Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 11 december 2013
gepubliceerd op 21 maart 2014

Ministerieel besluit houdende de bepaling van resultaatgerichte indicatoren en de concretisering van de zorgaspecten voor de centra voor algemeen welzijnswerk en de centra voor teleonthaal

bron
vlaamse overheid
numac
2014035224
pub.
21/03/2014
prom.
11/12/2013
ELI
eli/besluit/2013/12/11/2014035224/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

VLAAMSE OVERHEID

Welzijn, Volksgezondheid en Gezin


11 DECEMBER 2013. - Ministerieel besluit houdende de bepaling van resultaatgerichte indicatoren en de concretisering van de zorgaspecten voor de centra voor algemeen welzijnswerk en de centra voor teleonthaal


De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Gelet op het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 08/07/2009 numac 2009202913 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het algemeen welzijnswerk type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 28/08/2009 numac 2009035790 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs sluiten betreffende het algemeen welzijnswerk, artikel 5, tweede lid, artikel 7, § 2, tweede lid, § 3, tweede en derde lid, en § 4, derde lid, artikel 10, tweede lid, 4°, en derde lid, artikel 11, 12, tweede lid, artikel 15, tweede lid, artikel16, 17, § 1, § 2, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/05/2012 pub. 26/06/2012 numac 2012035665 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van artikelen 17 en 23 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk sluiten, zesde lid, § 3, en § 4, artikel 18, tweede lid, artikel 19, 20, § 1, eerste lid, en § 2, en artikel 24;

Gelet op het decreet van 25 mei 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/05/2012 pub. 26/06/2012 numac 2012035665 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van artikelen 17 en 23 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk sluiten tot wijziging van artikelen 17 en 23 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 08/07/2009 numac 2009202913 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het algemeen welzijnswerk type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 28/08/2009 numac 2009035790 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs sluiten betreffende het algemeen welzijnswerk, artikel 5;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/06/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204207 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het algemeen welzijnswerk sluiten betreffende het algemeen welzijnswerk, artikel 3, eerste lid, 5°, en tweede lid, artikel 16, tweede lid, en artikel 17, tweede lid;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 november 2013;

Overwegende dat volgens artikel 3, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/06/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204207 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het algemeen welzijnswerk sluiten betreffende het algemeen welzijnswerk de minister de resultaatgerichte indicatoren moet bepalen op basis waarvan de centra jaarlijks moeten rapporteren over de wijze waarop het centrum uitvoering geeft aan artikel 18 tot en met 20 en artikel 4, 5 en 16 van het voormelde besluit als het een centrum voor teleonthaal betreft, of aan artikel 6 tot en met 15 en artikel 17 van het voormelde besluit als het een centrum voor algemeen welzijnswerk betreft;

Overwegende dat volgens artikel 16, tweede lid, en artikel 17, tweede lid, van het voormelde besluit de minister kan bepalen aan de hand van welke instrumenten een centrum voor teleonthaal en een centrum voor algemeen welzijnswerk de zelfevaluatie moeten verrichten om aan te tonen dat ze een verantwoord aanbod aan hulpverlening realiseren;

Overwegende dat volgens artikel 18 van het voormelde besluit het kwaliteitsbeleid, vermeld in artikel 16 of 17 van het voormelde besluit, wordt beschreven in een kwaliteitshandboek als vermeld in artikel 5, § 4, van het decreet van 17 oktober 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/10/2003 pub. 10/11/2003 numac 2003201693 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen sluiten betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen;

Overwegende dat de resultaatgerichte indicatoren betrekking hebben op de opdrachten van de centra voor teleonthaal en op de opdrachten algemene preventie, onthaal en psychosociale begeleiding en op de sectorale doelstellingen van de centra voor algemeen welzijnswerk, alsook op de voorwaarden die verbonden zijn aan die opdrachten, en op crisishulp, trajectbegeleiding, de kwetsbaarheidscriteria, de zorgaspecten en samenwerking;

Overwegende dat de resultaatgerichte indicatoren als doel hebben centra kritisch te laten nadenken over hun hulp- en dienstverleningsbeleid, hun strategisch beleid en het kwaliteitsbeleid dat ze voeren, en centra uit te dagen om hun methodieken te evalueren en op zoek te gaan naar innovatie;

Overwegende dat het wenselijk is te werken met een beperkte set aan indicatoren die een goede weerspiegeling geven van de totale werking van een centrum, en er bijgevolg per sectorale doelstelling indicatoren worden gekozen die representatief zijn voor die doelstelling, Besluit :

Artikel 1.Een centrum voor teleonthaal rapporteert jaarlijks over de volgende resultaatgerichte indicatoren met betrekking tot de uitvoering van de bepalingen van artikel 4 en artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/06/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204207 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het algemeen welzijnswerk sluiten betreffende het algemeen welzijnswerk: 1° de verhouding tussen de voltijdsequivalenten vrijwilligers en de voltijdsequivalenten beroepskrachten;2° het gemiddelde aantal gepresteerde uren per vrijwilliger;3° het aantal uren gevolgde vorming per jaar door werknemers in verhouding tot het aantal effectief gepresteerde uren;4° het aantal uren vorming, gedoceerd door beroepskrachten, per jaar in verhouding tot het aantal effectief gepresteerde uren door beroepskrachten per jaar;5° de gemiddelde anciënniteit van vrijwilligers en beroepskrachten;6° een tabel met de gespreksthema's van de telefoongesprekken;7° een tabel met de gespreksthema's van de onlinegesprekken;8° de verhouding tussen de instroom en de uitstroom van vrijwilligers;9° het gemiddelde aantal uren telefonische en onlinebereikbaarheid per dag;10° de kostprijs van de bekendmaking en de rekrutering per nieuwe vrijwilliger;11° de kostprijs van de bekendmaking en de rekrutering per oproep;12° de bezettingsgraad van de telefonische en de onlinebereikbaarheid;13° de kostprijs van vorming per uur voor vrijwilligers;14° een overzicht van de doorverwijzingen bij telefoongesprekken;15° een overzicht van de doorverwijzingen bij onlinegesprekken;16° de kostprijs van infrastructuur per voltijdsequivalent medewerker, zowel beroepskrachten als vrijwilligers;17° het procentuele aandeel oproepen zonder gesprek;18° de verhouding tussen online- en telefonische oproepen;19° de verhouding tussen online- en telefonische gesprekken;20° de gemiddelde duurtijd van online- en telefonische oproepen.

Art. 2.Een centrum voor algemeen welzijnswerk rapporteert jaarlijks over de volgende resultaatgerichte indicatoren met betrekking tot de uitvoering van de sectorale doelstellingen, vermeld in artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/06/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204207 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het algemeen welzijnswerk sluiten betreffende het algemeen welzijnswerk, die het moet realiseren in het kader van het aanbod van de hulp- en dienstverlening, vermeld in artikel 6 tot en met 10 van het voormelde besluit: 1° met betrekking tot het bereiken van kwetsbare personen en groepen als vermeld in artikel 11, eerste lid, 1° tot en met 3°, van het voormelde besluit: a) een beschrijving van de acties die het CAW heeft ondernomen, op basis van de analyse die het heeft gemaakt;b) een opgave van de groepen of personen die het daarmee heeft bereikt, zowel op kwantitatieve als op kwalitatieve wijze;c) een beschrijving van de signalen die uit de acties zijn voortgevloeid;d) het aandeel bereikte kwetsbare personen in verhouding tot de aanwezigheid van kwetsbare personen in de regio.Om de kwetsbaarheid te bepalen, worden minimaal de indicatoren inkomensniveau in verhouding tot gezinssamenstelling en opleidingsniveau gehanteerd; 2° met betrekking tot de opdracht preventie, vermeld in artikel 11, eerste lid, 4°, van het voormelde besluit: een beschrijving van de preventieprojecten aan de hand van de projectfiche, ter beschikking gesteld door het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;3° met betrekking tot de opdracht onthaal, vermeld in artikel 11, eerste lid, 5° tot en met 11°, van het voormelde besluit: a) per zorgregio een opgave van: 1) het aantal kwetsbare personen dat gebruikmaakt van onthaal en evolutie per jaar;2) de aanwezigheid van kwetsbare personen in verhouding tot niet-kwetsbare personen in onthaal;3) de aanwezigheid van kwetsbare personen in onthaal in verhouding tot kwetsbare personen in de totale populatie uit de zorgregio;b) per zorgregio een opgave van: 1) het gebruik van het onthaal door: i) het aantal jongeren, enerzijds van twaalf tot en met zeventien jaar, en anderzijds van achttien tot en met vijfentwintig jaar; ii) het aantal personen met een vraag over slachtofferschap, van zowel slachtoffers van geweld, misdrijven en rampen, en hun na- en naastbestaanden; iii) het aantal personen met een vraag over slachtofferschap dat is doorverwezen door de politie; iv) het aantal personen dat een vraag stelt naar aanleiding van betrokkenheid bij een verkeersongeval van zowel slachtoffers, nabestaanden, naastbestaanden en veroorzakers; v) het aantal gedetineerden per gevangenis;2) de evolutie per jaar voor de onderscheiden groepen;3) de aanwezigheid van de onderscheiden groepen, vermeld in punt 1, in verhouding tot totale cliënteel in onthaal;4) de aanwezigheid van de onderscheiden groepen in onthaal, vermeld in punt 1, in verhouding tot de aanwezigheid van die onderscheiden groepen in de zorgregio;c) per zorgregio: een opgave van de doorstroom: 1) het aantal doorstromers naar begeleiding binnen het CAW, en de tijd tussen de afronding van het onthaal en de start van de begeleiding, uitgedrukt in de volgende categorieën: minder dan één week, één week, twee weken, twee weken tot één maand, één maand tot drie maanden, meer dan drie maanden;2) het aantal doorverwijzingen vanuit onthaal naar niet-AWW-hulpverlening met vermelding van de dienst, voorziening of organisatie waarnaar wordt doorverwezen;3) het aandeel waarvoor effectief niet-AWW-begeleiding is opgestart, voor de onderscheiden doelgroepen;d) per zorgregio: een opgave van de gegevens over de beëindiging van de hulpverlening: 1) het aantal hulpvragen, afgerond in onthaal zonder verdere begeleidingsbehoefte;2) het aantal hulpvragen, afgebroken in onthaal;e) een opgave van het aantal cliënten dat gebruikmaakt van het onthaalaanbod via nieuwe media, en de evolutie per jaar;f) een opgave van het aantal oproepen bij 1712, met opsplitsing per problematiek;4° met betrekking tot de opdracht begeleiding, vermeld in artikel 11, eerste lid, 12° tot en met 25°, van het voormelde besluit, en geldend voor elke sectorale doelstelling met betrekking tot begeleiding: a) het aantal cliënten dat gebruikmaakt van het begeleidingsaanbod, met opgave van hun leeftijd, uitgedrukt in de volgende categorieën: minder dan 12 jaar, van 12 tot en met 17 jaar, van 18 tot en met 25 jaar, van 26 tot en met 59 jaar, meer dan 60 jaar.Als hulp betrekking heeft op minderjarigen, wordt het statuut van de cliënt, namelijk kind, ouder of opvoedingsverantwoordelijke, vermeld. De evolutie per jaar wordt weergegeven. Bij woonproblematiek en schuldproblematiek worden die gegevens opgesplitst per aanbodsvorm in het gedifferentieerde begeleidingsaanbod; b) de duur van de afgeronde begeleidingen: het aantal begeleidingen met gemiddelde duur tussen nul en drie maanden, van drie tot zes maanden, van negen tot twaalf maanden, meer dan één jaar, en de evolutie per jaar;c) het gemiddelde aantal contacten van de afgeronde begeleidingen;d) het aantal cliënten dat door het CAW wordt doorverwezen naar gepaste vervolgbegeleiding buiten het CAW, met specificatie naar welke dienst, voorziening of organisatie, en vermelding van de duurtijd tussen de doorverwijzing en de start van de vervolgbegeleiding, en de evolutie per jaar;e) het aantal cliënten dat doorverwezen is en voor wie de doorverwijzing niet heeft geleid tot verdere begeleiding, ten opzichte van het aantal cliënten dat doorverwezen is en voor wie de doorverwijzing wel heeft geleid tot verdere begeleiding, en de evolutie per jaar;f) het aantal begeleidingen dat vroegtijdig en eenzijdig wordt afgebroken, ten opzichte van het aantal cliënten dat hulpverlening blijft krijgen tot de einddatum die afgesproken is;5° met betrekking tot de opdracht begeleiding, vermeld in artikel 11, eerste lid, 12° tot en met 25°, van het voormelde besluit, en geldend voor specifieke sectorale doelstellingen met betrekking tot begeleiding: a) met betrekking tot minderjarigen: het aantal cliënten dat doorverwezen is door een andere dienst, met vermelding van de diensten waardoor ze doorverwezen zijn;b) met betrekking tot de slachtoffers van een misdrijf en hun na(ast)bestaanden: het aantal doorverwijzingen via politie die uitmonden in psychosociale begeleiding, in verhouding tot: 1) het totale aantal doorverwijzingen door de politie;2) het totale aantal psychosociale begeleidingen van slachtoffers;c) met betrekking tot slachtoffers en plegers van familiaal geweld en misbruik: het aantal afgeronde begeleidingen waarbij na afsluiting van de begeleiding geweld na zes maanden nog altijd gestopt is, in verhouding tot het totale aantal afgeronde begeleidingen;d) het aantal cliënten met psychische en psychiatrische stoornissen dat is doorverwezen naar meer gespecialiseerde begeleiding en dat daar ook effectief terechtkan, met specificering van de gespecialiseerde begeleiding waarnaar is doorverwezen;e) het aantal begeleidingen met betrekking tot scheidingsproblemen waarbij duurzame afspraken zijn gemaakt tussen de ouders over de kinderen, ten opzichte van het aantal begeleidingen dat niet tot duurzame afspraken heeft geleid;f) met betrekking tot begeleidingen in het kader van een woonproblematiek: 1) het aantal begeleidingen waarvoor de risico's onder controle zijn gebracht en zelfstandig wonen kan worden gerealiseerd;2) de bezettingsgraad in residentiële begeleiding;3) het aantal preventieve woonbegeleidingen;4) het aantal cliënten bij wie uithuiszetting vermeden is één jaar na de afronding van de begeleiding;5) het aantal begeleidingen waarvoor wordt samengewerkt met andere deelwerkingen van het CAW in het kader van het hulpverleningsplan;6) het aantal begeleidingen waarvoor wordt samengewerkt met respectievelijk welzijnsactoren en huisvestingsactoren;7) het aantal cliënten dat het CAW doorverwijst naar gespecialiseerde zorg en dat daar ook effectief terechtkan, met specificering van de voorzieningen waarnaar is doorverwezen, en de evolutie per jaar;8) de duur tussen de doorverwijzing en de start van de begeleiding in gespecialiseerde zorg, uitgedrukt in de volgende categorieën: één week, twee weken, twee weken tot één maand, één maand tot drie maanden, meer dan drie maanden;g) met betrekking tot begeleidingen in het kader van een schuldproblematiek: 1) een beschrijving van het gedifferentieerde begeleidingsaanbod;2) het aantal cliënten bij wie na afronding van de begeleiding schulden uitblijven of beheersbaar blijven één jaar na de begeleiding;h) met betrekking tot personen met een precair verblijfsstatuut: het aantal begeleidingen waarbij zinvolle toekomstoriëntatie aan bod komt, met vermelding van de doelstelling van de begeleiding: terugkeer of regularisatie;i) met betrekking tot integrale begeleiding aan personen en gezinnen in armoede: 1) het aantal personen en gezinnen in armoede dat integrale begeleiding ontvangt, met vermelding van de verschillende aspecten of levensdomeinen die daarbij aan bod komen;2) het aantal begeleidingen waarvoor samengewerkt wordt met andere diensten, voorzieningen of organisaties, met specificering van die diensten, voorzieningen of organisaties;j) met betrekking tot gedetineerden: 1) het aantal gedetineerden dat door het CAW is bijgestaan bij de opmaak van hun hulp- en dienstverleningsplan;2) het aantal gedetineerden dat integraal is begeleid door het CAW;3) het aantal doorverwijzingen naar hulp- en dienstverlening buiten het CAW, met specificering van de hulp- en dienstverlening waarnaar is doorverwezen;4) het aantal dossiers waarin de gedetineerde wordt geholpen bij het onderhouden, versterken of herstellen van zijn sociaal netwerk;5) een oplijsting van de diensten, voorzieningen of organisaties waarmee contact wordt opgenomen in het kader van reclasseringsdossiers;6) het aantal gedetineerden dat ondersteund wordt bij de opmaak van hun reclasseringsplan voor de strafuitvoeringsrechtbank;7) het aantal doorverwijzingen naar andere deelwerkingen van het CAW;8) het aantal begeleidingen met naastbestaanden in het kader van begeleiding bij de gevolgen van detentie;k) met betrekking tot plegers van seksueel misbruik: 1) het aantal begeleide meerderjarige en minderjarige cliënten dat niet doorverwezen is door justitie, met vermelding van de doorverwijzer;2) de ondertekende prestatieverbintenissen of opgenomen begeleidingen;3) de ondertekende prestatieverbintenissen of intakegesprekken;4) de ondertekende prestatieverbintenissen of doorverwijzingen door justitie;5) het aantal cliënten voor wie de begeleiding volledig is afgerond en bij wie een gunstige verandering in het gedrag waarneembaar is;6) het aantal cliënten dat één jaar na de afronding van de begeleiding niet hervallen is.

Art. 3.Ter uitvoering van artikel 16 en artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/06/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204207 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het algemeen welzijnswerk sluiten betreffende het algemeen welzijnswerk geven de centra via een of meer indicatoren die ze zelf selecteren, aan in welke mate ze aan de aspecten van zorg voldoen. Een indicator geeft in het kader van een zelfevaluatie de evolutie van de kwaliteit weer.

Voor de centra voor teleonthaal worden de zorgaspecten, vermeld in artikel 16 van het voormelde besluit, als volgt geconcretiseerd: 1° bereikbaarheid: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate het telefonisch en online bereikbaar is conform artikel 4, § 1, derde lid, 2° en 3°, van het voormelde besluit;2° beschikbaarheid: in de zelfevaluatie toont het centrum aan hoe gemakkelijk en hoe vlug de hulpvrager gehoor krijgt, zowel telefonisch als online;3° bruikbaarheid: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate de hulpverlening aansluit bij de behoefte van de gebruiker en inzetbaar is in zijn leven;4° bekendheid: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate het herkenbaar en zichtbaar is;5° begrijpbaarheid: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate het op een begrijpbare wijze communiceert met de gebruiker;6° transparantie en betrouwbaarheid van de hulpverlening: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate zijn vrijwillige en professionele medewerkers gebruikers informeren over de geboden hulp, het gehanteerde hulpverleningsconcept, de afhandeling van klachten en de manier waarop ze omgaan met cliëntinformatie;7° veiligheid van de gebruiker, rekening houdend met zijn kwetsbaarheid: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate zijn vrijwillige en professionele medewerkers de gebruiker een veilig kader bieden dat rekening houdt met zijn kwetsbaarheid.Een veilig kader omvat zowel fysieke als psychische aspecten; 8° keuze voor de minst ingrijpende hulpverlening: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate zijn vrijwillige en professionele medewerkers bij het zoeken naar passende hulp voorrang geven aan de minst ingrijpende hulp;9° actieve participatie van de gebruiker in het tot stand komen van de hulpverlening, zodat aan de gebruiker hulp op maat kan worden verstrekt: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate zijn vrijwillige en professionele medewerkers de actieve participatie van de gebruiker waarborgen in alle fasen en facetten van het hulpverleningsproces zodat aan de gebruiker hulp op maat kan worden verstrekt;10° mogelijkheid voor gebruikers om feedback te geven over de gekregen hulp: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate zijn vrijwillige en professionele medewerkers de feedback van de gebruikers structureel realiseren;11° doelbewuste inschakeling van vrijwilligers in de hulp- en dienstverlening: in de zelfevaluatie toont het centrum in welke mate het conform artikel 4, § 1, derde lid, 4°, en § 2, van het voormelde besluit, doelbewust vrijwilligers in zijn hulp- en dienstverlening inschakelt;12° deskundigheid en methodische differentiatie in de uitvoering van het hulpaanbod: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate het de deskundigheid van zijn vrijwillige en professionele medewerkers ontwikkelt en inzet in functie van de opdrachten en de doelstellingen van het centrum.Het centrum toont ook aan in welke mate zijn vrijwillige en professionele medewerkers een methodische differentiatie realiseren in de uitvoering van het hulpaanbod; 13° effectiviteit van de geboden hulp: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate zijn vrijwillige en professionele medewerkers de doelstellingen van de hulpverlening op een duurzame manier realiseren.Daarnaast toont het centrum aan in welke mate zijn vrijwillige en professionele medewerkers informatie verzamelen over de effectiviteit van het aanbod, en in welke mate die informatie het beleid aanstuurt.

Voor de centra voor algemeen welzijnswerk worden de zorgaspecten, vermeld in artikel 17 van het bovenvermelde besluit, als volgt geconcretiseerd: 1° bereikbaarheid: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate het rechtstreeks en zonder afspraak bereikbaar is op de data en de uren en op de wijze die het aan het publiek kenbaar maakt, en in welke mate het aandacht besteedt aan de bereikbaarheid en toegankelijkheid buiten de kantooruren, en in welke mate het fysiek, telefonisch en per e-mail bereikbaar is;2° beschikbaarheid: in de zelfevaluatie toont het centrum aan hoe gemakkelijk en hoe vlug de hulpvrager bij een passende hulpverlening terechtkomt;3° bruikbaarheid: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate de hulpverlening aansluit bij de behoefte van de gebruiker en inzetbaar is in zijn leven;4° bekendheid: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate het herkenbaar en zichtbaar is;5° begrijpbaarheid: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate het op een begrijpbare wijze communiceert met de gebruiker;6° transparantie en betrouwbaarheid van de hulpverlening: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate zijn professionele en vrijwillige medewerkers gebruikers informeren over de geboden hulp, het gehanteerde hulpverleningsconcept, het gebruikersdossier, de afhandeling van klachten, de kostprijs en de manier waarop wordt omgegaan met cliëntinformatie;7° veiligheid van de gebruiker, rekening houdend met zijn kwetsbaarheid: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate zijn professionele en vrijwillige medewerkers de gebruiker een veilig kader bieden dat rekening houdt met zijn kwetsbaarheid.Een veilig kader omvat zowel fysieke als psychische aspecten; 8° continuïteit tijdens de overgangsfasen van het hulpverleningsproces: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate zijn professionele en vrijwillige medewerkers de continuïteit tijdens de overgangsfasen van het hulpverleningsproces realiseren;9° keuze voor de minst ingrijpende hulpverlening: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate zijn professionele en vrijwillige medewerkers bij het zoeken naar passende hulp voorrang geven aan de minst ingrijpende hulp;10° actieve participatie van de gebruiker in het tot stand komen van de hulpverlening, zodat aan de gebruiker hulp op maat kan worden verstrekt: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate zijn professionele en vrijwillige medewerkers de actieve participatie van de gebruiker waarborgen in alle fasen en facetten van het hulpverleningsproces zodat aan de gebruiker hulp op maat kan worden verstrekt;11° mogelijkheid voor gebruikers om op structurele wijze inspraak te hebben in en te participeren in het hulp- en dienstverleningsbeleid van het centrum: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate zijn professionele en vrijwillige medewerkers de inspraak en participatie van gebruikers en potentiële gebruikers in het hulp- en dienstverleningsbeleid van het centrum structureel realiseren;12° doelbewuste inschakeling van vrijwilligers in de hulp- en dienstverlening: in de zelfevaluatie toont het centrum in welke mate het doelbewust vrijwilligers in zijn hulp- en dienstverlening inschakelt;13° deskundigheid en methodische differentiatie in de uitvoering van het hulpaanbod: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate het de deskundigheid van zijn professionele en vrijwillige medewerkers ontwikkelt en inzet in functie van de opdrachten en de doelstellingen van het centrum.Daarnaast toont het centrum aan in welke mate zijn professionele en vrijwillige medewerkers een methodische differentiatie realiseren in de uitvoering van het hulpaanbod; 14° de effectiviteit van de geboden hulp: in de zelfevaluatie toont het centrum aan in welke mate zijn professionele en vrijwillige medewerkers de doelstellingen van de hulpverlening op een duurzame manier realiseren.Daarnaast toont het centrum aan in welke mate zijn professionele en vrijwillige medewerkers informatie verzamelen over de effectiviteit van het aanbod, en in welke mate die informatie het beleid aanstuurt.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.

Brussel, 11 december 2013.

De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^