gepubliceerd op 11 juli 2007
Koninklijk besluit betreffende het opleidingsfonds dienstencheques
7 JUNI 2007. - Koninklijk besluit betreffende het opleidingsfonds dienstencheques (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, inzonderheid op artikel 9bis, § 1, tweede lid, ingevoegd bij de programmawet van 27 december 2006;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening gegeven op 1 maart 2007;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 februari 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 16 maart 2007;
Gelet op het advies nr. 42.737/1 van de Raad van State, gegeven op 26 april 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° de wet : de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;2° de FOD : de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;3° de RVA : de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bedoeld in artikel 7 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;4° de erkende onderneming : de erkende onderneming bedoeld in artikel 1, eerste lid, 5°, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques;5° het uitgiftebedrijf : het uitgiftebedrijf bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van het voornoemd besluit van 12 december 2001;6° de Minister : de Minister van Werk of de ambtenaar van de FOD die hij aanduidt.
Art. 2.§ 1. Om in aanmerking te komen voor de terugbetaling van de opleidingskosten bedoeld in artikel 9bis, § 1, van de wet moet de opleiding een verband hebben met de uitgeoefende functie van de dienstencheque-werknemer. Worden inzonderheid beschouwd als verband houdend met de uitgeoefende functie : vorming gericht op attitude, op omgaan met klanten, op ergonomie, op vlak van efficiënt organiseren, op veiligheid en hygiëne en op het gebruik van Nederlands/Frans/Duits op de werkvloer. § 2. De opleiding dient tot één van de volgende categorieën te behoren : 1° interne vorming;2° externe vorming;3° vorming op het terrein. Externe vorming is de vorming georganiseerd door een derde.
Vorming op het terrein is begeleiding met de bedoeling de zelfredzaamheid van de nieuwe werknemer te verhogen. Deze vorming kan zowel door een interne als door een externe begeleider begeleid worden. De begeleider moet de dienstencheque-werknemer op de werkplek opleiden. Worden inzonderheid beschouwd als vorming op het terrein : begeleiding op attitude, begeleiding op communicatie, begeleiding op assertiviteit, begeleiding op veiligheid en hygiëne, begeleiding op vlak van efficiënt organiseren, begeleiding op vlak van initiatief nemen en klantgerichtheid en begeleiding op het detecteren van vormingsnoden en het toeleiden naar vormingen.
De begeleiding die betrekking heeft op onderwerpen die normaal gezien tijdens het onthaal door de werkgever moeten worden besproken kan niet worden beschouwd als vorming op het terrein. Het betreft inzonderheid de bespreking van loon- en arbeidsvoorwaarden, taakomschrijving, werkorganisatie, afwezigheden, vakantie, administratieve aangelegenheden, klachtenbehandeling, veiligheidsvoorschriften en arbeidsongevallen.
Art. 3.Komen in aanmerking voor de terugbetaling als opleidingskost : 1° wat de interne vorming betreft bedoeld in artikel 2, § 2 : - de loonkost van de werknemer tijdens de opleiding inclusief socialezekerheidsbijdragen, forfaitair vastgesteld op 12,60 EUR per uur; - de kost van de interne opleider, forfaitair vastgesteld op 40 EUR per uur; - de omkaderingskosten, forfaitair vastgesteld op 20 EUR per dag of 10 EUR per halve dag; 2° wat de externe vorming betreft bedoeld in artikel 2, § 2 : - de loonkost van de werknemer tijdens de opleiding inclusief socialezekerheidsbijdragen, forfaitair vastgesteld op 12,60 EUR per uur; - de kosten van het opleidingsinstituut of de externe opleider met een maximum van 100 EUR per dag per werknemer; 3° wat de vorming op het terrein betreft bedoeld in artikel 2, § 2 : - de loonkost van de begeleider, forfaitair vastgesteld op 40 EUR per uur. Wat de vorming op het terrein betreft bedraagt de terugbetaling per kalenderjaar maximum vijftig percent van de brutoloonkost van het omkaderingspersoneel van de onderneming.
Art. 4.§ 1. Er wordt bij de FOD een adviescommissie opleidingsfonds dienstencheques opgericht, hierna « de Commissie opleidingsfonds dienstencheques » genoemd, die advies moet verstrekken betreffende de toegelaten opleidingen voor het verkrijgen van de gedeeltelijke terugbetaling van de opleidingskosten bedoeld in artikel 9bis, § 1, van de wet. § 2. De Commissie opleidingsfonds dienstencheques is samengesteld als volgt : 1° een voorzitter als vertegenwoordiger van de Minister en een plaatsvervanger;2° zes werkende leden en zes plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de meest representatieve werknemersorganisaties;3° zes werkende leden en zes plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de meest representatieve werkgeversorganisaties;4° een werkend lid en een plaatsvervangend lid als vertegenwoordiger van de Algemene Directie Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt van de FOD. § 3. De Minister benoemt de leden van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques en waakt erover dat maximum twee derden van de leden van hetzelfde geslacht zijn.
Het mandaat van de leden geldt voor een hernieuwbare duur van vier jaar die een einde neemt : 1° in geval van ontslag;2° wanneer de mandaterende instantie die een lid heeft voorgedragen om zijn vervanging verzoekt;3° wanneer een lid niet langer de hoedanigheid heeft die zijn mandaat rechtvaardigde. Het lid dat afstand doet van zijn mandaat vóór de geplande einddatum, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger, die het mandaat voleindigt.
In dat geval wordt een nieuw plaatsvervangend lid aangewezen. § 4. Om op geldige wijze een advies te kunnen uitbrengen moeten aanwezig zijn : 1° de voorzitter of zijn plaatsvervanger;2° drie leden die de werknemers vertegenwoordigen of hun plaatsvervangers;3° drie leden die de werkgevers vertegenwoordigen of hun plaatsvervangers;4° een lid dat de Algemene Directie Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt vertegenwoordigt of zijn plaatsvervanger. Als de Commissie opleidingsfonds dienstencheques niet geldig kan zetelen wordt een nieuwe vergadering bijeengeroepen binnen een termijn van vijftien dagen; voor deze nieuwe vergadering is geen enkel aanwezigheidsquorum vereist. § 5. De FOD staat in voor het secretariaat van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques. § 6. De Commissie opleidingsfonds dienstencheques bepaalt haar huishoudelijk reglement dat ter goedkeuring aan de Minister wordt voorgelegd.
Art. 5.§ 1. De onderneming richt voor het einde van de opleiding, en vooraleer de terugbetaling van de opleidingskosten te vragen, een aanvraag tot goedkeuring van deze opleiding tot het secretariaat van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques, hierna « het Secretariaat opleidingsfonds » genoemd.
De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit : 1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel;2° de benaming van de voorziene opleiding en de naam van de verstrekker van deze opleiding;3° de aanduiding van de in artikel 2 bedoelde categorie waaronder deze opleiding valt;4° een precieze en gedetailleerde omschrijving van de voorziene opleiding en het aantal betrokken werknemers;5° een raming van de opleidingskost, bedoeld in artikel 3;6° indien het vorming op het terrein betreft : het aantal werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten tewerkgesteld als omkaderingspersoneel, de brutoloonkost van dit omkaderingspersoneel en het in dat kalenderjaar reeds door het opleidingsfonds terugbetaalde bedrag voor vorming op het terrein. Meerdere erkende ondernemingen kunnen samen een aanvraag indienen. De aanvraag dient dan de identiteit van alle ondernemingen te bevatten en de melding aan welke onderneming de terugbetaling moet geschieden. § 2. Het Secretariaat opleidingsfonds bevestigt onverwijld de ontvangst van de aanvraag. Indien de aanvraag of het dossier onvolledig is, deelt het Secretariaat opleidingsfonds dit in dezelfde brief aan de onderneming mee.
Indien de onderneming haar aanvraag of dossier niet vervolledigt binnen de maand die volgt op de verzending van voornoemde brief, stuurt het Secretariaat opleidingsfonds de onderneming een herinnering met een overzicht van de ontbrekende stukken. Indien het de ontbrekende stukken niet ontvangen heeft binnen de maand die volgt op de verzending van deze herinnering, wordt de aanvraag als onbestaande beschouwd. § 3. Zodra het Secretariaat opleidingsfonds over een volledig dossier beschikt, verzendt het dit ter advies aan de Commissie opleidingsfonds dienstencheques. § 4. Binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het dossier door de Commissie opleidingsfonds dienstencheques, verstrekt deze een advies. Vervolgens bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds dit advies aan de Minister, die een beslissing neemt.
Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds het dossier aan de Minister, die een beslissing neemt.
De Minister neemt een beslissing uiterlijk binnen een termijn van twee maanden die volgt op de ontvangst van het dossier.
Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn.
Het Secretariaat opleidingsfonds geeft kennis van de beslissing tot goedkeuring of weigering van de opleiding voor terugbetaling van de opleidingskosten aan de vragende onderneming. Het Secretariaat opleidingsfonds bezorgt de Commissie opleidingsfonds dienstencheques eveneens een afschrift van de beslissing.
Art. 6.§ 1. Nadat een erkende onderneming de goedkeuring van de Minister heeft bekomen kan ze een aanvraag tot terugbetaling van deze opleidingskosten richten tot het Secretariaat opleidingsfonds.
De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit : 1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel en het rekeningnummer van de onderneming;2° de datum en het nummer van de goedkeuring door de Minister, bedoeld in artikel 5, § 4;3° de exacte opleidingskost, bedoeld in artikel 3, met de nodige bewijsstukken in bijlage. § 2. De aanvraag bedoeld in § 1 moet ten laatste ingediend worden op 30 juni van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de goedgekeurde opleiding afloopt.
Art. 7.Een erkende onderneming kan geen terugbetaling vragen van opleidingskosten waarvan ze de terugbetaling van de lonen en de sociale bijdragen gevraagd heeft in het kader van het betaald educatief verlof bedoeld in hoofdstuk 4, afdeling 6, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en zijn uitvoeringsbesluiten.
Een erkende onderneming kan evenmin terugbetaling vragen van opleidingskosten waarvoor ze reeds tussenkomsten ontvangt via andere instanties of organismen, privaat of publiek.
Art. 8.§ 1. Een erkende onderneming kan enkel de terugbetaling bekomen van opleidingskosten gemaakt tijdens een periode waarin haar erkenning, bedoeld in hoofdstuk IIbis van het voornoemde besluit van 12 december 2001, niet geschorst of ingetrokken was. § 2. Het maximum recht op terugbetaling voor opleidingkosten van een bepaald kalenderjaar voor een erkende onderneming wordt berekend volgens volgende formule : axb/c a = het voor dat kalenderjaar beschikbare budget betreffende het opleidingsfonds dienstencheques, bedoeld in artikel 9bis, § 2, van de wet; b = het aantal door de erkende onderneming aan het uitgiftebedrijf voor terugbetaling overgemaakte dienstencheques in het vorig kalenderjaar; c = het totaal aantal aan het uitgiftebedrijf voor terugbetaling overgemaakte dienstencheques in het vorig kalenderjaar. § 3. Als de door een erkende onderneming ingediende aanvragen voor een bepaald kalenderjaar het bedrag bedoeld in § 2 overschrijden, dan wordt bij de aanvraag die dit bedrag overschrijdt de terugbetaling beperkt tot het saldo van dit bedrag. § 4. De RVA bezorgt de nodige gegevens voor de berekening bedoeld in § 2 aan het Secretariaat opleidingsfonds.
Art. 9.Na verificatie van de aanvraag bedoeld in artikel 6 bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds de gegevens van de erkende onderneming aan de RVA, die binnen de maand overgaat tot de terugbetaling aan de erkende onderneming.
Art. 10.Jaarlijks zal er door de Commissie opleidingsfonds dienstencheques een evaluatie gemaakt worden van het opleidingsfonds dienstencheques, inzonderheid wat betreft de werking en de modaliteiten ervan en de opleidingen die wel of niet goedgekeurd worden. Deze evaluatie zal bezorgd worden aan de Ministerraad.
Art. 11.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 12.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 juni 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 20 juli 2001, Belgisch Staatsblad van 11 augustus 2001; Programmawet van 27 december 2006, Belgisch Staatsblad van 28 december 2006.