gepubliceerd op 16 april 2004
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques
31 MAART 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, gewijzigd bij de programmawet van 22 december 2003, inzonderheid de artikelen 2, § 1, 3°, tweede lid, en, 7°, 2, § 2, 4, 7, tweede lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 januari 2004 en 5 februari 2004;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 maart 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 4 maart 2004;
Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door het feit dat het stelsel van de dienstencheques, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 januari 2004 en 5 februari 2004 op 1 januari 2004 met terugwerkende kracht in werking getreden is, dat de praktische toepassing van de regelgeving uitgewezen heeft dat het noodzakelijk is bepaalde activiteiten, toegelaten binnen dit stelsel, nader te definiëren teneinde juridische betwistingen te vermijden, dat de praktijk eveneens uitgewezen heeft dat er problemen kunnen rijzen inzake de overgang van een werknemer behorende tot de ene in dit stelsel voorziene categorie naar de andere categorie en dat het dus noodzakelijk is terzake duidelijke regels te voorzien, dat eveneens gebleken is dat er voor sommige ondernemingen die normaal gezien in aanmerking komen om activiteiten in het kader van het stelsel van de dienstencheques te organiseren problemen zijn betreffende de aanpassing van hun statuten, dat het daarom aangewezen is een systeem in te voeren van voorlopige erkenning teneinde deze ondernemingen toe te laten het nodige te doen inzake hun statutenwijziging binnen een bepaalde termijn, dat het om bijkomende tewerkstelling moet gaan - gezien de doelstelling van de werkgelegenheidsconferentie van 10 oktober 2003 om via het stelsel van de dienstencheques 25.000 bijkomende banen te creëren - met de mogelijkheid om hiervan mits een convenant met de minister af te wijken, dat de in dit besluit voorziene wijzigingen die de voormelde problemen regelen zo spoedig mogelijk dienen in werking te treden en zowel de werkgevers als de werknemers hiervan zo snel mogelijk moeten op de hoogte gebracht worden, teneinde een verder vlot verloop van de werking van dit stelsel te waarborgen;
Gelet op het advies nr. 36.725/1 van de Raad van State, gegeven op 11 maart 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004, wordt vervangen als volgt : "2° thuishulp van huishoudelijke aard : activiteiten ten gunste van particulieren die in België woonachtig zijn, die bestaan uit : a) activiteiten verricht ten huize van de gebruiker : schoonmaken van de woning met inbegrip van de ramen, wassen en strijken, kleine occasionele naaiwerken, bereiden van maaltijden; b) activiteiten verricht buiten het huis van de gebruiker : boodschappendienst, mindermobielencentrale en strijken;"
Art. 2.Artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004, wordt aangevuld met de volgende leden : "De boodschappendienst bedoeld in het eerste lid, 2°, b), bestaat uit het doen van boodschappen ten gunste van een particuliere gebruiker om in zijn dagdagelijkse behoeften te voorzien. Worden niet beschouwd als dagdagelijkse behoeften, inzonderheid de aankoop van meubelen, van huishoudtoestellen, van audio-visuele toestellen, van warme maaltijden en de periodieke bedeling van kranten en tijdschriften.
De mindermobielencentrale bedoeld in het eerste lid, 2°, b), is een dienst die mindervaliden, als dusdanig erkend door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap of het « Agence wallonne pour l'Intégration des personnes handicapées » of de « Service bruxellois francophone des personnes handicapées » of de « Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung sowie für die besondere soziale Fürsorge », onder begeleiding vervoert, met daartoe speciaal uitgeruste voertuigen, waarvoor de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer een attest heeft afgeleverd. De bejaarde die geniet van een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden wordt met mindervalide gelijkgesteld. »
Art. 3.Artikel 2bis, eerste lid, 4°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004, wordt vervangen als volgt : "4° tijdens zijn tewerkstelling : a) voor de periode te rekenen vanaf de dag van de eerste voorafgaandelijke aangifte van de tewerkstelling van de arbeidsovereenkomst dienstencheques tot en met de eerste gewerkte dag van de zevende maand van zijn tewerkstelling bij dezelfde werkgever : de eerste maand van de tewerkstelling;b) na de zevende maand bedoeld in a) : elke kalendermaand tijdens dewelke de werknemer één of meerdere arbeidsprestaties verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst dienstencheques.»
Art. 4.In artikel 2bis, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004, worden de woorden ",gelegen na de zevende maand bedoeld in het eerste lid, 4°," ingevoegd tussen de woorden "bepaalde kalendermaand" en de woorden "niet kan".
Art. 5.Artikel 2quater, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004, wordt aangevuld als volgt : "5° de onderneming verbindt zich ertoe om alleen het vanaf haar erkenning bijkomend arbeidsvolume van activiteiten bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, te laten betalen met dienstencheques; van deze verbintenis kan worden afgeweken bij een convenant gesloten tussen de Minister van Werk en een bedrijfssector, een groepering van erkende ondernemingen of een erkende onderneming; 6° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers voor wie een vrijstelling van betaling van werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid wordt toegekend met toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit nr.474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van de door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen of van artikel 99, eerste lid, van de programmawet van 30 december 1988; 7° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers waarvan de tewerkstelling gefinancierd wordt met toepassing van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector.»
Art. 6.Artikel 2quater, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004, wordt aangevuld met het volgende lid : "Voor het sluiten van een convenant bedoeld in het eerste lid, 5°, dient inzonderheid rekening gehouden te worden met het soort van uitgeoefende activiteit en het feit of de betrokken bedrijfssector, groepering van erkende ondernemingen of erkende onderneming reeds bestond en deze activiteit reeds uitoefende voor de inwerkingtreding van de regeling dienstencheques bij hetzelfde type van gebruikers. In dit convenant dient een concreet objectief inzake bijkomende tewerkstelling geformuleerd te worden. »
Art. 7.In artikel 2sexies, § 3, zesde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004, worden de woorden "deze paragraaf" vervangen door de woorden "dit artikel".
Art. 8.In artikel 2sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004, wordt een § 4 ingevoegd, luidende : "§ 4. In afwijking van artikel 2quinquies wordt de erkenning toegekend voor een duur van zes maanden aan ondernemingen die een erkenning aanvragen voor activiteiten die niet uitdrukkelijk vermeld zijn in hun statuten.
De onderneming bedoeld in het eerste lid die een erkenning voor onbepaalde tijd wil bekomen moet haar statuten aanpassen om de in het eerste lid genoemde activiteiten te kunnen uitvoeren en bezorgt deze aangepaste statuten aan het Secretariaat binnen een termijn van drie maanden na de ingangsdatum van de erkenning voor zes maanden.
Het Secretariaat verzendt deze aangepaste statuten ter advies aan de Commissie.
Binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van deze aangepaste statuten verstrekt de Commissie een advies.
Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat het dossier aan de Minister van Werk.
De Minister van Werk neemt een beslissing binnen een termijn van één maand die volgt op de ontvangst van het dossier.
Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister van Werk binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn.
Het Secretariaat geeft kennis van de beslissing tot toekenning of weigering van de erkenning voor onbepaalde duur aan de vragende onderneming. Het Secretariaat bezorgt de Commissie eveneens een afschrift van de beslissing. »
Art. 9.Artikel 3, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 2. De gebruiker die dienstencheques wenst aan te schaffen, maakt door overschrijving of storting, een bedrag van 6,20 EUR per dienstencheque aan het uitgiftebedrijf van de dienstencheques over.
Deze cheque kan enkel gebruikt worden voor het vergoeden van gepresteerde arbeidstijd. De bestelling moet gaan over een minimum van 10 dienstencheques. De dienstencheque heeft voor de gebruiker een geldigheidsduur van 8 maanden te rekenen vanaf zijn uitgifte. »
Art. 10.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « rt. 6. De gebruiker overhandigt per gepresteerd arbeidsuur een door hem ondertekende en gedateerde dienstencheque aan de werknemer op het moment dat de buurtwerken of -diensten zijn uitgevoerd. De werknemer brengt zijn handtekening op de dienstencheque aan. »
Art. 11.In artikel 10, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004, worden de woorden "artikel 1, 7°" vervangen door de woorden "artikel 1, 6°".
Art. 12.Artikel 11ter, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 februari 2004, wordt vervangen als volgt : « 2° voor elke dienstencheque die vóór 20 juli 2004 door de erkende onderneming voor betaling aan het uitgiftebedrijf is overgemaakt. »
Art. 13.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 12, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2004.
Art. 14.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 31 maart 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 20 juli 2001, Belgisch Staatsblad van 11 augustus 2001; Programmawet van 22 december 2003, Belgisch Staatsblad van 31 december 2003;
Koninklijk besluit van 12 december 2001, Belgisch Staatsblad van 22 december 2001;
Koninklijk besluit van 9 januari 2004, Belgisch Staatsblad van 15 januari 2004;
Koninklijk besluit van 5 februari 2004, Belgisch Staatsblad van 16 februari 2004.