Etaamb.openjustice.be
Decreet van 08 mei 2009
gepubliceerd op 07 juli 2009

Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid

bron
vlaamse overheid
numac
2009035580
pub.
07/07/2009
prom.
08/05/2009
ELI
eli/decreet/2009/05/08/2009035580/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

VLAAMSE OVERHEID


8 MEI 2009. - Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid.

TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1.1 Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Artikel 1.1.2 Dit decreet voorziet, voor wat de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest betreft, in de omzetting van : 1° de richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt;2° de richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestaties van gebouwen;3° de richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van richtlijn 96/92/EG;4° de richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG;5° de richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad, zoals tot op heden gewijzigd;6° de richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling op basis van de vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt en tot wijziging van richtlijn 92/42/EEG;7° de richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende de energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten en houdende intrekking van richtlijn 93/76/EEG van de Raad. Artikel 1.1.3 In dit decreet wordt verstaan onder : 1° aangifteplichtige : een natuurlijke persoon of rechtspersoon die de EPB-eisen moet naleven;2° aansluitbaarheidsgraad : het aantal ontsloten wooneenheden of gebouwen in verhouding tot het totaal aantal wooneenheden en gebouwen in een bepaald gebied;3° aansluitbare wooneenheid of gebouw : wooneenheid die of gebouw dat nog niet aangesloten is op het aardgasdistributienet, en waarbij aan één van de volgende voorwaarden is voldaan : a) er is een lagedrukleiding aanwezig langs de openbare weg aan dezelfde kant van de weg en ter hoogte van de wooneenheid of het gebouw;b) de wooneenheid of het gebouw is niet gelegen in een gebied dat bestemd is voor bewoning en er is een lagedrukleiding aanwezig langs de openbare weg ter hoogte van de wooneenheid of het gebouw, al of niet aan dezelfde kant van de wooneenheid of het gebouw;c) een middendrukleiding, categorie A of B, is aanwezig langs de openbare weg ter hoogte van de wooneenheid of het gebouw en deze leiding is specifiek aangelegd voor het aansluiten van respectievelijk wooneenheden of gebouwen;4° aansluitingsgraad : het aantal aangesloten wooneenheden en gebouwen in verhouding tot het totaal aantal wooneenheden en gebouwen in een bepaald gebied;5° aardgas : elke gasvormige brandstof van ondergrondse oorsprong die hoofdzakelijk uit methaan bestaat, met inbegrip van vloeibaar aardgas;6° aardgasdistributienet : geheel van onderling verbonden leidingen en de daarmee verbonden hulpmiddelen, die noodzakelijk zijn voor de distributie van aardgas aan afnemers binnen een geografisch afgebakend gebied in het Vlaamse Gewest; 7° aardgasdistributienetbeheerder : beheerder van een aardgasdistributienet, aangewezen overeenkomstig artikel 4.1.1; 8° aardgasinvoerder : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die aardgas invoert in België;9° actieverplichting : een door de Vlaamse Regering aan de netbeheerders in het kader van een openbaredienstverplichting opgelegde REG-actie;10° afnamepunt : punt waar elektriciteit of aardgas van het net wordt afgenomen en verbruikt;11° afnemer : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit of aardgas afneemt om te voorzien in zijn eigen behoeftes;12° afsluiten : het buiten dienst stellen van de aansluiting of het ontzeggen van de toegang tot het net door de aansluiting af te koppelen van de installaties van de afnemer;13° allocatie : toewijzing op kwartierbasis van energiehoeveelheden aan de verschillende marktpartijen;14° beschermd volume : het beschermde volume van het gebouw zoals dat gedefinieerd is in de Belgische norm of de door de Vlaamse overheid vastgelegde specificaties;15° bevoegde autoriteit : de instantie aangewezen voor enkele specifieke taken zoals vermeld in verordening (EG) nr.2216/2004 van de Commissie van 21 december 2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 916/2007 van de Commissie van 31 juli 2007, zijnde de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor luchtverontreiniging; 16° bevrachter : rechtspersoon die een contract heeft afgesloten met een vervoeronderneming met betrekking tot het vervoer van aardgas tussen een of meer injectiepunten en afnamepunten op het vervoernet;17° bijzondere reserve : 3 % van de totale hoeveelheid toe te wijzen emissierechten in de periode 2013-2020;18° Bijzondere reserve-emissierechtenbesluit : het besluit van de Europese Commissie, bedoeld in artikel 3septies, vijfde lid, van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad;19° BKG-inrichting : een inrichting die in de vierde kolom van de indelingslijst in bijlage I, van titel I, van het VLAREM is aangegeven met de letter Y, en die de vaste technische eenheid omvat waarin de activiteiten en processen, vermeld in de tweede kolom, alsmede andere daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten, plaatsvinden die technisch in verband staan met de op die plaats ten uitvoer gebrachte activiteiten, en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging;20° brandstofleveranciers : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die aan afnemers aardgas, stookolie, steenkool, methaan, butaan en propaan levert;21° broeikasgassen : koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), distikstofoxide (N2O), onvolledig gefluoreerde koolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolwaterstoffen (PFK's) en zwavelhexafluoride (SF6);22° bruto binnenlands energieverbruik : het primaire energieverbruik verminderd met de geleverde energie aan de internationale lucht- en scheepvaartbunkers;23° budgetmeter : een budgetmeter voor elektriciteit of een budgetmeter voor aardgas;24° budgetmeter voor aardgas : aardgasmeter met hulpkrediet die wordt opgeladen via een systeem van voorafbetaling;25° budgetmeter voor elektriciteit : elektriciteitsmeter met begrenzer op 10 ampère en hulpkrediet die wordt opgeladen met een systeem van voorafbetaling;26° directe lijn : elke elektrische leiding met een nominale spanning gelijk aan of minder dan 70 kilovolt die geen deel uitmaakt van een elektriciteitsdistributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit;27° directe leiding : elke leiding voor aardgasdistributie die geen deel uitmaakt van een aardgasdistributienet;28° distributie : de werkzaamheid die erin bestaat elektriciteit via plaatselijke elektrische leidingen of aardgas via plaatselijke pijpleidingen te brengen tot bij afnemers;29° distributienet : elektriciteitsdistributienet of aardgasdistributienet;30° distributienetbeheerder : elektriciteitsdistributienetbeheerder of aardgasdistributienetbeheerder;31° eindverbruiksector : ondernemingen en particulieren die energie afnemen of produceren om geheel of overwegend in de eigen energiebehoefte te voorzien;32° elektriciteitsdistributienet : geheel van onderling verbonden elektrische leidingen met een nominale spanning die gelijk aan of minder dan 70 kilovolt is en de bijbehorende installaties, die noodzakelijk zijn voor de distributie van elektriciteit aan afnemers binnen een geografisch afgebakend gebied in het Vlaamse Gewest; 33° elektriciteitsdistributienetbeheerder : beheerder van een elektriciteitsdistributienet, aangewezen overeenkomstig artikel 4.1.1; 34° emissie : emissie van broeikasgassen in de atmosfeer door in een BKG-inrichting aanwezige bronnen, of de emissie door een vliegtuig van CO2 ten gevolge van een luchtvaartactiviteit die nader door de Vlaamse Regering bepaald zal worden;35° emissierecht : een overdraagbaar recht om gedurende een bepaalde periode één ton CO2-equivalent aan broeikasgassen uit te stoten;36° Emissierechtenbesluit : het besluit van de Europese Commissie, bedoeld in artikel 3sexies, derde lid, van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad;37° energiebeleidsovereenkomst : iedere overeenkomst tussen het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, en een andere partij, waarbij die andere partij zich engageert om binnen een afgesproken termijn een vooropgestelde verbetering inzake energie-efficiëntie te behalen of te stimuleren, tot de wereldtop inzake energie-efficiëntie in haar sector te behoren of een bepaald percentage van het energieverbruik te dekken met behulp van hernieuwbare energietechnologieën of daarvoor stimulansen te verstrekken;38° energieboekhouding : het regelmatig meten, registreren, analyseren en rapporteren van het energiegebruik;39° energiedeskundige : de natuurlijke persoon die onderworpen is aan het sociaal statuut van de zelfstandige of de bezoldigde medewerker van een rechtspersoon, die energieadvies verstrekt;40° energiedrager : kolen en afgeleide producten, petroleumproducten, gas, elektriciteit, hernieuwbare energiebronnen, warmte en nucleaire warmte;41° energiekengetal : het gemiddelde van het energieverbruik in een sector in verhouding tot een parameter die bepalend is voor het energieverbruik in die sector;42° energieplan : een systematische, gedocumenteerde en objectieve evaluatie van het beheer, de organisatie en de uitrusting van de betrokken onderneming, de niet-commerciële instelling of de publiekrechtelijke rechtspersoon op het gebied van energie-efficiëntie, waarbij de mogelijke maatregelen inzake de verbetering van de energie-efficiëntie in kaart worden gebracht;43° energieprestatiecertificaat : een certificaat waarin het resultaat is vermeld van de berekening van de totale energie-efficiëntie van een gebouw, uitgedrukt in een of meer numerieke indicatoren;44° energieprestatiecertificatendatabank : een geïnformatiseerd gegevensbestand waarin informatie met betrekking tot energieprestatiecertificaten wordt opgenomen;45° energieprestatiedatabank : een geïnformatiseerd gegevensbestand waarin informatie met betrekking tot de energieprestaties van de gebouwen waarvoor EPB-eisen gelden, wordt opgenomen;46° energiestudie : studie die aantoont dat een nieuwe of een gewijzigde installatie aan bepaalde criteria van energie-efficiëntie zal voldoen;47° EPB-aangifte : energieprestatie- en binnenklimaataangifte, dat wil zeggen het document waarin de verslaggever alle uitgevoerde maatregelen tot naleving van de EPB-eisen beschrijft en ze al dan niet conform met die eisen verklaart;48° EPB-eisen : eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat, dat wil zeggen het geheel van voorwaarden waaraan een gebouw inzake energetische prestaties, thermische isolatie, binnenklimaat en ventilatie moet voldoen;49° erkende instelling voor schuldbemiddeling : instelling die erkend is volgens het decreet van 24 juli 1996 houdende de regeling tot erkenning van de instellingen voor schuldbemiddeling in de Vlaamse Gemeenschap;50° evenwichtsverantwoordelijke : rechtspersoon die een contract heeft afgesloten met de beheerder van het transmissienet met betrekking tot de transmissie van elektriciteit tussen een of meer injectiepunten en afnamepunten en die voor een geheel van toegangspunten zorg draagt voor het evenwicht tussen de injectie en de afname van elektriciteit op die toegangspunten;51° exploitant : de houder van de milieuvergunning van een BKG-inrichting;55° fraude : onrechtmatige manipulatie door een afnemer van een aansluiting of meetinstallatie;53° garantie van oorsprong : uniek bewijsstuk dat aantoont dat een bepaalde hoeveelheid elektriciteit werd opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmtekrachtkoppeling;54° gaswinningsinstallatie : installatie waarmee aardgas wordt gewonnen uit de ondergrond of waarin biogas wordt geproduceerd;55° gebied bestemd voor bewoning : gebied dat volgens het gewestplan of ruimtelijk uitvoeringsplan één van de volgende bestemmingen heeft : a) woongebied;b) woongebied met culturele, historische of esthetische waarde;c) woongebied met landelijk karakter;d) woongebied met landelijk karakter en culturele, historische of esthetische waarde;e) woonuitbreidingsgebied; 56° gebouw : voor wat de toepassing van de titels X, XI en de artikelen 13.4.5 tot 13.4.10 betreft, elk gebouw in zijn geheel of delen ervan die zijn ontworpen of aangepast om afzonderlijk te worden gebruikt of een andere bestemming hebben, en waarvoor energie verbruikt wordt om ten behoeve van mensen een specifieke binnentemperatuur te verkrijgen; 57° gestrande kosten : de kosten die ondernemingen moeten dragen ten gevolge van verplichtingen die ze in het verleden zijn aangegaan, maar die ze niet langer kunnen nakomen door de liberalisering van de betrokken sector;58° groene stroom : elektriciteit die geproduceerd is uit een hernieuwbare energiebron;59° groene warmte : warmte die geproduceerd is uit een hernieuwbare energiebron;60° groenestroomcertificaat : uniek, verhandelbaar en overdraagbaar immaterieel goed dat aantoont dat een bepaalde productie-installatie in een bepaalde periode 1 000 kWh elektriciteit heeft opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen;61° groenewarmtecertificaat : uniek, verhandelbaar en overdraagbaar immaterieel goed dat aantoont dat een bepaalde productie-installatie in een bepaalde periode 1 000 kWh warmte heeft opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen;62° grote onderneming : onderneming die niet ressorteert onder de categorie kleine of middelgrote onderneming;63° haalbaarheidsstudie : studie die de economische, sociale of juridische haalbaarheid van een concreet project onderzoekt;64° heffingsjaar : het kalenderjaar waarvoor de heffing, vermeld in titel XIV, is verschuldigd;65° hernieuwbare energiebronnen : hernieuwbare niet-fossiele en niet-nucleaire energiebronnen, met name wind, zon, geothermische warmte, golfslag, getij, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolwaterzuiveringsinstallaties en biogas;66° hernieuwbare energietechnologieën : technologieën die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen;67° huishoudelijke afnemer : elke natuurlijke persoon aangesloten op een aardgasdistributienet of een elektriciteitsdistributienet op een spanning gelijk aan 1 000 volt of minder, die elektriciteit of aardgas afneemt om te voorzien in zijn behoeften of die van de personen die samen met hem in de woning in kwestie gedomicilieerd zijn, behoudens in het geval dat het leveringscontract voor de levering van elektriciteit respectievelijk aardgas op het afnamepunt in kwestie werd gesloten door een onderneming, zoals bedoeld in artikel 2, 3°, van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een kruispuntbank voor ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen;68° hulpkrediet : een krediet dat ter beschikking wordt gesteld van een huishoudelijke afnemer, zodra het op de budgetmeter voor elektriciteit of op de budgetmeter voor aardgas opgeladen bedrag opgebruikt is;69° injecteren : het inbrengen van elektriciteit of aardgas in een distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, vanuit een net of door een producent;70° injectiepunt : punt waar elektriciteit of aardgas in het net wordt geïnjecteerd;71° internationale luchtvaartbunkers : de hoeveelheid energie die geleverd wordt aan vliegtuigen die op buitenlandse luchthavens vliegen;72° internationale scheepvaartbunkers : de hoeveelheid energie die geleverd wordt aan schepen die op buitenlandse havens varen;73° kaderdecreet Bestuurlijk Beleid : het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003;74° karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik : het conventioneel bepaalde jaarlijkse energieverbruik van een gebouw, uitgedrukt in primaire energie-equivalenten;75° kleine onderneming : ondernemingen die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoen : a) minder dan 50 werknemers tewerkstellen;b) een jaaromzet hebben van maximaal 10 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal van maximaal 10 miljoen euro;c) beantwoorden aan het zelfstandigheidscriterium; 76° kwalitatieve warmtekrachtinstallatie : warmtekrachtinstallatie waarvan het productieproces voldoet aan de kwaliteitsvoorwaarden die opgelegd zijn overeenkomstig artikel 7.1.2, § 2; 77° kwalitatieve warmtekrachtkoppeling : warmtekrachtkoppeling die voldoet aan de kwaliteitsvereisten, opgelegd overeenkomstig artikel 7.1.2, § 2; 78° leverancier : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die aan afnemers elektriciteit of aardgas verkoopt;79° lokale adviescommissie : commissie als vermeld in artikel 7 van het decreet van 20 december 1996 tot regeling van het recht op minimumlevering van elektriciteit, gas en water;80° m3(n) : de hoeveelheid gas die, bij een temperatuur van nul graden Celsius en onder absolute druk van 1,01325 bar, een volume van één kubieke meter inneemt;81° marktpartij : producent, aardgasinvoerder, distributienetbeheerder, beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, beheerder van het transmissienet, de beheerder van het vervoernet, werkmaatschappij, leverancier, tussenpersoon, bevrachter of evenwichtsverantwoordelijke;82° marktintroductieproject : project voor het installeren en monitoren van het gebruik van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën die nog niet ruim verspreid zijn in het Vlaamse Gewest, door een particulier, een niet-commerciële instelling, een publiekrechtelijke persoon of een onderneming, die niet de ontwikkelaar, fabrikant of distributeur ervan is;83° melding : de verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen, vermeld in artikel 94 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening;84° met een onderneming geassocieerde ondernemingen : de ondernemingen, met uitsluiting van de gemeenten en de netbeheerders, waarin de onderneming een deelneming bezit en waarin ze een invloed van betekenis uitoefent op de oriëntatie van het beleid;behoudens tegenbewijs wordt een invloed van betekenis vermoed als de stemrechten die aan deze deelneming verbonden zijn één vijfde of meer vertegenwoordigen van het totaal aantal stemrechten van de aandeel-houders of vennoten van deze ondernemingen; 85° met een onderneming verbonden ondernemingen : de ondernemingen, met uitsluiting van de gemeenten en de netbeheerders : a) waarover de onderneming een controlebevoegdheid, vermeld in het Wetboek van vennootschappen, uitoefent;b) die een controlebevoegdheid, vermeld in het Wetboek van vennootschappen, over de onderneming uitoefenen;c) waarmee de onderneming een consortium, vermeld in het Wetboek van vennootschappen, vormt;d) die, bij weten van haar bestuursorgaan, onder de controle staan van de ondernemingen, vermeld in a), b) en c) ;86° middelgrote onderneming : ondernemingen die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoen : a) minder dan 250 werknemers tewerkstellen;b) een jaaromzet hebben van maximaal 50 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal van maximaal 43 miljoen euro;c) beantwoorden aan het zelfstandigheidscriterium;87° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid;88° nationaal register : het register zoals gedefinieerd in het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2008 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de organisatie en het administratief beheer van het gestandaardiseerd en genormaliseerd registersysteem van België overeenkomstig richtlijn 2003/87 van het Europees Parlement en de Raad en beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad;89° net : distributienet, plaatselijk vervoernet van elektriciteit, transmissienet of vervoernet;90° netbeheerder : een elektriciteitsdistributienetbeheerder, een aardgasdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit;91° neteigenaar : eigenaar van een net;92° niet-commerciële instellingen : scholen, universiteiten, verzorgingsinstellingen en andere gemeenschapsdiensten, verenigingen zonder winstoogmerk en feitelijke verenigingen die een filantropisch, wetenschappelijk, technisch of pedagogisch doel nastreven op het gebied van energie, milieubescherming of bestrijding van sociale uitsluiting;93° ondernemingen : elke natuurlijke persoon die koopman is of een zelfstandig beroep uitoefent, de vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, de Europese economische samenwerkingsverbanden en de economische samenwerkingsverbanden die beschikken over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest of die zich ertoe verbinden in het Vlaamse Gewest een exploitatiezetel te vestigen;94° ondersteunende diensten : alle diensten die door een netbeheerder worden uitgevoerd om het transport van elektriciteit of aardgas over zijn net op een veilige, efficiënte en betrouwbare wijze te waarborgen;95° onrendabele top : het productieafhankelijk gedeelte van de inkomsten dat nodig is om de netto contante waarde van een investering op nul te doen uitkomen en die berekend wordt aan de hand van een cashflowberekening;96° ontsloten wooneenheid of gebouw : wooneenheid die of gebouw dat aangesloten is op een aardgasdistributienet of aansluitbare wooneenheid of gebouw;97° openbaredienstverplichting : verplichting die betrekking heeft op de sociaaleconomische, ecologische of technische aspecten van de energievoorziening;98° peil van globale warmte-isolatie (of K-peil) : peil van de globale warmte-isolatie zoals dat gedefinieerd is volgens de Belgische norm of de door de Vlaamse overheid vastgelegde specificaties;99° peil van primair energieverbruik (of E-peil) : peil dat de globale energetische prestatie weergeeft en uitgedrukt wordt door de verhouding van het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik tot een referentiewaarde; 100° plaatselijk vervoernet van elektriciteit : het geheel van elektrische leidingen met een nominale spanning tot en met 70 kilovolt en de bijbehorende installaties, die gelegen zijn in het Vlaamse Gewest, dat voornamelijk gebruikt wordt om het vervoer van elektriciteit naar distributienetten mogelijk te maken en dat wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.2; 101° primair energieverbruik : de totale hoeveelheid energie die Vlaanderen nodig heeft om aan de energiebehoefte te voldoen;102° producent : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit opwekt, biogas produceert en/of aardgas wint;103° promotor-bouwheer : een natuurlijke persoon of rechtspersoon die als geregelde werkzaamheid heeft om woningen of appartementen op te richten, te laten oprichten of te verbouwen om ze onder bezwarende titel te vervreemden;104° protocol van Kyoto : protocol van Kyoto bij het raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, opgemaakt in Kyoto op 11 december 1997 en goedgekeurd bij het decreet van 22 februari 2002;105° rationeel energiebeheer : het geheel van handelingen die ondernomen worden om het energiegebruik te meten, te analyseren, te verminderen en te volgen met het oog op het verkrijgen van een rationeel energiegebruik, met inbegrip van het volgen van vormingsactiviteiten rond rationeel energiegebruik en het ondernemen van haalbaarheidsstudies voor de installatie van een energiezuinig product, systeem of een energiezuinige techniek;106° rationeel energiegebruik : het zo efficiënt mogelijke gebruik van energie;107° reconciliatie : onderlinge verrekening tussen marktpartijen op basis van het verschil tussen gealloceerde en werkelijk gemeten energiehoeveelheden;108° referentiejaar : met betrekking tot een vliegtuigexploitant die na 1 januari 2006 zijn exploitatie in de Gemeenschap is begonnen, het eerste kalenderjaar van die exploitatie;in alle andere gevallen, het kalenderjaar dat is ingegaan op 1 januari 2006; 109° referentieproject : project voor het installeren en monitoren bij een eerste gebruiker, die niet de ontwikkelaar, fabrikant of distributeur is, van voor het Vlaamse Gewest nieuwe energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën of van voor het Vlaamse Gewest nieuwe toepassingen van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën door de ontwikkelaar, fabrikant of distributeur ervan;110° REG-actieplan : actieplan voor de bevordering van het rationeel energiegebruik, waarbij de acties minstens bestaan uit het geven van een financiële stimulans aan de afnemers voor het uitvoeren van maatregelen en uit het verlenen van informatie, waardoor de aandacht op de actie wordt gevestigd en de doelgroep de nodige informatie krijgt over de besparingsmogelijkheden ervan;111° rendabele investeringen : investeringen met een interne rentevoet na belastingen die hoger is dan een minimum, dat vastgelegd is door de Vlaamse Regering;112° richtlijn 2002/91/EG : richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestaties van gebouwen;113° richtlijn 2003/87/EG : richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad;114° startverklaring : een schriftelijke verklaring met de startdatum van de werkzaamheden en het overzicht van de prestaties inzake EPB-eisen die voor het gebouw worden nagestreefd;115° subsidieovereenkomst : een overeenkomst waarin de rechten en de verplichtingen van de Vlaamse Regering en van de begunstigde van de subsidie worden geregeld;116° technische reglementen : het technisch reglement distributie elektriciteit, het technisch reglement distributie gas en het technisch reglement plaatselijk vervoer van elektriciteit; 117° technisch reglement distributie elektriciteit : de technische en operationele regels die verbonden zijn aan het beheer van het elektriciteitsdistributienet, inclusief de regels inzake aansluiting, meting en toegang, vermeld in artikel 4.2.1; 118° technisch reglement distributie gas : de technische en operationele regels die verbonden zijn aan het beheer van het aardgasdistributienet, inclusief de regels inzake aansluiting, meting en toegang, vermeld in artikel 4.2.1; 119° technisch reglement plaatselijk vervoer van elektriciteit : de technische en operationele regels die verbonden zijn aan het beheer van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, inclusief de regels inzake aansluiting, meting en toegang, vermeld in artikel 4.2.1; 120° titularis van een toegangspunt : natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het toegangsregister bekend staat als afnemer of producent op het toegangspunt in kwestie;121° toegangshouder : natuurlijke persoon of rechtspersoon die een contract heeft gesloten met een netbeheerder, beheerder van het transmissienet of beheerder van het vervoernet met betrekking tot de toegang tot diens net op een bepaald toegangspunt;122° toegangspunt : afnamepunt of injectiepunt;123° toegangsregister : register met alle toegangspunten van een bepaald net, dat opgesteld en beheerd wordt door de betrokken netbeheerder, beheerder van het transmissienet of beheerder van het vervoernet, en waarin onder meer voor ieder toegangspunt de titularis van het toegangspunt en de toegangshouder worden vermeld;124° ton CO2-equivalent : een metrische ton koolstofdioxide (CO2) of een hoeveelheid van een ander broeikasgas met een gelijkwaardig aardopwarmingspotentieel;125° transmissienet : het transmissienet, vermeld in artikel 2, 7°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;126° tussenpersoon : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit of aardgas koopt met het oog op de doorverkoop aan een andere tussenpersoon of leverancier;127° verslaggever : de natuurlijke persoon, houder van het diploma van architect, burgerlijk ingenieur-architect, burgerlijk ingenieur, industrieel ingenieur, technisch ingenieur of bio-ingenieur of een daarmee gelijkgesteld buitenlands diploma, die in opdracht van de aangifteplichtige de startverklaring overmaakt aan het Vlaams Energieagentschap en de EPB-aangifte opstelt of de rechtspersoon, binnen wiens organisatie in opdracht van de aangifteplichtige de startverklaring overgemaakt wordt aan het Vlaams Energieagentschap en de EPB-aangifte opgesteld wordt door een zaakvoerder, bestuurder of werknemer, houder van het diploma van architect, burgerlijk ingenieur architect, burgerlijk ingenieur, industrieel ingenieur, technisch ingenieur of bio-ingenieur of een daarmee gelijkgesteld buitenlands diploma;128° vervoernet : het vervoernet, vermeld in artikel 1, 10°, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;129° vervoeronderneming : vervoeronderneming, vermeld in artikel 1, 9°, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;130° Vlaams Energieagentschap : het agentschap dat opgericht werd door het besluit van de Vlaamse Regering van 16 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap, het Vlaamse Energieagentschap;131° vliegtuigexploitant : persoon die een luchtvaartuig exploiteert op het moment dat die een door de Vlaamse Regering nader te bepalen luchtvaartactiviteit uitoefent, of, wanneer die persoon niet bekend is of niet is geïdentificeerd door de eigenaar van het vliegtuig, de eigenaar van het vliegtuig; 132° VREG : het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap, dat overeenkomstig artikel 3.1.1 wordt opgericht; 133° wanbetaling : de niet-betaling of onvolledige betaling van minstens één elektriciteits- of aardgasfactuur;134° warmtedoorgangscoëfficiënt (of U-waarde) : de warmtedoorgang door een constructieonderdeel per eenheid van oppervlakte, eenheid van tijd en eenheid van temperatuurverschil tussen de omgevingen aan beide zijden van het deel, zoals die gedefinieerd is volgens de Belgische norm of de door de Vlaamse overheid vastgelegde specificaties;135° warmtekrachtcertificaat : uniek, verhandelbaar en overdraagbaar immaterieel goed dat aantoont dat een bepaalde productie-installatie in een bepaalde periode 1 000 kWh primaire energiebesparing heeft gerealiseerd door gebruik te maken van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling ten opzichte van een moderne referentiecentrale en een moderne referentieketel en/of 1 000 kWh elektriciteit heeft opgewekt uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling;136° warmtekrachtinstallatie : installatie die in één proces thermische warmte en elektrische of mechanische energie opwekt;137° warmtekrachtkoppeling : gelijktijdige opwekking in één proces van thermische warmte en elektrische of mechanische energie;138° werkmaatschappij : de privaatrechtelijke vennootschap waarin de distributienetbeheerder participeert of de publiekrechtelijke rechtspersoon die participeert in de distributienetbeheerder, die in naam en voor rekening van de distributienetbeheerder belast is met de exploitatie van zijn net en de toepassing van openbaredienstverplichtingen;139° wooneenheid : elke eenheid in een woongebouw die over de nodige woonvoorzieningen beschikt om autonoom te kunnen functioneren. TITEL II. - DOELSTELLINGEN Artikel 2.1.1 In het kader van de totstandbrenging en de werking van een goed werkende elektriciteits- en gasmarkt en rekening houdend met de noodzaak om het milieu in stand te houden en te verbeteren, is het Vlaamse energiebeleid erop gericht : 1° de werking van de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt te waarborgen;2° de continuïteit van de energievoorziening in het Vlaamse Gewest te waarborgen;3° energie-efficiëntie, energiebesparing en de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energie te stimuleren;4° de interconnectie van energienetwerken te bevorderen. TITEL III. - INSTELLINGEN HOOFDSTUK 1. - De Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt Afdeling I. - Oprichting Artikel 3.1.1 § 1. Er wordt een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap opgericht als vermeld in artikel 13 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid. Dit agentschap draagt als naam Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt, afgekort VREG. Alle officiële akten, officiële aankondigingen of andere officiële stukken die van het agentschap uitgaan, moeten de benaming van het agentschap vermelden, met onmiddellijk daarvoor of daarna, leesbaar en voluit geschreven, de woorden « publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap ». § 2. De Vlaamse Regering bepaalt tot welk homogeen beleidsdomein het agentschap behoort. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de vestigingsplaats van de zetel van het agentschap. § 4. De bepalingen van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid zijn van toepassing op de VREG, met uitzondering van artikel 23, § 2, tweede lid, dat niet van toepassing is op de vertrouwelijke gegevens, vermeld in artikel 3.1.12 van dit decreet.

Afdeling II. - Missie, Taken en Bevoegdheden Artikel 3.1.2 De VREG heeft als missie de regulering van, de controle op en de bevordering van de transparantie van de elektriciteits- en gasmarkt in het Vlaamse Gewest.

Artikel 3.1.3 Om haar missie waar te maken, vervult de VREG de volgende taken : 1° toezichthoudende en controlerende taken : a) het toezicht en de controle op de naleving van de bepalingen van titels IV, V, VI en hoofdstuk I tot en met IV van titel VII van dit decreet, evenals de bijbehorende uitvoeringsbepalingen;b) het toezicht en de controle op de naleving van de technische reglementen;2° regulerende taken : de regulering van toegang tot en de werking van de elektriciteits- en gasmarkt, overeenkomstig de bepalingen van dit decreet;3° taken in verband met de bemiddeling en de beslechting van geschillen : a) het bemiddelen in geschillen met betrekking tot de toegang tot het distributienet of plaatselijk vervoernet van elektriciteit en de toepassing van de technische reglementen;b) het beslechten van geschillen die betrekking hebben op de toegang tot het distributienet of plaatselijk vervoernet van elektriciteit en de toepassing van de technische reglementen, met uitzondering van de geschillen die betrekking hebben op de burgerlijke rechten in de zin van artikel 144 van de Grondwet;4° informerende taken : a) het informeren van de marktactoren en de afnemers van elektriciteit en aardgas over de werking van de elektriciteits- en aardgasmarkt;b) het informeren van de afnemers van elektriciteit en aardgas over de prijzen en voorwaarden die de leveranciers hanteren, met inbegrip van het aanbieden of laten aanbieden van een objectieve vergelijking van die prijzen en voorwaarden;c) het opstellen en publiceren van statistieken en gegevens met betrekking tot de elektriciteits- en gasmarkt;5° adviserende taken : a) het op verzoek of op eigen initiatief verlenen van adviezen met betrekking tot de elektriciteits- en gasmarkt aan de minister of de Vlaamse Regering;b) het uitvoeren van studies of onderzoeken betreffende de elektriciteits- en gasmarkt, op eigen initiatief of op verzoek van de minister of de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan nadere regels uitvaardigen voor de in het eerste lid vermelde aangelegenheden. In deze regels kunnen de taken van de VREG verder worden gepreciseerd en geconcretiseerd.

De VREG kan door de Vlaamse Regering worden belast met bijzondere opdrachten die met haar missie en taken verband houden en die conform de voorwaarden van de beheersovereenkomst zullen worden uitgevoerd.

Artikel 3.1.4 § 1. Met het oog op de vervulling van haar taken is de VREG gerechtigd om alle activiteiten te verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot de verwezenlijking van voormelde missie en taken. § 2. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen in het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid, beschikt de VREG ook over de hierna vermelde bijzondere bevoegdheden, die ze uitoefent in overeenstemming met de bepalingen in dit decreet, de bijbehorende uitvoeringsbepalingen, en de beheersovereenkomst die haar verbindt : 1° het aangaan van overeenkomsten met derden;2° het opleggen van administratieve sancties wegens overtreding van de bepalingen van titels IV, V, VI en hoofdstuk I tot en met IV van titel VII van dit decreet, evenals de bijbehorende uitvoeringsbepalingen;3° de aanwijzing, de wijziging en beëindiging van de aanwijzing van de netbeheerders;4° het toekennen aan een distributienetbeheerder van de toestemming om een beroep te doen op een werkmaatschappij;5° de toekenning van leveringsvergunningen, de wijziging en de opheffing ervan;6° het opstellen van de technische reglementen;7° de toekenning van groenestroomcertificaten, warmtekrachtcertificaten, groenewarmtecertificaten en garanties van oorsprong, en het beheer van die certificaten en garanties van oorsprong in een centrale databank;8° het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten en het tot stand brengen van duurzame samenwerkingsverbanden, de zogenaamde partnerschapovereenkomsten met de regulatoren en instanties die werkzaam zijn binnen de Vlaamse, Belgische en Europese elektriciteits- en aardgasmarkt. Afdeling III. - Bestuur en werking Onderafdeling I. - Raad van bestuur Artikel 3.1.5 § 1. De VREG wordt bestuurd door een raad van bestuur die is samengesteld uit minstens drie leden. § 2. De Vlaamse Regering wijst onder de leden van de raad van bestuur de voorzitter aan.

Artikel 3.1.6 Alle leden van de raad van bestuur zijn stem-gerechtigd.

Artikel 3.1.7 Zonder afbreuk te doen aan de onverenigbaarheden, vermeld in artikel 21, § 1, van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid, is het mandaat van bestuurder van de VREG onverenigbaar met : 1° iedere functie of activiteit, al dan niet bezoldigd, ten dienste van een neteigenaar of marktpartij.Het verbod blijft van kracht gedurende één jaar na afloop van het mandaat bij de VREG; 2° het bezit van aandelen, of andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren, uitgegeven door een neteigenaar of marktpartij, of het bezit van financiële instrumenten die het mogelijk maken om dergelijke aandelen of waardepapieren te verwerven of over te dragen, of die aanleiding geven tot een betaling in contanten die hoofdzakelijk afhankelijk is van de evolutie van de waarde van dergelijke aandelen of waardepapieren;3° het lid zijn van de wetgevende kamers, het Europees Parlement en de gemeenschaps- en gewestraden;4° de functie of het ambt van minister, staatssecretaris, lid van gewest- of gemeenschapsregering, lid van het kabinet van een lid van de federale regering of van een gemeenschaps- of gewestregering, lid van de bestendige deputatie van de provincieraden en lid van het college van burgemeester en schepenen van een gemeente. Als een bestuurder de bepalingen in het eerste lid overtreedt, geldt de regeling in artikel 21, § 2, van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid.

Artikel 3.1.8 De raad van bestuur beschikt over de volheid van bestuursbevoegdheid en beslist in alle aangelegen-heden waarvoor de VREG krachtens dit decreet bevoegd is.

Tot de bevoegdheden van de raad van bestuur, waarvoor geen delegatie mogelijk is, behoren, naast de bevoegdheden in andere decreten, in elk geval : 1° het sluiten, op voorstel van de gedelegeerd bestuurder, van de beheersovereenkomst;2° het opstellen van het ontwerp van begroting en van de rekeningen;3° het vaststellen, op voorstel van de gedelegeerd bestuurder, van het jaarlijks ondernemingsplan, evenals een operationeel plan op middellange en lange termijn als vermeld in artikel 15, § 1, 4°, van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid;4° het beslissen over de deelname van de VREG aan de oprichting van of de deelname in andere publiek- of privaatrechtelijke rechtspersonen, het bestuur of de leiding en de financiering van die rechtspersonen;5° de goedkeuring van de rapportering over de uitvoering van de beheersovereenkomst;6° het rapporteren over de uitvoering van de begroting;7° het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten en het tot stand brengen van duurzame samenwerkingsverbanden met andere regulatoren en instanties die werkzaam zijn binnen de Vlaamse, Belgische en Europese elektriciteits- en aardgasmarkt. Onderafdeling II. - Gedelegeerd bestuurder Artikel 3.1.9 § 1. De Vlaamse Regering stelt de gedelegeerd be-stuurder van de VREG aan. Die maakt deel uit van de raad van bestuur. § 2. Als de gedelegeerd bestuurder niet langer lid van de raad van bestuur is, neemt ook zijn opdracht als gedelegeerd bestuurder van rechtswege een einde. In die situatie geldt de regeling in artikel 18 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid.

In het geval, vermeld in het eerste lid, doet de Vlaamse Regering onverwijld het nodige om een nieuwe gedelegeerd bestuurder aan te stellen.

Artikel 3.1.10 § 1. De gedelegeerd bestuurder is, binnen de perken van dit decreet, de bijbehorende uitvoeringsbepa-lingen en het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 3.1.11, belast met het dagelijks bestuur van de VREG. Het huishoudelijk reglement legt de taken van het dagelijks bestuur vast. Die taken omvatten in elk geval het nemen van de beslissingen ter uitvoering van de bevoegdheden van de VREG, vermeld in artikel 3.1.4, § 2, 1° tot en met 7°. § 2. De gedelegeerd bestuurder is belast met de voorbereiding van de beslissingen van de raad van bestuur. Hij verstrekt aan de raad van bestuur alle inlichtingen en brengt alle voorstellen die voor de werking van de VREG nuttig of nodig zijn op de agenda van de raad van bestuur. § 3. De gedelegeerd bestuurder vertegenwoordigt de VREG in de gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen, met inbegrip van het optreden voor administratieve rechtscolleges, en treedt rechtsgeldig in naam en voor rekening van de VREG op, zonder dat hij dat aan de hand van een beslissing van de raad van bestuur moet staven. § 4. Zonder afbreuk te doen aan de rechtspositieregeling van het personeel, kan de gedelegeerd bestuurder onder zijn verantwoordelijkheid een of meerdere specifieke bevoegdheden delegeren aan een of meer personeelsleden van de VREG. Die delegatie wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 5. De gedelegeerd bestuurder voert de beslissingen van de raad van bestuur uit. § 6. De gedelegeerd bestuurder is belast met de leiding van het personeel.

Afdeling IV. - Huishoudelijk reglement Artikel 3.1.11 § 1. De raad van bestuur stelt een huishoudelijk reglement op, dat inzonderheid de volgende inhoud heeft : 1° de regels inzake de bijeenroeping van de raad van bestuur, op verzoek van de Vlaamse Regering of haar afgevaardigde, de voorzitter van de raad van bestuur of de gedelegeerd bestuurder;2° de regels inzake het voorzitterschap van de raad van bestuur, en de regels bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter;3° de nadere precisering van het dagelijks bestuur;4° de regels die de raad van bestuur in acht moet nemen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden;5° de voorwaarden die de raad van bestuur moet respecteren bij de behartiging van bijzondere vraagstukken;6° de regels op grond waarvan de leden van de raad van bestuur zich op kosten van de VREG kunnen laten bijstaan door technische raadgevers. § 2. De raad van bestuur legt het huishoudelijk reglement en iedere wijziging of aanvulling ervan ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering. § 3. De Vlaams Regering neemt haar beslissing ter goedkeuring van het huishoudelijke reglement of een wijziging of aanvulling ervan binnen zestig kalenderdagen na de in § 2 vermelde mededeling. Bij ontstentenis van een beslissing binnen die termijn wordt het huishoudelijk reglement verondersteld te zijn goedgekeurd.

In voorkomend geval wordt de beslissing tot niet-goedkeuring onverwijld meegedeeld aan de raad van bestuur, die, rekening houdend met de opmerkingen van de regering, de nodige aanpassingen verricht.

Daarna wordt het huishoudelijk reglement opnieuw ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering, waarna opnieuw de procedure vermeld in § 2 en § 3 moet worden toegepast totdat de goedkeuring wordt verkregen. § 4. Het huishoudelijk reglement wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Afdeling V. - Beroepsgeheim Artikel 3.1.12 De bestuurders en de personeelsleden van de VREG zijn gebonden door het beroepsgeheim. Zij mogen de vertrouwelijke gegevens die hun ter kennis komen op grond van hun functie bij de VREG aan niemand bekendmaken, behalve wanneer zij worden opge-roepen om in rechte te getuigen of in het kader van de uitwisseling van gegevens met de regulatoren en instanties die werkzaam zijn binnen de Vlaamse, Belgische en Europese elektriciteits- en aardgasmarkt, voor zover die gegevensuitwisseling nadrukkelijk bepaald of toegestaan is in verordeningen of richtlij-nen die de instellingen van de Europese Unie hebben vastgesteld, of als met die instanties een overeenkomst is gesloten, als vermeld in artikel 3.1.4, § 2, 8°.

Afdeling VI. - Financiële middelen Artikel 3.1.13 § 1. De VREG kan beschikken over de volgende ontvangsten : 1° de dotatie;2° retributies voor zover die bij decreet aan de VREG toegewezen zijn;3° ontvangsten die voortvloeien uit daden van beheer of beschikking met betrekking tot eigen domeingoederen;4° de subsidies waarvoor de VREG als begunstigde in aanmerking komt;5° terugvorderingen van ten onrechte gedane uitgaven;6° vergoedingen voor prestaties aan derden, volgens de voorwaarden in de beheersovereenkomst. § 2. Tenzij het in een decreet anders is bepaald, worden de ontvangsten, vermeld in § 1, beschouwd als ontvangsten die bestemd zijn voor de gezamenlijke uitgaven.

HOOFDSTUK II. - Het Energiefonds Artikel 3.2.1 § 1. Er wordt een Energiefonds opgericht. Dit fonds is een begrotingsfonds in de zin van artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. § 2. Aan het Energiefonds worden de volgende inkomsten toegewezen : 1° opbrengsten uit heffingen en administratieve geldboetes die decretaal aan het Energiefonds worden toegewezen;2° andere middelen aan het Energiefonds toegewezen krachtens wettelijke, decretale of conventionele bepalingen. § 3. De Vlaamse Regering beschikt over de kredieten van het Energiefonds voor de financiering van de openbaredienstverplichtingen en de taken die in dit decreet vermeld zijn, haar sociale energiebeleid, haar beleid inzake het rationeel energiegebruik, haar beleid inzake de hernieuwbare energiebronnen en haar beleid inzake de flexibele mechanismen van het protocol van Kyoto.

TITEL IV. - DE ORGANISATIE VAN DE ELEKTRICITEITS- EN AARDGASMARKT IN HET VLAAMSE GEWEST HOOFDSTUK I. - Het beheer van de distributienetten en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het Vlaamse Gewest Afdeling I. - Aanwijzing van de netbeheerders Artikel 4.1.1 De VREG wijst, voor een geografisch afgebakend gebied, een rechtspersoon aan die belast is met het beheer van het elektriciteits- of aardgasdistributienet in dat gebied.

Als het distributienet in kwestie geheel of gedeeltelijk eigendom is van een gemeente of groep van gemeenten, doet de VREG de aanwijzing op voorstel van die gemeente of groep van gemeenten. De VREG kan alleen afwijken van dit voorstel, als de voorgestelde netbeheerder niet voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld ter uitvoering van artikel 4.1.4, § 1, 1°.

Artikel 4.1.2 De VREG stelt een lijst op met de elektrische leidingen met een nominale spanning van minder dan of gelijk aan 70 kilovolt, en de bijbehorende installaties, die gelegen zijn in het Vlaamse Gewest en die voornamelijk gebruikt worden voor het vervoer van elektriciteit naar distributienetten. Dat geheel van elektrische leidingen en installaties vormt het plaatselijk vervoernet van elektriciteit.

De VREG wijst een rechtspersoon aan die belast wordt met het beheer van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het Vlaamse Gewest, zoals vermeld in het eerste lid.

Alleen de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit kan elektrische leidingen aanleggen en beheren met een nominale spanning van minder dan of gelijk aan 70 kilovolt, die gebruikt worden voor het vervoer van elektriciteit naar distributie-netten.

Op eigen initiatief of op verzoek van de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit kan de VREG de lijst wijzigen van het geheel van elektrische leidingen en installaties die het plaatselijk vervoernet van elektriciteit uitmaken, als vermeld in het eerste lid.

Artikel 4.1.3 De aanwijzing, vermeld in artikel 4.1.1 en artikel 4.1.2, tweede lid, is geldig voor een hernieuwbare termijn van twaalf jaar.

Artikel 4.1.4 § 1. De Vlaamse Regering bepaalt, op advies van de VREG : 1° de voorwaarden waaraan een kandidaat-netbeheerder moet voldoen om te kunnen worden aangewezen als netbeheerder en waaraan een netbeheerder moet blijven voldoen om aangewezen te blijven als netbeheerder;2° de voorwaarden en gevallen waarin kan of moet worden overgegaan tot wijziging van de aanwijzing of beëindiging van de aanwijzing van de netbeheerder;3° de procedure die nageleefd moet worden bij de aanwijzing van een netbeheerder, evenals bij de wijziging en de beëindiging van een aanwijzing van een netbeheerder. § 2. De voorwaarden, vermeld in § 1, 1°, hebben in ieder geval betrekking op : 1° de technische, organisatorische en financiële capaciteit van de (kandidaat-)netbeheerder;2° de professionele betrouwbaarheid van de (kandidaat-)netbeheerder;3° het exploitatie- of gebruiksrecht van de (kandidaat-)netbeheerder over het distributienet in kwestie;4° de beheersmatige en juridische onafhankelijkheid van de (kandidaat-)elektriciteitsdistributienetbeheerder ten aanzien van de leveranciers, tussenpersonen en producenten die actief zijn in het Vlaamse Gewest, en de met deze ondernemingen verbonden en geassocieerde ondernemingen en de beheersmatige en juridische onafhankelijkheid van de (kandidaat-)aardgasdistributienetbeheerder ten aanzien van de leveranciers, tussenpersonen en aardgasinvoerders die actief zijn in het Vlaamse Gewest. § 3. De voorwaarden, vermeld in § 2, 4°, hebben onder meer betrekking op de activiteiten van de netbeheerder, de deelneming van andere ondernemingen in de netbeheerder, de deelneming van de netbeheerder in andere ondernemingen, de verhouding van de netbeheerder tot derden, het bestuursorgaan van de netbeheerder, het orgaan dat belast is met de dagelijkse leiding van de netbeheerder en de personeelsleden van de netbeheerder. § 4. De voorwaarden en gevallen waarin kan of moet worden overgegaan tot wijziging van de aanwijzing of beëindiging van de aanwijzing van de netbeheerder, vermeld in § 1, 2°, bepalen onder meer dat de aanwijzing van de netbeheerder eindigt bij faillissement, ontbinding of fusie en dat de VREG de aanwijzing van een netbeheerder kan herroepen, op voorwaarde dat die werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, bij : 1° een significante wijziging in het aandeelhouderschap van de netbeheerder of de werkmaatschappij waarop de netbeheerder een beroep doet, die de onafhankelijkheid van het beheer van het net in kwestie in gevaar zou kunnen brengen;2° een grove tekortkoming van de netbeheerder of de werkmaatschappij waarop hij een beroep doet, met betrekking tot de verplichtingen krachtens dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan. Afdeling II. - Werkmaatschappij Artikel 4.1.5 Als een distributienetbeheerder voor de exploitatie van het distributienet en de uitvoering van openbaredienstverplichtingen een beroep wil doen op een werkmaatschappij, moet voorafgaandelijk toestemming verkregen worden van de VREG. De distributienetbeheerder kan op elk moment slechts beroep doen op één werkmaatschappij gedurende de door de distributienetbeheerder bepaalde en door de VREG aanvaarde periode. Die periode is niet langer dan de duur van de aanwijzing van de distributienetbeheerder, maar is hernieuwbaar na afloop van die termijn.

De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de VREG, de nadere voorwaarden waaraan de distributienetbeheerder en de werkmaatschappij waarop ze een beroep wil doen, moeten voldoen. Die voorwaarden hebben in ieder geval betrekking op de voorwaarden, vermeld in artikel 4.1.4, § 2, en de (mede)zeggenschap van de distributienetbeheerder over de werkmaatschappij.

De VREG geeft haar toestemming, zoals vermeld in het eerste lid, als zij van mening is dat de werkmaatschappij voldoet aan de voorwaarden die opgelegd zijn ter uitvoering van het vorige lid en aan de voorwaarden, vermeld in de artikelen 4.1.7 en 4.1.8.

De Vlaamse Regering bepaalt de termijn waarbinnen de toestemming van de VREG moet worden gevraagd en de procedure voor het onderzoek en het verlenen van de toestemming.

Afdeling III. - Activiteiten van de netbeheerders Onderafdeling I. - Beheer van het Net Artikel 4.1.6 Het beheer van een distributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit omvat, onder meer, de volgende taken : 1° het beheer van de elektriciteits- of aardgasstromen op zijn net, met daarbij het waarborgen van de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van zijn net, en in dat verband, het instaan voor de nodige ondersteunende diensten;2° het aanhouden van voldoende capaciteit om de elektriciteits- en aardgasbehoefte te dekken van de afnemers die aangesloten zijn op zijn net en het vervoer van elektriciteit en aardgas naar distributienetten mogelijk te maken;3° de uitbreiding van zijn net in het geografisch afgebakende gebied waarvoor hij werd aangewezen of, als er nog geen net aanwezig is, de aanleg van het net in dit geografisch afgebakende gebied;4° de herstelling, het preventieve onderhoud, de vernieuwing en de verbetering van zijn net en de bijbehorende installaties;5° het herstellen van onderbrekingen en storingen bij de elektriciteits- of aardgastoevoer via zijn net;6° het opstellen, het bewaren en ter beschikking stellen van de plannen van zijn net;7° het aansluiten, verzegelen, afsluiten en heraansluiten van installaties op zijn net en het verzwaren van de aansluitingen op zijn net;8° het verlenen van toegang tot zijn net;9° het beheren van het toegangsregister van zijn net;10° het ter beschikking stellen, de plaatsing, de activering, de desactivering, het onderhoud en het herstellen van meters en tellers op de toegangspunten op zijn net;11° het aflezen van de meters en tellers op de toegangspunten op zijn net, de bepaling van de injectie en de afname van de producenten en afnemers die aangesloten zijn op zijn net en de verwerking en de bewaring van die gegevens;12° het verstrekken van de nodige meetgegevens en andere gegevens aan de beheerder van het transmissienet, de vervoeronderneming, de producenten, de evenwichtsverantwoordelijken, de bevrachters, de tussenpersonen, de leveranciers, de afnemers en de VREG;13° het verstrekken van de nodige inlichtingen aan de beheerders van de netten waarmee zijn net in kwestie verbonden is, om een veilige en efficiënte uitbating, een gecoördineerde ontwikkeling en een goede wisselwerking tussen de netten te waarborgen. Onderafdeling II. - Productie- en leveringsactiviteiten van de netbeheerder en zijn werkmaatschappij Artikel 4.1.7 Een netbeheerder en zijn werkmaatschappij kunnen geen activiteiten ondernemen inzake de levering van elektriciteit en aardgas, tenzij voor de levering ervan in het kader van een openbaredienstverplichting die op grond van dit decreet is opgelegd.

Artikel 4.1.8 § 1. De beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit kan geen andere activiteiten ondernemen voor de productie van elektriciteit dan de productie van elektriciteit die nodig is om zijn taken als netbeheerder goed te kunnen uitoefenen. § 2. Een distributienetbeheerder en zijn werkmaatschappij kunnen geen activiteiten ondernemen inzake de productie van elektriciteit, behoudens de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmtekrachtkoppeling in productie-installaties waarvan de distributienetbeheerder op 1 oktober 2006 eigenaar is en die op het net van deze distributienetbeheerder aangesloten zijn. De elektriciteit die in deze installaties wordt opgewekt, wordt alleen aangewend voor de dekking van het eigen verbruik van de distributienetbeheerder, het eigen verbruik van de werkmaatschappij en/of de netverliezen. De verdere exploitatie van kwalitatieve warmtekrachtinstallaties waarvan hij op 1 oktober 2006 eigenaar is, vormt een openbaredienstverplichting voor de distributienetbeheerder zolang de certificaten die toegekend zijn voor de primaire energiebesparing die de installatie realiseert, niet aanvaard worden voor de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.11. De distributienetbeheerder streeft daarbij naar een maximale primaire energiebesparing.

Afdeling IV. - Vertrouwelijkheid en non-discriminatieverplichtingen, opgelegd aan de netbeheerder en diens werkmaatschappij Artikel 4.1.9 De netbeheerder en zijn werkmaatschappij onthouden zich van elke vorm van discriminatie tussen producenten, aardgasinvoerders, evenwichtsverantwoordelijken, bevrachters, leveranciers, tussenpersonen, afnemers en categorieën van afnemers.

Artikel 4.1.10 De netbeheerder en zijn werkmaatschappij behandelen alle persoonlijke en commerciële gegevens die ze bij de uitoefening van hun taken verwerven strikt vertrouwelijk.

De netbeheerder en zijn werkmaatschappij nemen de nodige maatregelen om de toegang tot die gegevens en de verwerking van die gegevens te beperken tot de leden van het orgaan dat belast is met de dagelijkse leiding van de netbeheerder of zijn werkmaatschappij, en de personeelsleden die die gegevens nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

Artikel 4.1.11 De personeelsleden en bestuurders van de netbeheerder en zijn werkmaatschappij zijn gebonden door het beroepsgeheim. Zij mogen de vertrouwelijke gegevens die hun ter kennis zijn gekomen op grond van hun functie bij de netbeheerder of zijn werkmaatschappij aan niemand bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen, zonder afbreuk te doen aan de informatieverplichtingen die uitdrukkelijk door dit decreet of de bijbehorende uitvoeringsbesluiten, met inbegrip van de technische reglementen, zijn bepaald en toegestaan.

Afdeling V. - Aansluiting op een distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit Artikel 4.1.12 Iedere netbeheerder maakt de geldende tarieven en voorwaarden bekend voor de aansluiting op zijn net.

Artikel 4.1.13 § 1. De aardgasdistributienetbeheerder mag voor de aansluiting van een aansluitbare wooneenheid of gebouw op het aardgasdistributienet in de gebieden in het geografische gebied waarvoor hij werd aangewezen, een maximale prijs aanrekenen van 250 euro als cumulatief aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° de aardgasleiding langs de openbare weg waar de aansluitbare wooneenheid of het aansluitbare gebouw gelegen is, heeft voldoende capaciteit;2° er is maximaal 20 meter afstand tussen de aardgasleiding en het toekomstige afnamepunt;3° de gevraagde capaciteit van de aansluiting is lager dan of gelijk aan 10 m3(n) per uur;4° de gevraagde leveringsdruk is gelijk aan 21 of 25 mbar. § 2. Als de aardgasdistributienetbeheerder om technische of economische redenen toch beslist om een niet-aansluitbare wooneenheid of gebouw gelegen in een gebied bestemd voor bewoning via een onderboring aan te sluiten op een aardgasleiding aan de overkant van de straat, mag hij in het geografische gebied waarvoor hij werd aangewezen, voor de aansluiting een maximale prijs aanrekenen van 250 euro als cumulatief aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° de aardgasleiding langs de openbare weg waar het aansluitbare wooneenheid of het aansluitbare gebouw gelegen is, heeft voldoende capaciteit;2° er is maximaal 20 meter afstand tussen de aardgasleiding en het toekomstige afnamepunt;3° de gevraagde capaciteit van de aansluiting is lager dan of gelijk aan 10 m3(n) per uur;4° de gevraagde leveringsdruk is gelijk aan 21 of 25 mbar. Artikel 4.1.14 Elke elektriciteitsdistributienetbeheerder is ertoe gehouden om elke huishoudelijke afnemer overeenkomstig de regels van het toepasselijke technisch reglement aan te sluiten op het elektriciteitsdistributienet als de huishoudelijke afnemer erom vraagt, op voorwaarde dat : a) de aanvrager bij nieuwbouw een geldige stedenbouwkundige vergunning kan voorleggen;b) een bestaande woning hoofdzakelijk vergund is of geacht wordt vergund te zijn. Artikel 4.1.15 Elke aardgasdistributienetbeheerder is ertoe gehouden om elk aansluitbare wooneenheid of gebouw overeenkomstig de regels van het toepasselijke technisch reglement aan te sluiten op het aardgasdistributienet als de eigenaar erom vraagt, op voorwaarde dat : a) de aanvrager bij nieuwbouw een geldige stedenbouwkundige vergunning kan voorleggen;b) een bestaande wooneenheid of een bestaand gebouw hoofdzakelijk vergund is of geacht wordt vergund te zijn;c) bij wooneenheden en gebouwen die niet gelegen zijn in een gebied bestemd voor bewoning, waar alleen aan de overzijde van de straat een aardgasleiding aanwezig is, een onderboring technisch mogelijk is en er geen dubbelzijdige aanleg in het investeringsplan gepland wordt. Artikel 4.1.16 Iedere aardgasdistributienetbeheerder zorgt ervoor dat het geheel van de gebieden die gelegen zijn in het geografisch afgebakende gebied waarvoor hij werd aangewezen, een aansluitbaarheidsgraad heeft van : 1° minstens 95 % in 2015 en van minstens 99 % in 2020 bij een evenredige ontwikkeling van de aansluitingsgraad voor die gebieden die in het gewestplan of ruimtelijk uitvoeringsplan de bestemming woongebied hebben met uitzondering van de woongebieden met landelijk karakter;2° minstens 95 % in 2020 bij een evenredige ontwikkeling van de aansluitingsgraad in woongebieden. De Vlaamse Regering kan de aansluitbaarheidsgraad voor andere gebieden vastleggen na een haalbaarheidsonderzoek.

De aardgasnetbeheerder brengt jaarlijks bij de VREG verslag uit van de aansluitingsgraad per 1 januari in de in dit artikel bedoelde gebieden. Indien uit deze verslaggeving blijkt dat de aansluitingsgraad zich niet evenredig ontwikkelt met de aansluitbaarheidsgraad, kan de Vlaamse Regering de timing, zoals vermeld in 1° en 2° van het eerste lid, herzien.

Artikel 4.1.17 Iedere aardgasdistributienetbeheerder stelt jaar-lijks op zijn website en in zijn klantenkantoren een indicatieve lijst ter beschikking van het publiek die per gemeente, de straten aangeeft waar de aardgasnetbeheerder volgens zijn investeringsplan in de komende drie jaren aardgasleidingen zal aanleggen. Als de aardgasleiding niet in de volledige straat of aan beide kanten zal worden aangelegd, worden de huisnummers en de straatkant vermeld waarlangs de aardgasleiding zal worden aangelegd. De aardgasdistributienetbeheerder bezorgt die gegevens ook aan de betrokken gemeente.

Afdeling VI. - Toegang tot een distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit Artikel 4.1.18 § 1. De volgende personen hebben recht op toegang tot een distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit voor de injectie en/of afname van elektriciteit of aardgas tegen de door de netbeheerder bekendgemaakte tarieven en voorwaarden : 1° de leveranciers, in naam en voor rekening van hun klanten;2° de producenten, in eigen naam en alleen voor hun injectiepunten;3° de afnemers van elektriciteit die aangesloten zijn op het plaatselijk vervoernet van elektriciteit. § 2. Iedere netbeheerder maakt de geldende tarieven en voorwaarden bekend voor de toegang tot en het gebruik van zijn net, en voor de ondersteunende diensten die hij levert. De personen, vermeld in § 1, hebben recht op de toegang tot en het gebruik van het distributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit tegen die bekendgemaakte tarieven en voorwaarden.

Een netbeheerder kan de toegang tot zijn net alleen weigeren, beëindigen of opschorten in één of meer van onderstaande gevallen : 1° zijn net beschikt niet over voldoende capaciteit om het vervoer te verzekeren;2° de veilige en betrouwbare werking van zijn net komt in het gedrang;3° de aanvrager van de toegang tot het net voldoet niet of de toegangshouder voldoet niet meer aan de voorwaarden voor toegang tot zijn net, omschreven in het van toepassing zijnde technische reglement, het reglement of contract van de netbeheerder. § 3. Bij een weigering, beëindiging of opschorting van de toegang tot zijn net stuurt de netbeheerder aan de aanvrager van de toegang tot zijn net of aan de toegangshouder een schriftelijke en gemotiveerde verklaring.

De netbeheerder kan de toegang tot zijn net alleen opschorten of beëindigen na voorafgaande toestemming door de VREG, tenzij in één van de volgende vier gevallen : 1° bij overmacht of een noodsituatie, zoals omschreven in het van toepassing zijnde technisch reglement;2° in geval de toegangshouder geen evenwichtsverantwoordelijke of bevrachter meer heeft;3° de netbeheerder oordeelt dat er een ernstig risico bestaat voor de veiligheid van personen of materieel;4° voor een individueel toegangspunt, het aansluitingsvermogen op aanzienlijke wijze overschreden wordt. § 4. Tegen een weigering, opschorting of beëindiging van toegang tot het distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit kan in beroep gegaan worden bij de VREG. De Vlaamse Regering stelt de beroepsprocedure vast, na advies van de VREG. Als de VREG, bij de behandeling van het beroep, van mening is dat de weigering, opschorting of beëindiging van de toegang onterecht was, geeft de netbeheerder de betrokken persoon alsnog of opnieuw toegang tot zijn net.

Afdeling VII. - Investeringsplannen Artikel 4.1.19 § 1. Iedere netbeheerder stelt jaarlijks een indicatief investeringsplan op voor het net dat hij beheert. Het investeringsplan bestrijkt een periode van drie jaar.

Het investeringsplan bevat : 1° een gedetailleerde raming van de capaciteitsbehoeften van het net in kwestie, met aanduiding van de onderliggende hypothesen;2° het investeringsprogramma inzake vernieuwing en uitbreiding van het net dat de netbeheerder zal uitvoeren om aan de behoeften te voldoen;3° een overzicht en toelichting over de in het afgelopen jaar uitgevoerde investeringen;4° de toekomstverwachtingen in verband met decentrale productie. Voor wat de aardgasdistributienetbeheerders betreft, bevat het investeringsplan ook : 1° een gedetailleerd plan van het aardgasdistributienet van de aardgasnetbeheerder, met aanduiding per straat (en eventueel huisnummers) van de bestaande aardgasleidingen;2° een gedetailleerde lijst van het aardgasdistributienet van de aardgasnetbeheerder, met aanduiding per straat (en eventueel huisnummers) van de aardgasleidingen waarvan de aanleg in de drie daaropvolgende jaren wordt gepland; 3° een berekening van de aansluitbaarheidsgraad op 1 januari van het beschouwde jaar en van de volgende drie jaren, wanneer de geplande investeringen worden uitgevoerd en een tijdspad om te komen tot de verplichtingen, vermeld in artikel 4.1.16.

Het technisch reglement kan nader bepalen op welke wijze deze informatie ter beschikking wordt gesteld. § 2. Het investeringsplan wordt jaarlijks ter goedkeu-ring voorgelegd aan de VREG. Als de VREG, na overleg met de netbeheerder, vaststelt dat de investeringen voorzien in het investeringsplan de netbeheerder niet in de mogelijkheid stellen om op een adequate en doeltreffende manier aan de capaciteitsbehoeften te voldoen of, voor wat de aardgasdistributienetbeheerders betreft, onvoldoende zijn om de verplichtingen vermeld in artikel 4.1.16 na te komen, kan de VREG de netbeheerder verplichten om het plan binnen een redelijke termijn aan te passen.

Bij gebrek aan een beslissing door de VREG binnen drie maanden na de ontvangst ervan wordt het investeringsplan geacht aangenomen te zijn.

Als de VREG aan de netbeheerder bijkomende inlichtingen vraagt, wordt die termijn met nog eens drie maanden verlengd.

Afdeling VIII. - Openbaredienstverplichtingen opgelegd aan de netbeheerder Artikel 4.1.20 De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de netbeheerders openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot hun dienstverlening aan afnemers en aanvragers van een aansluiting op hun net.

Die openbaredienstverplichtingen kunnen onder meer handelen over : 1° de informatieverlening en het eventueel voorafgaand overleg bij een onderbreking van de elektriciteits- en aardgastoevoer voor aanleg, onderhoud en herstelling van het net;2° de karakteristieken van de geleverde elektrische spanning, aardgasdruk en aardgaskwaliteit op het toegangspunt;3° de termijnen waarbinnen aanvragen voor nieuwe aansluitingen en aanpassingen van aansluitingen behandeld en uitgevoerd worden;4° de termijnen waarbinnen klachten en vragen van afnemers behandeld worden;5° de facturatie aan afnemers;6° de informatieverlening aan afnemers en aanvragers van een aansluiting op het net;7° de behandeling van klachten van afnemers en aanvragers van een aansluiting op het net. Artikel 4.1.21 De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de netbeheerders openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot hun dienstverlening aan de leveranciers die toegang hebben tot hun net en/of hun aangestelden.

Deze openbaredienstverplichtingen kunnen onder meer handelen over de termijnen waarbinnen meetgegevens en de aansluitingsgegevens van de klanten van de leverancier door de netbeheerder worden overgemaakt aan de leverancier en/of zijn aangestelde.

Artikel 4.1.22 De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de netbeheerders extra openbaredienstverplichtingen opleggen naast de openbaredienstverplichtingen van dit decreet, met betrekking tot : 1° hun investeringen in het net;2° de levering van elektriciteit of aardgas aan huishoudelijke afnemers die niet over een leveringscontract beschikken of van wie de leverancier zijn verplichtingen niet nakomt, doordat de toegang tot het distributienet beëindigd wordt of doordat hij, om welke reden dan ook, geen elektriciteit of aardgas meer kan leveren aan zijn afnemers;3° de procedure die de netbeheerder moet volgen bij wanbetaling door de afnemer;4° maatregelen van sociale aard, zoals de plaatsing en de exploitatie van budgetmeters voor elektriciteit en van stroombegrenzers;5° de exploitatie van openbare verlichting. De gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn verlenen hun medewerking aan de netbeheerders bij de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen die hun opgelegd zijn volgens dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de vorm waarin die medewerking zal bestaan.

HOOFDSTUK II. - Technische reglementen Artikel 4.2.1 § 1. De VREG stelt, na consultatie van de marktpar-tijen, een apart technisch reglement op voor het beheer van het elektriciteitsdistributienet, het aardgasdistributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit. § 2. De technische reglementen, vermeld in § 1, bevatten voor het beheer, de toegang tot en de aansluiting op het net in ieder geval : 1° de technische en operationele regels die verbonden zijn aan de taken die behoren tot het beheer van het net, vermeld in artikel 4.1.6; 2° de verplichtingen die opgelegd zijn aan producenten, evenwichtsverantwoordelijken, bevrachters, leveranciers, afnemers, aanvragers van toegang tot het net en aanvragers van een aansluiting op het net, om de netbeheerder in staat te stellen zijn net zo kwaliteitsvol mogelijk te beheren;3° de regels voor de uitwisseling van gegevens tussen de beheerder van het transmissienet, de vervoeronderneming, de distributienetbeheerders, de beheerder van het plaatselijke vervoernet van elektriciteit, de producenten, de aardgasinvoerders, de evenwichtsverantwoordelijken, de bevrachters, de tussenpersonen, de leveranciers en de afnemers;4° de regels die opgelegd zijn aan leveranciers en netbeheerders bij klant- of leverancierswissels, verhuizing, bewoning naar een nieuwe of verzegelde woning, verzegeling, afsluiting, de beëindiging van een leveringscontract, de opname en rechtzetting van meterstanden en de allocatie en reconciliatie, inclusief de financiële verrekeningen tussen marktpartijen;5° de eventuele technische uitvoeringsregels bij openbaredienstverplichtingen die opgelegd zijn aan leveranciers of netbeheerders op grond van dit decreet;6° de informatieverplichtingen of voorafgaande goedkeuring door de VREG van de operationele regels, algemene voorwaarden, typeovereenkomsten, formulieren en procedures die gebruikt worden door de netbeheerder ten aanzien van leveranciers en afnemers;7° de prioriteit die moet worden gegeven aan kwalitatieve warmtekrachtinstallaties en aan productie-installaties van groene stroom. § 3. De technische reglementen, vermeld in § 1, zijn onderworpen aan de goedkeuring van de Vlaamse Regering. In voorkomend geval wordt de beslissing tot niet-goedkeuring onverwijld meegedeeld aan de VREG, die, rekening houdend met de opmerkingen van de Vlaamse Regering, de nodige aanpassingen verricht. Daarna wordt het technisch reglement opnieuw ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering.

HOOFDSTUK III. - De levering van elektriciteit en aardgas Afdeling I. - De leveringsvergunning Artikel 4.3.1 § 1. De levering van elektriciteit en aardgas aan afnemers die aangesloten zijn op een distributienet of het net voor plaatselijk vervoer van elektriciteit, is onderworpen aan de voorafgaande toekenning van een leveringsvergunning door de VREG. De levering van elektriciteit en aardgas door een netbeheerder in het kader van zijn taken, vermeld in artikel 4.1.6, of een openbaredienstverplichting die opgelegd is in dit decreet of een uitvoeringsbesluit ervan, is niet onderworpen aan de toekenning van een leveringsvergunning. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de VREG, de voorwaarden en de procedure tot toekenning, wijziging en opheffing van een leveringsvergunning.

De voorwaarden tot toekenning van een leveringsvergunning hebben in ieder geval betrekking op : 1° de technische, organisatorische en financiële capaciteit van de aanvrager;2° de professionele betrouwbaarheid van de aanvrager;3° de capaciteit van de aanvrager om aan de behoeften van zijn afnemers te voldoen;4° de openbaredienstverplichtingen die opgelegd zijn aan de leveranciers volgens dit decreet of de uitvoeringsbespalingen ervan;5° de beheersmatige en juridische onafhankelijkheid van de aanvrager ten opzichte van de netbeheerders. Bij gebrek aan een beslissing door de VREG binnen twee maanden na de ontvangst van een volledig aanvraagdossier, waarvan het model wordt vastgesteld door de VREG, wordt de leveringsvergunning geacht verleend te zijn.

Afdeling II. - Openbaredienstverplichtingen opgelegd aan de leveranciers Artikel 4.3.2 De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de leveranciers openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot : 1° de facturatie van het elektriciteits- en aardgasverbruik;2° de informatieverlening;3° de behandeling van klachten van hun klanten;4° maatregelen van sociale aard, zoals beschermingsmaatregelen bij wanbetaling en opzegging van het leveringscontract. HOOFDSTUK IV. - Vrije leverancierskeuze Artikel 4.4.1 Iedere afnemer heeft de volgende rechten : 1° het recht om van elektriciteit of aardgas, naargelang het geval, te kunnen worden voorzien door een leverancier naar keuze;2° het recht om kosteloos van leverancier te veranderen. HOOFDSTUK V. - Directe lijnen en directe leidingen Artikel 4.5.1 De Vlaamse Regering kan de aanleg van een directe lijn en een directe leiding afhankelijk maken van het bekomen van een voorafgaandelijke toelating.

De Vlaamse Regering stelt hiertoe de nadere toepassingsregels, procedures en criteria vast. Deze moeten objectief en niet-discriminatoir zijn. De toelating voor de aanleg van een directe lijn of directe leiding kan afhankelijk worden gesteld van een weigering tot toegang tot het lokale distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of van het ontbreken van een aanbod tot gebruik van het lokale distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit onder redelijke economische en technische voorwaarden.

De Vlaamse Regering stelt de rechten en verplichtingen vast in hoofde van de houders van een toelating voor het aanleggen van een directe lijn of leiding.

TITEL V. - DE JAARLIJKSE TOEKENNING VAN EEN GRATIS HOEVEELHEID ELEKTRICITEIT Artikel 5.1.1 § 1. Iedere huishoudelijke afnemer en elke titularis van het toegangspunt van een gebouw, zoals bedoeld in § 3, heeft recht op de jaarlijkse toekenning van een gratis hoeveelheid elektriciteit. § 2. De gratis hoeveelheid elektriciteit die aan de huishoudelijke afnemer wordt toegekend, wordt als volgt berekend : 100 kWh + (100 kWh x het aantal natuurlijke personen dat gedomicilieerd is in de woning in kwestie). § 3. Voor wat appartementsgebouwen, bejaardentehuizen en andere gebouwen betreft waar elektriciteit afgenomen wordt door verschillende natuurlijke personen die gedomicilieerd zijn op een adres in het betrokken gebouw en die niet over een aparte aansluiting beschikken, wordt de gratis hoeveelheid elektriciteit berekend als volgt : 100 kWh + (100 kWh x het aantal personen dat gedomicilieerd is op een adres in het betrokken gebouw).

De titularis van het toegangspunt van het gebouw, bedoeld in het vorig lid, zorgt ervoor dat de gelde-lijke voordelen van de gratis hoeveelheid elektriciteit verdeeld worden over de verschillende personen die gedomicilieerd zijn op een adres in het betrokken gebouw. § 4. De elektriciteitsdistributienetbeheerder brengt iedere leverancier op de hoogte van het aantal gedomicilieerde personen op het adres van de afnamepunten waarop die leverancier levert. § 5. De geldelijke tegenwaarde van de gratis hoeveelheid elektriciteit, vermeld in § 2 en § 3, wordt door de leverancier in mindering gebracht op de eerste afrekeningsfactuur die de titularis van het afnamepunt jaarlijks ontvangt na verstrekking van de gegevens, vermeld in § 4.

De hoeveelheid elektriciteit die in mindering wordt gebracht kan niet meer bedragen dan het jaarlijks verbruik op de desbetreffende aansluiting op het distributienet. § 6. De geldelijke tegenwaarde van de gratis hoeveelheid elektriciteit, vermeld in § 2 en § 3, wordt door de netbeheerder van de titularis van het afnamepunt gecompenseerd ten aanzien van de leverancier. § 7. De Vlaamse Regering kan nadere regels vastleggen betreffende de manier waarop de hoeveelheid elektriciteit, vermeld in § 2 en § 3, wordt aangerekend op de factuur, zoals vermeld in § 5, en wordt gecompenseerd, zoals vermeld in § 6.

TITEL VI. - SOCIALE ENERGIEMAATREGELEN VOOR HUISHOUDELIJKE AFNEMERS Artikel 6.1.1 Behoudens de gevallen, vermeld in artikel 6.1.2, heeft iedere huishoudelijke afnemer recht op een ononderbroken toevoer van elektriciteit en aardgas.

De kosten voor de levering van elektriciteit en aardgas komen steeds ten laste van de huishoudelijke afnemer, behalve voor de gratis hoeveelheid elektriciteit, vermeld in artikel 5.1.1.

Artikel 6.1.2 § 1. De netbeheerder kan de toevoer van elektriciteit of aardgas alleen in de volgende gevallen afsluiten : 1° bij een onmiddellijke bedreiging van de veiligheid, zolang die toestand duurt;2° bij een leegstaande woning, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald;3° bij fraude van de huishoudelijke afnemer, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald;4° als de huishoudelijke afnemer geen wanbetaler is en weigert om een leveringscontract te sluiten, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald;5° als de huishoudelijke afnemer weigert om aan de netbeheerder toegang te geven tot de ruimte waarin de elektriciteits- of aardgasmeter is opgesteld en waarover hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft, voor de plaatsing, de inschakeling, de controle of de meteropname van de elektriciteitsmeter, inclusief de budgetmeter voor elektriciteit en de stroombegrenzer of van de aardgasmeter, inclusief de budgetmeter voor aardgas;6° als de huishoudelijke afnemer weigert om aan de netbeheerder toegang te geven tot de ruimte waarin de budgetmeter voor elektriciteit is opgesteld en waarover hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft, voor het uitschakelen van de stroombegrenzer in de budgetmeter voor elektriciteit;7° als de huishoudelijke afnemer weigert om met de netbeheerder een afbetalingsplan te sluiten of als hij het gesloten afbetalingsplan met de netbeheerder niet naleeft, onder de voorwaarden die door de Vlaamse Regering worden bepaald, en na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald;8° als het leveringscontract van de huishoudelijke afnemer werd opgezegd om een andere reden dan wanbetaling en als de huishoudelijke afnemer binnen een periode die door de Vlaamse Regering wordt vastgelegd, geen leveringscontract heeft gesloten, tenzij de betreffende afnemer kan aantonen dat hij geen leveringscontract heeft kunnen sluiten. In de gevallen, vermeld in 5°, 6°, 7° en 8°, van het eerste lid, kan de afsluiting pas na een advies van de lokale adviescommissie.

In de gevallen, vermeld in 5°, 6°, 7° en 8°, van het eerste lid, kan de Vlaamse Regering de afsluiting van de elektriciteits- of aardgastoevoer in bepaalde periodes beperken of verbieden.

De netbeheerder kan alleen in het voordeel van de huishoudelijke afnemer afwijken van het advies van de lokale adviescommissie. § 2. In het geval, vermeld in § 1, 1°, komen alle kosten die verbonden zijn aan de afsluiting of heraansluiting van de huishoudelijke afnemer, ten laste van de netbeheerder, tenzij de netbeheerder kan aantonen dat de oorzaak van de onveiligheid toegeschreven kan worden aan de huishoudelijke afnemer of aan de eigenaar van de woning.

In de gevallen, vermeld in § 1, 2°, komen alle kosten die verbonden zijn aan de afsluiting en de heraansluiting van de woning, ten laste van de eigenaar van de woning.

In de gevallen, vermeld in § 1, 3°, 4°, 5°, 6°, 7° en 8°, komen alle kosten die verbonden zijn aan de afslui-ting en de heraansluiting van de huishoudelijke afnemer, ten laste van die huishoudelijke afnemer.

In afwijking van de vorige leden vallen de kosten die verbonden zijn aan de heraansluiting steeds ten laste van de netbeheerder als blijkt dat de huishoudelijke afnemer ten onrechte werd afgesloten. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor een heraansluiting en de termijnen waarbinnen de heraansluiting van de elektriciteits- en de aardgastoevoer en de herinschakeling van de stroombegrenzer in de budgetmeter voor elektriciteit wordt uitgevoerd.

Artikel 6.1.3 Alle kosten die verbonden zijn aan het opzeggen van het leveringscontract van een wanbetaler door een leverancier, vallen ten laste van de leverancier.

TITEL VII. - MILIEUVRIENDELIJKE ENERGIEPRODUCTIE EN RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK HOOFDSTUK I. - Groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten Afdeling I. - Toekenning van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten Artikel 7.1.1 De VREG kent een groenestroomcertificaat toe aan de eigenaar van een productie-installatie die gelegen is in het Vlaamse Gewest of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen, voor iedere 1 000 kWh elektriciteit die in de installatie wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen.

Artikel 7.1.2 § 1. De VREG kent een warmtekrachtcertificaat toe aan de eigenaar van een productie-installatie die gelegen is in het Vlaamse Gewest of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen,voor iedere 1 000 kWh primaire energiebesparingdie in de installatie wordt gerealiseerd door gebruik te maken van een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie ten opzichte van referentie-installaties en/of iedere 1 000 kWh elektriciteit die in de kwalitatieve warmtekrachtinstallatie wordt opgewekt. § 2. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast waaraan een warmtekrachtinstallatie moet voldoen om te worden beschouwd als een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie en bepaalt de referentie-installaties.

Artikel 7.1.3 De Vlaamse Regering legt de nadere toepassingsregels en procedures vast voor de aanvraag en toekenning van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten.

Artikel 7.1.4 De door de VREG toegekende groenestroom-certificaten en warmtekrachtcertificaten worden geregistreerd in een centrale databank. De Vlaamse Regering bepaalt de specificaties die per certificaat in de centrale databank moeten worden vermeld.

Afdeling II. - Gebruik van de groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten Artikel 7.1.5 § 1. Groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten kunnen worden aangewend als volgt : 1° als garantie van oorsprong, voor te leggen in het kader van de levering aan afnemers van elektriciteit als elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, respectievelijk elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling; 2° als in te dienen bewijsstuk in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in respectievelijk artikel 7.1.10 en artikel 7.1.11. § 2. Een groenestroomcertificaat of een warmtekrachtcertificaat kan slechts eenmaal worden voorgelegd als garantie van oorsprong, in de zin van § 1, 1°, en slechts eenmaal worden ingediend in het kader van de certificatenverplichting, in de zin van § 1, 2°.

Een groenestroomcertificaat of een warmtekrachtcertificaat dat werd ingediend in het kader van de certificatenverplichting, in de zin van § 1, 2°, kan niet worden voorgelegd als garantie van oorsprong, in de zin van § 1, 1°.

Een groenestroomcertificaat of een warmtekrachtcertificaat dat werd voorgelegd als garantie van oorsprong, in de zin van § 1, 1°, kan na die voorlegging ook nog worden ingediend in het kader van de certificatenverplichting, in de zin van § 1, 2°, tenzij wanneer het een warmtekrachtcertificaat betreft dat alleen werd toegekend voor 1000 kWh elektriciteit die in de installatie werd opgewekt uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling. § 3. Een groenestroomcertificaat of een warmtekrachtcertificaat kan alleen worden voorgelegd als garantie van oorsprong, in de zin van § 1, 1°, of worden ingediend in het kader van de certificatenver- plichting, in de zin van § 1, 2°, tot vijf jaar na de datum van de toekenning ervan. § 4. De Vlaamse Regering legt de nadere criteria en procedures vast voor het voorleggen, aanvaarden en indienen van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten.

Productie-installaties voor zonne-energie die na 1 januari 2010 in dienst worden genomen en die geïnstalleerd worden op woningen of woongebouwen, waarvan het dak of de zoldervloer niet geïsoleerd is, komen niet langer in aanmerking voor het toekennen van groenestroomcertificaten die kunnen worden aanvaard in het kader van de certificatenverplichting, bedoeld in artikel 7.1.10. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de isolatievoorwaarde.

Afdeling III. - Minimumwaarde van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten Artikel 7.1.6 § 1. De netbeheerders kennen een minimumsteun toe voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen die is opgewekt in installaties die aangesloten zijn op hun net, voor zover de producent zelf daarom verzoekt. Als bewijs van zijn productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen draagt de producent het overeenstemmende aantal groenestroomcertificaten over aan de betrokken netbeheerder.

Een groenestroomcertificaat kan maar eenmaal aan een netbeheerder worden overgedragen. Er kan geen steun worden verleend voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen die langer dan 48 maanden voor de overdracht van de overeenstemmende groenestroomcertificaten is geproduceerd of waarvoor het betreffende groenestroomcertificaat niet kan worden aanvaard in het kader van artikel 7.1.10.

De minimumsteun wordt vastgelegd afhankelijk van de gebruikte hernieuwbare energiebron en de gebruikte productietechnologie.

Voor installaties in gebruik genomen vóór 1 januari 2010 bedraagt de minimumsteun : 1° voor zonne-energie : 450 euro per overgedragen certificaat;2° voor waterkracht, getijden- en golfslagenergie en aardwarmte : 95 euro per overgedragen certificaat;3° voor windenergie op land en voor organisch-biologische stoffen waarbij al dan niet co-verbranding wordt toegepast, voor de vergisting van organisch-biologische stoffen in stortplaatsen, en voor het organisch-biologisch deel van restafval : 80 euro per overgedragen certificaat. Voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2010 bedraagt de minimumsteun : 1° voor zonne-energie : 350 euro per overgedragen certificaat, jaarlijks verminderd met 20 euro voor nieuw in gebruik genomen installaties tot en met 2013 en met 40 euro vanaf 2014;2° voor waterkracht, voor getijden- en golfslagenergie, voor aardwarmte, voor windenergie op land, voor vaste of vloeibare biomassa, biomassa-afval en biogas, voor zover deze niet vermeld worden onder 3° : 90 euro per overgedragen certificaat;3° voor stortgas, voor biogas uit vergisting van afval-water(zuiveringsslib) of rioolwaterzuivering(sslib) en voor verbranding van restafval : 60 euro per certificaat;4° voor andere technieken : 60 euro per overgedragen certificaat. De verplichting, vermeld in het eerste lid, begint bij de inwerkingstelling van een nieuwe productie-installatie en loopt over een periode van tien jaar. Voor het geval van zonne-energie geldt de verplichting voor installaties die in dienst zijn genomen vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 december 2012 en loopt over een periode van twintig jaar. Voor zonne-energie-installaties die in dienst worden genomen vanaf 1 januari 2013 loopt de verplichting over een periode van vijftien jaar tenzij de Vlaamse Regering eerder anders beslist op basis van een evaluatierapport dat meegedeeld wordt aan de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement.

In afwijking van voorgaand lid, kunnen nieuwe productie-installaties die over een stedenbouwkundige vergunning en een milieuvergunning dienen te beschikken, genieten van de minimumsteun die geldt op het moment dat de laatste van deze vergunningen werd bekomen en mits binnen de drie jaar volgende op het verlenen van deze vergunning de installatie in gebruik werd genomen. § 2. De netbeheerders brengen op regelmatige tijdstippen de certificaten die aan hen werden overgedragen op de markt om de kosten die verbonden zijn aan de verplichting, vermeld in § 1, te recupereren. De VREG zorgt voor de transparantie en de regulariteit van de verkoop van die certificaten door de netbeheerders.

De lijsten van de overgedragen certificaten en van de certificaten die door de netbeheerders op de markt werden gebracht, worden maandelijks door de netbeheerders aan de VREG meegedeeld.

Vanaf het jaar 2010 verrekenen de netbeheerders, met uitzondering van de netbeheerder die overeen-komstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangeduid, jaarlijks in het jaar n onderling de kost van de verplichting, vermeld in § 1, in verhouding tot de hoeveelheden verdeelde elektriciteit in het jaar n-1. De te verdelen kost wordt per netbeheerder beperkt tot een percentage van het distributiebudget, dat overeenstemt met het aandeel dat de kost van de verplichting voor alle betrokken netbeheerders samen vertegenwoordigt in het totale distributiebudget, plus 5 %. § 3. Als de steun, vermeld in § 1, door een beslissing van de Vlaamse overheid niet langer wordt toegekend, vergoedt de Vlaamse Regering de geleden schade voor bestaande installaties.

Artikel 7.1.7 § 1. De netbeheerders kennen een minimumsteun toe voor de productie van elektriciteit die is opgewekt in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties die aange-sloten zijn op hun net, voor zover de producent zelf daarom verzoekt. Als bewijs van zijn productie van elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling draagt de producent het overeenstemmende aantal warmtekrachtcertificaten over aan de betrokken netbeheerder.

Een warmtekrachtcertificaat kan maar eenmaal aan een netbeheerder worden overgedragen. Er kan geen steun worden verleend voor elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling die langer dan 48 maanden voor de overdracht van de overeenstemmende warmtekrachtcertificaten is geproduceerd of waarvoor het betreffende warmtekrachtcertificaat niet kan worden aanvaard in het kader van artikel 7.1.11.

De minimumsteun bedraagt 27 euro per overgedragen warmtekrachtcertificaat.

De verplichting, vermeld in het eerste lid, geldt voor warmtekrachtinstallaties waarvoor de certificatenaanvraag wordt ingediend na inwerkingtreding van dit artikel en loopt over een periode van tien jaar vanaf de datum waarop de warmtekrachtinstallatie voor het eerst in gebruik werd genomen. § 2. De netbeheerders brengen op regelmatige tijdstippen de warmtekrachtcertificaten die aan hen werden overgedragen op de markt om de kosten die verbonden zijn aan de verplichting, vermeld in § 1, te recupereren. De VREG zorgt voor de transparantie en de regulariteit van de verkoop van die warmtekrachtcertificaten door de netbeheerders.

De lijsten van de overgedragen warmtekrachtcertifi-caten en van de warmtekrachtcertificaten die door de netbeheerders op de markt werden gebracht, worden maandelijks door de netbeheerders aan de VREG meegedeeld.

Vanaf het jaar 2010 verrekenen de netbeheerders, met uitzondering van de netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangeduid, jaarlijks in het jaar n onderling de meerkost van de verplichting, vermeld in § 1, in verhouding tot de hoeveelheden verdeelde elektriciteit in het jaar n-1. De te verdelen kost wordt per netbeheerder beperkt tot een percentage van het distributiebudget, dat overeenstemt met het aandeel dat de kost van de verplichting voor alle betrokken netbeheerders samen vertegenwoordigt in het totale distributiebudget, plus 5 %. § 3. Als de steun, vermeld in § 1, door een beslissing van de Vlaamse overheid niet langer wordt toegekend, vergoedt de Vlaamse Regering de geleden schade voor bestaande installaties. § 4. Als de marktwaarde van de warmtekracht-certificaten door een beslissing van de Vlaamse Regering tot minder dan 27 euro daalt, vergoedt de Vlaamse Regering de geleden schade voor kwalitatieve warmtekrachtinstallaties die aangesloten zijn op het transmissienet, die minder dan tien jaar in dienst zijn.

Afdeling IV. - Levering van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmtekrachtkoppeling Artikel 7.1.8 De levering van elektriciteit in het Vlaamse Gewest als een hoeveelheid elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling, is toegestaan als de aldus geleverde hoeveelheid elektriciteit overeenstemt met het respectievelijk aantal groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten dat als garantie van oorsprong aan de VREG wordt voorgelegd.

Artikel 7.1.9 De Vlaamse Regering bepaalt onder welke voorwaarden garanties van oorsprong die toegekend zijn door de daartoe bevoegde instantie van de federale overheid, andere gewesten of andere landen, kunnen worden aanvaard voor de levering van elektriciteit, zoals vermeld in artikel 7.1.8. Die voorwaarden moeten objectief, transparant en niet-discriminerend zijn.

Afdeling V. - Certificatenverplichtingen Onderafdeling I. - De certificatenverplichting hernieuwbare energie Artikel 7.1.10 § 1. Iedere persoon die in het jaar n-1 als toegangshouder geregistreerd stond in het toegangsregister van een elektriciteitsdistributienetbeheerder, de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of beheerder van het transmissienet, op een afnamepunt in het Vlaamse Gewest, en geen netbeheerder is, is verplicht jaarlijks uiterlijk op 31 maart van het jaar n, bij de VREG het aantal groenestroomcertificaten in te dienen dat bepaald wordt met toepassing van § 2 of § 4 in voorkomend geval. § 2. Het aantal groenestroomcertificaten dat in een bepaald jaar n moet worden ingediend, wordt vastgesteld met de formule : C = G x Ev waarbij : C gelijk is aan het aantal in het jaar n in te dienen certificaten, uitgedrukt in MWh;

G gelijk is aan : 1° 0,008 als het jaar n gelijk is aan 2003;2° 0,012 als het jaar n gelijk is aan 2004;3° 0,020 als het jaar n gelijk is aan 2005;4° 0,025 als het jaar n gelijk is aan 2006;5° 0,030 als het jaar n gelijk is aan 2007;6° 0,0375 als het jaar n gelijk is aan 2008;7° 0,0490 als het jaar n gelijk is aan 2009;8° 0,0525 als het jaar n gelijk is aan 2010;9° 0,0600 als het jaar n gelijk is aan 2011;10° 0,0700 als het jaar n gelijk is aan 2012;11° 0,0800 als het jaar n gelijk is aan 2013;12° 0,0900 als het jaar n gelijk is aan 2014;13° 0,1000 als het jaar n gelijk is aan 2015;14° 0,1050 als het jaar n gelijk is aan 2016;15° 0,1100 als het jaar n gelijk is aan 2017;16° 0,1150 als het jaar n gelijk is aan 2018;17° 0,1200 als het jaar n gelijk is aan 2019;18° 0,1250 als het jaar n gelijk is aan 2020;19° 0,1300 als het jaar n gelijk is aan 2021. Ev gelijk is aan de totale hoeveelheid elektriciteit uitgedrukt in MWh die in het jaar n-1 afgenomen werd op afnamepunten in het Vlaams Gewest waarop de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder in het toegangsregister van de betrokken elektriciteitsdistributienetbeheerder, beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of beheerder van het transmissienet.

Daarbij wordt de afname per afnamepunt beperkt tot de afname tijdens de periode waarin de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder. § 3. In afwijking van § 2 wordt Ev verminderd met de volgende hoeveelheden : 1° per afnamepunt waarop in het jaar n-1 meer dan 20 000 MWh, maar minder dan 100 000 MWh elektriciteit werd afgenomen, 25 % van het verschil tussen die afname, uitgedrukt in MWh, en 20 000 MWh, pro rata de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was;2° per afnamepunt waarop in het jaar n-1 meer dan 100 000 MWh werd afgenomen, 20 000 MWh vermeerderd met 50 % van het verschil tussen de afname, uitgedrukt in MWh, en 100 000 MWh, pro rata de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was. Het geheel van afnamepunten van afnemers die instaan voor het verzorgen van openbaar vervoer, kunnen als één afnamepunt worden beschouwd. § 4. Vanaf 2009 evalueert de Vlaamse Regering om de drie jaar de onrendabele toppen voor investeringen in groene stroom alsook de doelstellingen, vermeld in § 2.

Op basis van deze evaluatie legt de Vlaamse Regering voor nieuwe productie-installaties een ontwerp van decreet voor inzake de minimumsteun, vermeld in artikel 7.1.6, dat zowel het steunbedrag als de looptijd betreft.

Indien uit deze evaluatie blijkt dat een verwachte daling van het bruto binnenlands elektriciteitsverbruik groter zal zijn dan de verplichte stijging van de doelstelling, vermeld in § 2, doet de Vlaamse Regering een voorstel om de doelstellingen, vermeld in § 2 te verhogen.

Indien Europese verplichtingen aanleiding geven tot een met de in § 2 vermelde doelstellingen niet haalbaar aandeel groene stroom, doet de Vlaamse Regering een voorstel om de doelstellingen, vermeld in § 2, te verhogen.

Indien de Vlaamse Regering certificaten aanvaardt voor groene stroom die niet is geproduceerd in het Vlaamse Gewest, doet de Vlaamse Regering een voorstel om de doelstellingen, vermeld in § 2, te verhogen.

Onderafdeling II. - De certificatenverplichting kwalitatieve warmtekrachtkoppeling Artikel 7.1.11 § 1. Iedere persoon die in het jaar n-1 als toegangshoudergeregistreerd stond als toegangshouder in het toegangsregister van een elektriciteitsdistributienetbeheerder, de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of beheerder van het transmissienet, op een afnamepunt in het Vlaamse Gewest, en geen netbeheerder is, is verplicht jaarlijks, uiterlijk op 31 maart van het jaar n, bij de VREG het aantal warmtekrachtcertificaten in te dienen dat bepaald wordt met toepassing van § 2. § 2. Het aantal warmtekrachtcertificaten dat in een bepaald jaar n moet worden ingediend, wordt vastgesteld met de formule : C = W x Ev waarbij : C gelijk is aan het aantal in het jaar n in te dienen certificaten, uitgedrukt in MWh;

W gelijk is aan : 1° 0,0296 als het jaar n gelijk is aan 2008;2° 0,0373 als het jaar n gelijk is aan 2009;3° 0,0439 als het jaar n gelijk is aan 2010;4° 0,0490 als het jaar n gelijk is aan 2011;5° 0,0520 als het jaar n gelijk is aan 2012;6° 0,0523 als het jaar n gelijk is aan 2013 of later; Ev gelijk is aan de totale hoeveelheid elektriciteit uitgedrukt in MWh die in het jaar n-1 afgenomen werd op afnamepunten in het Vlaams Gewest waarop de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder in het toegangsregister van de betrokken elektriciteitsdistributienetbeheerder, beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of beheerder van het transmissienet.

Daarbij wordt de afname per afnamepunt beperkt tot de afname tijdens de periode waarin de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder. § 3. Vanaf 2009 evalueert de Vlaamse Regering om de drie jaar de onrendabele toppen voor investeringen in kwalitatieve warmtekrachtkoppeling. Op basis van deze evaluatie legt de Vlaamse Regering voor nieuwe productie-installaties een ontwerp van decreet voor inzake de minimumsteun, vermeld in artikel 7.1.7, § 1, dat zowel het steunbedrag als de looptijd betreft.

Onderafdeling III. - Gemeenschappelijke bepalingen Artikel 7.1.12 De Vlaamse Regering kan besluiten om, na advies van de VREG, in het kader van de verplichtingen van artikelen 7.1.10 en 7.1.11, certificaten te aanvaarden die respectievelijk worden toegekend voor elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energie en primaire energiebesparing door kwalitatieve warmtekrachtkoppeling in installaties buiten het Vlaamse Gewest.

Voor het aanvaarden van de in het eerste lid vermelde certificaten dienen een aantal randvoorwaarden vervuld te zijn. Die randvoorwaarden hebben betrekking op het bestaan van gelijke of gelijkwaardige garanties inzake de aflevering en op de goede werking van de certificatenmarkt.

De Vlaamse Regering stelt de procedure en voorwaarden vast voor de aanvaarding van dergelijke certificaten in het kader van de verplichtingen van artikelen 7.1.10 en 7.1.11. De Vlaamse Regering kan een voorwaarde tot wederkerigheid instellen.

De Vlaamse Regering sluit hierover een samenwerkingsakkoord af met de federale overheid, de andere gewesten of andere landen.

Artikel 7.1.13 Een groenestroomcertificaat of warmtekracht-certificaat dat ingediend wordt in het kader van de certificatenverplichting, in de zin van artikel 7.1.5, § 1, 2°, in de periode van 1 april van het jaar n tot en met 31 maart van het jaar n+1, wordt geacht te zijn ingediend in het kader van de certificatenverplichting van het jaar n.

Artikel 7.1.14 Om de drie jaar, en voor het eerst vóór 1 oktober van het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van dit decreet, legt de Vlaamse Regering, na advies van de VREG, een evaluatierapport over de certificatenverplichtingen hernieuwbare energie en kwalitatieve warmtekrachtkoppeling voor aan het Vlaams Parlement. Dat rapport evalueert de effecten en de kosteneffectiviteit van de certificatenverplichtingen.

HOOFDSTUK II. - Groenewarmtecertificaten Artikel 7.2.1 De Vlaamse Regering kan een systeem van groenewarmtecertificaten instellen.

Artikel 7.2.2 De VREG verleent op aanvraag van een producent per schijf van 1000 kWh groene warmte een certificaat voor de hoeveelheid groene warmte waarvan de aanvrager heeft aangetoond dat die geleverd wordt aan een warmteverbruiker en in het Vlaamse Gewest is geproduceerd.

De Vlaamse Regering stelt nadere toepassingsregels en procedures vast voor het toekennen van groenewarmtecertificaten.

Artikel 7.2.3 § 1. De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, iedere leverancier van aardgas aan afnemers via het aardgasdistributienet of vervoernet, verplich-ten jaarlijks een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal groenewarmtecertificaten in te dienen bij de VREG. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt welke groenewarmtecertificaten in aanmerking komen om te voldoen aan die openbaredienstverplichting. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt onder welke omstandigheden het voorleggen van het aantal groenewarmtecertificaten geheel of gedeeltelijk kan worden vervangen door het voorleggen van een aantal groenestroomcertificaten.

HOOFDSTUK III. - Beperking aansluitkosten productie-installaties voor elektriciteit uit warmtekrachtinstallaties Artikel 7.3.1 De kosten voor de aanleg van de elektrische leidingen over de eerste duizend meter op het openbaar domein tussen het elektriciteitsdistributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en de productie-installatie, zijn in dat geval ten laste van de netbeheerder in kwestie voor zover het aansluitingsvermogen van die productieinstallatie niet hoger is dan 5 MVA. De aanvrager van de aansluiting draagt alle overige kosten bij een nieuwe aansluiting van een productie-installatie van elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling op het distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit.

De kosten voor de aanleg van de aardgasleidingen over de eerste duizend meter op het openbaar domein tussen het aardgasdistributienet en de productie-installatie zijn ten laste van de aardgasnetbeheerder voor zover de aansluitingscapaciteit van die productie-installatie niet hoger is dan 2500 m3/h. De aanvrager van de aansluiting draagt alle overige kosten bij een nieuwe aansluiting van een productie-installatie van elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling op het aardgasdistributienet.

De kosten, vermeld in het eerste en tweede lid, die ten laste van de netbeheerder gelegd worden, worden beschouwd als kosten ten gevolge van de openbaredienstverplichtingen van de netbeheerder als netbeheerder.

HOOFDSTUK IV. - Informatieverlening over de oorsprong en milieugevolgen van de geleverde elektriciteit Artikel 7.4.1 De leverancier voor elektriciteit meldt op zijn facturen en in al zijn gedrukte en elektronische promotiemateriaal : 1° het aandeel van elke energiebron in de totale brandstofmix die de leverancier in het voorgaande jaar heeft gebruikt in het Vlaamse Gewest, en het aandeel van elke energiebron in de brandstofmix van het aangeboden product van de leverancier aan de betrokken afnemers in het Vlaamse Gewest;2° een verwijzing naar de bestaande officiële referentiebronnen waar voor het publiek toegankelijke informatie beschikbaar is over de gevolgen voor het milieu, ten minste voor wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteitsproductie die met verschillende energiebronnen geproduceerd is door de totale brandstofmix van de leverancier gedurende het voorafgaande jaar;3° een verklaring dat aan de VREG garanties van oorsprong werden voorgelegd voor geleverde stroom uit hernieuwbare energie of kwalitatieve warmtekrachtkoppeling. De VREG gaat na of de door de leverancier aan zijn klanten verstrekte informatie betrouwbaar is.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere toepassingsregels voor de verplichtingen in het eerste lid.

HOOFDSTUK V. - Openbaredienstverplichtingen voor de leveranciers en netbeheerders ter stimulering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen Artikel 7.5.1 De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de leveranciers en netbeheerders openbaredienst-verplichtingen opleggen inzake programma's ter bevordering van het rationeel energiegebruik en hernieuwbare energiebronnen, minimumnormen inzake rationeel energiegebruik bij hun afnemers en investeringen in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, installaties voor de productie van groene stroom, groenestroomcertificaten of warmtekrachtcertificaten.

HOOFDSTUK VI. - Verplichtingen van de brandstofleveranciers ter stimulering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen Artikel 7.6.1 § 1. De Vlaamse Regering kan aan de brandstof-leveranciers actie- en middelenverplichtingen opleggen voor de bevordering van rationeel energiebeheer, rationeel energiegebruik en hernieuwbare energietechnologieën. § 2. De Vlaamse Regering legt de rapporteringsvereisten vast voor de uitvoering van de actie- en middelenverplichtingen, vermeld in § 1. § 3. De brandstofleveranciers kunnen voor het uitvoeren van de actie- en middelenverplichtingen op hun kosten een beroep doen op derden, onder de voorwaarden die door de Vlaamse Regering bepaald zijn.

Artikel 7.6.2 § 1. De Vlaamse Regering kan aan de brandstofleveranciers verplichtingen opleggen inzake het geven van informatie aan en het sensibiliseren van hun klanten over rationeel energiebeheer, rationeel energiegebruik en hernieuwbare energietechnologieën. § 2. De Vlaamse Regering legt de rapporteringsvereisten vast voor de uitvoering van de informatie- en sensibilisatieverplichting, vermeld in § 1.

HOOFDSTUK VII. - Instrumenten ter stimulering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen voor ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen Artikel 7.7.1 § 1. De Vlaamse Regering kan energiebeleidsovereenkomsten sluiten met : 1° een of meer organisaties van ondernemingen, niet-commerciële instellingen of publiekrechtelijke rechtspersonen;2° een of meer ondernemingen of niet-commerciële instellingen;3° een of meer publiekrechtelijke rechtspersonen. § 2. De Vlaamse Regering legt het ontwerp van energiebeleidsovereenkomst ter bespreking voor aan het Vlaams Parlement.

Energiebeleidsovereenkomsten met individuele ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen worden niet meegedeeld aan het Vlaams Parlement. § 3. Jaarlijks rapporteert de Vlaamse Regering aan het Vlaams Parlement over de gesloten energiebeleidsovereenkomsten.

Artikel 7.7.2 § 1. De Vlaamse Regering kan aan ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen verplichtingen opleggen om hen aan te zetten hun energiegebruik te rationaliseren en gebruik te maken van hernieuwbare energietechnologieën. § 2. De verplichtingen, vermeld in § 1, omvatten : 1° het opzetten van een energieboekhouding;2° het uitvoeren van rendabele investeringen, die al dan niet ter kennis worden gebracht door een energieplan of een energiestudie;3° het periodiek dan wel eenmalig laten opmaken van een energieplan en/of een energiestudie door een energiedeskundige. De Vlaamse Regering kan voor een of meer van de voorgaande verplichtingen vrijstelling verlenen en/of de periodiciteit bepalen. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de rendabele investeringen. De Vlaamse Regering evalueert om de vier jaar en voor het eerst in 2012 de definitie van rendabele investeringen, zoals bepaald in artikel 1.1.3, 111°. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om na evaluatie een nieuwe interne rentevoet na belastingen vast te leggen. § 4. De Vlaamse Regering kan een instantie aanduiden die de energieplannen en de energiestudies conform moet verklaren. § 5. De energiedeskundige stelt de energieplannen en de energiestudies ter beschikking van de bedrijfsleiding en, in voorkomend geval, ten behoeve van de ondernemingsraad en het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen of bij ontstentenis van die organen, de vakbondsafvaardiging. § 6. De Vlaamse Regering bepaalt de concrete opmaak, de inhoud en, in voorkomend geval, de conformverklaring van de energieplannen en energiestudies. § 7. Ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die een energiebeleidsovereenkomst met de Vlaamse Regering sluiten, moeten minstens voldoen aan de verplichtingen, vermeld in § 1, die gelden op het moment van het sluiten van de energiebeleidsovereenkomst.

Als de Vlaamse Regering op basis van § 1 verplichtingen oplegt, zijn die verplichtingen voor ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die een energiebeleidsovereenkomst hebben gesloten, niet strenger dan de overeenkomstige bepalingen, opgenomen in de energiebeleidsovereenkomst en van die aard dat ze niet voor extra lasten zorgen ten opzichte van de overeenkomstige bepalingen in de energiebeleidsovereenkomst, behalve om te voldoen aan internationale of Europese verplichtingen, steeds rekening houdend met het engagement van het Vlaamse Gewest in de energiebeleidsovereenkomsten. In die gevallen pleegt de Vlaamse Regering vooraf overleg met de andere partijen van de energiebeleidsovereenkomst.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de te volgen overlegprocedure. § 8. In afwijking van de vorige paragraaf kan de Vlaamse Regering verplichtingen, als vermeld in § 1, opleggen aan ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die de bepalingen van de gesloten energiebeleidsovereenkomst niet naleven. § 9. De Vlaamse Regering kan de tegemoetkomingen, vermeld in titel VIII van dit decreet beperken tot de ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die een energiebeleidsovereenkomst hebben gesloten.

TITEL VIII. - TEGEMOETKOMINGEN TER BEVORDERING VAN HET RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK, HET RATIONEEL ENERGIEBEHEER, HET GEBRUIK VAN HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN EN DE TOEPASSING VAN FLEXIBILITEITSMECHANISMEN HOOFDSTUK I. - Kredieten Artikel 8.1.1 De tegemoetkomingen die op basis van de steunprogramma's in deze titel kunnen worden toegekend ter bevordering van het rationeel energiegebruik, het rationeel energiebeheer, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van flexibiliteitsmechanismen, worden toegekend binnen de perken van de beschikbare kredieten van het Energiefonds of de algemene uitgavenbegroting.

HOOFDSTUK II. - Steunprogramma's voor natuurlijke personen Artikel 8.2.1 De Vlaamse Regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van natuurlijke personen die niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming als onderneming voor : 1° de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen;2° een rationeel energiebeheer;3° de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën. HOOFDSTUK III. - Steunprogramma's voor ondernemingen Afdeling I. - De onderneming als gebruiker van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën Artikel 8.3.1 De Vlaamse Regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van ondernemingen voor : 1° de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen;2° een rationeel energiebeheer;3° de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën;4° het ondernemen van haalbaarheidsstudies voor de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen of voor de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën. Afdeling II. - De onderneming als ontwikkelaar, producent of distributeur van energiezuinige producten, technieken of systemen of van hernieuwbare energietechnologieën Artikel 8.3.2 § 1. De Vlaamse Regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van ondernemingen die ontwikkelaar, fabrikant of distributeur zijn van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën, voor het uitvoeren van referentieprojecten. § 2. Een onderneming, als vermeld in § 1, sluit met de eerste gebruiker een overeenkomst waarin het deel van de tegemoetkoming dat gegeven wordt om de investerings- en installatiekosten te dekken, wordt overgedragen aan de eerste gebruiker en waarin de gebruiker de onderneming toestaat om de resultaten van het project te gebruiken bij commercialisering.

Afdeling III. - De onderneming als promotor van rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen Artikel 8.3.3 De Vlaamse Regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van ondernemingen voor : 1° het voeren van sensibiliserings- en communicatieacties over rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;2° de informatieverzameling en -verstrekking voor rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;3° het organiseren van vormingsprojecten over rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer en hernieuwbare energietechnologieën. HOOFDSTUK IV. - Steunprogramma's voor niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen Artikel 8.4.1 De Vlaamse Regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen voor : 1° de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen;2° een rationeel energiebeheer;3° de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën;4° het ondernemen van haalbaarheidsstudies voor de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen of voor de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën;5° het voeren van sensibiliserings- en communicatieacties over rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;6° de informatieverzameling en -verstrekking voor rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;7° het organiseren van vormingsprojecten voor rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;8° de kosten die verbonden zijn aan de voorbereiding, ondertekening, uitvoering en voortgangscontrole van een energiebeleidsovereenkomst. HOOFDSTUK V. - Marktintroductieprogramma Artikel 8.5.1 § 1. De Vlaamse Regering kan op geregelde tijdstippen een steunprogramma opstellen om marktintroductieprojecten te ondersteunen.

Dat steunprogramma geeft een beschrijving van de energiezuinige producten, technieken en systemen of van de hernieuwbare energietechnologieën, waarvoor de Vlaamse Regering een hogere marktintroductie wil verkrijgen, het totale budget dat ze daartoe wil aanwenden en de maximale hoogte van de tegemoetkomingen die in het kader van dat marktintroductieprogramma kunnen worden toegestaan.

Het steunprogramma geeft aan welke van de volgende doelgroepen kunnen inschrijven op het marktintroductieprogramma : natuurlijke personen, ondernemingen, niet-commerciële instellingen of publiekrechtelijke rechtspersonen.

De Vlaamse Regering lanceert vervolgens een oproep, waarop belangstellenden uit de aangewezen doelgroepen kunnen intekenen, die deze energie-zuinige producten, technieken of systemen of hernieuwbare energietechnologieën willen installeren en die bereid zijn mee te werken aan de monitoring en kennisoverdracht aan de gebruikerssector. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels van de oproep, en de nadere regels voor de monitoring en de bekendmaking van de resultaten van de marktintroductieprojecten.

HOOFDSTUK VI. - Steunprogramma's voor de toepassing van flexibiliteitsmechanismen Artikel 8.6.1 De Vlaamse Regering kan tegemoetkomingen verstrekken voor de administratieve kosten die gepaard gaan met het voorbereiden van en deelnemen aan projecten in het kader van de flexibiliteitsmechanismen Gezamenlijke Uitvoering en het Mechanisme voor Schone Ontwikkeling onder het protocol van Kyoto.

De Vlaamse Regering kan ook tegemoetkomingen verstrekken voor de uitvoering van projecten in het kader van de flexibiliteitsmechanismen met het oog op de verwerving van emissierechten door de Vlaamse overheid.

HOOFDSTUK VII. - Hoogte van de tegemoetkomingen Artikel 8.7.1 De Vlaamse Regering bepaalt de hoogte van de tegemoetkomingen en de in aanmerking komende kosten, vermeld in deze titel, en de nadere regels voor de aanvraag, de beoordeling van de aanvragen en het toekennen van de tegemoetkomingen.

De tegemoetkomingen, vermeld in het vorige lid, kunnen de vorm aannemen van een subsidie, een lening tegen een verlaagde rentevoet, een voorschot of een ander geldelijk voordeel.

Artikel 8.7.2 § 1. De tegemoetkomingen die ter uitvoering van deze titel worden toegekend aan natuurlijke personen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen, kunnen maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.

Voor tegemoetkomingen die meer dan 50 % van de in aanmerking komende kosten bedragen of die hoger liggen dan 150.000 euro, sluit de Vlaamse Regering met de begunstigde een subsidieovereenkomst, waarin een resultaatsverbintenis wordt opgenomen. § 2. De tegemoetkomingen die ter uitvoering van deze titel worden toegekend aan kleine of middelgrote ondernemingen, kunnen maximaal 50 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.

Als de onderneming een grote onderneming is, kunnen die tegemoetkomingen maximaal 40 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.

De Vlaamse Regering past die maximumpercentages aan overeenkomstig de percentages die opgenomen zijn in de Europese kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu.

Alleen de extra investeringen die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de milieudoeleinden worden in aanmerking genomen, exclusief de voordelen van een eventuele capaciteitsverhoging, de kostenbesparingen gedurende de eerste vijf jaar van de gebruiksduur van de investeringen en de extra bijproducten gedurende diezelfde periode. Gestrande kosten komen niet in aanmerking.

Artikel 8.7.3 Beschermde afnemers hebben recht op een tegemoetkoming die minstens 20 % hoger is dan de tegemoetkoming voor dezelfde aankoop of in aanmerking komende kosten, die gegeven wordt aan natuurlijke personen die geen beschermde afnemer zijn.

Onder voorbehoud van de toepassing van het eerste lid kunnen de tegemoetkomingen aan een beschermde afnemer maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.

Artikel 8.7.4 De Vlaamse Regering beperkt de tegemoetkomingen in elk individueel geval dusdanig dat de cumulatie van de tegemoetkomingen die ter uitvoering van deze titel worden gegeven, met de overheidssteun die op grond van andere regelgevingen wordt toegekend, de maximale tegemoetkomingspercentages in artikel 8.7.2 niet overschrijdt.

TITEL IX. - FLEXIBILITEITSMECHANISMEN Artikel 9.1.1 § 1. De Vlaamse Regering legt aan BKG-inrichtingen die broeikasgassen uitstoten en die onder het toepassingsgebied van de richtlijn 2003/87/EG vallen, als exploitatievoorwaarde op dat die BKG-inrichtingen over een broeikasgasvergunning moeten beschikken. Op basis van die broeikasgasvergunning moet jaarlijks een bepaald aantal emissierechten, met uitzondering van de emissierechten die aan de vliegtuigexploitanten werden toegewezen, bij het nationaal register ingeleverd worden in overeenstemming met de hoeveelheid broeikasgassen die in die periode werd uitgestoten. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor de broeikasgasvergunning en de regels voor de bewaking en de rapportering van de emissies en voor de verificatie van die rapporten. § 3. In overeenstemming met de criteria van de richtlijn 2003/87/EG bepaalt de Vlaamse Regering : 1° de totale hoeveelheid emissierechten die per handelsperiode aan BKG-inrichtingen in het Vlaamse Gewest worden toegekend;2° de wijze waarop die emissierechten aan de BKG-inrichtingen in kwestie worden toegewezen;3° de nadere regels voor de uitgifte, inlevering, schrapping, transfers en geldigheidsduur van de emissierechten;4° de regels voor het opstellen en het controleren van een register in de vorm van een elektronische databank waarmee de emissierechten worden uitgegeven, gehouden, overgedragen en geschrapt. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere toepassingsregels en procedures voor de implementering van de richtlijn 2003/87/EG in het Vlaamse Gewest, in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn 2003/87/EG. Artikel 9.1.2 Voor het jaar 2012 en de periode van 2013-2020 wordt de administratieve controle van de vliegtuigexploitant die onder de administratieve bevoegdheid van België valt, verzorgd door het gewest dat de meeste CO2-emissies, uitgestoten door de vliegtuigexploitant in het referentiejaar, krijgt toegekend.

Het Vlaamse Gewest krijgt voor elke vliegtuigexploitant de CO2-emissies toegekend van alle vluchten die betrekking hebben op een luchtvaartactiviteit die nader door de Vlaamse Regering zal worden bepaald, en die : a) vertrekken vanuit luchtvaartterreinen, gelegen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest;b) landen op luchtvaartterreinen, gelegen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, op voorwaarde dat die vluchten niet vertrekken vanuit een lidstaat van de Europese Unie. Artikel 9.1.3 § 1. Om in aanmerking te komen voor een kosteloze toewijzing van emissierechten voor het jaar 2012 en de periode van 2013-2020, moet een vliegtuigexploitant op uiterlijk 31 maart 2011 een geverifieerd rapport tonkilometergegevens indienen bij de bevoegde autoriteit. Het rapport tonkilometergegevens kan enkel betrekking hebben op tonkilometergegevens voor de periode in 2010 die ingaat vanaf het ogenblik dat de vliegtuigexploitant beschikt over een goedgekeurd monitoringplan tonkilometergegevens. Het door de vliegtuigexploitant ingediende monitoringplan tonkilometergegevens wordt binnen vier maanden na de indiening ervan geverifieerd en, in voorkomend geval, goedgekeurd door de bevoegde autoriteit. § 2. Om in aanmerking te komen voor een kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve voor de periode van 2013-2020, moet bij de bevoegde autoriteit uiterlijk op 30 juni 2015 een verzoek worden ingediend door een vliegtuigexploitant : a) die een luchtvaartactiviteit aanvangt na het jaar waarvoor tonkilometergegevens zijn ingediend overeenkomstig § 1;of b) van wie het aantal tonkilometers gemiddeld met meer dan 18 % per jaar is gestegen tussen het referentiejaar 2010, waarvoor geverifieerde tonkilometergegevens werden gerapporteerd overeenkomstig § 1, en het jaar 2014, en van wie de extra activiteit onder punt a) of de extra activiteit onder punt b) niet geheel of gedeeltelijk een voortzetting is van een eerder door een andere vliegtuigexploitant uitgevoerde luchtvaartactiviteit. Het verzoek bestaat uit een geverifieerd rapport tonkilometergegevens en bewijzen waaruit blijkt dat de vliegtuigexploitant voldoet aan de criteria onder punt a) of punt b).

Het rapport tonkilometergegevens kan enkel betrekking hebben op tonkilometergegevens voor de periode in 2014 die ingaat vanaf het ogenblik dat de vliegtuigexploitant beschikt over een goedgekeurd monitoringplan tonkilometergegevens.

Het door de vliegtuigexploitant ingediende monitoringplan tonkilometergegevens wordt binnen vier maanden na de indiening ervan geverifieerd en, in voorkomend geval, goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels en procedures bepalen voor inhoud, indiening en goedkeuring van het verzoek om in aanmerking te komen voor een kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve voor de periode van 2013-2020 en kan de nadere regels bepalen voor de kosteloze toewijzing van emissierechten uit de bijzondere reserve voor de periode van 2013-2020. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels en procedures voor de inhoud, indiening, verificatie en goedkeuring van een monitoringplan tonkilometergegevens zoals bedoeld in § 1 en § 2.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels en procedures voor de inhoud, indiening en verificatie van het rapport tonkilometergegevens zoals bedoeld in § 1 en § 2. § 4. De bevoegde autoriteit dient uiterlijk op 30 juni 2011 alle door de vliegtuigexploitanten overeenkomstig § 1 ingediende rapporten tonkilometergegevens in bij de Europese Commissie.

De bevoegde autoriteit dient uiterlijk op 31 december 2015 alle door de vliegtuigexploitanten overeenkomstig § 2 ingediende en goedgekeurde verzoeken in bij de Europese Commissie. § 5. De bevoegde autoriteit berekent en publiceert in het Belgisch Staatsblad binnen drie maanden na de datum waarop de Europese Commissie haar Emissierechtenbesluit neemt, de volgende hoeveelheden : a) de totale hoeveelheid emissierechten die voor het jaar 2012 wordt toegewezen aan elke vliegtuigexploitant van wie het rapport tonkilometergegevens door de bevoegde autoriteit bij de Europese Commissie is ingediend overeenkomstig § 4, eerste lid;b) de totale hoeveelheid emissierechten die voor de periode 2013-2020 wordt toegewezen aan elke vliegtuigexploitant van wie het rapport tonkilometergegevens door de bevoegde autoriteit bij de Europese Commissie is ingediend;c) de hoeveelheid emissierechten die voor elk jaar van de periode 2013-2020 aan elke vliegtuigexploitant wordt toegewezen. De bevoegde autoriteit berekent en publiceert in het Belgisch Staatsblad binnen drie maanden na de datum waarop de Europese Commissie haar Bijzondere reserve-emissierechtenbesluit neemt, de volgende hoeveelheden : a) de totale hoeveelheid emissierechten die uit de bijzondere reserve voor de periode 2013-2020 wordt toegewezen aan elke vliegtuigexploitant wiens verzoek door de bevoegde autoriteit bij de Europese Commissie is ingediend overeenkomstig § 4, tweede lid;b) de hoeveelheid emissierechten die aan elke vliegtuigexploitant voor elk volledig kalenderjaar dat overblijft in de periode 2013-2020, is toegewezen. § 6. Met ingang van het jaar 2010 moet een vliegtuigexploitant jaarlijks op uiterlijk 1 januari beschikken over een goedgekeurd monitoringplan CO2-emissies. De vliegtuigexploitant moet zijn goedgekeurd monitoringplan CO2-emissies aanpassen en opnieuw ter goedkeuring voorleggen aan de bevoegde autoriteit, indien er zich tijdens het lopende kalenderjaar nader door de Vlaamse Regering te bepalen wijzigingen voordoen die een impact hebben op de monitoringsmethodologie. Het monitoringplan CO2-emissies wordt binnen vier maanden na indiening door de vliegtuigexploitant, geverifieerd en, in voorkomend geval, goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

In afwijking van het eerste lid, bepaalt de Vlaamse Regering vanaf wanneer een vliegtuigexploitant die een luchtvaartactiviteit aanvangt na 31 augustus 2009, moet beschikken over een goedgekeurd monitoringplan CO2-emissies. De vliegtuigexploitant moet zijn goedgekeurd monitoringplan CO2-emissies aanpassen en opnieuw ter goedkeuring voorleggen aan de bevoegde autoriteit, indien er zich tijdens het lopende kalenderjaar nader door de Vlaamse Regering te bepalen wijzigingen voordoen die een impact hebben op de monitoringsmethodologie. Het monitoringplan CO2-emissies wordt binnen vier maanden na indiening door de vliegtuigexploitant, geverifieerd en, in voorkomend geval, goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels en procedures voor de inhoud, indiening, verificatie en goedkeuring van een monitoringplan CO2-emissies en voor de wijziging ervan. § 7. Met ingang van het jaar 2011 moet een vliegtuigexploitant elk jaar op uiterlijk 31 maart een als bevredigend geverifieerd CO2-emissiejaarrapport indienen bij de bevoegde autoriteit. De verificateur neemt een beslissing over het al dan niet bevredigend karakter van het bij hem ingediende CO2-emissiejaarrapport binnen een termijn van 2 maanden, te rekenen vanaf de datum van de indiening van het CO2-emissiejaarrapport door de vliegtuigexploitant bij de verificateur. Indien de vliegtuigexploitant geen als bevredigend geverifieerd CO2-emissiejaarrapport indient op uiterlijk 31 maart van elk jaar met ingang van het jaar 2011, dan wordt een alternatief emissiecijfer bepaald door de bevoegde autoriteit.

Een vliegtuigexploitant van wie het CO2-emissiejaarrapport van het voorgaande kalenderjaar uiterlijk op 31 maart van het lopende jaar niet is geverifieerd als bevredigend, mag geen emissierechten meer overdragen, totdat dat rapport is geverifieerd als bevredigend, of totdat krachtens het eerste lid een alternatief emissiecijfer is bepaald en ingegeven in het nationaal register.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels en procedures voor de inhoud, indiening en verificatie van een CO2-emissiejaarrapport.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels en procedures voor de bepaling van het alternatieve emissiecijfer. § 8. Met ingang van het jaar 2013 moet een vliegtuigexploitant elk jaar tegen uiterlijk 30 april emissierechten inleveren ter dekking van de CO2-emissies van het voorgaande jaar. De Vlaamse Regering bepaalt daarvoor de nadere regels en procedures.

Artikel 9.1.4 § 1. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere uitvoeringsvoorwaarden en regels voor het inzetten van de flexibiliteitsmechanismen Gezamenlijke Uitvoering en het Mechanisme voor Schone Ontwikkeling onder het protocol van Kyoto.

De Vlaamse Regering bepaalt de kwantitatieve doelstellingen, de strategie en de financieringswijze voor het verwerven van emissierechten door de flexibiliteitsmechanismen te gebruiken in het kader van het protocol van Kyoto. § 2. De Vlaamse Regering legt de nadere regels vast voor de goedkeuring van projecten in het kader van de flexibiliteitsmechanismen Gezamenlijke Uitvoering en het Mechanisme voor Schone Ontwikkeling onder het protocol van Kyoto. De Vlaamse Regering kan besluiten om voor de administratieve behandeling van die projectaanvragen de vaste kosten en de dossierkosten te laten aanrekenen aan de indiener van het verzoek tot goedkeuring van het project. De Vlaamse Regering bepaalt ook de hoogte en betalingswijze van die kosten. De inkomsten die voortvloeien uit die kosten, worden toegewezen aan het Energiefonds, vermeld in artikel 3.2.1.

TITEL X. - ERKENNING VAN ENERGIEDESKUNDIGEN Artikel 10.1.1 In het kader van beleidsmaatregelen voor rationeel energiebeheer, rationeel energiegebruik, hernieuwbare energiebronnen, energieprestaties van gebouwen en flexibiliteitsmechanismen kan de Vlaamse Regering voorwaarden vastleggen waaraan kandidaat-energiedeskundigen moeten voldoen. Die voorwaarden hebben in ieder geval betrekking op : 1° diploma's en opleiding;2° beroepskennis en -ervaring;3° de onafhankelijke wijze van handelen van de energiedeskundige ten aanzien van opdrachtgevers en commerciële belangen. Artikel 10.1.2 De Vlaamse Regering bepaalt de categorieën van energiedeskundigen. Ze legt de procedure voor de erkenning van de energiedeskundigen en de procedure en voorwaarden voor de schorsing en intrekking van die erkenning vast. De Vlaamse Regering legt ook de kwaliteitseisen vast en wijst de instantie aan die belast is met de controle op hun werkzaamheden.

Artikel 10.1.3 Voor de aflevering van energieprestatiecertificaten bij bouw wordt de verslaggever aangewezen als energiedeskundige.

TITEL XI. - ENERGIEPRESTATIES VAN GEBOUWEN HOOFDSTUK I. - Energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen Afdeling I. - De EPB-eisen Artikel 11.1.1 § 1. De Vlaamse Regering bepaalt de EPB-eisen waaraan gebouwen moeten voldoen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend, als vermeld in artikel 93, § 1, 1°, 6° en 7°, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening.

De invoering van de meldingsplicht, vermeld in artikel 94, § 1, van het decreet van mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening laat voor de gebouwen, vermeld in het eerste lid, de door de Vlaamse Regering op grond van het eerste lid vastgestelde EPB-eisen onverminderd van toepassing.

Bij het vaststellen van de eisen wordt een onderscheid gemaakt tussen nieuwe en bestaande gebouwen. Er kan ook een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende categorieën gebouwen.

Als op een gebouw EPB-eisen van toepassing zijn, gelden die voor de totaliteit van de werken, handelingen en wijzigingen die aan het gebouw uitgevoerd worden en dus ook voor de werken, handelingen en wijzigingen die op zich niet vergunningsplichtig zijn. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de EPB-eisen waaraan bestaande gebouwen moeten voldoen als werken, wijzigingen of handelingen uitgevoerd worden die de energieprestatie van het gebouw bepalen en daarvoor geen aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning moet worden ingediend, als vermeld in artikel 93, § 1, 1°, 6° en 7°, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening.

Artikel 11.1.2 Bij nieuwe gebouwen met een bruikbare vloeroppervlakte groter dan 1 000 m2, wordt voordat met de bouw gestart wordt, de technische, milieutechnische en economische haalbaarheid in aanmerking genomen van alternatieve systemen zoals : 1° gedecentraliseerde systemen voor energievoorziening die gebaseerd zijn op hernieuwbare energiebronnen;2° kwalitatieve warmtekrachtinstallatie;3° stads- of blokverwarming of -koeling, indien beschikbaar;4° warmtepompen. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de bruikbare vloeroppervlakte.

Artikel 11.1.3 De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen over de vorm en de inhoud van de haalbaarheidsstudie, vermeld in artikel 11.1.2.

Artikel 11.1.4 De Vlaamse Regering kan vrijstellingen of afwijkingen toestaan op de door haar vastgestelde EPB-eisen : 1° voor beschermde monumenten of gebouwen die deel uitmaken van een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht of gebouwen die opgenomen zijn in de inventaris van het bouwkundige erfgoed;2° voor gebouwen die worden gebruikt voor erediensten en religieuze activiteiten;3° als voor het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning de tussenkomst van een architect niet vereist is;4° als het behalen van de EPB-eisen bij bestaande gebouwen en bij nieuwe gebouwen technisch, functioneel of economisch niet haalbaar is;5° voor industriële gebouwen waarin industriële processen plaatsvinden die zelf warmte produceren en waarvoor om die reden in koeling of een geforceerde ventilatie moet worden voorzien ten behoeve van een aanvaardbaar binnenklimaat;6° voor tijdelijke constructies;7° voor alleenstaande gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 50 m2. Artikel 11.1.5 De Vlaamse Regering legt de berekeningsmethode van de energieprestatie van een gebouw vast op basis van het algemene kader in de bijlage van de richtlijn 2002/91/EG. De Vlaamse Regering kan daarbij bepalen dat gebouwen die gebruikmaken van innovatieve bouwconcepten of technologieën een alternatieve berekeningsmethode mogen toepassen.

De energieprestatie van een gebouw wordt op transparante wijze uitgedrukt.

Artikel 11.1.6 De Vlaamse Regering evalueert minstens om de twee jaar de berekeningsmethode van de energieprestaties van gebouwen, de te volgen procedures, de EPB-eisen en de administratieve lasten van de regelgeving en past die in voorkomend geval aan.

Afdeling II. - De startverklaring Artikel 11.1.7 § 1. Voor werken en handelingen aan gebouwen waarvoor met toepassing van artikel 11.1.1, § 1, EPB-eisen gelden, stelt de aangifteplichtige voor de aanvang van de werken en handelingen een verslaggever aan. § 2. In het kader van de toewijzingsprocedure van een aannemingsopdracht, bezorgt de opdrachtgever of de architect aan de gecontacteerde aannemers de beschikbare gegevens over het behalen van de EPB-eisen. De werken en handelingen mogen pas worden aangevat nadat een startverklaring is ingediend. De startverklaring wordt voor het aanvatten van de werken en handelingen door de verslaggever namens de aangifteplichtige ingediend bij het Vlaams Energieagentschap.

De prestaties inzake EPB-eisen die voor het gebouw worden nagestreefd, worden door de architect aan de verslaggever verstrekt, die ze opneemt in de startverklaring. De gegevens die aan de basis liggen van de keuze voor materialen en maatregelen om te voldoen aan de EPB-eisen, zijn opvraagbaar door het Vlaams Energieagentschap en de partijen die bij de werken en handelingen betrokken zijn. De architect stelt die gegevens op eerste verzoek ter beschikking.

De gegevens van de materialen en installaties die in het gebouw gebruikt worden en die betrekking hebben op het behalen van de EPB-eisen, zijn opvraagbaar door de verslaggever. De aangifteplichtige, de architect, de aannemer of installateur stellen die gegevens op eerste verzoek ter beschikking.

De verslaggever houdt gedurende drie jaar van elke door hem opgestelde startverklaring een papieren afdruk en de bijbehorende gegevens bij zich. Die documenten zijn ondertekend door de verslaggever, de aangifteplichtige en de architect. De verslaggever stelt op eenvoudig verzoek een exemplaar van de papieren afdruk en de bijbehorende gegevens ter beschikking aan het Vlaams Energieagentschap. § 3. Als er voor het indienen van de EPB-aangifte een verandering van verslaggever plaatsvindt, meldt de nieuw aangestelde verslaggever zijn naam zo snel mogelijk elektronisch aan het Vlaams Energieagentschap.

Afdeling III. - EPB-aangifte Artikel 11.1.8 § 1. Na de uitvoering van de werken en handelingen aan gebouwen waarvoor EPB-eisen gelden volgens artikel 11.1.1, § 1, dient de verslaggever uiterlijk zes maanden na de ingebruikname van het gebouw namens de aangifteplichtige een EPB-aangifte in bij het Vlaams Energieagentschap.

Voor de EPB-aangifte met betrekking tot gebouwen waarvan de stedenbouwkundige vergunning in 2006 werd aangevraagd, dient de verslaggever uiterlijk twaalf maanden na de ingebruikname van het gebouw namens de aangifteplichtige een EPB-aangifte in bij het Vlaams Energieagentschap. § 2. De verslaggever houdt gedurende vijf jaar van elke door hem opgestelde EPB-aangifte een papieren afdruk, de bijbehorende plannen en bijlagen bij zich. Die documenten zijn ondertekend door de verslaggever en de aangifteplichtige. De verslaggever stelt op eenvoudig verzoek een exemplaar van de papieren afdruk, de plannen en de bijlagen ter beschikking van het Vlaams Energieagentschap.

De aangifteplichtige houdt gedurende tien jaar een papieren afdruk van de EPB-aangifte, de bijhorende plannen en de bijlagen bij zich. Die documenten zijn ondertekend door de verslaggever en de aangifteplichtige. De aangifteplichtige stelt op eenvoudig verzoek een exemplaar van de papieren afdruk, de plannen en de bijlagen ter beschikking aan het Vlaams Energieagentschap.

Artikel 11.1.9 § 1. Als er voor een gebouw EPB-eisen gelden volgens artikel 11.1.1, § 1, is de houder van de stedenbouwkundige vergunning of de meldingsplichtige de aangifteplichtige.

Als een gebouw dat al voorlopig opgeleverd is, wordt verkocht vooraleer een EPB-aangifte werd ingediend, blijft de oorspronkelijke houder van de stedenbouwkundige vergunning of de meldingsplichtige de aangifteplichtige. § 2. In uitzondering op § 1 is bij verkoop door een promotor-bouwheer aan een natuurlijke persoon van een gebouwde, te bouwen, te verbouwen of in aanbouw zijnde woning of appartement de promotor-bouwheer de aangifteplichtige, tenzij aan de volgende drie voorwaarden is voldaan : 1° in de koopakte wordt vermeld dat de aangifteplicht aan de koper wordt overgedragen;2° bij de koopakte wordt een tussentijds verslag gevoegd dat opgemaakt is door de verslaggever die door de promotor-bouwheer is aangesteld en dat is ondertekend door de verslaggever, de promotor-bouwheer en de koper.In het tussentijdse verslag worden alle maatregelen die uitgevoerd werden of die uitgevoerd moeten worden om aan de EPB-eisen te voldoen, opgesomd en wordt vermeld wie voor de uitvoering van de verschillende maatregelen zal instaan; 3° de promotor-bouwheer stelt na het beëindigen van de werken de nodige gegevens van de door hem of in zijn opdracht uitgevoerde werken, ter beschikking van de koper met het oog op het opstellen van de definitieve EPB-aangifte. Artikel 11.1.10 Als er voor een gebouw volgens artikel 11.1.1, § 2, EPB-eisen gelden is de eigenaar van het gebouw de aangifteplichtige.

Artikel 11.1.11 De verslaggever stelt de EPB-aangifte op conform de uitgevoerde werken. Hij omschrijft de maatregelen die de energieprestaties en het binnenklimaat van het gebouw bepalen en berekent of het gebouw aan de EPB-eisen voldoet. Hij is verantwoordelijk voor de correcte rapportering van de feitelijke toestand van het gebouw in de EPB-aangifte.

Als de architect die met de controle op de uitvoering van de werken belast is tijdens de uitvoering vaststelt dat er een ernstig risico bestaat dat de EPB-eisen niet gerespecteerd zullen worden, brengt hij de aangifteplichtige en, als dat een andere persoon dan de architect is, de verslaggever hiervan per aangetekende brief zo snel mogelijk op de hoogte.

Artikel 11.1.12 De aangifteplichtige of zijn rechtsopvolgers mogen de in de EPB-aangifte vermelde installaties of constructies alleen wijzigen of vervangen voor zover die wijzigingen of vervangingen elk op zich minstens de prestaties leveren die in de EPB-aangifte vermeld werden.

Artikel 11.1.13 De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels tot vaststelling van de vorm en de inhoud van de startverklaring, de EPB-aangifte, de bijbehorende plannen en bijlagen. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het indienen van de EPB-aangifte en de startverklaring.

Afdeling IV. - Energieprestatiedatabank Artikel 11.1.14 § 1. Het Vlaams Energieagentschap houdt een energieprestatiedatabank bij. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt welke gegevens uit de melding, de aanvraag voor de stedenbouwkundige vergunning en de stedenbouwkundige vergunning door de overheid die de stedenbouwkundige vergunning heeft verleend, elektronisch worden bijgehouden. Iedere overheid die bevoegd is om stedenbouwkundige vergunningen te verlenen of meldingen te registreren, bezorgt het Vlaams Energieagentschap maandelijks en elektronisch een lijst van de gemelde, vergunde, geschorste en vernietigde werken, wijzigingen of handelingen waarvoor EPB-eisen gelden. Deze gegevens worden opgenomen in de energieprestatiedatabank.

De Vlaamse Regering legt vast in welke vorm die gegevens uitgewisseld worden.

HOOFDSTUK II. - Energieprestatiecertificaten Artikel 11.2.1 § 1. De Vlaamse Regering kan de eigenaars of gebruikers van een gebouw opleggen dat het gebouw over een energieprestatiecertificaat moet beschikken.

Het energieprestatiecertificaat bevat referentiewaarden op basis waarvan de energieprestaties van het gebouw kunnen worden beoordeeld en vergeleken met die van andere gebouwen. In het energieprestatiecertificaat worden ook aanbevelingen opgenomen voor de kostenefficiënte verbetering van de energieprestatie van het gebouw of tips voor goed gebruikersgedrag.

De Vlaamse Regering bepaalt de berekeningsmethode, de verdere inhoud en de vorm van het energieprestatiecertificaat. De Vlaamse Regering kan ook nadere regels vastleggen voor de labeling van gebouwen.

De geldigheidsduur van een energieprestatiecertificaat kan niet langer zijn dan tien jaar. De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin een energieprestatiecertificaat kan worden ingetrokken of aangepast. § 2. In gebouwen met een bruikbare vloeroppervlakte groter dan 1 000 m2 en waarin overheidsdiensten en instellingen gevestigd zijn die aan een groot aantal personen overheidsdiensten verstrekken, en die derhalve vaak door het publiek bezocht worden, wordt een geldig energieprestatiecertificaat aangebracht op een opvallende plaats die duidelijk zichtbaar is voor het publiek.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de bruikbare vloeroppervlakte.

Artikel 11.2.2 § 1. De Vlaamse Regering kan de eigenaar van een gebouw, vermeld in artikel 11.2.1, § 1, eerste lid, verplichten om bij de verkoop van het gebouw een geldig energieprestatiecertificaat aan de koper over te dragen. § 2. De Vlaamse Regering kan de eigenaar van een gebouw, vermeld in artikel 11.2.1, § 1, eerste lid, verplichten om bij het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst een geldig energieprestatiecertificaat aan de huurder ter beschikking te stellen. § 3. De Vlaamse Regering kan aan de instrumenterende ambtenaar en aan derden verplichtingen opleggen in het kader van de uitvoering van de verplichtingen, vermeld in § 1 en § 2.

Artikel 11.2.3 § 1. Het Vlaams Energieagentschap houdt een energieprestatiecertificatendatabank bij. De Vlaamse Regering bepaalt welke gegevens uit het energieprestatiecertificaat worden bijgehouden, doorgestuurd en opgenomen in deze databank. § 2. De personen die een energieprestatiecertificaat uitreiken, sturen de in § 1 vermelde gegevens elektronisch door naar de energieprestatiecertificatendatabank. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor het elektronisch indienen van die gegevens.

TITEL XII. - ENERGIEBELEIDSRAPPORTERING HOOFDSTUK I. - Energierapport Artikel 12.1.1 De minister publiceert jaarlijks, op voorstel van het Vlaams Energieagentschap, een energierapport. Het energierapport omvat voor het Vlaamse Gewest minstens : 1° een energiebalans;2° een beschrijving en analyse van de bestaande toestand inzake energieverbruik en energieproductie, per sector en per energiedrager;3° energiekengetallen per sector. Artikel 12.1.2 De energiebalans bevat de volgende gegevens : 1° globaal : a) het primair energieverbruik per energiedrager;b) de hoeveelheid energie die geleverd is aan de internationale lucht- en scheepvaartbunkers per energiedrager;c) het bruto binnenlands energieverbruik per energiedrager;d) de netto-geïmporteerde hoeveelheid energie per energiedrager;2° met betrekking tot de transformatiesector : a) de verwerkte hoeveelheid energie per subsector en per energiedrager;b) de geproduceerde hoeveelheid energie per subsector en per energiedrager;c) de productie van elektriciteit en warmte door warmtekracht- en hernieuwbare energie-installaties per subsector en per energiedrager;d) het eigen verbruik en de leidingverliezen per subsector en per energiedrager;3° met betrekking tot de eindverbruiksector : a) het energieverbruik per subsector en per energiedrager;b) de productie van elektriciteit en warmte door warmtekrachtinstallaties, hernieuwbare energieinstallaties en andere zelfopwekkingsinstallaties per subsector en per energiedrager. HOOFDSTUK II. - Verstrekking van gegevens aan het Vlaams Energieagentschap Artikel 12.2.1 De Vlaamse Regering kan verplichtingen opleggen aan elke beheerder van een distributienet, transmissienet, aardgasdistributienet en vervoernet, elke energieleverancier en elke exploitant van een energie-opwekkingsinstallatie, om het Vlaams Energieagentschap accurate, volledige en consistente mededeling te doen van noodzakelijke gegevens voor het opmaken van het energierapport en voor de onderbouwing van het Vlaamse beleid inzake rationeel energiegebruik, hernieuwbare energiebronnen en klimaatverandering en voor het sociale energiebeleid. De Vlaamse Regering legt de eisen vast inzake accuraatheid, volledigheid en consistentie. De te verstrekken gegevens hebben minstens betrekking op : 1° de afname en het verbruik van energie door objectief omschreven categorieën van afnemers en het verbruiksprofiel van die afnemers;2° de kenmerken van energie-opwekkingsinstallaties en de hoeveelheid verwerkte en opgewekte energie in die installaties. De Vlaamse Regering bepaalt de categorie-indeling, de rapporteringstermijn en -wijze van de gegevens.

Artikel 12.2.2 De diensten van de homogene beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid, de instellingen die onder het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap ressorteren, de ondergeschikte besturen die onder het administratief toezicht van het Vlaamse Gewest staan en de publiek- en privaatrechtelijke rechtspersonen die belast zijn met taken van openbaar nut inzake energie, stellen, op eenvoudig verzoek van het Vlaams Energieagentschap of uit eigen beweging, alle niet-vertrouwelijke informatie waarover ze beschikken en die van nut kan zijn voor het opstellen van het energierapport en voor de onderbouwing van het Vlaams beleid inzake rationeel energiegebruik, hernieuwbare energiebronnen en klimaatverandering en voor het sociale energiebeleid, ter beschikking van het Vlaams Energieagentschap.

TITEL XIII. - TOEZICHT EN SANCTIES HOOFDSTUK I. - Toezicht Afdeling I. - Algemene bepalingen Artikel 13.1.1 Tenzij dit decreet in een specifieke toezichthouder voorziet, worden de ambtenaren die bevoegd zijn voor de controle op het naleven van de bepalingen van dit decreet aangeduid door de Vlaamse Regering.

Afdeling II. - Toezicht door de VREG Artikel 13.1.2 § 1. De VREG kan aan een marktpartij of de aangestelden, bestuurders, managers en personeelsleden van die marktpartij de gegevens en inlichtingen vragen die nodig zijn voor de uitvoering van haar taken en bevoegdheden, vermeld in de artikelen 3.1.3 en 3.1.4. § 2. De Vlaamse Regering wijst de personeelsleden van de VREG aan die bevoegd zijn om toezicht uit te oefenen op de naleving van titels IV, V, VI en hoofdstuk I tot en met IV van titel VII van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan en de niet-naleving hiervan vast te stellen in een proces-verbaal.

Bij het uitvoeren van hun toezichttaak kunnen de genoemde personeelsleden van de VREG bij iedere marktpartij ter plaatse inzage vorderen en een kosteloze kopie maken en meenemen van alle daarvoor noodzakelijke zakelijke documenten en andere zakelijke informatiedragers. Zij kunnen zich daarbij laten bijstaan door personen die zij daartoe hebben aangewezen op grond van hun deskundigheid. Om alle nodige vaststellingen te verrichten, hebben de genoemde personeelsleden toegang tot de terreinen en de gebouwen. Tot de bewoonde lokalen hebben ze echter alleen toegang als ze aan een van de volgende voorwaarden voldoen : 1° ze hebben de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner gekregen;2° ze werden ertoe voorafgaandelijk en schriftelijk gemachtigd door de rechter in de politierechtbank. § 3. De marktpartij aan wie een vraag is gericht om gegevens en inlichtingen te verstrekken op grond van § 1, of toegang te verlenen aan de personeelsleden van de VREG op grond van § 2, is verplicht om binnen de door de VREG gestelde termijn alle medewerking te verlenen.

Gegevens of inlichtingen die in het kader van § 1 en § 2 worden verkregen, gebruikt de VREG alleen voor de uitoefening van haar taken en bevoegdheden, vermeld in de artikelen 3.1.3 en 3.1.4.

Afdeling III. - Toezicht door het Vlaams Energieagentschap Artikel 13.1.3 De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren van het Vlaams Energieagentschap aan die bevoegd zijn voor de controle op de naleving van de verplichtingen die opgelegd zijn op basis van artikelen 7.6.1, 7.6.2, 7.7.1 en 7.7.2, van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan en voor het opleggen van de administratieve geldboetes.

De aangewezen ambtenaren kunnen daartoe aan de betrokkenen alle gegevens en inlichtingen vragen die nodig zijn voor de uitoefening van hun taken. De betrokkene aan wie een vraag is gericht om gegevens en inlichtingen te verstrekken, moet binnen de door de bevoegde ambtenaren bepaalde redelijke termijn alle medewerking verlenen.

Artikel 13.1.4 § 1. De ambtenaren van het Vlaams Energieagentschap zijn bevoegd om de nodige controles met betrekking tot het naleven van de EPB-eisen uit te voeren en om overtredingen van de bepalingen van hoofdstuk I van titel XI en de uitvoeringsbesluiten ervan op te sporen en vast te stellen door een verslag van vaststelling.

Om alle nodige opsporingen en vaststellingen te verrichten, hebben de vermelde ambtenaren toegang tot de bouwplaats en de gebouwen. Tot de bewoonde lokalen hebben ze echter alleen toegang als ze aan een van de volgende voorwaarden voldoen : 1° ze hebben de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner gekregen;2° ze werden ertoe voorafgaandelijk en schriftelijk gemachtigd door de rechter in de politierechtbank. § 2. Op eenvoudig verzoek krijgen de ambtenaren, vermeld in § 1, van de overheid die de stedenbouwkundige vergunning heeft verleend of de melding heeft geregistreerd, toegang tot de documenten en de elektronische gegevens die worden bijgehouden van de vergunde, gemelde, geschorste en vernietigde werken, handelingen en wijzigingen.

Artikel 13.1.5 De ambtenaren van het Vlaams Energieagentschap zijn bevoegd om de nodige controles met betrekking tot het energieprestatiecertificaat uit te voeren en om overtredingen van de bepalingen van hoofdstuk II van titel XI en de uitvoeringsbesluiten ervan op te sporen en vast te stellen door een verslag van vaststelling.

Om alle nodige opsporingen en vaststellingen te verrichten, hebben de vermelde ambtenaren toegang tot de bouwplaats en de gebouwen. Tot de bewoonde lokalen hebben ze echter alleen toegang als ze aan een van de volgende voorwaarden voldoen : 1° ze hebben de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner gekregen;2° ze werden ertoe voorafgaandelijk en schriftelijk gemachtigd door de rechter in de politierechtbank. Afdeling IV. - Toezicht in het kader van de heffing op de exploitatie van een distributienet of plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het Vlaamse Gewest Artikel 13.1.6 De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren aan die belast zijn met de controle en het onderzoek in verband met de toepassing van de heffing, bedoeld in titel XIV. Die ambtenaren zijn van rechtswege gemachtigd om bij de heffingsplichtigen en bij derden inlichtingen te nemen, gegevens op te zoeken en te verzamelen die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige. De heffingsplichtige of elke derde die over de gevraagde gegevens beschikt, is verplicht die inlichtingen te verstrekken op eenvoudig verzoek van de ambtenaren.

De ambtenaren zijn van rechtswege gemachtigd om bij de heffingsplichtige en bij derden alle boeken, stukken of registers op te vragen en in te kijken die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige. De heffingsplichtige of elke derde die over de gevraagde boeken, stukken of registers beschikt, is verplicht die voor te leggen op ieder verzoek van de ambtenaren. De ambtenaren kunnen de boeken, stukken of registers ter plaatse inkijken of meenemen tegen afgifte van een ontvangstbewijs.

De ambtenaren hebben toegang, na voorlegging van hun legitimatiebewijs en met een voorafgaande rechterlijke machtiging van de politierechtbank, tot de bedrijfslokalen van de heffingsplichtige om vaststellingen te kunnen doen die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige.

Alle inlichtingen, stukken, processen-verbaal, of akten die de ambtenaren in de uitoefening van hun functie ontdekken of krijgen, rechtstreeks of door tussenkomst van een bestuursdienst van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en de rechtbanken, de administraties van de gemeenschappen en gewesten, de provincies en de gemeenten en de organen en de instellingen van openbaar nut, kunnen door het Vlaamse Gewest worden aangewend om de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige vast te stellen.

HOOFDSTUK II. - Strafrechtelijke sancties Artikel 13.2.1 Worden gestraft met een geldboete van een tot vijfhonderd euro en/of een gevangenisstraf van één maand tot één jaar : 1° zij die krachtens dit decreet verrichte verificaties of onderzoeken van de VREG of van de Vlaamse Regering hinderen, weigeren de informatie te verstrekken die zij gehouden zijn mede te delen krachtens dit decreet, of bewust verkeerde of onvolledige informatie verstrekken;2° zij die elektriciteit of aardgas leveren aan afnemers die aangesloten zijn op een distributienet of plaatselijk vervoernet van elektriciteit, zonder over een leveringsvergunning te beschikken; 3° zij die een directe lijn of directe leiding aanleggen zonder voorafgaande toelating, indien deze toelating vereist wordt door de Vlaamse Regering, zoals voorzien in artikel 4.5.1.

Artikel 13.2.2 Elke overtreding van het beroepsgeheim, zoals vermeld in de artikel 3.1.12 en 4.1.11, wordt gestraft met de straffen die bepaald zijn in artikel 458 van het Strafwetboek.

HOOFDSTUK III. - Administratieve sancties opgelegd door de VREG Afdeling I. - Algemene procedure Artikel 13.3.1 § 1. Tenzij dit decreet in een specifieke procedure voorziet, kan de VREG elke natuurlijke persoon of rechtspersoon schriftelijk in gebreke stellen bij niet-naleving van de bepalingen van titels IV, V, VI, hoofdstuk I tot en met IV van titel VII en artikel 13.1.2, van dit decreet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten, met inbegrip van de technische reglementen. § 2. De VREG kan de persoon die in gebreke werd gesteld overeenkomstig § 1 en werd gehoord of daartoe naar behoren werd opgeroepen, een van de administratieve geldboetes, vermeld in artikel 13.3.2. tot en met 13.3.4, opleggen. De VREG zorgt ervoor dat er in deze gevallen geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de administratieve boete ten grondslag ligt en de administratieve boete die op grond van die feiten wordt opgelegd.

De VREG legt de persoon die in gebreke werd gesteld wegens niet-naleving van de artikelen 7.1.10, 7.1.11 of 7.2.3, en werd gehoord of daartoe naar behoren werd opgeroepen, de administratieve boete op, voorzien in artikel 13.3.5. § 3. Het opleggen van de administratieve boete wordt aan de betrokkene meegedeeld in een met redenen omklede aangetekende brief, met verwijzing naar de bepalingen die van toepassing zijn, de hoogte van de administratieve boete en in voorkomend geval de berekening ervan, en de beroepsmogelijkheid. § 4. De beslissing van de VREG tot oplegging van een administratieve sanctie kan op straffe van onontvankelijkheid aangevochten worden bij de Rechtbank van Eerste Aanleg binnen zestig kalenderdagen na ontvangst van de kennisgeving, vermeld in § 3. De kennisgeving wordt geacht te zijn ontvangen de derde werkdag na de verzending ervan. De procedure bij de Rechtbank van Eerste Aanleg werkt schorsend. § 5. Na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in § 3, moet de administratieve geldboete binnen zestig kalenderdagen betaald worden.

De VREG kan uitstel van betaling verlenen voor een door haar bepaalde termijn. § 6. Als de betrokkene nalaat de administratieve geldboete binnen de in § 5 bepaalde termijn te betalen, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd.

Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door een ambtenaar die daartoe door de Vlaamse Regering wordt aangewezen.

Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot met bevel tot betaling of bij aangetekende brief. § 7. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging. § 8. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen van de dag waarop ze is ontstaan.

De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden die bepaald is bij de artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

Afdeling II. - Algemene administratieve boete Artikel 13.3.2 Tenzij dit decreet in een specifieke administratieve sanctie voorziet, kan de VREG een administratieve geldboete opleggen die per kalenderdag niet minder dan 250 euro mag bedragen, noch meer dan 250.000 euro mag bedragen, noch in totaal hoger zijn dan 2.000.000 euro of 3 % van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar, als dit laatste bedrag lager is.

Afdeling III. - Administratieve geldboete bij niet-naleving van de sociale openbaredienstverplichtingen Artikel 13.3.3 De VREG legt de netbeheerder voor een overtreding van de openbare dienstverplichtingen, opgelegd op basis van artikelen 4.1.22, 9°, en 4.3.2, 4° en 5°, een administratieve geldboete op die niet minder dan 1.000 euro bedraagt en niet meer bedraagt dan 1 % van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het afgelopen jaar.

Artikel 13.3.4 De VREG legt de netbeheerder bij het niet-naleven van de termijnen voor het heraansluiten van de elektriciteits- of aardgastoevoer en het herinschakelen van de stroombegrenzer in de budgetmeter een administratieve geldboete op van 1.000 euro per kalenderdag die de termijn, vermeld in artikel 6.1.2, § 3, overschrijdt, tenzij de netbeheerder kan aantonen dat de oorzaak van het overschrijden van de termijn niet aan hem te wijten is.

Afdeling IV. - Procedure en administratieve geldboete bij niet-naleving van de bepalingen inzake groenestroomcertificaten, warmtekrachtcertificaten en groenewarmtecertificaten Artikel 13.3.5 § 1. De VREG legt aan een certificaatplichtige de volgende administratieve boete op : 1° een boete van 125 euro per groenestroomcertificaat dat de certificaatplichtige voor 31 maart 2015 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.10 en een boete van 100 euro per groenestroomcertificaat dat de certificaatplichtige na 31 maart 2015 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.10; 2° een boete van 45 euro per warmtekrachtcertificaat dat de certificaatplichtige te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.11; 3° een boete van 125 euro per groenewarmtecertificaat dat de certificaatplichtige te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.2.3. § 2. De betrokkene kan, indien hij het oneens is met de berekening van de administratieve boete, op straffe van verval binnen de dertig kalenderdagen na de kennisgeving, vermeld in artikel 13.3.1, § 3, de VREG per aangetekende brief op de hoogte brengen van de materiële vergissingen of rekenfouten die bij de berekening gemaakt zouden zijn.

Dit bezwaar schorst de termijn bedoeld in artikel 13.3.1, § 4, tot de beslissing van de VREG over het bezwaar, bedoeld in het volgend lid.

De VREG kan haar beslissing herroepen of het bedrag van de administratieve geldboete aanpassen als blijkt dat er materiële vergissingen of rekenfouten gemaakt zouden zijn. Zoniet wijst zij het bezwaar van betrokkene af.

HOOFDSTUK IV. - Administratieve sancties opgelegd door het Vlaams Energieagentschap Afdeling I. - Administratieve sancties wegens overtreding van de maatregelen en verplichtingen inzake de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, warmtekrachtkoppeling en het rationeel energiegebruik Artikel 13.4.1 § 1. Het Vlaams Energieagentschap kan de netbeheerders verplichten tot naleving van artikel 7.5.1 van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten van dit decreet binnen de door het Vlaams Energieagentschap bepaalde termijn. Als een netbeheerder bij het verstrijken van die termijn in gebreke blijft, kan het Vlaams Energieagentschap een administratieve geldboete opleggen.

Die administratieve geldboete mag per kalenderdag niet lager zijn dan 1000 euro en niet hoger zijn dan 100.000 euro, en in totaal niet hoger zijn dan 2 miljoen euro of 1 % van de omzet die de betrokken netbeheerder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar. § 2. Het Vlaams Energieagentschap kan de netbeheerder een administratieve geldboete opleggen van 10 cent per kilowattuur te weinig bespaarde primaire energie ten opzichte van de opgelegde hoeveelheid primaire energiebesparing per categorie van afnemers. § 3. Bij niet-naleving van het REG-actieplan kan het Vlaams Energieagentschap een administratieve geldboete opleggen die niet lager is dan 1.000 euro en niet hoger dan 100.000 euro per inbreuk. § 4. Bij niet-naleving van een actieverplichting kan het Vlaams Energieagentschap aan de netbeheerder een administratieve geldboete opleggen die niet lager mag zijn dan 1.000 euro en niet hoger dan 1 % van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar. § 5. Bij niet-naleving van een middelenverplichting of financieringsverbintenis kan het Vlaams Energieagentschap aan de netbeheerder een administratieve geldboete opleggen die het drievoudige bedraagt van het deel van de middelenverplichting of financieringsverbintenis dat niet werd nageleefd. § 6. Als een ontwerp-REG-actieplan niet voldoet aan de voorwaarden voor vorm en inhoud die door de Vlaamse Regering werden vastgelegd, kan het Vlaams Energieagentschap de netbeheerder aanmanen om binnen een gestelde termijn de betreffende voorwaarden na te leven.

Als de netbeheerder bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het Vlaams Energieagentschap een administratieve geldboete op van 1.000 euro per kalenderdag dat de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt overschreden. § 7. Als een ontwerp-REG-rapport niet de door de Vlaamse Regering vastgelegde gegevens bevat, kan het Vlaams Energieagentschap de netbeheerder aanmanen om binnen een gestelde termijn de betreffende gegevens aan te leveren.

Als de netbeheerder bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het Vlaams Energieagentschap een administratieve geldboete op van 1.000 euro per kalenderdag dat de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt overschreden. § 8. Als een ontwerp-REG-actieplan, een definitieve lijst van acties, de reserveacties, de aanvraag-formulieren of het ontwerp-REG-rapport niet tijdig worden ingediend, kan het Vlaams Energieagentschap de netbeheerder een administratieve geldboete opleggen van 1.000 euro per kalenderdag dat de opgelegde termijnen worden overschreden.

Artikel 13.4.2 § 1. Overtredingen van de door de Vlaamse Regering in toepassing van artikel 12.2.1 opgelegde eisen inzake de consistentie, volledigheid en accuraatheid van de te rapporteren gegevens, worden door het Vlaams Energieagentschap bestraft met een administratieve geldboete die niet lager is dan 50 euro, en niet hoger dan 20.000 euro. § 2. Overtredingen van de door de Vlaamse Regering in toepassing van artikel 12.2.1, tweede lid, opgelegde rapporteringstermijn worden door het Vlaams Energieagentschap bestraft met een administratieve geldboete van 250 euro per kalenderdag.

Artikel 13.4.3 § 1. Bij niet-naleving van een actieverplichting, vastgelegd in artikel 7.6.1, kan het Vlaams Energieagentschap aan de brandstofleverancier een administratieve geldboete opleggen die niet lager mag zijn dan 1000 euro en niet hoger dan 1 % van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar. § 2. Bij niet-naleving van een middelenverplichting, vastgelegd ter uitvoering van artikel 7.6.1, legt het Vlaams Energieagentschap aan de brandstofleverancier een administratieve geldboete op die het drievoudige bedraagt van het deel van de middelenverplichting dat niet werd nageleefd. § 3. Bij niet-naleving van een informatie- en sensibiliseringsverplichting, vastgelegd ter uitvoering van artikel 7.6.2, kan het Vlaams Energieagentschap aan de brandstofleverancier een administratieve geldboete opleggen die niet lager mag zijn dan 1000 euro en niet hoger dan 1 % van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar.

Artikel 13.4.4 § 1. De betrokkene wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete in kennis gesteld met een aangetekende brief met bericht van ontvangst. De met redenen omklede kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete, de bepalingen die van belang zijn en de beroepsmogelijkheid. § 2. De ambtenaren, daartoe aangewezen door de Vlaamse Regering, beslissen over de gemotiveerde verzoeken om kwijtschelding, vermindering of uitstel van betaling van de administratieve geldboeten, vermeld in artikel 13.4.1, § 1, §§ 3, 4, 5, 6, 7 en 8, artikel 13.4.2, § 1, en artikel 13.4.3, § 1, die de betrokkene met een aangetekende brief aan hen richt. Het verzoek schorst de bestreden beslissing.

De in het eerste lid vermelde verzoeken worden binnen vijftien kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op de post van de in § 1, vermelde aangetekende brief, gericht aan de daartoe door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaren.

De beslissing van de daartoe door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaren wordt binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op de post van het in het eerste lid vermelde verzoek, ter kennis gebracht van de indiener van het verzoekschrift.

Met een met redenen omklede aangetekende brief, gericht aan de indiener van het verzoek, kan de bevoegde ambtenaar de voormelde termijn eenmalig verlengen met dertig kalenderdagen.

Als de beslissing niet binnen de gestelde termijn is verzonden, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd. § 3.Als de betrokkene het oneens is met de berekening van de administratieve geldboete die opgelegd is volgens artikel 13.4.1, § 2, artikel 13.4.2, § 2, en artikel 13.4.3, § 2, kan hij binnen tien kalenderdagen na de kennisgeving, vermeld in § 1, de ambtenaren die daartoe aangewezen zijn door de Vlaamse Regering per aangetekende brief op de hoogte brengen van de materiële vergissingen en rekenfouten die bij de berekening gemaakt zouden zijn. Na het verstrijken van die termijn is de beslissing definitief. § 4. Het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete op grond van artikel 13.4.1, § 1, §§ 3, 4, 5, 6, 7 en 8, artikel 13.4.2, § 1, en artikel 13.4.3, § 1 en § 3, bij de Rechtbank van Eerste Aanleg werkt schorsend. § 5. De administratieve geldboete moet worden betaald binnen zestig kalenderdagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing.

De ambtenaren, daartoe aangewezen door de Vlaamse Regering, kunnen uitstel van betaling verlenen voor een door hen bepaalde termijn. § 6. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop ze is ontstaan.

De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, die bepaald zijn in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. § 7. Bij gebrek aan voldoening van de administratieve geldboete en toebehoren wordt een dwangbevel uitgevaardigd door de ambtenaar die belast is met de invordering.

Dat dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die daartoe is aangewezen door de Vlaamse Regering. § 8. Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot of met een aangetekende brief. § 9. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging van toepassing.

Afdeling II. - Administratieve sancties wegens overtreding of niet-naleving van de energieprestatieregelgeving Artikel 13.4.5 § 1. Als een startverklaring niet voldoet aan de voorwaarden inzake vorm en inhoud die door de Vlaamse Regering werden vastgelegd met toepassing van artikel 11.1.13, maant het Vlaams Energieagentschap de verslaggever aan om binnen een gestelde termijn de betreffende verplichtingen na te leven.

Als de verslaggever bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het Vlaams Energieagentschap de verslaggever een administratieve geldboete op. Die administratieve geldboete bedraagt 250 euro. § 2. Als een architect niet voldoet aan de ver-plichtingen van artikel 11.1.7, § 2, maant het Vlaams Energieagentschap de architect aan om binnen een gestelde termijn de betreffende verplichtingen na te leven.

Als de architect bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het Vlaamse Energieagentschap de architect een adminis-tratieve geldboete op. Die administratieve geldboete bedraagt 250 euro. § 3. Als een startverklaring laattijdig of helemaal niet wordt ingediend, maant het Vlaams Energieagentschap de aangifteplichtige aan om binnen een gestelde termijn de betreffende verplichtingen na te leven.

Als de aangifteplichtige bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het Vlaams Energieagentschap de aangifteplichtige een administratieve geldboete op. Die administratieve geldboete bedraagt 250 euro. § 4. Als een EPB-aangifte niet voldoet aan de voorwaarden inzake vorm en inhoud die door de Vlaamse Regering werden vastgelegd met toepassing van artikel 11.1.13, maant het Vlaams Energieagentschap de verslaggever aan om binnen een gestelde termijn de betreffende verplichtingen na te leven.

Als de verslaggever bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het Vlaams Energieagentschap de verslaggever een administratieve geldboete op. Die administratieve geldboete bedraagt 250 euro, vermeerderd met 1 euro per kubieke meter nieuw gecreëerd beschermd volume. Het Vlaams Energieagentschap legt ook een nieuwe termijn vast waarbinnen de betreffende verplichting moet worden nageleefd.

Als de verslaggever bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het tweede lid, in gebreke blijft, legt het Vlaams Energieagentschap de verslaggever een administratieve geldboete op in de vorm van een dwangsom. Die bedraagt 25 euro per kalenderdag dat de in het tweede lid vermelde termijn wordt overschreven. § 5. Als een EPB-aangifte laattijdig of helemaal niet wordt ingediend, maant het Vlaams Ener-gieagentschap de aangifteplichtige aan om binnen een gestelde termijn de betreffende verplichtingen na te leven.

Als de aangifteplichtige bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het Vlaams Energieagentschap de aangifteplichtige een administratieve geldboete op. Die administratieve geldboete bedraagt 250 euro, vermeerderd met 1 euro per kubieke meter nieuw gecreëerd beschermd volume. Het Vlaams Energieagentschap legt ook een nieuwe termijn vast waarbinnen de betreffende verplichting moet worden nageleefd.

Als de aangifteplichtige bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het tweede lid, in gebreke blijft, legt het Vlaams Energieagentschap de aangifteplichtige een administratieve geldboete op in de vorm van een dwangsom. Die bedraagt 25 euro per kalenderdag dat de in het tweede lid vermelde termijn wordt overschreden.

Als de aangifteplichtige bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft en uit een controle blijkt dat de EPB-eisen niet werden gerespecteerd, legt het Vlaams Energieagentschap, naast de administratieve geldboete, vermeld in het tweede lid, de aangifteplichtige een administratieve geldboete op die het dubbele bedraagt van de administratieve geldboete die berekend is volgens de bepalingen van artikel 13.4.6. Voor de bepaling van die administratieve geldboete worden daarbij de waarden die vastgesteld zijn in de EPB-aangifte, vervangen door de waarden vastgesteld bij controle.

Artikel 13.4.6 Als uit de EPB-aangifte blijkt dat de EPB-eisen niet werden gerespecteerd, legt het Vlaams Energieagentschap, tot vijf jaar na de indiening van de EPB-aangifte, de aangifteplichtige een administratieve geldboete op van : 1° 60 euro per afwijking van 1 W/K op het vlak van de thermische isolatie van de constructie-elementen en het K-peil, zoals bepaald in 1.1.1 en 1.1.2 van de bijlage bij dit decreet; 2° 24 eurocent per afwijking van 1 MJ/jaar op het vlak van de globale energetische prestatie, zoals bepaald in 1.2 van de bijlage bij dit decreet; 3° 48 eurocent per 1000 Kh en per m3 afwijking op het vlak van het risico op oververhitting, zoals bepaald in 1.3 van de bijlage bij dit decreet; 4° 4 euro per afwijking van 1 m3/h op het vlak van de ventilatievoorzieningen, zoals bepaald in 1.4 van de bijlage bij dit decreet.

Het Vlaams Energieagentschap vestigt de adminis-tratieve geldboete pas als de totale administratieve geldboete die opgelegd wordt op basis van dit artikel, ten minste 250 euro bedraagt.

Artikel 13.4.7 § 1. Als bij controle blijkt dat de EPB-aangifte niet met de werkelijkheid overeenstemt, legt het Vlaams Energieagentschap tot vijf jaar na het indienen van de EPB-aangifte de verslaggever een administratieve geldboete op van : 1° 60 euro per afwijking van 1 W/K op het vlak van de thermische isolatie van de constructie-elementen en het K-peil, zoals bepaald in 2.1.1 en 2.1.2 van de bijlage bij dit decreet; 2° 24 eurocent per afwijking van 1 MJ/jaar op het vlak van de globale energetische prestatie, zoals bepaald in 2.2 van de bijlage bij dit decreet; 3° 48 eurocent per 1000 Kh en per m3 afwijking op het vlak van het risico op oververhitting, zoals bepaald in 2.3 van de bijlage bij dit decreet; 4° 4 euro per afwijking van 1 m3/h op het vlak van de ventilatievoorzieningen, zoals bepaald in 2.4 van de bijlage bij dit decreet.

Een in de EPB-aangifte foutief opgegeven waarde met betrekking tot de ventilatievoorzieningen kan geen aanleiding geven tot verdere beboeting krachtens het eerste lid, 1°, 2° en 3°.

Een in de EPB-aangifte foutief opgegeven waarde met betrekking tot de thermische isolatie van de constructie-elementen kan geen aanleiding geven tot verdere beboeting krachtens het eerste lid, 1°, op grond van afwijkingen op het vlak van het K-peil, of krachtens het eerste lid, 2° en 3°. Een in de EPB-aangifte foutief opgegeven waarde met betrekking tot het K-peil kan geen aanleiding geven tot verdere beboeting krachtens het eerste lid, 2° en 3°.

Een in de EPB-aangifte foutief opgegeven waarde met betrekking tot het E-peil kan geen aanleiding geven tot verdere beboeting krachtens het eerste lid, § 3.

Het Vlaams Energieagentschap vestigt de administratieve geldboete pas als de totale administratieve geldboete die opgelegd wordt op basis van dit artikel, ten minste 250 euro bedraagt.

De verslaggever dient binnen zestig kalenderdagen na de vestiging van de administratieve geldboete bij het Vlaams Energieagentschap een EPB-aangifte in die in overeenstemming is met de controlevaststellingen.

Als een overtreding van de bepaling van het zevende lid wordt vastgesteld, maant het Vlaams Energieagentschap de verslaggever aan om binnen een gestelde termijn de verplichting na te leven. Als de verslaggever bij het verstrijken van die termijn in gebreke blijft, legt het Vlaams Energieagentschap een administratieve geldboete van 500 euro op. § 2. Voor EPB-aangiften met betrekking tot gebouwen waarvan de startverklaring in 2006 werd ingediend, bedraagt de administratieve geldboete slechts de helft van het bedrag dat op basis van § 1, eerste lid, is verschuldigd, met een minimum van 250 euro.

Artikel 13.4.8 § 1. Het bedrag van de verschuldigde administratieve geldboete wordt aan de betrokkene meegedeeld per aangetekende brief, met vermelding van de redenen waarom de boete wordt opgelegd en met verwijzing naar de artikelen die van toepassing zijn. In voorkomend geval wordt de berekening bijgevoegd.

Indien de betrokkene het oneens is met de sanctie kan hij, binnen dertig kalenderdagen na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, het Vlaams Energieagentschap van zijn tegenargumenten op de hoogte brengen per aangetekende brief. Na het verstrijken van die termijn is de beslissing definitief.

Het Vlaams Energieagentschap kan zijn beslissing herroepen of het bedrag van de administratieve geldboete aanpassen als die tegenargumenten gegrond blijken te zijn. In dat geval vindt binnen de dertig kalenderdagen na het ontvangen van de tegenargumenten van de betrokkene een nieuwe kennisgeving plaats. § 2. Na de kennisgeving, vermeld in § 1, moet de administratieve geldboete binnen zestig kalenderdagen betaald worden.

Het Vlaams Energieagentschap kan uitstel van betaling verlenen voor een termijn die het zelf bepaalt. § 3. Indien de betrokkene in gebreke blijft bij het betalen van de administratieve geldboete, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd.

Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door een ambtenaar die daartoe door de Vlaamse Regering wordt aangewezen.

Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot of per aangetekende brief. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging. § 4. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen van de dag waarop ze is ontstaan.

De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden die bepaald zijn in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

Afdeling III. - Administratieve sanctie wegens overtreding of niet-naleving van de energieprestatieregelgeving bij bestaande gebouwen Artikel 13.4.9 § 1. Als de aangifteplichtige bij de uitvoering van de werken, handelingen of wijzigingen de EPB-eisen, vermeld in artikel 11.1.1, § 2, niet naleeft, kan het Vlaams Energieagentschap een administratieve geldboete opleggen die niet lager mag zijn dan 250 euro, noch hoger dan 5.000 euro, afhankelijk van het type gebouw, de bruikbare vloeroppervlakte of het beschermd volume. § 2. Het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete op grond van § 1 bij de Rechtbank van Eerste Aanleg werkt schorsend.

De procedure omschreven in artikel 13.4.8 is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling IV. - Administratieve sancties wegens overtreding of niet-naleving van de verplichtingen betreffende energieprestatiecertificaten Artikel 13.4.10 § 1. Als bij de controle blijkt dat het energieprestatiecertificaat niet met de werkelijkheid overeenstemt en de betrokkene werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, kan het Vlaams Energieagentschap de energiedeskundige die het energieprestatiecertificaat heeft afgeleverd een administratieve geldboete opleggen, die niet lager mag zijn dan 500 euro, en niet hoger dan 5.000 euro, afhankelijk van het type gebouw, het beschermd volume of de bruikbare vloeroppervlakte. § 2. Als zou blijken dat de eigenaar of gebruiker van een gebouw die krachtens artikel 11.2.1, § 1, eerste lid, over een energieprestatiecertificaat moet beschikken, niet over een geldig energieprestatiecertificaat beschikt, legt het Vlaams Energieagentschap hem, op voorwaarde dat de eigenaar of gebruiker werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, een administratieve geldboete op die niet lager is dan 1.000 euro, en niet hoger dan 5.000 euro, afhankelijk van het type gebouw, het beschermd volume of de bruikbare vloeroppervlakte. § 3. Als bij toepassing van artikel 11.2.2 blijkt dat de eigenaar geen geldig energieprestatiecertificaat aan de koper heeft overgedragen of aan de huurder ter beschikking gesteld heeft, en de betrokkene werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, legt het Vlaams Energieagentschap hem een administratieve geldboete op die niet lager is dan 1.000 euro, en niet hoger dan 5.000 euro, afhankelijk van het type gebouw, het beschermd volume of de bruikbare vloeroppervlakte.

Die administratieve geldboete kan niet worden gecumuleerd met de sanctie vermeld in § 2. § 4. Het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete op grond van §§ 1, 2 en 3 bij de Rechtbank van Eerste Aanleg werkt schorsend.

De procedure in artikel 13.4.8 is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK V. - Administratieve sancties opgelegd door het departement Leefmilieu, Natuur en Energie Artikel 13.5.1 De afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor luchtverontreiniging, legt aan de exploitant of vliegtuigexploitant een administratieve geldboete op voor elke ton CO2-equivalent die uitgestoten wordt en waarvoor op basis van artikel 9.1.1, § 1, of artikel 9.1.3, § 8, geen emissierechten werden ingeleverd. Per ton uitgestoten CO2-equivalent bedraagt de administratieve geldboete voor de exploitant 40 euro voor de periode 2005-2007 en 100 euro vanaf 2008. Per ton uitgestoten CO2-equivalent bedraagt de administratieve geldboete voor de vliegtuigexploitant 100 euro vanaf 2012.De betaling van de boete wegens emissieoverschrijding ontslaat de exploitant of vliegtuigexploitant niet van de verplichting, bij de inlevering van emissierechten in verband met het volgende kalenderjaar, een hoeveelheid emissierechten in te leveren die gelijk is aan de emissieoverschrijding.

De Vlaamse Regering neemt maatregelen om de publicatie te verzekeren van de namen van de exploitanten of vliegtuigexploitanten die onvoldoende emissierechten inleveren om te voldoen aan de verplichtingen die opgelegd zijn krachtens artikel 9.1.1, § 1, of artikel 9.1.3, § 8.

Artikel 13.5.2 § 1. Met ingang van het jaar 2010 wordt een vliegtuigexploitant die op 1 januari van elk jaar niet beschikt over een goedgekeurd monitoringplan CO2-emissies overeenkomstig artikel 9.1.3, § 6, eerste lid, een administratieve geldboete opgelegd die minimaal 5.000 euro en maximaal 450.000 euro bedraagt.

In afwijking van het eerste lid, wordt vanaf het moment dat de vliegtuigexploitant moet beschikken over een goedgekeurd monitoringplan CO2-emissies, zoals bepaald door de Vlaamse Regering en daarna jaarlijks op 1 januari, aan een vliegtuigexploitant zoals bedoeld in artikel 9.1.3, § 6, tweede lid, een administratieve geldboete opgelegd die minimaal 5.000 euro en maximaal 450.000 euro bedraagt.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de berekening van de administratieve geldboete. § 2. Een vliegtuigexploitant die uiterlijk op 31 maart van elk jaar en met ingang van het jaar 2011 geen als bevredigend geverifieerd CO2-emissiejaarrapport heeft ingediend overeenkomstig artikel 9.1.3, § 7, wordt een administratieve geldboete opgelegd die minimaal 5000 euro en maximaal 450.000 euro bedraagt. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de berekening van de administratieve geldboete.

Artikel 13.5.3 Op advies van de bevoegde autoriteit kan de Vlaamse Regering, de Europese Commissie verzoeken een exploitatieverbod op te leggen aan een vliegtuigexploitant die niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 9.1.3, indien de naleving van hetgeen bij of krachtens artikel 9.1.3 bepaald is, niet met andere handhavingsmaatregelen kon worden gegarandeerd.

Artikel 13.5.4 § 1. De betrokkene wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete in kennis gesteld per aangetekende brief. De met redenen omklede kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete. § 2. Als de betrokkene het oneens is met de administratieve geldboete, opgelegd volgens artikel 13.5.1 en artikel 13.5.2, kan hij, binnen tien kalenderdagen na de kennisgeving, vermeld in § 1, de ambtenaren, daartoe aangewezen door de Vlaamse Regering, daarvan in kennis stellen door middel van een aangetekende brief. Na het verstrijken van die termijn is de beslissing definitief.

De betrokkene kan op zijn verzoek de documenten op basis waarvan de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete volgens artikelen 13.5.1 en 13.5.2 is genomen, inzien en er een kopie van ontvangen.

De betrokkene kan op zijn verzoek zijn verweer met betrekking tot de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete volgens artikelen 13.5.1 en 13.5.2 mondeling toelichten.

De bevoegde ambtenaren kunnen hun beslissing herroepen of het bedrag van de administratieve geldboete aanpassen als die tegenargumenten gegrond blijken te zijn. In dat geval vindt een nieuwe kennisgeving plaats. § 3. De administratieve geldboete moet worden betaald binnen zestig kalenderdagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing. De ambtenaren, daartoe aangewezen door de Vlaamse Regering, kunnen uitstel van betaling verlenen voor een door hen bepaalde termijn. § 4. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop ze is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden die bepaald zijn bij artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

HOOFDSTUK VI. - Inkomsten die voortvloeien uit de opbrengst van de administratieve geldboetes Artikel 13.6.1 De inkomsten die voortvloeien uit de opbrengst van de administratieve geldboetes, vermeld in dit decreet, worden rechtstreeks toegewezen aan het Energiefonds, vermeld in artikel 3.2.1.

TITEL XIV. - HEFFING OP DE EXPLOITATIE VAN EEN DISTRIBUTIENET OF HET PLAATSELIJK VERVOERNET VAN ELEKTRICITEIT IN HET VLAAMSE GEWEST HOOFDSTUK I. - Heffing op de exploitatie van een elektriciteits-distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het Vlaamse Gewest Artikel 14.1.1 Vanaf een door de Vlaamse Regering te bepalen datum wordt er een heffing ingesteld op de exploitatie van een distributienet voor elektriciteit of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het Vlaamse Gewest.

De heffing wordt berekend op een hoeveelheid elektrische stroom, uitgedrukt in gigawattuur (GWh), die gelijk is aan de hoeveelheid stroom die jaarlijks wordt geïnjecteerd op het distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in kwestie, verminderd met de hoeveelheid stroom die jaarlijks vanuit dit net op een ander distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit wordt geïnjecteerd.

Artikel 14.1.2 De heffing is verschuldigd door de netbeheerders, met inbegrip van de netbeheerders die onderworpen zijn aan de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales.

Artikel 14.1.3 Het tarief van de heffing wordt als volgt bepaald :

Hoeveelheid elektrische stroom, uitgedrukt in GWh, zoals berekend in artikel 14.1.1

Heffing uitgedrukt in euro's

0 tot 100

1860

> 100 tot 250

6195

> 250 tot 500

14.875

> 500 tot 1000

29.745

>1000 tot 2000

59.495

> 2000 tot 3000

99.155

> 3000 tot 4000

138.820

> 4000 tot 5000

178.485

> 5000 tot 7500

247.895

> 7500 tot 10.000

347.050

> 10.000 tot 15.000

495.785

> 15.000 tot 20.000

694.100

> 20.000 tot 25.000

892.415

> 25.000 tot 30.000

1.090.730

> 30.000 tot 35.000

1.289.045

> 35.000 tot 40.000

1.487.360

> 40.000 tot 45.000

1.685.675

> 45.000 tot 50.000

1.883.990

> 50.000

2.231.040


Artikel 14.1.4 De heffing wordt van rechtswege jaarlijks geïndexeerd door het tarief in artikel 14.1.3 te vermenigvuldigen met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vastgesteld voor de maand oktober van het heffingsjaar, en te delen door het indexcijfer van de consumptieprijzen, vastgesteld voor de maand december van het jaar 2000.

HOOFDSTUK II. - Heffing op de exploitatie van een aardgasdistributienet in het Vlaamse Gewest Artikel 14.2.1 Vanaf een door de Vlaamse Regering te bepalen datum wordt er een heffing ingesteld op de exploitatie van een aardgasdistributienet.

De heffing wordt berekend op een hoeveelheid aardgas, uitgedrukt in gigawattuur (GWh) calorische bovenwaarde, die gelijk is aan de hoeveelheid die jaarlijks wordt geïnjecteerd op het aardgasdistributienet, verminderd met de hoeveelheid die jaarlijks vanuit dit aardgasdistributienet op een ander aardgasdistributienet wordt geïnjecteerd.

Artikel 14.2.2 De heffing is verschuldigd door de aardgas-netbe-heerders, met inbegrip van de aardgasnet-beheerders die onderworpen zijn aan de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales.

Artikel 14.2.3 Het tarief van de heffing wordt als volgt bepaald :

Hoeveelheid aardgas, uitgedrukt in GWh calorische bovenwaarde, zoals berekend in artikel 14.2.1

Heffing uitgedrukt in euro's

0 tot 100

1040

> 100 tot 250

3645

> 250 tot 500

7810

> 500 tot 1000

15.615

> 1000 tot 2000

31.235

> 2000 tot 3000

52.060

> 3000 tot 4000

72.880

> 4000 tot 5000

93.705

> 5000 tot 7500

130.145

> 7500 tot 10.000

182.200

> 10.000 tot 15.000

260.290

> 15.000 tot 20.000

364.405

> 20.000 tot 25.000

468.520

> 25.000 tot 30.000

572.635

> 30.000 tot 35.000

676.750

> 35.000 tot 40.000

780.865

> 40.000 tot 45.000

884.980

> 45.000 tot 50.000

989.095

> 50.000

1.145.270


Artikel 14.2.4 De heffing wordt van rechtswege jaarlijks geïndexeerd door het tarief in artikel 14.2.3, te vermenigvuldigen met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vastgesteld voor de maand oktober van het heffingsjaar, en te delen door het indexcijfer van de consumptieprijzen, vastgesteld voor de maand december van het jaar 2000.

HOOFDSTUK III. - Vestiging van de aanslag, controle, beroep, ambtshalve uitvoering en verjaring Afdeling I. - Vestiging van de aanslag Artikel 14.3.1 De heffingsplichtige doet jaarlijks voor 30 maart van het jaar dat op het heffingsjaar volgt, aangifte van de hoeveelheid elektrische stroom overeenkomstig artikel 14.1.1 en van de hoeveelheid aardgas overeenkomstig artikel 14.2.1. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels betreffende de aangifteplicht.

Artikel 14.3.2 Voor 15 oktober van het jaar dat op het heffingsjaar volgt, wordt de heffing ingekohierd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die aangewezen is door de Vlaamse Regering.

De kohieren bevatten op straffe van nietigheid : 1° de naam van de heffingsplichtige;2° de verwijzing naar dit decreet;3° het heffingsjaar;4° het bedrag van de verschuldigde heffing;5° de datum van uitvoerbaarverklaring;6° de handtekening van de ambtenaar die belast is met het uitvoerbaar verklaren van het kohier. Ter uitvoering van het kohier worden aan de heffingsplichtigen de aanslagbiljetten verstuurd. Die aanslagbiljetten bevatten de gegevens 1° tot en met 5°, van het vorige lid, de datum van verzending, de betalingstermijn en de termijn waarbinnen het administratief beroep kan worden ingediend. Artikel 14.3.3 In afwijking van artikel 14.3.2, kan een heffing of een aanvullende heffing worden gevestigd gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het heffingsjaar als de heffingsplichtige nagelaten heeft tijdig een geldige aangifte in te dienen of de verschuldigde heffing hoger ligt dan de heffing die werd gesteund op de gegevens van het aangifteformulier.

Er kunnen meerdere heffingen betreffende hetzelfde heffingsjaar en ten laste van dezelfde heffingsplichtige worden gevestigd. Die heffingen worden opgenomen in aanvullende kohieren.

Artikel 14.3.4 Als een aanslag nietig verklaard is, omdat hij niet werd gevestigd overeenkomstig een wettelijke regel, met uitzondering van de regels inzake de verjaring in artikel 14.3.11, kan een nieuwe aanslag worden gevestigd ten laste van dezelfde heffingsplichtige en op grond van dezelfde heffingselementen, zelfs als de termijnen van in artikelen 14.3.2 en 14.3.3, van dit decreet zijn verstreken. Die aanslag moet worden gevestigd binnen drie maanden vanaf de datum van de uitspraak in het kader van het administratief beroep of binnen zes maanden vanaf de datum van een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel 14.3.5 De heffingsplichtige moet de heffing betalen binnen zestig kalenderdagen na verzending van het aanslagbiljet. Na verloop van die periode is hij nalatigheidsintresten verschuldigd, conform de bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelasting.

Ook inzake de moratoriumintresten zijn de bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelasting van toepassing.

Afdeling II. - Administratief beroep Artikel 14.3.6 Binnen een termijn van zestig kalenderdagen na de verzending van het aanslagbiljet kan de heffingsplichtige beroep aantekenen bij de Vlaamse Regering. Dat beroep vermeldt op straffe van nietigheid de naam van de heffingsplichtige, het kohiernummer, het aanslagjaar en de motieven van het beroep.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels van dit administratief beroep.

De regels van het Wetboek van inkomstenbelasting gelden voor wat de eisbaarheid van de aanslagen betreft waartegen beroep is ingesteld.

Afdeling III. - Ambtshalve heffing, administratieve geldboete en dwangbevel Artikel 14.3.7 Indien de heffingsplichtige nalaat de aangifte te doen overeenkomstig artikel 14.3.1, kan de Vlaamse Regering de heffingsplichtige in gebreke stellen door middel van een aangetekende brief of een deurwaardersexploot.

Als de heffingsplichtige nalaat om binnen een periode van zestig kalenderdagen na verzending van de ingebrekestelling aangifte te doen, kan de Vlaamse Regering ambtshalve een aanslag vestigen. Die aanslag kan worden gebaseerd op de hoeveelheid elektrische stroom overeenkomstig artikel 14.1.1 of de hoeveelheid aardgas overeenkomstig artikel 14.2.1 van het vorige heffingsjaar. De aanslag kan ook worden gebaseerd op tekenen en indiciën.

Artikel 14.3.8 Zodra de nalatigheidsintresten verschuldigd zijn, wordt een administratieve geldboete opgelegd die gelijk is aan het ontdoken bedrag, op voorwaarde dat de heffingsplichtige werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen.

Tegen die geldboeten kan binnen dertig kalenderdagen door middel van een aangetekende brief beroep worden ingediend bij de ambtenaar die daartoe aangewezen is door de Vlaamse Regering.

Artikel 14.3.9 Bij gebrek aan voldoening van de heffing, de intresten en de administratieve geldboete kan een dwangbevel worden uitgevaardigd door de daartoe door de Vlaamse Regering belaste ambtenaar.

Dat dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die daartoe aangewezen is door de Vlaamse Regering.

Het dwangbevel wordt betekend door deurwaarders-exploot of bij aangetekend schrijven.

Op het dwangbevel zijn de bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende het bewarend beslag en de middelen van tenuitvoerlegging van toepassing.

Tot zekerheid van betaling van de heffing heeft het Vlaamse Gewest hetzelfde algemeen voorrecht als vermeld in het Wetboek van inkomstenbelastingen.

Artikel 14.3.10 Verzet tegen het dwangbevel schort de tenuitvoerlegging van het dwangbevel op.

Bij verzet, kan tot op het moment van de uitspraak over het verzet bij beschikking, vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, een vordering worden ingeleid om de heffingsplichtigen te horen veroordelen tot betaling van een provisioneel bedrag op het bij dwangbevel gevorderde bedrag.

Afdeling IV. - Verjaring Artikel 14.3.11 De vordering tot betaling van de heffing, de intresten en de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen van de dag waarop ze is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden die bepaald zijn bij artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

TITEL XV. - SLOTBEPALINGEN HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen Artikel 15.1.1 In 33°, van artikel 569, van het Gerechtelijk Wetboek, worden de woorden « van de beroepen tegen de beslissingen tot het opleggen van een administratieve geldboete op grond van artikel 37, § 1, en § 2quater, eerste lid, van het elektriciteitsdecreet en van artikel 46, § 1, en § 2bis, eerste lid, van het aardgasdecreet » vervangen door de woorden « van de beroepen tegen de beslissingen van de VREG tot het opleggen van een administratieve sanctie op grond van de artikelen 13.3.1 tot en met 13.3.5 van het Energiedecreet ».

Artikel 15.1.2 In artikel 2 van het decreet van 20 december 1996 tot regeling van het recht op minimumlevering van elektriciteit, gas en water, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 4° wordt vervangen door wat volgt : « 4° netbeheerder : elke beheerder van een net als vermeld in artikel 1.1.3, 90°, van het Energiedecreet; »; 2° punt 6° wordt vervangen door wat volgt : « 5° huishoudelijke afnemer : afnemer als vermeld in artikel 1.1.3, 67°, van het Energiedecreet; »; 3° punten 5° en 7° worden geschrapt. Artikel 15.1.3 In artikel 7 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Voor wat de ononderbroken toevoer van elektriciteit en aardgas betreft, vermeld in artikel 6.1.1 van het Energiedecreet, geeft de lokale adviescommissie binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek en na een contradictoir onderzoek dat een antwoord geeft op de vraag of de huishoudelijke afnemer niet in een situatie verkeert waardoor afsluiting onverantwoord zou zijn, een advies over onderstaande gevallen : a) het verzoek van de netbeheerder om de huishoudelijke afnemer af te sluiten, in de gevallen die vermeld zijn in artikel 6.1.2, § 1, eerste lid, 5°, 6°, 7° en 8°, van het Energiedecreet; b) het verzoek tot heraansluiting van de huishoudelijke afnemer, na beëindiging van de gevallen, vermeld in artikel 6.1.2, § 1, eerste lid, van het Energiedecreet.

Bij ontstentenis van een advies binnen de voormelde termijn wordt het advies over het verzoek van de netbeheerder, vermeld in het eerste lid, a), geacht negatief te zijn.

Bij ontstentenis van een advies binnen de voormelde termijn wordt het advies over het verzoek tot heraansluiting van de huishoudelijke afnemer, vermeld in het eerste lid, b ), geacht positief te zijn. »; 2° in § 4 worden de woorden « of een huishoudelijke aardgasafnemer » geschrapt. HOOFDSTUK II. - Opheffingsbepalingen Artikel 15.2.1 De volgende regelingen worden opgeheven : 1° de wet van 10 maart 1925 op de electriciteitsvoorziening, voor wat de Vlaamse energiebevoegdheden betreft;2° het decreet van 17 juli 2000 houdende organisatie van de elektriciteitsmarkt;3° het decreet van 6 juli 2001 houdende de organisatie van de gasmarkt;4° het decreet van 2 april 2004 tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in het Vlaamse Gewest door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van de flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto;5° het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt;6° het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot uitvoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet. HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen Artikel 15.3.1 Voor distributienetbeheerders die minder dan honderd huishoudelijke afnemers hebben, kan de Vlaamse Regering voorzien in uitzonderingen, voor zover daarvoor een technische of financiële noodzaak bestaat.

Artikel 15.3.2 De Vlaamse Regering kan voorzien in uitzonderingen op de bepalingen van dit decreet voor wat de levering van aardgas en het beheer van het aardgasdistributienet betreft in het gebied van de gemeente Baarle-Hertog, dat volledig omgeven is door Nederlands grondgebied, voor zover daarvoor een technische of financiële noodzaak bestaat.

Artikel 15.3.3 Voor wat betreft de productie-installaties waarvoor reeds groenestroomcertificaten werden toegekend vóór de inwerkingtreding van artikel 7.1.1, kent de VREG de groenestroomcertificaten toe aan de producent van de elektriciteit die in de productie-installaties wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen.

Artikel 15.3.4 Behoudens andersluidende bepalingen worden de begroting en rekeningen van de VREG opgemaakt en goedgekeurd en wordt de controle uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van openbaar nut van categorie B. Artikel 15.3.5 Het Energiefonds, vermeld in artikel 3.2.1 neemt de uitstaande rechten en plichten lastens het begrotingsfonds Energiefonds', vermeld in artikel 20 van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, over.

De middelen die voortvloeien uit de overgedragen rechten en plichten, worden gevoegd bij de financiële middelen van het Energiefonds, vermeld in artikel 3.2.1, § 2.

Artikel 15.3.6 Dit decreet wordt aangehaald als : het Energiedecreet.

Artikel 15.3.7 De Vlaamse Regering kan de bepalingen van het Energiedecreet coördineren, met inachtneming van de wijzigingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn aangebracht tot aan het tijdstip van de coördinatie.

Te dien einde kan de Vlaamse Regering : 1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen, met de nieuwe nummering overeenbrengen;3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen teneinde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen;4° in de bepalingen die niet in de coördinatie worden opgenomen, de verwijzingen naar de gecoördineerde bepalingen aanpassen. De coördinatie zal het volgende opschrift dragen : « Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid, gecoördineerd op [...] ».

Artikel 15.3.8 De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop de verschillende bepalingen van dit decreet in werking treden.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 8 mei 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS Nota (1) Zitting 2008-2009. Stukken - Ontwerp van decreet : 2165 - Nr. 1 - Amendementen : 2165 - Nr. 2 - Verslag : 2165 - Nr. 3 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2165 - Nr. 4 Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 29 en 30 april 2009.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^