Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 30 november 2018
gepubliceerd op 27 december 2018

Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft diverse bepalingen over energie

bron
vlaamse overheid
numac
2018015561
pub.
27/12/2018
prom.
30/11/2018
ELI
eli/besluit/2018/11/30/2018015561/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 NOVEMBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft diverse bepalingen over energie


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 en artikel 87, § 1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, artikel 5/1, ingevoegd bij het decreet van 26 juni 2015, en artikel 7, derde lid;

Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 4.1.4, artikel 4.1.5, artikel 4.3.1, § 2, artikel 7.1.1, vervangen bij het decreet van 13 juli 2012 en gewijzigd bij de decreten van 28 juni 2013, 20 december 2013, 14 maart 2014 en 27 november 2015, artikel 7.1.2, vervangen bij het decreet van 13 juli 2012 en gewijzigd bij de decreten van 28 juni 2013 en 14 maart 2014, artikel 7.1.3, gewijzigd bij het decreet van 14 maart 2014, artikel 7.1.4/1, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2012 en gewijzigd bij de decreten van 28 juni 2013, 27 november 2015 en 17 februari 2017, artikel 7.5.1, eerste lid, artikel 7.7.2, artikel 8.2.1, artikel 8.2.2, ingevoegd bij het decreet van 19 december 2014 en gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, artikel 8.3.1, artikel 8.3.1/1, ingevoegd bij het decreet van 17 februari 2017, artikel 8.4.1, gewijzigd bij het decreet van 20 december 2013, artikel 8.4.2, ingevoegd bij het decreet van 17 februari 2017, artikel 10.1.1, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2014, artikel 10.1.3, gewijzigd bij de decreten van 14 maart 2014 en 17 februari 2017, artikel 10.1.5, ingevoegd bij het decreet van 18 november 2011 en gewijzigd bij het decreet van 17 februari 2017, artikel 11.1.1, § 1, gewijzigd bij de decreten van 18 november 2011, 14 maart 2014, 25 april 2014 en 17 februari 2017, artikel 11.1.3, gewijzigd bij het decreet van 18 november 2011, artikel 11.1.4, gewijzigd bij de decreten van 18 november 2011, 14 maart 2014, 25 april 2014 en 17 februari 2017, artikel 11.1.5, gewijzigd bij de decreten van 18 november 2011 en 17 februari 2017, artikel 11.2.1, § 1, gewijzigd bij de decreten van 14 maart 2014 en 17 februari 2017, artikel 11.2.2, gewijzigd bij het decreet van 27 november 2015, artikel 11.2.3, gewijzigd bij de decreten van 18 november 2011, 28 juni 2013 en 27 november 2015, artikel 13.1.1, vervangen bij het decreet van 27 november 2015 en gewijzigd bij het decreet van 24 februari 2017;

Gelet op het decreet van 16 november 2018 houdende diverse bepalingen inzake energie, artikel 64, eerste lid;

Gelet op het Energiebesluit van 19 november 2010;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 18 mei 2018;

Gelet op het non-advies van de Minaraad d.d. 27 augustus 2018;

Gelet op het advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt, gegeven op 31 augustus 2018;

Gelet op het non-advies van de SERV d.d. 9 september 2018;

Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie, met toepassing van artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, en gelet op het feit dat de standstillperiode op 5 november 2018 is verstreken, waardoor werd voldaan aan de formaliteiten voorgeschreven bij deze richtlijn;

Gelet op advies nr. 64.343/3 van de Raad van State, gegeven op 31 oktober 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat richtlijn 2009/28/EG de lidstaten oplegt om certificatieregelingen of gelijkwaardige kwalificatieregelingen beschikbaar te stellen voor installateurs van kleinschalige warmwaterketels en verwarmingsketels op biomassa, fotovoltaïsche en thermische systemen op zonne-energie, ondiepe geothermische systemen en warmtepompen;

Overwegende dat Richtlijn 2010/31/EU de lidstaten oplegt een verbeterde energieprestatie van gebouwen te stimuleren via het vaststellen van een berekeningsmethodiek, het vaststellen van eisen met betrekking tot de energieprestaties voor zowel nieuwe als bestaande gebouwen en het invoeren van energieprestatiecertificatensystemen voor gebouwen die worden verkocht of verhuurd;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1.1.1, § 2 van het Energiebesluit van 19 november 2010, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 4° /1 wordt opgeheven; 2° punt 14° wordt vervangen door wat volgt: "14° certificatiesoftware niet-residentieel: de software die ter beschikking wordt gesteld door het Vlaams Energieagentschap aan de energiedeskundigen type D voor de certificering van een of meer types van bestaande grote niet-residentiële gebouwen, waarmee het energieprestatiecertificaat grote niet-residentiële gebouwen kan worden opgesteld en waarmee de berekende resultaten en de gegevens die aan de grondslag liggen van het energieprestatiecertificaat grote niet-residentiële gebouwen, kunnen worden doorgestuurd naar de energieprestatiecertificatendatabank;"; 3° punt 15° wordt vervangen door wat volgt: "15° certificatiesoftware residentieel: de software die ter beschikking wordt gesteld door het Vlaams Energieagentschap aan de energiedeskundigen type A voor de certificering van bestaande residentiële gebouwen en bestaande kleine niet-residentiële gebouwen, en waarmee het energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen, het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen en het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen kan worden opgesteld en waarmee de berekende resultaten en de gegevens die aan de grondslag liggen van het energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen, het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen en het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen kunnen worden doorgestuurd naar de energieprestatiecertificatendatabank;"; 4° punt 24° wordt opgeheven;5° in punt 29° wordt tussen het woord "gebouwen" en het woord "opmaakt" de zinsnede ", het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen, en het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen" ingevoegd;6° in punt 32° wordt tussen het woord "voor" en het woord "niet-residentiële" het woord "grote" ingevoegd; 7° er wordt een punt 35° /1 ingevoegd dat luidt als volgt: "35° /1 energieprestatiecertificaat grote niet-residentiële gebouwen: het certificaat waarin het resultaat is vermeld van de berekening of meting van de totale energie-efficiëntie van een bestaand grote niet-residentiële eenheid, uitgedrukt in een of meer numerieke indicatoren;"; 8° er wordt een punt 35° /2 ingevoegd dat luidt als volgt: "35° /2 energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen: het certificaat waarin het resultaat is vermeld van de berekening van de totale energie-efficiëntie van een bestaand kleine niet-residentiële eenheid, uitgedrukt in een of meer numerieke indicatoren;"; 9° er wordt een punt 35° /3 ingevoegd dat luidt als volgt: "35° /3 energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen: het certificaat waarin het resultaat is vermeld van de berekening van de energie-efficiëntie van de gemeenschappelijke delen van een bestaand appartementsgebouw, uitgedrukt in één of meer numerieke indicatoren;"; 10° punt 36° wordt vervangen door wat volgt: "36° energieprestatiecertificaat niet-residentiële gebouwen: het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen of het energieprestatiecertificaat grote niet-residentiële gebouwen;"; 11° er wordt een punt 44/1° ingevoegd, dat luidt als volgt: "44° /1 gebouweenheid: de kleinste eenheid binnen een gebouw die voldoet aan al de volgende voorwaarden: a) geschikt zijn voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden of een gemeenschappelijk deel zijn;b) ontsloten worden via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde circulatieruimte; c) in functioneel opzicht zelfstandig zijn;"; 12° het bestaande punt 47/1° wordt hernummerd tot punt 47° /2;13° er wordt een punt 47° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "grote niet-residentiële eenheid is "een gebouweenheid met niet-residentiële en niet-industriële bestemming die geen kleine niet-residentiële eenheid is"; 14° er wordt een punt 60° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "60° /1 kleine niet-residentiële eenheid: een gebouweenheid met niet-residentiële en niet-industriële bestemming met een bruikbare vloeroppervlakte die niet groter is dan 500 m2 en waarbij het aaneengesloten geheel van niet-residentiële gebouweenheden binnen een zelfde gebouw waarvan de gebouweenheid deel uitmaakt een bruikbare vloeroppervlakte heeft die niet groter is dan 1000 m2;"; 15° er wordt een punt 73° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "73° /2 Omgevingsvergunningenbesluit: het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;"; 16° er wordt een punt 104° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "104° /2 Verordening 1407/2013/EU: Verordening 1407/2013/EU van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;"; 17° er wordt een punt 105° /1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "105° /1/1.Voertuigdelen: het systematisch en beurtelings door vooraf bepaalde personen gebruiken van één of meerdere voertuigen tegen betaling via een vereniging voor voertuigdelen, met uitzondering van het gebruik van voertuigen bestemd voor gewone verhuur of huurkoop;".

Art. 2.In artikel 2.1.4 van hetzelfde besluit worden de woorden "de beheersovereenkomst" vervangen door "het ondernemingsplan".

Art. 3.In artikel 2.2.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "vooral via de beheersovereenkomst" vervangen door de woorden "inzonderheid door het ondernemingsplan";2° het tweede en derde lid worden opgeheven.

Art. 4.In artikel 2.3.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, wordt de zinsnede "besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid" vervangen door de zinsnede "besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen en van de intern verzelfstandigde agentschappen".

Art. 5.In artikel 2.4.5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt: "1° een jaarrapport over de uitvoering van het ondernemingsplan;"; 2° punt 3° wordt opgeheven.

Art. 6.In artikel 3.1.20 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "of het lidmaatschap van het bestuursorgaan van een van de voornoemde personen betreft" opgeheven.

Art. 7.In artikel 3.2.14 van hetzelfde besluit wordt tussen het tweede en derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De VREG kan een leveringsvergunning enkel op vraag van de houder ervan opheffen nadat deze aan de VREG het bewijs heeft voorgelegd dat hij al zijn klanten heeft overgedragen aan een of meerdere andere leveranciers.".

Art. 8.Aan artikel 6.1.4, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De minister kan nadere regels en de verdere werkwijze bepalen met het oog op het op onafhankelijke wijze aantonen van de informatie, vermeld in § 2.".

Art. 9.In artikel 6.1.12/1 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, die luidt als volgt: " § 2/1.De minister kan, met het oog op het op onafhankelijke wijze aantonen van de informatie, vermeld in § 2, nadere regels uitwerken wat betreft de erkenning van de certificatie-instanties, de erkenning en de periodieke beoordeling van de certificatieschema's, en het invoeren van certificatieschema's door het Vlaams Energieagentschap."; 2° in paragraaf 3, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden tussen de woorden "aanspraak maken op een" en de woorden "vereenvoudigd certificatiesysteem", de woorden "door de minister bepaald" ingevoegd;3° de paragraaf 3, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013, wordt hernummerd tot paragraaf 4.

Art. 10.In artikel 6.1.16, § 1/1, laatste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden tussen de woorden "kan een" en de woorden "risicogebaseerde methodologie", de woorden "door de minister bepaalde" ingevoegd.

Art. 11.In artikel 6.2.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Warmte-krachtinstallaties met een nominaal elektrisch of mechanisch vermogen van meer dan 1 MW kunnen alleen warmte-krachtcertificaten blijven krijgen na de voorlegging van een nieuw keuringsverslag om de twee jaar.".

Art. 12.In artikel 6.2.10, § 8, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, worden tussen de woorden "fossiele energiebronnen" en de zinsnede "gelijkgesteld aan 55 %" de woorden "of biomethaan" ingevoegd.

Art. 13.In artikel 6.2/1.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, wordt tussen het eerste en tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid worden de productie-installaties, vermeld in het eerste lid, die aangesloten zijn op een directe lijn en daarin injecteren, ingedeeld in een niet-representatieve projectcategorie, vermeld in artikel 6.2/1.7, indien ze voldoen aan de daarvoor geldende voorwaarden.".

Art. 14.In artikel 6.2/1.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, wordt tussen het eerste en tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid worden de productie-installaties, vermeld in het eerste lid, die aangesloten zijn op een directe lijn en daarin injecteren, ingedeeld in een niet-representatieve projectcategorie, vermeld in artikel 6.2/1.7, indien ze voldoen aan de daarvoor geldende voorwaarden.".

Art. 15.Aan artikel 6.2/1.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2015, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste en tweede lid herberekent het Vlaams Energieagentschap voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar voor de productie van groene stroom de onrendabele toppen en bandingfactoren en actualiseert deze op basis van de tarieven van de vennootschapsbelasting.".

Art. 16.Aan titel VI, hoofdstuk II/1, afdeling II, onderafdeling III van hetzelfde besluit wordt een artikel 6.2/1.4/1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 6.2/1.4/1. Het Vlaams Energieagentschap herberekent voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar voor warmte-krachtkoppeling de onrendabele toppen en bandingfactoren en actualiseert deze op basis van de tarieven van de vennootschapsbelasting.".

Art. 17.In artikel 6.2/1.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2017 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1, eerste lid, 1° wordt de zinsnede ", voor zover ze niet behoren tot 6° " toegevoegd;2° aan paragraaf 1, eerste lid wordt een punt 6° tot en met 12° toegevoegd, die luiden als volgt: "6° nieuwe installaties op zonne-energie met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt;7° nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land, met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 300 kWe tot en met 4,5 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt;8° nieuwe biogasinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: a) voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van: 1) biogasinstallaties op stortgas, 2) biogasinstallaties met vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib;3) biogasinstallaties voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie;b) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie: 9° nieuwe installaties voor de verbranding van vaste biomassa met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt;10° nieuwe installaties voor de verbranding van vloeibare biomassa met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt;11° nieuwe installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt; 12° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt, en met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 50 MWe."; 3° in paragraaf 1, vijfde lid, worden tussen de zinsnede ", en legt de berekening van die voorlopige bandingfactor" en de zinssnede "ter goedkeuring voor aan de minister", de woorden "alsook de berekeningsmethodiek van de definitieve bandingfactor" ingevoegd;4° in paragraaf 1, vijfde lid worden de woorden "en aan de VREG" vervangen door de zinsnede "wat expertisedossiers betreft aan de VREG, en wat standaarddossiers betreft aan de beheerder van het net waarop de installatie is aangesloten of aan de beheerder van het net dat gekoppeld is aan het gesloten distributienet of gesloten industrieel net waarop de installatie is aangesloten of als het installaties in eilandwerking betreft aan de netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangewezen";5° in paragraaf 2, vierde lid worden de woorden "en aan de VREG" vervangen door de zinsnede "wat expertisedossiers betreft aan de VREG, en wat standaarddossiers betreft aan de beheerder van het net waarop de installatie is aangesloten of aan de beheerder van het net dat gekoppeld is aan het gesloten distributienet of gesloten industrieel net waarop de installatie is aangesloten of als het installaties in eilandwerking betreft aan de netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangewezen";6° aan paragraaf 2, vijfde lid wordt de volgende zin toegevoegd: "In dat geval blijft de definitieve bandingfactor voor een nieuw project geldig voor zover de startdatum niet later is dan twaalf maanden na de betekening van de beslissing.Wanneer de bandingfactor voor het project niet langer geldig is, dient een nieuwe aanvraag te worden ingediend volgens de procedure vermeld in § 1."; 7° in paragraaf 2, zesde lid worden tussen de woorden "voor een nieuw project" en de woorden "geldig voor zover de startdatum niet later is dan één maand na de betekening van de beslissing", de woorden "dat wel over een omgevingsvergunning dient te beschikken" ingevoegd; 8° in paragraaf 6 worden de woorden "artikel 6.2/1.2, derde lid" vervangen door de woorden "artikel 6.2/1.3, tweede lid"; 9° aan paragraaf 6 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid herberekent het Vlaams Energieagentschap voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar voor de productie van groene stroom en voor warmte-krachtkoppeling de onrendabele toppen en bandingfactoren en actualiseert deze op basis van de tarieven van de vennootschapsbelasting.".

Art. 18.Aan titel VI, hoofdstuk II/1, afdeling III, van hetzelfde besluit wordt een artikel 6.2/1.8/1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 6.2/1.8/1. Het Vlaams Energieagentschap actualiseert de onrendabele toppen en bandingfactoren op basis van de tarieven van de vennootschapsbelasting voor alle lopende projecten met startdatum voor 1 januari 2013, vermeld in artikel 6.2/1.8, voor de productie van groene stroom.".

Art. 19.In artikel 6.4.1/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden punt 3° en punt 4° vervangen door wat volgt: "3° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste isolatie aan de buitenkant van een buitenmuur, volgens de volgende criteria:

datum van de eindfactuur

koppeling aan kwaliteitssysteem

premie

1/1/2016-31/12/2016

De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 2 m2K/W. 15 euro per m2

1/1/2017-31/12/2020

De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 3 m2K/W.

15 euro per m2

Vanaf 1/1/2021

De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 3 m2K/W. Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vanaf 1 januari 2021, moeten de gebruikte materialen, de plaatsingstechnieken en de plaatsers volledig voldoen aan de STS, vermeld in artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot opstelling van typevoorschriften in de bouwsector, voor de plaatsing van isolatie aan de buitenkant van buitenmuren.

15 euro per m2


4° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste isolatie aan de binnenkant van buitenmuren, op voorwaarde dat de warmteweerstand van de nieuw aangebrachte isolatielaag minimaal 2 m2K/W bedraagt, volgens de volgende criteria:

datum van de eindfactuur

koppeling aan kwaliteitssysteem

premie

1/1/2016-31/12/2016

/

Geen premie

1/1/2017-31/12/2018

De uitgevoerde werkzaamheden worden begeleid door een architect die ingeschreven is in de tabel van de Orde van Architecten en die een controletaak uitoefent op de werkzaamheden, of de isolatiematerialen wordt geplaatst door een aannemer waarvan op het ogenblik van de uitvoering minstens de zaakvoerder of een werknemer beschikt over een certificaat van bekwaamheid of een certificaat van bekwaamheid als aspirant als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°, van dit besluit.

15 euro per m2

1/1/2019 - 31/12/2020

De uitgevoerde werkzaamheden worden begeleid door een architect die ingeschreven is in de tabel van de Orde van Architecten en die een controletaak uitoefent op de werkzaamheden, of de isolatiematerialen wordt geplaatst door een aannemer waarvan op het ogenblik van de uitvoering minstens de zaakvoerder of een werknemer beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°, van dit besluit. Indien de voormelde aannemer niet beschikt over voormeld certificaat van bekwaamheid, dan wordt de kwaliteitsvolle uitvoering gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°.

15 euro per m2

Vanaf 1/1/2021

Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vóór 1 januari 2021: de uitgevoerde werkzaamheden worden begeleid door een architect die ingeschreven is in de tabel van de Orde van Architecten en die een controletaak uitoefent op de werkzaamheden, of het plaatsen van de isolatiematerialen wordt uitgevoerd door een aannemer waarvan op het ogenblik van de uitvoering minstens de zaakvoerder of een werknemer beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°, van dit besluit. Indien de voormelde aannemer niet beschikt over voormeld certificaat van bekwaamheid, dan wordt de kwaliteitsvolle uitvoering gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°.

Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vanaf 1 januari 2021, moeten de gebruikte materialen, de plaatsingstechnieken en de plaatsers volledig voldoen aan de STS, vermeld in artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot opstelling van typevoorschriften in de bouwsector, voor de plaatsing van isolatie aan de binnenkant van buitenmuren.

15 euro per m2


". 2° in het eerste lid wordt punt 6° vervangen door wat volgt: "6° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste glasoppervlakte, volgens de volgende criteria:

datum van de eindfactuur

voorwaarden

premie

1/1/2016 - 31/12/2016

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,1 W/m2K maar meer dan 0,8 W/m2K en is geplaatst ter vervanging van enkele beglazing

12 euro per m2

1/1/2016 - 31/12/2016

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 0,8 W/m2K en werd geplaatst ter vervanging van enkele beglazing of dubbele beglazing

15 euro per m2

1/1/2017 - 31/12/2018

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,1 W/m2K

10 euro per m2

1/1/2019 - 31/12/2019

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,0 W/m2K

10 euro per m2

vanaf 1/1/2020

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,0 W/m2K

8 euro per m2


".

Art. 20.In artikel 6.4.1/1/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden punt 1° en 2° vervangen door wat volgt: "1° een premie voor een door een aannemer nieuw geplaatste thermisch zonnecollectorsysteem, volgens de volgende criteria:

datum van de eindfactuur

koppeling aan kwaliteitssysteem

premie

1/1/2016-31/12/2016

/

550 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 2750 euro per woning of wooneenheid en begrensd tot 50 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

1/1/2017 - 30/6/2017

/

550 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 2750 euro per woning of wooneenheid en begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

1/7/2017-31/12/2018

De kwaliteitsvolle uitvoering van de installaties wordt gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 2° of 3°.

550 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 2750 euro per woning of wooneenheid en begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

vanaf 1/1/2019

/

550 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 2750 euro per woning of wooneenheid en begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen


2° een premie voor een door een aannemer nieuw geplaatste warmtepomp, volgens de volgende criteria:

datum van de eindfactuur

koppeling aan kwaliteitssysteem

type warmtepomp

premie

1/1/2016-31/12/2016

/

elektrische warmtepomp

270 euro x ((0,87 x COP) - 2,5) x het elektrisch compressorvermogen uitgedrukt in kWatt en vervolgens beperkt tot 1700 euro per woning of wooneenheid

gaswarmtepomp

270 euro x ((0,87 x COP) - 1) x het geïnstalleerd gasvermogen uitgedrukt in kWatt en vervolgens beperkt tot 1700 euro per woning of wooneenheid

1/1/2017-30/06/2017

/

geothermische warmtepomp

4000 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

lucht-waterwarmtepomp

1500 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

hybride lucht-waterwarmtepomp

800 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

lucht-luchtwarmtepomp

300 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

1/7/2017-31/12/2018

De kwaliteitsvolle uitvoering van de installaties wordt gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 6° of 7°.

geothermische warmtepomp

4000 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

lucht-waterwarmtepomp

1500 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

hybride lucht-waterwarmtepomp

800 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

lucht-luchtwarmtepomp

300 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

vanaf 1/1/2019

/

geothermische warmtepomp

4000 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

lucht-waterwarmtepomp

1500 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

hybride lucht-waterwarmtepomp

800 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

lucht-luchtwarmtepomp

300 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen


". 2° aan het eerste lid wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt: "3° een premie voor een door een aannemer nieuw geplaatste warmtepompboiler, volgens de volgende criteria:

datum van de eindfactuur

voorwaarde

premie

Vanaf 1/1/2019 tot en met 31/12/2019

De warmtepompboiler wordt uitsluitend gebruikt voor de productie van sanitair warm water

400 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

Vanaf 1/1/2020 tot en met 31/12/2020

De warmtepompboiler wordt uitsluitend gebruikt voor de productie van sanitair warm water

300 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

Vanaf 1/1/2021 tot en met 31/12/2023

De warmtepompboiler wordt uitsluitend gebruikt voor de productie van sanitair warm water

200 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen


3° in het tweede lid worden tussen het woord "weerstandsverwarming" en de woorden "door de betreffende warmtepomp" de woorden "in de volledige woning of wooneenheid" ingevoegd;4° tussen het vierde en het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De premies voor een thermisch zonnecollectorsysteem en een warmtepompboiler zijn niet cumuleerbaar met elkaar.De premies voor een warmtepomp en een warmtepompboiler zijn enkel cumuleerbaar met elkaar in zoverre de plaatsing van de warmtepompboiler die van de warmtepomp vooraf gaat."; 5° het bestaande vijfde lid, dat het zesde lid wordt, wordt vervangen door wat volgt: "Per woning of per wooneenheid kan slechts één keer per tien jaar een premie voor een warmtepomp worden toegekend.Per woning of per wooneenheid kan slechts één keer per vijftien jaar een premie voor een thermisch zonnecollectorsysteem worden toegekend. Per woning of per wooneenheid kan slechts één keer per tien jaar een premie voor een warmtepompboiler worden toegekend. ". 6° aan het bestaande zesde lid, dat het zevende lid wordt, worden de volgende zinnen toegevoegd: "De minister zal in het kader van de toepassing van de premies, vermeld in het eerste lid, kwaliteitseisen en kwaliteitscontroles opleggen aan installateurs van warmtepompen, thermische zonnecollectorsystemen en warmtepompboilers.De minister kan nadere regels bepalen voor de manier waarop die eisen en controles worden uitgevoerd. De minister kan eisen bepalen waaraan de personen of organisaties die de controles uitvoeren, moeten voldoen.".

Art. 21.In artikel 6.4.1/5, § 1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, worden punt 3° en punt 4° vervangen door wat volgt: "3° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste isolatie aan de buitenkant van een buitenmuur, volgens de volgende criteria:

datum van de eindfactuur

koppeling aan kwaliteitssysteem

premie

1/1/2016 - 31/12/2016

De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 2 m2K/W. 15 euro per m2

1/1/2017-31/12/2020

De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 3 m2K/W.

15 euro per m2

Vanaf 1/1/2021

De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 3 m2K/W. Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vanaf 1 januari 2021, moeten de gebruikte materialen, de plaatsingstechnieken en de plaatsers volledig voldoen aan de STS, vermeld in artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot opstelling van typevoorschriften in de bouwsector, voor de plaatsing van isolatie aan de buitenkant van buitenmuren.

15 euro per m2


4° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste isolatie aan de binnenkant van buitenmuren, op voorwaarde dat de warmteweerstand van de nieuw aangebrachte isolatielaag minimaal 2 m2K/W bedraagt, volgens de volgende criteria:

datum van de eindfactuur

koppeling aan kwaliteitssysteem

premie

1/1/2016 -31/12/2016

/

Geen premie

1/1/2017-31/12/2018

De uitgevoerde werkzaamheden worden begeleid door een architect die ingeschreven is in de tabel van de Orde van Architecten en die een controletaak uitoefent op de werkzaamheden, of de isolatiematerialen wordt geplaatst door een aannemer waarvan op het ogenblik van de uitvoering minstens de zaakvoerder of een werknemer beschikt over een certificaat van bekwaamheid of een certificaat van bekwaamheid als aspirant als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°, van dit besluit.

15 euro per m2

1/1/2019 - 31/12/2020

De uitgevoerde werkzaamheden worden begeleid door een architect die ingeschreven is in de tabel van de Orde van Architecten en die een controletaak uitoefent op de werkzaamheden, of de isolatiematerialen wordt geplaatst door een aannemer waarvan op het ogenblik van de uitvoering minstens de zaakvoerder of een werknemer beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°, van dit besluit. Indien de voormelde aannemer niet beschikt over voormeld certificaat van bekwaamheid, dan wordt de kwaliteitsvolle uitvoering gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°.

15 euro per m2

Vanaf 1/1/2021

Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vóór 1 januari 2021: de uitgevoerde werkzaamheden worden begeleid door een architect die ingeschreven is in de tabel van de Orde van Architecten en die een controletaak uitoefent op de werkzaamheden, of het plaatsen van de isolatiematerialen wordt uitgevoerd door een aannemer waarvan op het ogenblik van de uitvoering minstens de zaakvoerder of een werknemer beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°, van dit besluit. Indien de voormelde aannemer niet beschikt over voormeld certificaat van bekwaamheid, dan wordt de kwaliteitsvolle uitvoering gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°.

Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vanaf 1 januari 2021, moeten de gebruikte materialen, de plaatsingstechnieken en de plaatsers volledig voldoen aan de STS, vermeld in artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot opstelling van typevoorschriften in de bouwsector, voor de plaatsing van isolatie aan de binnenkant van buitenmuren.

15 euro per m2


2° in het eerste lid, worden punt 6° tot en met 8° vervangen door wat volgt: "6° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste glasoppervlakte, volgens de volgende criteria:

datum van de eindfactuur

voorwaarden

premie

1/1/2016 - 31/12/2016

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,1 W/m2K maar meer dan 0,8 W/m2K en werd geplaatst ter vervanging van enkele beglazing

12 euro per m2

1/1/2016 - 31/12/2016

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 0,8 W/m2K en werd geplaatst ter vervanging van enkele beglazing of dubbele beglazing

15 euro per m2

1/1/2017 - 31/12/2018

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,1 W/m2K

10 euro per m2

1/1/2019 - 31/12/2019

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,0 W/m2K

10 euro per m2

Vanaf 1/1/2020

De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,0 W/m2K

8 euro per m2


7° een premie voor een door een aannemer nieuw geplaatst thermisch zonnecollectorsysteem, volgens de volgende criteria:

datum van de eindfactuur

koppeling aan kwaliteitssysteem

premie

1/1/2016-31/12/2016

/

200 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 10.000 euro per geplaatste installatie en begrensd tot 50 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

1/1/2017-30/6/2017

/

200 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 10.000 euro per geplaatste installatie en begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

1/7/2017-31/12/2018

De kwaliteitsvolle uitvoering van de installaties wordt gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 2° of 3° van dit besluit.

200 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 10.000 euro per geplaatste installatie en begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

Vanaf 1/1/2019

/

200 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 10.000 euro per geplaatste installatie en begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen


8° een premie voor een door een aannemer nieuw geplaatste warmtepomp, volgens de volgende criteria:

datum van de eindfactuur

koppeling aan kwaliteitssysteem

type warmtepomp

premie naargelang het elektrische compressorvermogen dan wel het geïnstalleerde gasvermogen uitgedrukt in kW

1/1/2016-31/12/2016

/

elektrische warmtepomp

1) 1 tot 10 kW: 270 euro x P x ((0,87 x COP) - 2,5);2) 11 tot 25 kW: (2700+(P-10)*135)*((0,87*COP) -2,5) euro;3) 26 tot 45 kW: (4725+(P-25)*95)*((0,87*COP) -2,5) euro;4) 46 tot 60 kW: (6625+(P-45)*90)*((0,87*COP) -2,5) euro;5) 61 tot 100 kW: (7975+(P-60)*65)*((0,87*COP)-2,5) euro; 6) Vanaf 101 kW: (10.575+(P-100)*25)*((0,87*COP) -2,5) euro en vervolgens beperkt tot 60.000 euro.

gaswarmtepomp

1) 1 tot 10 kW: 270 euro x P x ((0,87 x COP) - 1);2) 11 tot 25 kW: (2700+(P-10)*135)*((0,87*COP) - 1) euro;3) 26 tot 45 kW: (4725+(P-25)*95)*((0,87*COP) - 1) euro;4) 46 tot 60 kW: (6625+(P-45)*90)*((0,87*COP) - 1) euro;5) 61 tot 100 kW: (7975+(P-60)*65)*((0,87*COP) - 1) euro; 6) Vanaf 101 kW: (10.575+(P-100)*25)*((0,87*COP) - 1) euro en vervolgens beperkt tot 60.000 euro.

1/1/2017-30/06/2017

/

geothermische warmtepomp

o tot 10 kW: 4000 euro o van 11 tot 25 kW: 4000 euro + 800 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 16.000 euro + 600 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 28.000 euro + 400 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 34.000 euro + 200 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 42.000 euro + 150 euro * (vermogen-100) met een maximum van 57.000 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

lucht-waterwarmtepomp

o tot 10 kW: 1500 euro o van 11 tot 25 kW: 1500 euro + 300 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 6000 euro + 230 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 10.600 euro + 160 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 13.000 euro + 110 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 17.400 euro + 60 euro * (vermogen-100) met een maximum van 23.500 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

hybride lucht-waterwarmte-pomp

o tot 10 kW: 800 euro o van 11 tot 25 kW: 800 euro + 160 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 3200 euro + 123 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 5660 euro + 85 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 6935 euro + 58 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 9255 euro + 32 euro * (vermogen-100) met een maximum van 12.500 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

lucht-luchtwarmtepomp

o tot 10 kW: 300 euro o van 11 tot 25 kW: 300 euro + 60 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 1200 euro + 46 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 2120 euro + 32 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 2600 euro + 18 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 3320 euro + 14 euro * (vermogen-100) met een maximum van 4800 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

1/7/2017-31/12/2018

De kwaliteitsvolle uitvoering van de installaties wordt gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 6° of 7° van dit besluit.

geothermische warmtepomp

o tot 10 kW: 4000 euro o van 11 tot 25 kW: 4000 euro + 800 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 16.000 euro + 600 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 28.000 euro + 400 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 34.000 euro + 200 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 42.000 euro + 150 euro * (vermogen-100) met een maximum van 57.000 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

lucht-waterwarmtepomp

o tot 10 kW: 1500 euro o van 11 tot 25 kW: 1500 euro + 300 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 6000 euro + 230 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 10.600 euro + 160 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 13.000 euro + 110 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 17.400 euro + 60 euro * (vermogen-100) met een maximum van 23.500 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

hybride lucht-waterwarmte-pomp

o tot 10 kW: 800 euro o van 11 tot 25 kW: 800 euro + 160 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 3200 euro + 123 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 5660 euro + 85 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 6935 euro + 58 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 9255 euro + 32 euro * (vermogen-100) met een maximum van 12.500 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

lucht-luchtwarmtepomp

o tot 10 kW: 300 euro o van 11 tot 25 kW: 300 euro + 60 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 1200 euro + 46 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 2120 euro + 32 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 2600 euro + 18 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 3320 euro + 14 euro * (vermogen-100) met een maximum van 4800 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

Vanaf 1/1/2019

/

geothermische warmtepomp

o tot 10 kW: 4000 euro o van 11 tot 25 kW: 4000 euro + 800 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 16.000 euro + 600 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 28.000 euro + 400 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 34.000 euro + 200 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 42.000 euro + 150 euro * (vermogen-100) met een maximum van 57.000 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

lucht-waterwarmtepomp

o tot 10 kW: 1500 euro o van 11 tot 25 kW: 1500 euro + 300 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 6000 euro + 230 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 10.600 euro + 160 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 13.000 euro + 110 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 17.400 euro + 60 euro * (vermogen-100) met een maximum van 23.500 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

hybride lucht-waterwarmte-pomp

o tot 10 kW: 800 euro o van 11 tot 25 kW: 800 euro + 160 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 3200 euro + 123 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 5660 euro + 85 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 6935 euro + 58 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 9255 euro + 32 euro * (vermogen-100) met een maximum van 12.500 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

lucht-luchtwarmtepomp

o tot 10 kW: 300 euro o van 11 tot 25 kW: 300 euro + 60 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 1200 euro + 46 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 2120 euro + 32 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 2600 euro + 18 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 3320 euro + 14 euro * (vermogen-100) met een maximum van 4800 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen


3° in het eerste lid, wordt een punt 8° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "8/1° een premie voor een door een aannemer nieuw geplaatste warmtepompboiler, volgens de volgende criteria:

datum van de eindfactuur

voorwaarde

premie

vanaf 1/1/2019 tot en met 31/12/2019

De warmtepompboiler wordt uitsluitend gebruikt voor de productie van sanitair warm water

? tot 2 kW: 400 euro per geplaatste warmtepompboiler ? vanaf 2 kW: 400 euro + 80 euro * (vermogen - 2) met een maximum van 5.040 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

vanaf 1/1/2020 tot en met 31/12/2020

De warmtepompboiler wordt uitsluitend gebruikt voor de productie van sanitair warm water

? tot 2 kW: 300 euro per geplaatste warmtepompboiler ? vanaf 2 kW: 300 euro + 60 euro * (vermogen - 2) met een maximum van 3.780 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen

vanaf 1/1/2021 tot en met 31/12/2023

De warmtepompboiler wordt uitsluitend gebruikt voor de productie van sanitair warm water

? tot 2 kW: 200 euro per geplaatste warmtepompboiler ? vanaf 2 kW: 200 euro + 40 euro * (vermogen - 2) met een maximum van 2.520 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen


4° er wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De premies voor een thermisch zonnecollectorsysteem en een warmtepompboiler zijn niet cumuleerbaar met elkaar."; 5° het bestaande derde lid, dat het vierde lid wordt, wordt vervangen door wat volgt: "De premiebedragen, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 6°, en 9°, kunnen alleen worden toegekend als het gebouw aangesloten is op het elektriciteitsdistributienet vóór 1 januari 2006 of als de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor het gebouw dateert van vóór 1 januari 2006.De premiebedragen, vermeld in het eerste lid, 7°, 8° en 8° /1, kunnen alleen worden toegekend als het gebouw aangesloten is op het elektriciteitsdistributienet vóór 1 januari 2014 of als de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor het gebouw dateert van vóór 1 januari 2014. De premies, vermeld in het eerste lid, 7°, 8° en 8° /1, kunnen maar één keer per tien jaar per gebouw worden toegekend."; 6° aan het bestaande vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de volgende zinnen toegevoegd: "De minister zal in het kader van de toepassing van de premies, vermeld in het eerste lid, kwaliteitseisen en kwaliteitscontroles opleggen aan installateurs van warmtepompen, thermische zonnecollectorsystemen en warmtepompboilers.De minister kan nadere regels bepalen voor de manier waarop die eisen en controles worden uitgevoerd. De minister kan eisen bepalen waaraan de personen of organisaties die de controles uitvoeren moeten voldoen.".

Art. 22.In artikel 6.4.1/8, achtste lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, worden de woorden "drie maanden" vervangen door het woord "maand".

Art. 23.In artikel 6.4.1/9, negende lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, worden de woorden "drie maanden" vervangen door het woord "maand".

Art. 24.In artikel 6.4.1/9/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, die luidt als volgt: " § 1/1. De elektriciteitsdistributienetbeheerders kennen aan investeerders in gebouwen aangesloten op privédistributienetten, vermeld in artikel 4.7.1, § 2, eerste lid, 1° van het Energiedecreet van 8 mei 2009, of aan investeerders in gebouwen in eilandwerking, de premies, vermeld in artikel 6.4.1/1 tot en met 6.4.1/5, toe. De inhoudelijke premievoorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing.".

Art. 25.In artikel 6.4.1/12 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, 10 juli 2015, 15 juli 2016 en 1 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, tweede lid worden na de woorden "Vlaamse Gemeenschap" en voor de woorden "voor dat jaar" de woorden "en het Energiefonds" ingevoegd;2° in paragraaf 2, tweede lid worden de woorden "op 1 oktober 2006 als vermeld in bijlage IV, die bij dit besluit is gevoegd" vervangen door de woorden "op 31 december van het voorgaande jaar, als vastgesteld door de minister"; 3° in paragraaf 2, derde lid wordt na de zinsnede "en artikel 6.4.1/9/1" en voor het woord "verminderd" telkens de zinsnede "uitbetaald in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorafgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het kalenderjaar," ingevoegd; 4° in paragraaf 2, derde lid wordt na de zinsnede "wordt de vergoeding beperkt tot de reële premie-uitgaven" en voor het woord "verminderd" de zinsnede "uitbetaald in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorafgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het kalenderjaar," ingevoegd;5° in paragraaf 3 worden na de woorden "Vlaamse Gemeenschap" en voor de woorden "beschikbare middelen" telkens de woorden "en het Energiefonds" ingevoegd;6° in paragraaf 4 worden na de woorden "Vlaamse Gemeenschap" en voor de woorden "beschikbare middelen" telkens de woorden "en het Energiefonds" ingevoegd;7° er wordt een paragraaf 4/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: " § 4/1.In afwijking van paragraaf 2 wordt er voor de uitvoering van de actieverplichtingen, vermeld in artikel 6.4.1/1/1, eerste lid, 3° en artikel 6.4.1/5, § 1, eerste lid, 8° /1 op de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, of op de in het Energiefonds of Klimaatfonds beschikbare middelen, per kalenderjaar aan elke elektriciteitsdistributienetbeheerder een vergoeding toegekend. Deze vergoeding is per elektriciteitsdistributienetbeheerder gelijk aan het totaal van de in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het lopende kalenderjaar op grond van artikel 6.4.1/1/1, eerste lid, 3° of artikel 6.4.1/5, § 1, eerste lid, 8° /1 door die elektriciteitsdistributienetbeheerder uitbetaalde premiebedragen."; 8° paragraaf 5 wordt vervangen door wat volgt: " § 5.De vergoedingen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4/1, worden vanaf kalenderjaar 2018 en maximaal tot in het kalenderjaar 2028 toegekend. De totaliteit van de gecumuleerde vergoedingen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4/1, kunnen voor iedere individuele elektriciteitsdistributienetbeheerder met toepassing van besluit 2012/21/EU echter nooit meer bedragen dan 15 miljoen euro per jaar.

Voor de bepaling van dit plafond is de vergoeding, vermeld in paragraaf 2, ondergeschikt aan de vergoedingen, vermeld in paragrafen 3, 4 en 4/1.

Het Vlaams Energieagentschap is belast met de uitbetaling van de vergoedingen, vermeld in paragrafen 2 tot en met 4/1. De minister kan nadere regels vastleggen voor de uitbetalingsprocedure.".

Art. 26.In artikel 6.4.15 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de datum "1 mei" vervangen door de datum "1 februari";2° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De minister kan bijkomende rapporteringsverplichtingen opleggen aan de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet naast het samenvattende rapport over de uitvoering van de actieverplichtingen door de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het voorgaande kalenderjaar, vermeld in paragraaf 1 en 2.De minister legt vast op welke manier aan die rapporteringsverplichtingen moet worden voldaan."; 3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de datum "1 oktober" vervangen door de datum "1 april"; 4° in paragraaf 3 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Elke elektriciteitsdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit legt maandelijks aan het Vlaams Energieagentschap een rapport voor over de uitvoering van de verplichtingen, vermeld in artikel 6.4.1/1 tot en met 6.4.1/5, artikel 6.4.1/8 tot en met 6.4.1/9/2, van de voorgaande maand. De minister legt vast welke gegevens in dat rapport opgenomen worden."; 5° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "het vorige trimester" vervangen door de woorden "de vorige maand";6° aan paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "en het aantal klachten dat werd ingediend tegen beslissingen omtrent premiedossiers" toegevoegd;7° aan paragraaf 3 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De minister kan bijkomende rapporteringsverplichtingen opleggen aan de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet naast het samenvattende rapport over de uitvoering van de actieverplichtingen door de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het voorgaande kalenderjaar, vermeld in paragraaf 1 en 2.De minister legt vast op welke manier aan die rapporteringsverplichtingen moet worden voldaan."; 8° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: "Elke elektriciteitsdistributienetbeheerder en de beheerder van het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit stelt per premiecategorie, vermeld in titel VI, hoofdstuk IV, afdeling I, op eenvoudig verzoek van het Vlaams Energieagentschap of uit eigen beweging, alle informatie waarover ze beschikken over de interpretatie- en beslissingsregels voor het verstrekken van die premies, alsook wijzigingen ervan, ter beschikking van het Vlaams Energieagentschap.".

Art. 27.In artikel 6.5.3 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "vergunningsaanvraag overeenkomstig titel I, hoofdstuk III, artikel 5 van het VLAREM" vervangen door de zinsnede "vergunningsaanvraag overeenkomstig artikel 15 van het Omgevingsvergunningenbesluit".

Art. 28.Aan artikel 6.5.5, § 7, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "vermeld in titel I, hoofdstuk VII, artikel 26, van het VLAREM" wordt vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 40 van het Omgevingsvergunningenbesluit";2° de zinsnede "vermeld in titel I, hoofdstuk VII, van het VLAREM" wordt vervangen door de zinsnede "vermeld in titel III, hoofdstuk 7, afdeling 2 van het Omgevingsvergunningenbesluit".

Art. 29.In artikel 7.4.1, § 2, derde lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, wordt de zin "De call wordt voorafgaandelijk als mededeling aan de Vlaamse Regering voorgelegd." opgeheven.

Art. 30.In artikel 7.5.1, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, wordt de zin "De call wordt voorafgaandelijk als mededeling aan de Vlaamse Regering voorgelegd." opgeheven.

Art. 31.In artikel 7.6.1, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, wordt de zin "De call wordt voorafgaandelijk als mededeling aan de Vlaamse Regering voorgelegd." opgeheven.

Art. 32.In artikel 7.7.1, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015, wordt de zin "De call wordt voorafgaandelijk als mededeling aan de Vlaamse Regering voorgelegd." opgeheven.

Art. 33.In artikel 7.8.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, 13 januari 2017, 9 juni 2017 en 9 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "autodelen" wordt telkens vervangen door het woord "voertuigdelen"; 2° in paragraaf 2, tweede lid wordt de zin "Het ministerieel besluit hiertoe wordt medegedeeld aan de Vlaamse Regering." opgeheven.

Art. 34.In artikel 7.9.1, § 2, 1°, b) van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2017, worden de woorden "een bankwaarborg aan te gaan ter dekking van een derde van het ontleende bedrag" vervangen door de woorden "hun schuld af te lossen via een domiciliëring".

Art. 35.Aan artikel 7.9.2, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2017, wordt de zinsnede ", en de voorwaarden waaraan die investeringen moeten voldoen" toegevoegd.

Art. 36.Aan artikel 7.9.4, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan het zesde lid wordt de volgende zin toegevoegd: "Daarbij kunnen eventuele met de verdere invordering gepaard gaande gerechtskosten in mindering worden gebracht."; 2° in het zevende lid worden de woorden "onmiddellijk en in zijn geheel opeisbaar worden ten laste van het energiehuis" vervangen door de woorden "door het energiehuis verder worden afgelost op basis van het resterende aflossingsgedeelte van de mensualiteiten, vermeld in artikel 7.9.2, § 1, zoals oorspronkelijk vastgelegd".

Art. 37.In artikel 7.10.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid worden de woorden "Algemene groepsvrijstellingsverordening" vervangen door de woorden "verordening nr.1407/2013/EU"; 2° in paragraaf 1 wordt tussen het tweede lid en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De premie kan niet worden gecumuleerd met andere investeringssteun of groenestroomcertificaten, warmtekrachtcertificaten of groenewarmtecertificaten van de Vlaamse overheid voor dezelfde investering.Cumulatie met waarborgen verleend door de Vlaamse overheid of ecologiesteun voor dezelfde investering is wel toegestaan mits het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan de betrokken onderneming wordt verleend niet hoger ligt dan 200.000 euro over een periode van drie belastingjaren."; 3° in paragraaf 2 worden na de zinsnede "bedraagt 65 % van de in aanmerking komende kosten voor kleine ondernemingen" de zinsnede "en voor aanvragers die geen ondernemingen zijn," ingevoegd".

Art. 38.In artikel 8.1.1, vijfde lid van hetzelfde besluit worden de woorden "het beschikken over burgerrechten en politieke rechten" opgeheven.

Art. 39.In artikel 8.5.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaams Regering van 19 juli 2013 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015 en 15 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "en een certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;2° in paragraaf 2, eerste lid wordt de zinsnede "en het certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;3° in paragraaf 3, eerste lid, 3° worden de woorden "drie jaar" vervangen door de woorden "één maand";4° in paragraaf 3, eerste lid wordt 4° opgeheven;5° in paragraaf 3, eerste lid, 5° wordt de zinsnede "voor de categorieën waar het koninklijk besluit, vermeld in 4°, geen voorwaarden stelt," opgeheven;6° paragraaf 4 wordt opgeheven;7° in paragraaf 7 worden de woorden "vijf jaar" telkens vervangen door de woorden "zeven jaar".

Art. 40.In artikel 8.6.1, § 4 van hetzelfde besluit worden de woorden "het beschikken over burgerrechten en politieke rechten" opgeheven.

Art. 41.In artikel 9.1.12/3, § 1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2012 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, 27 november 2015, 18 december 2015, 13 januari 2017 en 15 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen het derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het tweede lid, behalen nieuw op te richten EPN-eenheden, waarvoor de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2019 minimaal 20 kWh/jaar energie per m2 bruikbare vloeroppervlakte van de EPN-eenheid uit hernieuwbare energiebronnen door middel van een of meerdere van de systemen, vermeld in het eerste lid of wordt de volledige bruto energiebehoefte voor ruimteverwarming gedekt door middel van een of meerdere van de systemen, vermeld in 9.1.12/2, eerste lid, 3° en 4° of vermeld in het eerste lid, 5°, waarvan de warmte voor 100 % uit hernieuwbare energiebronnen wordt geproduceerd. Systemen, geïnstalleerd in dergelijke gebouwen, moeten niet voldoen aan de voorwaarden vermeld in 9.1.12/2, eerste lid, 2°, b, 3°, a en 4°, a.

Wat betreft EPN-eenheden, is artikel 9.1.12/2, vijfde lid, 2° bij participatie echter van overeenkomstige toepassing."; 2° in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden "en derde lid" vervangen door de woorden "tot en met het vierde lid".

Art. 42.In artikel 9.1.17 van hetzelfde besluit, vervangen bij besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. Bij de ingrijpende energetische renovatie van een EPW-eenheid gelden in afwijking van artikel 9.1.15 de volgende EPB-eisen: 1° als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2015: a) het E-peil is niet hoger dan E90; b) de ventilatie-eisen voor nieuwe EPW-eenheden, vermeld in artikel 9.1.6, worden nageleefd; c) de nieuwe, vernieuwde, na-geïsoleerde constructieonderdelen voldoen aan de maximale warmtedoorgangscoëfficiënt, vermeld in bijlage VII;2° als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2020: a) het E-peil is niet hoger dan E70; b) de ventilatie-eisen voor nieuwe EPW-eenheden, vermeld in artikel 9.1.6, worden nageleefd; c) de nieuwe, vernieuwde, na-geïsoleerde constructieonderdelen voldoen aan de maximale warmtedoorgangscoëfficiënt, vermeld in bijlage VII.".

Art. 43.In artikel 9.1.30, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013 en laatst gewijzigd bij het besluit van 13 januari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "en de afwijking, vermeld in artikel 9.1.25" opgeheven; 2° in paragraaf 2, eerste lid wordt de zinsnede "of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen" opgeheven;3° in paragraaf 2, tweede lid wordt de zinsnede "tot op het moment van de indiening van de startverklaring worden ingediend en voor zover de werken nog niet zijn gestart" wordt vervangen door de woorden "worden aangevraagd zolang een van de volgende voorwaarden niet is vervuld: 1° het gebouw is in gebruik genomen, waarbij bij nieuwbouw dit moment steeds ten laatste de eerste domiciliering van een natuurlijke persoon is; 2° de termijn van vijf jaar, vermeld in artikel 11.1.8, § 1, tweede lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009, is verstreken zonder dat een EPB-aangifte is ingediend.".

Art. 44.In artikel 9.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 3 wordt de zin "Het ministerieel besluit wordt vooraf aan de Vlaamse Regering meegedeeld." opgeheven; 2° aan paragraaf 4, tweede lid wordt de volgende zin toegevoegd: "Als voor een gebouw een geldig energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen beschikbaar is, maakt de energiedeskundige type A verplicht gebruik van de gegevens uit dat certificaat voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen.".

Art. 45.Aan artikel 9.2.2, § 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid heeft elke energiedeskundige type A toegang tot de energieprestatiecertificatendatabank voor de gegevens van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen, vermeld in artikel 9.2.5/1.".

Art. 46.In titel IX, hoofdstuk II van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, wordt een afdeling I/1, die bestaat uit artikel 9.2.5/1, ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling I/1. Het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen Art. 9.2.5/1. § 1. De eigenaar van een appartementsgebouw dat bestaat uit minstens twee gebouweenheden die zelf geen gemeenschappelijke delen zijn, beschikt vanaf 1 januari 2022 voor haar gemeenschappelijke delen over een energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen.

Als het gebouw onder het toepassingsgebied van artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek valt, dan rust de verplichting om over het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen te beschikken op de vereniging van mede-eigenaars.

In afwijking van het eerste lid is de verplichting voor een nieuwbouw appartementsgebouw pas van toepassing tien jaar na het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen. § 2. Het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen wordt opgemaakt door een energiedeskundige type A en bevat minstens de volgende gegevens: 1° de datum van opmaak van het energieprestatiecertificaat;2° de identificatie van de energiedeskundige;3° de gebouwspecifieke gegevens, zoals het adres;4° de uitdrukking van de energieprestatie van het gebouw aan de hand van een beoordeling van de karakteristieken van de schildelen en de installaties;5° de unieke code;6° de aanbevelingen voor de kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het gebouw. De minister bepaalt nadere regels voor de vorm en de inhoud van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen. § 3. Een energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen heeft betrekking op de gemeenschappelijke delen van een appartementsgebouw.

Een gebouw, als vermeld in het eerste lid, wordt altijd beschouwd als geklimatiseerd. § 4. Voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen gebruikt de energiedeskundige type A de certificatiesoftware residentieel. De energiedeskundige type A drukt het energieprestatiecertificaat af, ondertekent het en bezorgt het aan respectievelijk de eigenaar of aan de vereniging van mede-eigenaars van het appartementsgebouw.

Bij de verzameling van de nodige gegevens en de invoering van die gegevens in de certificatiesoftware residentieel volgt de energiedeskundige het inspectieprotocol residentieel.

De eigenaar van het appartementsgebouw of de vereniging van mede-eigenaars van het appartementsgebouw stellen alle gegevens die nodig zijn om het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen op te stellen, ter beschikking van de energiedeskundige. § 5. Het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen heeft een geldigheidsduur van tien jaar. Die periode vangt aan op de datum van de opmaak van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen.

In afwijking van het eerste lid vervalt het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen als een appartementsgebouw waarvoor een nog geldig energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen bestaat een van de hierna volgende ingrepen ondergaat: 1° minstens 15 procent van de schildelen van het gebouw worden vervangen, bij- of nageïsoleerd;2° de technische installaties van het gebouw worden vervangen. De minister kan nadere regels bepalen en kan technische vereisten vastleggen waaraan de werkzaamheden, vermeld in het tweede lid, moeten voldoen om aanleiding te geven tot het vervallen van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen.

Als de geldigheidsduur van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen vervalt, zorgt de eigenaar of de vereniging van mede-eigenaars van het appartementsgebouw ervoor dat een nieuw energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen door een energiedeskundige type A is opgemaakt: 1° binnen zes maanden na het einde van de werken of de ingebruikname van een installatie, als vermeld in het tweede lid;2° binnen één maand na het verstrijken van de geldigheidsduur, vermeld in het eerste lid;3° bij nieuwbouw binnen één maand na het verstrijken van een periode tien jaar die volgt op het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen. § 6. Het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen, dat uit de energieprestatiecertificatendatabank kan worden afgedrukt, wordt door de energiedeskundige type A ter beschikking gesteld van de aanvrager van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen.".

Art. 47.In titel IX, afdeling II, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, wordt in het opschrift van onderafdeling I tussen het woord "energieprestatiecertificaat" en het woord "niet-residentiële" het woord "grote" ingevoegd.

Art. 48.In artikel 9.2.6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, worden de volgende wijzingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, paragraaf 2, eerste lid, paragraaf 3, eerste lid, en paragraaf 4 wordt tussen het woord "energieprestatiecertificaat" en het woord "niet-residentiële" wordt telkens het woord "grote" ingevoegd;2° in paragraaf 2 wordt tussen het woord "elk" en het woord "niet-residentieel" telkens het woord "groot" ingevoegd;3° in paragraaf 3, derde lid wordt tussen het woord "van" en het woord "niet-residentieel" het woord "grote" ingevoegd.

Art. 49.In artikel 9.2.7, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011, wordt tussen het woord "energieprestatiecertificaat" en het woord "niet-residentiële" telkens het woord "grote" ingevoegd.

Art. 50.In titel IX, hoofdstuk II, afdeling II, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, wordt een onderafdeling I/1, bestaande uit artikel 9.2.7/1 en 9.2.7/2, ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling I/1. Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen Art. 9.2.7/1. § 1. Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen wordt opgemaakt door een energiedeskundige type A en bevat minstens de volgende gegevens: 1° de datum van opmaak van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen;2° de identificatie van de energiedeskundige;3° de gebouwspecifieke gegevens, zoals het adres en de bestemming;4° de uitdrukking van de energieprestatie van het gebouw aan de hand van een of meer kengetallen niet-residentieel met vermelding van referentiewaarden;5° een of meer unieke codes;6° de aanbevelingen voor de kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het gebouw. De minister bepaalt nadere regels voor de vorm en de inhoud van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen. § 2. Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen heeft betrekking op één kleine niet-residentiële eenheid. Voor elke kleine niet-residentiële eenheid mogen gebouwdelen met een residentiële bestemming waarvan het beschermde volume 800 m3 of kleiner is, worden opgenomen in het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen, als het aandeel niet-residentiële gebouwdelen van het gebouw groter is dan of gelijk is aan het aandeel residentiële gebouwdelen.

Als bij een gebouweenheid de oppervlakte van de aanliggende niet-residentiële eenheden niet bekend is, wordt het niet-residentiële gebouw altijd beschouwd als een kleine niet-residentiële eenheid.

Elke kleine niet-residentiële eenheid wordt altijd beschouwd als geklimatiseerd. § 3. De energiedeskundige type A maakt het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen op met de certificatiesoftware residentieel. Voor energiedeskundigen die niet kunnen beschikken over een elektronische identiteitskaart of een federaal token, kan de minister een alternatieve procedure vaststellen.

Om de nodige gegevens te verzamelen per type klein residentieel gebouw en om die gegevens in te voeren in de certificatiesoftware residentieel, volgt de energiedeskundige type A het inspectieprotocol residentieel. Als voor een gebouw een geldig energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen beschikbaar is, maakt de energiedeskundige type A verplicht gebruik van de gegevens uit dat certificaat voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen.

De minister bepaalt voor welk type van kleine niet-residentiële gebouwen de certificatiesoftware residentieel kan worden gebruikt. § 4. Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen heeft een geldigheidsduur van tien jaar. Die periode vangt aan op de datum van de opmaak van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen.

Art. 9.2.7/2. Een energiedeskundige type A heeft alleen toegang tot de energieprestatiecertificatendatabank voor de gebouwen die hij zelf heeft gecertificeerd. Als de energiedeskundige type A een werknemer is van een rechtspersoon, heeft hij toegang tot alle gebouwen waarvoor de rechtspersoon als energiedeskundige optreedt. De minister kan nadere regels vaststellen voor die toegang.

In afwijking van het eerste lid heeft elke energiedeskundige type A toegang tot de energieprestatiecertificatendatabank voor de gegevens van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen, vermeld in artikel 9.2.5/1.

Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen, dat uit de energieprestatiecertificatendatabank kan worden afgedrukt, wordt door de energiedeskundige type A ter beschikking gesteld van de aanvrager van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen.".

Art. 51.In artikel 9.2.10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "artikel 9.2.3, § 1, eerste lid, en artikel 9.2.4, eerste lid" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 9.2.8, § 1, eerste lid, en artikel 9.2.9, eerste lid"; 2° de zinsnede "artikel 9.2.3, § 1, tweede lid, § 2 en § 3, en in artikel 9.2.4, tweede lid" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 9.2.8, § 1, tweede lid, § 2 en § 3, en in artikel 9.2.9, tweede lid".

Art. 52.Aan artikel 9.2.12/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van artikel 9.2.12 kan de minister beslissen om een lijst van door onafhankelijke energiedeskundigen opgemaakte en gelijkwaardige documenten op te stellen, die ook gebruikt kunnen worden om te voldoen aan de verplichtingen, vermeld in artikel 9.2.12, § 1.".

Art. 53.Aan artikel 11.1.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan het eerste lid wordt de volgende zin toegevoegd: "Zij kunnen zich daarbij laten bijstaan door organisaties en personen die zij daartoe hebben aangewezen op grond van hun deskundigheid."; 2° aan het tweede lid wordt de zin "De elektriciteitsdistributienetbeheerders bezorgen het Vlaams Energieagentschap op eenvoudig verzoek alle gevraagde informatie." toegevoegd; 3° er wordt een vijfde en zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als het Vlaams Energieagentschap vaststelt dat voor een elektriciteitsdistributienetbeheerder de op grond van artikel 6.4.1/12, § 2 tot en met § 4/1 uitgekeerde bedragen hoger zijn dan hetgeen nodig is ter dekking van de kosten voor de uitvoering van die openbaredienstverplichtingen, dan worden de eventueel onterecht uitgekeerde vergoedingen teruggevorderd.

Het Vlaams Energieagentschap houdt tot tien jaar na afloop van de verplichting, vermeld in deze afdeling, alle gegevens bij die noodzakelijk zijn om vast te stellen of de verleende vergoeding verenigbaar is met het besluit 2012/21/EU verenigbaar is en houdt die gegevens ter beschikking van de Europese Commissie.".

Art. 54.In artikel 11.1/2.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Onverminderd artikel 11.1.3 zijn personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor de milieu-inspectie, die daartoe worden aangesteld door het hoofd van het departement waaronder de afdeling valt, met toepassing van artikel 16.3.10 tot en met 16.3.21 van het DABM en haar uitvoeringsbepalingen, bevoegd om de nodige controles uit te oefenen in de inrichtingen vermeld in artikel 5, 1°, c en 2°, b van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning betreffende de naleving van de bepalingen van titel VII, hoofdstuk I van het Energiedecreet van 8 mei 2009 en de uitvoeringsbesluiten ervan.".

Art. 55.Aan artikel 11.2.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 april 2012, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Indien blijkt dat een energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen niet correct is, en het Vlaams Energieagentschap heeft conform artikel 13.4.10, § 1, tweede lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009 de energiedeskundige die het voormelde energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen heeft opgemaakt verplicht om een nieuw energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen op te maken, dan kan het Vlaams Energieagentschap de energiedeskundigen die conform artikel 9.2.1, § 4, tweede lid of artikel 9.2.7/2, § 3, tweede lid gebruik hebben gemaakt van de foutieve gegevens van het voormelde energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen bij de opmaak van energieprestatiecertificaten residentiële gebouwen of energieprestatiecertificaten kleine niet-residentiële gebouwen verplichten om gebaseerd op het gecorrigeerde energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen kosteloos een nieuw energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen of een nieuw energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen op te maken en aan de eigenaars van de betrokken gebouweenheden te bezorgen.".

Art. 56.In artikel 11.2.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "en § 4" opgeheven;2° in het eerste lid wordt de zinsnede "of certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;3° in het tweede lid wordt de zinsnede "of het certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;4° in het tweede lid wordt de zinsnede "of certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;5° in het tweede lid wordt de zinsnede "of § 4, eerste lid, 1, 1° " opgeheven;

Art. 57.Artikel 12.3.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 12.3.5. In afwijking van artikel 8.5.1, § 3, eerste lid 3°, krijgen personen die op 1 januari 2019 reeds houder zijn van een certificaat van bekwaamheid als aspirant automatisch het overeenkomstige certificaat van bekwaamheid, vermeld in artikel 8.5.1.".

Art. 58.Artikel 12.3.9 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, wordt opgeheven.

Art. 59.Artikel 12.3.11 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2015, wordt opgeheven.

Art. 60.In bijlage III/1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1 wordt in punt 1.2 de zin "De beleidsperiode is de termijn gedurende dewelke de vergoeding voor de OT aan producenten wordt uitgekeerd en wordt, net als de termijn van de banklening, gelijkgesteld aan de afschrijvingstermijn: Tb = Tr = Ta" Vervangen door: "De beleidsperiode is de termijn gedurende dewelke de vergoeding voor de OT aan producenten wordt uitgekeerd.". 2° in punt 3 wordt tussen de zin "In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de vastgestelde parameterwaarden of de methodologie volgens dewelke ze worden vastgelegd voor de categorieën, vermeld in artikel 6.2/1.2." en de zinsnede "Daarbij worden de volgende afkortingen gehanteerd" de zin "Productie-installaties die aangesloten zijn op een directe lijn die de eigen site overschrijdt en daarin injecteren, zijn uitgesloten van de categorieën, vermeld in punt 3." ingevoegd 3° aan punt 3.5 wordt de zin "Parameter b wordt voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar geactualiseerd." toegevoegd.

Art. 61.In bijlage III/2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen doorgevoerd: 1° aan punt 3, eerste lid wordt de zin "Productie-installaties die aangesloten zijn op een directe lijn die de eigen site overschrijdt en daarin injecteren, zijn uitgesloten van de categorieën, vermeld in punt 3." toegevoegd; 2° aan punt 3.5 wordt de zin "Parameter b wordt voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar geactualiseerd." toegevoegd.

Art. 62.In punt 3 van bijlage III/3 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan punt 3, eerste lid, 1° wordt de zinsnede ", voor zover ze niet behoren tot 6° " toegevoegd;2° aan punt 3, eerste lid wordt een punt 6° tot en met 12° toegevoegd, die luiden als volgt: "6° nieuwe installaties op zonne-energie met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat.6; 7° nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land, met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 300 kWe tot en met 4,5 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat.7; 8° nieuwe biogasinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: a) voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van biogasinstallaties op stortgas, biogasinstallaties met vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib en biogasinstallaties voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie: cat.8.a; b) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie: cat.8.b; 9° nieuwe installaties voor de verbranding van vaste biomassa met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat.9; 10° nieuwe installaties voor de verbranding van vloeibare biomassa met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat.10; 11° nieuwe installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat. 11; 12° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt, en met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 50 MWe: cat.12."; 3° in punt 3 wordt de tabel vervangen door:

parameter

cat.1

cat. 2

cat. 4

cat. 5

cat. 6

cat. 7

cat. 8

cat. 9

cat. 10

cat. 11

cat. 12

U

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

?el

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

?th,WKK

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

?th,ref

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

?el,ref

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

EVEL

n.v.t.

n.v.t.

M 3.2*

M 3.2*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.2*

M 3.2*

M 3.2*

M 3.2*

M 3.2*

EVGSC

n.v.t.

n.v.t.

M 3.2*

M 3.2*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.2*

M 3.2*

M 3.2*

M 3.2*

M 3.2*

Ki

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

R

5

7,5

12

12

7,5

7,5

12

12

12

12

12

E

M 3.5*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.5*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

rd

M 3.5*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.5*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

Tb

10

20

M 3.1*, max. 15

M 3.1*, max. 15

10

20

M 3.1*, max. 15

M 3.1*, max. 15

M 3.1*, max. 15

M 3.1*, max. 15

M 3.1*, max. 15

Tr

10

20

M 3.1*, max. 15

M 3.1*, max. 15

10

20

M 3.1*, max. 15

M 3.1*, max. 15

M 3.1*, max. 15

M 3.1*, max. 15

M 3.1*, max. 15

Ta

10

20

15

15

10

20

15

15

15

15

15

Tc

0

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

0

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

I

100 %

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

100 %

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

IAP

13,50 %

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

13,50 %

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

VU

M.3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M.3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

ZAEL

M 3.6*

M 3.4*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.6*

M 3.4*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

PEL,ZA

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

PEL,ZA,t

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

PEL,V

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

PEL,V,t

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

PIN

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

PIN,t

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

iEL

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

PTVB

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

iTVB

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

PPBW

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

iPBW

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

BSeff

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

BFGSC

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M3.1*

PGSC

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M3.1*

BFWKC

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

PWKC

n.v.t.

n.v.t.

0,035**

0,035**

n.v.t.

n.v.t.

0,035**

0,035**

0,035**

0,035**

0,035**

lV

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

KV

10,5

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

KVar

0

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

0

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

iOK

2 %

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

2 %

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

PB

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

iB

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

MIS

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

POIS

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

iIS

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

MUS

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

POUS

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

iUS

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

B

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*


4° aan punt 3.5 wordt de zin "Parameter b wordt voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar geactualiseerd." toegevoegd.

Art. 63.Aan punt 3.5 van bijlage III/4 wordt de zin "Parameter b wordt voor alle lopende projecten met startdatum voor 1 januari 2013 geactualiseerd." toegevoegd.

Art. 64.Bijlage IV van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 65.Bijlage V bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, wordt vervangen door de bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 66.Bijlage VI bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, wordt vervangen door de bijlage 2 die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 67.Aan bijlage VII bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° voor de voetnoten wordt de volgende zin en tabel ingevoegd: "Voor gebouwen waarvan de melding gedaan wordt of de vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2019, gelden de volgende maximaal toelaatbare U-waarden:

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld ". 2° aan de lijst van voetnoten wordt een voetnoot 13 toegevoegd, die luidt als volgt: "(13) Met uitzondering van bestaande muren bij het optrekken van een groot nieuw deel aan een bestaand gebouw met een beschermd volume dat groter is dan 800 m3, of met minstens een wooneenheid of een gedeeltelijke herbouw.".

Art. 68.In punt 2 van bijlage IX van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° de inleidende zin "De ventilatievoorzieningen in woongebouwen moeten bovendien voldoen aan de hiernavolgende aanvullende eisen:" wordt vervangen door de volgende inleidende zin: "Voor de ventilatievoorzieningen in woongebouwen gelden tevens de hierna volgende aanbevelingen:";2° er wordt een punt 2 c) ingevoerd: "C.Om comfortproblemen in de mate van het mogelijke te voorkomen, moet de onderzijde van toevoeropeningen van een natuurlijk ventilatiesysteem en van toevoeropeningen van een mechanisch afvoerventilatiesysteem geplaatst worden op een hoogte van minstens 1.80m boven het niveau van de afgewerkte vloer.".

Art. 69.In bijlage X van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tabel 1 wordt vervangen door wat volgt: "Tabel 1 : Te hanteren waarden bij de bepaling van de bezetting nodig voor de berekening van het minimum ontwerpdebiet in ruimten bestemd voor menselijke bezetting (zie tekst)

Vloeroppervlakte per persoon (m2/pers)


Horeca


restaurants, cafetaria, snelbuffet, kantine, bars, cocktailbars

1.5


keukens, kitchenettes

10


Hotels, motels, vakantiecentra


slaapkamers in hotel, motel, vakantiecentra, ...

10


slaapzalen in vakantiecentra

5


lobby, inkomhal

2


vergaderzaal, ontmoetingsruimte, polyvalente zaal

2


Kantoorgebouwen


kantoor

15


ontvangstruimten, receptie, vergaderzalen

3.5


hoofdingang

10


Publieke ruimten


vertrekhal, wachtzaal

1


bibliotheek, mediatheek

10


Publieke verzamelplaatsen


kerken en andere religieuze gebouwen, regeringsgebouwen, gerechtszalen, musea en galerijen

2.5


Detailhandel


verkoopruimte, winkel (behalve winkelcentra)

7


winkelcentrum

2.5


kapsalon, schoonheidssalon

4


winkels voor meubilair, tapijten, textiel, ...

20


supermarkt, grootwarenhuis, dierenspeciaalzaak

10


wasserettes, wassalon

5


Sport en ontspanning


sporthal, sportterrein/speelterrein, turnzaal

3.5


toeschouwerruimte, tribunes

1


discotheek / dansgelegenheden

1


sportclub : aerobicruimten, fitnessruimte, bowlingclub

3.5


zwembad, sauna, wellness

2


cinemazaal, concertzaal

1


Werkruimten


fotostudio, donkere kamer, ...

10


apotheek (bereidingsruimte)

10


lokettenzaal in banken / kluizenzaal voor publiek

20


kopieerruimte / ruimte voor printers

10


computerruimte (zonder ruimte voor printers)

25


Onderwijsinstellingen


leslokalen

4


lesateliers, leslaboratoria

4


auditorium

2


leraarskamer

4


kinderopvangruimten, speelkamers

4


polyvalente zaal

1


Gezondheidszorg


Ziekenzaal

10


behandeling- en onderzoekskamers

5


operatie- en verloskamers, ontwaakzaal en intensieve zorgen, kinesitherapiezaal, fysiotherapie

5


Correctionele instellingen


cellen, dagverblijf

4


bewakingsposten

7


inschrijving / registratie / wachtruimte

2


Overige ruimten


Overige ruimten

15


Opslagmagazijn

100


Casco ruimten (onbekend)

10


2° tabel 1 wordt vervangen door wat volgt: "Tabel 1 : Te hanteren waarden bij de bepaling van de bezetting nodig voor de berekening van het minimum ontwerpdebiet in ruimten bestemd voor menselijke bezetting (zie tekst)

Vloeroppervlakte per persoon (m2/pers)


Horeca


restaurants, cafetaria, snelbuffet, kantine, bars, cocktailbars

1.5


keukens, kitchenettes

10


Hotels, motels, vakantiecentra


slaapkamers in hotel, motel, vakantiecentra, ...

10


slaapzalen in vakantiecentra

5


lobby, inkomhal

2


vergaderzaal

3,5


ontmoetingsruimte, polyvalente zaal

2


Kantoorgebouwen


kantoor

15


ontvangstruimten, receptie, vergaderzalen

3.5


hoofdingang

10


Publieke ruimten


vertrekhal, wachtzaal

2


bibliotheek, mediatheek

10


Publieke verzamelplaatsen


kerken en andere religieuze gebouwen, regeringsgebouwen, gerechtszalen, musea en galerijen

2.5


Detailhandel


verkoopruimte, winkel (behalve winkelcentra)

7


winkelcentrum

5


kapsalon, schoonheidssalon

4


winkels voor meubilair, tapijten, textiel, ...

20


supermarkt, grootwarenhuis, dierenspeciaalzaak

10


wasserettes, wassalon

5


Sport en ontspanning


turnzaal

10


sporthal, sportterrein/speelterrein

3.5


toeschouwerruimte, tribunes

1


discotheek / dansgelegenheden

1


sportclub : aerobicruimten, fitnessruimte, bowlingclub

3.5


zwembad, sauna, wellness

2


cinemazaal, concertzaal

1


Werkruimten


fotostudio, donkere kamer, ...

10


apotheek (bereidingsruimte)

10


lokettenzaal in banken / kluizenzaal voor publiek

20


kopieerruimte / ruimte voor printers

10


computerruimte (zonder ruimte voor printers)

25


Onderwijsinstellingen


leslokalen

4


lesateliers, leslaboratoria

4


auditorium

2


leraarskamer

4


kinderopvangruimten, speelkamers

4


polyvalente zaal

2


Gezondheidszorg


Ziekenzaal

10


behandeling- en onderzoekskamers

5


operatie- en verloskamers, ontwaakzaal en intensieve zorgen, kinesitherapiezaal, fysiotherapie

5


Correctionele instellingen


cellen, dagverblijf

4


bewakingsposten

7


inschrijving / registratie / wachtruimte

2


Overige ruimten


Overige ruimten

15


Opslagmagazijn

100


Casco ruimten (onbekend)

10


3° punt 7.11, 7.12 en 7.13 worden vervangen door: "7.11 Het binnendringen van hinderlijk gedierte via toevoeropeningen van natuurlijke ventilatiesystemen of mechanische afvoerventilatiesystemen Om het binnendringen van hinderlijk gedierte via een toevoeropening van een natuurlijk ventilatiesysteem of via een toevoeropening van een mechanisch afvoerventilatiesysteem in de mate van het mogelijke tegen te gaan, is het aanbevolen ervoor te zorgen dat volgende voorwerpen niet doorheen de toevoeropening kunnen passeren, hetzij van binnen naar buiten, hetzij omgekeerd: - een metalen bolletje met een diameter van 4 mm - een metalen schijfje met een diameter van 10 mm en een dikte van 3 mm Deze aanbeveling geldt voor elke open stand. 7.12 Waterpenetratie via toevoeropeningen van natuurlijke ventilatiesystemen of mechanisch afvoerventilatiesystemen Om regendoorslag via een toevoeropening van een natuurlijk ventilatiesysteem of via een toevoeropening van een mechanisch afvoerventilatiesysteem in de mate van het mogelijke tegen te gaan, is het aanbevolen dat er geen waterpenetratie mogelijk is tot en met een drukverschil van 150 Pa in de stand « Gesloten » en tot en met een drukverschil van 20 Pa in de stand « Volledig open ».

Voor vensters die specifiek als toevoeropening ontworpen zijn, wordt met de stand « Volledig open » de maximale openingspositie voor ventilatie bedoeld (en niet de maximale openingspositie van het venster). Indien specifieke normen ontbreken, gebeurt de bepaling van de waterdichtheid van de toevoeropeningen volgens de norm NBN EN 13141-1.

Daarbij zijn de volgende voorschriften van toepassing: - De toevoeropening moet overeenkomstig de leveranciersvoorschriften in een plaat geïnstalleerd worden die de dikte heeft van de drager waarop de toevoeropening bij toepassing geplaatst zal worden, bijvoorbeeld: - plaat met een dikte van 20mm in geval van beglazing; - plaat met een dikte van 60mm in geval van een kader van een venster; - plaat met een dikte van 300mm in geval van een muur. - De dikte van de plaat zal in het verslag vermeld worden. - Conform aan de norm NBN EN 13141-1 worden de proeven uitgevoerd volgens de norm NBN EN 1027. De weerhouden proefmethode is de methode 1A. - Voor toevoeropeningen met variabele afmetingen moet de test op een proefstuk uitgevoerd worden waarvan de dagmaat van de (elke) variabele afmeting 1m bedraagt. Indien de maximaal voorkomende afmeting kleiner is dan 1 meter, dient de test op een proefstuk met de maximale afmeting uitgevoerd te worden. 7.13 Luchtverspreiding in de gebruiksruimte Om comfortproblemen in de mate van het mogelijke te voorkomen, is het aanbevolen dat de onderzijde van toevoeropeningen van een natuurlijk ventilatiesysteem en van toevoeropeningen van een mechanisch afvoerventilatiesysteem geplaatst worden op een hoogte van minstens 1.80m boven het niveau van de afgewerkte vloer.".

Art. 70.In bijlage XII van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 5 wordt de zin "Het opwekkingsrendement ?gen,heat wordt bepaald volgens de methode beschreven in bijlage V van het Energiebesluit." vervangen door de zin "Het opwekkingsrendement ?gen,heat wordt bepaald volgens de methode beschreven in bijlage V en bijlage VI van het Energiebesluit."; 2° in punt 6 worden de woorden "maximaal toegestaan elektrisch vermogen" vervangen door de woorden "maximaal toegestaan afgiftevermogen van de elektrische verwarmingstoestellen"; 3° in punt 6 wordt de zin "Bij de plaatsing van een installatie met directe elektrische verwarming mag het totale afgiftevermogen van de elektrische verwarmingstoestellen in het te renoveren gebouw of nieuwe gebouwdeel maximaal 15 W/m2 bedragen." wordt vervangen door de zin "Bij de plaatsing van een installatie met directe elektrische verwarming mag dat in het te renoveren gebouw of nieuwe gebouwdeel maximaal 15 W/m2 bedragen.".

Art. 71.Artikel 25, 3°, 5°, 8° en 9° van het decreet van 16 november 2018 houdende diverse bepalingen inzake energie treedt in werking.

Art. 72.Artikel 6, artikel 13, artikel 14, artikel 15, artikel 16, artikel 17, 1°, 2° en 9°, artikel 18, artikel 19 tot en met 24, artikel 39, artikel 56, artikel 57, artikel 60 tot en met artikel 63, artikel 65 tot en met 68, artikel 69, 1° en 2°, artikel 70 en 71 treden in werking op 1 januari 2019.

Artikel 10, artikel 25, 2° en artikel 64 treden in werking op een door de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, vast te stellen datum.

Artikel 25, 1°, 3°, 4°, 5°, 6°, 7° en 8° treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 69, 2° treedt in werking op 1 juli 2019.

Artikel 6.2/1.1, artikel 6.2/1.2, artikel 6.2/1.7, § 1, eerste en tweede lid, bijlage III/1, bijlage III/2, en bijlage III/3 van het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd door respectievelijk de artikelen 13, 14, 17, 1° en 2°, 60, 1° en 2°, 61, 1° en 62, 1°, 2° en 3° van dit besluit, zijn van toepassing op projecten met startdatum vanaf 1 januari 2019. De bijlagen V, VI, VII, IX, X en XII bij het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals vervangen of gewijzigd bij de artikelen 64 tot en met 68, artikel 69, 1° en 3°, en artikel 70 van dit besluit, zijn voor het eerst van toepassing op dossiers waarbij de melding of de aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt ingediend vanaf 1 januari 2019.

Bijlage X bij het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals vervangen artikel 69, 2° is voor het eerst van toepassing op dossiers waarbij de melding of de aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt ingediend vanaf 1 juli 2019.

Art. 73.De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 30 november 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, B. TOMMELEIN

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^