gepubliceerd op 19 december 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden
9 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, m) , ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 november 1996;
Gelet op de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, inzonderheid op de artikelen 61, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1995, 26 juli 1996, 22 februari 1998, 26 maart 1999 en 2 januari 2001, en 63, gewijzigd bij de wet van 22 februari 1998;
Gelet op de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en diverse bepalingen, inzonderheid op de artikelen 188 en 194;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 november 2002;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 18 juli 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 oktober 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 10 oktober 2002;
Gelet op het verzoek van spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat in de praktijk is gebleken dat de toepassing van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden leidt tot ongewilde gevolgen door bepaalde categorieën van niet-werkende werkzoekenden, die zich in een zwakke positie op de arbeidsmarkt bevinden, uit te sluiten van het toepassingsgebied van dat besluit, waardoor de wedertewerkstelling van die werkzoekenden wordt bemoeilijkt; dat de voordelen van het bovenvermelde besluit van 19 december 2001 bovendien niet konden worden toegekend aan werkzoekenden en werkgevers die weliswaar aan de basisvoorwaarden van dat besluit voldeden, doch proceduraal in gebreke waren gebleven door de vereiste attesten buiten termijn aan te vragen; dat de gevolgen van dit in gebreke blijven moeten worden verzacht om de voortzetting van de reeds aangevatte tewerkstelling niet in het gedrang te brengen; dat ten slotte de toepassing van het bovenvermelde besluit van 19 december 2001 in het kader van uitzendarbeid en andere arbeidsovereen-komsten van korte duur talrijke praktische problemen met zich brengt en het aangewezen is de procedure terzake onverwijld te vereenvoudigen, teneinde de continuïteit en effectiviteit van het tewerkstellingsbeleid te waarborgen;
Gelet op het advies 34.413/1 van de Raad van State, gegeven op 29 november 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 2, § 2, eerste lid van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) 3° wordt vervangen door de volgende tekst : "3° de periodes van tewerkstelling in de programma's voor wedertewerkstelling van de niet werkende werkzoekenden bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;" B) 4° wordt vervangen door de volgende tekst : "4° de periodes van tewerkstelling in toepassing van invoeginterim, overeenkomstig de artikelen 194 en 195 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen;" C) 5° wordt opgeheven.
Art. 2.In artikel 5, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden "in de loop van de achttien kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming" vervangen door "in de loop van de maand van indienstneming en de achttien kalendermaanden daaraan voorafgaand".
Art. 3.In artikel 6, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden "in de loop van de zesendertig kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming" vervangen door "in de loop van de maand van indienstneming en de zesendertig kalendermaanden daaraan voorafgaand".
Art. 4.In artikel 8, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden "in de loop van de negen kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming" vervangen door "in de loop van de maand van indienstneming en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand".
Art. 5.In artikel 9, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden "in de loop van de achttien kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming" vervangen door "in de loop van de maand van indienstneming en de achttien kalendermaanden daaraan voorafgaand" en worden de woorden "in de loop van de zesendertig kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming" vervangen door "in de loop van de maand van indienstneming en de zesendertig kalendermaanden daaraan voorafgaand".
Art. 6.In artikel 11, eerste lid, tweede gedachtenstreep, van hetzelfde besluit worden de woorden "en in de loop van de zesendertig kalendermaanden voorafgaand aan de maand van indienstneming" vervangen door "en in de loop van de maand van indienstneming en de zesendertig kalendermaanden daaraan voorafgaand".
Art. 7.In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 november 2002, wordt het vierde lid vervangen door de volgende tekst : « Om van de voordelen van artikel 5 tot 11ter te kunnen genieten, moet de aanvraag van de werkkaart, bedoeld in het vorige lid, ten laatste de dertigste dag volgend op de dag van de indienstneming ingediend worden op het bevoegde werkloosheidsbureau. Wanneer de aanvraag van de werkkaart wordt ingediend buiten deze termijn, wordt, in afwijking van de bepalingen van artikelen 5 tot 11ter, en onverminderd de toepassing van artikel 15, § 1, vierde en vijfde lid, de periode gedurende dewelke de voordelen bedoeld in de artikelen 5 tot 11ter kunnen worden toegekend, verminderd met een periode die aanvangt op de dag van de indienstneming en die eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de datum gesitueerd is van de laattijdige indiening van de aanvraag van de werkkaart. »
Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een nieuw Hoofdstuk Vbis ingevoegd, luidend als volgt : "HOOFDSTUK Vbis. - Bijzondere bepalingen voor uitzendarbeid en arbeid van korte duur
Art. 17bis.In afwijking van de artikelen 7, 10, 11 en 11ter wordt het bedrag van de maximale werkuitkering die toegekend kan worden voor een arbeidsovereenkomst voor een beschouwde kalendermaand bekomen door 500 euro te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het aantal uren waarvoor loon verschuldigd is tijdens de periode gedekt door die arbeidsovereenkomst gelegen in deze beschouwde kalendermaand en de noemer gelijk aan 4,33 maal de factor S bedoeld in artikel 99, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, indien het een tewerkstelling betreft : 1° in het kader van uitzendarbeid in de zin van Hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikkingstellen van werknemers ten behoeve van gebruikers;2° in het kader van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd van minder dan twee maanden, gerekend van datum tot datum.
Art. 17ter.In afwijking van artikel 15, § 1, tweede lid, moet een werknemer geen nieuwe uitkeringsaanvraag indienen indien hij gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° de werknemer wordt door een uitzendbureau in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid in de zin van artikel 7, 2°, van de voormelde wet van 24 juli 1987;2° de datum van de indienstneming is gesitueerd tijdens de geldigheidsduur van een werkkaart bedoeld in artikel 13, zevende of negende lid;3° de werknemer werd tijdens de geldigheidsduur van de werkkaart bedoeld in 2°, reeds in dienst genomen door hetzelfde uitzendbureau en heeft naar aanleiding van deze indienstneming een uitkeringsaanvraag ingediend conform de bepalingen van artikel 15, § 1, tweede en vierde lid.»
Art. 9.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin dit besluit wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .
Ten aanzien van de werkgever en werknemer die een werkkaart hadden aangevraagd vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, doch buiten de termijn bedoeld in artikel 13, vierde lid, van het bovenvermelde koninklijk besluit van 19 december 2001, zoals van toepassing vóór de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit, wordt het voordeel van artikel 13, vierde lid, van het bovenvermelde koninklijk besluit van 19 december 2001, zoals van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit, slechts toegekend mits een nieuwe werkkaart wordt aangevraagd.
Art. 10.Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 december 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Wet van 21 december 1994, Belgsich Staatsblad van 23 december 1994.
Wet van 22 december 1995, Belgisch Staatsblad van 30 december 1995.
Wet van 26 juli 1996, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996.
Koninklijk besluit van 14 november 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996.
Wet van 22 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 3 maart 1998.
Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.
Wet van 12 augustus 2000, Belgisch Staatsblad van 31 augustus 2000.
Wet van 2 januari 2001, Belgisch Staatsblad van 3 januari 2001.
Koninklijk besluit van 19 december 2001, Belgisch Staatsblad van 12 januari 2002.
Koninklijk besluit van 27 november 2002, Belgisch Staatsblad van 19 december 2002.