Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 13 september 2013
gepubliceerd op 20 november 2013

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor nuttige groene warmte

bron
vlaamse overheid
numac
2013036069
pub.
20/11/2013
prom.
13/09/2013
ELI
eli/besluit/2013/09/13/2013036069/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 SEPTEMBER 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/11/2010 pub. 14/12/2010 numac 2010035927 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap voor Natuur en Bos type besluit van de vlaamse regering prom. 19/11/2010 pub. 13/01/2011 numac 2010035951 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne wat betreft de normering van vast en tijdelijk opgestelde zendantennes voor elektromagnetische golven tussen 10 MHz en 10 GHz sluiten houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, wat betreft de invoering van een steunregeling voor nuttige groene warmte


De Vlaamse Regering, Gelet op het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 02/07/2009 numac 2009035567 bron vlaamse overheid Decreet houdende de goedkeuring van de herziene normen voor Vlaamse Overheidscommunicatie type decreet prom. 08/05/2009 pub. 28/08/2009 numac 2009035790 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond type decreet prom. 08/05/2009 pub. 03/07/2009 numac 2009035578 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, wat de verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapportage betreft sluiten, artikel 8.3.1, artikel 8.4.1 en artikel 8.7.2;

Gelet op het Energiebesluit van 19 november 2010;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 14 juli 2011;

Gelet op het advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt, gegeven op 23 augustus 2011;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 29 september 2011;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 30 september 2011;

Gelet op het advies nr. 53.647/1/V van de Raad van State, gegeven op 24 juli 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1.1.1, § 2 van het Energiebesluit van 19 november 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een punt 3/1° ingevoegd dat luidt als volgt : « 3° /1 Algemene Groepsvrijstellingsverordening : verordening EGnr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard, en alle latere wijzigingen; »; 2° er wordt een punt 11° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 11° /1 bruto thermisch vermogen : het door de constructeur in de technische specificaties van de installatie vermelde maximaal thermisch vermogen, met uitsluiting van het ingaand thermisch vermogen;»; 3° in punt 23° worden de woorden « dan warmtekrachtkoppeling » opgeheven; 4° er wordt een punt 72° /1 en 72° /2 ingevoegd, die luiden als volgt : « 72/1° nuttige groene warmte : thermische energie die voor ruimteverwarming of -koeling of als proceswarmte wordt aangewend, en die wordt geproduceerd uit organisch-biologische stof als vermeld in artikel 6.1.16, § 1, eerste lid, 6° of in de opsomming van de organisch-biologische stoffen onder artikel 6.1.16, § 1, eerste lid, 7° om aan een economisch aantoonbare vraag te voldoen; 72/2° nuttige-groenewarmte-installatie : een installatie, gelegen in het Vlaamse Gewest die nuttige groene warmte opwekt en waarbij het geheel of een gedeelte van de in de installatie opgewekte warmte niet wordt gebruikt in een kwalitatieve warmtekrachtkoppelingsinstallatie of waarbij het geheel of een gedeelte van de in de installatie gebruikte warmte niet afkomstig is van een kwalitatieve warmtekrachtkoppelingsinstallatie; »; 5° er wordt een punt 81° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 81/1° proceswarmte : warmte of koude die voor een bepaald proces wordt opgewekt, behalve voor de opwekking van elektriciteit;».

Art. 2.Aan titel VII van hetzelfde besluit, wordt een hoofdstuk IV toegevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK IV. - Ondersteuning van nuttige groene warmte »

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt in hoofdstuk IV, toegevoegd bij artikel 2, een artikel 7.4.1 tot 7.4.4 toegevoegd, die luiden als volgt : « Afdeling I. - Algemene bepalingen Art. 7.4.1. § 1. Onder de voorwaarden vermeld in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening en in dit besluit wordt steun toegekend aan nuttige-groenewarmte-installaties met een bruto thermisch vermogen van meer dan 1 MW gelegen in het Vlaamse gewest voor zover er voor die installatie geen groenestroomcertificaten of warmtekrachtcertificaten werden toegekend of kunnen worden toegekend.

De steun bedraagt maximaal 1 miljoen EUR per investeringsproject. De Vlaamse Regering kan hiervan afwijken indien rekening houdend met dit maximum het voorziene budget niet volledig benut zou worden.

De minister bepaalt jaarlijks het maximale bedrag van de totale steun op basis van de daarvoor op de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor dat jaar ingeschreven middelen. § 2. De steun wordt toegekend in de vorm van een investeringssubsidie en toegewezen via een call-systeem.

De minister lanceert minstens om de zes maanden een call.

De minister bepaalt per call het maximale steunbedrag waarvoor projecten kunnen geselecteerd worden. De call wordt voorafgaandelijk als mededeling aan de Vlaamse Regering voorgelegd. § 3. Per call kan hoogstens één steunaanvraag per installatie worden ingediend. § 4. Wanneer door een uitbreiding van een steungerechtigde nuttige-groenewarmte-installatie een bijkomende capaciteit voor de productie van nuttige groene warmte van meer dan 1 MW wordt bekomen, kan deze uitbreiding, mits deze voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 7.4.2, in aanmerking komen als nieuwe nuttige-groenewarmte-installatie. De nuttige groene warmte geleverd door deze nieuwe nuttige-groenewarmte-installatie moet gemeten worden met behulp van meetapparatuur die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 7.4.2, § 2. § 5. Het steunmechanisme en de steunhoogte worden in 2015, en vervolgens om de twee jaar, geëvalueerd voor wat betreft nieuw in te dienen steunaanvragen. § 6. Projecten die niet in aanmerking komen voor de toekenning van de steun omwille van een uitputting van het door de minister bepaalde maximale steunbedrag, vermeld in paragraaf 2, kunnen altijd bij een volgende call een nieuwe principeaanvraag als vermeld in artikel 7.4.3, indienen. Zij kunnen daarbij de reeds ingediende principeaanvraag herbevestigen, indien de gegevens nog actueel zijn.

In dat geval blijft als indientijdstip het tijdstip behouden waarop de eerste principeaanvraag ontvankelijk werd verklaard. Afdeling II. - De voorwaarden voor toekenning van de ondersteuning

Art. 7.4.2. § 1. In afwijking van artikel 7.4.1, § 1, eerste lid wordt de steun niet verleend aan een aanvrager die behoort tot een doelgroep waarvoor de Vlaamse Regering een energiebeleidsovereenkomst definitief heeft goedgekeurd, en die de aanvrager niet heeft ondertekend of die hij niet naleeft.

Warmte die wordt toegepast voor het aandrijven van een absorptiekoelmachine wordt in geen geval beschouwd als nuttige groene warmte.

Er kan geen steun worden toegekend aan nuttige-groenewarmte-installaties die gebruik maken van directe luchtverwarming voor de verwarming van gebouwen, die geen woon- of kantoorgebouwen zijn.

De steun wordt alleen toegekend aan installaties waarvoor de uitgaven gerelateerd aan de bouw of aan de vernieuwing van de installatie dateren van na de principebeslissing van het Vlaams Energieagentschap, met betrekking tot de toekenning van steun aan de installatie in kwestie volgens 7.4.3, § 2 of aan bestaande installaties die een nieuwe principeaanvraag indienen volgens artikel 7.4.3, § 4, tweede lid. Ook als ze dateren van voor de principebeslissing van het Vlaams Energieagentschap worden uitgaven gerelateerd aan ontwerp, engineering, of vergunningsaanvragen wel beschouwd als in aanmerking komende kosten, maar enkel voor zover ze dateren van na de principeaanvraag. De minister kan, afhankelijk van de gebruikte productietechnologie, nadere regels vastleggen om te bepalen of een installatie als vernieuwd beschouwd kan worden.

Indien de aanvraag gebeurt door een grote onderneming dient de aanvrager aan te tonen dat aan één of meer van de volgende criteria is voldaan : a) een wezenlijke toename van de omvang van het project of de activiteit als gevolg van de steun;b) een wezenlijke toename van de reikwijdte van het project of de activiteit als gevolg van de steun;c) een wezenlijke toename van de totale uitgaven van de begunstigde voor het project of de activiteit als gevolg van de steun;d) een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het betrokken project of de betrokken activiteit wordt voltooid. De minister kan nadere regels vastleggen om te bepalen of een aanvraag aan deze criteria voldoet.

De steun wordt in geval van projecten waarbij biomassa verbrand wordt alleen toegekend voor projecten waarvoor de milieuvergunning is aangevraagd na 1 juli 2012.

De steun wordt alleen toegekend indien de in de installatie gebruikte vaste biomassa niet afkomstig is uit bepaalde gebieden die ook met betrekking tot vloeibare biomassa uitgesloten zijn, zoals bedoeld in artikel 6.1.16, § 1/3, § 1/4, 1° en § 1/5. § 2. De aanvrager die van de steun wil genieten, voorziet zijn installatie van de nodige meetapparatuur om permanent de nuttige groene warmte te meten, tenzij anders bepaald door het Vlaams Energieagentschap. De nuttige groene warmte wordt zo kort mogelijk bij de plaats van nuttige aanwending gemeten. Als er een noodkoeler of buffervat in het circuit is opgesteld, wordt de meting uitgevoerd voorbij de noodkoeler en het buffervat.

De meetapparatuur, vermeld in het eerste lid, de meetopstelling en de toegepaste meetprocedures voldoen aan de terzake geldende internationale en nationale normen. Voor alle meetinstrumenten kan een geldig ijkcertificaat worden voorgelegd, uitgereikt door een bevoegde instantie.

Het Vlaams Energieagentschap kan nadere regels vastleggen betreffende de manier waarop deze metingen uitgevoerd moeten worden. § 3. In het geval de aanvrager een onderneming is, wordt de grootte van de onderneming, bepaald in de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen, vastgesteld op basis van een verklaring op erewoord van de onderneming en op basis van de gegevens van de jaaromzet, het balanstotaal en het aantal werkzame personen.

De gegevens voor de berekening van de jaaromzet, het balanstotaal en het aantal werkzame personen worden vastgesteld op basis van de laatste jaarrekening die bij de Nationale Bank van België is neergelegd voor de indieningsdatum van de steunaanvraag, en die beschikbaar is via een centrale databank.

Om de omzet te berekenen, wordt een boekjaar van meer of minder dan twaalf maanden herberekend tot een periode van twaalf maanden.

Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken, worden de gegevens voor de berekening van de jaaromzet vastgesteld op basis van de laatste aangifte bij de directe belastingen voor de indieningsdatum van de steunaanvraag. De gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen worden in dat geval vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers die in de onderneming waren tewerkgesteld gedurende de laatste vier kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren voor de indieningsdatum van de steunaanvraag.

Bij recent opgerichte ondernemingen, waarvan de eerste jaarrekening nog niet is neergelegd en de eerste fiscale aangifte nog niet is uitgevoerd, worden de gegevens vastgesteld op basis van een financieel plan van het eerste productiejaar. § 4. De aanvrager mag op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen achterstallige schulden hebben bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en geen procedure op basis van Europees of nationaal recht hebben lopen waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd. § 5. De aanvrager is verantwoordelijk voor de naleving van de voorwaarden van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Afdeling III. - Indienen en beoordelen van een steunaanvraag

Art. 7.4.3. § 1. Binnen de opengestelde termijn van de call dient de aanvrager een principeaanvraag in. De principeaanvraag wordt ingediend aan de hand van een op de website van het Vlaams Energieagentschap ter beschikking gesteld elektronisch formulier.

De principeaanvraag zal minstens volgende gegevens bevatten : 1° bruto thermisch vermogen;2° investeringskost van de installatie;3° thermisch rendement;4° financiële steun waarop beroep kan worden gedaan in het kader van andere ondersteuningsmaatregelen;5° aangevraagde steun, uitgedrukt in euro en als percentage van de in aanmerking komende kosten;6° berekening van de extra investeringskosten van de installatie ten opzichte van de investeringskosten van een referentie-installatie en een beschrijving van de referentie-installatie. Het Vlaams Energieagentschap beoordeelt de ontvankelijkheid van de principeaanvragen aan de hand van volgende criteria : 1° de principeaanvraag werd ingediend op de daarvoor voorziene formulieren;2° de principeaanvraag is volledig en correct ingevuld. De aanvrager van wie de principe-aanvraag ontvankelijk is, wordt daarvan binnen twee maanden na ontvangst schriftelijk op de hoogte gebracht.

De aanvrager van wie de principe-aanvraag niet ontvankelijk is, wordt daarvan binnen twee maanden na ontvangst schriftelijk op de hoogte gebracht. Die kennisgeving vermeldt de motivering en de mogelijkheid om een nieuwe principe-aanvraag in te dienen bij een volgende call. § 2. Het Vlaams Energieagentschap onderzoekt of de projecten waarop de ontvankelijke principe-aanvragen betrekking hebben voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7.4.1, § 4 en in artikel 7.4.2. § 3. Het Vlaams Energieagentschap rangschikt de ingediende projecten op basis van de aangevraagde steun. De aangevraagde steun, zoals bedoeld in § 1, tweede lid, 5°, wordt samen met andere financiële steun zoals bedoeld in § 1, tweede lid, 4°, uitgedrukt in een totaal steunpercentage van de in aanmerking komende kosten. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat andere ondersteuningsmaatregelen volledig benut worden. Projecten met een lager totaal steunpercentage worden beter gerangschikt. Projecten met éénzelfde totaal steunpercentage worden gerangschikt op indientijdstip, waarbij een vroeger indientijdstip beter gerangschikt wordt. De best gerangschikte projecten worden gesteund tot het budget, bedoeld in artikel 7.4.1, § 2, derde lid, opgebruikt is.

De minister kan op voorstel van het Vlaams Energieagentschap nadere regels vastleggen om het totale steunpercentage te berekenen.

Het totaal van de uit te betalen steun voor een installatie, inclusief andere financiële ondersteuningsmaatregelen, zal niet hoger zijn dan 1° 65 % van de in aanmerking komende kosten voor kleine ondernemingen;2° 55 % van de in aanmerking komende kosten voor middelgrote ondernemingen;3° 45 % van de in aanmerking komende kosten voor grote ondernemingen;4° 65 % van de in aanmerking komende kosten voor andere aanvragers. Projecten waarbij de aangevraagde steun hoger ligt, komen echter niet in aanmerking voor ondersteuning.

De in aanmerking komende kosten zijn de extra investeringskosten van de installatie ten opzichte van de investeringskosten van een referentieinstallatie zonder de exploitatiekosten en -baten in rekening te nemen. De minister kan op voorstel van het Vlaams Energieagentschap nadere regels vastleggen om deze extra investeringskosten te berekenen en kan op voorstel van het Vlaams Energieagentschap vastleggen wat de referentieinstallatie is. De minister kan op voorstel van het Vlaams Energieagentschap ook verder verduidelijken voor welke delen van een installatie of van projecten conform het Energiebesluit geen groenestroomcertificaten of warmtekrachtcertificaten werden toegekend of kunnen worden toegekend, en die dus kunnen beschouwd worden voor het bepalen van de in aanmerking komende kosten.

Investeringen die in aanmerking komen voor ondersteuning in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 17/12/2010 pub. 28/01/2011 numac 2011035041 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest sluiten tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, of het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, eveneens rekening houdend met de verdere uitvoeringsbepalingen bij deze besluiten, komen niet in aanmerking voor de steun volgens artikel 7.4.1, § 1.

Het Vlaams Energieagentschap controleert of de opgegeven in aanmerking komende kosten waarheidsgetrouw zijn op basis van actuele gegevens uit onafhankelijke studies.

Het Vlaams Energieagentschap betekent aan de aanvrager zijn principebeslissing betreffende de al dan niet toekenning van de steun.

Het Vlaams Energieagentschap houdt een databank bij van alle voor ondersteuning goedgekeurde projecten met de maximaal toe te kennen steun.

Het uit te betalen steunbedrag wordt bepaald door toepassing van het steunpercentage, aangevraagd in het kader van dit besluit, zoals vermeld in § 1, tweede lid, 5°, op de werkelijke in aanmerking komende kosten gestaafd door facturen. Indien de werkelijk bekomen steun uit andere ondersteuningsmaatregelen hoger ligt dan opgegeven in de aanvraag volgens § 1, tweede lid, 4°, wordt de uit te betalen steun in dezelfde mate verminderd, of wordt de reeds uitbetaalde steun in dezelfde mate teruggevorderd. De aanvrager deelt elk verschil tussen de financiële steun waarop beroep wordt gedaan zoals opgegeven in de aanvraag volgens § 1, tweede lid, 4°, en de werkelijk bekomen steun onmiddellijk mee aan het Vlaams Energieagentschap. § 4. Projecten die na het toekennen van de principebeslissing, vermeld in § 3, zesde lid, niet aan de volgende voorwaarden voldoen verliezen hun recht op steun : 1° uiterlijk binnen een jaar na de datum van de principebeslissing een bewijs van de start van de procedure tot het bekomen van een milieueffectrapport, als vermeld in titel IV van het DABM, of een aanvraag tot het bekomen van een milieuvergunning of een aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning kunnen voorleggen;2° uiterlijk binnen twee jaar na de datum van de principebeslissingen gedurende 10 jaar na de datum van ingebruikname beschikken over de vereiste milieuvergunningen en stedenbouwkundige vergunningen;3° uiterlijk binnen de vier jaar na de datum van de principebeslissing in gebruik genomen zijn. Indien aan bovenstaande voorwaarden niet wordt voldaan, zal reeds toegekende steun worden teruggevorderd en kan steeds een nieuwe principe-aanvraag, vermeld in paragraaf 1, ingediend worden. § 5. Nadat een volledig keuringsverslag zoals vermeld in artikel 7.4.4, § 1 werd opgesteld, dient de aanvrager een definitieve steunaanvraag in bij het Vlaams Energieagentschap. De definitieve steunaanvraag wordt ingediend aan de hand van een op de website van het Vlaams Energieagentschap ter beschikking gesteld elektronisch formulier en omvat minstens volgende informatie : 1° het volledige keuringsverslag, vermeld in artikel 7.4.4, § 1; 2° een technische beschrijving van de installatie as built;3° een energiestroomschema van de installatie as built, met minstens de aanduiding van alle meetinstrumenten en eventuele aanwezige warmtekracht- of groenestroominstallaties;4° een bewijs dat de installatie tegemoet komt aan een economisch aantoonbare vraag;5° een beschrijving van de energiebronnen die aangewend zullen worden;6° een kopie van de verleende milieu- en stedenbouwkundige vergunningen. Als uit de definitieve steunaanvraag blijkt dat de installatie as built afwijkt ten opzichte van het door de principebeslissing gevatte dossier, kan het Vlaams Energieagentschap in zijn definitieve beslissing tot toekenning van steun afwijken van de principebeslissing met uitzondering van het maximaal toegekende steunbedrag uit de principebeslissing.

Het Vlaams Energieagentschap betekent zijn definitieve beslissing tot toekenning van de steun aan de aanvrager.

Het Vlaams Energieagentschap houdt in een databank de definitieve beslissing tot toekenning van de steun bij. Afdeling IV. - Toekennen van de steun en controle

Art. 7.4.4. § 1. De geaccrediteerde keuringsinstantie bevestigt in het volledige keuringsverslag dat de metingen die met behulp van de meetapparatuur, vermeld in artikel 7.4.2, § 2, zijn verricht, voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7.4.2, § 2. Het keuringsverslag vermeldt ook alle meterstanden, de datum van ingebruikname en de gebruikte energiebron. Het keuringsverslag wordt door de aanvrager binnen de maand bezorgd aan het Vlaams Energieagentschap.

De aanvrager deelt vanaf de ingebruikname jaarlijks de geproduceerde nuttige groene warmte mee aan het Vlaams Energieagentschap. Het Vlaams Energieagentschap bepaalt op welke wijze deze gegevens worden overgemaakt.

De aanvrager houdt vanaf de ingebruikname een register bij met betrekking tot de in de nuttige-groenewarmte-installatie gebruikte brandstof. Dit register wordt ten minste de werkdag na nieuwe aanvoer aangevuld met de meest recente gegevens. Indien het uitsluitend afvalstoffen betreft, wordt het afvalstoffenregister aanvaard dat bijgehouden moet worden overeenkomstig artikel 7.2.1.4. van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen. Het Vlaams Energieagentschap bepaalt de vorm van het register, evenals welke gegevens erin opgenomen moeten worden en de wijze waarop het register aan het Vlaams Energieagentschap wordt overgemaakt. Het register wordt jaarlijks in digitale vorm overgemaakt aan het Vlaams Energieagentschap. § 2. Voor productie-installaties die nuttige groene warmte opwekken uit biomassa wordt een massabalanssysteem gehanteerd dat : 1° toelaat leveringen van grondstoffen of biomassastromen met verschillende kenmerken te mengen;2° vereist dat informatie over de kenmerken en omvang van de leveringen, vermeld in punt 1°, aan het mengsel toegewezen blijven;3° ervoor zorgt dat de som van alle leveringen die uit het mengsel zijn gehaald dezelfde kenmerken heeft, in dezelfde hoeveelheden, als de som van alle leveringen die aan het mengsel werden toegevoegd. Aan de hand van dit massabalanssysteem wordt aan het Vlaams Energieagentschap aangetoond dat de in de installatie gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria van toepassing op die biomassa, zoals bedoeld in artikel 6.1.16, § 1/1 tot § 1/6.

Aan de hand van dit massabalanssysteem wordt aan het Vlaams Energieagentschap eveneens aangetoond dat de in de installatie gebruikte vaste biomassa niet afkomstig is uit bepaalde gebieden die ook met betrekking tot vloeibare biomassa uitgesloten zijn, zoals bedoeld in artikel 6.1.16, § 1/3, § 1/4, 1° en § 1/5.

Het Vlaams Energieagentschap kan nadere regels vastleggen betreffende de manier waarop deze bepalingen uitgevoerd moeten worden. Het Vlaams Energieagentschap past daarbij duurzaamheidssystemen en berekeningsmethodes toe die door de Europese Commissie werden aanvaard. § 3. De steun wordt uitbetaald in drie schijven : 1° 30 % op zijn vroegst dertig dagen na de principebeslissing van het Vlaams Energieagentschap op voorwaarde dat de installatie de volgende voorwaarden vervult : a) de aanvrager vraagt de uitbetaling van de schijf aan;b) de bouw of de vernieuwing van de installatie is gestart;2° 30 % op zijn vroegst dertig dagen na de principebeslissing van het Vlaams Energieagentschap op voorwaarde dat de installatie de volgende voorwaarden vervult : a) de aanvrager vraagt de uitbetaling van de schijf aan;b) de investeringen voor de bouw of de vernieuwing van de installatie is voor 60 % uitgevoerd;3° 40 % na de definitieve beslissing van het Vlaams Energieagentschap en op voorwaarde dat de installatie de volgende voorwaarden vervult : a) de aanvrager vraagt de uitbetaling van de schijf aan;b) de onderneming heeft geen achterstallige schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of in het kader van subsidiemaatregelen in toepassing van het decreet.Als er achterstallige schulden zijn, wordt de uitbetaling opgeschort tot de onderneming het bewijs levert dat deze schulden werden aangezuiverd. c) de installatie voldoet aan alle voorwaarden vermeld in dit besluit. § 4. De subsidie wordt teruggevorderd binnen tien jaar na de ingebruikname van de installatie in geval van : 1° faillissement, vereffening, boedelafstand, ontbinding, vrijwillige of gerechtelijke verkoop, sluiting in het kader van een sociaaleconomische herstructureringsoperatie met tewerkstellingsafbouw tot gevolg, als die feiten zich voordoen binnen vijf jaar na de beëindiging van de investeringen;2° niet-naleving van de wettelijke informatie- en raadplegingsprocedures bij collectief ontslag binnen vijf jaar na de beëindiging van de investeringen;3° niet doorgeven van de geproduceerde groene warmte aan het Vlaams Energieagentschap; 4° minder dan 95 % van de brandstof gebruikt sinds de ingebruikname is organisch-biologische stof als vermeld in artikel 6.1.16, § 1, eerste lid, 6° of in de opsomming van de organisch-biologische stoffen onder artikel 6.1.16, § 1, eerste lid, 7° ; 5° minder dan 95 % van de brandstof gebruikt sinds de ingebruikname voldoet aan de vereisten bedoeld in artikel 7.4.2, § 1, laatste lid met betrekking tot de herkomst van vaste biomassa; 6° fraude met de opneming van de meetgegevens of het invullen van het brandstofregister;7° niet-naleving van de overige voorwaarden in dit besluit. § 5. Het Vlaams Energieagentschap kan via een controle ter plaatse van de installatie, de meterstanden en het register nagaan en controleren of aan de voorwaarden voor de toekenning van de steun, vermeld in deze afdeling, is voldaan.

Als aan het Vlaams Energieagentschap de toegang tot de installatie wordt geweigerd, als het Vlaams Energieagentschap vaststelt dat niet aan de voorwaarden is voldaan, of als fraude bij de opneming van de meetgegevens of het invullen van het brandstofregister wordt vastgesteld, kan het Vlaams Energieagentschap beslissen om de steun niet toe te kennen of beslissen om de steun terug te vorderen binnen 10 jaar na de ingebruikname van de installatie.

De steungerechtigde meldt aan het Vlaams Energieagentschap onmiddellijk : 1° alle wijzigingen die ervoor kunnen zorgen dat niet langer voldaan wordt aan de voorwaarden voor toekenning van de steun;2° alle wijzigingen die een invloed kunnen hebben op het bedrag van de toe te kennen steun;3° iedere wijziging met betrekking tot de natuurlijke persoon of rechtspersoon waaraan de steun toegekend moet worden. Bij elke melding van een wijziging, vermeld in het derde lid, 2°, legt de steungerechtigde een nieuw keuringsverslag voor als vermeld in artikel 7.4.4, § 1. Bij dergelijke wijzigingen kan het Vlaams Energieagentschap zijn beslissing tot toekenning van steun wijzigen. ».

Art. 4.In titel VII van hetzelfde besluit wordt hoofdstuk I, opgeheven bij besluit van 23 september 2011, opnieuw opgenomen in de volgende lezing : « HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke bepalingen. Art. 7.1.1 In overeenstemming met artikel 8.7.2. § 2, derde lid van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 02/07/2009 numac 2009035567 bron vlaamse overheid Decreet houdende de goedkeuring van de herziene normen voor Vlaamse Overheidscommunicatie type decreet prom. 08/05/2009 pub. 28/08/2009 numac 2009035790 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond type decreet prom. 08/05/2009 pub. 03/07/2009 numac 2009035578 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, wat de verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapportage betreft sluiten worden de maximumpercentages voor tegemoetkomingen aan ondernemingen in artikel 8.7.2, § 2 van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 02/07/2009 numac 2009035567 bron vlaamse overheid Decreet houdende de goedkeuring van de herziene normen voor Vlaamse Overheidscommunicatie type decreet prom. 08/05/2009 pub. 28/08/2009 numac 2009035790 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond type decreet prom. 08/05/2009 pub. 03/07/2009 numac 2009035578 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, wat de verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapportage betreft sluiten aangepast aan de Europese kaderregeling voor staatssteun ten behoeve van het milieu die werd vervangen door de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor het milieu (Publicatieblad van 1 april 2008, C 82) .

In afwijking van artikel 8.7.2, § 2, eerste en tweede lid van het Energiedecreet, kunnen de tegemoetkomingen voor hernieuwbare energie, energiebesparing en warmtekrachtkoppeling-installaties die ter uitvoering van titel VIII van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 02/07/2009 numac 2009035567 bron vlaamse overheid Decreet houdende de goedkeuring van de herziene normen voor Vlaamse Overheidscommunicatie type decreet prom. 08/05/2009 pub. 28/08/2009 numac 2009035790 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond type decreet prom. 08/05/2009 pub. 03/07/2009 numac 2009035578 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, wat de verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapportage betreft sluiten worden toegekend aan kleine ondernemingen maximaal 80 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. Als de onderneming een middelgrote onderneming is kunnen die tegemoetkomingen maximaal 70 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. Als de onderneming een grote onderneming is kunnen die tegemoetkomingen maximaal 60 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. In het geval van een inschrijvingsprocedure kunnen de tegemoetkomingen maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.

In afwijking van artikel 8.7.2, § 2, eerste en tweede lid van het Energiedecreet, kunnen de tegemoetkomingen voor stadsverwarming met conventionele energiebronnen die ter uitvoering van titel VIII van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 02/07/2009 numac 2009035567 bron vlaamse overheid Decreet houdende de goedkeuring van de herziene normen voor Vlaamse Overheidscommunicatie type decreet prom. 08/05/2009 pub. 28/08/2009 numac 2009035790 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond type decreet prom. 08/05/2009 pub. 03/07/2009 numac 2009035578 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, wat de verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapportage betreft sluiten worden toegekend aan kleine ondernemingen maximaal 70 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. Als de onderneming een middelgrote onderneming is kunnen die tegemoetkomingen maximaal 60 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. Als de onderneming een grote onderneming is kunnen die tegemoetkomingen maximaal 50 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. In het geval van een inschrijvingsprocedure kunnen de tegemoetkomingen maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. »

Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 13 september 2013.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, F. VAN DEN BOSSCHE

^