gepubliceerd op 06 mei 2004
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen
1 APRIL 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 57quater, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 januari 2004 tot uitvoering van de hoofdstukken 1, 2, 3 en 7 van titel II van de programmawet van 22 december 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 januari 2004 tot uitvoering van de hoofdstukken 1, 2, 3 en 7 van titel II van de programmawet van 22 december 2003;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 maart 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 4 maart 2004;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat met ingang van 1 januari 2004 de nieuwe tewerkstellingsmaatregelen en de maatregelen betreffende de harmonisering van de vermindering van de werkgeversbijdragen ten gunste van sommige doelgroepen in werking treden; dat deze maatregelen ook geïmplementeerd worden voor de gerechtigden op maatschappelijke integratie of een financiële maatschappelijke hulp en gelijktijdig in werking moeten treden; dat dit inhoudt dat zowel de doelgroepwerkgevers en -werknemers als de openbare centra voor maatschappelijk welzijn zo vlug als mogelijk op de hoogte moeten gesteld worden van deze gewijzigde of nieuwe tewerkstellingsmaatregelen opdat ze optimaal zouden kunnen deelnemen aan en genieten van het vernieuwde werkgelegenheidsbeleid; dat daarnaast bij de wet van 22 december 2003 de doelgroep van vreemdelingen die kan tewerkgesteld worden via het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, verruimd is tot alle vreemdelingen, ingeschreven in het vreemdelingenregister, daar waar dit voorheen beperkt was tot die vreemdelingen, ingeschreven in het vreemdelingenregister met een machtiging tot verblijf van onbeperkte tijd; dat de omschrijving van de doelgroepwerknemers telkens wordt weergegeven in de afzonderlijke koninklijke besluiten die de tewerkstellingsmaatregelen voor de O.C.M.W.-context regelen; dat deze omschrijving dient aangepast te worden aan de huidige ruimere doelgroepomschrijving; dat deze verruiming in werking treedt op 10 januari 2004; dat dientengevolge onderhavig besluit waarin enerzijds deze doelgroepomschrijving aangepast wordt en anderzijds uitvoering gegeven wordt aan een vernieuwde tewerkstellingsmaatregel, dringend moet worden genomen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, van Onze Minister van Sociale Zaken, van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie en van Onze Minister van Sociale Economie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het opschrift van het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen, vervallen de woorden « en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen ».
Art. 2.Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « rechthebbende op een financiële maatschappelijke hulp » : een persoon van vreemde nationaliteit, ingeschreven in het vreemdelingenregister, die omwille van zijn nationaliteit geen aanspraak kan maken op het recht op maatschappelijke integratie en gerechtigd is op een financiële maatschappelijke hulp;2° « werkgever » : een werkgever bedoeld in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen.».
Art. 3.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.§ 1. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende het kwartaal van indiensttreding en de tien daaropvolgende kwartalen voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° de werknemer is jonger dan 45 jaar op de dag van de indiensttreding;2° de werknemer is gerechtigd op een financiële maatschappelijke hulp op de dag van de indiensttreding;3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand gerechtigd geweest op een financiële maatschappelijke hulp gedurende minstens honderdzesenvijftig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel;4° de werknemer is niet in het bezit van een getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs. § 2. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende het kwartaal van indiensttreding en de twintig daaropvolgende kwartalen voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° de werknemer is jonger dan 45 jaar op de dag van de indiensttreding;2° de werknemer is gerechtigd op een financiële maatschappelijke hulp op de dag van de indiensttreding;3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding en de achttien kalendermaanden daaraan voorafgaand gerechtigd geweest op een financiële maatschappelijke hulp gedurende minstens driehonderdentwaalf dagen, gerekend in het zesdagenstelsel;4° de werknemer is niet in het bezit van een getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs. § 3. Wanneer een werkgever een rechthebbende aanwerft, komt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn financieel tussen in de loonkost gedurende het kwartaal van indiensttreding en de daaropvolgende kwartalen voor zover de aangeworven werknemer gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° de werknemer is minstens 45 jaar op de dag van de indiensttreding;2° de werknemer is gerechtigd op een financiële maatschappelijke hulp op de dag van de indiensttreding;3° de werknemer is in de loop van de maand van indiensttreding en de negen kalendermaanden daaraan voorafgaand gerechtigd geweest op een financiële maatschappelijke hulp gedurende minstens honderdzesenvijftig dagen, gerekend in het zesdagenstelsel;4° de werknemer is niet in het bezit van een getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs. § 4. Wanneer de bevoegde regionale dienst voor arbeidsbemiddeling na afloop van de tien kwartalen bedoeld in § 1, van mening is dat de voornoemde werknemer nog altijd niet geschikt is om zich te integreren in de reguliere arbeidsmarkt, wordt de duur van de toekenning van de financiële tussenkomst bedoeld in § 1, verlengd met een nieuwe periode van maximum tien kwartalen.
Wanneer de bevoegde regionale dienst voor arbeidsbemiddeling na afloop van de twintig kwartalen bedoeld in § 2, van mening is dat de voornoemde werknemer nog altijd niet geschikt is om zich te integreren in de reguliere arbeidsmarkt, wordt de duur van de toekenning van de financiële tussenkomst bedoeld in § 2, verlengd met een nieuwe periode van maximum twintig kwartalen.
De bevoegde regionale dienst voor arbeidsbemiddeling licht het voor de werknemer bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in. ».
Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidende : «
Art. 2bis.Voor de toepassing van artikel 2 worden met periodes van gerechtigd zijn op een financiële maatschappelijke hulp gelijkgesteld de periodes, bedoeld in artikel 14, § 4, van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen. ».
Art. 5.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 3.De financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende die wordt aangeworven door een werkgever, bedraagt ten hoogste 500 EUR per kalendermaand wanneer deze werknemer voltijds is tewerkgesteld.
Wanneer de werknemer niet voltijds is tewerkgesteld, wordt het maximumbedrag van de maandelijkse financiële tussenkomst verkregen door 750 EUR te vermenigvuldigen met de contractueel wekelijks voorziene tewerkstellingsbreuk in de deeltijdse betrekking. Het resultaat van deze formule wordt begrensd tot 500 EUR. Het bedrag van de financiële tussenkomst wordt evenwel begrensd tot het nettoloon waarop de werknemer voor de betreffende kalendermaand recht heeft. ».
Art. 6.Het opschrift van hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK III. - Opeenvolgende aanwervingen van dezelfde werknemer door eenzelfde werkgever »
Art. 7.Artikel 5 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 5.Wanneer een werkgever reeds van het voordeel van de financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, genoten heeft voor een werknemer en hij deze terug in dienst neemt binnen een periode van twaalf maanden na de beëindiging van de vorige arbeidsovereenkomst, worden, onverminderd de toepassing van artikel 14, § 5, van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, voor de bepaling van de duur voor dewelke dit voordeel wordt toegekend, deze tewerkstellingen als één tewerkstelling beschouwd. De periode gelegen tussen de arbeidsovereenkomsten verlengt de periode tijdens dewelke het voordeel van de financiële tussenkomst wordt toegekend, niet.
De bepaling van het vorig lid geldt niet in het geval de werknemer opnieuw wordt aangeworven door dezelfde werkgever op grond van de evaluatie, bedoeld in artikel 2, § 4.
Het voordeel van de financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, wordt niet toegekend voor een werknemer die door dezelfde werkgever terug in dienst genomen wordt binnen een periode van twaalf maanden na de beëindiging van de vorige arbeidsovereenkomst die gesloten was voor een onbepaalde duur, wanneer de werkgever voor deze werknemer en voor deze tewerkstelling genoten heeft van de voordelen van het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen of van de voordelen van artikel 58 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I) betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, tenzij deze arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur gesloten was in het kader van een doorstromingsprogramma in toepassing van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's. ».
Art. 8.In artikel 6 van hetzelfde besluit vervallen de woorden « zoals bedoeld in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen ».
Art. 9.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 7.De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, kan in hoofde van de werkgever niet gecumuleerd worden met : - een andere financiële tussenkomst op grond van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; - de toelage voorzien in artikel 5, § 4bis, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; - een programma voor wedertewerkstelling zoals bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen; - een startbaanovereenkomst gesloten krachtens hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid.
De financiële tussenkomst, bedoeld in dit besluit, kan wel worden toegekend samen met de dienstencheque bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van de buurtdiensten en -banen.
Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende : «
Art. 7bis.De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, kan slechts worden toegekend voor zover de werknemer wordt aangeworven met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die een contractueel voorziene normale uurregeling bevat. ».
Art. 11.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 8.De financiële tussenkomst, voorzien in dit besluit, blijft verschuldigd door het bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zolang de arbeidsovereenkomst loopt, zonder evenwel de maximale duur, voorzien in artikel 2, te overschrijden. ».
Art. 12.Voor de werknemers, aangeworven vóór 1 januari 2004, die zonder onderbreking in dienst blijven na 31 december 2003, gelden de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen zoals van toepassing vóór 1 januari 2004.
Indien het contractueel voorzien wekelijks uurrooster van de werknemer die is aangeworven vóór 1 januari 2004 en zonder onderbreking in dienst blijft na 31 december 2003, een wijziging ondergaat na 31 december 2003, blijft de financiële tussenkomst gelden gedurende de periode waarin de werknemer verbonden is door de arbeidsovereenkomst.
Het bedrag evenwel van deze financiële tussenkomst wordt vastgesteld op grond van artikel 3 van het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief en tot vaststelling van de vrijstelling van werkgeversbijdragen zoals van toepassing vanaf 1 januari 2004.
Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004 met uitzondering van artikel 2 voor wat de omschrijving van rechthebbende op een financiële maatschappelijke hulp betreft, dewelke uitwerking heeft met ingang van 10 januari 2004.
Art. 14.Onze Minister bevoegd voor Werk, Onze Minister bevoegd voor Sociale Zaken, Onze Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie en Onze Minister bevoegd voor Sociale Economie, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 april 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Maatschappelijke Integratie, Mevr. M. ARENA De Minister van Sociale Economie, B. ANCIAUX