gepubliceerd op 30 december 2009
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden met het oog op het toekennen van een versterkte uitkering in tijden van crisis
21 DECEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden met het oog op het toekennen van een versterkte uitkering in tijden van crisis
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, artikel 7, § 1, derde lid, m), ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 november 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 19 november 2009;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 november 2009 en op 16 december 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 12 november 2009 en van 16 december 2009;
Gelet op advies 47.458/1 van de Raad van State, gegeven op 10 december 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Werk en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 7 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 mei 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 2007, wordt aangevuld met de paragrafen 5 tot 7, luidende : « § 5. De werknemer is, in afwijking van artikel 44 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 en volgens de voorwaarden van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 gerechtigd op een werkuitkering van ten hoogste 1.000 euro per kalendermaand voor zover de aangeworven werknemer tegelijk aan volgende voorwaarden voldoet : 1° hij is op de dag van de indienstneming jonger dan 26 jaar;2° hij is werkzoekende op de dag van de indienstneming;3° hij is werkzoekende geweest gedurende minstens honderd zesenvijftig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel, in de loop van de maand van indienstneming en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand;4° hij bezit hoogstens een diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs;5° hij is op de dag van de indienstneming niet meer leerplichtig en hij volgt evenmin studies in dagonderwijs;6° de werkgever maakt voor de tewerkstelling van de werknemer geen gebruik van het stelsel van de dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen. De werkuitkering bedoeld in deze paragraaf wordt toegekend gedurende maximaal : 1° de maand van indienstneming en de drieëntwintig daarop volgende maanden, indien de werknemer in dienst treedt in de loop van het jaar 2010;2° de maand van indienstneming en de elf daarop volgende maanden, indien de werknemer in dienst treedt in de loop van het jaar 2011. Indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt de werkuitkering van maximum 1.000 euro bedoeld in de vorige leden teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel wekelijks voorziene arbeidsduur in de deeltijdse betrekking. § 6. De werknemer is, in afwijking van artikel 44 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 en volgens de voorwaarden van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 gerechtigd op een werkuitkering van ten hoogste 1.100 euro per kalendermaand voor zover de aangeworven werknemer tegelijk aan volgende voorwaarden voldoet : 1° hij is op de dag van de indienstneming jonger dan 26 jaar;2° hij is werkzoekende op de dag van de indienstneming;3° hij is werkzoekende geweest gedurende minstens achtenzeventig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel, in de loop van de maand van indienstneming en de vier kalendermaanden daaraan voorafgaand;4° hij bezit geen diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs;5° hij is op de dag van de indienstneming niet meer leerplichtig en hij volgt evenmin studies in dagonderwijs;6° de werkgever maakt voor de tewerkstelling van de werknemer geen gebruik van het stelsel van de dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen. De werkuitkering bedoeld in deze paragraaf wordt toegekend gedurende maximaal : 1° de maand van indienstneming en de drieëntwintig daarop volgende maanden, indien de werknemer in dienst treedt in de loop van het jaar 2010;2° de maand van indienstneming en de elf daarop volgende maanden, indien de werknemer in dienst treedt in de loop van het jaar 2011. Indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt de werkuitkering van maximum 1.100 euro bedoeld in de vorige leden teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel wekelijks voorziene arbeidsduur in de deeltijdse betrekking. § 7. De werknemer die op het ogenblik van de indienstneming uitkeringsgerechtigde volledige werkloze was, is, in afwijking van artikel 44 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 en volgens de voorwaarden van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 gerechtigd op een werkuitkering, voor zover de aangeworven werknemer tegelijk aan volgende voorwaarden voldoet : 1° hij is op de dag van de indienstneming jonger dan 45 jaar;2° hij is werkzoekende op de dag van de indienstneming;3° hij is werkzoekende geweest gedurende minstens driehonderd en twaalf dagen, gerekend in het zesdagenstelsel, in de loop van de maand van indienstneming en de achttien kalendermaanden daaraan voorafgaand, maar gedurende minder dan zeshonderd en vierentwintig dagen gerekend in het zesdagenstelsel, in de loop van de maand van indienstneming en de zesendertig kalendermaanden daaraan voorafgaand;4° hij is op de dag van de indienstneming niet meer leerplichtig en hij volgt evenmin studies in dagonderwijs;5° de werkgever maakt voor de tewerkstelling van de werknemer geen gebruik van het stelsel van de dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen. De werknemer bedoeld in deze paragraaf is gerechtigd : 1° gedurende de maand van indienstneming en de elf daarop volgende kalendermaanden op een werkuitkering van ten hoogste 750 euro per kalendermaand, en daarna gedurende zestien kalendermaanden op een werkuitkering van ten hoogste 500 euro per kalendermaand, indien hij in dienst treedt in de loop van het jaar 2010;2° gedurende de maand van indienstneming en de elf daarop volgende kalendermaanden op een werkuitkering van ten hoogste 750 euro per kalendermaand, indien hij in dienst treedt in de loop van het jaar 2011. Indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt de werkuitkering van maximum 750 euro of 500 euro bedoeld in de vorige leden teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel wekelijks voorziene arbeidsduur in de deeltijdse betrekking. »
Art. 2.Artikel 10 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 mei 2003, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met de paragrafen 2 en 3 luidende : « § 2. De werknemer die op het ogenblik van de indienstneming uitkeringsgerechtigde volledige werkloze was, is, in afwijking van artikel 44 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 en volgens de voorwaarden van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 gerechtigd op een werkuitkering van ten hoogste 1.000 euro per kalendermaand voor zover de aangeworven werknemer tegelijk aan volgende voorwaarden voldoet : 1° hij is op de dag van de indienstneming minstens 50 jaar;2° hij is werkzoekende op de dag van de indienstneming;3° hij is werkzoekende geweest gedurende minstens honderd zesenvijftig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel, in de loop van de maand van indienstneming en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand;4° de werkgever maakt voor de tewerkstelling van de werknemer geen gebruik van het stelsel van de dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen. De werkuitkering bedoeld in deze paragraaf wordt toegekend gedurende maximaal : 1° de maand van indienstneming en de drieëntwintig daarop volgende maanden, indien de werknemer in dienst treedt in de loop van het jaar 2010;2° de maand van indienstneming en de elf daarop volgende maanden, indien de werknemer in dienst treedt in de loop van het jaar 2011. Indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt de werkuitkering van maximum 1.000 euro bedoeld in de vorige leden teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel wekelijks voorziene arbeidsduur in de deeltijdse betrekking. § 3. De werknemer die op het ogenblik van de indienstneming uitkeringsgerechtigde volledige werkloze was, is, in afwijking van artikel 44 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 en volgens de voorwaarden van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 gerechtigd op een werkuitkering, voor zover de aangeworven werknemer tegelijk aan volgende voorwaarden voldoet : 1° hij is op de dag van de indienstneming minstens 45 jaar;2° hij is werkzoekende op de dag van de indienstneming;3° hij is werkzoekende geweest gedurende minstens driehonderd en twaalf dagen, gerekend in het zesdagenstelsel, in de loop van de maand van indienstneming en de achttien kalendermaanden daaraan voorafgaand, maar gedurende minder dan zeshonderd en vierentwintig dagen gerekend in het zesdagenstelsel, in de loop van de maand van indienstneming en de zesendertig kalendermaanden daaraan voorafgaand;4° de werkgever maakt voor de tewerkstelling van de werknemer geen gebruik van het stelsel van de dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen. De werknemer bedoeld in deze paragraaf is gerechtigd : 1° gedurende de maand van indienstneming en de elf daarop volgende kalendermaanden op een werkuitkering van ten hoogste 750 euro per kalendermaand, en daarna gedurende zestien kalendermaanden op een werkuitkering van ten hoogste 500 euro per kalendermaand, indien hij in dienst treedt in de loop van het jaar 2010;2° gedurende de maand van indienstneming en de elf daarop volgende kalendermaanden op een werkuitkering van ten hoogste 750 euro per kalendermaand, indien hij in dienst treedt in de loop van het jaar 2011. Indien de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt de werkuitkering van maximum 750 euro of 500 euro bedoeld in de vorige leden teruggebracht tot een bedrag in verhouding tot de contractueel wekelijks voorziene arbeidsduur in de deeltijdse betrekking. »
Art. 3.Artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 mei 2003 en 21 januari 2004, wordt aangevuld met de volgende leden : « In afwijking van hoofdstukken II, III en IIIter komt de werknemer niet in aanmerking voor een werkuitkering, wanneer hij van dit voordeel werd uitgesloten door een beslissing van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, genomen op basis van een rapport van de hierna vernoemde inspectiediensten, indien na klacht werd vastgesteld dat de werknemer werd aangenomen ter vervanging en in een zelfde functie van een ontslagen werknemer met als hoofdzakelijk doel de voordelen van dit koninklijk besluit te bekomen. Het toezicht gebeurt door de hierna vermelde ambtenaren die dit toezicht uitoefenen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie : 1° de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;2° de sociaal inspecteurs van de Sociale Inspectie van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;3° de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie van de inspectiediensten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;4° de ambtenaren van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening aangewezen overeenkomstig artikel 22 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel. De beslissing bedoeld in het vorige lid heeft uitwerking vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin de beslissing ter kennis wordt gebracht van de werkgever. Deze beslissing wordt eveneens ter kennis gebracht van de aangeworven werknemer en zijn uitbetalingsinstelling conform de bepalingen van artikel 146 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991.
Wanneer de bepalingen van het derde en vierde lid worden toegepast, mag de werkgever de werkuitkering niet meer in mindering brengen van het nettoloon vanaf de datum bedoeld in het vorige lid.
Indien blijkt dat de laakbare handeling bedoeld in het derde lid, herhaaldelijk voorkomt, dan kan het voormelde beheerscomité bovendien beslissen dat de werkgever voor indiensttredingen in de periode van twaalf maanden ingaande de eerste dag van de maand volgend op die waarin de beslissing hem ter kennis wordt gebracht, niet kan genieten van de voordelen voorzien in dit besluit. »
Art. 4.Artikel 13 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 mei 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 2007, wordt aangevuld met een lid, luidende : « De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening kan ambtshalve een werkkaart geven aan een werknemer indien de Rijksdienst als authentieke bron beschikt over alle noodzakelijke gegevens om op eenduidige wijze vast te stellen dat die werknemer aan alle voorwaarden voldoet om op een werkkaart aanspraak te maken. »
Art. 5.In artikel 17bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 december 2002 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 januari 2004 en 28 maart 2007 worden de woorden « 500 euro » driemaal vervangen door de woorden « 500, 750, 1.000 of 1.100 euro ».
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010 en is van toepassing op de indienstnemingen gelegen in de periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011.
Art. 7.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 december 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET