Etaamb.openjustice.be
Decreet van 13 juli 2012
gepubliceerd op 20 juli 2012

Decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie

bron
vlaamse overheid
numac
2012035855
pub.
20/07/2012
prom.
13/07/2012
ELI
eli/decreet/2012/07/13/2012035855/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 JULI 2012. - Decreet houdende wijziging van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 09/06/2009 numac 2009035487 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het REG-decreet van 2 april 2004, wat de uitbreiding tot luchtvaartactiviteiten betreft type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 26/06/2009 numac 2009202684 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende wijziging van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 09/06/2009 numac 2009035487 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het REG-decreet van 2 april 2004, wat de uitbreiding tot luchtvaartactiviteiten betreft type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 26/06/2009 numac 2009202684 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.In artikel 1.1.3 van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 09/06/2009 numac 2009035487 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het REG-decreet van 2 april 2004, wat de uitbreiding tot luchtvaartactiviteiten betreft type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 26/06/2009 numac 2009202684 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten, gewijzigd bij de decreten van 6 mei 2011, 8 juli 2011, 18 november 2011 en 16 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er worden een punt 13° /1 en een punt 13° /2 ingevoegd, die luiden als volgt : « 13° /1 bandingdeler : de bandingdeler is gelijk aan : a) 97 euro per groenestroomcertificaat voor de berekening van de bandingfactor voor de toekenning van groenestroomcertificaten;b) 35 euro per warmte-krachtcertificaat voor de berekening van de bandingfactor voor de toekenning van warmte-krachtcertificaten;13° /2 bandingfactor : onrendabele top gedeeld door de bandingdeler; »; 2° in punt 60° wordt de zinsnede « 1 000 kWh » vervangen door de woorden « een hoeveelheid »;3° punt 68° /2 wordt vervangen door wat volgt : « 68° /2 ingrijpende wijziging : wijziging van een warmte-krachtinstallatie die ouder is dan tien jaar voor motoren en vijftien jaar voor turbines, waarbij minstens de motor of turbine vervangen wordt door een nog niet gebruikte motor of turbine;»; 4° er wordt een punt 79° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 79° /1 lopende projecten : projecten met startdatum tot en met de eerstvolgende hieronder genoemde van toepassing zijnde datum : a) 31 juli;b) en bijkomend voor projecten inzake zonne-energie : 31 januari;»; 5° er wordt een punt 92° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 92° /2 nieuwe projecten : projecten met startdatum na de eerstvolgende hieronder genoemde van toepassing zijnde datum : a) 31 juli;b) en bijkomend voor projecten inzake zonne-energie : 31 januari;»; 6° er wordt een punt 113° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 113° /2 startdatum : voor wat betreft projecten die niet over een stedenbouwkundige of milieuvergunning dienen te beschikken, de datum van indienstneming van de installatie; voor wat betreft projecten die over een stedenbouwkundige en/of milieuvergunning dienen te beschikken : de datum waarop een aanvraag voor de toekenning van certificaten voor het project is ingediend, of de datum waarop het project beschikt over de vereiste stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning, indien deze laatste datum een latere datum is. Deze startdatum blijft voor installaties op basis van zonne-energie geldig gedurende twaalf maanden en voor andere installaties gedurende 36 maanden na de aanvraag.

Een project kan maar een nieuwe startdatum krijgen voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan : a) de installatie is nog niet in gebruik genomen;b) zij beschikt nog steeds over de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning;c) er zijn voor installaties op basis van zonne-energie minstens twaalf maanden en voor andere installaties minstens 36 maanden verstreken sinds de vorige aanvraag voor de toekenning van certificaten werd ingediend;»; 7° in punt 135° worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « 1 000 KWh primaire energiebesparing » worden vervangen door de woorden « een hoeveelheid primaire energiebesparing »;b) de woorden « en/of 1 000 kWh elektriciteit heeft opgewekt uit kwalitatieve warmte krachtkoppeling » worden opgeheven.

Art. 3.Aan artikel 3.1.3, eerste lid, 4°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 6 mei 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/05/2011 pub. 10/06/2011 numac 2011035449 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009 type decreet prom. 06/05/2011 pub. 13/05/2011 numac 2011035366 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het Mestdecreet van 22 december 2006 sluiten, wordt een punt f) toegevoegd, dat luidt als volgt : « f) het jaarlijks voor 30 juni publiceren van een rapport over de naleving van de verplichting, vermeld in artikel 7.1.15, door iedere leverancier in het Vlaamse Gewest gedurende de voorbije inleveringsperiode, vermeld in artikel 7.1.10, § 1, en artikel 7.1.11, § 1; ».

Art. 4.Artikel 7.1.1 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Art. 7.1.1. § 1. Wat betreft installaties met startdatum voor 1 januari 2013 en gelegen in het Vlaamse Gewest, kent de VREG een groenestroomcertificaat toe aan de eigenaar van de productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen, voor iedere 1 000 kWh elektriciteit die in de installatie wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen.

Een productie-installatie met startdatum voor 1 januari 2013 krijgt enkel groenestroomcertificaten gedurende de periode van tien jaar.

Indien de installatie in aanmerking komt voor de minimumsteun, vermeld in artikel 7.1.6, en die periode langer is dan tien jaar, krijgt de installatie groenestroomcertificaten gedurende de periode dat de installatie in aanmerking komt voor de minimumsteun.

In afwijking van het tweede lid kan de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen, aan het Vlaams Energieagentschap een verlenging van de steunperiode, vermeld in het tweede lid, aanvragen voor de periode die nodig is om het aantal groenestroomcertificaten te ontvangen dat overeenkomt met het aantal groenestroomcertificaten, toe te kennen volgens het aantal vollasturen dat voor de betreffende projectcategorie en overeenstemmend met het initieel geïnstalleerde nominaal vermogen uit hernieuwbare energiebronnen werd gehanteerd, voor zover : 1° de installatie werd geïnstalleerd en uitgebaat volgens de regels van de kunst;2° de opwekking van groene stroom niet gebeurt op basis van zonne-energie;3° het aantal al ontvangen groenestroomcertificaten minstens 5 % ligt onder het aantal groenestroomcertificaten dat overeenkomt met het aantal vollasturen dat voor de betreffende projectcategorie en overeenstemmend met het initieel geïnstalleerde nominaal vermogen uit hernieuwbare energiebronnen werd gehanteerd. In afwijking van het tweede en derde lid, krijgt een productie-installatie met startdatum voor 1 januari 2013 aanvullend een aantal groenestroomcertificaten gedurende de periode van vijf jaar na het verstrijken van de periode, vermeld in het tweede en derde lid, op basis van een bandingfactor die berekend is voor het deel van de oorspronkelijke investering of van eventuele extra investeringen in de installatie, dat op het moment van het verstrijken van de periode, vermeld in het tweede en derde lid, nog niet is afgeschreven. De extra investeringen hebben betrekking op installaties die in gebruik genomen worden voor 1 januari 2013 en waarbij de extra investeringen zijn uitgevoerd voordat de periode, vermeld in het tweede en derde lid, is verstreken. De waarde van de extra, nog niet volledig afgeschreven investeringen wordt enkel in rekening gebracht indien die minstens : a) 20 % van de oorspronkelijke investering;en b) 100.000 euro bedraagt; en c) uitsluitend essentiële componenten betreft met het oog op groenestroomproductie. Het aantal groenestroomcertificaten dat gedurende de periode, vermeld in het vierde lid, voor elke 1 000 kWh elektriciteit die wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen in installaties met startdatum voor 1 januari 2013 wordt toegekend, is gelijk aan 1, vermenigvuldigd met de voor die installatie van toepassing zijnde bandingfactor. De bandingfactor is in dit geval maximaal gelijk aan 1.

De periode, vermeld in het vierde lid, kan eenmalig met vijf jaar worden verlengd voor zover nog altijd aan de voorwaarden, vermeld in het vierde lid wordt voldaan. Voor die nieuwe periode wordt een nieuwe bandingfactor berekend die maximaal gelijk is aan Btot voor het lopende kalenderjaar zoals bepaald in artikel 7.1.10, § 2.

Het Vlaams Energieagentschap oordeelt of een aanvraag, vermeld in het derde, vierde of vijfde lid, van de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen gegrond is. De eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen levert daarvoor de vereiste bewijsstukken aan het Vlaams Energieagentschap. De eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen stelt op eenvoudig verzoek alle benodigde aanvullende informatie aan het Vlaams Energieagentschap ter beschikking.

De groenestroomcertificaten voor installaties die elektriciteit opwekken uit zonne-energie, met startdatum vanaf 1 januari 2012 tot 31 december 2012, en die tegen de minimumsteun zoals bepaald in artikel 7.1.6 zijn ingediend bij de netbeheerder, levert de netbeheerder in bij de VREG. De VREG kent in ruil een aantal groenestroomcertificaten toe aan de netbeheerder dat gelijk is aan het aantal ingeleverde certificaten, vermenigvuldigd met de minimumsteun die van toepassing was en gedeeld door de bandingdeler, vermeld in artikel 1.1.3, 13° /1, a).

De groenestroomcertificaten die de netbeheerders inleveren bij de VREG worden niet beschouwd als toegekende en aanvaardbare groenestroomcertificaten voor het bepalen van Btot, vermeld in artikel 7.1.10.

De groenestroomcertificaten die de netbeheerders ontvangen van de VREG, worden voor het bepalen van Btot, vermeld in artikel 7.1.10, voor 75 % beschouwd als toegekende en aanvaardbare groenestroomcertificaten voor het kalenderjaar waarin de netbeheerder ze verkoopt. § 2. Wat installaties betreft die elektriciteit opwekken uit hernieuwbare energiebronnen met startdatum vanaf 1 januari 2013 en gelegen in het Vlaamse Gewest, kent de VREG groenestroomcertificaten toe aan de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen.

In afwijking van het eerste lid kent de VREG geen groenestroomcertificaten toe voor de opwekking van elektriciteit uit zonne-energie op het dak van kantoor-, schoolen woongebouwen wanneer voor het gebouw vanaf 1 januari 2014 een melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning, vermeld in artikel 4.2.1, 1°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, wordt aangevraagd en voor de in die melding of vergunning vervatte werken de EPB-eisen bij nieuwbouw van toepassing zijn.

Een installatie met startdatum vanaf 1 januari 2013 krijgt enkel groenestroomcertificaten gedurende de afschrijvingsperiode die in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top voor die hernieuwbare energietechnologie wordt gehanteerd.

Het aantal groenestroomcertificaten dat wordt toegekend voor elke 1 000 kWh elektriciteit die wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen in installaties met startdatum vanaf 1 januari 2013, is gelijk aan 1, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde bandingfactor. § 3. De Vlaamse Regering kan, in afwijking van § 2, derde lid, bepalen dat de VREG aan installaties waaraan groenestroomcertificaten werden toegekend, na afloop van de periode waarin de installatie voor steun in aanmerking komt op grond van § 2, derde lid, extra groenestroomcertificaten toekent.

De Vlaamse Regering legt de periode en de voorwaarden vast voor de toekenning van die extra certificaten, inclusief de manier waarop de bandingfactoren voor die extra steunperiode worden berekend.

Het aantal extra groenestroomcertificaten dat kan worden toegekend voor elke 1 000 kWh elektriciteit die wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen in een dergelijke installatie, is gelijk aan 1, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde bandingfactor. De bandingfactor is maximaal gelijk aan Btot ».

Art. 5.Artikel 7.1.2 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Art. 7.1.2. § 1. Wat betreft installaties met startdatum voor 1 januari 2013 en gelegen in het Vlaamse Gewest, kent de VREG een warmte-krachtcertificaat toe aan de eigenaar van de productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen, voor iedere 1 000 kWh primaire energiebesparing die in de installatie wordt gerealiseerd door gebruik te maken van een kwalitatieve warmte-krachtinstallatie ten opzichte van referentie-installaties.

Een productie-installatie of een ingrijpende wijziging met startdatum voor 1 januari 2013 krijgt enkel warmte-krachtcertificaten gedurende een door de Vlaamse Regering bepaalde periode, waarbij het aantal warmte-krachtcertificaten dat gedurende deze periode wordt toegekend degressief afneemt volgens een door de Vlaamse Regering bepaalde formule. § 2. Wat betreft kwalitatieve warmte-krachtinstallaties of ingrijpende wijzigingen met startdatum vanaf 1 januari 2013 en gelegen in het Vlaamse Gewest, kent de VREG warmtekrachtcertificaten toe aan de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen.

Een installatie met startdatum vanaf 1 januari 2013 krijgt enkel warmte-krachtcertificaten gedurende de afschrijvingsperiode die in de berekeningsmethodiek voor de onrendabele top voor de WKK-technologie wordt gehanteerd.

Het aantal warmte-krachtcertificaten dat voor installaties met startdatum vanaf 1 januari 2013 wordt toegekend voor elke 1 000 kWh primaire energiebesparing, gerealiseerd door gebruik te maken van een kwalitatieve warmte-krachtinstallatie ten opzichte van referentie-installaties, is gelijk aan 1, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde bandingfactor. § 3. De Vlaamse Regering kan, in afwijking van § 1 en § 2, tweede lid, bepalen dat de VREG aan installaties waaraan warmte-krachtcertificaten werden toegekend, na afloop van de periode waarin de installatie in aanmerking komt voor steun op grond van § 1 of § 2, tweede lid, extra warmte-krachtcertificaten toekent.

De Vlaamse Regering legt ook de periode en de voorwaarden vast voor de toekenning van deze extra certificaten, inclusief de manier waarop de bandingfactoren voor deze extra steunperiode worden berekend.

Het aantal extra warmte-krachtcertificaten dat kan worden toegekend voor elke 1 000 kWh primaire energiebesparing die wordt gerealiseerd, is gelijk aan 1, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde bandingfactor.

De bandingfactor is in dit geval maximaal gelijk aan 0,75. § 4. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast waaraan een warmte-krachtinstallatie moet voldoen om te worden beschouwd als een kwalitatieve warmte-krachtinstallatie en bepaalt de referentie-installaties. ».

Art. 6.In hoofdstuk 1 van titel VII van hetzelfde decreet wordt een afdeling I/1, die bestaat uit artikel 7.1.4/1, ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling I/1. Berekening van de onrendabele toppen en de bandingfactoren Art. 7.1.4/1. § 1. Het Vlaams Energieagentschap berekent en actualiseert jaarlijks de onrendabele toppen volgens een procedure en methode die door de Vlaamse Regering wordt vastgelegd, als vermeld in § 3.

De onrendabele toppen worden berekend voor representatieve projectcategorieën. De Vlaamse Regering legt deze representatieve projectcategorieën vast. De Vlaamse Regering kan ook projectcategorieën vastleggen waarvoor per project een specifieke onrendabele top wordt bepaald.

De onrendabele toppen worden berekend voor nieuwe projecten die certificaten kunnen ontvangen op grond van artikel 7.1.1, § 2, of artikel 7.1.2, § 2, volgens een methodiek die de Vlaamse Regering vastlegt, als vermeld in § 4. Die berekening wordt uitgevoerd voor projecten met startdatum tijdens de volgende drie kalenderjaren.

De onrendabele toppen worden ook berekend voor lopende projecten voor de periode dat ze certificaten kunnen ontvangen op grond van artikel 7.1.1, § 1, vierde en vijfde lid, en § 2 of § 3 of artikel 7.1.2, § 2 of § 3, volgens een methodiek die de Vlaamse Regering vastlegt, als vermeld in § 4.

Op basis van de onrendabele toppen berekent het Vlaams Energieagentschap telkens ook de overeenstemmende bandingfactoren.

De bandingfactoren die van toepassing zijn worden zowel voor nieuwe als voor lopende projecten aangepast als de geactualiseerde bandingfactor meer dan 2 % afwijkt van de bandingfactor die van toepassing is.

De geactualiseerde bandingsfactoren voor lopende projecten zijn één maand na de actualisering van toepassing.

Het Vlaams Energieagentschap deelt jaarlijks voor 30 juni het rapport met de berekening van de onrendabele toppen en overeenstemmende bandingfactoren mee aan de Vlaamse Regering en aan de minister.

De Vlaamse Regering legt de procedure vast voor aanpassing van de nieuwe banding factoren op basis van het rapport, meegedeeld aan de Vlaamse Regering en de minister.

Voor relevante technologieën en projecten die buiten de vastgestelde representatieve projectcategorieën vallen, legt het Vlaams Energieagentschap ook een voorstel voor op basis van een berekening van de onrendabele top en de bandingfactor. Daarbij legt het Vlaams Energieagentschap op basis van het verwachte aantal toe te kennen certificaten een analyse voor van de verwachte impact op de certificatenmarkt en de certificatenverplichting. § 2. In afwijking van § 1, worden voor de toepassing van zonne-energie de onrendabele top en de overeenstemmende bandingfactor tweemaal per jaar geactualiseerd. Het Vlaams Energieagentschap bezorgt jaarlijks voor 30 juni en voor 31 december aan de Vlaamse Regering en aan de minister een rapport met de berekende onrendabele toppen en de nieuwe bandingfactoren die van toepassing zijn. Voor het overige is § 1 van overeenkomstige toepassing. § 3. Voor het Vlaams Energieagentschap een rapport aan de Vlaamse Regering en aan de minister bezorgt, organiseert het een stakeholderoverleg. De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor het voorwerp en de methode van dit stakeholderoverleg, en voor de deelnemers eraan. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de methodiek voor de berekening van de onrendabele top en houdt daarbij minstens rekening met de volgende parameters : 1° de geraamde investeringskosten in het geval van nieuwe projecten, de investeringskosten gebruikt bij de bepaling van de oorspronkelijke onrendabele top voor lopende projecten tijdens de afschrijvingsperiode, en de vervangingsinvesteringskosten voor lopende projecten na de afschrijvingsperiode;2° de afschrijvingsperiode;3° de brandstofkosten;4° de elektriciteitsprijs. In afwijking van het eerste lid, 1°, wordt voor installaties voor de productie van groene stroom met startdatum voor 1 januari 2013 ook rekening gehouden met het nog niet afgeschreven gedeelte van de oorspronkelijke investeringskosten of van latere extra investeringen, voor zover die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7.1.1, § 1, vierde lid.

Voor lopende projecten voor de productie van groene stroom of voor warmte-krachtkoppeling wordt de onrendabele top tijdens de afschrijvingsperiode bedoeld in artikel 7.1.1, § 2 of § 3, of in artikel 7.1.2, § 2 of § 3, niet geactualiseerd wanneer in de methodiek voor een projectcategorie brandstofkosten, vermeld in het eerste lid, 3°, van toepassing zijn. Voor alle andere lopende projecten voor de productie van groene stroom of voor warmte-krachtkoppeling wordt de onrendabele top enkel geactualiseerd afhankelijk van de elektriciteitsprijs.

De Vlaamse Regering kan in het kader van de berekeningsmethodiek van de onrendabele top maximumwaarden opleggen voor de parameters, vermeld in het eerste lid, of voor de bandingfactor.

De bandingfactor bedraagt in elk geval nooit meer dan 1,25. ».

Art. 7.In artikel 7.1.5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 6 mei 2011 en 8 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten kunnen worden aangewend als in te dienen bewijsstuk in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in respectievelijk artikel 7.1.10 en artikel 7.1.11. »; 2° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Een groenestroomcertificaat of een warmte-krachtcertificaat kan slechts eenmaal worden ingediend in het kader van de certificatenverplichting, in de zin van § 1. »; 3° in paragraaf 3 worden het eerste en het tweede lid opgeheven;4° in paragraaf 3 wordt in het derde lid, thans door 3° het enige lid geworden, tussen het woord « groenestroomcertificaat » en de woorden « kan worden ingediend » de woorden « en warmte-krachtcertificaat » ingevoegd;5° in paragraaf 3 worden in het derde lid, thans door 3° het enige lid geworden, de woorden « tot vijf jaar na de toekenning ervan » vervangen door de woorden « tot tien jaar na de toekenning ervan »; 6° aan paragraaf 4 wordt een achtste lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van het vierde tot en met het zevende lid, zijn wat betreft productieinstallaties met startdatum vanaf 1 januari 2013 alleen de groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten, vermeld in artikel 7.1.1, § 2 en § 3, en artikel 7.1.2, § 2 en § 3, aanvaardbaar voor de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.10 en artikel 7.1.11. Wat productie-installaties voor zonne-energie betreft, voldoen die tevens aan de voorwaarden, vermeld in het tweede en derde lid. ».

Art. 8.In artikel 7.1.6 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 9 juli 2010, 6 mei 2011 en 8 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, vijfde lid, worden tussen de woorden « voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2010 » en de woorden « bedraagt de minimumsteun » de woorden « en met startdatum voor 1 januari 2013 » ingevoegd;2° in paragraaf 1, vijfde lid, wordt punt 5° vervangen door wat volgt : « 5° voor zonne-energie bedraagt de minimumsteun per overgedragen certificaat : a) voor installaties in gebruik genomen in het jaar 2010 : 350 euro;b) voor installaties met een piekvermogen van maximaal 250 kW : 1) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 : 330 euro;2) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 juli 2011 tot en met 30 september 2011 : 300 euro;3) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 oktober 2011 tot en met 31 december 2011 : 270 euro;4) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2012 : 250 euro;5) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 april 2012 tot en met 30 juni 2012 : 230 euro;6) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 juli 2012 tot en met 31 juli 2012 : 210 euro;7) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 augustus 2012 tot en met 31 december 2012 : 90 euro;c) voor installaties met een piekvermogen van meer dan 250 kW : 1) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 : 330 euro;2) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 juli 2011 tot en met 30 september 2011 : 240 euro;3) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 oktober 2011 tot en met 31 december 2011 : 150 euro;4) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 : 90 euro.»; 3° in paragraaf 1 wordt tussen het vijfde en zesde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Aan installaties met startdatum vanaf 1 januari 2013 wordt een minimumsteun gegeven van 93 euro per overgedragen groenestroomcertificaat dat werd toegekend ter uitvoering van artikel 7.1.1, § 2. De minimumsteun geldt ook voor installaties met startdatum voor 1 januari 2013 die groenestroomcertificaten ontvangen overeenkomstig artikel 7.1.1, § 1, vierde en vijfde lid, en die reeds minimumsteun ontvingen voor installaties met startdatum voor 1 januari 2013. »;4° in paragraaf 1 wordt in het zevende lid, thans door punt 3 het achtste lid geworden, de laatste en voorlaatste zin vervangen door wat volgt : « In het geval van zonne-energie loopt de verplichting voor installaties die in dienst zijn genomen vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 juli 2012 over een periode van twintig jaar.Voor zonne-energie-installaties die in dienst worden genomen vanaf 1 augustus 2012 loopt de verplichting over een periode van tien jaar. »; 5° in paragraaf 1 wordt het achtste lid, thans door punt 3° het negende lid geworden, vervangen door wat volgt : « In afwijking van voorgaand lid, kunnen nieuwe productie-installaties die over een stedenbouwkundige vergunning en een milieuvergunning moeten beschikken, in aanmerking komen voor de minimumsteun die geldt op het moment dat de laatste van die vergunningen werd verkregen, op voorwaarde dat na het verlenen van die laatste vergunning de installatie in gebruik wordt genomen binnen de volgende termijn : 1° voor zonne-energie binnen 12 maanden;2° voor alle andere technologieën binnen de 36 maanden. De Vlaamse Regering kan voor projectcategorieën waarvoor een specifieke onrendabele top wordt bepaald, beslissen om deze termijnen te verlengen. »; 6° in paragraaf 1 wordt een tiende lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De Vlaamse Regering kan verdere definities voor toepassing van deze paragraaf vastleggen.»; 7° er wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2/1.De netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangewezen, kent voor installaties met startdatum vanaf 1 januari 2013 en die aangesloten zijn op het transmissienet, een minimumsteun toe van 93 euro per overgedragen groenestroomcertificaat dat werd toegekend ter uitvoering van artikel 7.1.1, § 2. § 1 en § 2 zijn van overeenkomstige toepassing. ».

Art. 9.In artikel 7.1.7 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 6 mei 2011 en 8 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, derde lid, worden tussen de woorden « in gebruik genomen vanaf 1 januari 2012 » en de woorden « bedraagt de minimumsteun » de woorden « en met startdatum voor 1 januari 2013 » ingevoegd; 2° aan paragraaf 1, derde lid, wordt de volgende zin toegevoegd : « Aan installaties met startdatum vanaf 1 januari 2013 wordt een minimumsteun gegeven van 31 euro per overgedragen warmte-krachtcertificaat dat werd toegekend ter uitvoering van artikel 7.1.2, § 2. »; 3° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.Als de marktwaarde van de warmte-krachtcertificaten door een beslissing van de Vlaamse Regering voor installaties met startdatum voor 1 januari 2013 tot minder dan 27 euro daalt, vergoedt de Vlaamse Regering de geleden schade voor kwalitatieve warmte-krachtinstallaties die aangesloten zijn op het transmissienet, die minder dan tien jaar in dienst zijn.

De netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangewezen, kent voor kwalitatieve warmte-krachtinstallaties met startdatum vanaf 1 januari 2013 en die aangesloten zijn op het transmissienet, een minimumsteun toe van 31 euro per overgedragen warmte-krachtcertificaat dat werd toegekend ter uitvoering van artikel 7.1.2, § 2. § 1 en § 2 zijn van overeenkomstige toepassing. ».

Art. 10.In titel VII, hoofdstuk I, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 9 juli 2010, 6 mei 2011 en 8 juli 2011, wordt afdeling IV, die bestaat uit artikel 7.1.8 en artikel 7.1.9, opgeheven.

Art. 11.In artikel 7.1.10 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/07/2011 pub. 25/08/2011 numac 2011035664 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van de lokale en provinciale verkiezingen en houdende wijziging van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn type decreet prom. 08/07/2011 pub. 16/08/2011 numac 2011035660 bron vlaamse overheid Decreet houdende de wijziging van de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening en het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de omzetting van de Richtlijn 2009/72/EG en de Richtlijn 2009/73/EG sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Het aantal groenestroomcertificaten dat in een bepaald jaar n moet worden ingediend, wordt tot en met 31 maart 2012 vastgesteld met de formule : C = G x Ev, waarbij : C gelijk is aan het aantal in het jaar n in te dienen groenestroomcertificaten door een bepaalde toegangshouder;

G gelijk is aan : 1° 0,008 als het jaar n gelijk is aan 2003;2° 0,012 als het jaar n gelijk is aan 2004;3° 0,020 als het jaar n gelijk is aan 2005;4° 0,025 als het jaar n gelijk is aan 2006;5° 0,030 als het jaar n gelijk is aan 2007;6° 0,0375 als het jaar n gelijk is aan 2008;7° 0,0490 als het jaar n gelijk is aan 2009;8° 0,0525 als het jaar n gelijk is aan 2010;9° 0,0600 als het jaar n gelijk is aan 2011;10° 0,0700 als het jaar n gelijk is aan 2012; Ev gelijk is aan de totale hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh die in het jaar n-1 afgenomen werd op afnamepunten in het Vlaamse Gewest waarop de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder in het toegangsregister van de betrokken elektriciteitsdistributienetbeheerder, beheerder van een gesloten distributienet, beheerder van het plaatselijke vervoernet van elektriciteit of beheerder van het transmissienet. Daarbij wordt de afname per afnamepunt beperkt tot de afname tijdens de periode waarin de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder.

Het aantal groenestroomcertificaten dat in een bepaald jaar n moet worden ingediend, wordt vanaf 31 maart 2013 vastgesteld met de formule : C = Gr x Ev x Btot, waarbij : C gelijk is aan het aantal in het jaar in te dienen groenestroomcertificaten door een bepaalde toegangshouder;

Ev gelijk is aan de totale hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh die in het jaar n-1 afgenomen werd op afnamepunten in het Vlaamse Gewest waarop de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder in het toegangsregister van de betrokken elektriciteitsdistributienetbeheerder, beheerder van een gesloten distributienet, beheerder van het plaatselijke vervoernet van elektriciteit of beheerder van het transmissienet. Daarbij wordt de afname per afnamepunt beperkt tot de afname tijdens de periode waarin de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder;

Gr gelijk is aan : 1° 0,14 in 2013;2° 0,155 in 2014;3° 0,168 in 2015;4° 0,18 in 2016;5° 0,19 in 2017;6° 0,195 in 2018;7° 0,20 in 2019;8° 0,205 in 2020;9° 0,205 in 2021 en daarna; Btot gelijk is aan de totale bandingcoëfficiënt : de verhouding tussen het aantal toegekende, voor de certificatenverplichting aanvaardbare groenestroomcertificaten in jaar n-2 en de totale bruto productie van groene stroom in jaar n-2 in het Vlaamse Gewest.

Wanneer een bandingfactor wordt vastgelegd voor een installatie voor de productie van groene stroom met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 20 MW, wordt het aantal in te dienen groenestroomcertificaten geëvalueerd en eventueel verhoogd door de Vlaamse Regering.

De Vlaamse Regering stelt ook voor elk jaar een bruto binnenlandse groenestroomproductie voorop en legt indicatieve subdoelstellingen per hernieuwbare energiebron vast die erop gericht zijn de vooropgestelde bruto binnenlandse groenestroomproductie te bereiken. »; 2° in paragraaf 3 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « § 3.In afwijking van § 2 wordt Ev verminderd met de volgende hoeveelheden : 1° voor de afname tussen 1 000 MWh en 20 000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 40 % van deze afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rata van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was.Deze vermindering geldt enkel voor bedrijfsvestigingen waarvan de hoofdactiviteit behoort tot NACE-BEL 2008 code 05 tot en met 33 (industrie en winning van delfstoffen); 2° voor de afname tussen 20 000 MWh en 100 000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 75 % van deze afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rata van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was;3° voor de afname tussen 100 000 MWh en 250 000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 80 % van deze afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rata van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was;4° voor de afname boven 250 000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 98 % van deze afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rata van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was;5° de hoeveelheid elektriciteit waarvoor door grote verbruikers of gegroepeerde verbruikers met een totaal verbruik van meer dan 5 GWh in naam van de certificaatplichtige groenestroomcertificaten werden ingediend. De modaliteiten en de te volgen procedure voor de indiening van de groenestroomcertificaten door grote verbruikers of gegroepeerde verbruikers zullen worden bepaald door de Vlaamse Regering. »; 3° in paragraaf 4 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Het Vlaams Energieagentschap legt een evaluatie van de quota- en productiedoelstellingen, vermeld in § 2, voor aan de Vlaamse Regering indien : 1° het aantal beschikbare certificaten minder dan 105 % of meer dan 125 % bedraagt van het aantal voor te leggen certificaten;2° de verhouding tussen het aantal toegekende voor de certificatenverplichting aanvaardbare certificaten en de totale bruto geproduceerde groene stroom meer dan 5 % afwijkt van de verhouding bij de vorige evaluatie;3° de werkelijke productie per hernieuwbare energiebron meer dan 10 % afwijkt van de subdoelstellingen per hernieuwbare energiebron, vermeld in § 2.In dat geval wordt tevens geëvalueerd welke de oorzaken zijn van die afwijkingen en worden remediërende maatregelen of bijsturing van de subdoelstellingen voorgesteld. »; 4° in paragraaf 4 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De resultaten van de evaluatie worden door het Vlaams Energieagentschap publiek gemaakt.».

Art. 12.In artikel 7.1.11 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 6 mei 2011 en 8 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Het aantal warmte-krachtcertificaten dat in een bepaald jaar n moet worden ingediend, wordt vastgesteld met de formule : Cw = W x Ev, waarbij : Cw gelijk is aan het aantal in het jaar n in te dienen warmte-krachtcertificaten door een bepaalde toegangshouder; W gelijk is aan : 1° 0,0119 als het jaar n gelijk is aan 2006;2° 0,0216 als het jaar n gelijk is aan 2007;3° 0,0296 als het jaar n gelijk is aan 2008;4° 0,0373 als het jaar n gelijk is aan 2009;5° 0,0439 als het jaar n gelijk is aan 2010;6° 0,0490 als het jaar n gelijk is aan 2011;7° 0,0760 als het jaar n gelijk is aan 2012;8° 0,086 als het jaar n gelijk is aan 2013;9° 0,098 als het jaar n gelijk is aan 2014;10° 0,105 als het jaar n gelijk is aan 2015;11° 0,112 als het jaar n gelijk is aan 2016;12° 0,112 als het jaar n gelijk is aan 2017;13° 0,112 als het jaar n gelijk is aan 2018;14° 0,112 als het jaar n gelijk is aan 2019;15° 0,093 als het jaar n gelijk is aan 2020;16° 0,070 als het jaar n gelijk is aan 2021 en daarna; Ev gelijk is aan de totale hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh die in het jaar n-1 afgenomen werd op afnamepunten in het Vlaamse Gewest waarop de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder in het toegangsregister van de betrokken elektriciteitsdistributienetbeheerder, beheerder van een gesloten distributienet, beheerder van het plaatselijke vervoernet van elektriciteit of beheerder van het transmissienet. Daarbij wordt de afname per afnamepunt beperkt tot de afname tijdens de periode waarin de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder.

Wanneer een bandingfactor wordt vastgelegd voor een warmte-krachtinstallatie met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 50 MW, wordt het aantal in te dienen warmte-krachtcertificaten geëvalueerd en eventueel verhoogd door de Vlaamse Regering. § 2/1. In afwijking van § 2, wordt Ev vanaf 31 maart 2013 verminderd met de volgende hoeveelheden : 1° voor de afname tussen 1 000 MWh en 5 000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 10 % van deze afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rata van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was.De vermindering geldt enkel voor bedrijfsvestigingen waarvan de hoofdactiviteit behoort tot NACE-BEL 2008 code 05 tot en met 33 (industrie en winning van delfstoffen); 2° voor de afname tussen 5 000 MWh en 20 000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 15 % van deze afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rata van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was.De vermindering geldt enkel voor bedrijfsvestigingen waarvan de hoofdactiviteit behoort tot NACE-BEL 2008 code 05 tot en met 33 (industrie en winning van delfstoffen); 3° voor de afname tussen 20 000 MWh en 100 000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 25 % van deze afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rata van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was;4° voor de afname tussen 100 000 MWh en 250 000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 50 % van deze afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rata van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was;5° voor de afname boven 250 000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 80 % van deze afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rata van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was. Het geheel van afnamepunten van afnemers op een op 1 juli 2011 bestaand net dat voldoet aan de criteria van artikel 1.1.3, 56° /2, wordt als één afnamepunt beschouwd.

Het geheel van afnamepunten van afnemers van een na 1 juli 2011 aangelegd net dat voldoet aan de criteria van artikel 1.1.3, 56° /2, wordt als één afnamepunt beschouwd, voor zover het gesloten distributienet is aangesloten op het transmissienet of het plaatselijke vervoersnet van elektriciteit. »; 2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Het Vlaams Energieagentschap legt een evaluatie van de quotadoelstellingen, vermeld in § 2, voor aan de Vlaamse Regering indien : 1° het aantal beschikbare certificaten minder dan 105 % of meer dan 125 % bedraagt van het aantal voor te leggen certificaten;2° de verhouding tussen het aantal toegekende voor de certificatenverplichting aanvaardbare certificaten en de gerealiseerde warmte-krachtbesparing meer dan 5 % afwijkt van de verhouding bij de vorige evaluatie. De resultaten van de evaluatie worden door het Vlaams Energieagentschap publiek gemaakt.

De Vlaamse Regering kan onder meer op basis van die evaluatie de quotadoelstelling zoals vermeld in dit artikel aanpassen. ».

Art. 13.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 maart 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/03/2012 pub. 02/04/2012 numac 2012035384 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen inzake energie sluiten, wordt een artikel 7.1.15 ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 7.1.15. Elke leverancier mag maximaal de door hem daadwerkelijk gemaakte kosten om te voldoen aan de verplichting, vermeld in artikel 7.1.10 en 7.1.11, doorrekenen aan de eindgebruiker.

Als een leverancier die kosten expliciet vermeldt op de factuur, mag het vermelde bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat de VREG voor die leverancier gepubliceerd heeft in het rapport, vermeld in artikel 3.1.3, eerste lid, 4°, d). ».

Art. 14.In titel VII van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 9 juli 2010, 6 mei 2011 en 8 juli 2011, wordt een hoofdstuk I/1, dat bestaat uit artikelen 7.1/1.1 tot 7.1/1.3, ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk 1/1. - Garantie van oorsprong Art. 7.1/1.1. § 1. De VREG kent een garantie van oorsprong toe aan de eigenaar van een productie-installatie die in het Vlaamse Gewest ligt, of aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daarvoor door hem is aangewezen, voor iedere 1 000 kWh elektriciteit die in de installatie wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmte-krachtkoppeling. § 2. De Vlaamse Regering legt de nadere toepassingsregels en procedures vast voor de vorm, de inhoud, de aanvraag en de toekenning van de garanties van oorsprong. § 3. De garanties van oorsprong die de VREG toegekend heeft, worden geregistreerd in een centrale databank. De Vlaamse Regering bepaalt de specificaties die per garantie van oorsprong in de centrale databank worden opgenomen.

Art. 7.1/1.2. De levering van elektriciteit in het Vlaamse Gewest als een hoeveelheid elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of elektriciteit uit kwalitatieve warmte-krachtkoppeling is toegestaan als de aldus geleverde hoeveelheid elektriciteit overeenstemt met het overeenstemmend aantal kWh van de garanties van oorsprong respectievelijk inzake elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling, die ingeleverd zijn in de centrale databank.

Art. 7.1/1.3. De Vlaamse Regering bepaalt onder welke voorwaarden garanties van oorsprong die toegekend zijn door de daarvoor bevoegde instantie van de federale overheid, de andere gewesten of andere landen, kunnen worden ingeleverd, zoals vermeld in artikel 7.1/1.2.

Die voorwaarden moeten objectief, transparant en niet-discriminerend zijn.

Art. 7.1/1.4. Een garantie van oorsprong kan enkel worden ingeleverd, zoals vermeld in artikel 7.1/1.2, binnen twaalf maanden na het einde van de productieperiode van de desbetreffende energiehoeveelheid.

Ingeval de garanties van oorsprong door een oorzaak die niet bij de certificaatgerechtigde ligt, later dan zes maanden na het einde van de productieperiode worden uitgereikt, mogen deze in afwijking van het eerste lid ingeleverd worden tot zes maanden na de toekenning ervan. ».

Art. 15.Aan artikel 13.3.5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/05/2011 pub. 10/06/2011 numac 2011035449 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009 type decreet prom. 06/05/2011 pub. 13/05/2011 numac 2011035366 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het Mestdecreet van 22 december 2006 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, wordt punt 2° vervangen door wat volgt : « 2° een boete van 41 euro per warmte-krachtcertificaat dat de certificaatplichtige op 31 maart 2013 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.11, en een boete van 38 euro per warmte-krachtcertificaat dat de certificaatplichtige na 31 maart 2015 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.11; »; 2° een paragraaf 1/1 wordt ingevoegd die luidt als volgt : « § 1/1.Wanneer de VREG vaststelt dat een leverancier de verplichting, vermeld in artikel 7.1.15, niet respecteert, dan meldt hij dit aan de CREG. Van haar beslissing over het al dan niet behandelen van de melding, bericht de CREG aan de VREG. Een beslissing van de CREG houdende behandeling van het dossier sluit het opleggen van een administratieve geldboete door de VREG uit.

Wanneer de CREG echter te kennen geeft geen stappen te willen ondernemen in reactie op de melding of wanneer de CREG binnen de twaalf maanden volgende op de melding niet reageert, dan start de VREG de procedure voor de eventuele oplegging van een administratieve geldboete, vermeld in het derde lid.

Bij niet-naleving van de verplichting, vermeld in artikel 7.1.15, legt de VREG de betrokken leverancier in dat geval een boete op die gelijk is aan de te veel doorgerekende of de te hoge, op de factuur vermelde kosten, vermenigvuldigd met twee. ».

Art. 16.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij decreet van 16 maart 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/03/2012 pub. 02/04/2012 numac 2012035384 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen inzake energie sluiten, wordt een artikel 15.3.5/4 ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 15.3.5/4. Groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten, afgeleverd voor 1 januari 2013, worden op 1 januari 2013 opgesplitst in de centrale databank in enerzijds respectievelijk een groenestroomcertificaat of warmte-krachtcertificaat en anderzijds een garantie van oorsprong. De vermeldingen die op deze certificaten vermeld staan op 1 januari 2013, blijven daarbij behouden. ».

Art. 17.§ 1. Artikel 2, 3°, is niet van toepassing op een productie-installatie waarvoor de aanvraag voor een ingrijpende wijziging bij de VREG werd ingediend voor 28 juni 2012 voor zover de ingrijpende wijziging in gebruik genomen wordt binnen 36 maanden na de aanvraag. § 2. Artikel 8, 5°, is voor het eerst van toepassing op nieuwe productie-installaties die op de dag van inwerkingtreding van dit artikel nog niet over de vereiste stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning beschikken.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 13 juli 2012.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota's (1) Zitting 2011-2012 Stukken - Voorstel van decreet : 1639 - Nr.1.

Advies van de Raad van State : 1639 - Nr. 2.

Amendementen : 1639 - Nr. 3 t.e.m. 5.

Advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt : 1639 - Nr. 6.

Verslag over hoorzitting : 1639 - Nr. 7.

Tekst aangenomen door de commissie : 1639 - Nr. 8.

Amendementen : 1639 - Nr. 9.

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1639 - Nr. 10.

Handelingen - Bespreking en aanneming : Vergadering van 6 juli 2012.

^