Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 februari 2003
gepubliceerd op 09 april 2003

Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de dienstencheques

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2003031191
pub.
09/04/2003
prom.
27/02/2003
ELI
eli/besluit/2003/02/27/2003031191/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 FEBRUARI 2003. - Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de dienstencheques


De Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op de artikel 6, § 1, IX, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 8 augustus 1988, 16 januari 1989, 16 juli 1993 en 13 juli 2001;

Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten, gewijzigd door de bijzondere wetten van 16 juli 1993 en 13 juli 2001;

Gelet op de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, inzonderheid op artikel 4, 1° en 2°;

Gelet op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, inzonderheid op de artikelen 3, tweede alinea, en 7, tweede alinea;

Gelet op het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de ontwikkeling van buurtdiensten en -banen van 7 december 2001, inzonderheid op de artikelen 2, 3, 5, 8, derde alinea, en 9;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 20 december 2002 tussen het Vlaams Gewest, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de erkenning van de ondernemingen die dienstencheques mogen gebruiken;

Gelet het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, inzonderheid op artikel 10;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, gegeven op 28 januari 2003;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 23 januari 2003;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 18 december 2002;

Gelet op het advies van de Minister van Begroting, gegeven op 19 december 2002;

Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd door de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de optimale werking van de arbeidsmarkt de creatie van arbeidsplaatsen en de vermindering van zwartwerk vereist, is het noodzakelijk dat de wijze van aanwerving in het kader van de dienstencheques, de financiering, de controle en de sancties met bedoeling tot dit mechanisme dringend kunnen worden toegepast;

Overwegende dat één van de doelstellingen van de invoering van het systeem van de buurtdiensten is banen te creëren om te voorzien in een behoefte inzake buurtdiensten waaraan voor de Brusselse bevolking niet is voldaan en dat deze maatregel bijgevolg een nieuw tewerkstellingsprogramma is, beheerd door de BGDA;

Overwegende de spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat dit besluit ter uitvoering genomen is van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen die in werking is getreden op 11 augustus 2001 en die het noodzakelijk maakt dat de aanwervingsmodaliteiten in het kader van de dienstencheques, de financieringsmodaliteiten van de dienstencheques, alsook de wijzen van controle en de sancties zo snel mogelijk zouden vastgesteld worden; iedere vertraging die verbonden is met de aanneming van dit besluit zou negatieve gevolgen hebben voor één van de door de regering als essentieel beschouwde prioriteiten, met name de strijd tegen het zwartwerk en de creatie van arbeidsplaatsen;

Op voorstel van de Minister van Werkgelegenheid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van onderhavig besluit, dient te worden verstaan onder : 1° de wet : de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van de buurtdiensten en -banen;2° het koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques;3° de BGDA : de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, bedoeld in de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling;4° de erkende onderneming : elke fysieke of morele persoon waarvan de activiteit of het voorwerp tenminste gedeeltelijk bestaat uit de levering van buurtwerken of -diensten en die erkend werd door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest krachtens artikel 6, § 1, VI, 1°, en IX, 1° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, die de buurtwerken of -diensten levert bedoeld in artikel 2, 1ste alinea, 6°, van de wet;5° de tussenkomst : de tussenkomst van de BGDA in de kostprijs van de dienstencheques;6° de RVA : de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bedoeld in artikel 7 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;7° ESRBG : de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bedoeld in de ordonnantie van 8 september 1994 houdende oprichting van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;8° het Ministerie : het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;9° de Minister : de Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor werkgelegenheid. HOOFDSTUK II. - Erkenning van de bedrijven Sectie 1. - Algemene voorwaarden

Art. 2.Om erkend te worden, moet de onderneming aan de volgende voorwaarden beantwoorden : 1° op het ogenblik van haar aanvraag, geen achterstallige belastingen verschuldigd zijn, noch achterstallige bijdragen te innen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of door of voor rekening van een fonds voor bestaanszekerheid.De bedragen waarvoor een aflossingsplan werd opgesteld dat naar behoren wordt nageleefd, worden niet als achterstallen beschouwd; 2° niet in staat van faillissement verkeren, noch in bewezen staat van insolvabiliteit, noch het voorwerp uitmaken van een procedure van faillissementsverklaring en evenmin een gerechtelijk akkoord gevraagd of gekregen hebben;3° de bestuurders, de zaakvoerders, de lasthebbers of andere personen die gemachtigd zijn de onderneming te verbinden, mogen geen personen zijn die het verbod hebben gekregen om dit type functies uit te oefenen, krachtens het koninklijk besluit nr.22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen; 4° de bestuurders, de zaakvoerders, de lasthebbers of andere personen die gemachtigd zijn de onderneming te verbinden, mogen geen personen zijn die gedurende de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning aansprakelijk gesteld zijn voor de verbintenissen of de schulden van een gefailleerde vennootschap met toepassing van de artikelen 229, 5°, 265, 315, 456, 4°, en 530 van het Wetboek van vennootschappen;5° de bestuurders, de zaakvoerders, de lasthebbers of andere personen die gemachtigd zijn de onderneming te verbinden, mogen geen personen zijn die hun sociale en/of fiscale verplichtingen niet zijn nagekomen;6° de bestuurders, de zaakvoerders, de lasthebbers of andere personen die gemachtigd zijn de onderneming te verbinden, mogen geen personen zijn die ontzet zijn uit hun burgerlijke en politieke rechten;7° zijn maatschappelijke zetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben. De onderneming waarvan de maatschappelijke zetel niet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is gelegen, moet de voorafgaande toestemming van de Minister aanvragen om door haar werknemers buurtwerken of -diensten te laten uitvoeren gefinancierd door dienstencheques ten voordele van inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Gelijkgesteld met een erkenning, is deze goedkeuring één jaar geldig.

Deze goedkeuring wordt toegekend volgens de procedure vastgelegd in artikel 5 van onderhavig besluit en op advies van de ESRBG, mits de voorafgaande erkenning van de onderneming door het Gewest of de Gemeenschap van haar grondgebied.

Art. 3.§ 1. De buurtdiensten waarvoor een erkenning kan worden toegekend, zijn de volgende : a) hulp aan huis in de vorm van huishoudelijke activiteiten, die kunnen bestaan uit : - het schoonmaken van de woning, zijn opruiming inbegrepen; - het wassen en strijken van het huishoudlinnen; - kleine occasionele naaiwerken; - het doen van de boodschappen; - het bereiden van maaltijden, de afwas inbegrepen; b) kinderoppas aan huis, afzonderlijk georganiseerd per gezin, mits voorafgaande erkenning van de onderneming door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;c) de begeleiding van bejaarden, zieken of gehandicapten bij hun huishoudelijke taken, bij hun verplaatsingen of bij hun vrijetijdsbestedingen, mits voorafgaande erkenning van de onderneming door de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Vlaamse Gemeenschap; Voor elk van de bovenstaande activiteitensectoren wordt een afzonderlijke erkenning toegekend. § 2. Om te worden erkend voor de in § 1, a) , bedoelde huishoudelijke activiteiten, moet de onderneming : 1° aan de klant een kwaliteitsdienstverlening aanbieden, die het respect voor de menswaardigheid, de welwillendheid, de persoonlijke levenssfeer, de ideologische, filosofische of godsdienstige overtuigingen, het klachtenrecht, de informatie aan en de inspraak van de gebruiker waarborgt, en die rekening houdt met de sociale context van de klant;2° een doeltreffende en efficiënte werking garanderen en hierbij de grootst mogelijke beroepsbekwaamheid en integriteit aanbieden en te allen tijde de hoogst mogelijke ethische normen in acht nemen bij de uitvoering van de opdrachten;3° ten opzichte van de werknemers en de klanten geen onderscheid maken op grond van ras, huidskleur, geslacht, seksuele geaardheid, taal, godsdienst, politieke overtuiging of elke andere mening, nationale of sociale herkomst, het feit deel uit te maken van een nationale minderheid, het vermogen, de geboorte of iedere andere vorm van discriminatie zoals leeftijd of een handicap.4° aan de klanten een duidelijk en objectief beeld geven van haar diensten en werkingsmodaliteiten, van haar doelstellingen, methodes en financiële akkoorden;5° een goede arbeidsomgeving creëren met billijke arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden, arbeidsinhoud en arbeidsverhoudingen, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten die in de sector van toepassing zijn;6° zich ertoe verbinden om geen werknemers te laten werken in een omgeving die onaanvaardbare risico's en gevaren inhoudt voor de werknemers of waar de werknemers het slachtoffer dreigen te worden van misbruik of van enige discriminerende behandeling. § 3 : De conformiteit van de onderneming met de voorwaarden bedoeld in § 2 wordt door de BGDA gecontroleerd in geval van klachten van een werknemer of van een klant, die met het oog op een eventuele sanctie verslag uitbrengt bij het Minister en bij de ESRBG.

Art. 4.De erkende onderneming mag geen werken of diensten die door dienstencheques worden gefinancierd in onderaanneming laten uitoefenen door een andere onderneming of een andere instelling.

Sectie 2. - Het verlenen van de erkenning

Art. 5.De erkenning wordt aangevraagd aan de Minister die beslist na advies van de ESRBG. De erkenning wordt verleend voor onbepaalde duur.

Zij kan worden opgeschort of ingetrokken volgens de voorwaarden van artikel 11.

De ESRBG is bevoegd om, in zijn schoot, één of meerdere erkenningscommissies op te richten die belast zijn met het verlenen in zijn naam van advies in het kader van de hieronder vermelde procedures voor toekenning, opschorting en intrekking van de erkenning.

De ESRBG moet zijn advies verlenen binnen een termijn van zes weken te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het dossier, op basis van een dossier waarvan de volledigheid door het Ministerie is bevestigd. Bij gebrek aan advies door de ESRBG binnen de vastgestelde termijn, wordt deze als gunstig beschouwd.

Ingeval de Minister afwijkt van het unaniem advies van de leden van de ESRBG of ingeval de ESRBG geen advies binnen de vereiste termijn heeft verleend, moet hij zijn beslissing uitdrukkelijk met redenen omkleden.

Wanneer het effectieve beheer van een erkende onderneming overgaat in andere handen als gevolg van een overdracht van aandelen of om het even welke andere operatie, heeft de onderneming de verplichting dit aan de Minister te melden. Deze kan na advies van de ESRBG beslissen dat een nieuwe erkenning dient te worden aangevraagd. HOOFDSTUK III. - Aanwervingsomstandigheden van de werknemer

Art. 6.Om binnen een erkende onderneming buurtwerken of -diensten te mogen uitvoeren die gefinancierd zijn door dienstencheques, moet de werknemer : 1° op het ogenblik van zijn aanwerving als niet-werkende werkzoekende bij de BGDA zijn ingeschreven of een baan in het kader van één van de tewerkstellingsprogramma's bedoeld in artikel 10, 3°, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van gesubsidieerde contractuelen verlaten;2° tewerkgesteld zijn met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, tenminste halftijds, of bij wijze van uitzondering, met een arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid of met een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid op voorwaarde dat de erkende onderneming gebruiker is van de uitzendarbeid;3° door de BGDA voorgesteld worden. De BGDA stelt kandidaten voor die in de erkende ondernemingen kunnen worden tewerkgesteld, rekening houdende met de structuur van de werkloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest alsook met de toelatingsvoorwaarden zoals bepaald in onderhavig besluit.

De BGDA geeft voorrang aan : 1° de werkzoekenden die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen;2° de werkzoekenden die niet in het bezit zijn van een diploma hoger secundair onderwijs of gelijkgesteld.

Art. 7.De erkende onderneming en de werknemer sluiten een schriftelijke arbeidsovereenkomst volgens de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten. Deze overeenkomst wordt opgesteld in drie exemplaren waarvan één bestemd is voor de BGDA. In de gevallen voorzien door de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, kan de erkende onderneming de werken of diensten gefinancierd door dienstencheques laten uitvoeren door een werknemer die ter beschikking wordt gesteld door een uitzendkantoor. HOOFDSTUK IV. - Financiering

Art. 8.De BGDA zal aan het uitgiftebedrijf storten de tussenkomst voorzien in artikel 5, alinea 1, van het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de ontwikkeling van buurtdiensten en -banen van 7 december 2001. HOOFDSTUK V. - Controle en sancties

Art. 9.De inspecteurs van de BGDA houden toezicht op de naleving van de bepalingen voorzien in de wet en in onderhavig besluit.

De inspecteurs van de BGDA moeten er onder andere op toezien : 1° dat de buurtwerken of -diensten uitgevoerd werden in het soort activiteiten waarvoor de onderneming erkend werd;2° dat de voorwaarden voor erkenning van de onderneming bedoeld in onderhavig besluit nageleefd worden. De BGDA kan van de werkgever eisen dat hij alle documenten of alle inlichtingen voorlegt die nodig zouden zijn voor zijn controleopdracht.

Art. 10.De erkende onderneming stelt een jaarlijks activiteitenverslag op, dat de volgende gegevens bevat : - de boekhoudkundige balans en de exploitatierekeningen; - de activiteitenbalans van de onderneming; - de kwalificatie, de voortgezette opleiding en het statuut van de werknemers tewerkgesteld in het kader van de dienstencheques; - de evolutie van de arbeidsmogelijkheden binnen de onderneming.

De erkende onderneming moet binnen de zes maanden volgend op het einde van het referentiejaar het jaarlijks activiteitenverslag indienen bij het Ministerie van Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat een kopie doorgeeft aan de BGDA.

Art. 11.Ingeval de erkende onderneming de bepalingen van de wet, van het koninklijk besluit, van onderhavig besluit of van de van toepassing zijnde sociale wetgeving niet naleeft, kan de Minister : - ofwel de onderneming een termijn opleggen waarbinnen alles in orde moet worden gemaakt, op straffe van opstarting van de procedure van opschorting of intrekking van de erkenning; - ofwel een waarschuwing geven, op straffe van opstarting van de procedure opschorting of intrekking van de erkenning in geval van herhaling; - ofwel de erkenning opschorten of intrekken, na advies van de ESRBG. HOOFDSTUK VI. - Inwerkingtreding

Art. 12.Onderhavig besluit treedt in werking op 1 maart 2003.

Art. 13.De Minister bevoegd voor de tewerkstelling is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.

Brussel, op 27 februari 2003.

Voor de Brusselse Hoofstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. de DONNEA De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Werkgelegenheid, Economie, Energie en Wijkopleving, E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL

^