Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 mei 2023
gepubliceerd op 31 mei 2023

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en de vergoeding van de houders van een offshore domeinconcessie in geval van onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2023031086
pub.
31/05/2023
prom.
26/05/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 MEI 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en de vergoeding van de houders van een offshore domeinconcessie in geval van onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik aan Uwe Majesteit ter ondertekening voorleg, strekt tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en de vergoeding van de houders van een offshore domeinconcessie in geval van onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid. 1. Inleiding De juridische grondslag voor dit koninklijk besluit is gelegen in artikel 7, § 1, van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt op basis waarvan de Koning maatregelen van marktorganisatie kan vaststellen. De herziening van het steunregime is ingegeven vanuit de hoge volatiliteit op de elektriciteitsmarkt.

Deze hoge volatiliteit op de elektriciteitsmarkt zorgt immers voor ongeziene negatieve effecten en uitzonderlijk hoge prijzen voor elektriciteit en gas. Deze hoge prijzen hebben zware sociale en economische gevolgen voor onze burgers, zelfstandigen, KMO's en bedrijven. Anderzijds realiseren sommige energiebedrijven exuberante winsten, overwinsten.

Deze exuberante winsten zullen onderworpen worden aan een overwinstbelasting, dewelke ook van toepassing zal zijn voor wind op zee. De ontworpen regeling strekt ertoe dergelijke overwinsten in het kader van offshore windenergie te vermijden.

Dit wordt gerealiseerd door over te gaan op een "2-sided contract for difference" (hierna "2sCfD") ondersteuningsmechanisme voor de vijf windparken die een ondersteuning ontvangen op basis van een LCOE in de eerste zone voor windenergie in de Belgische Noordzee 2. Inhoud van het besluit Artikel 1 Artikel 1 wijzigt enkele definities in artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en de vergoeding van de houders van een offshore domeinconcessie in geval van onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid.Zo wordt gedefinieerd dat de elektriciteitsreferentieprijs minimaal € 0/MWh dient te zijn om te vermijden dat de minimumprijs hoger is dan de LCOE. Daarnaast wordt een foute benaming rechtgezet in de definitie van onevenwichtstarief van toepassing op een positief onevenwicht. Ten slotte wordt in de ex ante en ex post rapportering van de netbeheerder de betalingsverplichting toegevoegd die door dit ontwerp van koninklijk besluit wordt ingevoerd.

Artikelen 2 en 3 De artikelen 2 en 3 brengen enkele wijzigingen aan in de artikelen 10 en 11 van het voornoemde koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten. De domeinconcessiehouders dienen verplicht de data over te maken aan de CREG zodat deze de groenestroomcertificaten en de eventuele betalingsverplichting kan berekenen. Indien een betalingsverplichting van toepassing is, brengt de CREG eveneens de netbeheerder op de hoogte.

Artikel 4 Artikel 4 voert de indexering van de LCOE in voor de parken met een financial close tussen 1 mei 2016 en 30 juni 2018 (zijnde Norther en Rentel). Zo wordt voortaan 30% van de LCOE aangepast aan de stijging van de consumptieprijsindex, zij het enkel voor zover de stijging van de index groter is dan gemiddeld 2,19 % per jaar. Op die manier wordt het mogelijk gemaakt om de minimumprijs waartegen de netbeheerder groenestroomcertificaten moet aankopen te indexeren.

De keuze voor 30% is ingegeven door het feit dat dit percentage overeenkomt met het aandeel van de exploitatiekosten binnen de kostenstructuur van de parken, die wel worden geïndexeerd. Omgekeerd, wordt 70% van de LCOE en kabeltoeslag niet geïndexeerd, daar de bouwkosten reeds gemaakt en betaald zijn aangezien de bouw voltooid is.

De vereiste van 2,19% per jaar komt voort uit het feit dat dit de lange termijn voorspelling van de evolutie van de index is en tevens de indexering is waarmee de windparken hebben rekening gehouden bij het opmaken van hun initiële business case.

Artikel 5 Artikel 5 brengt dezelfde wijzigingen aan als artikel 4, maar nu voor de domeinconcessies met een financial close na 1 juli 2018 (zijnde Seastar, Mermaid en Northwester2), in artikel 14, § 1, tweede lid, 1° quater, van het voornoemde koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten, behoudens dat een aanpassing van de LCOE aan de stijging van de consumptieprijsindex, slechts gebeurt voor zover de stijging van de index groter is dan gemiddeld 2 % per jaar.

Artikel 6 Artikel 6 voegt twee nieuwe leden toe aan artikel 14, § 1, van het voornoemde koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten.

Zo wordt het risico op certificaten met 0-waarde tijdens negatieve uren beperkt tot 72 uren. In geval van negatieve marktprijzen zal er een vergoeding op basis van mogelijke productie (Available Active Power) worden toegekend in plaats van op basis van effectieve elektriciteitsproductie. Onder deze regeling worden de volumes die een windpark effectief heeft geproduceerd, evenals de volumes die een windpark had kunnen produceren, maar niet heeft geproduceerd omwille van een reactie op marktprijssignalen (negatieve marktprijzen), vergoed aan de minimumprijs. Dit wordt gedaan door de minimumprijs te betalen op de "available active power", zijnde het volume dat een windpark technisch had kunnen produceren, rekening houdend met de wind en de beschikbaarheid van het park. Deze werkwijze zal in voege treden niet later dan 1 januari 2024 en zal niet gelden voor de eerste 72 uren van negatieve marktprijzen per jaar.

Bovendien kunnen groenestroomcertificaten die worden uitgekeerd in het kader van de overheidssteun aan de betreffende LCOE-windparken voortaan een negatieve waarde hebben. Groenestroomcertificaten met dergelijke negatieve waarde zijn aan een betalingsverplichting onderworpen. Deze betalingsverplichting geldt voor het deel van de inkomsten boven de LCOE + kabeltoeslag (KT) + 20 euro /MWh. De marge van 20 euro /MWh wordt toegekend om de parken in staat te stellen een gunstig investeringsklimaat te blijven behouden en aan onvoorziene risico's het hoofd te kunnen blijven bieden.

Artikel 7 Artikel 7 brengt enkele wijzigingen aan in artikel 14, § 1, derde lid (voortaan het vijfde lid) van het voornoemde koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten. Deze wijzigingen hebben betrekking op de verlenging van de ondersteuningsperiode. Voor Rentel en Norther: het tekort aan productie tijdens de eerste negentien jaar van de ondersteuningsperiode ten opzichte van een verwachte productie van 3.617 vollasturen met een maximum van 2 jaar. Voor Seastar, Northwester 2 en Mermaid: een periode van 2 jaar, zonder dat het vastgelegde maximumvolume van 63.000 vollasturen wordt overschreden.

Hierdoor wordt de einddatum ook vastgelegd op 31 december 2039 (in plaats van 2037).

Deze verlenging is ingegeven door de vaststelling dat gelijktijdig met de energiecrisis er in het jaar 2021 en de eerste drie kwartalen van 2022 een zeer lage productie van door de markt vergoede volumes is geweest en dit de negatieve gevolgen van de energiecrisis op de sector wind op zee bijkomend vergroot.

Artikel 8 Artikel 8 bepaalt dat het aankoopcontract tussen de netbeheerder en de domeinconcessiehouder, waarin de aankoopverplichting van groenestroomcertificaten wordt vastgelegd, voortaan ook de LCOE van financial close vermeldt alsook de betalingsverplichting.

Artikel 9 Artikel 9 brengt een verduidelijking aan in artikel 14, § 1ter/1, zesde lid, van het voornoemde koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten zodat de referentie naar de te volgen procedure voor de berekening van de correctiefactor duidelijk is.

Artikel 10 In artikel 10 worden de wijzigingen aan de voorschotregeling aangebracht. Zo wordt het systeem sterk vereenvoudigd. De voorschotregeling is enkel van toepassing tijdens de eerste vijf exploitatiejaren. Daarnaast wordt bepaald dat het aanvullend voorschot dat bovenop het maandelijks voorschot wordt betaald wanneer de werkelijke productie lager bleek te liggen dan de geschatte productie, niet langer per jaar maar per half jaar wordt berekend en uitbetaald.

Het volume van het bijkomend voorschot wordt uitbetaald aan de elektriciteitsreferentieprijs gecorrigeerd voor de correctiefactor.

Indien deze hoger is dan de LCOE, wordt het volume uitbetaald aan de LCOE teneinde overwinsten te vermijden.

Artikel 11 Artikel 11 vervangt artikel 14, § 1octies, van het voornoemde koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten die de procedure voor de volume- en prijsafrekening bepaalt. Aangezien de voorschotregeling stopt na het vijfde exploitatiejaar is er dus geen volume- en prijsafrekening meer per jaar vanaf het zesde exploitatiejaar. Tijdens de eerste vijf exploitatiejaren berekent de CREG de werkelijke minimumprijs voor de exploitatiemaand (na afloop van de desbetreffende maand) en legt zij het bedrag van de tussentijdse afrekening vast. Na afloop van het vijfde exploitatiejaar is er één volume-afrekening en één resterende prijsafrekening. Bij de volume-afrekening gaat men de werkelijke productie in de eerste vijf jaar vergelijken met de veronderstelde productie op momenten dat de parken effectief voorschotten hebben gekregen voor groenestroomcertificaten.

Artikelen 12 tot 16 De artikelen 12 tot 16 brengen een aantal wijzigingen aan in de artikelen 14quinquiesdecies, 14septiesdecies, 14noviesdecies, 14vicies en 14viciescemel van het voornoemde koninklijk besluit van 16 juli 2002. Deze artikelen bepalen de vergoeding die betaald dient te worden aan de domeinconcessiehouders bij de buitendienststelling van het Modular Offshore Grid.Deze wijzigingen zijn ingegeven om deze artikelen in lijn te brengen met de andere wijzigingen aangebracht door dit koninklijk besluit.

Artikel 17 Artikel 17 bepaalt dat het koninklijk besluit in werking treedt op de eerste dag van de maand volgend op zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad. In tegenstelling tot wat wordt gesuggereerd in het advies 73.306/3 van de Raad van State van 28 april 2023, is een aanmelding van deze regeling bij de Europese Commissie niet vereist omdat het totale steunbedrag voor elk afzonderlijk windmolenpark zou niet worden verhoogd en de geest van de 5 respectieve afzonderlijke staatssteunbesluiten zou worden gerespecteerd. Dit werd ook zo bevestigd door de Europese Commissie in de e-mail van 12 mei 2023.

Artikel 18 Artikel 18 behoeft geen commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Energie, T. VAN DER STRAETEN

Raad van State afdeling Wetgeving Advies 73.306/3 van 28 april 2023 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en de vergoeding van de houders van een offshore domeinconcessie in geval van onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid' Op 22 maart 2023 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Energie verzocht binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot 28 april 2023, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en de vergoeding van de houders van een offshore domeinconcessie in geval van onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid'.

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 18 april 2023 . De kamer was samengesteld uit Jeroen Van Nieuwenhove, kamervoorzitter, Koen Muylle en Toon Moonen, staatsraden, Jan Velaers en Bruno Peeters, assessoren, en Annemie Goossens, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Tim Corthaut, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Toon Moonen, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 28 april 2023. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING VAN HET ONTWERP 2. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten `betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en de vergoeding van de houders van een offshore domeinconcessie in geval van onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid'.De wijziging is erop gericht om het ondersteuningsmechanisme te doen evolueren naar een "2-sided contract for difference" (hierna: 2-sided CFD).

Artikel 1 van het ontwerp wijzigt enkele definities in artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten. Artikel 2 van het ontwerp voegt in artikel 10 van hetzelfde besluit in dat de Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas (hierna: CREG) uitdrukkelijk de startdatum bepaalt vanaf wanneer men recht heeft op groenestroomcertificaten. Artikel 3 wijzigt artikel 11 van hetzelfde besluit met het oog op een maandelijkse opvolging van de productiegegevens en het daarmee samenhangende recht op groenestroomcertificaten, of de plicht tot terugbetaling (wanneer die groenestroomcertificaten een negatieve waarde krijgen).

Teneinde de minimumprijs waartegen de netbeheerder groenestroomcertificaten moet aankopen voor bepaalde windmolenparken te indexeren, wordt de Levelized Cost of Energy (hierna: LCOE(1)), die een berekeningselement van die minimumprijs vormt, gedeeltelijk geïndexeerd.(2) Artikel 4 van het ontwerp wijzigt met dat doel artikel 14, § 1, tweede lid, 1° ter, van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten voor de windmolenparken waarvan de financial close plaatsvond van 1 mei 2016 tot 30 juni 2018, terwijl artikel 5 van het ontwerp een analoge wijziging aanbrengt in artikel 14, § 1, tweede lid, 1° quater, van hetzelfde besluit, voor de windmolenparken met een financial close vanaf 1 juli 2018.

Artikel 6 van het ontwerp voegt in artikel 14, § 1, van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten een nieuw derde en vierde lid in, waarin een betaalverplichting wordt opgelegd aan de domeinconcessiehouders indien de minimumprijs (na eventuele verhogingen) van groenestroomcertificaten lager is dan -20 EUR/MWh (met andere woorden: een betalingsverplichting ten belope van het deel van de inkomsten boven de gedeeltelijk te indexeren LCOE en de kabeltoeslag, verhoogd met 20 EUR/MWh).

Artikel 7 van het ontwerp wijzigt artikel 14, § 1, derde lid (dat het vijfde lid wordt), van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten om de steunperiode voor de domeinconcessies bedoeld in artikel 14, § 1, tweede lid, 1° ter en 1° quater, van dat besluit met (maximaal) twee jaar te verlengen.

Voor het overige wijzigt artikel 8 van het ontwerp artikel 14, § 1, vierde lid (dat het zesde lid wordt), van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten om ervoor te zorgen dat het contract tussen de domeinconcessiehouder en de netbeheerder de LCOE op het tijdstip van financial close en de nieuw ingevoerde betalingsverplichting bevat.

Artikel 9 van het ontwerp corrigeert een kruisverwijzing in artikel 14, § 1ter/1, van hetzelfde besluit. Bij artikel 10 van het ontwerp wordt de voorschotregeling in artikel 14, § 1septies, van hetzelfde besluit herzien. Artikel 11 van het ontwerp vervangt op zijn beurt artikel 14, § 1octies, van hetzelfde besluit met betrekking tot de volume- en prijsafrekening. Ten slotte wijzigen de artikelen 12 tot 16 van het ontwerp respectievelijk artikel 14quinquiesdecies, artikel 14septiesdecies, artikel 14noviesdecies, artikel 14vicies en artikel 14viciessemel van hetzelfde besluit, teneinde de bepalingen betreffende het Modular Offshore Grid in overeenstemming te brengen met de voorgaande wijzigingen.

Krachtens artikel 17 van het ontwerp treedt het te nemen besluit in werking op de datum van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

RECHTSGROND 3. Het ontwerp vindt rechtsgrond in artikel 7, § 1, van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten sluiten `betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt' op basis waarvan de Koning maatregelen van marktorganisatie kan vaststellen. VORMVEREISTEN 4. Het ontwerp wijzigt een regeling die als staatssteun kan worden beschouwd, zodat het in principe moet worden aangemeld bij de Europese Commissie.Krachtens artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dient de Europese Commissie immers van elk voornemen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen tijdig op de hoogte te worden gebracht. Het ontwerp maakt geen melding van een dergelijke aanmelding. Aan dat vormvereiste zal nog dienen te worden voldaan, zodat aan het te nemen koninklijk besluit geen uitvoering kan worden gegeven voordat die procedure tot een eindbeslissing heeft geleid.

Daarnaar gevraagd antwoordde de gemachtigde: "De nota aan de ministerraad voorzag wel degelijk dat het gewijzigde steunregime slechts in werking zou treden na goedkeuring door de EC als volgt: `1.7 De omschakeling naar een 2sCfD systeem is onderh[e]vig aan een goedkeuring door de Europese Commissie in het kader van staatssteun.'." Voorts formuleerde de gemachtigde een tekstvoorstel tot aanpassing van artikel 17 van het ontwerp teneinde het te nemen besluit in werking te laten treden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, door de minister bevoegd voor energie, van een bericht waarin wordt bevestigd dat de Europese Commissie de ontworpen regeling verenigbaar heeft verklaard met de staatssteunregels of dat de termijnen voor het onderzoek door de Europese Commissie zijn verstreken. In dat tekstvoorstel wordt evenwel niet bepaald wanneer het te nemen besluit in werking treedt na de bekendmaking van dat bericht. Het is dan ook beter om de inwerkingtredingsbepaling over te nemen van het voorontwerp van wet `tot wijziging van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt', waarover advies 73.304/3 wordt gegeven op dezelfde dag als dit advies, en die (in een aangepaste versie) luidt als volgt: "[Dit besluit] treedt in werking tien dagen na de [bekendmaking] in het Belgisch Staatsblad van een bericht waaruit het volgende blijkt: 1° de kennisgeving van de beslissing van de Europese Commissie dat de steunmaatregelen vervat in [dit besluit] geen onverenigbare steun uitmaken in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of(...) 2° het verstrijken van de termijnen bedoeld in artikel 4 van de verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De [minister bevoegd voor energie] [maakt] een dergelijk bericht in het Belgisch Staatsblad [bekend] uiterlijk tien dagen na ontvangst van die beslissing van de Europese Commissie dan wel binnen tien dagen na het verstrijken van die termijn." Deze werkwijze kan enkel worden gevolgd indien de beslissing van de Europese Commissie geen aanleiding geeft tot een aanpassing van het te nemen besluit. Indien die beslissing voorwaardelijk is geformuleerd en die voorwaarden nopen tot een aanpassing van het te nemen besluit, zal een aangepaste tekst of een ontwerp van wijzigingsbesluit (opnieuw) om advies moeten worden voorgelegd aan de Raad van State. Indien eventuele voorwaarden in de beslissing van de Europese Commissie nopen tot een aanpassing van het te nemen besluit middels een later wijzigingsbesluit, zal ook deze inwerkingtredingsbepaling in het te nemen besluit moeten worden vervangen opdat het alsnog in werking kan treden.

Indien de aan de Raad van State voorgelegde tekst ten gevolge van het vervullen van het voornoemde vormvereiste nog wijzigingen zou ondergaan,(3) moeten de gewijzigde of toegevoegde bepalingen, ter inachtneming van het voorschrift van artikel 3, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, aan de afdeling Wetgeving worden voorgelegd.

ALGEMENE OPMERKINGEN 5. Gelet op de techniciteit en het belang van het ontwerp, verdient het aanbeveling om samen met het te nemen besluit een verslag aan de Koning bekend te maken waarin de bedoelingen van de stellers van het ontwerp worden verduidelijkt en waarin de gemaakte keuzes worden verantwoord (zie in dat verband ook opmerking 9). 6.1. In de mate dat voortaan in bepaalde omstandigheden, en anders dan voorheen, in hoofde van domeinconcessiehouders een betalingsplicht kan ontstaan (artikel 6 van het ontwerp), kan de beoogde hervorming voor hen ernstige negatieve gevolgen hebben. Dat kan vragen doen rijzen met betrekking tot het vertrouwensbeginsel of het beginsel van de bescherming van legitieme verwachtingen. 6.2. Zoals de Raad van State, afdeling Wetgeving, eerder reeds heeft opgemerkt, geldt als uitgangspunt dat de voorspelbaarheid en de rechtszekerheid inherent zijn aan het begrip zelf van een democratische samenleving.(4) Dit betekent op zich evenwel niet dat, wat de voorwaarden van een subsidiestelsel betreft, de burgers het vertrouwensbeginsel zouden kunnen inroepen om de handhaving ervan te eisen, of dat, zoals te dezen, domeinconcessiehouders de legitieme verwachting zouden kunnen hebben dat het ondersteuningsmechanisme onveranderd zou blijven bij gewijzigde omstandigheden. De Koning kan integendeel, in de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid, dat stelsel voor de toekomst wijzigen. Wel moet hij rekening houden met de impact van de wijzigingen op al aangegane investeringen.(5) Uit de analyse van de CREG(6), op wier voorstel het ontwerp gelet op artikel 7, § 1, eerste lid, van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten sluiten tot stand kwam, blijkt dat er rekening houdend met de extreme marktomstandigheden van de voorbije jaren goede redenen zijn om het ondersteuningsmechanisme te herzien en te evolueren naar een 2-sided CFD-model. Bovendien voorziet het ontwerp in compensaties voor de domeinconcessiehouders. Zo ontstaat de betalingsplicht slechts op het ogenblik dat de minimumprijs van groenestroomcertificaten lager komt te liggen dan -20 EUR/MWh(7) (artikel 6 van het ontwerp) en wordt de ondersteuningsperiode verlengd (artikel 7 van het ontwerp).

Er kan dan ook worden aangenomen dat de ontworpen regeling niet in strijd is met het vertrouwensbeginsel en het beginsel van de bescherming van legitieme verwachtingen.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Artikel 1 7. In artikel 1 van het ontwerp dient te worden geschreven "In artikel 1, § 2" in de plaats van "In artikel 1".8. De gemachtigde gaf aan dat in de Nederlandse tekst van artikel 1, 1°, van het ontwerp zou moeten worden geschreven "van de uurlijkse noteringen" in de plaats van "van de dagnoteringen".Nochtans worden de woorden "van de dagnoteringen" er louter aangehaald om aan te geven waar de in artikel 1, 1° van het ontwerp bedoelde invoeging in artikel 1, § 2, 11°, van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten precies dient te gebeuren. De woorden "van de uurlijkse noteringen" komen in de Nederlandse tekst van die bepaling niet voor, en al evenmin in de Franse tekst.

Bijgevolg lijkt er geen reden te zijn om in artikel 1, 1°, van het ontwerp te verwijzen naar de "uurlijkse noteringen". Mocht het de bedoeling zijn om de woorden "van de dagnoteringen" in het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten te wijzigen in "van de uurlijkse noteringen", dan dient dat overeenkomstig tot uiting te worden gebracht in het ontwerp.

Artikelen 4 en 5 9. De wijziging van artikel 14, § 1, tweede lid, 1° ter en 1° quater, van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten (artikel 4 van het ontwerp) maakt het mogelijk om de minimumprijs waartegen de netbeheerder groenestroomcertificaten moet aankopen te indexeren, doordat voortaan 30% van de LCOE wordt aangepast aan de stijging van de consumentenprijsindex. Gevraagd waarom werd gekozen voor een indexering van de LCOE ten belope van 30%, antwoordde de gemachtigde: "In dat opzicht lijkt er op te kunnen worden gewezen dat 30% overeenkomt met het aandeel van de exploitatiekosten binnen de kostenstructuur van de parken, die wel wordt geïndexeerd, enkel voor zover de stijging van de index groter is dan gemiddeld 2% per jaar.

Omgekeerd, wordt 70% van de LCOE en kabeltoeslag niet geïndexeerd.

Hieromtrent kan misschien nog [worden] verduidelijkt dat de bouwkosten reeds gemaakt en betaald zijn aangezien de bouw voltooid is." Het verdient aanbeveling deze motivering op te nemen in het verslag aan de Koning (zie daarover opmerking 5). 10. In het ontworpen artikel 14, § 1, tweede lid, 1° ter, eerste streepje, a), tweede streepje, van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten (artikel 4, 2°, van het ontwerp) dient in de Nederlandse tekst te worden geschreven "van 1 september 2016" in de plaats van "du 1er september 2016".11. Gevraagd naar het resultaat dat met artikel 4, 3°, en artikel 5, 4°, van het ontwerp wordt nagestreefd, antwoordde de gemachtigde dat die er in overeenstemming met het voorstel van de CREG toe strekken te bepalen dat de correctiefactor vastgesteld per domeinconcessie niet hoger mag zijn dan 100%. Die bepalingen dienen in dat licht beide als volgt te worden geredigeerd: "in het tweede streepje wordt de zinsnede `de correctiefactor gelijk is aan 0,10' vervangen door de zinsnede `de correctiefactor niet meer dan 100% mag bedragen'".

Artikel 6 12. In het ontworpen artikel 14, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten wordt een betalingsplicht in hoofde van de domeinconcessiehouder in het leven geroepen wanneer de minimumprijs van groenestroomcertificaten "berekend overeenkomstig het tweede lid" kleiner is dan -20 EUR/MWh.Uit de formulering van die bepaling lijkt te volgen dat die betalingsplicht mogelijk ook van toepassing zou kunnen worden voor de domeinconcessiehouders bedoeld in artikel 14, § 1, tweede lid, 1° bis, van dat besluit, en niet enkel voor de domeinconcessiehouders bedoeld in artikel 14, § 1, tweede lid, 1° ter en 1° quater, van dat besluit, hoewel voor die concessiehouders verder niet in aanpassingen van de steunregeling wordt voorzien.

De stellers van het ontwerp dienen na te gaan of dat de bedoeling is.(8) 13. Nog in het ontworpen artikel 14, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten wordt bepaald dat de domeinconcessiehouder het bedrag dat overeenstemt met de betalingsverplichting betaalt "binnen zestig dagen na het einde van de maand waarin de betreffende groenestroomcertificaten werden toegekend door de commissie".In navolging van een opmerking van de CREG(9) gevraagd of de domeinconcessiehouders aan de betalingsplicht zouden kunnen ontsnappen door (al dan niet tijdelijk) geen groenestroomcertificaten aan te vragen, deelde de gemachtigde het volgende mee: "Er moet op gewezen dat de betalingsverplichting vervat in artikel 14, § 1, vierde lid, eerste zin, van KB 16 juli 2002 niet afhankelijk is gemaakt van de uitreiking van een certificaat. Weliswaar wordt in het ontwerp besluit momenteel de termijn voor de betalingsverplichting inderdaad gekoppeld aan die uitreiking van het certificaat dat in principe slechts kan worden uitgereikt door de CREG nadat daartoe rechtmatig een aanvraag vanwege de concessiehouder werd ontvangen.

Er zullen ook nieuwe informatieverplichtingen voor de domeinconcessiehouder voortvloeien maandelijks uit dit ontwerp KB die de berekening door de CREG van de betalingsverplichting faciliteren.

Zo wordt bij artikel 3 van het ontwerp KB wordt wel voorgeschreven dat de domeinconcessiehouder de productiegegevens van de vorige maand verstrekt aan de commissie (middels een wijziging van artikel 11 van het KB van 16 juli 2002). En zo wordt in artikel 14, § 1, zesde lid (het aangepaste ouder vierde lid) ook voorzien de betalingsverplichting ook het voorwerp moet uitmaken van een contract tussen concessiehouder en Elia (goed te keuren door de CREG), waarbij dat contract alle nodige procedures en modaliteiten moet bevatten om die berekening van de betalingsverplichting mogelijk te maken.

In het licht van bovenstaande wordt volgende aanpassing voorgesteld: `De domeinconcessiehouder betaalt dit bedrag binnen zestig dagen na het einde van de maand waarin de betreffende kennisgeving vanwege de commissie heeft plaats gevonden, bedoeld in artikel 11, eerste lid.' Op die manier wordt de betalingstermijn niet langer gekoppeld aan het tijdstip van uitreiking van certificaten, maar wel aan het tijdstip waarop de CREG een kennisgeving verricht (na haar berekening) aan de netbeheerder en de concessiehouder van het bestaan van een betalingsverplichting.

In die context lijkt het ook aangewezen om in artikel 11 KB 16 juli 2002 volgende wijziging aan te brengen (cfr. artikel 3, 3° van het wijzigingsbesluit): `Indien de houder van een domeinconcessie overeenkomstig artikel 14, § 1, vierde lid, een betaling aan de netbeheerder moet verrichten, brengt de commissie de netbeheerder en de domeinconcessiehouder op de hoogte'." Met die oplossing kan worden ingestemd. 14. In de vierde zin van het ontworpen artikel 14, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten stemmen de Nederlandse en de Franse tekst niet geheel overeen.In de Nederlandse tekst leest men dat de in dat lid bedoelde betalingsverplichting een einde neemt "op dezelfde datum zoals bepaald in het vijfde lid", terwijl de Franse tekst luidt "à la même date que l'obligation d'achat des certificats verts, telle que déterminée à l'alinéa 5".

Die discordantie moet worden verholpen.

Artikel 11 15. In de tweede zin van het ontworpen artikel 14, § 1octies, derde lid, van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten dient in de Nederlandse tekst te worden geschreven "gelijk is aan nul" in de plaats van "gelijk is aan nul is".In de zesde zin dient in de Nederlandse tekst te worden geschreven "overeenkomstig paragraaf 1, vierde lid," in de plaats van "overeenkomstig paragraaf 1, vierde lid,,".

In dezelfde ontworpen bepaling stemmen de Nederlandse en de Franse tekst niet geheel overeen. In de vierde zin luidt de Nederlandse tekst, anders dan de Franse, dat "ook" een verslag wordt gemaakt over de afrekening betreffende het volume en de resterende afrekening betreffende de prijs. Belangrijker nog lijkt te zijn dat in de vijfde zin, in fine, de Nederlandse tekst bepaalt dat "de veronderstelde elektriciteitsproductie" desgevallend dient te worden verminderd "overeenkomstig het tweede lid", terwijl de Franse tekst zulks vooropstelt "conformément au présent alinéa".

Die discordanties moeten worden verholpen.

De Griffier, Annemie GOOSSENS De Voorzitter, Jeroen VAN NIEUWENHOVE _______ Nota's (1) De LCOE wordt in artikel 2, 118°, van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten sluiten `betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt' gedefinieerd als "genormaliseerde energiekosten (`Levelized Cost of Energy'), namelijk een waarde, al dan niet het resultaat van een formule, zoals bepaald in de toepasselijke productiesteunregeling, die de investeringskosten en de kosten van exploitatie dekt". (2) Een vergelijkbaar indexeringsmechanisme wordt ingevoerd voor de kabeltoeslag, die het voorwerp uitmaakt van het voorontwerp van wet `tot wijziging van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt', waarover advies 73.304/3 wordt gegeven op dezelfde dag als dit advies. (3) Namelijk andere wijzigingen dan diegene waarvan in dit advies melding wordt gemaakt of wijzigingen die ertoe strekken tegemoet te komen aan hetgeen in dit advies wordt opgemerkt. (4) Adv.RvS 72.211/3 van 28 november 2022 over een voorontwerp van decreet van het Vlaamse Gewest `tot wijziging van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid sluiten, wat betreft het stelsel van de groenestroomcertificaten', opmerking 4.2. (5) Vgl.adv.RvS 51.535/3 van 18 juni 2012 over een voorstel dat heeft geleid tot het decreet van het Vlaamse Gewest van 13 juli 2012 `houdende wijziging van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid sluiten, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie', Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr. 1639/2, 11, opmerking 8.1. (6) Voorstel van de CREG van 26 januari 2023 (C) 2498.(7) Wat de bijkomende marge voor de domeinconcessiehouders van -20 EUR/MWh betreft, worden de bedenkingen van de CREG in het ontwerp overigens niet bijgetreden.De CREG vindt noch in het behoud van een gunstig investeringsklimaat, noch in de wens om de domeinconcessiehouders in staat te stellen om onvoorziene risico's het hoofd te blijven bieden daarvoor een voldoende verantwoording. (8) Voor de domeinconcessiehouders bedoeld in artikel 14, § 1, tweede lid, 1° bis, van het besluit wordt alleszins niet voorzien in de indexering van de minimumprijs (artikel 4 van het ontwerp) en in de verlenging van de ondersteuningsperiode (artikel 7 van het ontwerp).(9) Voorstel van de CREG van 26 januari 2023, (C) 2498, 9-10. 26 MEI 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en de vergoeding van de houders van een offshore domeinconcessie in geval van onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011161 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, artikel 7, § 1, gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2021;

Gelet op het aangepast voorstel met kenmerk "(C)24982" van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas van 23 mei 2023;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 maart 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 16 maart 2023;

Gelet op de regelgevingsimpactanalyse uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op advies 73.306/3 van de Raad van State, gegeven op 28 april 2023, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Energie en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 16 juli 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2002 pub. 23/08/2002 numac 2002011314 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en de vergoeding van de houders van een offshore domeinconcessie in geval van onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 11° worden de woorden "en dat niet minder dan 0 euro/MWh mag bedragen" ingevoegd tussen de woorden "in EUR/MWh" en de woorden "van de dagnoteringen";2° in de bepaling onder 12° wordt het woord "toegangsverantwoordelijke" vervangen door het woord "evenwichtsverantwoordelijke";3° in de bepalingen onder 15° en 16° worden de woorden "of met de betalingsverplichting bedoeld in artikel 14, § 1, vierde lid," ingevoegd tussen de woorden "groenestroomcertificaten" en de woorden "voor het volgende/afgelopen boekjaar".

Art. 2.In artikel 10 van hetzelfde besluit wordt de volgende zin ingevoegd tussen de eerste en de tweede zin: "Deze beslissing bepaalt voor elke installatie de datum vanaf wanneer deze installatie recht heeft op de toekenning van groenestroomcertificaten.".

Art. 3.In artikel 11, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de volgende zin wordt ingevoegd aan het begin van het lid: "De domeinconcessiehouder verstrekt maandelijks aan de commissie de productiegegevens van de vorige maand."; 2° de vroegere eerste zin, die de tweede zin wordt, wordt aangevuld met de woorden "overeenkomstig artikel 10"; 3° het lid wordt aangevuld met de volgende zin: "Indien de houder van een domeinconcessie overeenkomstig artikel 14, § 1, vierde lid, een betaling aan de netbeheerder moet verrichten, stelt de commissie de betreffende domeinconcessiehouder daarvan in kennis en stelt zij de netbeheerder daarvan in kennis.".

Art. 4.In artikel 14, § 1, tweede lid, 1° ter, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 februari 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/02/2017 pub. 22/02/2017 numac 2017010769 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het acroniem "LCOE" wordt vervangen door het acroniem "LCOEy";2° het eerste streepje wordt vervangen als volgt: "- LCOEy is de LCOE van toepassing in jaar y, bevestigd door de commissie uiterlijk op 15 januari van het jaar y aan iedere betrokken domeinconcessiehouder, en is gelijk aan:

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waar: a) LCOEFC is de bij financial close bepaalde LCOE, en is gelijk aan: - 129,80 euro/MWh voor installaties waarvoor een domeinconcessie is verleend aan de NV Rentel, voor de eerste maal bij ministerieel besluit van 4 juni 2009, zoals bepaald door de commissie bij haar beslissing (B)160719-CDC-1541 van 19 juli 2016; - 124,00 euro/MWh voor installaties waarvoor een domeinconcessie is verleend aan NV Norther, voor de eerste maal bij ministerieel besluit van 5 oktober 2009Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 05/10/2009 pub. 01/12/2009 numac 2009009816 bron federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 12 juli 2004 tot toekenning van compensaties aan de personeelsleden van de Dienst Voogdij bij de Federale Overheidsdienst Justitie die een wachtdienst ten huize verzekeren type ministerieel besluit prom. 05/10/2009 pub. 16/02/2010 numac 2010200625 bron waalse overheidsdienst Ministerieel besluit houdende overdracht van kredieten tussen programma's 06 en 01 van de organisatieafdelingen 30 en 32 en de programma's 31, 32 en 33 van organisatieafdeling 18 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2009 sluiten, zoals bepaald door de commissie bij haar beslissing (B)160901-CDC-1550 van 1 september 2016; b) CPIy-1 is de consumentenprijsindex voor december van het jaar y-1;c) CPIFC is de consumentenprijsindex aan het eind van de maand waarin de financial close plaatsvond; d) CPIRef,y-1 is de referentie-index van de consumptieprijzen voor het jaar y-1, die als volgt wordt berekend:

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waar m-FC het aantal maanden is tussen de maand waarin de financial close plaatsvond en de laatste maand van jaar y-1;"; 3° in het tweede streepje wordt de zinsnede "de correctiefactor gelijk is aan 0,10" vervangen door de zinsnede "de correctiefactor niet meer dan 100 % mag bedragen".

Art. 5.In artikel 14, § 1, tweede lid, 1° quater, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/08/2018 pub. 27/08/2018 numac 2018031746 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "en waarvan het bedrag in geen geval negatief mag zijn" worden opgeheven;2° het acroniem "LCOE" wordt vervangen door het acroniem "LCOEy";3° het eerste streepje wordt vervangen als volgt: "- LCOEy is de LCOE van toepassing in jaar y, bevestigd door de commissie uiterlijk op 15 januari van het jaar y aan ieder betrokken domeinconcessiehouder, en is gelijk aan:

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waar: a) CPIy-1 is de consumentenprijsindex voor december van het jaar y-1;b) CPIFC is de consumentenprijsindex aan het eind van de maand waarin de financial close plaatsvond; c) CPIRef,y-1 is de referentie-index van de consumptieprijzen voor het jaar y-1, die als volgt wordt berekend:

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waar m-FC het aantal maanden is tussen de maand waarin de financial close plaatsvond en de laatste maand van jaar y-1;"; 4° in het tweede streepje wordt de zinsnede "de correctiefactor gelijk is aan 0,10" vervangen door de zinsnede "de correctiefactor niet meer dan 100 % mag bedragen".

Art. 6.In artikel 14, § 1, van hetzelfde besluit worden tussen het tweede en het derde lid, twee leden ingevoegd, luidende: "Voor de installaties bedoeld in het tweede lid, 1° ter en 1° quater wordt de voor een bepaalde maand geldende minimumprijs verhoogd met een bedrag dat overeenstemt met het maximum tussen (i) nul en (ii) de beschikbare productie van de installaties in de perioden van die maand waarop de minimumprijs volgens paragraaf 1quinquies/1 werd vastgelegd op 0 euro (waarbij echter de beschikbare productie tijdens de eerste 288 kwarturen bedoeld in paragraaf 1quinquies/1 in hetzelfde kalenderjaar niet wordt meegerekend), vermenigvuldigd met de minimumprijs als omschreven in het tweede lid, en gedeeld door de productie van de maand die overeenstemt met de perioden waarin de minimumprijs overeenkomstig paragraaf 1quinquies/1 niet op 0 euro is vastgesteld. Voor de toepassing van dit lid wordt onder beschikbare productie verstaan de totale hoeveelheid elektriciteit die de installaties technisch gezien hadden kunnen produceren tijdens de perioden waarvoor de minimumprijs overeenkomstig paragraaf 1quinquies/1 op 0 euro is vastgesteld, rekening houdend met hun beschikbaarheid en de windomstandigheden tijdens die perioden.

Indien de minimumprijs, zoals berekend overeenkomstig het tweede lid, 1° ter en 1° quater, en in voorkomend geval inclusief de verhogingen bedoeld in het derde lid, en in paragraaf 1quater, kleiner is dan -[20] EUR/MWh, is de domeinconcessiehouder, bedoeld in het tweede lid, 1° ter en 1° quater, gehouden tot een betalingsverplichting aan de netbeheerder voor een bedrag gelijk aan de absolute waarde van het verschil tussen de in voorkomend geval berekende en verhoogde minimumprijs en -[20] EUR/MWh.De domeinconcessiehouder betaalt dit bedrag binnen zestig dagen na het einde van de maand waarin de betreffende kennisgeving vanwege de commissie heeft plaatsgevonden, bedoeld in artikel 11, eerste lid Indien de koper van de geproduceerde elektriciteit zijn contractuele verplichtingen niet nakomt, stelt de domeinconcessiehouder alles in het werk om de verschuldigde betalingen te verkrijgen en betaalt hij het bovengenoemde bedrag binnen dertig dagen nadat de koper van de elektriciteit aan zijn afnameverplichting heeft voldaan met betrekking tot de elektriciteit die is geproduceerd in verband met de groenestroomcertificaten waarvoor een betalingsverplichting geldt. De betalingsverplichting bedoeld in dit lid geldt slechts met betrekking tot de periode waarin de aankoopverplichting van groenestroomcertificaten geldt bedoeld in het vijfde lid. De in dit lid bedoelde betalingsverplichting is niet van toepassing op groenestroomcertificaten waarvoor de minimumprijs overeenkomstig paragraaf 1quinquies/1 op 0 euro is vastgesteld.".

Art. 7.In artikel 14, § 1, het vroegere derde lid, dat het vijfde lid wordt, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder 2° wordt als volgt aangevuld: "indien nodig verlengd met de periode vereist om een eventueel tekort aan productie ten opzichte van een verwachte productie van 3.617 vollasturen per jaar in te halen gedurende de voormelde periode van negentien jaar, waarbij deze verlenging niet langer mag zijn dan twee jaar"; 2° in de bepaling onder 3° wordt het woord "zeventien" vervangen door het woord "negentien", worden de woorden "deze ingebruikname behoudens de gevallen van overmacht en onvoorzienbare omstandigheden hierna beschreven" vervangen door de woorden "de ingebruikname van de laatste installatie, zonder het in paragraaf 1bis omschreven maximale volume te overschrijden" en worden de woorden "31 december 2037" vervangen door de woorden "31 december 2039".

Art. 8.In artikel 14, § 1, het vroegere vierde lid, dat het zesde lid wordt, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "op het tijdstip van financial close" worden ingevoegd tussen de woorden "uitdrukkelijk melding maakt van de toepasselijke LCOE" en de woorden "en waarbij dat contract";2° de woorden "de betalingsverplichting bedoeld in het vierde lid" worden ingevoegd tussen de woorden "minimale prijs van de groenestroomcertificaten, de betaling ervan," en de woorden "de maandelijkse voorafbetaling".

Art. 9.In artikel 14, § 1ter/1, zesde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/02/2019 pub. 21/02/2019 numac 2019010935 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten, worden de woorden "de in de vorige leden bepaalde procedure" vervangen door de woorden "de in het eerste lid bepaalde procedure".

Art. 10.In artikel 14, § 1septies, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/08/2018 pub. 27/08/2018 numac 2018031746 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "tijdens de eerste vijf jaar na de ingebruikname van elke installatie" ingevoegd tussen de woorden "maakt de aankoopverplichting van groenestroomcertificaten door de netbeheerder" en de woorden "voorwerp uit van een systeem van voorschotten"; 2° het derde lid wordt vervangen als volgt: "Het bedrag van het maandelijkse voorschot wordt berekend op basis van een jaarlijkse veronderstelde elektriciteitsproductie van de installatie van 4.100 vollasturen. Indien het bedrag van het maandelijkse voorschot voor een bepaalde maand gelijk is aan nul of negatief is, wordt er voor die maand geen voorschot betaald. Indien de door de commissie vastgestelde werkelijke productie van de installatie in enig halfjaar tijdens de vijf eerste exploitatiejaren lager is dan 2.050 vollasturen, dan stort de netbeheerder, voor dat halfjaar, een aanvullend voorschot gelijk aan de som, voor elke exploitatiemaand binnen dat halfjaar, van het resultaat van de volgende formule: (4.100 vollasturen/12 * MW - werkelijke productie tijdens de exploitatiemaand) * het laagste van (i) elektriciteitsreferentieprijs van toepassing voor de exploitatiemaand * (1 - correctiefactor van toepassing voor de exploitatiemaand) en (ii) LCOEy zoals vastgesteld in paragraaf 1, tweede lid, verhoogd met het bedrag bedoeld in paragraaf 1quater. Het bijkomende voorschot wordt ten laatste drie maanden na het einde van het betreffende half exploitatiejaar aan de domeinconcessiehouder gestort.". 3° het vierde lid wordt opgeheven;4° in het vroegere vijfde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "elk exploitatiejaar" vervangen door de woorden "elke exploitatiemaand".

Art. 11.In artikel 14 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1octies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/08/2018 pub. 27/08/2018 numac 2018031746 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten, vervangen als volgt: " § 1octies. Na elke exploitatiemaand berekent de commissie de werkelijke minimumprijs voor deze exploitatiemaand.

Op basis van het verschil tussen de minimumprijs toegepast in het kader van de voorschotten in overeenstemming met paragraaf 1septies, vierde lid, en het hoogste van (i) nul en (ii) de werkelijke minimumprijs, berekent de commissie, ten laatste [dertig] dagen na elke exploitatiemaand, het bedrag van de tussentijdse afrekening betreffende de prijs en berekent ze het bedrag van de financiële regeling dat, naargelang het geval, moet gestort worden aan de domeinconcessiehouder of de netbeheerder. Deze financiële regeling gebeurt ten laatste dertig dagen na de melding door de commissie.

Op het einde van het vijfde exploitatiejaar van de laatste in dienst gestelde installatie wordt één afrekening betreffende het volume en één resterende afrekening betreffende de prijs voor alle installaties van de domeinconcessie opgemaakt. De afrekening betreffende het volume vergelijkt de veronderstelde elektriciteitsproductie van alle installaties die deel uitmaken van de domeinconcessie, wat overeenstemt met 20.500 vollasturen, desgevallend verminderd met 1/12 van 4.100 vollasturen voor iedere maand waarvoor de som van het voorschot zoals bedoeld in paragraaf 1septies, derde lid, en het bedrag van de tussentijdse afrekening betreffende de prijs zoals bedoeld in het eerste lid gelijk is aan nul, met de werkelijke productie van de installaties in de vijf eerste exploitatiejaren. De resterende afrekening betreffende de prijs vergelijkt de voor de voorschotten toegepaste minimumprijs in overeenstemming met paragraaf 1septies, vierde lid, of nul indien er geen voorschot werd betaald en het hoogste van (i) nul en (ii) de werkelijke minimumprijs toegekend aan de groenestroomcertificaten in de vijf eerste exploitatiejaren van alle installaties die deel uitmaken van de domeinconcessie, eveneens rekening houdend met paragraaf 1, derde lid, paragraaf 1quater, en paragraaf 1quinquies/1 en de bedragen reeds afgerekend overeenkomstig het tweede lid; in voorkomend geval worden ook de bijkomende aan de domeinconcessiehouder gestorte voorschotten in rekening genomen met toepassing van paragraaf 1septies, derde lid. Over deze afrekeningen wordt een verslag opgemaakt dat de commissie ten laatste zes maanden na het einde van het vijfde exploitatiejaar van de laatste in dienst gestelde installatie overmaakt aan de domeinconcessie-houder. Indien er uit de afrekening betreffende het volume blijkt dat alle installaties die deel uitmaken van de domeinconcessie, tijdens de eerste vijf exploitatiejaren, minder hebben geproduceerd dan de veronderstelde elektriciteitsproductie, desgevallend verminderd overeenkomstig dit lid, dan bepaalt de commissie, in het voormelde verslag, het aantal groenestroomcertificaten, waaronder desgevallend groenestroomcertificaten die het voorwerp uitmaken van een betalingsverplichting overeenkomstig paragraaf 1, vierde lid, dat de domeinconcessiehouder aan de netbeheerder moet overmaken, ten laatste op de laatste dag van de derde maand volgend op het vervallen van de ondersteuningsperiode van de laatste installatie die in gebruik genomen werd, in overeenstemming met een elektriciteitsvolume dat overeenstemt met het verschil tussen de veronderstelde elektriciteitsproductie, desgevallend verminderd overeenkomstig dit lid, en de werkelijke productie zoals bepaald in dit lid. In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, 1° quater, en onverminderd de betalingsverplichting voor de domeinconcessiehouder overeenkomstig paragraaf 1, vierde lid, wordt de minimumaankoopprijs voor deze groenestroomcertificaten teruggebracht op 0 euro. Als de domeinconcessiehouder niet voldoende groenestroomcertificaten heeft voorgelegd, dan stort de domeinconcessiehouder de netbeheerder een bedrag voor de financiële regeling dat overeenstemt met het aantal ontbrekende groenestroomcertificaten vermenigvuldigd met 79,00 euro.

De commissie legt, in voorkomend geval, ten laatste de laatste dag van de derde maand na het einde van de ondersteuningsperiode het bedrag van de financiële regeling vast dat aan de netbeheerder moet worden gestort. Deze regeling gebeurt ten laatste dertig dagen na de kennisgeving door de commissie aan de domeinconcessiehouder en de netbeheerder. Op basis van de afrekening betreffende de prijs bepaalt het voornoemde verslag van de commissie eveneens, in voorkomend geval, het bedrag van de financiële regeling dat de domeinconcessiehouder aan de netbeheerder moet storten ten laatste op de laatste dag van de negende maand na het einde van de ondersteuningsperiode van de laatste installatie die deel uitmaakt van de domeinconcessie die in dienst werd gesteld.".

Art. 12.In artikel 14quinquiesdecies, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/02/2019 pub. 21/02/2019 numac 2019010935 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid, worden de woorden "LCOE zoals bepaald door of krachtens" vervangen door de woorden "LCOEy bedoeld in";2° in het derde lid wordt het woord "LCOE" vervangen door de woorden "LCOEy zoals bedoeld in artikel 14, § 1".

Art. 13.In artikel 14septiesdecies, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/02/2019 pub. 21/02/2019 numac 2019010935 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "derde lid" vervangen door de woorden "vijfde lid" en worden de woorden "LCOE, zoals bepaald door of krachtens" vervangen door de woorden "LCOEy zoals bepaald in";2° in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden "derde lid" vervangen door de woorden "vijfde lid" en het lid wordt aangevuld met de woorden "in voorkomend geval aangepast overeenkomstig artikel 14, § 1ter/1";3° in paragraaf 1, vierde lid, wordt het woord "LCOE" vervangen door de woorden "LCOEy zoals bepaald in artikel 14, § 1,";4° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden « eerste lid, 1° " vervangen door de woorden "eerste lid" en worden de woorden "het onevenwichttarief voor een positief onevenwicht gelijk is aan of lager is dan 20 euro/MWh en waarvan de periodes worden afgetrokken waarin, in hetzelfde kalenderjaar, de beperking van de vergoeding het gevolg is van de toepassing van het eerste lid, 2° " vervangen door de woorden "de hypotheses bedoeld in het eerste lid, 1° en 2° zich voordoen".

Art. 14.In artikel 14noviesdecies, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/02/2019 pub. 21/02/2019 numac 2019010935 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten, worden de woorden "het einde van het lopende exploitatiejaar" vervangen door de woorden "het einde van het lopende halve exploitatiejaar".

Art. 15.In artikel 14vicies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/02/2019 pub. 21/02/2019 numac 2019010935 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "derde lid" vervangen door de woorden "vijfde lid" en worden de woorden "maar trekt de commissie van het verschuldigde bedrag van de vergoeding, in voorkomend geval, de minimumprijs af van de groenestroomcertificaten die niet konden worden toegekend voor het elektriciteitsvolume dat omwille van de onbeschikbaarheid niet kon worden geïnjecteerd" opgeheven;2° in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden "artikel 14, § 1, derde lid, 3° " vervangen door de woorden "artikel 14, § 1, vijfde lid, 3° ";3° in paragraaf 3, eerste lid, worden de bepalingen onder 2° en 3° opgeheven;4° in paragraaf 3, eerste lid, 4°, wordt het woord "eenmalige" opgeheven en worden de woorden "de eenmalige afrekening betreffende de prijs" vervangen door de woorden "de resterende afrekening betreffende de prijs";5° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "eerste en derde lid" vervangen door de woorden "derde lid".

Art. 16.In artikel 14viciessemmel van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/02/2019 pub. 21/02/2019 numac 2019010935 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen sluiten, worden de woorden "LCOE, zoals bepaald door of krachtens" vervangen door de woorden "LCOEy zoals bepaald in".

Art. 17.Dit besluit treedt in werking op de de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop het wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 18.De minister bevoegd voor Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 mei 2023.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Energie, T. VAN DER STRAETEN

^