;2° de administratie : de administratie Werkgelegenheid van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° de werkgroep : de werkgroep die in uitvoering van het VESOC-actieplan 2001 ter bevordering van de werkgelegenheid van ouderen instaat voor de beoordeling en opvolging van de projectaanvragen;4° ouderen : ouder wordende werknemers en werkzoekenden tussen 45 en 64 jaar;5° kansengroepen : categorieën van personen waarbij de werkzaamheidsgraad, zijnde het procentueel aandeel van de personen uit de betrokken categorie op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) die effectief werken, lager ligt dan het gemiddelde bij de totale Vlaamse beroepsbevolking. Afdeling 2. - Organisatie

Art. 2.De administratie stelt die diensten, uitrusting, installaties en personeelsleden ter beschikking, die noodzakelijk zijn om een efficiënte uitvoering van dit besluit te verzekeren.

Art. 3.De minister stelt een werkgroep samen, bestaande uit : - 1 vertegenwoordiger van de administratie Werkgelegenheid, die vanwege de regisseursfunctie de werkgroep voorzit; - 1 vertegenwoordiger van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme; - 1 vertegenwoordiger van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB); - 1 vertegenwoordiger van de administratie Werkgelegenheid; - 6 vertegenwoordigers van de Vlaamse sociale partners, voorgedragen door de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV); - 1 vertegenwoordiger van de SERV. De voordragende instanties dragen gelijktijdig een plaatsvervangend lid voor die dezelfde rechten uitoefent als het lid dat hij/zij vervangt.

De werkgroep heeft volgende taken : - adviezen formuleren over de aanvragen die ingediend worden in het kader van dit besluit; - het opvolgen en evalueren van de toepassing van dit besluit en hierover rapporteren aan het VESOC. Het secretariaat van de werkgroep wordt verzorgd door de administratie. Zij voert tevens alle beslissingen van de werkgroep uit.

De werkgroep vergadert rechtsgeldig indien minimaal de helft plus één van de afgevaardigden aanwezig zijn. Indien de vergadering niet in aantal is, kan zij, ongeacht het aantal aanwezigen, over dezelfde agenda rechtsgeldig beslissen na een tweede oproep.

De werkgroep streeft bij het formuleren van haar adviezen unanimiteit tussen de aanwezige leden na. Indien echter uit de besprekingen blijkt dat er geen unanimiteit mogelijk is, dan biedt de voorzitter zijn goede diensten aan en werkt een compromisvoorstel uit. Dit compromisvoorstel is aanvaard indien het met een drie vierden meerderheid van de aanwezige leden wordt goedgekeurd. Afdeling 3. - In aanmerking komende projecten

Art. 4.Binnen de perken van de op de begroting 2001 goedgekeurde kredieten voor de Vlaamse bijdrage tot het Belgisch actieplan in uitvoering van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren, kunnen subsidies worden toegekend aan de projecten die voldoen aan de in dit besluit gestelde voorwaarden.

Art. 5.Alle bestaande opleidings-, begeleidings- en tewerkstellingsinitiatieven, organisaties voor loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling alsmede ondernemingen kunnen projectvoorstellen indienen, mits zij voldoende expertise, ervaring en/of betrokkenheid inzake de doelgroep ouderen kunnen aantonen. Natuurlijke personen kunnen geen aanvraag indienen.

Art. 6.§ 1. Een ingediende projectaanvraag is ontvankelijk als : - de aanvrager het aanvraagformulier gebruikt en volledig invult; - het project een looptijd heeft van minimum 6 en maximum 24 maanden; - de projectactiviteiten gericht zijn op productontwikkeling en/of methodiekontwikkeling; - een disseminatiestrategie een inherent onderdeel uitmaakt van het project. § 2. Projecten dienen te passen binnen de doelstellingen van het VESOC-actieplan ouderen 2001 en dienen derhalve te kaderen binnen één van de hierna opgesomde maatregelen.

A) Maatregel 1 : Ontwikkelen van een 'Zilverpas-plan' waarbij een kader wordt gecreëerd voor de inschakeling van ouderen en/of experimenten worden opgezet rond eindeloopbaanalternatieven binnen de onderneming, volgens de modaliteiten vastgelegd in artikel 7 van dit besluit.

B) Maatregel 2 : Versterken van de peterschapformule (inschakelen van ervaren oudere werknemers als mentor en coach voor nieuwkomers) door verdere methodiekontwikkeling en -verfijning via onder andere 'good practices'.

Mogelijke actieterreinen : - ontwikkeling of verfijning van methodieken en producten zoals het in kaart brengen van ondersteuningsbehoeften, bijscholings- en begeleidingspakketten, instrumenten voor attitudetraining op de werkplek en dergelijke; - uittesten en optimaliseren van methodieken en producten in onder andere de ondernemingen en instellingen die een Zilverpas-plan ontwikkelen; - ontwerpen en uitvoeren van een 'training voor trainers'-pakket rond de peterschapsformule.

C) Maatregel 3 : Ontwikkelen van methodieken voor (de optimalisering van) de toeleiding van oudere werklozen en werkzoekenden.

Mogelijke actieterreinen : - ontwikkelen, verfijnen, uittesten en/of optimaliseren van methodieken in kleinschalige pilootprojecten.

D) Maatregel 4 : Omkadering van ouderen die als vrijwillige adviseurs nieuwkomers begeleiden of als mentor optreden voor jonge HR-verantwoordelijken of KMO's bij de vormgeving van hun diversiteitbeleid.

Mogelijke actieterreinen : - ontwikkelen van methodieken en producten voor (de optimalisering van) de rekrutering, de begeleiding en coaching, de (administratieve) coördinatie en de opleiding van vrijwillige adviseurs; - ontwerpen en uitvoeren van een 'training voor trainers'-pakket rond begeleiding van vrijwillige adviseurs; - het opzetten van kleinschalige proefprojecten rond de rekrutering, de begeleiding en coaching, de (administratieve) coördinatie en de opleiding van vrijwillige adviseurs, met aandacht voor verdere methodiekontwikkeling.

Aanvragen binnen de maatregelen 2, 3 en 4 gebeuren conform de modaliteiten vastgelegd in artikel 10 van dit besluit. § 3. Projecten die inspanningen doen om hun producten en instrumenten vertaalbaar te maken naar andere kansengroepen en/of af te stemmen met het materiaal dat reeds ontwikkeld werd en wordt in het kader van TRIVISI en de VESOC-actieplannen rond allochtonen, vrouwen, arbeidsgehandicapten, krijgen voorrang op andere projecten. Afdeling 4. - De Zilverpas-plannen

Art. 7.§ 1. Een Zilverpas-plan is voor de onderneming of instelling de eerste fase in het op een planmatige manier wegnemen van direct en indirect discriminerende drempels en/of het scheppen van voorzieningen waardoor de mobiliteit van ouderen en andere leden van de kansengroepen op de bedrijfsinterne en -externe arbeidsmarkt worden vergroot en hun voortijdige uitstroomkansen worden verminderd, met het oog op hun evenredige en volwaardige participatie in alle afdelingen en functies. § 2. In een Zilverpas-plan moet minstens volgende vierstappenaanpak terug te vinden zijn : - een concrete probleemdefinitie of -omschrijving; - het aanduiden van de belangrijkste oorzaken van het probleem; - vastleggen van een oplossingsstrategie; - uitvoeren en evalueren van de gekozen aanpak (aangeven van een indicatief tijdspad). § 3. Onder mobiliteit wordt de toegang, de doorstroming of promotie binnen de arbeidsorganisatie verstaan, hetgeen de mogelijkheid vooronderstelt om op basis van kwalificaties binnen elke afdeling van een arbeidsorganisatie werkzaam te zijn zonder geconfronteerd te worden met enige vorm van directe of indirecte discriminatie, ongeacht leeftijd, (etnische) afstamming, geslacht, (religieuze) overtuiging, handicap of seksuele geaardheid. § 4. Onder indirecte discriminatie worden gedragingen, procedures en structuren verstaan die niet de bedoeling hebben om bepaalde individuen en/of groepen te discrimineren, maar die in hun uitwerking stelselmatig nadelig uitvallen voor bepaalde individuen en/of groepen. § 5. Het Zilverpas-plan omvat één of meer van de volgende maatregelen en acties : doorlichten en optimaliseren van het selectie-, wervings-, onthaal-, opleidings- en/of eindeloopbaanbeleid; het organiseren van coaching en interne begeleiding voor oudere medewerkers; het (laten) organiseren van trainingen of opleidingen rond leeftijdbewust personeelsbeleid, het managen van verschillen; het (laten) organiseren van bij- of omscholingen gericht op de verhoging van de interne mobiliteit van oudere werknemers en werkzoekenden; het opzetten van nieuwe rekruteringskanalen, gekoppeld aan actieve wervingsinspanningen gericht op oudere werkzoekenden; functioneren als voorbeeldonderneming binnen een regio en/of sector; in samenhang met minstens één van de hiervoor genoemde acties, voorzien in een (project)structuur voor het verbreden van het draagvlak en voor het opvolgen en sturen van het beleid van diversiteit en evenredige arbeidsdeelname. § 6. De acties voorzien in het Zilverpas-plan richten zich minstens tot de kansengroep ouderen, maar kunnen (in bepaalde onderdelen) uitgebreid worden tot andere kansengroepen.

Art. 8.De beslissingsprocedure voor de aanvragen is als volgt : - De ondernemingen en instellingen dienen een aanvraag voor het ontwikkelen van een Zilverpas-plan in bij de administratie, die instaat voor de verzending van de aanvragen naar de leden van de werkgroep. - De administratie beoordeelt de onder artikel 5, 6 en 7 gestelde voorwaarden binnen de 15 dagen na ontvangst en stelt een gemotiveerd advies op van elke ingediende ontvankelijke aanvraag. - De werkgroep beoordeelt eveneens de onder artikel 5, 6 en 7 gestelde voorwaarden binnen de 30 dagen na ontvangst en stelt een gemotiveerd advies op van elke ingediende ontvankelijke aanvraag. De beslissingswijze binnen de werkgroep is in artikel 3 vastgelegd. - Beide adviezen worden via de administratie aan de minister overgemaakt. - De minister beslist over de toekenning van de subsidie, waarbij minstens één positief advies als voorwaarde geldt voor een goedkeuring. De minister kan maximum 15 Zilverpas-plannen weerhouden. - Aan de Zilverpas-plannen die weerhouden worden, kan worden gevraagd om beperkte inhoudelijke en/of financiële bijsturingen door te voeren.

Art. 9.§ 1. Ingeval een Zilverpas-plan wordt goedgekeurd, komen enkel de loon- en werkingskosten die voortvloeien uit de voorbereiding en uitvoering van de specifieke acties voorzien in het projectplan voor subsidie in aanmerking. De tussenkomst wordt beperkt tot maximum 2/3 van de gedane uitgaven, met een maximum van 12.350 euro, en wordt uitbetaald nadat de begunstigde een saldodossier en inhoudelijke rapport heeft overgemaakt aan de administratie, uiterlijk één maand na de afloop van het plan. Het maximum subsidiebedrag voor alle Zilverpas-plannen samen bedraagt 185.250 euro. § 2. Alle kosten dienen bewezen te worden. § 3. De subsidie kan in geen geval gecumuleerd worden met een andere betoelaging voor dezelfde loonkosten en werkingsmiddelen. Afdeling 5. - Projecten binnen de maatregelen 2, 3 en 4

Art. 10.De aanvraag van de organisaties die projecten binnen de maatregelen 2, 3 en 4 willen ontwikkelen, moet een projectplan met onderscheiden stappen bevatten. Onder een projectplan wordt verstaan : - uitgaande van een duidelijke probleemstelling, het projectdoel definiëren; - in het projectontwerp moeten de fasering en de voorziene activiteiten worden aangegeven; - in het luik projectorganisatie wordt naast een tijdspad de verwachte (ook tussentijdse) output van het project afgezet; - in het luik projectbegroting worden de benodigde middelen voor het uitvoeren van het projectontwerp aangegeven. - projectevaluatie en disseminatie : vanaf de projectvoorbereiding zal de aanvrager de projectactiviteiten evalueren en de bevindingen ervan systematisch neerschrijven. Een disseminatiestrategie dient integraal deel uit te maken van het project.

Art. 11.§ 1. De beslissingsprocedure voor de aanvragen is als volgt : - De aanvragers dienen een aanvraag in bij de administratie, die instaat voor de verzending van de aanvragen naar de leden van de werkgroep. - De administratie beoordeelt de onder artikel 5 en 6 gestelde voorwaarden binnen de 15 dagen na ontvangst en stelt een gemotiveerd advies op van elke ingediende ontvankelijke aanvraag. - De werkgroep beoordeelt eveneens de onder artikel 5 en 6 gestelde voorwaarden binnen de 30 dagen na ontvangst en stelt een gemotiveerd advies op van elke ingediende ontvankelijke aanvraag. De beslissingswijze binnen de werkgroep is in artikel 3 vastgelegd. - Beide adviezen worden via de administratie aan de minister overgemaakt. - De minister beslist over de toekenning van de subsidie, waarbij minstens één positief advies als voorwaarde geldt voor een goedkeuring. De minister streeft ernaar om per maatregel minstens één project te weerhouden. - Aan de projecten die weerhouden worden kan worden gevraagd om beperkte inhoudelijke en/of financiële bijsturingen door te voeren.

Art. 12.§ 1. Ingeval een project wordt goedgekeurd, komen enkel de loon- en werkingskosten die voortvloeien uit de voorbereiding en uitvoering van de specifieke acties voorzien in het projectplan voor subsidie in aanmerking. § 2. Alle kosten dienen bewezen te worden. § 3. De subsidie kan in geen geval gecumuleerd worden met een andere betoelaging voor dezelfde loonkosten en werkingsmiddelen.

Art. 13.De maximumsubsidie per project bedraagt 99.150 euro.

Art. 14.§ 1. Voor goedgekeurde projecten met een looptijd langer dan 8 maanden, worden de betalingen op volgende manier geregeld : - een eerste voorschot ten belope van 45 % van de maximale toegekende subsidie wordt gestort zodra de aanvrager aantoont dat hij daadwerkelijk is gestart met het betreffende project en hij het projectplan gedetailleerd heeft uitgewerkt; - een tweede voorschot ten belope van maximum 45 % van de maximale toegekende subsidie wordt betaald na het einde van de maand waarin de uitvoeringsperiode halverwege is, mits voorlegging van een tussentijds werkingsverslag waaruit de stand van de werkzaamheden blijkt; - het saldo dat niet hoger kan zijn dan het verschil tussen de uitgekeerde voorschotten en de maximale toegekende subsidie wordt vereffend nadat de begunstigde zowel aan de hand van een activiteitenrapport heeft aangetoond dat de met het project beoogde werkzaamheden effectief werden uitgevoerd gedurende de subsidieperiode, als aan de hand van afschriften van de stavingstukken opgave heeft gedaan van alle subsidieerbare uitgaven en heeft gemeld op welke plaats de originelen worden ter beschikking gehouden voor verificatie. Het inhoudelijke eindrapport en de ontwikkelde producten of methodieken, evenals de financiële verantwoordingsstukken, worden uiterlijk ingediend één maand na afloop van het project. § 2. Voor goedgekeurde projecten met een looptijd gelijk aan of korter of dan 8 maanden, worden de betalingen op volgende manier geregeld : - een eerste voorschot ten belope van 50 % van het toegekende subsidiebedrag wordt gestort zodra de aanvrager aantoont dat hij daadwerkelijk is gestart met het betreffende project en hij het projectplan gedetailleerd heeft uitgewerkt; - het saldo, dat niet hoger kan zijn dan het verschil tussen het uitgekeerde voorschot en de maximale toegekende subsidie wordt vereffend nadat de begunstigde zowel aan de hand van een activiteitenrapport heeft aangetoond dat de met het project beoogde werkzaamheden effectief werden uitgevoerd gedurende de subsidieperiode, als aan de hand van afschriften van de stavingstukken opgave heeft gedaan van alle subsidieerbare uitgaven en heeft gemeld op welke plaats de originelen worden ter beschikking gehouden voor verificatie. Het inhoudelijke eindrapport en de ontwikkelde producten of methodieken, evenals de financiële verantwoordingsstukken, worden uiterlijk ingediend één maand na afloop van het project. Afdeling 6. - Toezicht en slotbepalingen.

Art. 15.§ 1. De in de eerste kolom van onderstaande tabel vermelde artikelen hebben betrekking op dit besluit. Met betrekking tot de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van deze tabel, gelden vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.Richtlijn inzake medische nevenactiviteiten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De bedragen die in euro worden vermeld in de artikels 9 en 13 van dit besluit, treden in werking op 1 januari 2002.

Art. 16.De personeelsleden van de afdeling Inspectie Werkgelegenheid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap zijn gerechtigd om ter plaatse controle uit te oefenen op de aanwending van de toegekende gelden overeenkomstig artikel 56 van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 1 juli 1991.

Art. 17.Dit besluit treedt in werking op 9 november 2001.

Art. 18.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Werkgelegenheidsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 9 november 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DE WAEL De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT

^