Etaamb.openjustice.be
Decreet van 06 mei 2011
gepubliceerd op 10 juni 2011

Decreet tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009

bron
vlaamse overheid
numac
2011035449
pub.
10/06/2011
prom.
06/05/2011
ELI
eli/decreet/2011/05/06/2011035449/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 MEI 2011. - Decreet tot wijziging van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009035588 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet type decreet prom. 08/05/2009 pub. 08/07/2009 numac 2009202910 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het decreet van 7 mei 2004 houdende oprichting van een Vlaams Instituut voor Vrede en Geweldpreventie bij het Vlaams Parlement, wat zijn adviesopdracht en de evenwichtige vertegenwoordiging van de raad van bestuur betreft type decreet prom. 08/05/2009 pub. 09/06/2009 numac 2009035487 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het REG-decreet van 2 april 2004, wat de uitbreiding tot luchtvaartactiviteiten betreft sluiten (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet tot wijziging van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009035588 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet type decreet prom. 08/05/2009 pub. 08/07/2009 numac 2009202910 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het decreet van 7 mei 2004 houdende oprichting van een Vlaams Instituut voor Vrede en Geweldpreventie bij het Vlaams Parlement, wat zijn adviesopdracht en de evenwichtige vertegenwoordiging van de raad van bestuur betreft type decreet prom. 08/05/2009 pub. 09/06/2009 numac 2009035487 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het REG-decreet van 2 april 2004, wat de uitbreiding tot luchtvaartactiviteiten betreft sluiten

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.In artikel 1.1.3 van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009035588 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet type decreet prom. 08/05/2009 pub. 08/07/2009 numac 2009202910 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het decreet van 7 mei 2004 houdende oprichting van een Vlaams Instituut voor Vrede en Geweldpreventie bij het Vlaams Parlement, wat zijn adviesopdracht en de evenwichtige vertegenwoordiging van de raad van bestuur betreft type decreet prom. 08/05/2009 pub. 09/06/2009 numac 2009035487 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het REG-decreet van 2 april 2004, wat de uitbreiding tot luchtvaartactiviteiten betreft sluiten wordt een punt 75°/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 75°/1 kolencentrale : elektriciteitsproductie-eenheid waar producten met de GN-codes 2701, 2702, 2703 of 2704, zoals bedoeld in de EG-verordening nr. 2031/2001 van de Europese Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van EEG-Verordening nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijke douanetarief, als brandstof worden of werden gebruikt; ».

Art. 3.In artikel 3.1.3 van hetzelfde decreet worden aan het eerste lid, 4°, punt d) en e) toegevoegd, die luiden als volgt : « d) het jaarlijks voor 30 juni per leverancier in het Vlaamse Gewest publiceren van de gewogen gemiddelde kost per groenestroom- of warmtekrachtcertificaat dat gedurende de laatste inleveringsperiode werd ingeleverd voor de certificatenverplichtingen, vermeld in respectievelijk artikel 7.1.10 en artikel 7.1.11, waarbij de VREG : 1) bij de berekeningen van de gewogen gemiddelde kost voor de ingeleverde certificaten die verhandeld werden, de handelsprijs gebruikt die de leveranciers moeten kenbaar maken aan de VREG; 2) bij de berekeningen van de gewogen gemiddelde kost voor de ingeleverde certificaten die op grond van artikel 7.1.1 en artikel 7.1.2 aan de leverancier in zijn hoedanigheid als producent werden toegekend, de onrendabele top hanteert die is berekend voor de technologie en datum van indienstname van de installatie waarvoor het certificaat werd toegekend. Bij ontstentenis van een onrendabele top wordt gebruikgemaakt van een geschatte onrendabele top; e) het jaarlijks voor 30 juni per leverancier in het Vlaamse Gewest publiceren 1) van het aantal certificaten waarover een leverancier beschikt; 2) van het aantal certificaten dat gedurende de laatste inleveringsperiode werd ingeleverd voor de certificatenverplichtingen, vermeld in respectievelijk artikel 7.1.10 en artikel 7.1.11; ».

Art. 4.Aan artikel 7.1.5, § 4, van hetzelfde decreet worden een derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid toegevoegd, die luiden als volgt : « Bij productie-installaties voor zonne-energie komen de uitbreidingen in dienst genomen vanaf 1 juli 2011 van een installatie aangesloten op hetzelfde toegangspunt, niet in aanmerking voor het toekennen van groenestroomcertificaten die kunnen worden aanvaard in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.10, voor zover niet minstens 36 maanden verstreken zijn vanaf de ingebruikname van de installatie of de ingebruikname van de laatste uitbreiding op dat toegangspunt, en de installatie na de uitbreiding een piekvermogen heeft van meer dan 10 kW. Voor de bijstook tot 60 % van hernieuwbare energiebronnen in een kolencentrale met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 50 MW, wordt het aantal voor de certificatenverplichting aanvaardbare groenestroomcertificaten verminderd met 50 %. Voor een kolencentrale met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 50 MW waar enkel hernieuwbare energiebronnen worden verbruikt wordt voor de eerste 60 % groenestroomproductie het aantal voor de certificatenverplichting aanvaardbare groenestroomcertificaten verminderd met 50 %.

In afwijking van het vierde lid, wordt voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in kolencentrales met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 50 MW die actief zijn op 1 januari 2011 en waar op en na deze datum niet langer producten worden verbruikt met de GN-codes 2701, 2702, 2703 of 2704, zoals bedoeld in de EG-verordening nr. 2031/2001 van de Europese Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van EEG-Verordening nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijke douanetarief, het aantal voor de certificatenverplichting aanvaardbare groenestroomcertificaten verminderd met 11 %. Dit percentage kan niet verhoogd worden tot en met 30 april 2021. Indien het percentage alsnog zou verhoogd worden, vergoedt de Vlaamse overheid de eigenaars van de desbetreffende installaties voor de geleden schade.

De VREG bepaalt de berekening van het aandeel hernieuwbare energiebronnen in de stroomproductie.

Voor installaties die elektriciteit produceren op basis van zonne-energie zijn alleen de groenestroomcertificaten aanvaardbaar voor de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.10, die zijn toegekend voor elektriciteit geproduceerd tijdens de periode dat de installatie kan genieten van minimumsteun vermeld in artikel 7.1.6. »

Art. 5.In artikel 7.1.6, § 1, van hetzelfde decreet wordt het vijfde lid vervangen door wat volgt : « Voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2010 bedraagt de minimumsteun : 1° voor waterkracht, voor getijden- en golfslagenergie, voor aardwarmte, voor windenergie op land, voor vaste of vloeibare biomassa, biomassa-afval en biogas, voor zover deze niet vermeld worden onder 2° : 90 euro per overgedragen certificaat;2° voor stortgas, voor biogas uit vergisting van afvalwater(zuiveringsslib) of rioolwaterzuivering(sslib) en voor verbranding van restafval : 60 euro per overgedragen certificaat;3° voor andere technieken : 60 euro per overgedragen certificaat;4° voor biogasinstallaties die niet vermeld zijn in het vijfde lid, 2° : 90 euro per overgedragen certificaat.Voor biogas uit vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen, en biogas uit gft-vergisting met compostering : a) wanneer deze installaties in dienst zijn genomen voor 1 januari 2012 : 100 euro per overgedragen certificaat;b) wanneer deze installaties in dienst zijn genomen na 1 januari 2012 en een ecologiepremie kregen toegekend : 100 euro per overgedragen certificaat;c) wanneer deze installaties in dienst zijn genomen na 1 januari 2012 en geen ecologiepremie kregen toegekend : 110 euro per overgedragen certificaat;5° voor zonne-energie bedraagt de minimumsteun per overgedragen certificaat : a) voor installaties in gebruik genomen in het jaar 2010 : 350 euro;b) voor installaties met een piekvermogen van maximaal 250 kW : 1) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 : 330 euro;2) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 juli 2011 tot en met 30 september 2011 : 300 euro;3) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 oktober 2011 tot en met 31 december 2011 : 270 euro;4) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2012 : 250 euro;5) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 april 2012 tot en met 30 juni 2012 : 230 euro;6) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 juli 2012 tot en met 31 december 2012 : 210 euro;7) voor installaties in gebruik genomen in het jaar 2013 : 190 euro;8) voor installaties in gebruik genomen in het jaar 2014 : 150 euro;9) voor installaties in gebruik genomen in het jaar 2015 : 110 euro;10) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2016 : 90 euro;c) voor installaties met een piekvermogen van meer dan 250 kW : 1) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 : 330 euro;2) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 juli 2011 tot en met 30 september 2011 : 240 euro;3) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 oktober 2011 tot en met 31 december 2011 : 150 euro;4) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2012 : 90 euro. Indien een installatie voor zonne-energie wordt uitgebreid in een periode die recht geeft op een andere minimumsteun dan de minimumsteun op de datum van indienstname van de oorspronkelijke installatie of de vorige uitbreiding, dient een aparte productiemeter en omvormer te worden geplaatst voor de meting van de productie van de bijgeplaatste zonnepanelen. De minimumsteun voor de groenestroomcertificaten toegekend voor de productie via deze bijgeplaatste zonnepanelen is de minimumsteun van de datum van indienstname van de uitbreiding van de installatie. »

Art. 6.In artikel 7.1.6, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het vierde lid, 3°, wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « Voor biogas uit vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen, en biogas uit gft-vergisting met compostering : 100 euro per overgedragen certificaat.»; 2° het zesde lid wordt vervangen door wat volgt : « De verplichting, vermeld in het eerste lid, begint bij de inwerkingstelling van een nieuwe productie-installatie en loopt over een periode van tien jaar.Voor nieuwe en bestaande installaties voor gft-vergisting met nacompostering loopt deze verplichting over een periode van twintig jaar vanaf de inwerkingstelling. Voor het geval van zonne-energie geldt de verplichting voor installaties die in dienst zijn genomen vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 december 2012 en loopt over een periode van twintig jaar. Voor zonne-energie-installaties die in dienst worden genomen vanaf 1 januari 2013 loopt de verplichting over een periode van vijftien jaar tenzij de Vlaamse Regering eerder anders beslist op basis van een evaluatierapport dat meegedeeld wordt aan de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement. »

Art. 7.In artikel 7.1.7, § 1, van hetzelfde decreet wordt aan het derde lid de volgende zin toegevoegd : « Voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2012 bedraagt de minimumsteun 31 euro per overgedragen warmtekrachtcertificaat. »

Art. 8.In artikel 7.1.11 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Het aantal warmtekrachtcertificaten dat in een bepaald jaar n moet worden voorgelegd wordt vastgesteld met de volgende formule : Cw = W x Ev, waarbij : 1° Cw : het aantal in het jaar n voor te leggen warmtekrachtcertificaten, uitgedrukt in MWh (1 000 kWh);2° W gelijk is aan : a) 0,0119 in 2006;b) 0,0216 in 2007;c) 0,0296 in 2008;d) 0,0373 in 2009;e) 0,0439 in 2010;f) 0,0490 in 2011;g) 0,0760 in 2012;h) 0,0700 in 2013;i) 0,0790 in 2014;j) 0,0850 in 2015;k) 0,0920 in 2016;l) 0,0980 in 2017;m) 0,1050 in 2018;n) 0,1050 in 2019;o) 0,1050 in 2020;p) 0,1050 vanaf 2021;3° Ev : de totale hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh, die in het jaar n-1 afgenomen werd op afnamepunten in het Vlaamse Gewest waar de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder in het toegangsregister van de netbeheerder of beheerder van het transmissienet in kwestie, en waarbij de afname per afnamepunt wordt beperkt tot de afname tijdens de periode waarin de betrokken persoon als toegangshouder geregistreerd stond. Als in het toegangsregister geen leverancier vermeld staat als toegangshouder voor het afnamepunt in kwestie, wordt de verplichting, vermeld in § 1, voor de leveringen aan het afnamepunt in kwestie, opgelegd aan de persoon die er wel vermeld staat als toegangshouder. »

Art. 9.In artikel 13.3.5, § 1, van hetzelfde decreet worden punt 1° en 2° vervangen door wat volgt : « 1° een boete van : a) 125 euro per groenestroomcertificaat dat de certificaatplichtige tot en met 31 maart 2012 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.10; b) 118 euro per groenestroomcertificaat dat de certificaatplichtige op 31 maart 2013 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.10; c) 100 euro per groenestroomcertificaat dat de certificaatplichtige na 31 maart 2013 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.10; 2° een boete van 45 euro per warmtekrachtcertificaat dat de certificaatplichtige tot 31 maart 2012 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.11, en een boete van 41 euro per warmtekrachtcertificaat dat de certificaatplichtige na 31 maart 2012 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.11. »

Art. 10.Dit decreet treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 6 mei 2011.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Zitting 2010-2011. Stukken. - Ontwerp van decreet, 948 - Nr. 1. - Advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, 948 - Nr. 2. - Advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, 948 - Nr. 3. - Amendementen + Erratum, 948 - Nr. 4. - Verslagen over hoorzitting, 948 - Nrs. 5 tot 8. - Verslag, 948 - Nr.9. - Reflectienota, 948 - Nr. 10. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 948 - Nr. 11.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 27 april 2011.

^