gepubliceerd op 11 augustus 2001
Wet tot bevordering van buurtdiensten en -banen
20 JULI 2001. - Wet tot bevordering van buurtdiensten en -banen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1°) dienstencheque : het betaalmiddel uitgegeven door een uitgiftebedrijf, waarmee de gebruiker, met de financiële steun van de Staat in de vorm van een consumptiesubsidie, een prestatie van buurtwerken of -diensten kan vergoeden die door een erkende onderneming wordt geleverd; 2°) uitgiftebedrijf : het na een offerteaanvraag door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening aangewezen bedrijf dat de dienstencheques uitgeeft; 3°) buurtwerken of -diensten : banenscheppende activiteiten, met of zonder handelskarakter, die inspelen op individuele, persoonlijke of familiale noden die zich in het raam van het dagelijkse leven laten gevoelen : a) thuishulp van huishoudelijke aard;b) kinderopvang;c) hulp aan huis voor bejaarden, zieken of gehandicapten. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het toepassingsgebied bepalen en uitbreiden tot andere activiteiten of tot andere categorieën van personen, nadat er een evaluatie en een bespreking hebben plaatsgegrepen in de Federale Wetgevende Kamers; 4°) gebruikers : de natuurlijke personen die gebruik maken van de dienstencheque; 5°) onderneming : iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens activiteit of doel ten minste gedeeltelijk bestaat in het leveren van buurtwerken of -diensten; 6°) erkende onderneming : de onderneming die erkend is door de overeenkomstig artikel 6, § 1, Vl, 1°, en IX, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen bevoegde overheid, die de in 3° bedoelde buurtwerken of -diensten levert en daarbij de gebruiker de kwaliteit en de veiligheid garandeert van deze diensten.
Wat de diensten die bijstand aan personen bieden betreft, dienen de ondernemingen voorafgaandelijk erkend te worden door de overeenkomstig artikel 5, § 1, II, van de voormelde bijzondere wet van 8 augustus 1980 bevoegde overheid.
Art. 3.Om prestaties van buurtwerken of -diensten te laten uitvoeren, overhandigt de gebruiker een dienstencheque per gepresteerd arbeidsuur aan een erkende onderneming.
Voor de uitvoering van de buurtwerken of -diensten waarvoor de dienstencheques worden aangewend, neemt de erkende onderneming een niet-werkende werknemer in dienst die ingeschreven is als werkzoekende bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.
Die werknemer moet tenminste halftijds tewerkgesteld worden met een arbeidsovereenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening betaalt, in naam en voor rekening van de gebruiker, als tegemoetkoming aan het uitgiftebedrijf een aanvullend bedrag per gepresteerd uur op grond van het aantal van de door dit bedrijf gevalideerde dienstencheques.
De dienstencheques worden uitgegeven binnen de perken van de daartoe jaarlijks op de begroting ingeschreven kredieten.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het mechanisme dat garandeert dat het totale aantal uren het bedrag dat is vastgesteld voor het begrotingsjaar niet overschrijdt.
Het uitgiftebedrijf maakt aan de erkende onderneming de waarde over van de dienstencheque vermeerderd met de verschillende tegemoetkomingen.
Art. 4.De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad : 1° de vorm van de dienstencheque, de nadere regels van de verwerving en het gebruik ervan;2° de nominale waarde van de cheque en het aanvullend bedrag die kunnen variëren in functie van de aard van de buurtwerken of -diensten, alsmede de voorwaarden en de nadere regels voor de stortingen. Hij bepaalt ook de nadere regels voor de financiering van de dienstencheques, waarvan de kost ten laste wordt gelegd van de RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
Art. 5.Artikel 66, § 1. van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wordt aangevuld met het volgende lid : « Na advies van het Beheerscomité van de sociale zekerheid, kan de Koning het bedrag van de alternatieve financiering verhogen met de kostprijs van de dienstencheques. »
Art. 6.De overeenkomst die de gebruiker aan de erkende onderneming bindt, is van rechtswege ontbonden : 1°) wanneer de onderneming haar erkenning verliest; 2°) wanneer er geen dienstencheques meer worden uitgegeven en de gebruiker er geen meer bezit.
Art. 7.De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening treedt van rechtswege in de plaats van de gebruiker ten belope van het aan het uitgiftebedrijf gestorte bedrag.
De Koning wijst de instellingen aan belast met de Uitvoering en de ambtenaren belast met de controle van de naleving van de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten. Hij bepaalt eveneens de voorwaarden en de nadere regels betreffende de teruggave van de ten onrechte toegekende financiële tegemoetkomingen.
Art. 8.Het opschrift van onderafdeling 2quater van titel II, hoofdstuk III, afdeling 1, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wordt aangevuld als volgt : « en voor prestaties betaald met dienstencheques. ».
Art. 9.In artikel 14521 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 1994 en gewijzigd bij de wet van 7 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « of op de uitgaven die tijdens het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald voor prestaties betaald met dienstencheques. »; 2°) het tweede lid wordt aangevuld als volgt : « of met de nominale waarde van de dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen. »
Art. 10.De Minister van Werkgelegenheid, de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Begroting stellen ieder semester een evaluatieverslag op van het effect van de maatregel, dat voorgelegd wordt aan de Ministerraad.
Art. 11.Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 20 juli 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld, De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Zitting 2000-2001. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire documenten. - Wetsontwerp, nr. 50-1281/1. - Amendementen, nr. 50-1281/2. - Verslag, nr. 50-1281/3. - Tekst aangenomen door de commissie voor de sociale Zaken, nr. 50-1281/4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 50-1281/5.
Parlementaire handelingen. - Integraal verslag 20 en 21 juni 2001.
Senaat.
Parlementaire documenten. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 2-798/1. - Amendementen, nr. 2-798/2. - Verslag namens de Commissie voor de sociale aangelegenheden, nr. 2-798/3. - Beslissing om niet te amenderen, nr. 2-798/4.
Parlementaire handelingen 12 juli 2001.