gepubliceerd op 05 juni 1999
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen
3 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967, 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 14 november 1996 en de wetten van 13 maart 1997 en 13 februari 1998;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut van sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 avril 1999;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 27 avril 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989 en de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat, in opvolging van het opnemen van een definitie van de sociale inschakelingseconomie in de wet van 26 maart 1999, het noodzakelijk is maatregelen te nemen die een meer doeltreffende tewerkstellingspolitiek en strijd tegen de werkloosheid voor deze doelgroep beogen; dat een betere coördinatie van verschillende maatregelen genomen op verschillende bevoegdheidsniveau mogelijk is; dat bijgevolg maatregelen ter activering van de werkloosheidsuitkeringen ten voordele van zeer moeilijk te plaatsen werklozen dienen uitgebreid te worden ten einde supplementaire arbeidsplaatsen voor deze groep mogelijk te maken; dat het bijgevolg noodzakelijk is de betrokken ondernemingen, werklozen, administraties onverwijld in kennis te stellen van de uitvoeringsmodaliteiten;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder werkgevers : 1° de sociale werkplaatsen behorende tot het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen;2° de werkgevers bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 maart 1995 tot uitvoering van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale bepalingen op de inschakelingsbedrijven;3° de werkgevers die initiatieven inzake sociale inschakelingseconomie organiseren bedoeld in artikel 59, eerste lid van de wet van 26 maart 1999. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder werknemers, de werknemers aangeworven door de werkgevers bedoeld in § 1 met een schriftelijke arbeidsovereenkomst die minstens voorziet in een halftijds uurrooster, op voorwaarde dat zij, op het ogenblik van hun indienstneming, genieten van werkloosheids- of wachtuitkeringen sinds tenmiste 60 maanden zonder onderbreking volgens het uitkeringsstelsel voorzien in artikel 100 of 103 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en maximum een getuigschrift van het lager secundair onderwijs of gelijkgesteld hebben behaald.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid kan afwijken van de voorwaarde van 60 maanden bedoeld in het vorige lid voor werknemers tewergesteld in een beschutte werkplaats in uitvoering van artikel 78 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991.
Art. 2.Voor de toepassing van artikel 1, § 2 worden met een periode van volledig vergoede werkloosheid gelijkgesteld : 1° de periodes die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van wets- of reglementeringsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte- of invaliditeit of inzake moederschapsverzekering, gelegen in een periode van volledige werkloosheid;2° de periodes van hechtenis of gevangenzetting, gelegen in een periode van volledige werkloosheid;3° de periodes van tewerkstelling met een arbeidsovereenkomst in toepassing van dit besluit;4° de periodes van tewerkstelling in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;5° de periodes van toekenning van het bestaansminimum, in toepassing van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum;6° de periodes van toekenning van de financiële maatschappelijke hulp, aan personen van vreemde nationaliteit, ingeschreven in het bevolkingsregister, die omwille van hun nationaliteit geen aanspraak kunnen maken op het bestaansminimum;7° de periodes van tewerkstelling, bij een werkgever bedoeld in artikel 1, § 1, onder een arbeidsovereenkomst in de wedertewerkstellingsprogramma's die aanleiding kunnen geven tot de financiele tegemoetkoming bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;8° de periodes van tewerkstelling in toepassing van artikel 78 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991;9° de andere onderbrekende gebeurtenissen, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, met een duurtijd korter dan drie volledige kalendermaanden.
Art. 3.De werkgever die de voordelen van de bepalingen van dit besluit wenst te genieten moet voorafgaandelijk een attest bekomen dat bewijst dat hij wel degelijk onder het toepassingsgebied bedoeld bij artikel 1, § 1 valt. Dit attest wordt afgeleverd binnen een termijn van 45 dagen door de Directeur-generaal van de Administratie van de Werkgelegenheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. Een copie van dit attest wordt overgemaakt door de werkgever aan de werknemer die dit attest voegt bij zijn aanvraag voor een herinschakelingsuitkering bedoeld in artikel 4.
Art. 4.De werknemers bedoeld in artikel 1, § 2, aangeworven door de werkgevers bedoeld in artikel 1, § 1, zijn gedurende de volledige duur van hun tewerkstelling, onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald in het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 en zijn uitvoeringsbesluiten, gerechtigd op de herinschakelingsuitkeringen bedoeld in artikel 131 quinquies van het voormeld koninklijk besluit, onder de voorwaarden bepaald in dit laatste artikel. Deze herinschakelingsuitkering wordt aan de werkgever gestort.
Art. 5.De Minister van Tewerkstelling en Arbeid kan de uitvoering van dit besluit in één of meerdere sectoren bedoeld in artikel 1, § 1 schorsen, indien vastgesteld wordt dat de bevoegde overheid er zijn begroting voor subsidies heeft verminderd. Deze schorsing vangt aan de eerste dag van de derde maand die volgt op de ministeriële beslissing.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Wet van 14 juli 1951, Belgisch Staatsblad van 16 december 1951.
Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961.
Wet van 16 april 1963, Belgisch Staatsblad van 23 april 1963.
Wet van 11 januari 1967, Belgisch Staatsblad van 14 januari 1967.
Wet van 10 oktober 1967, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967.
Koninklijk besluit nr. 13 van 11 oktober 1978, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1978.
Koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, Belgisch Staatsblad van 26 maart 1982.
Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.
Wet van 30 december 1988, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989.
Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.
Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994.
Koninklijk besluit van 14 november 1996, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.
Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.