Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 30 maart 2007
gepubliceerd op 24 juli 2007

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring als gemandateerde voorziening

bron
vlaamse overheid
numac
2007036116
pub.
24/07/2007
prom.
30/03/2007
ELI
eli/besluit/2007/03/30/2007036116/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 MAART 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring als gemandateerde voorziening


De Vlaamse Regering Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, inzonderheid op artikel 13 tot en met 16;

Gelet op het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 18;

Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, inzonderheid op artikel 12 en 13, gewijzigd bij de decreten van 2 juni 2006 en 22 december 2006;

Gelet op het decreet van 7 mei 2004 houdende de toekenning van dienstencheques voor kinderopvang, gewijzigd bij decreet van 22 december 2006, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juli 2001, 14 december 2001, 1 februari 2002, 13 december 2002, 28 maart 2003, 21 november 2003, 20 mei 2005, 27 mei 2005, 30 juni 2006 en 29 september 2006;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 25 januari 2002, 10 oktober 2003 en 26 maart 2004;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toekenning van dienstencheques voor kinderopvang van 30 maart 2007;

Gelet op het advies van het Raadgevend Comité van het agentschap Kind en Gezin, gegeven op 28 februari 2007;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 30 maart 2007;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat er, gelet op de acute behoefte aan flexibele en occasionele opvang bij de Vlaamse gezinnen, in het kader van het actieplan ter zake van de Vlaamse Regering dringend gemandateerde voorzieningen erkend moeten worden die kunnen voorzien in een flexibel en occasioneel opvangaanbod, in informatie en begeleiding voor gezinnen die naar flexibele of occasionele kinderopvang zoeken, en in de begeleiding van doelgroepwerknemers;

Overwegende dat aan die gemandateerde voorzieningen doelgroepwerknemers toegewezen moeten worden, dat zij een coördinatiefunctie moeten opnemen en dat er daarvoor subsidies moeten kunnen worden toegekend;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1°Kind en Gezin : het intern verzelfstandigd agentschap, opgericht bij het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin; 2° kinderdagverblijf : een kinderdagverblijf, erkend door Kind en Gezin op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders;3° dienst voor onthaalouders : dienst voor onthaalouders, erkend door Kind en Gezin op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders;4° buitenschoolse kinderopvang : initiatief voor buitenschoolse opvang, erkend door Kind en Gezin op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang;5° voorziening : organiserend bestuur van erkende kinderdagverblijven en/of initiatieven voor buitenschoolse opvang en/of diensten voor onthaalouders;6° vestiging : erkend kinderdagverblijf, initiatief voor buitenschoolse opvang of een dienst voor onthaalouders;7° gemandateerde voorziening : een vestiging die erkend wordt door Kind en Gezin als coördinatiepunt voor de organisatie van en de verstrekking van informatie over flexibele en occasionele kinderopvang;8° lokaal overleg : een gemeentelijk overleg- en adviesorgaan zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 1997 houdende de algemene voorwaarden inzake het organiseren van buitenschoolse opvang.9° pool : één of meerdere doelgroepwerknemers;10° doelgroepwerknemer : laaggeschoolde langdurig werkloze die voldoet aan het SINE-profiel;11° SINE-profiel : werknemers die beantwoorden aan het profiel, vermeld in het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen;12° Subsidieagentschap : het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie, opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2005;13° Resoc : het Regionaal Sociaal Economisch Overlegcomité, vermeld in artikel 18 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités;14° sui-generis afdeling : afdeling binnen een organisatie als vermeld in artikel 1, 5°, die aan de volgende voorwaarden voldoet : a) er is een specifieke verantwoordelijke voor de activiteiten van de lokale diensteneconomie;b) de afdeling is duidelijk identificeerbaar in alle communicatie en publiciteit;c) de inhoudelijke en financiële activiteiten van de lokale diensteneconomie worden afzonderlijk geregistreerd voor de sociale overlegstructuren binnen de organisatie en de sociale inspectie;15° thuisopvang : opvang aan huis die uitgevoerd wordt door personeelsleden van een gemandateerde voorziening;16° basisaanbod : - voor een kinderdagverblijf zoals bepaald in artikel 5, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders; - voor een dienst voor onthaalouders zoals bepaald in artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders; - voor buitenschoolse kinderopvang zoals bepaald in artikel 2, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang en dit voor een openingsduur van minstens 230 dagen per jaar; 17° flexibele opvang : opvang van schoolgaande kinderen of niet schoolgaande kinderen, buiten de openingstijden van het basisaanbod van de voorziening minstens in een van onderstaande gevallen : - minstens gedurende 30 minuten voor 7 uur; - minstens gedurende 30 minuten na 18 uur; of - op dagen bovenop het minimum aantal openingsdagen voor een basisaanbod; 18° occasionele opvang : opvang van een kind gedurende een periode van maximaal zes maanden, ongeacht de intensiteit van het gebruik, om één van de volgende redenen : a) ouder werkt niet en start met opleiding;b) ouder werkt niet en vindt plots werk;c) de ouder neemt deel aan sollicitatiegesprek;d) er is een acute crisissituatie in het gezin;e) het gezin heeft behoefte aan een korte draaglastvermindering;f) voor het kind is om sociale en/of pedagogische motieven gedurende de dag opvang en begeleiding buiten het eigen gezin wenselijk;19° zorggebied : verzorgingsgebied als vermeld in het decreet van 7 mei 2004 tot de oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap « Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding »;20° erkende onderneming : de onderneming die erkend is overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 7 mei 2004 houdende de toekenning van dienstencheques voor kinderopvang;21° VDAB : het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding", opgericht bij decreet van 7 mei 2004;22° SERV : de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen opgericht bij decreet van 27 juni 1985 op de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;23° de ministers : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie.

Art. 2.Voorzieningen kunnen één (of meer) erkenning(en) als gemandateerde voorziening krijgen volgens de bepalingen van dit besluit. Aan elke erkenning is een toewijzing van een pool, een coördinatiefunctie en een bijhorende subsidiëring verbonden.

Art. 3.§ 1. Per zorggebied kan er maximaal één vestiging gemandateerd worden. Het totaal aantal gemandateerde voorzieningen voor Vlaanderen wordt vastgesteld op 111. § 2. Aan elke gemandateerde voorziening wordt een pool van doelgroepwerknemers toegekend. De omvang van die pool varieert naargelang de positie van het zorggebied in een gewogen rangordening van de zorggebieden aan de hand van volgende parameters : 1° het aantal éénoudergezinnen;2° het aantal zelfstandigen;3° het aantal werknemers dat werkt in arbeidssectoren die bekend staan voor flexibele uren;4° het aantal niet- werkende werkzoekenden tussen 18 en 44 jaar met kinderen. HOOFDSTUK II. - Erkenning gemandateerde voorziening § 3. Het totaal aantal doelgroepmedewerkers voor Vlaanderen wordt vastgesteld op 200. Afdeling 1. - Voorwaarden waaraan de voorzieningen of de vestigingen

moeten voldoen

Art. 4.Vestigingen komen slechts in aanmerking voor erkenning als een gemandateerde voorziening als ze behoren tot een voorziening die minstens 75 erkende opvangplaatsen aanbiedt of als ze kunnen aantonen dat ze over voldoende competentie en ervaring beschikken om een coördinatiepunt te kunnen oprichten overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Art. 5.§ 1. De erkenning als gemandateerde voorziening is gebonden aan één zorggebied. § 2. Een vestiging kan enkel voor een zorggebied als gemandateerde voorziening erkend worden als ze gelokaliseerd is in dat zorggebied of in een aan dat zorggebied grenzend zorggebied. § 3. Eén vestiging kan ook meerdere erkenningen als gemandateerde voorziening krijgen.

Art. 6.Een gemandateerde voorziening moet aan de volgende erkenningsvoorwaarden voldoen : § 1 De gemandateerde voorziening sluit een samenwerkingsovereenkomst af met de erkende onderneming(en) die actief is (zijn) in het zorggebied waarvoor één van haar vestigingen als gemandateerde voorziening erkend is en dit met naleving van alle voorwaarden gesteld in het decreet van 7 mei 2004 houdende de toekenning van dienstencheques voor kinderopvang en zijn uitvoeringsbesluiten. § 2 De gemandateerde voorziening draagt bij tot het afstemmen van vraag en aanbod van alle vormen van flexibele en occasionele opvang binnen het zorggebied en is een aanspreekpunt voor de gezinnen die zoeken naar flexibele of occasionele kinderopvang. § 3. De gemandateerde voorziening beschikt over de nodige kennis, middelen en competenties om doelgroepwerknemers te begeleiden. Afdeling 2. - Erkenningsprocedure

Art. 7.De voorziening vraagt voor een vestiging de erkenning als gemandateerde voorziening aan bij Kind en Gezin. In toepassing van artikel 5, § 2 en § 3, kunnen er meerdere aanvragen voor één vestiging ingediend worden.

Art. 8.§ 1. De aanvraag gebeurt aan de hand van een aanvraagformulier, gezamenlijk ontworpen door Kind en Gezin en het Subsidieagentschap. § 2. Dit aanvraagformulier bestaat uit drie delen. De aanvraag moet volledig ingevuld, ondertekend en gedateerd per post of per fax verstuurd worden naar de hoofdzetel van Kind en Gezin. De aanvraag moet ook in digitale vorm bezorgd worden aan Kind en Gezin. § 3. Op deel één moeten minstens de volgende elementen ingevuld worden : 1° identificatiegegevens van de voorziening;2° identificatiegegevens van de vestiging indien deze niet dezelfde zijn als die van de voorziening;3° het zorggebied waarvoor de voorziening erkend wil worden;4° de datum van de aanvraag. § 4. Deel twee moet minstens de volgende elementen bevatten : 1° een gedetailleerd plan van aanpak waarin de voorziening omschrijft hoe ze concreet de opdrachten van een gemandateerde voorziening gaat realiseren;2° een kwaliteitscharter waarin de voorziening omschrijft hoe ze de kwaliteit van de thuisopvang zal bewaken en opvolgen;3° de geplande startdatum. § 5. Het derde deel bevat een omschrijving van de hierna volgende verbintenissen : 1° extra aanvullende tewerkstelling creëren;2° zoveel mogelijk inspanningen leveren om kansengroepen aan te werven en gelijkwaardige kansen te bieden in de organisatie;3° garanties bieden voor de kwaliteit van de arbeid voor kansengroepen met het oog op duurzaamheid, waarbij bij de organisatie van het werk rekening wordt gehouden met de behoeften van de werknemers;4° doorstroom- en doorgroeimogelijkheden stimuleren en bevorderen;5° ingebed zijn in het lokale socio-economische weefsel;6° het reeds bestaande aanbod aanvullen;7° een kwaliteitsvolle en toegankelijke dienstverlening verstrekken;8° aandacht hebben voor milieuzorg;9° als sui-generis afdeling werken.

Art. 9.Kind en Gezin controleert de ontvankelijkheid van de aanvraag op duidelijkheid en volledigheid en controleert of de aanvrager in aanmerking komt als voorziening.

Kind en Gezin beslist over de ontvankelijkheid van de aanvraag en brengt het organiserende bestuur daarvan op de hoogte per aangetekende brief, uiterlijk vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag.

Als de aanvraag niet ontvankelijk is, krijgt de voorziening dertig dagen de tijd, te rekenen vanaf de dag waarop de brief werd overgemaakt (de poststempel geldt als bewijs), om haar aangepaste aanvraag in te dienen.

Art. 10.Kind en Gezin bezorgt, binnen vijftien dagen na de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag, deel 1 en deel 3 aan het Subsidieagentschap en informeert elk lokaal overleg in het betreffende zorggebied over de aanvraag.

Het Subsidieagentschap stuurt de aanvraag door naar het Resoc dat bevoegd is voor het zorggebied waarop de aanvraag betrekking heeft.

Binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesvraag werd overgemaakt, bezorgt het Resoc een schriftelijk en gemotiveerd advies aan het Subsidieagentschap. Het advies dat niet tijdig aan het Subsidieagentschap wordt bezorgd, wordt geacht positief te zijn.

Het Subsidieagentschap dient, na het ontvangen van het advies van het Resoc dat bevoegd is voor het zorggebied waarop de aanvraag betrekking heeft, op basis van deel 1 en deel 3 haar gemotiveerd opportuniteitsadvies over de erkenning van de voorziening als gemandateerde voorziening door te sturen naar Kind en Gezin en dit uiterlijk vijftig dagen na ontvangst van de aanvraag op het Subsidieagentschap.

Art. 11.§ 1. Als het Subsidieagentschap positief advies verleent over een aanvraag, kan de voorziening door Kind en Gezin erkend worden als gemandateerde voorziening voor een bepaald zorggebied. § 2. Kind en Gezin beoordeelt hiervoor : 1° de plannen van samenwerking met kinderopvanginitiatieven in het zorggebied zoals bedoeld in art 6 § 2;2° de plannen voor de realisatie van occasionele opvang in kinderopvanginitiatieven tijdens de reguliere openingsuren;3° de garantie dat de voorziening haar opdrachten zal kunnen waarmaken met de middelen en de personeelsomkadering waarover ze beschikt;4° de ervaring met een flexibel en occasioneel aanbod aan kinderopvang;5° de geplande wijze waarop de voorziening haar diensten zal bekendmaken aan de gezinnen die naar flexibele of occasionele opvang zoeken. § 3. Als er in een bepaald zorggebied meerdere kandidaten in aanmerking komen voor de erkenning als gemandateerde voorziening, zal Kind en Gezin de kandidaturen inhoudelijk met elkaar vergelijken op basis van de gegevens in deel twee van het aanvraagformulier. Indien de kandidaturen als gelijkwaardig worden beschouwd, zal de keuze in eerste instantie gebeuren op basis van het aantal opvangplaatsen dat de vestiging telt en in tweede instantie op basis van de ervaring die de vestiging heeft met flexibele en occasionele opvang. § 4. De beslissing over de erkenning als gemandateerde voorziening moet door Kind en Gezin genomen worden binnen achtentwintig dagen na het ontvangen van het advies van het Subsidieagentschap of na ontvangst van het schriftelijk verzoek zoals voorzien in artikel 19, § 4. Uiterlijk éénentwintig dagen na haar beslissing brengt Kind en Gezin de voorziening schriftelijk op de hoogte van die beslissing. Afdeling 3. - Intrekking van de erkenning

Art. 12.De erkenning en de bijhorende subsidiëring kunnen op elk moment geheel of gedeeltelijk en tijdelijk of definitief worden ingetrokken door Kind en Gezin als : 1° de werking als gemandateerde voorziening niet is opgestart binnen drie maanden na de in de aanvraag vermelde startdatum of als de werking als gemandateerde voorziening, zoals vermeld in hoofdstuk III, gedurende minstens een maand onderbroken wordt, tenzij de voorziening buiten haar wil om geen doelgroepwerknemers kan begeleiden;2° vastgesteld wordt dat de gemandateerde voorziening binnen de drie maanden na de in de aanvraag vermelde startdatum nog geen overeenkomst heeft afgesloten met de erkende onderneming(en), behalve wanneer er geen erkende onderneming in het zorggebied van de gemandateerde voorziening werkzaam is;3° wordt vastgesteld dat niet langer voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk II, afdeling 1;4° het Subsidieagentschap hierom verzoekt om redenen die rechtstreeks verband houden met de tewerkstelling en/of begeleiding van doelgroepwerknemers. Afdeling 4. - Beroepsprocedure

Art. 13.§ 1. De voorziening kan beroep aantekenen bij de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, tegen : 1° de weigering van de erkenning na een positief advies van het Subsidieagentschap;2° de intrekking van de erkenning, tenzij deze gebeurde op basis van artikel 12, ten vierde. § 2. De voorziening kan beroep aantekenen bij de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, tegen : 1° de weigering van de erkenning op basis van een negatief advies van het Subsidieagentschap;2° de intrekking van de erkenning, op basis van artikel 12, ten vierde.

Art. 14.§ 1. De voorziening dient uiterlijk dertig dagen na de kennisname van de beslissing een gemotiveerd en aangetekend beroepschrift in op het adres van de hoofdzetel van Kind en Gezin. § 2. Het beroepschrift bevat minstens de volgende elementen : 1° de naam en het adres van de voorziening;2° naam en adres van de vestiging;3° de ontvangstdatum van de betwiste beslissing;4° een uitvoerige motivering van het beroep;5° de datum van instelling van het beroep;6° de naam en de handtekening van de voorzitter van het organiserende bestuur. § 3. Een beroepschrift dat niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in § 1 en § 2, is niet ontvankelijk.

Art. 15.Kind en Gezin beslist over de ontvankelijkheid van het beroepschrift en brengt het organiserende bestuur daar, binnen éénentwintig dagen na ontvangst van het beroepschrift, per aangetekende brief van op de hoogte.

Art. 16.Het beroep schorst de uitvoering van de beslissing, behalve als een ernstig gevaar voor de opgevangen kinderen, de ouders, het personeel of de onmiddellijke omgeving dreigt. Kind en Gezin beslist in dat geval over het opschortende karakter van het beroep en brengt het organiserende bestuur daar, binnen de vijftien dagen na de ontvangst van het beroepschrift, per aangetekende brief van op de hoogte.

Art. 17.§ 1. Kind en Gezin bezorgt binnen vijftien dagen na de ontvangst van het ontvankelijke beroepschrift, dat beroepschrift samen met het volledige administratieve dossier en eventuele verweermiddelen aan de adviserende beroepscommissie van de Vlaamse Gezins- en Welzijnsraad. Kind en Gezin bezorgt tegelijkertijd een kopie van het beroepschrift aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. § 2. Indien het beroep wordt ingesteld op basis van artikel 13, § 2, moet Kind en Gezin, in afwijking van § 1, het beroep overmaken aan het Subsidieagentschap.

Art. 18.§ 1. Uiterlijk drie maanden na ontvangst van het beroepschrift bedoeld in artikel 17, § 1, en het administratieve dossier bezorgt de adviserende beroepscommissie haar met redenen omkleed advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en aan Kind en Gezin. § 2. Als het advies van de adviserende beroepscommissie gelijkluidend is met de beslissing van de leidend ambtenaar van Kind en Gezin, wordt de definitieve beslissing, uiterlijk zestig dagen na de ontvangst van het advies, genomen door de leidend ambtenaar van Kind en Gezin. § 3. Als het advies van de adviserende beroepscommissie afwijkt van het met redenen omklede voornemen van de leidend ambtenaar van Kind en Gezin of als er geen advies verleend werd na het verstrijken van de termijn, vermeld in § 1, wordt de definitieve beslissing genomen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen en dit uiterlijk zestig dagen na de ontvangst van het advies of na het verstrijken van de termijn vermeld in § 1. § 4. Die definitieve beslissing is met redenen omkleed. Ze wordt uiterlijk éénentwintig dagen nadat de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, of de leidend ambtenaar van Kind en Gezin zijn beslissing heeft genomen, door Kind en Gezin per aangetekende brief meegedeeld aan de indiener van het beroepschrift.

Art. 19.§ 1. Het Subsidieagentschap verstrekt binnen veertig dagen na ontvangst van een beroepschrift bedoeld in artikel 17, § 2, een met redenen omkleed advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie. § 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, deelt binnen zestig dagen na ontvangst van het advies van het Subsidieagentschap zijn beslissing mee aan Kind en Gezin. § 3. Kind en Gezin brengt de indiener van het beroepschrift, uiterlijk éénentwintig dagen na ontvangst van de beslissing, met een aangetekend schrijven op de hoogte van de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie. § 4. Indien de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, bepaalt dat het Subsidieagentschap positief diende te adviseren, kan de indiener van het beroep zijn aanvraag tot erkenning als gemandateerde voorziening op schriftelijk verzoek bij Kind en Gezin laten heractiveren. In dat geval wordt de erkenningsprocedure beperkt tot artikel 11. Ook tegen deze beslissing is beroep mogelijk. HOOFDSTUK III. - Opdrachten van de gemandateerde voorziening Afdeling 1. - Coördinatie- en informatiepunt flexibele en occasionele

kinderopvang

Art. 20.De gemandateerde voorziening is een toegankelijk, bereikbaar aanspreekpunt voor de gezinnen die zoeken naar flexibele en occasionele kinderopvang. De gemandateerde voorziening is verantwoordelijk voor het toeleiden van vragen voor flexibele en occasionele opvang naar het aanbod binnen haar regio.

Art. 21.De gemandateerde voorziening informeert de gezinnen die flexibele en occasionele kinderopvang nodig hebben over alle mogelijke opvangvormen en zoekt samen met de gezinnen naar de meest haalbare en wenselijke opvang. Bij het zoeken naar een oplossing moet de gemandateerde voorziening steeds rekening houden met het belang en de draagkracht van het betrokken kind.

Art. 22.§ 1. Indien de opvang dient te gebeuren door een werknemer van een erkende onderneming, contacteert de gemandateerde voorziening de erkende onderneming(en) met wie zij een overeenkomst heeft. § 2. Indien de aanvraag effectief kan uitgevoerd worden, verwittigt de gemandateerde voorziening de kandidaat-gebruiker. Afdeling 2. - De organisatie van flexibele en occasionele kinderopvang

Art. 23.De gemandateerde voorziening kan de doelgroepwerknemers in haar eigen voorziening inzetten.

Art. 24.§ 1. De gemandateerde voorziening kan, al dan niet aansluitend op een opvangperiode in de eigen of een andere voorziening, thuisopvang aanbieden in de woning van de gebruiker en kan eventueel met het oog hierop ook de kinderen begeleiden op weg van en naar huis. § 2. De thuisopvang moet plaats vinden in het zorggebied waarvoor de gemandateerde voorziening werd erkend.

Art. 25.De mogelijkheid tot flexibele of occasionele opvang mag niet voorbehouden worden voor kinderen die al worden opgevangen door de voorziening. Ook kinderen die niet of door een andere voorziening tijdens de reguliere openingsuren worden opgevangen, moeten occasioneel of flexibel opgevangen kunnen worden.

Art. 26.Thuisopvang kan in geen enkele omstandigheid gebruikt worden om een structurele opvangvraag te beantwoorden.

Art. 27.Voor de betaling van de occasionele of flexibele opvang die georganiseerd wordt in of door de gemandateerde voorziening, gelden volgende specifieke bepalingen : 1° als een kind wordt opgevangen in de gemandateerde voorziening, dan wordt de bijdrage bepaald volgens de regeling voor de financiële bijdrage van het gezin die in de voorziening van kracht is;2° als vergoeding voor de thuisopvang vraagt de gemandateerde voorziening een financiële bijdrage aan het gezin dat van het thuisopvangaanbod gebruik maakt.Die bijdrage moet betaald worden aan de gemandateerde voorziening; 3° de financiële bijdrage van het gezin is gekoppeld is aan de opvangduur van het kind of de kinderen.De eventuele tijd die nodig is om het kind of de kinderen te vervoeren, behoort tot die opvangduur; 4° de bijdrage bedraagt 0,68 euro, per begonnen halfuur, maar met een minimumbedrag van 6,15 euro per opvangprestatie aan huis;5° als de financiële situatie van het gezin daartoe aanleiding geeft, kan een sociaal tarief gehanteerd worden.Dat sociaal tarief bedraagt 50 % van de in 3° en 4° vastgelegde financiële bijdrage. De dossiers in kwestie moeten ingekeken en beoordeeld kunnen worden door de bevoegde personeelsleden van het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie Welzijn en Volksgezondheid. Afdeling 3. - Kwaliteit van de flexibele en occasionele kinderopvang

aan huis

Art. 28.De gemandateerde voorziening is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de thuisopvang die door haar eigen werknemers of doelgroepwerknemers geleverd wordt.

Art. 29.Als de thuisopvang door werknemers van de erkende onderneming verzorgd wordt, zal de samenwerkingsovereenkomst kwaliteitswaarborgen omvatten. De samenwerkingsovereenkomst voorziet dat de samenwerking naar aanleiding van het leveren van onvoldoende kwaliteitsvolle thuisopvang verbroken kan worden. Afdeling 4. - Begeleiding van werknemers in de pool

Art. 30.De gemandateerde voorziening begeleidt de doelgroepwerknemers en ondersteunt hen bij hun opleidingstraject. HOOFDSTUK IV. - Werknemers in de pool Afdeling 1. - Algemene voorwaarden

Art. 31.§ 1. De gemandateerde voorziening levert maximale inspanningen om werknemers uit kansengroepen aan te werven en hen gelijkwaardige kansen te bieden in de voorziening. § 2. Startvereisten voor de doelgroepwerknemer : 1° De doelgroepwerknemer heeft een SINE - profiel.2° De doelgroepwerknemer is geslaagd in de door de VDAB georganiseerde voorselectie waarbij nagegaan werd of de kandidaat wil werken met kinderen en of hij het groeipotentieel heeft om, na opleiding en begeleiding, te beantwoorden aan het beroepsprofiel begeleider in de kinderopvang of begeleider in de buitenschoolse opvang, zoals opgesteld door de SERV.Het groeipotentieel wordt minimaal getest door na te gaan of de kandidaat over de sleutelvaardigheden uit het voormelde beroepsprofiel beschikt. § 3. Voorwaarden inzake opleidingstrajecten : 1° De gemandateerde voorziening werkt begeleidings- en opleidingstrajecten uit voor haar doelgroepwerknemers.2° Doelgroepwerknemers die binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit besluit worden aangeworven, moeten binnen de zes jaar na aanvang van hun tewerkstelling beschikken over een kwalificatieattest dat uitgereikt wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen.3° Doelgroepwerknemers die na de termijn zoals bepaald in paragraaf 3, 2° worden aangeworven, moeten binnen de vier jaar na aanvang van hun tewerkstelling beschikken over een kwalificatieattest dat uitgereikt wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. Afdeling 2. - Specifieke voorwaarden voor het werken in de erkende

kinderopvang

Art. 32.De doelgroepwerknemer legt bij de start van zijn tewerkstelling een medisch attest voor waaruit blijkt dat hij geschikt is om met kinderen te werken.

Art. 33.De doelgroepwerknemer legt bij de start van zijn tewerkstelling en op vraag van de voorziening tijdens zijn tewerkstelling een uittreksel uit het strafregister (model 2) voor. Afdeling 3. - Subsidiëring van de doelgroepwerknemers

Art. 34.Binnen de perken van het begrotingskrediet heeft de erkende gemandateerde voorziening per voltijds equivalent tewerkgestelde doelgroepwerknemer recht op een maximale loonpremie van 13.770,89 euro. Hiervan verstrekt de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, op jaarbasis maximaal 8.000 euro en Kind en Gezin maximaal 5.770,89 euro.

Per voltijds equivalent doelgroepwerknemer begint de subsidieperiode op het ogenblik van de indiensttreding van de eerste doelgroepwerknemer-titularis. Die periode wordt verlengd met de termijn die verlopen is tussen de uitdiensttreding van de titularis en de indiensttreding van de definitieve vervanger.

Binnen de perken van het begrotingskrediet heeft de erkende gemandateerde voorziening, per voltijds equivalent tewerkgestelde doelgroepwerknemer, recht op een werkingssubsidie van 1.355,20 euro op jaarbasis, toegekend door Kind en Gezin.

Art. 35.Binnen de perken van het begrotingskrediet heeft de erkende gemandateerde voorziening recht op een bijkomende omkaderingspremie van 9600 euro op jaarbasis, toegekend door de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie. HOOFDSTUK V. - Coördinatiefunctie Afdeling 1. - Algemene voorwaarden

Art. 36.De gemandateerde voorziening beschikt minimaal over een derde voltijdse coördinatiefunctie.

Art. 37.De coördinator beschikt minstens over een eindstudiebewijs van een met vrucht gevolgde opleiding in een richting van het hoger, niet-universitair onderwijs van één cyclus, of van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type. Afdeling 2. - Subsidiëring van de coördinatiefunctie

Art. 38.§ 1. Binnen de perken van het begrotingskrediet heeft de erkende gemandateerde voorziening, recht op subsidies voor de coördinatiefunctie. Deze subsidie bestaat uit een vast deel en uit een variabel deel dat varieert naargelang het aantal doelgroepwerknemers dat men in dienst heeft. § 2. Het vaste deel van de subsidie bedraagt 7554,20 euro op jaarbasis. Hiervan wordt 2400 Euro voorzien door de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie en 5154,20 euro verstrekt door Kind en Gezin. § 3. Het variabel deel van de subsidie wordt verstrekt door Kind en Gezin en hangt af van het aantal voltijds equivalent tewerkgestelde doelgroepwerknemers. Per voltijds equivalent tewerkgestelde doelgroepwerknemer is een subsidie voorzien van 3071,23 euro op jaarbasis. HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen Afdeling 1. - Uitkering van de subsidies

Art. 39.§ 1. De (delen van) subsidies die, zoals vermeld in artikels 34 en 38, door Kind en Gezin worden verstrekt, worden jaarlijks uitgekeerd, uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het subsidiejaar en op voorwaarde dat de voorziening de nodige stukken heeft voorgelegd. § 2. Kind en Gezin verleent elk kwartaal aan de voorzieningen een voorschot van maximum 95 % van een vierde van het bedrag dat voor een kalenderjaar verschuldigd is voor de door haar verstrekte subsidies.

Dit voorschot wordt verhoudingsgewijs teruggevorderd wanneer de voorziening haar activiteiten staakt.

Art. 40.De subsidies voorzien door de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, worden in twee fasen toegekend : 1° er wordt een voorschot van 70 % van de maximale subsidie uitbetaald na ondertekening en vastlegging van het subsidiebesluit betreffende de toekenning van de doelgroepwerknemers en hun omkadering;2° het saldo, dat niet hoger kan zijn dan het verschil tussen het uitgekeerde voorschot en de maximale subsidie, wordt vereffend nadat de gemandateerde voorziening -zowel aan de hand van de inhoudelijke verantwoording als aan de hand van de financiële verantwoordingsstukken - opgave heeft gedaan van alle subsidieerbare uitgaven en deze heeft kunnen aantonen aan de hand van financiële bewijsstukken.Wanneer het bedrag van de uitbetaalde voorschotten hoger is dan de bewezen en aanvaarde uitgaven, zal het niet-verantwoorde gedeelte worden terugbetaald, dit op eenvoudig verzoek van het Subsidieagentschap. Afdeling 2. - Specifieke bepalingen in het kader van de

werkdrukvermindering

Art. 41.Voor elk personeelslid dat op 1 januari van het betreffende subsidiejaar 45 jaar of ouder is, en dat door Kind en Gezin wordt vereist in het kader van de financiële ondersteuning voor occasionele of flexibele opvang in of door de gemandateerde voorziening zoals bepaald in dit besluit, wordt a rato van de arbeidsprestaties een aanvullende subsidie in het kader van de werkdrukvermindering toegekend.

Die aanvullende subsidie wordt voor ieder werkingsjaar apart berekend op basis van specifieke bedragen zoals voorzien in de begroting.

Per jaar wordt nagegaan hoeveel personeelsleden in voorzieningen, georganiseerd door een vzw of door een openbaar bestuur in aanmerking komen. Voor de personeelsleden met een gescostatuut in initiatieven voor buitenschoolse opvang wordt de ondersteuning beperkt tot het gedeelte dat niet in de gescopremie opgenomen is. Het vastgestelde bedrag wordt omgerekend per voltijds personeelslid, waarbij de volgende voorwaarden gelden : 1° een personeelslid dat 45 jaar is of ouder maar jonger dan 50 jaar telt voor één eenheid;2° een personeelslid dat 50 jaar is of ouder maar jonger dan 55 jaar telt voor twee eenheden;3° een personeelslid dat 55 jaar is of ouder telt voor drie eenheden. Afdeling 3. - Indexatie van de subsidiebedragen

Art. 42.De forfaitaire bedragen, vermeld in dit besluit, worden elk jaar op 1 januari verhoogd met de procentuele stijging van de gezondheidsindex tussen 1 november van het vorige kalenderjaar en 1 november van het voorafgaande kalenderjaar. HOOFDSTUK VII. - Toezicht en evaluatie

Art. 43.Dit besluit zal, één jaar na de inwerkingtreding ervan, het voorwerp uitmaken van een evaluatie. Hierbij zullen onder meer het effect op de kinderopvang, het effect op de tewerkstelling, de indeling in zorggebieden, de financiering en het takenpakket van de gemandateerde voorziening en het functioneren van doelgroepwerknemers in de kinderopvang geëvalueerd worden.

Art. 44.Kind en Gezin ziet toe op de naleving van de bepalingen van dit besluit. Het toezicht op de naleving van de regelgeving wordt op stukken of ter plaatse uitgeoefend. De gemandateerde voorziening verstrekt hiertoe de door Kind en Gezin gevraagde inlichtingen of stukken over de werking. Het toezicht ter plaatse wordt uitgevoerd door de personeelsleden van het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie Welzijn en Volksgezondheid. De voorziening verstrekt de door personeelsleden van dat agentschap gevraagde inlichtingen of stukken over de werking. Dat agentschap krijgt ook toegang tot de lokalen van de opvangvoorziening. Het heeft het recht alle administratieve stukken te raadplegen en krijgt op zijn verzoek inzage in de individuele dossiers.

Art. 45.De sociaalrechtelijke inspecteurs zijn belast met het toezicht op de tewerkstelling van de doelgroepwerknemers. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 46.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2007.

Art. 47.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 30 maart 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT

^