gepubliceerd op 31 augustus 2007
Decreet betreffende het volwassenenonderwijs
15 JUNI 2007. - Decreet betreffende het volwassenenonderwijs (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet betreffende het volwassenenonderwijs.
TITEL I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
TITEL II. - Definities
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° afstandsonderwijs : onderwijs dat via media wordt verstrekt, waardoor de cursist niet aan een bepaald tijdstip of plaats van onderwijsverstrekking is gebonden;2° basiscompetenties : doelen, afgeleid uit een referentiekader, met betrekking tot de kennis, vaardigheden en attitudes waarover een cursist beschikt om zich persoonlijk te ontwikkelen of maatschappelijk te functioneren of vervolgonderwijs aan te vatten of als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen fungeren;3° beroepsprofiel : een geordende opsomming van taken die door de ervaren beroepsbeoefenaar worden uitgeoefend en van de kwaliteitsnormen en beroepsvereisten die daarvoor gelden;4° centrum : een Centrum voor Volwassenenonderwijs of een Centrum voor Basiseducatie;5° centrumbestuur : de inrichtende macht die ten aanzien van het centrum de bestuurshandelingen verricht, overeenkomstig de door de wet, het decreet, het bijzonder decreet of de statuten toegewezen bevoegdheden;6° centrumreglement : door het centrumbestuur goedgekeurd document dat de betrekkingen regelt tussen het centrumbestuur en de cursisten;7° certificaat : een van rechtswege erkend studiebewijs, door het centrumbestuur uitgereikt aan een cursist die met goed gevolg een opleiding heeft beëindigd;8° consortium volwassenenonderwijs : het gesubsidieerde samenwerkingsverband tussen Centra voor Volwassenenonderwijs en Centra voor Basiseducatie binnen één welomschreven werkingsgebied;9° contactonderwijs : onderwijs in een rechtstreeks contact tussen de leraar of begeleider van een onderwijsactiviteit en de cursist, gebonden aan een bepaald tijdstip en plaats van onderwijsverstrekking;10° cursist : een deelnemer aan het volwassenenonderwijs die voldoet aan de toelatingsvoorwaarden en ingeschreven is;11° deelcertificaat : een van rechtswege erkend studiebewijs, door het centrumbestuur uitgereikt aan een cursist die een module met goed gevolg heeft beëindigd;12° diploma : een van rechtswege erkend studiebewijs, door het centrumbestuur uitgereikt aan een cursist die met goed gevolg het secundair of het hoger onderwijs heeft beëindigd;13° eindtermen : minimumdoelen op het gebied van kennis, vaardigheden, inzicht en attitudes die de Vlaamse Gemeenschap noodzakelijk en bereikbaar acht voor een bepaalde cursistenpopulatie;14° evaluatiereglement : het onderdeel van het centrumreglement waarin de evaluatieprocedure en alle evaluatievoorwaarden vastgesteld worden;15° fusie : de samenvoeging tot één centrum van twee of meer centra;16° gecombineerd onderwijs : een combinatie van contactonderwijs en afstandsonderwijs;17° hoofdvestigingsplaats : vestigingsplaats waar de administratieve zetel van een centrum is ondergebracht;18° inburgeraar : een natuurlijk persoon zoals vermeld in artikel 3, § 1, van het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid;19° kwaliteitszorg : het geheel van activiteiten dat het centrum onderneemt om de kwaliteit van zijn onderwijs en de werking van het centrum, te onderzoeken, te borgen en te verbeteren;20° kwaliteitszorgsysteem : geheel van processen en procedures die nodig zijn om aan kwaliteitszorg te doen;21° leergebied : een groep van inhoudelijk verwante opleidingen in de basiseducatie;22° leerplan : plan waarin het centrumbestuur uitdrukkelijk de doelen voor zijn cursisten formuleert vanuit het eigen agogische project;23° leertrajectbegeleiding : de begeleiding van een cursist tijdens het leerproces, waarbij het leertraject kan worden aangepast aan de behoeften van de cursist en waarbij de doorstroming naar vervolgopleidingen of werk wordt ondersteund;24° leraarsuren : het aantal lestijden voor een schooljaar aan een Centrum voor Volwassenenonderwijs toegekend om de financierbare of subsidieerbare personeelsformatie in de ambten van leraar in het secundair volwassenenonderwijs of het hoger beroepsonderwijs te bepalen;25° lesplaats : alle gebouwde of ongebouwde onroerende goederen die gevestigd zijn op eenzelfde kadastraal perceel of aaneensluitende percelen en die volledig of gedeeltelijk door personeelsleden van een centrum gebruikt worden voor onderwijsactiviteiten met uitzondering van stages en buitenschoolse activiteiten;26° lestijd : een periode van zestig minuten als eenheid voor de duur van een onderwijsactiviteit georganiseerd door een Centrum voor Basiseducatie, een periode van vijftig minuten als eenheid voor de duur van een onderwijsactiviteit georganiseerd door een Centrum voor Volwassenenonderwijs;27° lesurencursist : het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal lestijden van een module met het aantal financierbare of subsidieerbare cursisten;28° lokaal comité : het lokale overleg- of onderhandelingsorgaan dat bevoegd is op het vlak van arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden;29° module : het kleinste te certificeren deel van een opleiding, dat overeenstemt met een bepaalde inhoud, omvang en een bepaald niveau;30° openleercentrum : didactische term voor een speciaal uitgeruste ruimte in een centrum waar cursisten al dan niet onder begeleiding zelfstandig leren;31° opleiding : een geheel van onderwijs- en studieactiviteiten, dat vastgesteld is door de Vlaamse Gemeenschap;32° opleidingsprofiel : een geordende opsomming van eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties binnen een opleiding;33° overheveling : de overbrenging van een structuuronderdeel van het ene naar het andere centrum, al dan niet op grond van onderlinge uitwisseling;34° rand- en taalgrensgemeenten : de gemeenten van het Vlaamse Gewest, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en de gemeenten van het Vlaamse Gewest, vermeld in artikel 3, 1°, van de wet van 30 juli 1963 houdende de taalregeling in het onderwijs;35° rationalisatienorm : de norm waaraan een centrum moet voldoen om voor verdere financiering of subsidiëring in aanmerking te komen;36° referteperiode : een tijdspanne voor de registratie van de cursistenkenmerken;37° richtgraad : een niveau-indeling binnen het volwassenenonderwijs voor opleidingen van de studiegebieden talen richtgraad 1 en 2, talen richtgraad 3 en 4, Nederlands tweede taal, bepaalde opleidingen van het studiegebied bijzondere educatieve noden en opleidingen van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal, Nederlands tweede taal en talen;38° schooljaar : de periode van 1 september tot en met 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar;39° specifieke eindtermen : doelen met betrekking tot de vaardigheden, de specifieke kennis, inzichten en attitudes waarover een cursist beschikt om vervolgonderwijs aan te vatten of om als beginnende beroepsbeoefenaar te kunnen fungeren;40° structuuronderdeel : een module, een opleiding of het geheel van het onderwijsaanbod georganiseerd in een vestigingsplaats van een centrum;41° studiegebied : een groep van inhoudelijk verwante opleidingen in het secundair volwassenenonderwijs of in het hoger beroepsonderwijs;42° stuurgroep : het orgaan belast met de inhoudelijke opvolging van de opdrachten toegekend aan het samenwerkingsverband gericht op kennis- en expertiseontwikkeling tussen het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs en de pedagogische begeleidingsdiensten;43° studiepunt : een binnen de Vlaamse Gemeenschap aanvaarde internationale eenheid die overeenstemt met ten minste 25 en ten hoogste 30 uren voorgeschreven onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten en waarmee de studieomvang van elke opleiding of elk opleidingsonderdeel wordt uitgedrukt, zoals vermeld in artikel 2, 22°, van het decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen;44° vestigingsplaats : alle lesplaatsen van een centrum gelegen op het grondgebied van dezelfde gemeente of van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;45° VTE : het aantal voltijdse equivalenten voor een schooljaar aan een Centrum voor Basiseducatie toegekend om de subsidieerbare personeelsformatie in de functie van leraar te bepalen;46° volwassenenonderwijs : onderwijs dat erkend en gefinancierd of gesubsidieerd wordt door de Vlaamse Gemeenschap en dat georganiseerd wordt door de erkende Centra voor Volwassenenonderwijs en de erkende Centra voor Basiseducatie, vermeld in dit decreet;47° werkingsgebied : de geografische omschrijving van aan elkaar grenzende gemeenten waarover het consortium volwassenenonderwijs en het Centrum voor Basiseducatie zich uitstrekt. TITEL III. - De opdracht en organisatie van het volwassenenonderwijs HOOFDSTUK I. - Opdracht van het volwassenenonderwijs
Art. 3.§ 1. Het volwassenenonderwijs heeft als doelstelling enerzijds de cursisten de kennis, vaardigheden en attitudes bij te brengen die nodig zijn voor de persoonlijke ontwikkeling, het maatschappelijk functioneren, het verder deelnemen aan onderwijs, het uitoefenen van een beroep of het beheersen van een taal en anderzijds de cursisten in staat te stellen erkende studiebewijzen te behalen. § 2. Hiertoe voeren de centra ten minste de volgende opdrachten uit : 1° onderwijs organiseren in overeenstemming met de bepalingen van dit decreet;2° leertrajectbegeleiding organiseren op het niveau van de individuele cursist;3° de educatieve behoeften detecteren die aanwezig zijn bij de eigen doelgroep;4° het aanbod aan volwassenenonderwijs van de centra op elkaar afstemmen;5° streven naar samenwerking en afstemming tussen de centra en andere publieke verstrekkers van opleidingen voor volwassenen;6° reeds verworven competenties beoordelen of certificeren. HOOFDSTUK II. - De indeling van het volwassenenonderwijs
Art. 4.Het volwassenenonderwijs wordt ingedeeld in : 1° basiseducatie;2° secundair volwassenenonderwijs;3° hoger beroepsonderwijs.
Art. 5.§ 1. De leergebieden Nederlands, wiskunde, maatschappijoriëntatie en informatie- en communicatietechnologie in de basiseducatie omvatten opleidingen die georganiseerd worden op het niveau van het lager onderwijs en de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs.
De leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal in de basiseducatie omvatten opleidingen die georganiseerd worden op het niveau richtgraad 1 van het Europese referentiekader voor vreemde talen. Het niveau van het leergebied talen is enerzijds richtgraad 1, niveau 1 van het Europese referentiekader voor vreemde talen, en anderzijds is het gelijkgesteld met het niveau van het lager onderwijs en de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs. § 2. Het secundair volwassenenonderwijs omvat opleidingen die georganiseerd worden op het niveau van het voltijds secundair onderwijs, uitgezonderd de eerste graad.
De studiegebieden talen en Nederlands tweede taal en de door de Vlaamse Regering bepaalde opleidingen van het studiegebied bijzondere educatieve noden van het secundair volwassenenonderwijs worden ingedeeld in vier richtgraden, genummerd van 1 tot 4. § 3. Het hoger beroepsonderwijs omvat beroepsgerichte opleidingen die georganiseerd worden op het niveau van het hoger onderwijs en die niet leiden tot de graad van bachelor of de graad van master. HOOFDSTUK III. - De leergebieden en de studiegebieden
Art. 6.De basiseducatie wordt ingedeeld in de volgende leergebieden : 1° alfabetisering Nederlands tweede taal;2° Nederlands;3° Nederlands tweede taal;4° wiskunde;5° maatschappijoriëntatie;6° informatie- en communicatietechnologie;7° talen.
Art. 7.Het secundair volwassenenonderwijs wordt ingedeeld in de volgende studiegebieden : 1° algemene vorming;2° auto;3° bijzondere educatieve noden;4° boekbinden;5° bouw;6° chemie;7° decoratieve technieken;8° diamantbewerking;9° grafische technieken;10° handel;11° hout;12° huishoudelijk onderwijs;13° informatie- en communicatietechnologie;14° juwelen;15° kant;16° koeling en warmte;17° land- en tuinbouw;18° leder bewerking;19° lichaamsverzorging;20° maritieme opleidingen;21° mechanica-elektriciteit;22° mode;23° muziekinstrumentenbouw;24° Nederlands tweede taal;25° personenzorg;26° smeden;27° talen richtgraad 1 en 2;28° talen richtgraad 3 en 4;29° textiel;30° toerisme;31° voeding.
Art. 8.Het hoger beroepsonderwijs wordt ingedeeld in de volgende studiegebieden : 1° biotechniek;2° gezondheidszorg;3° handelswetenschappen en bedrijfskunde;4° industriële wetenschappen en technologie;5° onderwijs;6° sociaal-agogisch werk.
Art. 9.De indeling van de leergebieden en studiegebieden in opleidingen en de concordantie tussen de categorieën technisch hoger onderwijs, economisch hoger onderwijs, agrarisch hoger onderwijs, paramedisch hoger onderwijs, sociaal hoger onderwijs, artistiek hoger onderwijs, pedagogisch hoger onderwijs en maritiem hoger onderwijs en de studiegebieden van het hoger beroepsonderwijs worden vastgelegd in bijlage I, die bij dit decreet gevoegd is. De Vlaamse Regering kan bijlage I aanpassen.
Het studiegebied algemene vorming omvat ten minste de opleiding aanvullende algemene vorming. Het studiegebied handel omvat ten minste de opleiding bedrijfsbeheer.
Art. 10.De Vlaamse Regering kan hetzij op eigen initiatief hetzij op voordracht van de stuurgroep experimenteel nieuwe leergebieden voor de basiseducatie of nieuwe studiegebieden voor het secundair volwassenenonderwijs erkennen.
De experimenteel erkende leergebieden of studiegebieden worden uiterlijk na vijfjaar door het Vlaams Parlement aan de leergebieden en studiegebieden, vermeld in artikelen 6 of 7, toegevoegd of jaar na jaar opgeheven. De toevoeging of opheffing gebeurt op basis van een advies van de Vlaamse Onderwijsraad en een evaluatie uitgevoerd door een door de Vlaamse Regering samengestelde commissie. HOOFDSTUK IV. - De eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties Afdeling I. - De basiseducatie en het secundair volwassenenonderwijs
Art. 11.§ 1. De eindtermen en de specifieke eindtermen worden vastgelegd door het Vlaams Parlement bij wijze van bekrachtiging van een besluit van de Vlaamse Regering, genomen op advies van de Vlaamse Onderwijsraad.
De Vlaamse Regering legt het besluit uiterlijk één maand na de goedkeuring ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. De eindtermen en de specifieke eindtermen hebben uitwerking vanaf de datum die het decreet aangeeft. § 2. Voor de opleidingen van het studiegebied algemene vorming in het secundair volwassenenonderwijs gelden dezelfde eindtermen of specifieke eindtermen als voor de overeenkomstige studierichtingen in het voltijds secundair onderwijs. De concordantie tussen de opleidingen van het studiegebied algemene vorming en de overeenkomstige studierichtingen in het voltijds secundair onderwijs wordt vastgelegd in bijlage II, die bij dit decreet gevoegd is. De Vlaamse Regering kan bijlage II aanpassen. § 3. Met uitzondering van het studiegebied algemene vorming, gelden voor de opleidingen van de studiegebieden in het secundair volwassenenonderwijs dezelfde specifieke eindtermen als voor de overeenkomstige studierichtingen in het voltijds secundair onderwijs.
De Vlaamse Regering legt de concordantie vast tussen deze opleidingen en studierichtingen in het voltijds secundair onderwijs. § 4. Voor de opleidingen van de leergebieden Nederlands, wiskunde, maatschappijoriëntatie, informatie- en communicatietechnologie en talen in de basiseducatie gelden dezelfde eindtermen als die voor de leergebieden in het lager onderwijs en eindtermen en ontwikkelingsdoelen in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs. § 5. Voor het volwassenenonderwijs kan de Vlaamse Regering op basis van de eigenheid van het volwassenenonderwijs bepaalde eindtermen of specifieke eindtermen schrappen of aanpassen. Ze legt deze schrappingen of aanpassingen binnen een maand na de goedkeuring ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. De schrappingen of aanpassingen hebben uitwerking vanaf de datum die het decreet aangeeft.
Art. 12.§ 1. De eindtermen gelden voor de opleidingen van het studiegebied algemene vorming in het secundair volwassenenonderwijs en voor de opleidingen van de leergebieden in de basiseducatie. De eindtermen voor het secundair volwassenenonderwijs worden vastgelegd per opleiding. De eindtermen voor de basiseducatie worden vastgelegd voor het geheel van de opleidingen van de leergebieden Nederlands, wiskunde, maatschappijoriëntatie, informatie- en communicatietechnologie en talen. § 2. De specifieke eindtermen zijn van toepassing op het specifieke gedeelte van de opleidingen, die geconcordeerd worden met de overeenkomstige studierichtingen in het voltijds secundair onderwijs. § 3. De basiscompetenties worden vastgelegd per opleiding en zijn van toepassing op : 1° de opleidingen van het secundair volwassenenonderwijs, die niet geconcordeerd worden met overeenkomstige opties of studierichtingen in het voltijds secundair onderwijs;2° de opleidingen in het secundair volwassenenonderwijs, waarvoor geen specifieke eindtermen bepaald zijn;3° de opleidingen van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal in de basiseducatie. De basiscompetenties worden bepaald door de Vlaamse Regering.
Art. 13.§ 1. Elk centrum heeft de maatschappelijke opdracht de eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties met betrekking tot kennis, inzicht en vaardigheden met de cursisten te bereiken. § 2. Het bereiken van de eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties zal worden afgewogen tegenover de centrumcontext en de kenmerken van de cursistenpopulatie.
De eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties voor de attitudes moeten door elk centrum worden nagestreefd.
Art. 14.§ 1. Met inachtneming van de door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen beschikt elk centrumbestuur over de vrijheid om de leerplannen vast te stellen en kiest het vrij zijn agogische methodes. § 2. De leerplannen bevatten de doelen die het centrumbestuur uitdrukkelijk formuleert voor haar cursisten vanuit het eigen agogische project in het algemeen of de eigen visie op de opleiding in het bijzonder. In de leerplannen worden de eindtermen, de specifieke eindtermen of de basiscompetenties op herkenbare wijze opgenomen.
Het leerplan moet voldoende ruimte laten voor de inbreng van centra, leraren, lerarenteams of cursisten. § 3. Met het oog op het waarborgen van het studie-peil keurt de Vlaamse Regering de leerplannen goed volgens de vooraf door haar bepaalde criteria.
Art. 15.§ 1. Als een centrumbestuur oordeelt dat de eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties of de verkaveling ervan over de modules onvoldoende ruimte laten voor zijn eigen onderwijskundige opvattingen of ermee onverzoenbaar zijn, dient het bij de Vlaamse Regering een aanvraag tot afwijking in. Die aanvraag is alleen ontvankelijk, als precies wordt aangegeven waarom die eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties of de verkaveling ervan voor zijn eigen onderwijskundige opvattingen onvoldoende ruimte laten of waarom ze ermee onverzoenbaar zijn. Het centrumbestuur stelt in dezelfde aanvraag vervangende eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties of een eigen verkaveling ervan voor. § 2. De Vlaamse Regering beoordeelt of de aanvraag ontvankelijk is en beslist, in voorkomend geval, of de vervangende eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties of de verkaveling ervan in hun geheel gelijkwaardig zijn met de eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties, die conform dit decreet werden vastgelegd, en de mogelijkheid bieden om gelijkwaardige studiebewijzen uit te reiken.
De gelijkwaardigheid wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria : 1° het respect voor de fundamentele rechten en vrijheden;2° de vereiste inhoud : het onderwijsaanbod, zoals gevat in de eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties voor de basiseducatie en het secundair volwassenenonderwijs, omvat minstens inhouden voor de overeenstemmende opleidingen.Die inhouden moeten enkel in hun geheel evenwaardig zijn met de inhouden waarvoor conform dit decreet eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties werden vastgelegd; 3° de vervangende eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties zijn geformuleerd in termen van wat van cursisten verwacht kan worden;4° de vervangende eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties slaan op kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes;5° de vervangende specifieke eindtermen slaan op vaardigheden, specifieke kennis, inzichten en attitudes die de cursisten toelaten vervolgonderwijs aan te vatten of als beginnende beroepsbeoefenaar te kunnen fungeren;6° de vervangende eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties zijn zo geformuleerd dat nagegaan kan worden in welke mate de cursisten ze verwerven of de centra ze nastreven. De Vlaamse Regering wint voor de beoordeling van de ontvankelijkheid en van de gelijkwaardigheid het gemotiveerde advies in van de bevoegde administratie. Als de afwijkingsaanvraag betrekking heeft op specifieke eindtermen of basiscompetenties waarvoor de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen beroeps(competentie)profielen heeft gepubliceerd, zal de Vlaamse Regering de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vragen een gemotiveerd advies uit te brengen. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere regels van die procedure, met dien verstande dat de aanvrager gehoord wordt. § 3. Het centrumbestuur dient uiterlijk op 1 september van het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarin de eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties zullen gelden, een afwijkingsaanvraag in. De Vlaamse Regering beslist uiterlijk op 31 december van het voorafgaande schooljaar over de aanvraag. De Vlaamse Regering legt een besluit betreffende een afwijkingsaanvraag in verband met eindtermen en specifieke eindtermen binnen een termijn van zes maanden ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. Als het Vlaams Parlement dat besluit niet bekrachtigt, houdt het op rechtskracht te hebben. § 4. In afwijking van § 3, kan het centrumbestuur een afwijkingsaanvraag indienen binnen een termijn van één maand na de publicatie van een bekrachtigingsdecreet, als dat bekrachtigingsdecreet gepubliceerd wordt na 1 september van het schooljaar dat voorafgaat aan de inwerkingtreding. In de gevallen, vermeld in het vorige lid, is het centrumbestuur gebonden door de eindtermen en specifieke eindtermen vanaf 1 september na de publicatie van het decreet dat de gelijkwaardige eindtermen en specifieke eindtermen erkent of na de beslissing van de Vlaamse Regering die de afwijkingsaanvraag afwijst. Afdeling II. - Hoger beroepsonderwijs en de specifieke
lerarenopleiding
Art. 16.De basiscompetenties zijn van toepassing op de opleidingen van het hoger beroepsonderwijs, uitgezonderd de opleidingen van het studiegebied onderwijs.
De basiscompetenties van het hoger beroepsonderwijs worden bepaald door de Vlaamse Regering.
Art. 17.§ 1. De Centra voor Volwassenenonderwijs organiseren in het studiegebied onderwijs specifieke lerarenopleidingen die leiden tot het diploma van leraar.
In afwijking van artikelen 24 en 25 bepalen de Centra voor Volwassenenonderwijs het opleidingsprogramma van de specifieke lerarenopleidingen op basis van de basiscompetenties van de leraar.
Het opleidingsprogramma omvat een theoretisch gedeelte en een praktijkcomponent. De praktijkcomponent van het opleidingsprogramma omvat het geheel van praktijkgerichte onderwijsactiviteiten, preservicetraining of inservicetraining. § 2. De omvang van een specifieke lerarenopleiding bedraagt 60 studiepunten. De praktijkcomponent van een specifieke lerarenopleiding bedraagt 30 studiepunten.
De Vlaamse Regering evalueert het effect van deze maatregel op de stagecapaciteit van de scholen uiterlijk voor september 2009. § 3. De Vlaamse Regering kent gedurende de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 en 2009-2010 financiële middelen toe aan projecten die in de schoot van een Expertisenetwerk of regionaal platform op experimentele basis de instroom, doorstroom en uitstroom van doelgroepen bevorderen, in het bijzonder door middel van curriculumvernieuwingen, de organisatie van drempelverlagende informatieverstrekking over de specifieke lerarenopleidingen, de organisatie van aangepaste trajectbegeleiding of de uitbouw van netwerken tussen het Expertisenetwerk of regionaal platform, organisaties die de doelgroepen vertegenwoordigen en het afnemend veld. De doelgroepen worden afgebakend op grond van objectieve indicatoren die betrekking hebben op sociale, economische of culturele kenmerken of op lichamelijke functiestoornissen.
Een beoordelingscommissie dient de Vlaamse Regering van advies over de selectie van de projectaanvragen en de toekenning van de financiële middelen per project. De beoordelingscommissie omvat vertegenwoordigers van de overheid, van het afnemend veld, van organisaties die doelgroepen vertegenwoordigen en van het middenveld.
De Vlaamse Regering stelt nadere inhoudelijke, organisatorische en procedurele regels vast voor de selectie van de projecten en de toekenning van de financiële middelen. Zij treft de nodige maatregelen om een evaluatie van de ondersteunende projecten te realiseren. De evaluatie gaat in het bijzonder na welke tijdelijke maatregelen omgezet kunnen worden in door middel van een Aanmoedigingsfonds te financieren algemene maatregelen.
Art. 18.§ 1. Het beroepsprofiel van de leraar is de omschrijving van de kennis, vaardigheden en attitudes van de leraar bij zijn beroepsuitoefening. Het beroepsprofiel bevat de taken die een ervaren leraar verricht en zal verrichten in het licht van maatschappelijke en andere ontwikkelingen, zoals de grootstedelijke context, de taalvaardigheid in het Nederlands, de meertaligheid en de diversificatie van het onderwijsgebeuren.
De Vlaamse Regering bepaalt het beroepsprofiel van de leraar op advies van de Vlaamse Onderwijsraad. De Vlaamse Regering legt het besluit binnen de zes maand na definitieve goedkeuring ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. Indien het Vlaams Parlement dit besluit niet bekrachtigt binnen de zes maanden na de definitieve goedkeuring, houdt het op rechtskracht te hebben. § 2. De basiscompetenties van de leraar zijn de omschrijving van de kennis, vaardigheden en attitudes, waarover iedere afgestudeerde moet beschikken om op een volwaardige manier als beginnend leraar te kunnen fungeren. De basiscompetenties stellen de leraar in staat door te groeien naar het beroepsprofiel en worden rechtstreeks afgeleid van het beroepsprofiel.
De Vlaamse Regering bepaalt de basiscompetenties van de leraar op advies van de Vlaamse Onderwijsraad.
Art. 19.§ 1. Onder preservicetraining wordt verstaan : de praktijkcomponent van een lerarenopleiding die men zonder een statutaire relatie met een centrum, instelling of school vervult.
Onder inservicetraining wordt verstaan : de praktijkcomponent van de specifieke lerarenopleiding die men vervult als een personeelslid van een centrum, instelling of school. § 2. De Centra voor Volwassenenonderwijs organiseren de preservicetraining in samenwerking met de centra, instellingen of scholen. De preservicetraining wordt begeleid door een personeelslid van het Centrum voor Volwassenenonderwijs, de stagebegeleider genaamd, en een personeelslid van de school, het centrum of de instelling, dat belast is met het mentorschap. De Centra voor Volwassenenonderwijs sluiten een overeenkomst met de centra, instellingen of scholen. Die overeenkomst bevat onder meer : de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het centrum, de instelling of de school, de cursist en het Centrum voor Volwassenenonderwijs, waarbij de rol van het centrum, de instelling of de school in de evaluatie van de cursist wordt vastgelegd, de periode van het schooljaar waarin de preservicetraining plaatsgrijpt en de opdrachten die de stagiair moet opnemen. § 3. De inservicetraining gebeurt in de vorm van een leraar-in-opleidingsbaan, hierna de LIO-baan genoemd, en wordt uitgeoefend in een of meer instellingen van het secundair onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs en het volwassenenonderwijs. De leraar-in-opleiding wordt begeleid door een personeelslid van de school, het centrum of de instelling, dat belast is met het mentorschap. Bij wijze van uitzondering kan de cursist van de specifieke lerarenopleiding die houder is van een masterdiploma lichamelijke opvoeding een LIO-baan vervullen in het basisonderwijs.
De LIO-baan moet op jaarbasis ten minste 500 uren-leraar (secundair onderwijs en deeltijds kunstonderwijs), lesuren (buitengewoon secundair onderwijs), leraarsuren (volwassenenonderwijs), lestijden (in het basisonderwijs voor de master lichamelijke opvoeding) bedragen. Op het einde van de LIO-baan wordt de cursist gedurende een assessment, voor de inservicetraining beoordeeld door het centrum, de instelling of de school enerzijds en het Centrum voor Volwassenenonderwijs anderzijds. Indien de leraar-in-opleiding er niet in slaagt deze 500 uren te presteren, kan hij dit tekort aanvullen met preservicetraining.
Het centrum, de instelling of de school en het Centrum voor Volwassenenonderwijs sluiten een LIO-baanovereenkomst af. Een LIO-baanovereenkomst is een overeenkomst waarbij de voorwaarden worden vastgelegd die moeten toelaten dat cursisten in het kader van hun lerarenopleiding kennis of vaardigheden verwerven in een centrum, instelling of school via een tijdelijke aanstelling door het uitvoeren van arbeidsprestaties. De LIO-baanovereenkomst bevat onder meer : - de engagementen van het centrum, de instelling of de school ten aanzien van ondersteuning van leraren-in-opleiding; - de engagementen van het Centrum voor Volwassenenonderwijs ten aanzien van de begeleiding van de cursist/leraar-in-opleiding; - het aandeel van het centrum, de instelling of de school enerzijds en het Centrum voor Volwassenenonderwijs anderzijds in het assessment van de cursist.
De leraar-in-opleiding wordt aangesteld als tijdelijk personeelslid en is onderworpen aan de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding of het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs. § 4. De Vlaamse Regering evalueert het systeem van de LIO-baan : - op het einde van het schooljaar 2007-2008; - op het einde van het schooljaar 2008-2009.
Vanaf het schooljaar 2009-2010 wordt het systeem van de LIO-baan vijfjaarlijks geëvalueerd.
Art. 20.In afwijking van artikel 34, § 2, moeten de cursisten van de specifieke lerarenopleiding, die geen diploma secundair onderwijs behaald hebben, een door de Vlaamse Regering vast te leggen brugprogramma volgen. Dit brugprogramma vervangt de in artikel 34, § 2, 3°, vermelde toelatingsproef.
Art. 21.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de omzetting van lestijden naar studiepunten voor de specifieke lerarenopleidingen conform de bepalingen in deze afdeling. § 2. Deze specifieke lerarenopleidingen worden niet onderworpen aan de bepalingen van artikel 5bis van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs. § 3. De financiering van deze specifieke lerarenopleidingen blijft gebaseerd op het conform artikel 24 vastgelegde minimaal aantal lestijden.
Art. 22.De Centra voor Volwassenenonderwijs bouwen de specifieke lerarenopleidingen overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling op vanaf het schooljaar 2007-2008. HOOFDSTUK V. - De organisatie van het onderwijs door de Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs
Art. 23.Het volwassenenonderwijs wordt aangeboden volgens een modulaire organisatie. In de modulaire organisatie wordt de leerstof aangeboden in modules. Een of meer modules vormen een opleiding.
Modules kunnen zich sequentieel of onafhankelijk tot elkaar verhouden.
Als de modules in een sequentieel verband staan, moeten zij in een bepaalde volgorde worden gevolgd.
Art. 24.§ 1. Op voordracht van de stuurgroep en na advies van de Vlaamse Onderwijsraad bepaalt de Vlaamse Regering de opleidingsprofielen.
Een opleidingsprofiel omvat ten minste : 1° het minimale aantal lestijden van een opleiding;2° het aantal modules;3° het aantal lestijden per module dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de financiering;4° de verdeling van de eindtermen, de specifieke eindtermen of basiscompetenties over de modules binnen een opleiding. § 2. De Vlaamse Regering kan voor bijzondere doelgroepen afwijken van het in § 1, 1°, bedoelde minimale aantal lestijden van een opleiding. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure en de criteria om tot opleidingsprofielen te komen.
Art. 25.Voor de organisatie van het opleidingsaanbod hanteren de centra uitsluitend de door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen.
Art. 26.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de verlofregeling en de aanwending van de onderwijstijd voor het volwassenenonderwijs in de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde centra. § 2. Een centrum is gehouden gedurende veertig weken per jaar administratief geopend te zijn. § 3. Een module kan starten op elk ogenblik van het schooljaar en gespreid worden over een aantal dagen of weken, zoals het centrum dat nodig acht met inachtneming van de verlofregeling, vermeld in § 1. § 4. Een centrumbestuur organiseert het opleidingsaanbod op die manier dat het aantal geplande lestijden overeenstemt met het aantal te organiseren lestijden, zoals bepaald in de opleidingsprofielen.
Voor de toepassing van het eerste lid worden de lestijden die samenvallen met een wettelijke, decretale of reglementaire feestdag geacht gepland te zijn.
Om een correcte uitvoering van de in § 1 bedoelde verlofregeling mogelijk te maken, kan het aantal geplande lestijden maximaal 8 percent afwijken van het aantal lestijden, zoals bepaald in de opleidingsprofielen. § 5. Onverminderd de regeling inzake cumulatie organiseert een centrumbestuur zijn onderwijsaanbod op die manier dat het volume van de opdracht die een leraar op weekbasis effectief uitoefent, niet meer bedraagt dan 125 percent van de betrekking waarvoor hij op weekbasis wordt aangesteld. Van dit percentage kan alleen worden afgeweken mits uitdrukkelijk schriftelijk akkoord van de betrokken leraar.
Art. 27.De activerings- en keuzebegeleidingsactiviteiten, vermeld in artikelen 62, § 2, 2°, en 63, § 1, 3°, zijn onderwijsprogramma's die gericht zijn op : 1° de verkenning van de onderwijsbehoeften van de cursist;2° een exemplarische kennismaking met de inhouden en de werkwijzen van de opleidingen in het volwassenenonderwijs;3° het stimuleren van de deelnemers om na het doorlopen van het programma zich verder te vervolmaken en door te stromen naar ander educatief aanbod.
Art. 28.Het volwassenenonderwijs kan georganiseerd worden als contactonderwijs of als gecombineerd onderwijs. Gecombineerd onderwijs voldoet ten minste aan volgende criteria : 1° het voldoet aan de wettelijke bepalingen van dit decreet;2° het omvat minimaal 25 percent aan contactonderwijs;3° het heeft betrekking op één of meer modules van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel;4° het cursusmateriaal en de didactische middelen voor het gedeelte afstandsonderwijs zijn geschikt voor multimediaal gebruik;5° de wijze van evalueren van het gedeelte afstandsonderwijs is duidelijk omschreven;6° de deelname van cursisten aan het gedeelte afstandsonderwijs wordt systematisch opgevolgd. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de aanvraag van gecombineerd onderwijs.
Art. 29.§ 1. De centra kunnen de volgende vormen van onderwijs organiseren : 1° onderwijs dat overeenkomstig dit decreet is erkend, waarvoor de centra onderwijsbevoegdheid hebben en waarvan de VTE of de leraarsuren volledig volgens dit decreet zijn gefinancierd of gesubsidieerd;2° onderwijs dat overeenkomstig dit decreet is erkend, waarvoor de centra onderwijsbevoegdheid hebben en waarvan de VTE of de leraarsuren geheel of gedeeltelijk door derden zijn gefinancierd of gesubsidieerd. § 2. Middelen van de Vlaamse Gemeenschap kunnen niet aangewend worden voor de organisatie van onderwijs dat noch erkend noch gefinancierd of gesubsidieerd wordt door de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 30.§ 1. In afwijking van artikel 29 kunnen de Centra voor Basiseducatie onderwijs organiseren met door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde VTE, dat overeenkomstig dit decreet niet erkend is en voldoet aan volgende criteria : 1° het voldoet aan de wettelijke bepalingen van dit decreet;2° het wordt georganiseerd op verzoek van derden die hiervoor een samenwerkingsovereenkomst afsluiten met het organiserende Centrum voor Basiseducatie;3° het is gericht op ten minste zes cursisten;4° het bevat uitsluitend eindtermen of basiscompetenties uit leergebieden overeenkomstig dit decreet erkend, waarvan de clustering relevant en consistent is;5° de duur staat in verhouding tot de vooropgestelde doelstellingen;6° de wijze van evalueren is duidelijk omschreven. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de aanvraag van deze vorm van onderwijs. § 2. Het onderwijs, zoals bepaald in § 1, kan niet leiden tot van rechtswege erkende studiebewijzen. HOOFDSTUK VI. - Toelatingsvoorwaarden
Art. 31.Om als cursist toegelaten te worden tot een opleiding van de basiseducatie, moet de cursist voldaan hebben aan de deeltijdse leerplicht.
In afwijking van het eerste lid moet een cursist voor de opleidingen van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal, Nederlands tweede taal en talen voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht.
Art. 32.Om als cursist toegelaten te worden tot een opleiding van het secundair volwassenenonderwijs, moet de cursist voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht.
In afwijking van het eerste lid moet de cursist voor de opleidingen van het studiegebied algemene vorming voldaan hebben aan de deeltijdse leerplicht.
In afwijking van het eerste lid moet de cursist voor de opleidingen Hebreeuws schrift, Hebreeuws richtgraad 1, Hebreeuws educatief richtgraad 1, Hebreeuws richtgraad 2 en Hebreeuws educatief richtgraad 2 van het studiegebied talen richtgraad 1 en 2 en voor de opleidingen Hebreeuws richtgraad 3, Hebreeuws educatief richtgraad 3, Hebreeuws richtgraad 4 en Hebreeuws educatief richtgraad 4 van het studiegebied talen richtgraad 3 en 4 niet voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht.
Art. 33.In afwijking van artikel 31, tweede lid, en artikel 32, eerste lid, kunnen leerlingen uit het secundair onderwijs op basis van door de Vlaamse Regering vastgelegde voorwaarden toegelaten worden tot de opleidingen van het leergebied Nederlands tweede taal en het studiegebied Nederlands tweede taal.
Art. 34.§ 1. Om als cursist toegelaten te worden tot een opleiding van het hoger beroepsonderwijs, moet de cursist voldaan hebben aan de deeltijdse leerplicht.
Daarenboven moet de cursist beschikken over een van de volgende studiebewijzen : 1° een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs;2° een diploma van het secundair onderwijs;3° een certificaat van een opleiding van het secundair onderwijs voor sociale promotie van minimum 900 lestijden;4° een certificaat van een opleiding van het secundair volwassenenonderwijs van minimum 900 lestijden;5° een diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie;6° een diploma van het hoger beroepsonderwijs;7° een diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan;8° een diploma van bachelor of master;9° een studiebewijs dat krachtens een wettelijke norm, een Europese richtlijn of een internationale overeenkomst wordt erkend als gelijkwaardig met een van de voorgaande diploma's.Bij ontstentenis van een dergelijke erkenning kan het centrumbestuur personen die in een land buiten de Europese Unie een diploma of een getuigschrift hebben behaald dat toelating geeft tot het hoger professioneel onderwijs dan wel het academisch onderwijs in dat land, toelaten tot de inschrijving voor een opleiding hoger beroepsonderwijs. § 2. In afwijking van § 1, tweede lid, kan het centrumbestuur in zijn centrumreglement afwijkende toelatingsvoorwaarden opnemen. De afwijkende toelatingsvoorwaarden kunnen enkel rekening houden met de volgende elementen : 1° humanitaire redenen;2° medische, psychische of sociale redenen;3° het algemene niveau van de cursist, getoetst met een door het centrumbestuur georganiseerde toelatingsproef. De toelatingsproef, vermeld in 3°, wordt uiterlijk de vijfde dag voor het einde van de inschrijvingsperiode georganiseerd en gaat na of de cursist over de kennis en vaardigheden beschikt die vereist zijn om de module in kwestie aan te vangen. De directeur kan de organisatie van een toelatingsproef op verzoek van de cursist niet weigeren.
De directeur van het centrum maakt op basis van de resultaten van de toelatingsproef een beoordeling op in de vorm van een schriftelijk verslag, dat opgenomen wordt in het dossier van de cursist.
De voorwaarden om een toelatingsproef te organiseren worden opgenomen in het centrumreglement.
Art. 35.§ 1. Behoudens de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikelen 31, 32, 33 en 34, worden geen aanvullende toelatingsvoorwaarden opgelegd om als cursist toegelaten te worden tot de aanvangsmodule van een opleiding in de sequentieel geordende organisatie of een niet-sequentieel geordende module. § 2. Behoudens de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikelen 31, 32, 33 en 34, moet aan één van volgende voorwaarden voldaan zijn om als cursist toegelaten te worden tot een sequentieel geordende module : 1° de cursist beschikt over het deelcertificaat van een sequentieel voorafgaande module in een leertraject;2° de cursist beschikt over een welbepaald attest of certificaat van een andere opleidings- of vormingsinstelling.De Vlaamse Regering bepaalt welk attest of certificaat toegang geeft tot welke sequentieel geordende modules; 3° de cursist beschikt over een titel van beroepsbekwaamheid, zoals vermeld in het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid en in het besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van 23 september 2005 van het decreet betreffende de titel van beroepsbekwaamheid.De Vlaamse Regering bepaalt welke titel van beroepsbekwaamheid toegang geeft tot welke sequentieel geordende modules; 4° de directeur van het centrum oordeelt dat de cursist beschikt over een diploma, certificaat of getuigschrift uit het onderwijs of een attest of certificaat uit een andere opleidings- of vormingsinstelling waaruit blijkt dat hij over voldoende kennis, vaardigheden en attitudes beschikt om de module aan te vangen;5° de directeur van het centrum oordeelt op basis van een toelatingsproef dat de cursist de nodige ervaring heeft verworven die hem toelaat de module te volgen.
Art. 36.In afwijking van de artikelen 31, 32 en 35 en overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de Huizen van het Nederlands, berust de uitsluitende bevoegdheid voor de organisatie en coördinatie van de intake, testing en doorverwijzing van cursisten die niet beschikken over een studiebewijs Nederlands tweede taal bij de Huizen van het Nederlands.
Als de centra deze uitsluitende bevoegdheid van de Huizen van het Nederlands niet aanvaarden en de afspraken hierover niet naleven, worden de cursisten van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal en het studiegebied Nederlands tweede taal, die vóór de inschrijving niet beschikten over een studiebewijs Nederlands tweede taal, niet als financierbare of subsidieerbare cursist beschouwd.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de bevoegde administratie hiertoe de nodige vaststellingen kan doen en waarop ze cursisten kan schrappen als financierbare of subsidieerbare cursist.
Art. 37.Voor de toepassing van artikel 56, 10°, worden de cursisten ingeschreven in de volgorde dat ze zich bij het centrum in orde stellen met de inschrijvingsvoorwaarden. Indien nodig kunnen wachtlijsten worden aangelegd.
De inschrijvingsvoorwaarden, vermeld in het eerste lid, omvatten volgende elementen : 1° aan de toelatingsvoorwaarden voldoen;2° het inschrijvingsgeld betaald hebben of hiervan rechtmatig vrijgesteld zijn;3° zich akkoord verklaard hebben met het centrumreglement;4° zich akkoord verklaard hebben met het eigen agogisch project van het centrum. De inburgeraars, die behoren tot de doelgroep, vermeld in artikel 3, § 4, van de decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid, worden bij voorrang ingeschreven voor een opleiding die behoort tot het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal of het studiegebied Nederlands tweede taal. HOOFDSTUK VII. - Evaluatie, evaluatiereglement en studiebekrachtiging
Art. 38.§ 1. Een evaluatie is een deskundige beoordeling van de mate waarin de cursist de doelstellingen uit het goedgekeurde leerplan heeft bereikt.
Een evaluatie kan georganiseerd worden in de vorm van een permanente evaluatie of in de vorm van een afsluitende evaluatie.
Het centrum organiseert voor elke module een evaluatie. § 2. In het hoger beroepsonderwijs kan een tweede evaluatieperiode georganiseerd worden.
Art. 39.Elk centrumbestuur bepaalt zijn evaluatiereglement. Dat evaluatiereglement omvat ten minste : 1° de evaluatievoorwaarden;2° de vorm van iedere evaluatie;3° de tijdvakken waarbinnen de evaluaties worden afgelegd;4° de samenstelling van de evaluatiecommissies;5° de wijze van beraadslaging door de evaluatiecommissies en bekendmaking van de evaluatieresultaten;6° de voorwaarden waaronder in het hoger beroepsonderwijs een tweede evaluatieperiode georganiseerd wordt; de procedure waarbij conflicten die plaatsvinden tussen de cursisten en de leden van de evaluatiecommissie voor de beraadslaging, worden behandeld of waarbij vermoede materiële vergissingen die na het afsluiten van de beraadslaging zijn vastgesteld, kunnen worden rechtgezet; de procedure voor vrijstelling van evaluaties en voor de regeling van betwistingen hierover.
Art. 40.In het volwassenenonderwijs bestaan de volgende studiebewijzen : 1° een deelcertificaat;2° een certificaat; 3° een getuigschrift; 4° een diploma.
De Vlaamse Regering bepaalt de modellen van de studiebewijzen en de nadere modaliteiten met betrekking tot het uitreiken van de studiebewijzen.
Art. 41.§ 1. Een deelcertificaat bekrachtigt een module in een opleiding. § 2. Een certificaat bekrachtigt : 1° een opleiding, met uitzondering van de opleidingen vermeld in § 3, § 4, § 5 en § 6;2° een opleiding in afstandsonderwijs als dat onderwijs dezelfde structuur en dezelfde basiscompetenties of eindtermen respecteert als door de Vlaamse Gemeenschap erkend onderwijs, als dat onderwijs een evaluatieprocedure gebruikt die door de Vlaamse Regering is goedgekeurd en een controle door de Vlaamse Regering aanvaard wordt. § 3. Een getuigschrift bekrachtigt de opleiding bedrijfsbeheer in het studiegebied handel. § 4. Een diploma bekrachtigt : 1° de opleidingen economie-moderne talen, economie-wiskunde, humane wetenschappen ASO3, moderne talen-wetenschappen, moderne talen-wiskunde en wetenschappen-wiskunde van het studiegebied algemene vorming;2° de opleiding aanvullende algemene vorming, gecombineerd met een certificaat van een door de Vlaamse Regering bepaalde opleiding van een ander studiegebied in het secundair volwassenenonderwijs;3° een door de Vlaamse Regering bepaalde opleiding van een ander studiegebied dan algemene vorming in het secundair volwassenenonderwijs, als de cursist bij zijn inschrijving houder is van een diploma van het secundair onderwijs. § 5. Een diploma van leraar bekrachtigt een opleiding van het studiegebied onderwijs zoals vermeld in artikel 17, § 1. § 6. Een diploma van gegradueerde bekrachtigt een opleiding van het hoger beroepsonderwijs van minimum 900 lestijden.
Art. 42.Ter uitvoering van artikel 41, § 4, 2° en 3°, bepaalt de Vlaamse Regering, na advies van de inspectie de opleidingen, die in combinatie met het certificaat van de opleiding aanvullende algemene vorming leiden, tot een diploma secundair onderwijs. Hiertoe moeten die opleidingen voldoen aan volgende voorwaarden : 1° de minimale duur van de opleiding omvat 480 lestijden;2° de opleiding beoogt een brede maatschappelijke participatie;3° de opleiding, in combinatie met de opleiding aanvullende algemene vorming, verleent toegang tot het hoger onderwijs;4° de opleiding, in combinatie met de opleiding aanvullende algemene vorming, verleent in voldoende mate toegang tot de arbeidsmarkt. HOOFDSTUK VIII. - Ondersteuning van het Volwassenenonderwijs Afdeling I. - Vlaams Ondersteuningscentrum voor het
Volwassenenonderwijs
Art. 43.De Vlaamse Regering subsidieert één Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs.
Art. 44.Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs heeft als doelstelling enerzijds de Centra voor Basiseducatie en anderzijds de Centra voor Volwassenenonderwijs, die niet in rekening worden gebracht voor het vaststellen van de personeelsformatie van de pedagogische begeleidingsdiensten, zoals vermeld in artikel 89 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende de inspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten, te ondersteunen bij de uitvoering van de opdrachten die krachtens dit decreet worden toegekend.
Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs realiseert deze doelstelling met respect voor het eigen agogisch project van de betrokken centra.
Art. 45.Aan het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs worden volgende opdrachten toegekend : 1° agogische en organisatorische ondersteuning bieden;2° de deskundigheid van de personeelsleden bevorderen;3° onderwijsvernieuwing en kwaliteitszorg coördineren, stimuleren en faciliteren;4° centra ondersteunen bij het realiseren van de eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties bij de cursisten;5° samen met de pedagogische begeleidingsdiensten de opdrachten geformuleerd in artikel 49 uitvoeren.
Art. 46.Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs kan enkel in aanmerking komen voor subsidiëring als : 1° het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs opgericht wordt in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk conform de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen;2° in de algemene vergadering een afgevaardigde van elk deelnemend centrumbestuur opgenomen wordt.De leden van de algemene vergadering kunnen de algemene vergadering via coöptatie aanvullen met externe deskundigen; 3° vijfjaarlijks een beleidsplan en jaarlijks een ondersteuningsplan worden opgesteld, waarin de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 45, verduidelijkt worden;4° jaarlijks een activiteitenverslag en een financieel rapport worden opgesteld.
Art. 47.§ 1. De Vlaamse Regering stelt jaarlijks aan het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs een subsidie ter beschikking van ten minste 788.000 euro. Die subsidie omvat middelen voor personeelskosten, werkingskosten en investeringen. § 2. De Vlaamse Regering sluit met het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs vijfjaarlijks een samenwerkingsovereenkomst af over de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 45, en de aanwending van de toegekende middelen, vermeld in § 1.
De subsidiëring van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs wordt afhankelijk gesteld van de goedkeuring van de samenwerkingsovereenkomst door de Vlaamse Regering. § 3. De subsidie aan het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs wordt uitbetaald in twee schijven en een saldo : 1° een eerste schijf van 45 percent wordt uitbetaald uiterlijk op 31 maart;2° een tweede schijf van 45 percent wordt uitbetaald uiterlijk op 30 september;3° het saldo van 10 percent wordt uitbetaald nadat het activiteitenverslag en financieel rapport, zoals vermeld in artikel 46, 4°, is overgemaakt aan de bevoegde administratie. § 4. De middelen, zoals bepaald in § 1, kunnen geheel of gedeeltelijk teruggevorderd worden, indien blijkt dat deze middelen niet worden aangewend voor de realisatie van de opdrachten, vermeld in artikelen 45 en 49.
Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs heeft zes maanden de tijd om zich opnieuw in orde te stellen met de voorwaarden, vermeld in artikel 46, indien niet meer voldaan wordt aan deze voorwaarden. In het andere geval is het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs niet langer subsidieerbaar. § 5. De subsidie wordt jaarlijks met ingang van 1 januari 2008 aangepast aan de evolutie van het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt door de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
De basisindex is die van het lopende begrotingsjaar. De nieuwe index is die van het volgende begrotingsjaar. Het eindbedrag wordt afgerond in euro op het lagere honderdste.
Art. 48.Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs kan alle daden stellen die noodzakelijk zijn om de toegekende opdrachten te realiseren en om de toegekende middelen zorgvuldig te beheren. Afdeling II. - Kennis- en expertiseontwikkeling in het
volwassenenonderwijs
Art. 49.Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs en de pedagogische begeleidingsdiensten moeten 20 percent van de subsidie toegekend op basis van respectievelijk artikel 47, § 1, van dit decreet en artikel 92bis van het decreet van 17 juli 1991 betreffende de inspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten aanwenden voor de gezamenlijke uitvoering van volgende opdrachten : 1° een visie en nieuwe concepten ontwikkelen op het vlak van onderwijs, vorming en opleiding aan volwassenen;2° de eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties voor het volwassenenonderwijs evalueren in functie van aanpassingen aan bestaande opleidingsprofielen of ter voorbereiding op de ontwikkeling van nieuwe opleidingsprofielen;3° de ontwikkeling van nieuwe opleidingsprofielen of de actualisering van bestaande opleidingsprofielen voor het volwassenenonderwijs coördineren, rekening houdende met de bepalingen, vermeld in artikelen 24, 179, § 1, en 184;4° voorstellen formuleren met betrekking tot het oprichten van experimenteel nieuwe leer- en studiegebieden, vermeld in artikel 10;5° de netoverschrijdende ontwikkeling van leerplannen coördineren;6° de ontwikkeling van instrumenten en procedures in zake de erkenning van al verworven competenties coördineren en ondersteunen;7° expertise en expertise-uitwisseling ontwikkelen in zake afstandsleren, e-leren en gecombineerd onderwijs;8° expertise en expertise-uitwisseling ontwikkelen in zake aanpak van geletterdheid;9° alle mogelijke samenwerkingsverbanden op vlak van kennis- en expertiseontwikkeling stimuleren en coördineren tussen het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs en de pedagogische begeleidingsdiensten. Deze opdrachten worden gerealiseerd met respect voor het eigen agogisch project van de centra.
Art. 50.§ 1. De middelen, vermeld in artikel 49, kunnen enkel aangewend worden, als : 1° het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs enerzijds en de pedagogische begeleidingsdiensten anderzijds een protocol tot samenwerking afsluiten;2° het protocol tot samenwerking, vermeld in 1°, de oprichting omvat van een stuurgroep;3° de stuurgroep, vermeld in 2°, samengesteld is uit twee vertegenwoordigers van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs, vier vertegenwoordigers van de pedagogische begeleidingsdiensten, drie vertegenwoordigers van de directies en de leraren van de Centra voor Basiseducatie en drie vertegenwoordigers van de directies en de leraren van de Centra voor Volwassenenonderwijs.De vertegenwoordigers van de directies en de leraren van de centra worden aangeduid door de representatieve vakorganisaties; 4° vijfjaarlijks een beleidsplan en jaarlijks een actieplan worden opgesteld, waarin de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 49 verduidelijkt wordt;5° jaarlijks een activiteitenverslag en een financieel rapport worden opgesteld. § 2. De Vlaamse Regering sluit met het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs enerzijds en de pedagogische begeleidingsdiensten anderzijds vijfjaarlijks een samenwerkingsovereenkomst af over de aanwending van de middelen en de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 49. Afdeling III. - Kwaliteitscontrole en evaluatie
Art. 51.In 2012 wordt het systeem van ondersteuning in het volwassenenonderwijs, zoals bepaald in dit hoofdstuk, geëvalueerd. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten voor de evaluatie.
In afwijking van het eerste lid organiseert de Vlaamse Regering in 2009 een financiële en kwalitatieve audit, hoofdzakelijk met betrekking tot artikelen 49 en 50. De Vlaamse Regering bepaalt hiertoe de nadere modaliteiten. HOOFDSTUK IX. - Kwaliteitszorg Afdeling I. - Algemene aspecten kwaliteitszorg
Art. 52.Elk centrumbestuur ontwikkelt een kwaliteitszorgsysteem met betrekking tot : 1° de organisatie van het onderwijsaanbod;2° de leertrajectbegeleiding op het niveau van de individuele cursist;3° de uitvoering van andere onderwijsopdrachten en -bevoegdheden die door dit decreet of door de Vlaamse Regering worden toegekend aan de centra;4° de organisatie en het beheer van de instelling zodat de doelstellingen van de organisatie behaald kunnen worden;5° de behandeling van de cursist en van de personeelsleden met respect voor hun rechten en plichten;6° de uitvoering van de administratieve en organisatorische opdrachten en bevoegdheden die door dit decreet of door de Vlaamse Regering worden toegewezen aan de centra;7° de permanente vorming van het personeel. De centra realiseren dit kwaliteitszorgsysteem door permanent en op eigen initiatief toe te zien op de kwaliteit van hun onderwijsactiviteiten.
Art. 53.De bevoegde inspectie gaat tijdens de doorlichting van de centra na of ze de opdracht inzake kwaliteitszorg, vermeld in artikel 52, uitvoeren. Afdeling II. - De specifieke lerarenopleiding
Art. 54.Artikel 93 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, zoals gewijzigd door artikel V.20 van het decreet van 19 maart 2004, is van toepassing op de specifieke lerarenopleidingen.
Art. 55.De Vlaamse Regering kan initiatieven nemen met betrekking tot de kwaliteitszorg van de lerarenopleidingen door een beleidsevaluatie te organiseren. Deze zal worden uitgevoerd door een commissie van onafhankelijke deskundigen. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van de commissie.
Een beleidsevaluatie zal onder meer aandacht hebben voor de mate waarin de centra, hogescholen en universiteiten een beleid voeren inzake taalvaardigheid van de cursisten of studenten in het Nederlands en voor de mate waarin de preservicetraining voorbereidt op de verschillende onderwijsvormen. De resultaten van deze evaluatie zullen worden vastgelegd in een openbaar verslag dat voorgelegd wordt aan het Vlaams Parlement.
TITEL IV. - Structuur van het volwassenenonderwijs HOOFDSTUK I. - De oprichting en de erkenning van de Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs Afdeling I. - De algemene erkenningsvoorwaarden
Art. 56.Een centrum kan enkel erkend worden voor het geheel of voor een structuuronderdeel, als het centrum aan al de volgende voorwaarden voldoet : 1° de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens eerbiedigen en in het geheel van de werking toepassen;2° georganiseerd zijn onder de verantwoordelijkheid van een centrumbestuur;3° gevestigd zijn in gebouwen en lokalen die aan de voorwaarden inzake hygiëne en bewoonbaarheid voldoen;4° de controle van de onderwijsinspectie mogelijk maken;5° beschikken over didactisch materiaal en een centrumuitrusting die beantwoorden aan de agogische vereisten;6° de bepalingen naleven over de onderwijstaal en de taalkennis van het personeel, zoals bepaald in de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken;7° een structuur aannemen die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit decreet;8° beantwoorden aan de decretale en reglementaire bepalingen over eindtermen, specifieke eindtermen, basiscompetenties, opleidingsprofielen en leerplannen;9° beschikken over personeelsleden : a) die onderdanen zijn van de Europese Unie of de Europese Vrijhandelsassociatie, behoudens een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling;b) die de burgerlijke en politieke rechten genieten, behoudens een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling, vermeld in a) ;c) die in het bezit zijn van een door de Vlaamse Regering bepaald bekwaamheidsbewijs voor de functie of het ambt waarin ze worden aangesteld;d) van wie de gezondheidstoestand die van de cursisten niet in gevaar brengt;10° zonder onderscheid elke cursist inschrijven voor de opleiding die hij wil volgen.
Art. 57.Op advies van een college van inspecteurs kan de Vlaamse Regering : 1° de erkenning van het geheel of een structuuronderdeel van een Centrum voor Basiseducatie opheffen, als niet voldaan wordt aan één of meer voorwaarden, vermeld in artikelen 56 en 58;2° de erkenning van het geheel of een structuuronderdeel van een Centrum voor Volwassenenonderwijs opheffen, als niet voldaan wordt aan een of meer voorwaarden, vermeld in artikelen 56 en 60. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten en de procedure voor de opheffing van de erkenning volgens de regelgeving die van toepassing is op de inspectie.
Die procedure waarborgt de rechten van de verdediging en voorziet in een mogelijkheid tot beroep. Afdeling II. - De specifieke oprichtings- en erkenningsvoorwaarden
voor de Centra voor Basiseducatie
Art. 58.Een Centrum voor Basiseducatie wordt opgericht als vrij centrum en wordt uitsluitend erkend voor de organisatie van het volwassenenonderwijs op niveau van de basiseducatie.
De centra, vermeld in het eerste lid, dragen de naam Centrum voor Basiseducatie, afgekort CBE. Deze benaming kan aangevuld worden met een eigen specifieke benaming. Een andere instelling kan de benaming Centrum voor Basiseducatie niet dragen.
Art. 59.De instelling die wil erkend worden als een Centrum voor Basiseducatie moet hiertoe een dossier indienen waaruit blijkt dat het centrum aan de bepalingen van artikelen 56 en 58 kan voldoen.
Het centrum wordt tijdens het jaar van oprichting aan een doorlichting van de inspectie onderworpen. Die doorlichting is specifiek gericht op de vaststelling of aan alle oprichtings- en erkenningsvoorwaarden is voldaan. De resultaten van die doorlichting moeten uiterlijk negen maanden na de oprichting bekendgemaakt worden, zo niet worden ze geacht gunstig te zijn.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de erkenning van een Centrum voor Basiseducatie. Die procedure waarborgt de rechten van de verdediging en voorziet in een mogelijkheid tot beroep. Afdeling III. - De specifieke oprichtings- en erkenningsvoorwaarden
voor de Centra voor Volwassenenonderwijs
Art. 60.§ 1. Een Centrum voor Volwassenenonderwijs wordt opgericht als vrij of als officieel centrum.
Een vrij centrum wordt opgericht door een natuurlijke persoon of door een privaatrechtelijke rechtspersoon.
Een officieel centrum wordt opgericht door een publiekrechtelijke rechtspersoon. § 2. De Centra voor Volwassenenonderwijs worden uitsluitend erkend voor de organisatie van secundair volwassenenonderwijs of hoger beroepsonderwijs. § 3. De centra, vermeld in § 1 en § 2, dragen de naam Centrum voor Volwassenenonderwijs, afgekort CVO. Die benaming kan aangevuld worden met een eigen specifieke benaming. Een andere instelling kan de benaming Centrum voor Volwassenenonderwijs niet dragen.
Art. 61.§ 1. De Centra voor Volwassenenonderwijs die erkend zijn op de datum van 31 augustus 2007 behouden hun erkenning als Centrum voor Volwassenenonderwijs, onverminderd de bepalingen, vermeld in artikel 56. § 2. De instelling die wil erkend worden als een Centrum voor Volwassenenonderwijs moet hiertoe een dossier indienen waaruit blijkt dat het centrum aan de bepalingen van artikelen 56 en 60 kan voldoen.
Het centrum wordt tijdens het jaar van oprichting aan een doorlichting van de inspectie onderworpen. Die doorlichting is specifiek gericht op de vaststelling of aan alle oprichtings- en erkenningsvoorwaarden is voldaan. De resultaten van die doorlichting moeten uiterlijk negen maanden na de oprichting bekendgemaakt worden, zo niet worden ze geacht gunstig te zijn.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de erkenning van een Centrum voor Volwassenenonderwijs. Die procedure waarborgt de rechten van de verdediging en voorziet in een mogelijkheid tot beroep. Afdeling IV. - De onderwijsbevoegdheid van de Centra voor
Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs
Art. 62.§ 1. De Centra voor Basiseducatie zijn ertoe gehouden de volgende onderwij sbevoegdheden daadwerkelijk uit te oefenen : 1° de organisatie van de opleidingen die behoren tot de leergebieden, vermeld in artikel 6, 1° tot en met 6°;2° de organisatie van leertrajectbegeleiding op het niveau van de individuele cursist. § 2. De Centra voor Basiseducatie zijn eveneens bevoegd voor : 1° de organisatie van de opleidingen die behoren tot het leergebied, vermeld in artikel 6, 7°;2° de organisatie van activerings- en keuzebegeleidingsactiviteiten;3° de organisatie van openleercentra. § 3. De besturen van de Centra voor Basiseducatie, in voorkomend geval op voordracht en na beslissing van de evaluatiecommissie, zijn bevoegd om aan de cursisten de van rechtswege geldende studiebewijzen toe te kennen voor zover de module of opleiding in kwestie voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 56, 2°, 3°,4°, 5°, 7°, 8° en 9°, d, en artikel 26, § 1.
Art. 63.§ 1. De Centra voor Volwassenenonderwijs kunnen de volgende bevoegdheden uitoefenen : 1° de organisatie van de opleidingen die behoren tot de studiegebieden, vermeld in artikelen 7 en 8, voor zover het Centrum voor Volwassenenonderwijs hiervoor onderwijsbevoegdheid heeft;2° de organisatie van openleercentra;3° de organisatie van activerings- en keuzebegeleidingsactiviteiten;4° de organisatie van leertrajectbegeleiding op het niveau van de individuele cursist;5° het evalueren van cursisten die afstandsonderwijs volgen voor die opleidingen waarvoor het centrum onderwijsbevoegdheid heeft;6° het assessment van de bekwaamheid die iemand via formeel of non-formeel leren heeft verworven om een bepaald beroep uit te oefenen, volgens de procedures, vermeld in het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid en het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 tot uitvoering van het decreet betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid. § 2. De onderwijsbevoegdheid van de Centra voor Volwassenenonderwijs op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet is opgenomen in bijlage III, die bij dit decreet gevoegd is. § 3. Uitsluitend de Centra voor Volwassenenonderwijs die onderwijsbevoegdheid hebben voor opleidingen van het studiegebied algemene vorming, zijn eveneens bevoegd voor het afnemen van evaluaties van personen die geen lessen gevolgd hebben in het centrum in kwestie, voor opleidingen binnen het studiegebied algemene vorming.
Die evaluaties zijn gebaseerd op het voor hen goedgekeurde leerplan.
De Vlaamse Regering bepaalt hiertoe de nadere modaliteiten. § 4. De besturen van de Centra voor Volwassenenonderwijs, in voorkomend geval op voordracht en na beslissing van de evaluatiecommissie, zijn bevoegd om aan de cursisten de van rechtswege geldende studiebewijzen toe te kennen voor zover de module of opleiding in kwestie voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 56, 2°, 3°, 4°, 5°, 7°, 8° en 9°, d, en artikel 26, § 1.
Art. 64.§ 1. Het bestuur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs kan voor een andere opleiding dan de opleidingen bedoeld in artikel 63, § 1, 1°, onderwijsbevoegdheid aanvragen bij de algemene vergadering van het consortium volwassenenonderwijs waarbij het centrum is aangesloten.
Het centrumbestuur verkrijgt de aangevraagde onderwijsbevoegdheid, als de algemene vergadering van het consortium volwassenenonderwijs bij consensus een positief advies verleent aan de aanvraag. Het consortium volwassenenonderwijs is gehouden het positief advies verleend bij consensus binnen de dertig kalenderdagen aan de Vlaamse Regering bekend te maken.
Als de algemene vergadering van het consortium volwassenenonderwijs bij meerderheid een positief advies verleent aan de aanvraag, kan het centrumbestuur de onderwijsbevoegdheid aanvragen bij de Vlaamse Regering. Het advies uitgebracht door de algemene vergadering van het consortium volwassenenonderwijs geldt dan als advies aan de Vlaamse Regering. § 2. In afwijking van § 1, moet het bestuur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs voor een opleiding van de studiegebieden algemene vorming, bijzondere educatieve noden, handel, huishoudelijk onderwijs, informatie- en communicatietechnologie, Nederlands tweede taal, talen richtgraad 1 en 2, talen richtgraad 3 en 4 en personenzorg en de studiegebieden, zoals vermeld in artikel 8, steeds onderwijsbevoegdheid aanvragen bij de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan de aangevraagde onderwijsbevoegdheid uitsluitend weigeren of verlenen na advies van het betreffende consortium volwassenenonderwijs en bij een met redenen omklede beslissing. § 3. Het bestuur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat van de algemene vergadering van het consortium volwassenenonderwijs een negatief advies heeft verkregen, kan bij de Vlaamse Regering onderwijsbevoegdheid aanvragen. Het advies uitgebracht door de algemene vergadering van het consortium volwassenenonderwijs geldt dan als advies aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering zal, voorafgaandelijk aan het nemen van een beslissing, het advies van de Vlaamse Onderwijsraad inwinnen. De Vlaamse Regering kan de aangevraagde onderwijsbevoegdheid uitsluitend weigeren of verlenen bij een met redenen omklede beslissing. § 4. Het bestuur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat niet is aangesloten bij een consortium volwassenenonderwijs en onderwijsbevoegdheid wil verkrijgen voor een andere opleiding dan de opleidingen, bedoeld in artikel 63, § 1, 1°, kan bij de Vlaamse Regering onderwijsbevoegdheid aanvragen. De Vlaamse Regering zal, voorafgaandelijk aan het nemen van een beslissing, de aanvraag evalueren op basis van het opleidingsplan van het betreffende consortium volwassenenonderwijs, vermeld in artikel 75, § 1, 2°, en het advies van de Vlaamse Onderwijsraad inwinnen. De Vlaamse Regering kan de aangevraagde onderwijsbevoegdheid uitsluitend weigeren of verlenen bij een met redenen omklede beslissing. § 5. Het bestuur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat gedurende vijf opeenvolgende schooljaren een opleiding niet georganiseerd heeft, verliest vanaf het daaropvolgende schooljaar de onderwijsbevoegdheid voor die opleiding.
Om opnieuw onderwijsbevoegdheid voor die opleiding te verkrijgen, moet het centrumbestuur de procedure volgen, zoals vermeld in § 1, § 2, § 3 of § 4. § 6. Het bestuur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs kan de onderwijsbevoegdheid die toegekend wordt op basis van de procedure, vermeld in § 1, § 2, § 3 en § 4, uitsluitend uitoefenen in de vestigingsplaatsen gelegen in het werkingsgebied van het consortium volwassenenonderwijs waartoe de hoofdvestigingsplaats van het centrum behoort. § 7. De Vlaamse Regering bepaalt de aanvraagprocedure voor het toekennen van onderwijsbevoegdheid aan de besturen van de Centra voor Volwassenenonderwijs. Afdeling V. - Overheveling en fusie
Art. 65.§ 1. Een structuuronderdeel, dat ontstaat of verder georganiseerd wordt door overheveling van een tijdens het voorafgaand schooljaar georganiseerd structuuronderdeel, kan gefinancierd of gesubsidieerd worden of blijven, als aan volgende voorwaarden gelijktijdig voldaan is : 1° de overheveling vindt in één keer plaats op 1 september;2° het structuuronderdeel wordt overgeheveld naar een Centrum voor Volwassenenonderwijs, waarvan de hoofdvestigingsplaats in het werkingsgebied van hetzelfde consortium volwassenenonderwijs ligt als de hoofdvestigingsplaats van het overhevelende centrum. § 2. Bij overheveling van een structuuronderdeel mag het bedoelde onderwijsaanbod gehandhaafd blijven, voor zover het ook georganiseerd wordt op één of meer andere vestigingsplaatsen van het overhevelende centrum, die buiten de overheveling vallen. § 3. Door de overheveling van een structuuronderdeel verkrijgt het ontvangende Centrum voor Volwassenenonderwijs het recht om dat structuuronderdeel te organiseren. In de overeenkomst van overheveling, te ondertekenen door beide centrumbesturen, wordt bepaald of de overdracht van een structuuronderdeel gepaard gaat met een overdracht van leraarsuren. § 4. Voor de subsidiëring of financiering wordt de overheveling geacht reeds tijdens de voorgaande referteperiode te hebben plaatsgevonden. § 5. Elke overheveling zal het voorwerp uitmaken van onderhandeling in het lokaal comité van zowel het overhevelende als het ontvangende Centrum voor Volwassenenonderwijs.
Art. 66.§ 1. Een fusie van Centra voor Volwassenenonderwijs, al dan niet ingevolge het niet bereiken van de toepasbare rationalisatienormen door één of meer centra : 1° houdt het ontstaan in van een instelling die niet als nieuw wordt beschouwd voor de toepassing van artikelen 56, 60 en 61 en die alle voorheen bestaande vestigingsplaatsen mag omvatten waaronder één hoofdvestigingsplaats;2° wordt in één keer op 1 september tot stand gebracht, wat impliceert dat er nog slechts één inrichtende macht en één directeur is;3° vindt plaats : a) hetzij door samenvoeging tot één instelling van twee of meer instellingen die gelijktijdig worden afgeschaft;b) hetzij door samenvoeging van twee of meer instellingen, waarbij één blijft bestaan die de andere opslorpt;4° kan betrekking hebben op één of meer instellingen die in geleidelijke afbouw zijn. § 2. Elke fusie zal het voorwerp uitmaken van onderhandeling in het lokaal comité van alle betrokken Centra voor Volwassenenonderwijs. Afdeling VI. - De hoofdvestigingsplaatsen en vestigingsplaatsen
Art. 67.Een centrum kan slechts één hoofdvestigingsplaats hebben en één of meer vestigingsplaatsen.
Als een centrum over meerdere vestigingsplaatsen met een administratieve zetel beschikt, wijst het centrumbestuur een van deze vestigingsplaatsen als hoofdvestigingsplaats aan. Het centrum deelt aan de bevoegde administratie mee welke vestigingplaats met een administratieve zetel als hoofdvestigingsplaats is aangewezen.
De gemeente waar de hoofdvestigingsplaats ligt, bepaalt tot welk consortium volwassenenonderwijs het centrum behoort.
Art. 68.§ 1. Het bestuur van een Centrum voor Basiseducatie kan binnen het werkingsgebied van het consortium volwassenenonderwijs vrij de VTE en de functies opgericht op basis van de puntenenveloppe aanwenden in bijkomende vestigingsplaatsen. § 2. Het bestuur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs kan bij de algemene vergadering van het consortium volwassenenonderwijs, waarbij het centrum is aangesloten, een aanvraag indienen om leraarsuren en ambten opgericht op basis van de puntenenveloppe in een bijkomende vestigingsplaats aan te wenden.
Het centrumbestuur kan leraarsuren en ambten opgericht op basis van de puntenenveloppe aanwenden in een bijkomende vestigingsplaats, als de algemene vergadering van het consortium volwassenenonderwijs bij consensus een positief advies verleent aan de aanvraag. Het consortium volwassenenonderwijs is gehouden het positief advies verleend bij consensus binnen de dertig kalenderdagen aan de Vlaamse Regering bekend te maken.
Als de algemene vergadering van het consortium volwassenenonderwijs bij meerderheid een positief advies verleent aan de aanvraag, kan het centrumbestuur een aanvraag indienen bij de Vlaamse Regering om leraarsuren en ambten opgericht op basis van de puntenenveloppe in een bijkomende vestigingsplaats aan te wenden. Het advies uitgebracht door de algemene vergadering van het consortium volwassenenonderwijs geldt dan als advies aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan de aanvraag uitsluitend af- of goedkeuren bij een met redenen omklede beslissing. § 3. Het bestuur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat van de algemene vergadering van het consortium volwassenenonderwijs een negatief advies heeft verkregen, kan bij de Vlaamse Regering een aanvraag indienen om leraarsuren en ambten opgericht op basis van de puntenenveloppe in een bijkomende vestigingsplaats aan te wenden. Het advies uitgebracht door de algemene vergadering van het consortium volwassenenonderwijs geldt dan als advies aan de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering zal, voorafgaandelijk aan het nemen van een beslissing, het advies van de Vlaamse Onderwijsraad inwinnen. § 4. Het bestuur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat niet is aangesloten bij een consortium volwassenenonderwijs, kan bij de Vlaamse Regering een aanvraag indienen om leraarsuren en ambten opgericht op basis van de puntenenveloppe in een bijkomende vestigingsplaats aan te wenden.
De Vlaamse Regering zal, voorafgaandelijk aan het nemen van een beslissing, de aanvraag evalueren op basis van het opleidingsplan van het betreffende consortium volwassenenonderwijs, vermeld in artikel 75, § 1, 2°, en het advies van de Vlaamse Onderwijsraad inwinnen. De Vlaamse Regering kan de aanvraag uitsluitend af- of goedkeuren bij een met redenen omklede beslissing. § 5. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het aanvragen van het aanwenden van leraarsuren en ambten opgericht met de puntenveloppe in bijkomende vestigingsplaatsen.
Art. 69.Vanaf 1 september 2008 kan het bestuur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs in de vestigingsplaatsen, die in het werkingsgebied van een ander consortium volwassenenonderwijs liggen dan het consortium volwassenenonderwijs waartoe de hoofdvestigingsplaats van het Centrum voor Volwassenenonderwijs behoort, geen leraarsuren of ambten opgericht op basis van de puntenenveloppe aanwenden.
In afwijking van artikel 65, § 1, 2°, kunnen de vestigingsplaatsen, bedoeld in het eerste lid, overgeheveld worden naar een Centrum voor Volwassenenonderwijs, waarvan de hoofdvestigingsplaats gelegen is in hetzelfde consortium volwassenenonderwijs als de over te hevelen vestigingsplaatsen.
Art. 70.§ 1. In afwijking van artikel 69, eerste lid, kan het bestuur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs in een bestaande vestigingsplaats die in het werkingsgebied van een ander consortium volwassenenonderwijs ligt dan het consortium volwassenenonderwijs waartoe de hoofdvestigingsplaats behoort, leraarsuren of ambten opgericht op basis van de puntenenveloppe aanwenden, indien aan volgende voorwaarden voldaan wordt : 1° de vestigingsplaats, zoals bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf, is gesitueerd in een consortium volwassenenonderwijs dat grenst aan het consortium volwassenenonderwijs waartoe de hoofdvestigingsplaats behoort;2° de vestigingsplaats, zoals bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf, voldoet aan één van onderstaande criteria : a) de vestigingsplaats is opgericht voor 14 februari 2003;b) de vestigingsplaats is het resultaat van een fusie die tot stand is gekomen tot en met 1 september 2006;c) in deze vestigingsplaats worden ten minste 50 000 lesurencursist per referteperiode gerealiseerd met leraarsuren. De afwijking bedoeld in deze paragraaf wordt automatisch toegekend. § 2. Als in de vestigingsplaats, waarvoor het bestuur van het Centrum voor Volwassenenonderwijs een afwijking heeft verkregen op basis van de voorwaarde vermeld in § 1, 2°, c), in de referteperiode van 1 februari n-1 tot 31 januari n met leraarsuren niet langer ten minste 50 000 lesurencursist worden gerealiseerd, wordt de subsidiëring of financiering van deze vestigingsplaats afgebouwd tot nul vanaf het jaar n.
De cursisten, ingeschreven in de betreffende vestigingsplaats op het ogenblik dat beslist wordt tot afbouw, moeten de aangevatte opleiding volledig en binnen een normaal tijdsbestek kunnen beëindigen. Met een normaal tijdbestek wordt bedoeld zonder onderbreking en zonder herhaling van een module. De afbouw tot nul moet gerealiseerd worden binnen een periode van maximum drie schooljaren. § 3. Het bestuur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat gemachtigd wordt leraarsuren aan te wenden in een vestigingsplaats buiten het werkingsgebied van de hoofdvestigingsplaats, moet zich aansluiten bij het consortium volwassenenonderwijs waartoe de gemeente van de vestigingsplaats, vermeld in § 1, behoort. Afdeling VII. - Specifieke lerarenopleiding : samenwerking en
expertisenetwerken
Art. 71.§ 1. De besturen van de Centra voor Volwassenenonderwijs kunnen met de universiteiten of hogescholen een overeenkomst sluiten over de organisatie van de lerarenopleidingen, met name onderwijs- en studieactiviteiten, de kwaliteitszorg en het gebruik van infrastructuur. § 2. De besturen van de Centra voor Volwassenenonderwijs die een specifieke lerarenopleiding organiseren, kunnen met hogescholen en universiteiten een Expertisenetwerk oprichten en sluiten hiervoor een kaderovereenkomst. Een Expertisenetwerk omvat één universiteit, ten minste een hogeschool, en ten minste een Centrum voor Volwassenenonderwijs.
Een Expertisenetwerk wordt binnen een associatie opgericht. Per associatie zijn maximaal twee Expertisenetwerken mogelijk. Centra voor Volwassenenonderwijs kunnen participeren in één of twee Expertisenetwerken van éénzelfde associatie.
Expertisenetwerken kunnen met elkaar overeenkomsten afsluiten over specifieke vormen van asso-ciatieoverschrijdende samenwerking op het vlak van de lerarenopleiding. Mits akkoord van het Expertisenetwerk waartoe ze behoren, kunnen hogescholen en Centra voor Volwassenenonderwijs voor bepaalde opdrachten, zoals geformuleerd in § 4, ook met andere Expertisenetwerken samenwerken. Dit geldt in het bijzonder t.a.v. de beoogde synergie op het vlak van de praktijkcomponent en de mentorenvorming.
Een universiteit, hogescholen van verschillende associaties en Centra voor Volwassenenonderwijs kunnen een regionaal platform voor lerarenopleiding oprichten en sluiten hiervoor een kaderovereenkomst.
Een universiteit, hogescholen en Centra voor Volwassenenonderwijs kunnen slechts in één regionaal platform participeren. Een universiteit en Centra voor Volwassenenonderwijs participeren in dat geval niet rechtstreeks in een Expertisenetwerk.
Een regionaal platform voor lerarenopleiding sluit een overeenkomst af met één of meer Expertisenetwerken. De Universiteit Hasselt en de transnationale Universiteit Limburg worden voor de toepassing van dit artikel als één universiteit beschouwd. § 3. Een Expertisenetwerk of regionaal platform heeft tot doel de expertise van de verschillende lerarenopleidingen in complementariteit te bundelen en te ontwikkelen, ter verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleidingen en ter versterking van de dienstverlening op het vlak van de continue professionalisering van leraren. § 4. De kaderovereenkomst beschrijft in ieder geval : - de aanduiding van een penvoerende instelling; - de ontwikkeling van een strategisch beleidsplan betreffende de lerarenopleiding, nascholing en de wetenschappelijke en maatschappelijke dienstverlening inzake de professionalisering van leraren; - de samenwerking en profilering van de verschillende lerarenopleidingen, onder meer wat betreft toegankelijkheid, doelgroepenbeleid, flexibele leerwegen en zij-instromers; - de ondersteuning en versterking van de lerarenopleiding op het vlak van pedagogisch, onderwijskundig en vakdidactisch onderzoek; - de synergie op het vlak van de praktijkcomponent en de mentorenvorming; - de aanpak van de interne en externe kwaliteitszorg.
De overeenkomsten bedoeld in § 1 kunnen worden geïntegreerd in of vervangen door de kaderovereenkomst. § 5. Tot een expertisenetwerk of regionaal platform kunnen één of meer organisaties toetreden die voor het netwerk of platform nuttige expertise kunnen inbrengen op het vlak van lerarenopleiding, nascholing of wetenschappelijke en maatschappelijke dienstverlening inzake professionalisering van leraren en directies en die niet behoren tot een universiteit, hogeschool of Centrum voor Volwassenenonderwijs.
Art. 72.De Vlaamse Regering kan Expertisenetwerken en regionale platformen financieren. Het totale bedrag dat hiervoor wordt voorzien, bedraagt 2.939.821,08 euro met ingang van het begrotingsjaar 2007. De financiering van de verschillende Expertisenetwerken en regionale platformen gebeurt op basis van overeenkomsten waarin over de verschillende deelaspecten van de kaderovereenkomst indicatoren worden vastgelegd, waaronder minimaal het aantal afgeleverde diploma's. De Vlaamse Regering legt een model van overeenkomst vast. HOOFDSTUK II. - De consortia volwassenenonderwijs
Art. 73.§ 1. Er zijn dertien werkingsgebieden, omschreven in bijlage IV die bij dit decreet gevoegd is. Per werkingsgebied subsidieert de Vlaamse Regering één consortium volwassenenonderwijs.
Een andere instelling dan de instellingen, vermeld in het eerste lid, kunnen de benaming consortium volwassenenonderwijs niet dragen. Die benaming kan aangevuld worden met een eigen specifieke benaming.
De Vlaamse Regering kan bijlage IV wijzigen.
Art. 74.De consortia volwassenenonderwijs hebben als doelstelling : 1° het aanbod van opleidingen die door de centra georganiseerd worden, optimaliseren en op elkaar afstemmen;2° de samenwerking en afstemming met andere publieke verstrekkers van opleidingen voor volwassenen nastreven;3° knelpunten, behoeften en oplossingen inzake opleidingen voor volwassenen signaleren aan de overheid;4° als intermediair aanspreekpunt fungeren tussen de centra en andere opleidingsverstrekkers en socioculturele en sociaaleconomische actoren;5° de dienstverlening optimaliseren voor de cursisten in de centra;6° alle mogelijke vormen van samenwerking tussen de centra stimuleren en ondersteunen.
Art. 75.§ 1. Het consortium volwassenenonderwijs oefent tenminste de volgende opdrachten uit : 1° de realisatie van de doelstellingen, vermeld in artikel 74;2° de opmaak van een vijfjaarlijks opleidingsplan voor het werkingsgebied.Dat opleidingsplan omvat ten minste de volgende elementen : a) een omgevingsanalyse van de opleidingsbehoeften in het werkingsgebied;b) een overeenkomst waaruit blijkt dat het opleidingsaanbod van de Centra voor Volwassenenonderwijs enerzijds en het opleidingsaanbod van het Centrum voor Basiseducatie anderzijds op elkaar afgestemd zijn en op elkaar aansluiten;c) een overzicht waaruit blijkt dat er op voldoende toegankelijke wijze opleidingen basiseducatie, opleidingen van het studiegebied algemene vorming en opleidingen van het studiegebied Nederlands tweede taal worden georganiseerd;d) een afsprakenkader, waarin de samenwerking met de andere publieke verstrekkers van opleidingen voor volwassenen nader wordt bepaald, in het bijzonder met betrekking tot het gebruik van opleidingsinfrastructuur, lesmateriaal en deelname aan cursussen. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten voor het opleidingsplan; 3° de organisatie van een ombudsdienst voor de cursisten van alle centra binnen het werkingsgebied.De ombudsdienst is een bemiddelingsorgaan op het niveau van het consortium volwassenenonderwijs voor geschillen tussen cursisten en een centrumbestuur. De ombudsdienst brengt jaarlijks aan de Vlaamse Regering verslag uit over haar activiteiten. De Vlaamse Regering bepaalt de modaliteiten voor de werking, het jaarverslag en de organisatie van die ombudsdienst; 4° een samenwerkingsprotocol afsluiten met de Huizen van het Nederlands die een werking hebben binnen het werkingsgebied van het consortium volwassenenonderwijs, in het bijzonder met betrekking tot de implementatie van artikel 36;5° een met redenen omkleed advies verlenen over de aanvragen van de Centra voor Volwassenenonderwijs voor het verkrijgen van bijkomende onderwijsbevoegdheid, zoals vermeld in artikel 64, § 1, § 2 en § 3;6° een met redenen omkleed advies verlenen over de aanvragen van de Centra voor Volwassenenonderwijs voor het aanwenden van leraarsuren en ambten opgericht op basis van de puntenenveloppe in bijkomende vestigingsplaatsen, zoals vermeld in artikel 68, § 2 en § 3;7° de coördinatie en de ondersteuning van de centra bij de organisatie van duale trajecten en geïntegreerd leren;8° de coördinatie en de ondersteuning van de centra bij de uitwerking van een onderwijs- en vormingsbeleid voor gedetineerden, de organisatie van het detecteren van de onderwijs- en vormingsbehoeften van gedetineerden en de begeleiding van het onderwijstraject van gedetineerden;9° alle opdrachten, die een centrumbestuur apart aan het consortium volwassenenonderwijs toewijst of die de centra gezamenlijk aan het consortium volwassenenonderwijs toewijzen, uitvoeren. § 2. De consortia volwassenenonderwijs kunnen nooit zelf over onderwijsbevoegdheid beschikken.
Art. 76.Een consortium volwassenenonderwijs kan alleen gesubsidieerd worden als : 1° het opgericht wordt in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk conform de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen;2° alle centrumbesturen van erkende centra met een hoofdvestigingsplaats of een vestigingsplaats in het werkingsgebied van het consortium volwassenenonderwijs zich kunnen aansluiten bij het consortium volwassenenonderwijs;3° het bestuur van het Centrum voor Basiseducatie binnen het werkingsgebied van het consortium volwassenenonderwijs zich aangesloten heeft, rekening houdende met artikel 82, 2° en 3°;4° de bevoegdheid over de opdrachten, vermeld in artikel 75, § 1, toegekend wordt aan de algemene vergadering;5° er een afgevaardigd bestuurder wordt aangesteld;6° jaarlijks een activiteitenverslag en een financieel rapport worden opgesteld.
Art. 77.§ 1. De Vlaamse Regering stelt jaarlijks een globale subsidie ter beschikking voor alle consortia volwassenenonderwijs van ten minste 3.600.000 euro. Die subsidie omvat middelen voor personeelskosten, werkingskosten en investeringen.
Van deze globale subsidie wordt 650.000 euro aangewend voor de uitvoering van de opdracht, vermeld in artikel 75, § 1, 8°. § 2. De Vlaamse Regering sluit met elk consortium volwassenenonderwijs vijfjaarlijks een samenwerkingsovereenkomst af over de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 75, en de aanwending van de toegekende subsidie, vermeld in § 1.
De subsidiëring van een consortium volwassenenonderwijs wordt afhankelijk gesteld van de goedkeuring van een samenwerkingsovereenkomst tussen het consortium volwassenenonderwijs en de Vlaamse Regering. § 3. De subsidie, vermeld in § 1, eerste lid, verminderd met het bedrag, vermeld in § 1, tweede lid, wordt verdeeld voor een periode van vijfjaar op basis van het totale volume lesurencursist gegenereerd door de centra die aangesloten zijn bij het consortium volwassenenonderwijs, in de laatste afgesloten en geverifieerde referteperiode voorafgaand aan het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst.
Het bedrag, vermeld in § 1, tweede lid, wordt verdeeld voor een periode van vijfjaar op basis van het aantal gedetineerden in het werkingsgebied van de consortia volwassenenonderwijs. Het aantal gedetineerden in het werkingsgebied van de consortia volwassenenonderwijs wordt vastgesteld op datum van afsluiting van de referteperiode, vermeld in het eerste lid. § 4. De subsidie zoals bepaald in § 1 kan geheel of gedeeltelijk teruggevorderd worden, indien blijkt dat deze middelen niet worden aangewend voor de realisatie van de doelstellingen en de opdrachten bepaald in artikelen 74 en 75.
Een consortium volwassenenonderwijs dat niet meer voldoet aan de voorwaarden, bepaald in artikel 76, heeft zes maanden de tijd om zich opnieuw in orde te stellen met deze voorwaarden. In het andere geval is het consortium volwassenenonderwijs niet langer subsidieerbaar. § 5. De subsidies aan de consortia volwassenenonderwijs worden uitbetaald in twee schijven en een saldo : 1° een eerste schijf van 45 percent wordt uitbetaald uiterlijk op 31 maart;2° een tweede schijf van 45 percent wordt uitbetaald uiterlijk op 30 september;3° het saldo van 10 percent wordt uitbetaald, nadat het activiteitenverslag en het financieel rapport, zoals vermeld in artikel 76, 6°, is overgemaakt aan de bevoegde administratie. § 6. De subsidie wordt jaarlijks met ingang van 1 januari 2008 aangepast aan de evolutie van het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt door de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
De basisindex is die van het lopende begrotingsjaar. De nieuwe index is die van het volgende begrotingsjaar. Het eindbedrag wordt afgerond in euro op het laagste honderdste.
Art. 78.De consortia volwassenenonderwijs kunnen alle daden stellen die noodzakelijk zijn om de toegekende opdrachten te realiseren en om de toegekende middelen zorgvuldig te beheren.
Art. 79.In 2012 wordt de werking van de consortia volwassenenonderwijs, zoals bepaald in dit hoofdstuk, geëvalueerd. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten voor de evaluatie.
In afwijking van het eerste lid organiseert de Vlaamse Regering in 2009 een financiële en kwalitatieve audit, hoofdzakelijk met betrekking tot artikel 77. De Vlaamse Regering bepaalt hiertoe de nadere modaliteiten. HOOFDSTUK III. - Inspraak van het personeel op het niveau van de consortia volwassenenonderwijs
Art. 80.§ 1. In elk consortium volwassenenonderwijs wordt een lokaal onderhandelingscomité opgericht dat samengesteld is uit een afvaardiging van het bestuur van het consortium volwassenenonderwijs en een afvaardiging van het personeel van de centra die behoren tot het werkingsgebied van het consortium volwassenenonderwijs.
Het lokaal onderhandelingscomité neemt met eenparig akkoord een werkingsreglement aan dat door de algemene vergadering van het consortium volwassenenonderwijs bekrachtigd wordt. § 2. Het aantal afgevaardigden van het personeel in het lokaal onderhandelingscomité is minstens gelijk aan het aantal afgevaardigden van het bestuur van het consortium volwassenenonderwijs in het onderhandelingscomité. § 3. De afvaardiging van het personeel bestaat uit een aantal afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties, aangewezen uit de afgevaardigden in de lokale comités in de centra van het consortium volwassenenonderwijs. § 4. Het lokaal onderhandelingscomité is bevoegd om te onderhandelen over de aangelegenheden waarvoor het consortium volwassenenonderwijs bevoegd is voor zover deze aangelegenheden een repercussie kunnen hebben op de arbeidsomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden van het personeel van de onderliggende centra en/of van het consortium zelf. § 5. De afgevaardigden van het personeel kunnen bij het bestuur van het consortium volwassenenonderwijs stappen zetten in het gemeenschappelijk belang van het personeel. § 6. De conclusies van iedere onderhandeling worden vermeld in een protocol waarin ofwel het eenparig akkoord van de afvaardiging van het bestuur en de afvaardiging van het personeel, ofwel hun respectieve standpunten worden opgetekend. Ingeval van eenparig akkoord kunnen, noch op het niveau van het consortium volwassenenonderwijs, noch op het niveau van de individuele centra beslissingen genomen die afwijken van het protocol.
TITEL V. - Financiering of subsidiëring van het volwassenenonderwijs HOOFDSTUK I. - De subsidiëring van de Centra voor Basiseducatie
Art. 81.De Vlaamse Regering subsidieert per werkingsgebied van de consortia volwassenenonderwijs, vermeld in bijlage IV van dit decreet, één Centrum voor Basiseducatie. De afbakening van de werkingsgebieden van de Centra voor Basiseducatie stemt overeen met de afbakening van de werkingsgebieden van de consortia volwassenenonderwijs.
Art. 82.Om voor subsidiëring van het schooljaar n/n+1 in aanmerking te komen, moet een Centrum voor Basiseducatie voldoen aan al de volgende voorwaarden : 1° het Centrum voor Basiseducatie is erkend overeenkomstig de bepalingen, vermeld in artikelen 56 en 58;2° het Centrum voor Basiseducatie dat is aangesloten bij een consortium volwassenenonderwijs behaalt tijdens de referteperiode van 1 februari n-1 tot 31 januari n ten minste 60 000 lesurencursist;3° het Centrum voor Basiseducatie dat niet is aangesloten bij een consortium volwassenenonderwijs, behaalt tijdens de referteperiode van 1 februari n-1 tot 31 januari n ten minste 360 000 lesurencursist;4° het Centrum voor Basiseducatie spreidt de uitoefening van de toegekende bevoegdheden, vermeld in artikel 62, evenals de organisatie van wervingsactiviteiten, over de totaliteit van het werkingsgebied, rekening houdende met de demografische kenmerken van het werkingsgebied;5° het Centrum voor Basiseducatie wordt opgericht als een pluralistisch centrum;6° het Centrum voor Basiseducatie wordt opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, conform de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk; 7° de algemene vergadering van het Centrum voor Basiseducatie bestaat voor ten minste een vierde uit vertegenwoordigers van gemeenten, provincies, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, O.C.M.W.'s of districten.
In afwijking van 7° wordt in de algemene vergadering van het Centrum voor Basiseducatie dat in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt, ten minste één vertegenwoordiger van de Vlaamse Gemeenschapscommissie opgenomen.
Art. 83.Als een Centrum voor Basiseducatie in de referteperiode van 1 februari n-1 tot 31 januari n niet langer voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 82, wordt de subsidiëring van het centrum afgebouwd tot nul vanaf het jaar n.
De cursisten, ingeschreven in het Centrum voor Basiseducatie op het ogenblik dat beslist wordt tot afbouw, moeten de aangevatte opleiding volledig en binnen een normaal tijdsbestek kunnen beëindigen. Met een normaal tijdbestek wordt bedoeld zonder onderbreking en zonder herhaling van een module. De afbouw tot nul moet gerealiseerd worden binnen een periode van drie schooljaren.
Art. 84.§ 1. Het erkende Centrum voor Basiseducatie dat wil gesubsidieerd worden, moet hiertoe een dossier indienen bij de bevoegde administratie waaruit blijkt dat het centrum voldoet aan de bepalingen, vermeld in artikel 82. De Vlaamse Regering kent op basis van het aanvraagdossier de subsidiëring toe na een gunstig advies van de inspectie. § 2. Een erkend Centrum voor Basiseducatie kan enkel een aanvraag tot subsidiëring indienen, als er in het werkingsgebied van het consortium volwassenenonderwijs waarin de hoofdvestigingsplaats van het centrum ligt, geen Centrum voor Basiseducatie door de Vlaamse Regering gesubsidieerd wordt. § 3. Als voor het werkingsgebied van eenzelfde consortium volwassenenonderwijs meerdere aanvragen tot subsidiëring van een Centrum voor Basiseducatie voor het schooljaar n/n+1 een gunstig advies van de inspectie verkregen hebben, kent de Vlaamse Regering de subsidiëring toe aan de aanvrager die in de referteperiode van 1 februari n-1 tot 31 januari n met VTE het grootste volume aan lesurencursist gerealiseerd heeft. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de procedure tot toekenning van subsidiëring aan een Centrum voor Basiseducatie.
Art. 85.§ 1. Elk Centrum voor Basiseducatie heeft recht op VTE voor het aanwerven van personeelsleden in de functie van leraar. § 2. Het aantal door de Vlaamse Gemeenschap VTE waarop een Centrum voor Basiseducatie vanaf 1 september 2009 recht heeft per leergebied, wordt berekend volgens de formule : LUC,/d.N waarbij : 1° LUC = het aantal lesurencursist voor de referteperiode van 1 februari van het jaar n-1 tot en met 31 januari van het jaar n voor het toekennen van de VTE voor het schooljaar n/n+1;2° d = de delers voor de in artikel 6 vermelde leergebieden;3° N = 667. De waarde van deler d is : 1° 6 voor de leergebieden Nederlands en wiskunde;2° 8 voor de leergebieden maatschappij oriëntatie en alfabetisering Nederlands tweede taal;3° 10 voor de leergebieden informatie- en communicatietechnologie en Nederlands tweede taal;4° 12 voor het leergebied talen. Het aldus verkregen aantal VTE wordt verhoogd met 10 percent voor de subsidiëring van de educatieve activiteiten, vermeld in artikel 62, § 1, 2°, en § 2, 2°, en 3°.
De som van het aantal VTE overeenkomstig het eerste en het tweede lid wordt afgerond tot twee cijfers na de komma. Indien het derde cijfer na de komma 5 of meer is, wordt er afgerond naar het hogere honderdste. Indien het derde cijfer na de komma lager is dan 5, wordt er afgerond naar het lagere honderdste. § 3. In afwijking van § 1, kan een Centrum voor Basiseducatie bij alle opleidingen toegekende VTE aanwenden voor de aanwerving van voordrachtgevers ten bedrage van maximaal 5 percent van het voor het Centrum voor Basiseducatie beschikbare VTE, mits het bevoegd lokale comité daarmee akkoord gaat. In voorkomend geval wordt de vergoeding van die voordrachtgevers geregeld conform de bepalingen die van toepassing zijn in het deeltijds beroepssecundair onderwijs.
Art. 86.§ 1. Een centrumbestuur kan tijdens een bepaald schooljaar niet-aangewende VTE overdragen naar het daaropvolgende schooljaar, onder de volgende voorwaarden : 1° de overdracht wordt beperkt tot 2 percent van het aantal toegekende VTE tijdens dat bepaalde schooljaar;2° de niet-aangewende VTE van dat bepaalde schooljaar worden vastgelegd uiterlijk op 1 februari van dat schooljaar met het oog op de overdracht naar het daaropvolgende schooljaar;3° de overgedragen VTE van dat bepaalde schooljaar worden enkel in het daaropvolgende schooljaar aangewend. § 2. Een centrumbestuur kan na onderhandeling in het lokale comité VTE overdragen naar een ander Centrum voor Basiseducatie. De overdracht wordt beperkt tot 2 percent van het aantal toegekende VTE.
Art. 87.§ 1. Elk Centrum voor Basiseducatie heeft recht op één voltijdse functie van directeur.
Elk centrumbestuur is verplicht een directeur aan te stellen. § 2. Naast de VTE vermeld in artikel 85, heeft elk Centrum voor Basiseducatie recht op een puntenenveloppe voor het aanwerven van personeelsleden in de functies voor de ondersteuning van haar werking.
Deze puntenenveloppe wordt berekend op basis van het aantal lesurencursist voor de referteperiode van 1 februari van het jaar n-1 tot en met 31 januari van het jaar n voor het toekennen van de VTE voor het schooljaar n/n+1. De Vlaamse Regering bepaalt het aantal lesurencursist per toe te kennen punt. § 3. De oprichting van functies, vermeld in § 2, is gebaseerd op een puntensysteem, waarbij aan elke functie een aantal punten wordt gekoppeld. Dat aantal punten wordt bepaald op basis van de salarisschaal van het personeelslid dat de functie uitoefent.
De Vlaamse Regering legt voor elke functie de puntenwaarde vast volgens de salarisschaal. § 4. Het centrumbestuur wendt de punten aan, rekening houdende met de criteria waarover onderhandeld wordt in het lokale comité. § 5. Het centrumbestuur kan na onderhandeling in het lokale comité een aantal punten overdragen aan een ander Centrum voor Basiseducatie of naar het eerstvolgend schooljaar. De overdracht wordt beperkt tot 2 percent van het aantal toegekende punten.
Art. 88.§ 1. Een centrumbestuur bekomt voor haar personeelsleden een salaristoelage, als deze personeelsleden voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° aangesteld zijn volgens de voorwaarden vermeld in artikel 56, 9°;2° in dienst zijn op grond van de reglementering inzake de personeelsformatie. § 2. De salaristoelagen worden door de bevoegde administratie rechtstreeks en maandelijks aan de betrokken personeelsleden uitbetaald.
Art. 89.De Centra voor Basiseducatie ontvangen ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het schooljaar n/n+1 een werkingstoelage per lesuurcursist, gerealiseerd tijdens de referteperiode van 1 februari n-1 tot en met 31 januari n. De Vlaamse Regering bepaalt de werkingstoelage per lesuurcursist.
De werkingstoelage wordt betaald in twee schijven vanaf het begrotingsjaar 2010. De eerste schijf is een voorschot en wordt betaald gedurende het eerste trimester van het begrotingsjaar. Het voorschot bedraagt 50 percent van het totale bedrag waarop het centrum het voorgaande begrotingsjaar recht had. Het resterende saldo wordt uitbetaald tijdens het tweede semester van het begrotingsjaar.
Art. 90.De Vlaamse Regering bepaalt voor de Centra voor Basiseducatie jaarlijks het percentage waarmee het totale volume aan VTE zoals bedoeld in artikel 85, aan punten voor de oprichting van functies bedoeld in artikel 87 en aan werkingstoelage zoals bedoeld in artikel 89, maximaal kan toenemen.
De groei zoals bedoeld in voorgaand lid bedraagt voor alle Centra voor Basiseducatie samen maximaal 822.394,36 euro in het begrotingsjaar 2008 en maximaal 862.461,44 euro in het begrotingsjaar 2009. De hier vernoemde bedragen zijn gebaseerd op de prijsindex van mei 2006.
Art. 91.De Vlaamse Regering kan binnen de perken van een daartoe bepaald budget en op basis van samenwerkingsovereenkomsten, gesloten met de consortia volwassenenonderwijs, aanvullende VTE en werkingstoelagen toekennen aan de Centra voor Basiseducatie.
Art. 92.§ 1. Het centrumbestuur is na onderhandeling in het lokale comité vrij de VTE over de opleidingen heen aan te wenden. § 2. Het centrumbestuur kan maximaal 3 percent van de VTE aanwenden voor andere opdrachten dan de onderwijsopdrachten. Die 3 percent kan worden overschreden, mits hierover een akkoord wordt bereikt in het lokale comité.
De directeur van elk Centrum voor Basiseducatie legt hiertoe, na onderhandeling in het lokaal comité, een lijst vast van de onderwijsopdrachten en van de opdrachten die niet als onderwijsopdracht worden beschouwd.
Art. 93.§ 1. Voor de berekening van het aantal lesurencursist komen enkel cursisten in aanmerking die : 1° ingeschreven zijn vóór een derde van het minimum aantal lestijden van een module voorbij is, dat volgens het opleidingsprofiel georganiseerd moet worden;2° aan ten minste 70 percent van de vorming geparticipeerd hebben vanaf het moment van inschrijving tot het moment dat één derde van het minimum aantal lestijden van de module voorbij is. Indien de afwezigheid van een cursist tot het moment dat één derde van het minimum aantal lestijden van de module voorbij is meer dan 30 percent bedraagt maar slechts één dag betreft, komt deze cursist in aanmerking voor de berekening van het aantal lesurencursist. § 2. Cursisten die onderwijs volgen in een Centrum voor Basiseducatie dat niet door de Vlaamse Gemeenschap wordt erkend of gesubsidieerd, komen niet in aanmerking voor de berekening van het aantal lesurencursist. § 3. In afwijking van § 1 komen voor de berekening van het aantal lesurencursist in het gecombineerd onderwijs enkel cursisten in aanmerking die : 1° ingeschreven zijn vóór één derde van het minimum aantal lestijden van een module voorbij is, dat volgens het opleidingsprofiel georganiseerd moet worden;2° aantoonbaar participeren aan de opleiding. Het volume aan lesurencursist gegenereerd in gecombineerd onderwijs wordt nadien vermenigvuldigd met een factor 1,2.
Art. 94.Kunnen slechts een beroep doen op de aan het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs toegekende investeringsmiddelen : 1° de erkende en gesubsidieerde Centra voor Basiseducatie waarvan de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding is aangetoond door het niet beschikbaar zijn binnen een bepaalde gebiedsomschrijving van bestaande gebouwen of voorzieningen die geheel of gedeeltelijk op kosten van de Vlaamse Gemeenschap zijn opgericht;2° de werken die beantwoorden aan de vastgestelde fysische en financiële normen.Het plan, de voorwaarden waaronder de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding kan worden aangetoond en de normen worden vastgelegd door de Vlaamse Regering.
Art. 95.De Centra voor Basiseducatie kunnen middelen die overeenkomstig artikelen 85 tot en met 94 verkregen worden, uitsluitend aanwenden voor uitgaven die het gevolg zijn van de opdracht, vermeld in dit decreet.
Minimaal 5 percent van de werkingstoelage, zoals bedoeld in artikel 89, moet besteed worden aan kwaliteitszorg en de ontwikkeling van leermiddelen.
De centrumbesturen voeren een boekhouding volgens de bepalingen van de wet van 21 mei 1921, gewijzigd door de wet van 2 mei 2002. Uiterlijk zes maanden van de afsluitdatum van het boekjaar moet het centrum de controle op de aanwending van de werkingstoelage overeenkomstig artikel 89 mogelijk maken door het voorleggen van een financieel verslag en het ter beschikking houden van de bijhorende verantwoordingsstukken.
Het financieel verslag, vermeld in het derde lid, omvat ten minste een overzicht van de opbrengsten en gemaakte kosten die op de werkingstoelagen betrekking hebben.
Art. 96.In 2012 wordt door de Vlaamse Regering in overleg met de consortia volwassenenonderwijs en met de Centra voor Basiseducatie de subsidiëring geëvalueerd en de resultaten van die evaluatie worden aan het Vlaams Parlement meegedeeld.
In afwijking van het eerste lid organiseert de Vlaamse Regering in 2009 een tussentijdse evaluatie van de subsidiëring van de Centra voor Basiseducatie. De Vlaamse Regering bepaalt hiertoe de nadere modaliteiten. HOOFDSTUK II. - De financiering of subsidiëring van de Centra voor Volwassenenonderwijs
Art. 97.§ 1. Een erkend Centrum voor Volwassenenonderwijs komt voor financiering of subsidiëring voor het schooljaar n/n+1 in aanmerking op voorwaarde dat het Centrum voor Volwassenenonderwijs tijdens de referteperiode van 1 februari n-1 tot en met 31 januari n ten minste 120.000 lesurencursist heeft behaald. § 2. In afwijking van § 1 komen de Centra voor Volwassenenonderwijs waarvan de hoofdvestigingsplaats in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, hetzij in de rand- en taalgrensgemeenten ligt, in aanmerking voor financiering of subsidiëring voor het schooljaar n/n+1 op voorwaarde dat het Centrum voor Volwassenenonderwijs tijdens de referteperiode van 1 februari n-1 tot en met 31 januari n ten minste 60.000 lesurencursist heeft behaald. § 3. In afwijking van § 1 en § 2 komt een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat geen lid is van een consortium volwassenenonderwijs, alleen in aanmerking voor financiering of subsidiëring voor het schooljaar n/n+1 op voorwaarde dat het Centrum voor Volwassenenonderwijs tijdens de referteperiode van 1 februari n-1 tot 31 januari n ten minste 720 000 lesurencursist heeft behaald. § 4. Als in de referteperiode van 1 februari n-1 tot 31 januari n niet langer voldaan wordt aan de voorwaarden, vermeld in § 1, § 2 en § 3, wordt de financiering of subsidiëring van het Centrum voor Volwassenenonderwijs in kwestie afgebouwd tot nul vanaf het jaar n.
De cursisten, ingeschreven in het Centrum voor Volwassenenonderwijs op het ogenblik dat beslist wordt tot afbouw, moeten de aangevatte opleiding volledig en binnen een normaal tijdsbestek kunnen beëindigen. Met een normaal tijdsbestek wordt bedoeld zonder onderbreking en zonder herhaling van een module. De afbouw tot nul moet gerealiseerd worden binnen een periode van drie schooljaren. § 5. Een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat erkend is via de procedure, vermeld in artikel 61, § 2, komt alleen in aanmerking voor financiering of subsidiëring als het lid is van een consortium volwassenenonderwijs en tijdens de referteperiode van 1 februari n-1 tot 31 januari n ten minste 360 000 lesurencursist heeft behaald.
Als het betreffende Centrum voor Volwassenenonderwijs geen lid is van het consortium volwassenenonderwijs, moet het in dezelfde referteperiode 720 000 lesurencursist behalen om in aanmerking te komen voor financiering of subsidiëring.
Art. 98.§ 1. Elk Centrum voor Volwassenenonderwijs heeft recht op leraarsuren voor de oprichting van betrekkingen in het ambt van leraar. Het aantal leraarsuren waarop een Centrum voor Volwassenenonderwijs vanaf 1 september 2007 recht heeft per studiegebied, wordt berekend volgens de formule : LUC,/d waarbij : 1° LUC : het aantal lesurencursist van de referteperiode van 1 februari van het jaar n-1 tot en met 31 januari van het jaar n voor het toekennen van de leraarsuren voor het schooljaar n/n+1;2° d = de delers voor de in artikelen 7 en 8 vermelde studiegebieden. De waarde van deler d is : 1° 7 voor de studiegebieden diamantbewerking, koeling en warmte, mechanica-elektriciteit en textiel;2° 8 voor de studiegebieden auto, boekbinden en juwelen;3° 9 voor de studiegebieden hout, maritieme opleidingen, mode, muziekinstrumentenbouw, smeden;4° 10 voor de studiegebieden algemene vorming, bouw, chemie, decoratieve technieken, grafische technieken, voeding, industriële wetenschappen en technologie, gezondheidszorg en biotechniek;5° 11 voor de studiegebieden informatie- en communicatietechnologie, kant en toerisme;6° 12 voor de studiegebieden lederbewerking, Nederlands tweede taal en personenzorg;7° 13 voor de studiegebieden land- en tuinbouw, lichaamsverzorging, talen richtgraad 3 en 4 en handelswetenschappen en bedrijfskunde;8° 14 voor de studiegebieden handel, huishoudelijk onderwijs en onderwijs;9° 15 voor de studiegebieden sociaal-agogisch werk en talen richtgraad 1 en 2. Voor de opleidingen in het studiegebied bijzondere educatieve noden worden de delers als volgt bepaald : 1° 4 voor de opleiding vrachtwagenchauffeur;2° 7 voor de opleidingen Vlaamse gebarentaal richtgraad 1 en Vlaamse gebarentaal richtgraad 2;3° 10 voor de opleiding ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting TSO3. § 2. Ter uitvoering van de onderwijsopdracht, vermeld in artikel 63, § 1, 2°, 3° en 4°, en § 3, worden de leraarsuren gegenereerd door de studiegebieden algemene vorming en Nederlands tweede taal en berekend volgens de formule, vermeld in § 1, met 10 percent verhoogd. § 3. In afwijking van § 1 kan een Centrum voor Volwassenenonderwijs voor de opleidingen Arabisch richtgraad 1 en 2, Chinees richtgraad 1 en 2, Grieks richtgraad 1 en 2, Japans richtgraad 1 en 2, Pools richtgraad 1 en 2, Russisch richtgraad 1 en 2 en Turks richtgraad 1 en 2 in het studiegebied talen richtgraad 1 en 2 leraarsuren aanwenden voor de aanwerving van voordrachtgevers ten bedrage van maximum 5 percent van het voor het Centrum voor Volwassenenonderwijs beschikbare pakket leraarsuren, mits het bevoegde lokale comité daarmee akkoord gaat. In voorkomend geval wordt de vergoeding van die voordrachtgevers geregeld conform de bepalingen die van toepassing zijn in het deeltijds beroepssecundair onderwijs. § 4. De som van het aantal door de Vlaamse Gemeenschap toegekende leraarsuren overeenkomstig § 1 en § 2 wordt afgerond tot twee cijfers na de komma. Indien het derde cijfer na de komma 5 of meer is, wordt er afgerond naar het hogere honderdste. Indien het derde cijfer na de komma lager is dan 5, wordt er afgerond naar het lagere honderdste.
Art. 99.§ 1. Voor de berekening van het aantal lesurencursist komen enkel de cursisten in aanmerking die : 1° het inschrijvingsgeld betaald hebben, als zij daartoe verplicht zijn;2° ingeschreven zijn vóór een derde van het minimumaantal lestijden van een module voorbij is, dat volgens het opleidingsprofiel georganiseerd moet worden;3° aan ten minste 70 percent van de vorming geparticipeerd hebben vanaf het moment van inschrijving tot het moment dat één derde van het minimum aantal lestijden van de module voorbij is. Indien de afwezigheid van een cursist tot het moment dat één derde van het minimumaantal lestijden van de module voorbij is meer dan 30 percent bedraagt maar slechts één dag betreft, komt deze cursist in aanmerking voor de berekening van het aantal lesurencursist. § 2. Cursisten die onderwijs volgen in een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat niet door de Vlaamse Gemeenschap wordt erkend, gefinancierd of gesubsidieerd, komen niet in aanmerking voor de berekening van het aantal lesurencursist. § 3. In afwijking van § 1 komen voor de berekening van het aantal lesurencursist in het gecombineerd onderwijs enkel cursisten in aanmerking die : 1° ingeschreven zijn vóór één derde van het minimum aantal lestijden van een module voorbij is, dat volgens het opleidingsprofiel georganiseerd moet worden;2° aantoonbaar participeren aan de opleiding. Het volume aan lesurencursist gegenereerd in het gecombineerd onderwijs wordt nadien vermenigvuldigd met een factor 1,2.
Art. 100.§ 1. Bij een fusie van Centra voor Volwassenenonderwijs worden de leraarsuren berekend op basis van de samengevoegde lesurencursist van de samengevoegde centra. § 2. Onverminderd de toepassing van artikel 105, § 1 en § 2, van dit decreet, heeft elk door fusie gevormd centrum recht op maximaal één voltijdse betrekking van directeur. § 3. De vastbenoemde en tot de proeftijd toegelaten directeurs die na een fusie-operatie niet opnieuw als directeur worden aangesteld, worden voor het volume van de opdracht waarvan ze op 31 augustus vóór de fusie titularis waren, aangesteld in het ambt van adjunct-directeur. Ze behouden voor datzelfde volume hun salarisschaal, tenzij ze door het besluit van de Vlaamse Regering dat de salarisschalen regelt recht hebben op een gunstiger salaris. § 4. Aan de puntenenveloppe waarop het centrum volgens artikel 105, § 3, recht heeft, wordt het aantal punten toegevoegd dat nodig is om de aanstelling tot adjunct-directeur, zoals bedoeld in § 3, mogelijk te maken. Deze toevoeging is persoonsgebonden en neemt een einde vanaf het ogenblik dat het betrokken personeelslid het ambt van adjunct-directeur niet meer uitoefent. § 5. Een personeelslid dat op het ogenblik van de fusie tot de proeftijd is toegelaten in het ambt van directeur, wordt, na twaalf maanden effectieve prestaties vanaf zijn toelating tot de proeftijd, vastbenoemd in het ambt van directeur of in het ambt van adjunctdirecteur, naargelang hij bij de fusie al dan niet het ambt van directeur van het centrum heeft toegewezen gekregen. § 6. Een centrum dat in de periode van 1 september 1999 tot en met 31 augustus 2007 tot stand is gekomen door fusie, behoudt, in afwijking van § 3 en § 4, jaarlijks ten minste het aantal punten dat nodig is om het volume aan betrekkingen in de ambten van bestuurs- en ondersteunend personeel, toegekend aan de betrokken centra op de vooravond van de fusie, in stand te houden.
Art. 101.De Vlaamse Regering kan binnen de perken van een daartoe bepaald budget en op basis van samenwerkingsovereenkomsten, gesloten met de consortia volwassenenonderwijs, aanvullende leraarsuren toekennen aan de Centra voor Volwassenenonderwijs.
Art. 102.§ 1. Het centrumbestuur is na onderhandeling in het lokale comité vrij de leraarsuren over de opleidingen heen aan te wenden. § 2. Het centrumbestuur kan maximaal 3 percent van leraarsuren aanwenden voor andere opdrachten dan de onderwijsopdrachten. Die 3 percent kan worden overschreden, mits hierover een akkoord wordt bereikt in het lokale comité.
De directeur van elk Centrum voor Volwassenenonderwijs legt hiertoe, na onderhandeling in het lokaal comité, een lijst vast van de onderwijsopdrachten en van de opdrachten die niet als onderwijsopdracht worden beschouwd.
Een andere opdracht in het ambt van leraar dan een lesopdracht, moet steeds in hoofdambt worden uitgeoefend.
Art. 103.§ 1. Na onderhandelingen in het lokale comité kan het centrumbestuur leraarsuren overdragen aan een ander Centrum voor Volwassenenonderwijs. De overdracht wordt beperkt tot 2 percent van het aantal toegekende leraarsuren. § 2. Die overdracht mag niet tot gevolg hebben dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.
Het centrumbestuur moet met het oog op de controle aan de overheid een verklaring op erewoord bezorgen, waarin het aangeeft die bepaling in acht te zullen nemen.
De niet-naleving van die bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid, noch ten aanzien van het betrokken personeelslid. § 3. In de overgedragen leraarsuren kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden.
Het centrumbestuur moet met het oog op de controle aan de bevoegde administratie een verklaring op erewoord bezorgen, waarin het aangeeft die bepaling in acht te zullen nemen.
De niet-naleving van die bepaling heeft tot gevolg dat de vaste benoeming geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid.
Art. 104.§ 1. Een centrumbestuur kan tijdens een bepaald schooljaar niet-aangewende leraarsuren overdragen naar het daaropvolgende schooljaar, onder de volgende voorwaarden : 1° de overdracht wordt beperkt tot 2 percent van het aantal toegekende leraarsuren tijdens dat bepaalde schooljaar;2° de niet-aangewende leraarsuren van dat bepaalde schooljaar worden vastgelegd uiterlijk op 1 februari van dat schooljaar met het oog op de overdracht naar het daaropvolgende schooljaar;3° de overgedragen leraarsuren van dat bepaalde schooljaar worden enkel in het daaropvolgende schooljaar aangewend. § 2. De overdracht van leraarsuren tijdens een bepaald schooljaar, vermeld in § 1, is alleen mogelijk als het centrumbestuur op erewoord verklaart dat het tijdens dat schooljaar in het Centrum voor Volwassenenonderwijs in kwestie overeenkomstig de geldende reglementering geen nieuwe of aanvullende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel moet uitspreken.
Het centrumbestuur moet met het oog op de controle van die overdracht aan de overheid een verklaring op erewoord bezorgen, waarin het aangeeft die bepaling in acht te zullen nemen.
De niet-naleving van die bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. § 3. In de overgedragen leraarsuren kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden.
Het centrumbestuur moet met het oog op de controle aan de bevoegde administratie een verklaring op erewoord bezorgen, waarin het aangeeft die bepaling in acht te zullen nemen.
De niet-naleving van die bepaling heeft tot gevolg dat de vaste benoeming geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid, noch ten aanzien van het betrokken personeelslid.
Art. 105.§ 1. Elk Centrum voor Volwassenenonderwijs heeft recht op één voltijdse betrekking in het ambt van directeur.
Elk centrumbestuur is verplicht een directeur aan te stellen.
De directeur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs kan zijn ambt enkel uitoefenen in hoofdambt.
De directeurs van een centrum die op 31 augustus 1999 het ambt van directeur in bijbetrekking uitoefenden, worden ten persoonlijken titel uitgesloten van het bepaalde in het derde lid voor het volume van de opdracht die zij op deze datum uitoefenden. § 2. In afwijking van § 1, eerste lid hebben Centra voor Volwassenenonderwijs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of de rand- en taalgrensgemeenten die, conform de bepalingen van artikel 97, § 2, geen 120 000 lesurencursist gehaald hebben, recht op een tiende voltijdse betrekking in het ambt van directeur per behaalde volle schijf van 12 000 lesurencursist, met maximaal één voltijdse betrekking in het ambt van directeur. § 3. Elk Centrum voor Volwassenenonderwijs heeft recht op een puntenenveloppe voor de oprichting van betrekkingen in de ambten van het bestuurs- en ondersteunend personeel. Deze puntenenveloppe wordt berekend op basis van het aantal lesurencursist voor de referteperiode van 1 februari van het jaar n-1 tot en met 31 januari van het jaar n voor het toekennen van de VTE voor het schooljaar n/n+1. De Vlaamse Regering bepaalt het aantal lesurencursist per toe te kennen punt.
Op basis van de lesurencursist van de opleidingen van de studiegebieden auto, boekbinden, bouw, decoratieve technieken, diamantbewerking, grafische technieken, hout, juwelen, koeling en warmte, lederbewerking, mechanica-elektriciteit, mode, smeden, textiel, voeding wordt een bijkomend aantal punten toegekend. De Vlaamse Regering bepaalt het aantal lesurencursist per toe te kennen punt en kan de lijst van studiegebieden die in aanmerking komen voor een bijkomend aantal punten wijzigen.
De Vlaamse Regering bepaalt het aandeel van de puntenenveloppe dat moet worden aangewend voor ambten van het ondersteunend personeel. § 4. De oprichting van betrekkingen in de ambten, vermeld in § 3, is gebaseerd op een puntensysteem, waarbij aan elk ambt een aantal punten wordt toegekend. Dat aantal punten wordt bepaald op basis van de salarisschaal van het personeelslid dat de betrekking uitoefent.
De Vlaamse Regering legt voor elk ambt de punten-waarde vast volgens de salarisschaal. § 5. Het centrumbestuur wendt de punten aan rekening houdende met criteria die worden onderhandeld in het lokaal comité.
Het centrumbestuur moet evenwel de punten in eerste instantie aanwenden voor de instandhouding van betrekkingen van vastbenoemde personeelsleden in de ambten vermeld in § 3, eerste lid en daarbij ook rekening houdende met het verplichte aandeel punten voor ondersteunend personeel.
Als het centrumbestuur na de voormelde verplichting nog punten over heeft, dan kan het die punten aanwenden voor de oprichting van betrekkingen in de ambten, vermeld in § 3, eerste lid, rekening houdende met de criteria waarover wordt onderhandeld in het lokale comité. § 6. Het centrumbestuur kan na onderhandeling in het lokale comité een aantal punten overdragen aan een ander Centrum voor Volwassenenonderwijs of naar het eerstvolgend schooljaar. De overdracht wordt beperkt tot 2 percent van het aantal toegekende punten.
Die overdracht mag niet leiden tot een nieuwe of aanvullende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking in een ambt, vermeld in § 4.
In de overgedragen punten kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden.
Het centrumbestuur moet met het oog op de controle aan de bevoegde administratie een verklaring op erewoord bezorgen, waarin het aangeeft die bepaling in acht te zullen nemen.
De niet-naleving van die bepaling heeft tot gevolg dat de vaste benoeming geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid.
Art. 106.§ 1. Een centrumbestuur bekomt voor haar personeelsleden een salaris/salaristoelage, als deze personeelsleden voldoen aan volgende voorwaarden : 1° aangesteld zijn volgens de voorwaarden vermeld in artikel 56, 9°;2° aangeworven zijn met inachtname van de reglementering inzake de reaffectatie en wedertewerkstelling;3° in dienst zijn op grond van de reglementering inzake de personeelsformatie. § 2. De salarissen/salaristoelagen worden door de bevoegde administratie rechtstreeks en maandelijks aan de betrokken personeelsleden uitbetaald.
Art. 107.De Vlaamse Regering bepaalt voor de Centra voor Volwassenenonderwijs jaarlijks het percentage waarmee de leraarsuren zoals bedoeld in artikel 98 en de punten voor de oprichting van betrekkingen in ambten van het bestuurs- en ondersteunend personeel zoals bedoeld in artikel 105, kunnen toenemen.
Voor de begrotingsjaren 2007 tot en met 2009 bedraagt de groei zoals bedoeld in voorgaand lid voor alle Centra voor Volwassenenonderwijs samen maximaal 2 percent per begrotingsjaar.
Art. 108.De werkingsmiddelen van Centra voor Volwassenenonderwijs bestaan uit : 1° de inschrijvingsgelden van de cursisten;2° de gelden van de evaluatie voor cursisten die afstandsonderwijs gevolgd hebben of cursisten die in het studiegebied algemene vorming een evaluatie ondergaan zonder opleiding gevolgd te hebben;3° de toegekende middelen uit het Fonds, vermeld in artikel 110;4° andere inkomsten.
Art. 109.§ 1. Het inschrijvingsgeld dat de cursist verschuldigd is, wordt berekend door het aantal lestijden van een module te vermenigvuldigen met 1 euro. Het inschrijvingsgeld voor het gecombineerd onderwijs wordt berekend, alsof het volledig in contactonderwijs is verstrekt. § 2. In afwijking van § 1 wordt het inschrijvingsgeld voor een opleiding van het secundair volwassenenonderwijs en het hoger beroepsonderwijs begrensd op 400 euro per schooljaar of 1.200 euro voor de gehele opleiding. De begrenzing van het inschrijvingsgeld voor de gehele opleiding is gedurende vier schooljaren geldig, ongeacht het Centrum voor Volwassenenonderwijs waar de cursist deze opleiding geheel of gedeeltelijk volgt. § 3. In afwijking van § 1 geldt er een volledige vrijstelling van het inschrijvingsgeld voor cursisten die : 1° ingeschreven zijn voor een opleiding in het studiegebied algemene vorming;2° op het moment van hun inschrijving materiële hulp genieten zoals bedoeld in de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen;3° op het moment van hun inschrijving een inkomen verwerven via maatschappelijke dienstverlening of een leefloon of die ten laste zijn van de voormelde categorieën;4° op het moment van hun inschrijving als gedetineerde verblijven in een van de Belgische strafinrichtingen;5° op het moment van hun inschrijving minderjarig zijn en deelnemen aan het secundair volwassenenonderwijs in het kader van de samenwerking tussen de Centra voor Deeltijds Beroepssecundair Onderwijs en de Centra voor Volwassenenonderwijs, vermeld in artikel 66 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II;6° inburgeraar zijn en een inburgeringscontract hebben ondertekend, als vermeld in artikel 2, 9°, van het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid of een attest van inburgering hebben behaald, zoals vermeld in artikel 2, 11°, van hetzelfde decreet voor een opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 in het studiegebied Nederlands tweede taal;7° op het moment van hun inschrijving nog niet voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht;8° op het moment van hun inschrijving een inkomen verwerven via een wachtuitkering of een werkloosheidsuitkering voor een opleiding die gevolgd wordt in het kader van een door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding erkend traject naar werk;9° niet-werkende, verplicht ingeschreven werkzoekenden zijn die op het moment van hun inschrijving nog geen recht op een wachtuitkering hebben verworven. § 4. In afwijking van § 1 geldt er een verminderd inschrijvingsgeld van 0,50 euro voor cursisten die ingeschreven zijn voor een opleiding in het studiegebied Nederlands tweede taal. § 5. In afwijking van § 1 geldt er een verminderd inschrijvingsgeld van 0,25 euro voor cursisten die op het moment van hun inschrijving : 1° een inkomen verwerven via een wachtuitkering of een werkloosheidsuitkering voor andere opleidingen dan deze bedoeld in § 3, 1°, 6° en 7°, of ten laste zijn van voormelde categorieën;2° in het bezit zijn van een van de volgende attesten of die ten laste zijn van een persoon die in het bezit is van een van de volgende attesten : a) een attest, uitgereikt door de bevoegde overheid, waaruit een arbeidsongeschiktheid van ten minste 66 percent blijkt;b) een attest waaruit het recht blijkt op een integratietegemoetkoming aan gehandicapten;c) een attest waaruit de inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap blijkt;3° gedurende twee opeenvolgende schooljaren opleiding gevolgd hebben in een Centrum voor Basiseducatie gedurende ten minste 120 lestijden en dit voorafgaand aan het schooljaar van inschrijving in een Centrum voor Volwassenenonderwijs. § 6. Centra die het studiegebied algemene vorming organiseren en evaluaties afnemen van personen die geen lessen gevolgd hebben in het Centrum voor Volwassenenonderwijs in kwestie, mogen hiervoor een tegemoetkoming vragen aan de cursist van maximaal 15 euro per evaluatieperiode. § 7. Centra die cursisten evalueren die afstandsonderwijs gevolgd hebben, mogen hiervoor een tegemoetkoming vragen aan de cursist van maximaal 15 euro per evaluatieperiode.
Art. 110.§ 1. Er wordt een Fonds Inschrijvingsgelden Centra voor Volwassenenonderwijs opgericht, hierna het Fonds genoemd.
Het Fonds wordt opgericht als een Dienst met Afzonderlijk Beheer zoals bedoeld in artikel 140 van de Gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit. § 2. Het Fonds wordt belast met het financieel beheer van de inschrijvingsgelden van de Centra voor Volwassenenonderwijs en de middelen ter beschikking gesteld door de Onderwijsbegroting. § 3. De middelen van het Fonds zijn : 1° een dotatie ten bedrage van 6.342.000 euro ten laste van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap; 2° een vordering op de ontvangen inschrijvingsgelden van de Centra voor Volwassenenonderwijs.Die vordering bedraagt 0,25 euro per euro inschrijvingsgeld van cursisten, zoals vermeld in artikel 109, § 1; 3° de terugvorderingen die voortvloeien uit de ten onrechte verrichte betalingen. § 4. De middelen van het Fonds kunnen uitsluitend aangewend worden voor : 1° de toekenning van middelen aan de Centra voor Volwassenenonderwijs. Deze middelen worden samengesteld uit : a) 0,75 euro per lesuurcursist gegenereerd door cursisten die geen inschrijvingsgeld betalen;b) 0,75 euro per lesuurcursist waarvoor geen inschrijvingsgeld betaald werd op basis van artikel 109, § 2;c) 0,50 euro per lesuurcursist gegenereerd door cursisten die verminderd inschrijvingsgeld van 0,25 euro per lesuur betalen;d) 0,25 euro per lesuurcursist gegenereerd door cursisten die verminderd inschrijvingsgeld van 0,50 euro per lesuur betalen;e) 0,30 euro per lesuurcursist voor de opleidingen van de studiegebieden auto, bouw, chemie, decoratieve technieken, hout, koeling en warmte, land- en tuinbouw, lichaamsverzorging, maritieme opleidingen, mechanica-elektriciteit, mode, smeden, textiel en voeding;2° de toekenning van een premie aan cursisten die een diploma of certificaat behaald hebben, zoals vermeld in artikel 41, § 2 en § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de opleidingen, bekrachtigd met een diploma of certificaat, die in aanmerking komen voor het verkrijgen van een premie, het bedrag dat per behaald diploma of certificaat wordt toegekend en de procedure voor de toekenning van de premie; 3° de toekenning van middelen aan de Centra voor Volwassenenonderwijs die onderwijsbevoegdheid hebben in de studiegebieden auto, bouw, chemie, decoratieve technieken, hout, koeling en warmte, land- en tuinbouw, lichaamsverzorging, maritieme opleidingen, mechanica-elektriciteit, mode, smeden, textiel en voeding, voor investeringen in de basisuitrusting of de beveiliging van de bestaande uitrustingsgoederen.De Vlaamse Regering bepaalt hiertoe de procedure en de nadere modaliteiten. § 5. De middelen van het Fonds worden eerst aangewend voor de toekenning van middelen zoals bedoeld in § 4, 1°. Slechts indien er na de toekenning van deze middelen in het Fonds nog resterende middelen zijn, kunnen deze aangewend worden voor de toekenning van een premie aan cursisten zoals bedoeld in § 4, 2°, of voor de toekenning van middelen voor de basisuitrusting of de beveiliging van de bestaande uitrustingsgoederen, zoals bedoeld in § 4, 3°. § 6. Het per 31 december van een lopend begrotingsjaar beschikbare saldo van het Fonds wordt overgedragen naar en gevoegd bij de inkomsten van het volgende begrotingsjaar. § 7. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten met betrekking tot de aanwending en het financiële en materiële beheer van het Fonds.
Art. 111.§ 1. Kunnen slechts een beroep doen op de door de Vlaamse Gemeenschap aan het Gemeenschapsonderwijs of aan het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs toegekende investeringsmiddelen : 1° de erkende en gefinancierde of gesubsidieerde Centra voor Volwassenenonderwijs waarvan de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding is aangetoond door het niet beschikbaar zijn binnen een bepaalde gebiedsomschrijving van bestaande gebouwen of voorzieningen die geheel of gedeeltelijk op kosten van de Vlaamse Gemeenschap zijn opgericht;2° de werken die beantwoorden aan de vastgestelde fysische en financiële normen.Het plan, de voorwaarden waaronder de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding kan worden aangetoond en de normen worden vastgelegd door de Vlaamse Regering. § 2. De aan het Gemeenschapsonderwijs toegekende investeringsmiddelen en door het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs aan de gesubsidieerde onderwijsinstellingen toe te kennen investeringsmiddelen kunnen jaarlijks ten belope van maximaal 10 percent worden aangewend voor de aankoop van zware didactische apparatuur.
Art. 112.Het centrumbestuur mag de middelen die het krachtens artikelen 98 tot en met 112 verkrijgt uitsluitend aanwenden voor uitgaven die het gevolg zijn van zijn opdrachten, bepaald in dit decreet.
Minimaal 5 percent van de werkingsmiddelen, vermeld in artikel 108, moet besteed worden aan kwaliteitszorg en de ontwikkeling van leermiddelen.
Het centrumbestuur voert een boekhouding, zodat de inkomsten overeenkomstig artikelen 98 tot en met 111 en de aanwending van die inkomsten duidelijk identificeerbaar zijn.
Art. 113.In 2012 wordt door de Vlaamse Regering in overleg met de consortia volwassenenonderwijs en met de centra die niet tot een consortium volwassenenonderwijs zijn toegetreden, de financiering of subsidiering geëvalueerd, en de resultaten van die evaluatie worden aan het Vlaams Parlement meegedeeld.
In afwijking van het eerste lid organiseert de Vlaamse Regering in 2009 een tussentijdse evaluatie van de financiering of subsidiëring van de Centra voor Volwassenenonderwijs. De Vlaamse Regering bepaalt hiertoe de nadere modaliteiten. HOOFDSTUK III. - Terugvorderingen, sancties en zorgvuldig bestuur Afdeling I. - Terugvorderingen
Art. 114.Elke ten onrechte uitbetaalde financiering of subsidiering wordt van het centrumbestuur teruggevorderd. Een ten onrechte uitbetaald salarisgedeelte wordt evenwel teruggevorderd van het betrokken personeelslid, als het centrumbestuur niet verantwoordelijk is voor de uitbetaling ervan.
Art. 115.§ 1. De mogelijkheid om de ten onrechte uitbetaalde financiering of subsidiëring terug te vorderen verjaart na verloop van één jaar, te rekenen vanaf de eerste januari volgend op de betalingsdatum, tenzij de terugbetaling binnen die termijn werd gevraagd. § 2. In afwijking van § 1 is de verjaringstermijn dertig jaar, als valse verklaringen de berekening van de financiering of subsidiëring beïnvloed hebben.
Art. 116.Om geldig te zijn, moet de vraag tot terugbetaling ter kennis van de schuldenaar gebracht worden bij een aangetekend schrijven met vermelding van : 1° het totale bedrag van de teruggevraagde som met, per jaar, de opgave van de ten onrechte uitgevoerde betalingen;2° de bepalingen in strijd waarmee de betalingen gedaan zijn. Te rekenen vanaf de afgifte van het aangetekend schrijven kan het onverschuldigde bedrag gedurende dertig jaar teruggevorderd worden.
Art. 117.De Vlaamse Regering legt de procedure tot terugvordering vast, die de rechten van de verdediging waarborgt. Afdeling II. - Sancties
Art. 118.§ 1. Onverminderd de strafvervolging waartoe het aanleiding zou geven, kan het centrumbestuur gesanctioneerd worden voor : 1° elke onnauwkeurige verklaring die de berekening van het bedrag voor financiering of subsidiëring beïnvloedt;2° elke onnauwkeurige verklaring over de bezoldiging van het personeel;3° elke inbreuk op de verplichting om de door de Vlaamse Regering bepaalde gegevens mee te delen op de wijze en op de data waarop die uiterlijk verstrekt moeten zijn;4° elke inbreuk op de bepalingen van de vakantie- en de onderwijstijd;5° elke inbreuk op de aanwending van de financiële middelen;6° elke inbreuk op de verplichting om overeenkomstig artikel 110 op de door de Vlaamse Regering bepaalde data middelen aan het Fonds toe te wijzen;7° elke inbreuk op de naleving van de verplichtingen, vermeld in artikel 52, 5° en 6°. § 2. De sanctie, vermeld in § 1, is een financiële sanctie van ten hoogste 10 percent van de werkingstoelage, zoals bepaald in artikel 89, of van de werkingsmiddelen, zoals bepaald in artikel 108.
De in het eerste lid bedoelde terugvordering of inhouding kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat gebruikt wordt voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou getroffen zijn.
Art. 119.De Vlaamse Regering bepaalt de verdere regels voor de vaststelling van de overtredingen en voor de toepassing van de sancties. Het besluit waarborgt de rechten van de verdediging en voorziet in een mogelijkheid tot beroep. Afdeling III. - Zorgvuldig bestuur
Art. 120.Het centrumbestuur draagt er zorg voor dat de cursist vanaf het ogenblik van inschrijving het centrumreglement gemakkelijk kan raadplegen. Als een cursist er uitdrukkelijk om vraagt, is het centrumbestuur ertoe gehouden een papieren kopie van het centrumreglement te overhandigen.
Het centrumreglement bevat ten minste de bijdrageregeling, het reglement van orde, het evaluatiereglement en informatie over de regionale ombudsdienst.
Art. 121.Aan de cursisten van een centrum mogen buiten het inschrijvingsgeld geen andere kosten worden aangerekend, tenzij voor cursusmateriaal. Onder cursusmateriaal wordt verstaan alle benodigdheden die door het centrumbestuur als noodzakelijk voor het volgen van de module worden opgegeven en die door het centrumbestuur worden aangerekend.
Het cursusmateriaal wordt aangerekend tegen kostprijs en moet bij het begin van elk schooljaar geraamd worden en moet voor de inschrijving aan de cursisten meegedeeld worden.
Art. 122.De centra mogen informatie verstrekken over het eigen onderwijsproject en het onderwijsaanbod, maar mogen geen oneerlijke concurrentie voeren.
De verstrekte informatie moet correct zijn, moet overeenstemmen met de bepalingen van dit decreet en mag geenszins misleidend zijn voor de cursist.
Art. 123.Er mag geen politieke propaganda gevoerd worden in een centrum.
Art. 124.De centra mogen handelsactiviteiten verrichten, voor zover die geen daden van koophandel zijn en voor zover ze verenigbaar zijn met de toegekende opdracht.
Art. 125.De centra die sponsoring of mededelingen toestaan, die rechtstreeks of onrechtstreeks tot doel hebben de verkoop van producten of diensten te bevorderen, waken erover dat : 1° door het centrum verstrekte leermiddelen vrij blijven van vermelde mededelingen;2° activiteiten vrij blijven van vermelde mededelingen, behalve als die mededelingen louter attenderen op het feit dat de activiteit of een gedeelte van de activiteit georganiseerd werd door middel van een gift, een schenking of een prestatie om niet of verricht onder de reële prijs door een bij name genoemde natuurlijke persoon, rechtspersoon of feitelijke vereniging;3° sponsoring en vermelde mededelingen kennelijk niet onverenigbaar zijn met de pedagogische en onderwijskundige taken en doelstellingen van het centrumbestuur;4° sponsoring en vermelde mededelingen de objectiviteit, de geloofwaardigheid, de betrouwbaarheid en de onafhankelijkheid van het centrum niet in het gedrang brengen.
Art. 126.Vragen en klachten over de toepassing van en de inbreuken op de bepalingen van deze afdeling kunnen door iedere belanghebbende volgens de geldende regelgeving bij de Commissie Zorgvuldig Bestuur ingediend worden.
TITEL VI. - Personeel HOOFDSTUK I. - Personeel van de centra voor basiseducatie Afdeling I. - Het persneelskader
Art. 127.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de functies waarin de personeelsleden aangesteld kunnen worden. § 2. De personeelsleden worden in de functies, vermeld in § 1, aangeworven als contractuele personeelsleden op wie de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt het geldelijk statuut en de wijze waarop een aanvraag tot salarissubsidiëring plaatsvindt voor de gesubsidieerde functies. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt wanneer en onder welke voorwaarden een personeelslid, dat aangesteld is volgens § 1 en § 2, tijdens zijn afwezigheid kan vervangen worden. Afdeling II. - Rechtspositie van het personeel
Art. 128.De Vlaamse Regering is gemachtigd om bepalingen met betrekking tot de prestatieregeling, de vakantieregeling, de verlofregeling en de terugbetaling van de vervoerskosten van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling en terug, vast te leggen.
In afwachting dat de Vlaamse Regering uitvoering geeft aan het eerste lid, blijven de bestaande bepalingen van toepassing die op de datum van de inwerkingtreding van dit decreet gelden. HOOFDSTUK II. - Personeel van de Centra voor Volwassenenonderwijs Afdeling I. - De personeelscategorieën en ambten
Art. 129.De Vlaamse Regering bepaalt de personeelscategorieën voor de Centra voor Volwassenenonderwijs en deelt deze in wervings-, selectie- en bevorderingsambten in. Afdeling II. - De prestatieregeling
Art. 130.De Vlaamse Regering bepaalt voor elk ambt van de in artikel 129 bedoelde personeelscategorieën het aantal prestatie-eenheden dat vereist is voor een voltijdse betrekking.
TITEL VII. - Overleg
Art. 131.Aan elke fundamentele onderwijshervorming kan een apart overleg onder de afgevaardigden van de inrichtende machten van de centra enerzijds of de representatieve vakorganisaties anderzijds voorafgaan.
Dit overleg wordt georganiseerd op vraag van respectievelijk één van de afgevaardigden van de inrichtende machten of één van de afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties.
TITEL VIII. - Wijzigingsbepalingen HOOFDSTUK I. - Decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs
Art. 132.In artikel 3 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, gewijzigd bij de decreten van 1 december 1998, 18 mei 1999, 14 februari 2003, 10 juli 2003, 15 juli 2005 en 7 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 10° worden tussen de woorden "het onderwijsniveau," en de woorden "het vak" de woorden "de opleiding, de module," ingevoegd;2° in 12° worden tussen de woorden "een bepaald onderwijsniveau," en "in een bepaald vak" de woorden "in een bepaalde opleiding of in een bepaalde module of" ingevoegd;3° een 33° en 34° worden toegevoegd, die luiden als volgt : « 33° module : een module zoals bedoeld in artikel 24 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs;34° opleiding : een opleiding, zoals bedoeld in artikel 24 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.».
Art. 133.In artikel 21 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, 10 juli 2003, 2 april 2004 en 15 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 4, vierde lid, worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs";2° in § 5, tweede lid, worden tussen de woorden "voor dit ambt en voor alle" en de woorden "vakken en specialiteiten" de woorden "opleidingen, modules of" ingevoegd;3° in § 5, derde lid, worden de woorden "in een ambt van leraar voor een vak" vervangen door de woorden "in een ambt van leraar voor een opleiding, een module, een vak", worden de woorden "voor dit ambt, dit vak" vervangen door de woorden "voor dit ambt, die opleiding, die module, dit vak" en worden de woorden "voor alle vakken en specialiteiten" vervangen door de woorden "voor alle opleidingen, modules, vakken en specialiteiten".
Art. 134.In artikel 28bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en vervangen bij het decreet van 14 februari 2003 en gewijzigd bij de decreten van 15 juli 2003 en 7 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs";2° § 2 wordt aangevuld met een derde lid, dat luidt als volgt : « In afwijking van het eerste lid bepaalt de raad van bestuur voor haar centra voor volwassenenonderwijs jaarlijks op basis van een beleidsplan en na onderhandelingen in het bevoegde lokaal comité welke vacante betrekkingen hij vacant verklaart. De raad van bestuur moet de vacante betrekkingen waarover in het bevoegde lokaal onderhandelingscomité geen akkoord wordt bereikt vacant verklaren als het gaat om vacante betrekkingen die gedurende de drie aan het betrokken schooljaar voorafgaande schooljaren ook vacant waren. » ; 3° er wordt een § 8 ingevoegd die luidt als volgt : « § 8.Met het oog op de vaste benoemingen in de Centra voor Volwassenenonderwijs op 1 januari 2009 deelt de raad van bestuur, in afwijking van het tweede lid van § 2, de vacante betrekkingen in de Centra voor Volwassenenonderwijs mee na 15 september 2008 en voor 15 oktober 2008. De vacante betrekkingen worden vastgesteld op basis van de toestand op 15 september 2008. » .
Art. 135.In artikel 36, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 14 februari 2003, en gewijzigd bij de decreten van 10 juli 2005 en 7 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1°, worden de woorden "het vak of de specialiteit" vervangen door de woorden "de opleiding, de module, het vak of de specialiteit";2° in § 1, vierde lid, worden de woorden "alle vakken en specialiteiten" vervangen door de woorden "alle opleidingen, modules of vakken en specialiteiten";3° in § 1, vijfde lid, worden in het tweede liggend streepje tussen de woorden "360 dagen dienstanciënniteit hebben verworven in" en de woorden "het vak of de specialiteit" de woorden "de opleiding, de module," ingevoegd.
Art. 136.In artikel 40bis, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° worden de woorden "voor alle vakken en specialiteiten" vervangen door de woorden "voor alle opleidingen, modules, vakken en specialiteiten";2° in 2° worden tussen de woorden "voor de leraren," en de woorden "het vak of de specialiteit" de woorden "de opleiding of de module," ingevoegd.
Art. 137.In artikel 41quater, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 februari 2003, worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs".
Art. 138.In artikel 55quinquies, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 20 oktober 2000 en 13 juli 2001, worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs".
Art. 139.In artikel 56, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 10 juli 2003, worden in de tweede zin de woorden "gepresteerd in een ambt, betrekking" vervangen door de woorden "gepresteerd in een ambt, betrekking, opleiding, module" en worden tussen de woorden "dezelfde betrekking," en de woorden "hetzelfde vak of dezelfde specialiteit" de woorden "dezelfde opleiding, dezelfde module," ingevoegd.
Art. 140.In artikel 56ter, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2005, worden in eerste zin tussen de woorden "een ambt," en de woorden "een vak" de woorden "een opleiding, een module," ingevoegd en worden in de tweede zin tussen de woorden "een ambt," en de woorden "een vak" de woorden "een opleiding, een module," ingevoegd.
Art. 141.In artikel 73bis, 73quater en 100bis, § 1 en § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij de decreten van 1 december 1998 en 2 maart 1999, worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs".
Art. 142.In artikel 88bis, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij de decreten van 1 december 1998 en 2 maart 1999, worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs". HOOFDSTUK II. - Decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding
Art. 143.In artikel 5 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1994, 1 december 1998, 14 februari 2003, 10 juli 2003, 15 juli 2005 en 7 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 12° worden in de eerste zin tussen de woorden "het onderwijsniveau," en de woorden "het vak" de woorden "de opleiding, de module," ingevoegd;2° in 13° worden tussen de woorden "een bepaald onderwijsniveau," en "in een bepaald vak" de woorden "in een bepaalde opleiding of in een bepaalde module of" ingevoegd;3° een 23° en 24° worden toegevoegd, die luiden als volgt : « 23° module : een module zoals bedoeld in artikel 24 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs;24° opleiding : een opleiding, zoals bedoeld in artikel 24 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.» .
Art. 144.In artikel 19, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 7 juli 2006, wordt de inleidende zin van het eerste lid vervangen door wat volgt : « Niemand kan door een inrichtende macht als tijdelijk personeelslid worden aangesteld, als hij op het ogenblik van de aanstelling niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 28, § 1, 1°, 2° en 4°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, artikel 73, § 1, 1°, 2° en 6°, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs of van artikel 56, 9°, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs en daarenboven :".
Art. 145.In artikel 20 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 3°, worden de woorden "het vak" vervangen door de woorden "de opleiding, de module of het vak";2° in § 2, 3°, worden de woorden "het vak" vervangen door de woorden "de opleiding, de module of het vak".
Art. 146.In artikel 23, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 4, vierde lid, worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs";2° in § 5, tweede lid, worden de woorden "alle vakken en specialiteiten" vervangen door de woorden "alle opleidingen, modules of vakken en specialiteiten"; in § 5, derde lid, worden de woorden "in een ambt van leraar voor een vak" vervangen door de woorden "in een ambt van leraar voor een opleiding, een module, een vak", worden de woorden "voor dit ambt, dit vak" vervangen door de woorden "voor dit ambt, die opleiding, die module, dit vak" en worden de woorden "voor alle vakken en specialiteiten" vervangen door de woorden "voor alle opleidingen, modules, vakken en specialiteiten".
Art. 147.In artikel 31 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 7 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1°, worden in het laatste lid de woorden "het vak of de specialiteit" vervangen door de woorden "de opleiding, de module, het vak of de specialiteit";2° in § 1, 4°, worden in het vierde lid de woorden "alle vakken en specialiteiten" vervangen door de woorden "alle opleidingen, modules of vakken en specialiteiten";3° in § 1, 4°, worden in het vijfde lid de woorden "verworven in het vak" vervangen door de woorden "verworven in de opleiding, de module, het vak".
Art. 148.In artikel 32bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij het decreet van 2 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs";2° in § 2, 1°, worden de woorden "voor alle vakken en specialiteiten" vervangen door de woorden "voor alle opleidingen, modules, vakken en specialiteiten";3° in § 2, 2°, worden tussen de woorden "voor de leraren," en de woorden "het vak of de specialiteit" de woorden "de opleiding of de module," ingevoegd.
Art. 149.In artikel 33 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 15 december 1993, 21 december 1994, 14 juli 1998, 18 mei 1999, 14 februari 2003, 15 juli 2005 en 7 juli 2006, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt tussen het zesde en zevende lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Met het oog op de vaste benoemingen op 1 januari 2009 in de Centra voor Volwassenenonderwijs deelt de inrichtende macht, in afwijking van het eerste lid en rekening houdende met § 4, de vacante betrekkingen in de Centra voor Volwassenenonderwijs mee na 15 september 2008 en voor 15 oktober 2008.De vacante betrekkingen worden vastgesteld op basis van de toestand op 15 september 2008. » ; 2° in § 2 worden in de tweede zin de woorden "vakken en specialiteiten" vervangen door de woorden "opleidingen, modules, vakken en specialiteiten";3° er wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4.In afwijking van § 1, eerste lid, bepaalt de inrichtende macht voor haar Centra voor Volwassenenonderwijs jaarlijks op basis van een beleidsplan en na onderhandelingen in het bevoegde lokaal comité welke vacante betrekkingen ze meedeelt.
De inrichtende macht moet de vacante betrekkingen waarover in het bevoegde lokaal onderhande-lingscomité geen akkoord wordt bereikt meedelen als het gaat om vacante betrekkingen die gedurende de drie aan het betrokken schooljaar voorafgaande schooljaren ook vacant waren. » .
Art. 150.In artikel 37bis, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 februari 2003, worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs".
Art. 151.In artikel 44quinquies, § 1,2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij de decreten van 20 oktober 2000 en 13 juli 2001, worden de woorden "en het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "voor het volwassenenonderwijs".
Art. 152.In artikel 47bis en 47quater, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij de decreten van 1 december 1998 en 2 maart 1999, worden de woorden "en het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "voor het volwassenenonderwijs".
Art. 153.In artikel 74, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 1997 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "gepresteerd in een ambt, betrekking" worden vervangen door de woorden "gepresteerd in een ambt, betrekking, opleiding, module";2° tussen de woorden "dezelfde betrekking," en de woorden "hetzelfde vak of dezelfde specialiteit" worden de woorden "dezelfde opleiding, dezelfde module," ingevoegd.
Art. 154.In artikel 74quater, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2005, worden in eerste zin tussen de woorden "een ambt," en de woorden "een vak" de woorden "een opleiding, een module," ingevoegd en worden in de tweede zin tussen de woorden "een ambt," en de woorden "een vak" de woorden "een opleiding, een module," ingevoegd.
Art. 155.In artikel 84bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij de decreten van 1 december 1998, 2 maart 1999 en 18 mei 1999, worden de woorden "en het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "voor het volwassenenonderwijs". HOOFDSTUK III. - Decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten
Art. 156.In het decreet van 17 juli 1991 betreffende de inspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten wordt een artikel 92bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 92bis Onverminderd de bepalingen van artikel 92 met betrekking tot de verdeling en de indexering, stelt de Vlaamse Regering jaarlijks een krediet van ten minste 722.000 euro ter beschikking van de pedagogische begeleidingsdiensten voor de uitvoering van volgende opdrachten : 1° de begeleiding van de Centra voor Volwassenenonderwijs : a) agogische en organisatorische ondersteuning bieden;b) de deskundigheid van de personeelsleden bevorderen;c) onderwijsvernieuwing en kwaliteitszorg coördineren, stimuleren en faciliteren;d) centra ondersteunen bij het realiseren van de eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties bij de cursisten;2° de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 49 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, samen met het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs.» .
Art. 157.In hetzelfde decreet wordt een artikel 92ter ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 92ter § 1. Het krediet, vermeld in artikel 92bis, wordt enkel ter beschikking gesteld als : 1° vijfjaarlijks een beleidsplan en jaarlijks een ondersteuningsplan worden opgesteld, waarin de uitvoering van de opdracht, vermeld in artikel 92bis, verduidelijkt wordt;2° jaarlijks een activiteitenverslag en een financieel rapport worden opgesteld. Het jaarlijks ondersteuningsplan, activiteitenverslag en financieel rapport kunnen al dan niet geïntegreerd worden in het jaarlijkse beleidsplan en het jaarverslag van de activiteiten, vermeld in artikel 88. § 2. De Vlaamse Regering sluit met de pedagogische begeleidingsdiensten vijfjaarlijks een samenwerkingsovereenkomst af over de voorwaarden van de aanwending van de middelen en de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 92bis.
De toekenning van de middelen, vermeld in artikel 92bis, wordt afhankelijk gesteld van de goedkeuring van de samenwerkingsovereenkomst door de Vlaamse Regering. § 3. De middelen, zoals bepaald in artikel 92bis kunnen geheel of gedeeltelijk teruggevorderd worden, indien blijkt dat deze middelen niet worden aangewend voor de realisatie van de opdrachten, vermeld in artikel 92bis en in artikel 49 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. » . HOOFDSTUK IV. - Decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs-III
Art. 158.In artikel 7 van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs-III, gewijzigd bij de decreten van 1 december 1998 en 20 oktober 2000, worden in het tweede lid de woorden "vak of specialiteit" vervangen door de woorden "opleiding, module, vak of specialiteit". HOOFDSTUK V. - Decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek
Art. 159.In artikel XI.1, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005, wordt 5° vervangen door wat volgt : « 5° de contractuelen betaald ten laste van het departement Onderwijs, met uitzondering van deze van de centra voor basiseducatie;". HOOFDSTUK VI. - Decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV
Art. 160.In artikel X.39 van het hoofdstuk X van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV wordt een 8° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 8° de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie, vermeld in artikel 127 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. » ;
Art. 161.In artikel X.40 van het hoofdstuk X van hetzelfde decreet worden tussen de woorden "of specialiteit," en de woorden "het onderwijsniveau" de woorden "de opleiding, de module," ingevoegd.
TITEL IX. - Slotbepalingen HOOFDSTUK I. - Opheffingsbepalingen
Art. 162.Titel I van het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs, gewijzigd bij de decreten van 15 augustus 1999, 20 oktober 2000, 13 juli 2001, 21 december 2001, 14 februari 2003, 19 december 2003, 19 maart 2004, 30 april 2004, 7 mei 2004, 24 december 2004, 15 juli 2005, 9 december 2005, 16 juni 2006 en 7 juli 2006 wordt opgeheven met ingang van 1 september 2007, met uitzondering van de artikelen 55, 57 en 57bis die worden opgeheven met ingang van 1 september 2008.
Art. 163.In het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen worden volgende artikelen opgeheven met ingang van 1 september 2007 : 1° artikel 3, vervangen bij het decreet van 7 mei 2004;2° artikel 4, 2;3° artikel 4, 4, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003;4° artikel 5, gewijzigd bij het decreet van 7 mei 2004 en 7 juli 2006;5° artikel 6bis, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004;6° artikel 13, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 1996.
Art. 164.Artikelen 9, 10, 16 en 17 van het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van laaggeschoolde volwassenen,vervangen bij het decreet van 14 februari 2003, wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2008.
Art. 165.In het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen worden volgende artikelen opgeheven met ingang van 1 september 2008 : 1° artikel 1;2° artikel 2;3° artikel 4, 1, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001;4° artikel 6, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003;5° artikel 7;6° artikel 8, gewijzigd bij het decreet van 21 december 1994;7° artikel 14, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1994 en 13 juli 2001;8° artikel 14bis, ingevoegd bij het decreet van 6 juli 2001;9° artikel 15, gewijzigd bij het decreet van 21 december 1994;10° artikel 15bis, ingevoegd bij het decreet 7 mei 2004;11° artikel 18 vervangen bij het decreet van 2 maart 1999.
Art. 166.Artikelen 141, 142, 143 en 145 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art. 167.Artikel 33 van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs-III wordt opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art. 168.Artikel 154 van het decreet van 21 december 1994 betreffende het onderwijs-VI wordt opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art. 169.Artikelen 184, 185, 186 en 187 van het decreet van 18 mei 1999 betreffende het onderwijs-XI worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art. 170.Artikelen 21, 22, 23 en 24 van het decreet van 20 oktober 2000 betreffende het onderwijs XII-Ensor worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art. 171.Artikelen VI.9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 19 van het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs XIII-Mozaïek worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art. 172.Artikelen IV.2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19 en 20 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs-XIV worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art. 173.Artikelen 6, 7, 8, 29, 30, 31, 32, 33 en 34 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende regionale technologische centra en houdende noodzakelijke en dringende onderwijsbepalingen worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art. 174.Artikelen IV.1, 2, 3, 4, 5, 6, en 7, van het decreet van 15 juli 2005 betreffende het onderwijs-XV worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art. 175.Artikelen IV.1, 2, 3, 4 en 8, van het decreet van 7 juli 2006 betreffende het onderwijs-XVI worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art. 176.De volgende regelingen worden opgeheven met ingang van 1 september 2007 : 1° de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, met uitzondering van artikel 1, § 1;2° het koninklijk besluit van 30 april 1957 houdende coördinatie van de wetten op het technisch onderwijs;3° het koninklijk besluit van 1 juli 1957 houdende algemene regeling van de studiën in het secundair technisch onderwijs;4° het koninklijk besluit van 31 december 1960 tot regeling van de inrichting der tijdelijke scholen en leergangen van het technisch onderwijs;5° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 1990 ter uitvoering van het decreet houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen, met uitzondering van de artikelen 3, 4, § 4, 8, 11, 12, 13 en 14 die worden opgeheven met ingang van 1 september 2008;6° het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 1999 houdende de vaststelling van de voorlopige structuurschema's van het modulair onderwijs voor sociale promotie;7° het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 1999 houdende de ordening van de bestaande afdelingen van het onderwijs voor sociale promotie in studiegebieden en categorieën;8° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 houdende de vaststelling van de nadere regelen van de overdracht van studiegebieden tussen de centra voor volwassenenonderwijs;9° het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 houdende de vaststelling van de procedure voor de vrijstellingen van het inschrijvingsgeld in het volwassenenonderwijs;10° het besluit van de Vlaamse Regering van 16 april 2004 houdende de vaststelling van de modellen van de studiebewijzen in het onderwijs voor sociale promotie en de voorwaarden voor de uitreiking van de studiebewijzen door de centra voor volwassenenonderwijs;11° het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2005 tot uitvoering van artikelen 3, 5, 6 en 6bis, van het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen;12° het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 betreffende de programmatie in het onderwijs voor sociale promotie voor het schooljaar 2006-2007 en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 1999 houdende de ordening van de bestaande afdelingen van het onderwijs voor sociale promotie in studiegebieden en categorieën;13° het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2005 betreffende de programmatie in het onderwijs voor sociale promotie voor het schooljaar 2005-2006 en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 1999 houdende de ordening van de bestaande afdelingen van het onderwijs voor sociale promotie in studiegebieden en categorieën;14° het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 betreffende de programmatie in het onderwijs voor sociale promotie voor het schooljaar 2004-2005 en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2000 betreffende de structuur van het secundair onderwijs voor sociale promotie;15° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de programmatie in het secundair volwassenenonderwijs voor het schooljaar 2003-2004;16° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 2003 betreffende structuurwijzigingen in het hoger onderwijs voor sociale promotie;17° het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 betreffende de programmatie in de centra voor volwassenenonderwijs voor het schooljaar 2002-2003;18° het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2001 betreffende de programmatie in het onderwijs voor sociale promotie voor het schooljaar 2001-2002;19° het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2000 betreffende de programmatie van studiegebieden, categorieën en afdelingen in de centra voor volwassenenonderwijs voor het schooljaar 2000-2001;20° het besluit van de Vlaamse Regering van 28 januari 2000 betreffende de programmatie van studiegebieden en afdelingen in de centra voor volwassenenonderwijs voor het schooljaar 1999-2000;21° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2005 betreffende de structuur van het secundair onderwijs voor sociale promotie.
Art. 177.Voor het volwassenenonderwijs wordt de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving opgeheven met ingang van 1 september 2007, met uitzondering van artikelen 28, § 2, en 31.
Art. 178.Het decreet van 17 juli 1991 betreffende de inspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten, zoals gewijzigd door het decreet van 13 april 1999 houdt op van toepassing te zijn op de specifieke lerarenopleiding met ingang van 1 september 2007, met uitzondering van de bepalingen onder titel III. HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen Afdeling I. - Opdracht en organisatie van het onderwijs
Art. 179.§ 1. In afwijking van artikelen 23 en 25, kunnen de Centra voor Volwassenenonderwijs de opleidingen waarvoor ze onderwijsbevoegdheid hebben nog lineair organiseren : 1° tijdens de schooljaren 2007-2008 en 2008-2009 als voor die opleidingen door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen beschikbaar zijn op 1 september 2007;2° tijdens de schooljaren 2007-2008 tot en met 2011-2012 als voor die opleidingen nog geen door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen beschikbaar zijn op 1 september 2007. § 2. In de lineaire organisatie wordt de leerstof gegroepeerd en aangeboden in leerjaren. De leerjaren kunnen eventueel ingedeeld worden in vakken.
Elke opleiding, optie of afdeling kan worden ingericht als cyclische opleiding. § 3. Het onderwijsaanbod start ten vroegste op 1 september en eindigt uiterlijk op 30 juni. Het onderwijs is gespreid over ten minste 32 en ten hoogste 40 weken.
De Vlaamse Regering kan per centrum een afwijking verlenen voor een specifiek intensief aanbod ten behoeve van tewerkstelling. § 4. In de lineaire organisatie wordt een cursist toegelaten tot een leerjaar als hij in het voorgaande leerjaar is geslaagd.
Als toelatingsvoorwaarden voor alle andere leerjaren dan de aanvangsleerjaren, gelden dezelfde toelatingsvoorwaarden, zoals vermeld in artikel 35 met uitzondering van § 2, 1°, waarbij module moet gelezen worden als leerjaar. § 5. In de lineaire organisatie kan de directeur een cursist tot twee leerjaren toelaten als hij ten gevolge van vrijstellingen slechts een deel van de vakken van beide leerjaren moet volgen.
Art. 180.In afwijking van artikel 25 kunnen de Centra voor Volwassenenonderwijs de modulaire opleidingen waarvoor op 1 september 2007 geen door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen bestaan zoals bedoeld in artikel 185, nog organiseren tijdens de schooljaren 2007-2008 tot en met 2011-2012.
Art. 181.Op 1 september 2009 verliezen de Centra voor Volwassenenonderwijs de onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen bedoeld in artikel 179, § 1, 1°. Die opleidingen zijn op dat ogenblik volledig afgebouwd.
Op 1 september 2012 verliezen de Centra voor Volwassenenonderwijs de onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen vermeld in artikel 179, § 1, 2°, en artikel 180. Die opleidingen beschikken op dat ogenblik over door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen of zijn volledig afgebouwd.
Art. 182.§ 1. In afwijking van artikel 41, § 4, 2°, leiden de opleidingen algemene vorming BSO 3 of algemene vorming TSO 3 van het studiegebied algemene vorming, gecombineerd met een door de Vlaamse Regering bepaalde opleiding van een ander studiegebied in het secundair volwassenenonderwijs, tot een diploma tijdens de schooljaren 2007-2008 tot en met 2009-2010. § 2. In afwijking van artikel 41, § 2, 1°, leiden lineaire opleidingen tijdens de schooljaren 2007-2008 tot en met 2011-2012 in het secundair volwassenenonderwijs tot een getuigschrift. § 3. Cursisten die voor 1 september 2006 in het hoger onderwijs voor sociale promotie een opleiding van minder dan 900 lestijden aangevat hebben, kunnen voor zover deze opleiding nog georganiseerd wordt uiterlijk tot 31 augustus 2010 aanspraak maken op een diploma. Deze bepaling is niet van toepassing op de opleidingen van het pedagogisch hoger onderwijs.
Art. 183.In afwachting van door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen worden de opleidingen van de studiegebieden van het secundair volwassenenonderwijs, vermeld in artikelen 179 en 180, gerangschikt als beroepssecundair onderwijs of technisch secundair onderwijs van de tweede of de derde graad.
Art. 184.De opleidingen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet niet voldoen aan de bepalingen van artikelen 24 en 25, worden voor 1 januari 2012 door de stuurgroep voorgedragen.
Art. 185.De modulaire opleidingen waarvoor op 1 september 2007 door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen beschikbaar zijn, worden geacht te voldoen aan de bepalingen van artikelen 24 en 25.
Art. 186.§ 1. De Centra voor Volwassenenonderwijs bouwen de opleidingen van de categorie pedagogisch van het hoger onderwijs voor sociale promotie af met ingang van het schooljaar 2007-2008. § 2. Cursisten die uiterlijk in het schooljaar 2006-2007 ingeschreven waren in een opleiding die leidt tot het behalen van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid hebben het recht voor 1 september 2010 die opleiding te voltooien. § 3. De Centra voor Volwassenenonderwijs bepalen de voorwaarden waaronder de cursisten, bedoeld in § 2, het diploma van leraar kunnen behalen.
Art. 187.Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie opgericht bij het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen, krijgt voor de periode van 1 september 2007 tot en met 31 december 2008 een aanvullende forfaitaire toelage van 250.000 euro die bestemd is voor de bekostiging van de personeelsuitgaven, de werkingsuitgaven en de investeringsuitgaven.
De personeelsleden van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie die worden betaald ten laste van de forfaitaire toelage, vermeld in het eerste lid, moeten beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in artikel 15 van het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen.
Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie bezorgt bij afloop van de periode, vermeld in het eerste lid, een financieel rapport aan de Vlaamse Regering. Afdeling II. - Structuur van het volwassenenonderwijs
Art. 188.Het bestuur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs kan een aanvraag indienen bij de Vlaamse Regering voor het verkrijgen van onderwijsbevoegdheid voor een andere opleiding dan de opleidingen bedoeld in artikel 63, § 1, 1°, of voor het aanwenden van leraarsuren en ambten opgericht op basis van de puntenenveloppe in een bijkomende vestigingsplaats.
De Vlaamse Regering zal, voorafgaandelijk aan het nemen van een beslissing, het advies van de Vlaamse Onderwijsraad inwinnen. De Vlaamse Regering kan de aanvraag uitsluitend af- of goedkeuren bij een met redenen omklede beslissing.
De aanvraag, zoals vermeld in het eerste lid, moet uiterlijk vóór 31 januari 2008 ingediend worden bij de bevoegde administratie.
Dit artikel houdt op van kracht te zijn op 31 augustus 2008.
Art. 189.De Centra voor Basiseducatie die erkend zijn op datum van 31 augustus 2007 behouden hun erkenning als Centrum voor Basiseducatie uiterlijk tot 31 augustus 2008.
Indien twee of meer Centra voor Basiseducatie, vermeld in het eerste lid, samengevoegd worden tot een nieuw Centrum voor Basiseducatie in de periode van 1 september 2007 tot en met 31 augustus 2008, ontvangt het nieuwe Centrum voor Basiseducatie de som van de subsidies, toegekend aan de samengevoegde centra overeenkomstig het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen. Afdeling III. - Financiering van het volwassenenonderwijs
Art. 190.§ 1. Het aantal VTE waarop een Centrum voor Basiseducatie, dat overeenkomstig artikel 84 in aanmerking komt voor subsidiëring, recht heeft voor het schooljaar 2008-2009, wordt berekend volgens de formule : AxC,/B waarbij : 1° A : het aantal door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming in 2007 gesubsidieerde prestaties basiseducatie binnen het werkingsgebied van het Centrum voor Basiseducatie;2° B : het totale aantal door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming in 2007 gesubsidieerde prestaties basiseducatie;3° C : het aantal VTE die door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd worden tijdens het schooljaar 2008-2009. § 2. De werkingsmiddelen waarop een Centrum voor Basiseducatie, dat overeenkomstig artikel 84 in aanmerking komt voor subsidiëring, recht heeft voor het schooljaar 2008-2009 wordt berekend volgens de formule : AxD,/B waarbij : 1° A : het aantal door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming in 2007 gesubsidieerde prestaties basiseducatie binnen het werkingsgebied van het Centrum voor Basiseducatie;2° B : het totale aantal door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming in 2007 gesubsidieerde prestaties basiseducatie;3° D : het volume aan werkingsmiddelen door de Vlaamse Gemeenschap voorzien tijdens het schooljaar 2008-2009. § 3. De budgetten, vermeld in § 1 en § 2, volgen de evolutie van het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de toekenning van de VTE en de werkingstoelagen aan de Centra voor Basiseducatie voor het schooljaar 2008-2009.
Art. 191.In afwijking van artikel 84 moet een Centrum voor Basiseducatie om voor subsidiëring van het schooljaar 2008-2009 in aanmerking te komen voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 82, 1°, 4°, 5°, 6° en 7°.
Art. 192.§ 1. De instelling die wil erkend en gesubsidieerd worden moet hiertoe uiterlijk op 1 maart 2008 een dossier indienen bij de bevoegde administratie waaruit blijkt dat het bestuur van de vereniging zonder winstoogmerk of de vereniging zonder winstoogmerk in oprichting vanaf 1 september 2008 kan voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 82, 1°, 4°, 5°, 6° en 7°. De Vlaamse Regering kent op basis van het aanvraagdossier de erkenning en subsidiëring toe na gunstig advies van de inspectie. § 2. Alle instellingen die op basis van het aanvraagdossier, zoals vermeld in § 1, een gunstig advies van de inspectie verkregen hebben, worden door de Vlaamse Regering erkend als Centrum voor Basiseducatie voor het schooljaar 2008-2009.
Als voor het werkingsgebied van hetzelfde consortium volwassenenonderwijs meerdere instellingen na gunstig advies van de inspectie erkend worden als Centrum voor Basiseducatie, kent de Vlaamse Regering de subsidiëring toe aan de instelling die in het schooljaar 2007-2008 het grootste volume aan effectief gepresteerde lestijden gerealiseerd met door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming gesubsidieerde VTE. § 3. Het Centrum voor Basiseducatie wordt tijdens het schooljaar 2008-2009 aan een doorlichting van de inspectie onderworpen. Die doorlichting is specifiek gericht op de vaststelling of aan alle oprichtings- en erkenningsvoorwaarden is voldaan. De resultaten van die doorlichting moeten uiterlijk negen maanden na de oprichting bekendgemaakt worden, zo niet worden ze geacht gunstig te zijn. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de procedure tot erkenning en subsidiëring van een instelling als Centrum voor Basiseducatie. Die procedure waarborgt de rechten van de verdediging en voorziet in een mogelijkheid tot beroep.
Art. 193.§ 1. Onverminderd de bepalingen in artikel 107, wordt voor de schooljaren 2007-2008 tot en met 2012-2013, het aantal door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren waarop een Centrum voor Volwassenenonderwijs recht heeft, berekend volgens de formule : 1° schooljaar 2007-2008 : (leraarsuren schooljaar 2006-2007 x 0,70) + (LUC/d x 0,30);2° schooljaar 2008-2009 : (leraarsuren schooljaar 2007-2008 x 0,95) + (LUC/d x 0,05);3° schooljaar 2009-2010 : (leraarsuren schooljaar 2007-2008 x 0,90) + (LUC/d x 0,10);4° schooljaar 2010-2011 : (leraarsuren schooljaar 2007-2008 x 0,85) + (LUC/d x 0,15);5° schooljaar 2011-2012 : (leraarsuren schooljaar 2007-2008 x 0,65) + (LUC/d x 0,35);6° schooljaar 2012-2013 : (leraarsuren schooljaar 2007-2008 x 0,35) + (LUC/d x 0,65); waarbij LUC en d zijn bepaald overeenkomstig artikel 98.
In bijlage V, die bij dit decreet gevoegd is, is per Centrum voor Volwassenenonderwijs een overzicht opgenomen van het aantal gesubsidieerde of gefinancierde leraarsuren in het schooljaar 2006-2007 per Centrum voor Volwassenenonderwijs. § 2. Het aantal door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren, waarop een Centrum voor Volwassenenonderwijs recht heeft voor het schooljaar 2007-2008 kan in toepassing van § 1, 1°, niet minder bedragen dan 95 percent van het aantal door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren voor het schooljaar 2006-2007. § 3. De puntenenveloppe voor de oprichting van betrekkingen in de ambten van het bestuurs- en ondersteunend personeel, waarop een Centrum voor Volwassenenonderwijs recht heeft kan in toepassing van artikel 105, § 3 : 1° voor het schooljaar 2008-2009 niet minder bedragen dan 95 percent van de puntenenveloppe toegekend voor het schooljaar 2007-2008;2° voor het schooljaar 2009-2010 niet minder bedragen dan 95 percent van de puntenveloppe toegekend voor het schooljaar 2008-2009;3° voor het schooljaar 2010-2011 niet minder bedragen dan 95 percent van de puntenenveloppe toegekend voor het schooljaar 2009-2010.
Art. 194.In afwijking van artikel 109, § 1, wordt voor het schooljaar 2007-2008 het inschrijvingsgeld dat een cursist verschuldigd is, berekend door het aantal lestijden van een module te vermenigvuldigen met 0,80 tot 1 euro.
Art. 195.§ 1. In afwijking van artikel 110, § 3, 2°, bedraagt de vordering op de ontvangen inschrijvingsgelden van de Centra voor Volwassenenonderwijs voor het schooljaar 2007-2008 0,05 euro voor de ontvangen inschrijvingsgelden per lestijd, zoals vermeld in artikel 193. § 2. In afwijking van artikel 110, § 4, 1°, wordt voor het schooljaar 2007-2008, de toekenning van middelen aan de Centra voor Volwassenenonderwijs als volgt samengesteld : a) 0,55 euro per lesuurcursist gegenereerd door cursisten die geen inschrijvingsgeld betalen;b) 0,55 euro per lesuurcursist waarvoor geen inschrijvingsgeld betaald werd op basis van artikel 109, § 2;c) 0,30 euro per lesuurcursist gegenereerd door cursisten die verminderd inschrijvingsgeld van 0,25 euro per lesuur betalen;d) 0,05 euro per lesuurcursist gegenereerd door cursisten die verminderd inschrijvingsgeld van 0,50 euro per lesuur betalen.
Art. 196.§ 1. Een consortium volwassenenonderwijs dient om voor subsidiëring in aanmerking te komen voor de periode van 1 september 2007 tot en met 31 augustus 2008 een dossier in bij de bevoegde administratie waaruit blijkt dat voldaan is aan de bepalingen, vermeld in artikel 76.
In de periode van 1 september 2007 tot en met 31 augustus 2008 worden de Centra voor Basiseducatie, toegetreden tot een consortium volwassenenonderwijs, voor de berekening van het stemmenaantal in de algemene vergadering en in andere bestuursorganen beschouwd als één Centrum voor Basiseducatie. § 2. Het dossier vermeld in § 1 kan ingediend worden op een van de volgende data : 1° uiterlijk op 1 oktober 2007 voor de periode van 1 september 2007 tot en met 31 augustus 2008;2° uiterlijk op 1 februari 2008 voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 augustus 2008. Na goedkeuring van het dossier kent de Vlaamse Regering een subsidie toe aan het consortium volwassenenonderwijs. De Vlaamse Regering bepaalt de subsidie voor de consortia volwassenenonderwijs in de vermelde periodes. § 3. Het consortium volwassenenonderwijs bezorgt een financieel rapport aan de Vlaamse Regering over de aanwending van de forfaitaire toelage, vermeld in § 2, en over de uitvoering van de doelstelling en de opdrachten, vermeld in artikelen 74 en 75. Afdeling IV. - Personeel
Art. 197.Vanaf 1 september 2008 behouden de personeelsleden, die uiterlijk op 31 augustus 2008 aangesteld waren in een Centrum voor Basiseducatie, hun geldelijke anciënniteit die ze hebben verworven op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 1990 ter uitvoering van het decreet houdende de regeling van de basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen. HOOFDSTUK II. - Inwerkingtredingsbepalingen
Art. 198.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2007, met uitzondering van : 1° de artikelen 43 tot en met 51, 134, 2° en 3°, 149, 1° en 3°, 156 tot en met 157 en 164 die in werking treden op 1 januari 2008;2° de artikelen 53, 58 tot en met 59, 64, 68, § 2 tot en met § 5, 69 tot en met 70, 75, § 1, 5° en 6°, 77, 81 tot en met 97, 127 tot en met 130, 132 tot en met 134, 1° en 135 tot en met 148, 149, 2°, 150 tot en met 155 en 158 tot en met 161 die in werking treden op 1 september 2008. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 15 juni 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Zitting 2006-2007 Stukken.- Ontwerp van decreet 1201 - Nr. 1. - Amendementen : 1201 - Nr. 2. - In eerste lezing aangenomen artikelen 1201 - Nr. 3. - Verslag over hoorzitting 1201 - Nr. 4. - Verslag 1201 - Nr. 5. - Amendementen 1201 - Nr. 6. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering 1201 - Nr. 7.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 6 juni 2007.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld