Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 10 oktober 2004
gepubliceerd op 30 november 2004

Ministerieel besluit tot vaststelling van de lijst van de initiatieven voor sociale economie met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie

bron
programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie
numac
2004022868
pub.
30/11/2004
prom.
10/10/2004
ELI
eli/besluit/2004/10/10/2004022868/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 OKTOBER 2004. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de lijst van de initiatieven voor sociale economie met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie


De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, De Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, Gelet op de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 5, § 4bis, vierde lid, ingevoegd bij de wet van 2 augustus 2002;

Gelet op de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 60, § 7, laatst gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002;

Gelet op de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, inzonderheid op artikel 36, § 2, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, inzonderheid op artikel 1, 2°;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp, inzonderheid op artikel 1, 2°;

Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 2000 tot vaststelling van de lijst van de initiatieven voor sociale economie met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 mei 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 15 juni 2004;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat in het kader van de Nationale Werkgelegenheidsconferentie door de federale Staat en de deelstaten het engagement genomen is om in het kader van de sociale economie 12 000 bijkomende arbeidsplaatsen te scheppen over een periode van vier jaar, dat om dit doel te bereiken een veelheid van pistes bewandeld wordt, dat het ter beschikking stellen van gerechtigden op maatschappelijke integratie of een financiële maatschappelijke hulp aan sociale economie-initiatieven één van deze pistes is, dat aan deze vorm van terbeschikkingstelling een verhoogde staatstoelage verbonden is, dat onderhavig besluit tot doel heeft vast te leggen aan welke sociale economie-initiatieven deze doelgroepwerknemers ter beschikking kunnen gesteld worden en aldus recht geven op de verhoogde staatstoelage, dat de bestaande lijst van sociale economie-initiatieven die hiervoor in aanmerking kwamen, dringend moet geactualiseerd worden gelet op de recente evoluties binnen de sociale inschakelingseconomie in de deelstaten, dat dit besluit bijgevolg met het oog op de bovenvermelde conclusies van de Nationale Werkgelegenheidsconferentie van 10 oktober 2003, inzonderheid inzake het luik Sociale Economie, dringend moet genomen worden;

Gelet op het advies 37.523/1/V van de Raad van State, gegeven op 20 juli 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluiten :

Artikel 1.Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn komt, binnen het kader van een jaarlijkse overeenkomst tussen het OCMW en de minister bevoegd voor Sociale Economie, in aanmerking voor een verhoogde staatstoelage, zoals bepaald in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, respectievelijk het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp, voor de sociale economie-initiatieven die zijn erkend in het kader van : 1° het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie;2° het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 1994 houdende doorvoering van experimenten in verband met invoegbedrijven en leereilandprojecten;3° het decreet van 14 juli 1998 van de Vlaamse Gemeenschap inzake sociale werkplaatsen;4° het decreet van het Waalse Gewest van 18 december 2003 betreffende de voorwaarden waaronder de invoegbedrijven worden erkend en gesubsidieerd;5° het decreet van de Waalse regering van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiering van organismen voor socio-professionele inschakeling en de « Entreprises de formation par le travail » (Bedrijven voor vorming door arbeid);6° Ordonnantie van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen;7° het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad van 27 april 1995 betreffende de erkenning van organismen voor socio-professionele inschakeling en de subsidiëring van hun beroepsopleidingsactiviteiten voor werklozen en laag geschoolde werkzoekenden gericht op het vergroten van hun kans op het vinden of terugvinden van werk in het raam van gecoördineerde voorzieningen voor socio-professionele inschakeling;8° het koninklijk besluit van 3 mei 1999, artikel 1, § 1, 2°, tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen;9° de ordonnantie van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 12 februari 1998 tot oprichting van sociale verhuurkantoren en bij het besluit van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 19 november 1998 tot organisatie van de sociale woningbureaus;10° het besluit van de Waalse regering van 17 maart 1999 houdende erkenning van agentschappen voor sociale huisvesting en het ministerieel besluit van 10 juni 1999 houdende uitvoering van het besluit van de Waalse regering van 17 maart 1999;11° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 1997 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren;12° de ordonnantie van de Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 9 september 1993 houdende de wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de Sociale Huisvesting; 13° het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997, Hoofdstuk 3, afdeling 3.5, tot vastelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Art. 2.Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn komt eveneens, binnen het kader van een jaarlijkse overeenkomst tussen het O.C.M.W. en de minister bevoegd voor Sociale Economie, in aanmerking voor een verhoogde staatstoelage, zoals bepaald in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, respectievelijk het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp, voor de volgende sociale economie-initiatieven : 1° De beschutte werkplaatsen van de Duitstalige gemeenschap erkend in het kader van de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen en het koninklijke besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen;2° de vennootschappen met een sociaal oogmerk bedoeld in artikel 661 van het wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999;3° de projecten, ingericht door openbare centra voor maatschappelijk welzijn, die erkend zijn door de Waalse regering bij ministerieel besluit tot toekenning van een toelage in het kader van de uitvoering van het samenwerkingsakkoord betreffende de tewerkstellingsbevorderende sociale economie;4° de diensten van openbare centra voor maatschappelijk welzijn die de basisprincipes toepassen, vermeld in artikel 1, § 2, 1°, van het samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000, goedgekeurd bij wet van 26 juni 2001 tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie, die initiatieven inzake sociale inschakelingseconomie organiseren, waarvoor een specifieke verantwoordelijke is aangeduid en een afzonderlijke administratie wordt gevoerd en die zich van de overige activiteiten van het centrum onderscheiden door hun specifieke identiteit en dito erkenning.Deze erkenning wordt verleend door de Minister van Sociale Economie voor een duur van twee jaar en wordt automatisch verlengd voor zover deze erkende initiatieven geen negatieve beoordeling hebben gekregen.

Gedurende de erkenningsperiode kan de minister, bevoegd voor Sociale Economie, steeds de door hem verleende erkenning intrekken wanneer vastgesteld wordt dat de initiatieven de hen opgelegde verplichtingen niet naleven; 5° pilootprojecten en innoverende experimenten inzake sociale economie, die de basisprincipes toepassen, vermeld in artikel 1, § 2, 1°, van het samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000, goedgekeurd bij wet van 26 juni 2001 tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie, die de doelgroep voldoende kunnen begeleiden en waarvan de lijst wordt vastgesteld door de minister bevoegd voor sociale economie.Deze erkenning wordt verleend voor een duur van twee jaar en wordt automatisch verlengd voor zover deze erkende pilootprojecten en innoverende experimenten geen negatieve beoordeling hebben gekregen. Gedurende de erkenningsperiode kan de minister, bevoegd voor Sociale Economie, steeds de door hem verleende erkenning intrekken wanneer vastgesteld wordt dat de pilootprojecten en innoverende experimenten de hen opgelegde verplichtingen niet naleven.

Art. 3.Het ministerieel besluit van 21 december 2000 tot vaststelling van de lijst van de initiatieven voor sociale economie met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, wordt opgeheven.

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2004.

Brussel, 10 oktober 2004.

De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE De Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, Mevr. E. VAN WEERT

^