Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 oktober 2000
gepubliceerd op 24 oktober 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende het beheer van het nationaal transmissienet voor elektriciteit

bron
ministerie van economische zaken
numac
2000011427
pub.
24/10/2000
prom.
06/10/2000
ELI
eli/besluit/2000/10/06/2000011427/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende het beheer van het nationaal transmissienet voor elektriciteit


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit hetwelk wij de eer hebben om voor te leggen aan Uwe Majesteit, wordt genomen in uitvoering van artikel 9, § 2, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Dit koninklijk besluit brengt een reeks van wijzigingen aan, aan het koninklijk besluit betreffende het beheer van het nationaal transmissienet voor elektriciteit van 3 mei 1999, en het beoogt de autonomie van de netbeheerder te waarborgen en er aldus, door verschillende maatregelen, de zelfstandigheid en de onpartijdigheid van te waarborgen.

De hoofdlijnen die het ontwerp uitmaken van het koninklijk besluit tot wijziging gaan drie richtingen uit : a) De autonomie van de raad van bestuur van de beheerder van het transmissienet van elektriciteit wordt versterkt ten opzichte van zijn aandeelhouders.Er wordt aldus bepaald dat de raad van bestuur voor de helft zal zijn samengesteld uit onafhankelijke bestuurders. Bovendien zal het corporate governance-comité dat in zijn schoot is opgericht en dat inzonderheid is belast met het onderzoeken van de belangenconflicten, voortaan uitsluitend zijn samengesteld uit onafhankelijke bestuurders.

Dit corporate governance-comité wordt nu belast met het voorstellen van de benoeming van de onafhankelijke bestuurders aan de algemene vergadering. De Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas, hierna te noemen, de « CREG », zal bovendien voortaan de daadwerkelijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de kandidaten moeten verifiëren en hierover een eensluidend advies uitbrengen. b) De onafhankelijkheid van het directiecomité wordt vergroot naar het voorbeeld van de wijze van beheer van de kredietinstellingen.De bepaling van het algemeen beleid en de uitoefening van toezicht op het beheer blijven inderdaad verder behoren tot de bevoegdheid van de raad van bestuur, alsook de overige bevoegdheden van de raad die aan hem worden verleend door de gecoördineerde wetten op de vennootschappen (bijvoorbeeld: het verhogen van het kapitaal in het kader van toegelaten kapitaal, het ontwerp van jaarrekeningen goedkeuren,...).

Daarentegen zal het beheer van het transmissienet behoren tot de exclusieve bevoegdheid van een directiecomité, waarvan de voorzitter en de vice-voorzitter, van rechtswege de vergaderingen van de raad van bestuur met raadgevende stem zullen kunnen bijwonen. Het directiecomité zal tot taak hebben om het transmissienet te beheren in volle onafhankelijkheid, onpartijdigheid en objectiviteit en meer algemeen om toe te zien op de uitvoering van de opdrachten die deel uitmaken van het algemeen belang.

De Voorzitter van het directiecomité zal bovendien slechts mits voorafgaande goedkeuring van het corporate governance-comité kunnen worden benoemd of ontslagen en na eensluidend advies van de CREG, hetgeen zijn autonomie en zijn vrijheid van oordeel slechts kunnen vergroten.

In het kader van zijn advies dat werd uitgebracht op 4 augustus 2000, heeft de Raad van State een bijzondere nadruk gelegd op de overeenstemming tussen het koninklijk besluit en de letter en de geest van de gecoördineerde wetten op handelsvennootschappen.

Verschillende opmerkingen werden geformuleerd door de Raad van State en ze werden volledig geïntegreerd in het koninklijk besluit.

Een essentiële opmerking van de Raad van State betreft de functie van de beheersorganen van de Beheerder van het Transmissienet. Ondanks de erkenning van de finaliteit van de genomen bepalingen ter uitvoering van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, in het bijzonder van artikel 9, § 2, betreffende de te nemen maatregelen voor het waarborgen van de zelfstandigheid en onpartijdigheid van de Beheerder van het Transmissienet van Elektriciteit, brengt de Raad van State bezwaren in tegenover de manier van uitvoering van sommige vormen van controle op de beheersorganen en de respectieve rol van deze organen.

Aldus vraagt de Raad van State dat de negatieve adviezen van de CREG in verband met de aanstelling van de zelfstandige beheerders van de raad van bestuur en van leden van het directiecomité van de beheerder van het transmissienet, geformuleerd worden in functie van wel bepaalde redenen (artikelen 1 en 3). Daarom wordt dan ook in het wijzigingsbesluit verduidelijkt dat de CREG een ongunstig advies kan uitbrengen over deze benoemingen in functie van redenen, in verband enerzijds met de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de zelfstandige beheerders, voorgesteld door de algemene vergadering van de aandeelhouders en anderzijds in verband met de bevoegdheid, de ervaring en de onafhankelijkheid van de leden van het directiecomité aangesteld door de Raad van bestuur.

Bovendien verzet de Raad van State zich tegen bepaalde prerogatieven van het corporate governance-comité en de CREG inzake benoeming en afzetting van de leden van het directiecomité van de beheerder van het transmissienet.

De Raad van State gaat ervan uit dat die prerogatieven van die aard zijn dat ze indruisen tegen de beoordelingsvrijheid van de raad van bestuur en in strijd zijn met de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen (artikel 3). Het werd niettemin noodzakelijk geacht deze prerogatieven te handhaven gezien de speciale rol van de beheerder van het transmissienet binnen een geliberaliseerde markt met een wettelijk monopolie voor een duur van twintig jaar.

De wet van 29 april 1999, artikel 9, § 1° en 2°, bepaalt dat de publieke overheid regels inzake de samenstelling en de werking van de beheersorganen van de netbeheerder kan vastleggen, die zijn bedoeld om te vermijden dat producenten, verdelers, tussenpersonen of neteigenaars, alleen of in gezamenlijk overleg, een belangrijke invloed kunnen uitoefenen op het beheer van het transmissienet. Men sluit dus in dit kader de neteigenaars in, zelf in het geval dat zij geen operatoren zijn op de elektriciteitsmarkt, het valt tevens op te merken dat de Belgische productie- en transmissiemarkt van elektriciteit zich in een de facto monopoliepositie bevindt door het feit dat er één enkele operator is, hetgeen de noodzaak versterkt om aangepast controlemaatregelen te treffen die in overeenstemming hiermee zijn.

Het laatste punt dat werd opgeworpen door de Raad van State betreft de onduidelijkheid van de voorwaarden die voorzien zijn aangaande de onafhankelijkheid van de leden van het directiecomité en het personeel van de beheerder van het transmissienet tegen opzichte van de ondernemingen die actief zijn in de elektriciteitssector (artikel 4).

Er wordt echter besloten om de bevoegdheid van het Vergoedingscomité te behouden inzake de vastlegging van deze voorwaarden, dewelke het voorwerp kunnen zijn van een algemene controle van de CREG. Deze voorwaarden kunnen er inzonderheid in bestaan, te beletten dat de leden van het directiecomité en de leden van het personeel, aandelen of andere waarden, die zijn uitgegeven door elektriciteits- of gasmaatschappijen of financiële instrumenten die toelaten om dergelijke aandelen te verwerven of over te dragen, bezitten die er mee gelijk zijn te stellen of aanleiding geven tot een betaling in contanten welke hoofdzakelijk afhankelijk is van de evolutie van de waarde van dergelijke aandelen of waardepapieren.

Tot conclusie, de bepalingen van dit besluit die deze van het besluit van 3 mei 1999 aanvullen, beogen een evenwicht te waarborgen tussen de privé-belangen (inzonderheid deze van de aandeelhouders van het groot transmissienet) en het algemeen belang. De bescherming van dit gemeenschappelijk belang, is ten gevolge van de liberalisering van de elektriciteitssector, gebaseerd op de uitvoering, op efficiënte, onafhankelijke en objectieve wijze van de opdrachten die zijn toevertrouwd aan de beheerder van het transmissienet (inzonderheid door artikelen 8,12, en 15 van de wet).

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars.

Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, O. DELEUZE

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste vakantiekamer, op 3 augustus 2000 door de Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende het beheer van het nationaal transmissienet voor elektriciteit", heeft op 4 augustus 2000 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisend karakter ervan.

Te dezen wordt het verzoek om spoedbehandeling verantwoord door het feit "dat (het ontworpen) besluit een voorafgaande basisvoorwaarde vertegenwoordigt voor de aanstelling van een netbeheer van het nationaal transmissienet voor elektriciteit zoals voorzien door voornoemde wet van 29 april 1999 die de omzetting in Belgisch recht beoogt van de Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996; dat op dit vlak dient vastgesteld te worden dat het, zonder netbeheerder, onmogelijk is de transmissietarieven vast te stellen overeenkomstig artikel 12, § 1, van voornoemde wet van 29 april 1999; dat het onmogelijk is het technisch reglement, voorzien in artikel 11 van voornoemde wet van 29 april 1999 op te stellen; dat het onmogelijk is om een ontwikkelingsplan van het transmissienet, overeenkomstig artikel 13, § 1 van voornoemde wet van 29 april 1999, op te stellen; dat het belangrijk is om de effectieve onafhankelijkheid van de netbeheerder van het nationaal transmissienet te garanderen, overeenkomstig artikel 9, § 2 van de voornoemde wet van 29 april 1999; dat het van belang is om de schade aan de competitiviteit van de Belgische ondernemingen te vermijden door zo snel mogelijk een netbeheerder aan te duiden".

Gelet op de korte termijn die hem voor het geven van zijn advies wordt toegemeten, heeft de Raad van State zich moeten beperken tot het maken van de hiernavolgende opmerkingen.

Strekking van het ontwerp Artikel 8 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt bepaalt dat het beheer van het transmissienet wordt waargenomen door één enkele beheerder. Volgens artikel 9, § 1, moet de netbeheerder zijn opgericht onder de vorm van een handelsvennootschap, met maatschappelijke zetel en hoofdbestuur in een lidstaat van de Europese Unie. Artikel 9, § 2, draagt aan de Koning op om, bij een in Ministerraad overlegd besluit, "de maatregelen (te bepalen) die moeten worden genomen om de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van het beheer van het transmissienet te waarborgen", onder meer op het vlak van de samenstelling en de werking van de bestuursorganen van de netbeheerder, en met het oog op het verzekeren van de bestuursautonomie volgens de beste praktijken van deugdelijk vennootschapsbestuur.

Artikel 10, § 1, bepaalt dat de netbeheerder wordt aangewezen door de minister bevoegd voor energie.

Ter uitvoering van het voornoemde artikel 9, § 2, is op 3 mei 1999 een koninklijk besluit genomen, "betreffende het beheer van het nationaal transmissienet voor elektriciteit". Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe het koninklijk besluit van 3 mei 1999 op een aantal punten te wijzigen.

Die wijzigingen komen in essentie hierop neer : - het minimumaantal onafhankelijke bestuurders wordt verhoogd van "ten minste een derde" tot "ten minste de helft"; bovendien wordt bepaald dat de onafhankelijke bestuurders slechts benoemd kunnen worden na eensluidend advies van de Commissie voor de regulering van de elektriciteit (artikel 1 van het ontwerp; ontworpen artikel 3, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999); - het corporate governance-comité, opgericht in de schoot van de raad van bestuur, moet niet meer "in meerderheid", maar "uitsluitend" samengesteld zijn uit onafhankelijke bestuurders (artikel 2 van het ontwerp; ontworpen artikel 5, inleidende zin); - de leden van het directiecomité, waaraan het beheer van het transmissienet moet worden toevertrouwd, kunnen slechts benoemd en ontslagen worden op eensluidend advies van de Commissie voor de regulering van de elektriciteit; er wordt gepreciseerd dat die leden gekozen worden "omwille van hun bekwaamheid, hun ervaring en hun onafhankelijkheid" (artikel 3 van het ontwerp; ontworpen artikel 9); - aan het vergoedingscomité, opgericht in de schoot van de raad van bestuur, wordt de bevoegdheid opgedragen om te bepalen in welke mate de leden van het directiecomité (volgens de Nederlandse tekst : de leden van raad van bestuur) en het personeel "kunnen betrokken worden in de resultaten" van een producent, een van de neteigenaars, een distributeur, een tussenpersoon of een dominerende aandeelhouder (artikel 4 van het ontwerp; ontworpen artikel 10); - de commissarissen-revisoren kunnen slechts benoemd en ontslagen worden op eensluidend advies van de Commissie voor de regulering van de elektriciteit (artikel 5 van het ontwerp; ontworpen artikel 11); - de beheerder van het transmissienet, zijn dominerende aandeelhouders en de Commissie voor de regulering van de elektriciteit moeten een protocol opstellen, met het oog op de materiële uitvoering van de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 (artikel 6 van het ontwerp; ontworpen artikel 12).

Rechtsgrond 1. De ontworpen wijzigende bepalingen worden, zoals de oorspronkelijke bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 1999, genomen ter uitvoering van artikel 9, § 2, van de wet van 29 april 1999.Die wetsbepaling luidt als volgt : "Bij een Ministerraad overlegd besluit, na advies van de (Commissie voor de regulering van de elektriciteit) en overleg met de neteigenaars, bepaalt de Koning de maatregelen die moeten worden genomen om de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van het beheer van het transmissienet te waarborgen en inzonderheid : 1° de regels betreffende de samenstelling en de werking van de bestuursorganen van de netbeheerder die beogen te vermijden dat producenten, distributeurs, tussenpersonen of neteigenaars, alleen of in onderling overleg, een aanzienlijke invloed kunnen uitoefenen op het beheer van het transmissienet;2° andere maatregelen met het oog op bestuursautonomie volgens de beste praktijken van deugdelijk vennootschapsbestuur;3° de vereisten inzake onafhankelijkheid van het personeel van de netbeheerder ten aanzien van de producenten, distributeurs, tussenpersonen en neteigenaars, inzonderheid vanuit financieel oogpunt; 4° - 6° (...)". 2. De bevoegdheid van de Koning blijkt in dit geval een doelgebonden bevoegdheid te zijn.In het algemeen moeten de door hem genomen maatregelen strekken tot het waarborgen van de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van het beheer van het transmissienet. Met betrekking tot bepaalde soorten maatregelen geeft de wetgever voorts zelf aan hoe die doelstelling concreet opgevat kan worden : wanneer het gaat om de samenstelling en de werking van de bestuursorganen, kan het inzonderheid gaan om regels die beogen te vermijden dat bepaalde belanghebbende ondernemingen een "aanzienlijke invloed" zouden uitoefenen (1°); wanneer het gaat om andere maatregelen in verband met het beheer, kunnen die inzonderheid erop gericht zijn de bestuursautonomie te verzekeren, volgens de "beste praktijken van deugelijk vennootschapsbestuur" ("corporate governance") (2°); wanneer het gaat om maatregelen in verband met het personeel van de netbeheerder, kunnen die inzonderheid gericht zijn op het verzekeren van hun onafhankelijkheid onder meer vanuit financieel oogpunt, ten aanzien van belanghebbende ondernemingen (3°).

Opdat de ontworpen bepalingen een rechtsgrond zouden vinden in artikel 9, § 2, van de wet, is dus vereist dat ze genomen worden met het oog op het bereiken van de in dat artikel bedoelde doelstellingen. 3. De maatregelen die de Koning kan nemen met toepassing van artikel 9, § 2, houden verplichtingen in waaraan een rechtspersoon moet voldoen om aangewezen te kunnen worden als netbeheerder.Van kandidaat-netbeheerders wordt met andere woorden verwacht dat zij zich zo organiseren dat zij aan de bepalingen van het desbetreffende koninklijk besluit beantwoorden.

Het spreekt vanzelf dat de Koning geen voorwaarden kan opleggen die onverenigbaar zijn met de dwingende regels waaraan de kandidaat-netbeheerders, op grond van andere wettelijke regelingen, onderworpen zijn. Rekening houdend met het feit dat, volgens artikel 9, § 1, van de wet, elke rechtspersoon die is opgericht onder de vorm van een handelsvennootschap volgens het recht van één van de lidstaten van de Europese Gemeenschap, in aanmerking komt om aangewezen te worden als netbeheerder, mogen de door de Koning vastgestelde voorwaarden niet van die aard zijn dat zij zulke rechtspersonen a priori uitsluiten.

Die beperking van de bevoegdheid van de Koning blijkt ook uit de parlementaire voorbereiding van de wet. Zo is, met name in de memorie van toelichting, hierop uitdrukkelijk gewezen : "Het gaat wel te verstaan om maatregelen die verenigbaar moeten zijn met de gecoördineerde wetten van de handelsvennootschappen, en die de bevoegdheden van de verschillende vennootschapsorganen dient te eerbiedigen" (1).

Strikt genomen, moeten de ontworpen bepalingen dus verenigbaar zijn, niet enkel met de regels die in het Belgisch recht voor de onderscheiden vennootschapsvormen gelden, maar ook met de desbetreffende regels in het recht van de andere lidstaten van de Europese Gemeenschap. Mede gelet op de korte termijn die hem voor het geven van zijn advies is toegemeten, zal de Raad van State zich evenwel beperken tot het toetsen van de ontworpen bepalingen aan de (dwingende) regels die gelden voor de Belgische naamloze vennootschap. (1) Parl.St., Kamer, 1998-99, nr. 1933-1, p. 16.

Onderzoek van de tekst Aanhef Het zesde tot het achtste lid van de aanhef dienen vervangen te worden als volgt : "Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat... (verder zoals in het achtste lid);

Gelet op advies L. 30.561/1/V van de Raad van State, gegeven op 4 augustus 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;".

Artikel 1 1. Het vereiste dat ten minste de helft van de bestuurders onafhankelijke bestuurders moeten zijn (artikel 1, 1°, van het ontwerp;ontworpen artikel 3, § 1), draagt bij tot het verzekeren van de onafhankelijkheid van de netbeheerder. Het beantwoordt derhalve aan de finaliteit bedoeld in artikel 9, § 2, van de wet.

Er wordt bovendien aanvaard dat statutaire bepalingen die de hoedanigheden vaststellen waaraan de bestuurders, of sommigen onder hen, moeten voldoen, geen afbreuk doen aan het benoemingsrecht van de algemene vergadering, voorzover de algemene vergadering een effectieve keuzemogelijkheid behoudt (1). Te dezen is aan die laatste voorwaarde voldaan, nu artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 voorziet in een voordracht van twee kandidaten voor elk te begeven mandaat. 2. Het vereiste dat de onafhankelijke bestuurders slechts benoemd kunnen worden na eensluidend advies van de Commissie voor de regulering van de elektriciteit (artikel 1, 2°, van het ontwerp; ontworpen artikel 3, § 2), verleent aan deze laatste een onbeperkt vetorecht. Aldus zou de Commissie een kandidaat kunnen weigeren, bijvoorbeeld omdat ze hem onbekwaam acht om de functie uit te oefenen.

Een zo verregaande inmenging van de Commissie kan niet verantwoord worden op grond van de finaliteit van het waarborgen van de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de raad van bestuur.

Opdat de ontworpen bepaling binnen de grenzen zou blijven van hetgeen is toegestaan bij artikel 9, § 2, van de wet, zou bepaald moeten worden dat de Commissie slechts mag weigeren een gunstig advies te verlenen, op grond van de redenen die te maken hebben met de onafhankelijkheid of de onpartijdigheid van de kandidaat. (1) Zie, voor een recente bevestiging van dit beginsel, Kh.Brussel, 21 december 1998, T.B.H., 2000, 401.

Artikel 2 1. Het vereiste dat het corporale governance-comité uitsluitend samengesteld mag zijn uit onafhankelijke bestuurders (artikel 2 van het ontwerp;ontworpen artikel 5, inleidende zin), draagt bij tot het waarborgen van de onafhankelijkheid van de bestuursorganen, en is dus verenigbaar met artikel 9, § 2, van de wet (1). (1) Aan de Raad van State is enkel de wijziging van artikel 5, inleidende zin, ter beoordeling voorgelegd.De Raad kan zich dus niet uitspreken over de vraag of de bestaande bepalingen van artikel 5, 1° tot 4°, niet dwingen tot het toekennen van beslissingsbevoegdheden aan het corporate governance-comité, welke afbreuk doen aan de algemene beslissingsbevoegdheid van de raad van bestuur. 2. Men vervange de woorden "artikel 5, eerste lid" door "artikel 5, inleidende zin". Artikel 3 1. Het voorzien in het vereiste dat de raad van bestuur bepaalde bevoegdheden moet kunnen delegeren aan het directiecomité (ontworpen artikel 9, § 1), kan geacht worden in overeenstemming te zijn met de wetgeving op de vennootschappen.2. Volgens het ontworpen artikel 9, § 2, eerste lid, is het beheer van het transmissienet toevertrouwd aan een directiecomité. Het zou meer in overeenstemming zijn met de vennootschapswetgeving, indien die bepaling geredigeerd zou worden als volgt : « De delegatie van de raad van bestuur aan het directiecomité omvat het beheer (1) van het transmissienet. ». 3. In het ontworpen artikel 9, § 2, tweede lid - waarvan de bepalingen wellicht beter een afzonderlijke paragraaf 3 zouden kunnen vormen, bestaande uit twee of drie leden - worden voorwaarden gesteld in verband met de benoeming en het ontslag van de leden van het directiecomité. 3.1. Wat de benoeming van de leden betreft, doen de vereisten van de voorafgaande "goedkeuring" (lees : "instemming") van het corporate governance-comité en van het eensluidend advies van de Commissie voor de regulering van de elektriciteit geen afbreuk aan de beslissingsbevoegdheid van de raad van bestuur. De raad van bestuur blijft bevoegd om kandidaten te selecteren, en hij alleen kan kandidaten ook effectief benoemen.

Wel moet ook hier opgemerkt worden dat het onbeperkt vetorecht van de Commissie verder gaat dan hetgeen bij artikel 9, § 2, van de wet is toegestaan. De opmerking die in dit verband gemaakt werd bij artikel 1 van het ontwerp (opmerking 2), is ook hier van toepassing. 3.2. Wat het ontslag van de leden betreft, liggen de zaken enigszins anders. Zoals de ontworpen bepaling is geredigeerd, zouden het corporate governance-comité en de Commissie voor de regulering van de elektriciteit zich kunnen verzetten tegen het ontslag van een lid van het directiecomité, ook als de raad van bestuur - die verantwoordelijk is voor het algemeen beleid - van oordeel zou zijn dat de betrokkene niet bekwaam is om zijn functie verder uit te oefenen. Het opdringen van een lid van het directiecomité aan de raad van bestuur beperkt de beoordelingsvrijheid van de raad van bestuur in zo sterke mate, dat de desbetreffende bepaling niet verenigbaar geacht kan worden met de vennootschapswetgeving.

Opdat de ontworpen bepaling op dit punt met die wetgeving verenigbaar zou zijn, zou ze zo geformuleerd moeten worden dat het corporate governance-comité aan de raad van bestuur kan vragen, en de Commissie voor de regulering van de elektriciteit kan opleggen dat een lid van het directiecomité ontslagen wordt. Die bepaling zou dan impliceren dat het corporate governance-comité en de Commissie zich niet kunnen verzetten tegen het gedwongen ontslag van een lid van het directiecomité.

Wat de Commissie voor de regulering van de elektriciteit betreft, geldt bovendien andermaal de opmerking die in verband met artikel 1, 2, van het ontwerp gemaakt werd (opmerking 2 bij artikel 1). (1) In de vigerende tekst van artikel 9 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 is sprake van het "operationeel beheer" van het transmissienet.Het is niet duidelijk waarom in het ontwerp geopteerd wordt voor de meer algemene term "beheer".

Artikel 4 1. De inleidende zin redigere men als volgt : "Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt :".2. De Nederlandse en de Franse tekst van de ontworpen bepaling stemmen niet overeen : volgens de Nederlandse tekst is de bepaling van toepassing op onder meer de leden van de "Raad van Bestuur", volgens de Franse tekst op de leden van de "Conseil (sic) de Direction". Gelet op de context, in het bijzonder de vigerende tekst van artikel 10 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999, is allicht bedoeld dat de ontworpen bepalingen gelden voor de leden van het "directiecomité". 3. In de ontworpen bepaling is sprake van de voorwaarden waarin bepaalde personen "kunnen betrokken worden in de resulaten van fysieke en rechtspersonen". Allicht is het de bedoeling dat voorzien moet worden in bepaalde maatregelen tot het waarborgen van de onafhankelijkheid van het personeel, vanuit financieel oogpunt. In dat geval vindt de ontworpen bepaling rechtsgrond in artikel 9, § 2, 3°, van de wet.

De draagwijdte van de ontworpen bepaling is echter volstrekt onduidelijk. Er dient nader uiteengezet te worden welke "betrokkenheid" de stellers van het ontwerp voor ogen staat.

Artikel 5 Het eensluidend advies van de Commissie voor de regulering van de elektriciteit, in verband met de benoeming en het ontslag van de commissarissen-revisoren, kan bijdragen tot het verzekeren van de onafhankelijkheid van het beheer van het transmissienet. Dat vereiste is derhalve verenigbaar met artikel 9, § 2, van de wet.

Op dit punt bestaat er bovendien geen aanleiding om de beoordelingsbevoegdheid van de Commissie te beperken tot aspecten die te maken hebben met de onafhankelijkheid of de onpartijdigheid van de commissaris-revisor. Op grond van de algemene controlebevoegdheid van de Commissie (artikel 23, § 2, tweede lid, 8°, van de wet), kan immers verantwoord worden dat zij zich onder meer ook over de bekwaamheid van de commissarissen-revisoren moet kunnen uitspreken.

Artikel 6 1. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 12, eerste lid, vervange men de woorden "artikel 2 en 11" door "artikelen 2 tot 11". In de Franse tekst schrappe men de afkorting "GRT" en schrijve men "gestionnaire du réseau de transport" voluit. 2. In het ontworpen artikel 12, tweede lid, vervange men de woorden "deze bepalingen" door "de in het eerste lid bedoelde bepalingen". Artikel 7 Men schrijve : "Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt".

De vakantiekamer was samengesteld uit : De heren : P. Lemmens, staatsraad, voorzitter, J. Baer en J. Lust, staatsraden, E. Wymeersch en H. Cousy, assessoren van de afdeling wetgeving, Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lemmens.

Het verslag werd uitgebracht door de heer G. Van Haegendoren, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer J. Drijkoningen, referendaris.

De griffier, A. Beckers.

De voorzitter, P. Lemmens.

6 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende het beheer van het nationaal transmissienet voor elektriciteit ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 9, § 2;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende het beheer van het nationaal transmissienet voor elektriciteit;

Gelet op het advies van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas, geven op 11 juli 2000;

Gelet op het overleg met de eigenaars van het transmissienet op 13 juni 2000;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juli 2000;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd de omstandigheid dat dit besluit een voorafgaande basisvoorwaarde vertegenwoordigt voor de aanstelling van een netbeheer van het nationaal transmissienet voor elektriciteit zoals voorzien door voornoemde wet van 29 april 1999 die de omzetting in Belgisch recht beoogt van de Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996; dat op dit vlak dient vastgesteld te worden dat het, zonder netbeheerder, onmogelijk is de transmissietarieven vast te stellen overeenkomstig artikel 12, § 1, van voornoemde wet van 29 april 1999; dat het onmogelijk is het technisch reglement, voorzien in artikel 11 van voornoemde wet van 29 april 1999 op te stellen; dat het onmogelijk is om een ontwikkelingsplan van het transmissienet, overeenkomstig artikel 13, § 1, van voornoemde wet van 29 april 1999, op te stellen; dat het belangrijk is om de effectieve onafhankelijkheid van de netbeheerder van het nationaal transmissienet te garanderen, overeenkomstig artikel 9, § 2, van de voornoemde wet van 29 april 1999; dat het van belang is om de schade aan de competitiviteit van de Belgische ondernemingen te vermijden door zo snel mogelijk een netbeheerder aan te duiden;

Gelet op advies L. 30.561/1/V van de Raad van State, gegeven op 4 augustus 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer en van Onze Staatssecretaris voor Energie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende het beheer van het nationaal transmissienet voor elektriciteit wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 1 worden de woorden "een derde" vervangen door "de helft";2° de § 2, eerste zin, wordt aangevuld door de woorden "en na eensluidend advies van de Commissie.De Commissie mag slechts een gunstig advies weigeren voor redenen van onafhankelijkheid of onpartijdigheid van de kandidaat".

Art. 2.In artikel 5, inleidende zin van hetzelfde besluit worden de woorden "in meerderheid" vervangen door het woord "uitsluitend".

Art. 3.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 9.§ 1. De raad van bestuur van de netbeheerder bepaalt het algemeen beleid van de onderneming en oefent de bevoegdheden uit die zijn verleend aan de raad van bestuur door de gecoördineerde wetten inzake handelsondernemingen, met uitzondering van de bevoegdheden die zijn gedelegeerd aan het directiecomité waarover hij een algemeen toezicht uitoefent. § 2. De delegatie van de raad van bestuur aan het directiecomité omvat het beheer van het transmissienet. § 3. Benoeming en ontslag van de voorzitter van het directiecomité zijn onderhevig aan de voorafgaande goedkeuring van het corporate governance-comité en aan een éénsluidend advies van de Commissie. De andere leden van het directiecomité worden benoemd en ontslagen door de raad van bestuur mits éénsluidend advies van de Commissie.

De Commissie kan een gunstig advies slechts weigeren voor redenen in verband met paragraaf 4 van dit artikel.

De Voorzitter en de vice-voorzitter van het directiecomité mogen de vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen met raadgevende stem. § 4. De leden van het directiecomité worden gekozen omwille van hun bekwaamheid, hun ervaring en hun onafhankelijkheid die ze in staat stelt het transmissienet te beheren in zijn technische, financiële, menselijke en strategische aspecten.

Art. 4.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « Het Vergoedingscomité stelt bovendien de voorwaarden vast van de leden van het directiecomité en het personeel die, hoe dan ook, kunnen betrokken worden in de financiële resultaten van fysieke- en rechtspersonen zoals hierboven vermeld of in de door deze verkochte producten of diensten. De beperkingen opgesteld door het Vergoedingscomité blijven van toepassing gedurende 24 maanden nadat ze hun functies binnen het netbeheer hebben verlaten. »

Art. 5.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervolledigd door het volgend lid : « De commissarissen-revisoren van de netbeheerder worden benoemd en ontslagen door de algemene vergadering van de aandeelhouders mits eensluidend advies van de commissie. »

Art. 6.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 12.De statuten van de kandidaten tot het netbeheer moeten de bepalingen van de artikelen 2 tot 11 omzetten voor de aanwijzing van de beheerder van het transmissienet. De clausules die ten dien einde worden bepaald, behoeven de voorafgaande goedkeuring van de Commissie. »

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 8.Onze Vice-Eerste Minister en Minister voor Mobiliteit en Transport en Onze Staatssecretaris voor Energie, zijn, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 oktober 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-eerste Minister en Minister voor Mobiliteit en Transport, Mevr. I. DURANT De Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, O. DELEUZE

^