gepubliceerd op 10 april 2014
Ministerieel besluit houdende vaststelling van het decretale beleidskader en het financiële kader ter uitvoering van artikel 4, eerste lid, van het Procedurebesluit Wonen van 25 oktober 2013
VLAAMSE OVERHEID
Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed
13 FEBRUARI 2014. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van het decretale beleidskader en het financiële kader ter uitvoering van artikel 4, eerste lid, van het Procedurebesluit Wonen van 25 oktober 2013
De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, Gelet op het
decreet van 15 juli 1997Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
15/07/1997
pub.
19/08/1997
numac
1997036023
bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
Decreet houdende de Vlaamse Wooncode
sluiten houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 33, § 3, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 en gewijzigd bij het decreet van 9 maart 2012;
Gelet op het Procedurebesluit Wonen van 25 oktober 2013, artikel 4, eerste lid;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 december 2013;
Gelet op advies 54.913/3 van de Raad van State, gegeven op 22 januari 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Na mededeling aan de Vlaamse Regering, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Decretaal beleidskader voor de beleidstoets op projectniveau
Artikel 1.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder decretaal beleidskader: het decretale beleidskader voor de beleidstoets op projectniveau, vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 2, van het Procedurebesluit Wonen van 25 oktober 2013.
Art. 2.Op basis van het verslag van het lokaal woonoverleg gaat Wonen-Vlaanderen na of voor het project waarop de adviesaanvraag betrekking heeft, minimaal de zaken, vermeld in artikel 10, § 1, tweede lid, van het Procedurebesluit Wonen van 25 oktober 2013, op het lokaal woonoverleg zijn besproken.
Als een of meer van die zaken niet aan bod komen in het verslag, is de adviesaanvraag onvolledig en vraagt Wonen-Vlaanderen bijkomende documenten of inlichtingen op bij de gemeente. De adviestermijn wordt geschorst conform artikel 11, § 1, tweede lid, van het Procedurebesluit Wonen van 25 oktober 2013.
Art. 3.Een project voor de realisatie of de instandhouding van een sociaal woonaanbod is in overeenstemming met het decretale beleidskader als het past binnen het bindend sociaal objectief van de gemeente, vermeld in artikel 4.1.2 van het decreet Grond- en Pandenbeleid, en binnen de provinciale objectieven, vermeld in artikel 4.1.4, 4.1.5 en 4.1.6 van het voormelde decreet.
Art. 4.Een project voor de realisatie of de instandhouding van sociale huurwoningen voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 3, als een van de volgende gevallen zich voordoet: 1° de gemeente beschikt over een sociaal huuraanbod van minder dan negen procent van het aantal huishoudens dat vermeld is in de nulmeting, en heeft een objectief voor sociale huurwoningen dat nog niet is behaald;2° de gemeente beschikt over een sociaal huuraanbod van minder dan negen procent van het aantal huishoudens dat vermeld is in de nulmeting en heeft een objectief voor sociale huurwoningen dat al is behaald, op voorwaarde dat aan een of meer van de volgende criteria is voldaan: a) de gemeente heeft geen objectief voor sociale koopwoningen, heeft haar objectief voor sociale koopwoningen behaald of zal dat behalen, rekening houdend met het geplande sociaal koopaanbod;b) de gemeente heeft haar objectief voor sociale koopwoningen nog niet behaald en het geplande sociaal koopaanbod volstaat niet om het te behalen, op voorwaarde dat het project een vermenging omvat van sociale huur- en koopwoningen; 3° de gemeente beschikt over een sociaal huuraanbod van ten minste negen procent van het aantal huishoudens dat vermeld is in de nulmeting, en het project is niet opgenomen in een sociaal woonbeleidsconvenant als vermeld in artikel 4.1.4, § 3, van het decreet Grond- en Pandenbeleid, op voorwaarde dat het project aan een of meer van de volgende criteria voldoet: a) het project wordt uitgevoerd op grond die is overgenomen in het kader van de uitvoering van een sociale last;b) het project maakt deel uit van een CBO-oproep, een Design and Build-oproep in de vorm van een onderhandelingsprocedure of een Design and Build-oproep in de vorm van een open of beperkte offerteaanvraag;c) het project omvat een vervangingsbouw als vermeld in artikel 1, 24°, van het Financieringsbesluit van 21 december 2012;d) het project omvat de renovatie, de verbetering of de aanpassing van het bestaande sociaal huuraanbod van de initiatiefnemer, zonder dat er sprake is van een toename van het sociaal huuraanbod op een andere locatie; 4° de gemeente beschikt over een sociaal huuraanbod van ten minste negen procent van het aantal huishoudens dat vermeld is in de nulmeting, en het project is opgenomen in een sociaal woonbeleidsconvenant als vermeld in artikel 4.1.4, § 3, van het decreet Grond- en Pandenbeleid.
Voor de toepassing van dit artikel wordt de stand van het geplande sociaal huur- en koopaanbod in de gemeente en van de gemeentelijke en provinciale objectieven voor sociale huur- en koopwoningen volgens de meest recente meting van het sociaal woonaanbod gehanteerd.
Art. 5.Een project voor de realisatie of de instandhouding van sociale koopwoningen voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 3, als een van de volgende gevallen zich voordoet: 1° de gemeente heeft een objectief voor sociale koopwoningen dat nog niet is behaald;2° de gemeente heeft een objectief voor sociale koopwoningen dat al is behaald, op voorwaarde dat aan een of meer van de volgende criteria is voldaan: a) de gemeente heeft geen objectief voor sociale huurwoningen, heeft haar objectief voor sociale huurwoningen behaald of zal dat behalen, rekening houdend met het geplande sociaal huuraanbod;b) de gemeente heeft haar objectief voor sociale huurwoningen nog niet behaald en het geplande sociaal huuraanbod volstaat niet om het te behalen, op voorwaarde dat het project een vermenging omvat van sociale huur- en koopwoningen. Voor de toepassing van dit artikel wordt de stand van het geplande sociaal huur- en koopaanbod in de gemeente en van de gemeentelijke en provinciale objectieven voor sociale huur- en koopwoningen volgens de meest recente meting van het sociaal woonaanbod gehanteerd.
Art. 6.Een project voor de realisatie van sociale kavels voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 3, als een van de volgende gevallen zich voordoet: 1° de gemeente heeft een objectief voor sociale kavels dat, rekening houdend met het geplande aanbod aan sociale kavels, niet overschreden wordt door het project;2° de gemeente heeft een objectief voor sociale kavels dat al is behaald of, rekening houdend met het geplande aanbod aan sociale kavels, is overschreden of zal worden door het project, op voorwaarde dat aan een van de volgende criteria is voldaan: a) als voor het project een tenlasteneming of subsidie voor de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur als vermeld in artikel 4, § 1, 2°, a), van het Financieringsbesluit van 21 december 2012 wordt gevraagd, wordt de projectgrond door een afspraak met de initiatiefnemer in het kader van dit project bestemd voor een sociaal woonaanbod en omvat het project een vermenging van sociale kavels enerzijds en sociale huur- of koopwoningen anderzijds, met minimaal 50 % sociale huurwoningen en maximaal 20 % gesubsidieerde sociale kavels, ten opzichte van het totale aantal in het project opgenomen sociale huur- en koopwoningen en gesubsidieerde sociale kavels;b) voor het project wordt geen tenlasteneming of subsidie voor de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur als vermeld in artikel 4, § 1, 2°, a), van het Financieringsbesluit van 21 december 2012 gevraagd, en voor de verwerving van de grond is geen subsidie verstrekt op basis van de Vlaamse Wooncode of de Huisvestingscode. Voor de toepassing van dit artikel wordt de stand van het geplande aanbod aan sociale kavels in de gemeente en van de gemeentelijke objectieven voor sociale kavels volgens de meest recente meting van het sociaal woonaanbod gehanteerd.
Art. 7.Artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op een woonproject met sociaal karakter, met dien verstande dat met "sociale huurwoningen", "sociale koopwoningen" en "sociale kavels" telkens respectievelijk de "huurwoningen", "koopwoningen" en "kavels" worden bedoeld die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter.
Art. 8.Een project voor de realisatie of de instandhouding van een bescheiden woonaanbod is in overeenstemming met het decretale beleidskader als het voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 41, § 2, van de Vlaamse Wooncode.
Art. 9.Een project voor de realisatie of de instandhouding van een niet-residentiële ruimte is in overeenstemming met het decretale beleidskader als het voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 41, § 3, van de Vlaamse Wooncode. HOOFDSTUK 2. - Financieel kader voor de financiële toets op het niveau van een verrichting
Art. 10.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder financieel kader: het financiële kader voor de financiële toets op het niveau van een verrichting, vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 3 en 4 van het Procedurebesluit Wonen van 25 oktober 2013.
Art. 11.Bij de opmaak van de meerjarenplanning en de kortetermijnplanning houdt de beoordelingscommissie binnen de perken van de kredieten die daarvoor beschikbaar zijn op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, rekening met: 1° het beleidsmatig investeringsprogramma, vermeld in artikel 22, § 2, van de Vlaamse Wooncode;2° het minimale aandeel van de investeringen in de renovatie, de verbetering of de aanpassing en de bijzondere aandacht voor gemengde projecten, vermeld in artikel 33, § 3, eerste lid, van de Vlaamse Wooncode;3° de aangegane engagementen en overeenkomsten.
Art. 12.Bij de beslissing over de opname van een bouwverrichting in de meerjarenplanning, respectievelijk in de kortetermijnplanning houdt de beoordelingscommissie achtereenvolgens rekening met: 1° de actuele stand van het dossier;2° een voorrang voor verrichtingen op basis van de volgende criteria, in dalende volgorde van prioriteit: a) de verrichting omvat de bouw van sociale assistentiewoningen als vermeld in artikel 1, eerste lid, 27° bis, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode, of de bouw van ADL-woningen als vermeld in artikel 1, 8°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 1998 tot aanmoediging van projecten inzake het zelfstandig wonen van personen met een fysieke handicap in sociale woonwijken;b) de verrichting is opgenomen in een overeenkomst tussen de Vlaamse Regering en een of meer sociale woonorganisaties als vermeld in artikel 22bis, § 2, eerste lid, van de Vlaamse Wooncode;c) de verrichting is opgenomen in een overeenkomst, gesloten tussen een gemeente die in het kader van de voortgangstoets, vermeld in artikel 22bis, § 2, eerste lid, van de Vlaamse Wooncode, niet heeft kunnen aantonen dat ze voldoende inspanningen levert om haar bindend sociaal objectief te bereiken, en een of meer sociale woonorganisaties, de gemeente, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, het OCMW of een OCMW-vereniging, waarbij de Vlaamse Regering zich als derde partij heeft aangesloten;d) het project wordt uitgevoerd op grond die is overgenomen in het kader van de uitvoering van een sociale last of het maakt deel uit van een CBO-oproep, een Design and Build-oproep in de vorm van een onderhandelingsprocedure of een Design and Build-oproep in de vorm van een open of beperkte offerteaanvraag;e) de verrichting draagt bij tot de realisatie van het gemeentelijk objectief voor sociale huur- of koopwoningen of sociale kavels; f) de verrichting is opgenomen in een sociaal woonbeleidsconvenant als vermeld in artikel 4.1.4, § 3, tweede lid, van het decreet Grond- en Pandenbeleid; g) voor de verrichting is een vergunning afgeleverd die vervalt in het betreffende jaar;3° de chronologische volgorde volgens de datum waarop de actuele stand van het dossier is bereikt. In dit artikel wordt verstaan onder bouwverrichting: 1° de nieuwbouw of vervangingsbouw van sociale huurwoningen of sociale koopwoningen;2° de investering in de renovatie, de verbetering of de aanpassing van verworven patrimonium.
Art. 13.Bij de beslissing over de opname van een investering in de renovatie, de verbetering of de aanpassing van het eigen patrimonium in de meerjarenplanning, respectievelijk in de kortetermijnplanning houdt de beoordelingscommissie achtereenvolgens rekening met: 1° de actuele stand van het dossier;2° een voorrang voor verrichtingen op basis van de volgende criteria, in dalende volgorde van prioriteit: a) er is sprake van een gevaarlijke situatie of een dreigende onbewoonbaarverklaring;b) er zijn wettelijke of reglementaire bepalingen waaraan in het betreffende jaar uitvoering moet worden gegeven;c) voor de verrichting zijn subsidies verleend die in het betreffende jaar vervallen;d) de mogelijkheid tot gunning op basis van de uitbreiding van de aanbesteding vervalt in het betreffende jaar;e) voor de verrichting is een vergunning afgeleverd die vervalt in het betreffende jaar;3° de chronologische volgorde volgens de datum waarop de actuele stand van het dossier is bereikt. Binnen de criteria, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt voorrang gegeven aan verrichtingen ter bevordering van rationeel energiegebruik als vermeld in artikel 1.1.3, 106°, van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid sluiten, met een beperkte investering die eenvoudig en snel uitgevoerd kunnen worden.
Art. 14.Bij de beslissing over de opname van de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur in de meerjarenplanning, respectievelijk in de kortetermijnplanning houdt de beoordelingscommissie achtereenvolgens rekening met: 1° de samenhang tussen de bouw- of investeringsverrichting en de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur om het te realiseren of in stand te houden sociaal woonaanbod te ontsluiten;2° de actuele stand van het dossier en de chronologische volgorde volgens de datum waarop de actuele stand van het dossier is bereikt. HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 15.Voor sociale woonprojecten en woonprojecten met sociaal karakter waarvoor de initiatiefnemer uiterlijk op 1 mei 2014 conform artikel 14 van het Procedurebesluit Wonen van 25 oktober 2013 de VMSW een voorontwerp met een aanvraag tot advisering heeft bezorgd, houdt Wonen-Vlaanderen in zijn advies geen rekening met de volgende bepalingen: 1° de vereiste van een vermenging van sociale huur- en koopwoningen, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, b);2° de vereiste van een vermenging van sociale huur- en koopwoningen, vermeld in artikel 5, eerste lid, 2°, a) en b).
Art. 16.Dit besluit treedt in werking op de datum van ondertekening ervan.
Brussel, 13 februari 2014.
De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, F. VAN DEN BOSSCHE