Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 mei 1999
gepubliceerd op 15 juni 1999

Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels toepasselijk op de voorzitter en de leden van het directiecomité van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas inzake onverenigbaarheden en belangenconflicten

bron
ministerie van economische zaken
numac
1999011187
pub.
15/06/1999
prom.
03/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/03/1999011187/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels toepasselijk op de voorzitter en de leden van het directiecomité van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas inzake onverenigbaarheden en belangenconflicten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 24, § 2, laatste lid;

Gelet op de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, inzonderheid op artikel 15/15, § 5, ingevoegd door de wet van 29 april 1999;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 april 1999;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 30 april 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid voortvloeit uit de omstandigheid dat voornoemde wet van 29 april 1999 de omzetting in Belgisch recht beoogt van de bepalingen van Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit; dat de normale termijn voor de omzetting van deze richtlijn op 19 februari 1999 is verstreken; dat, niettegenstaande de bijkomende termijn van één jaar die haar door de richtlijn wordt toegekend, de Belgische Regering bij de indiening van het wetsontwerp heeft aangekondigd dat zij alles in het werk wilde stellen om de richtlijn binnen de normale termijn om te zetten; dat de Regering meent dat elke vertraging in de omzetting de concurrentiepositie van de Belgische industrie kan schaden, rekening houdend met de belangrijke tendens tot versnelling van het omzettingsproces van de richtlijn in de andere Lidstaten van de Europese Unie; dat de oprichting van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas een onmisbare schakel is voor de inwerkingstelling van de bepalingen van voornoemde wet van 29 april 1999; dat genoemde Commissie onmiddellijk in haar definitieve samenstelling dient te worden opgericht, in acht genomen de omvang van het voorbereidend werk dat door haar moet worden verricht met het oog op de uitvoering van de hervormingen van de gasmarkt bepaald door voornoemde wet van 29 april 1999; dat dit besluit een voorafgaande voorwaarde is voor de benoeming van de leden van het directiecomité van genoemde Commissie; dat dit besluit bijgevolg zo spoedig mogelijk moet worden genomen;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Landsverdediging, belast met Energie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De leden van de Wetgevende Kamers, het Europees Parlement en de Gemeenschaps- en Gewestraden, de ministers, de Staatssecretarissen, de leden van een Gemeenschaps- of Gewestregering, de leden van het kabinet van een lid van de federale Regering of van een Gemeenschaps- of Gewestregering en de leden van de bestendige deputaties van de provincieraden mogen de functie van voorzitter of lid van het directiecomité van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas, hierna genoemd de « Commissie », niet uitoefenen.

Art. 2.De voorzitter en de andere leden van het directiecomité van de Commissie, hierna genoemd de « titularissen », mogen geen enkele functie of activiteit uitoefenen, al dan niet bezoldigd, ten dienste van de netbeheerder, van een van de neteigenaars, van een producent, van een distributeur of van een tussenpersoon, zoals bepaald in artikel 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, hierna genoemd « elektriciteitsondernemingen », of van een gasonderneming, zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen.

Het verbod bepaald in het eerste lid blijft van kracht gedurende één jaar na afloop van het mandaat van de titularis.

De basisprincipes bedoeld in artikel 24, § 2, laatste lid, van dezelfde wet kunnen voorzien in de betaling, bij afloop van het mandaat van de titularis, van een vergoeding ter compensatie van het verbod bedoeld in lid 2. Deze vergoeding mag niet hoger zijn dan de helft van de brutobezoldiging van de titularis voor de twaalf maanden voorafgaand aan de afloop van zijn mandaat.

Art. 3.De titularissen mogen geen aandelen, of andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren, uitgegeven door elektriciteitsondernemingen (andere dan zelfopwekkers) of gasondernemingen, bezitten, noch financiële instrumenten die toelaten om dergelijke aandelen of waardepapieren te verwerven of over te dragen, of die aanleiding geven tot een betaling in contanten welke hoofdzakelijk afhankelijk is van de evolutie van de waarde van dergelijke aandelen of waardepapieren.

Art. 4.Indien een titularis, rechtstreeks of onrechtstreeks, een tegengesteld belang heeft bij een beslissing, advies of andere akte van de Commissie, mag hij de betreffende beraadslagingen van het directiecomité niet bijwonen, noch deelnemen aan de stemming. Hij moet de overige leden van het directiecomité van de Commissie hiervan vooraf inlichten, dat daarvan melding moet maken in de notulen van de vergadering.

Art. 5.De mandaten van de titularissen verstrijken wanneer zij de volle leeftijd van vijfenzestig jaar hebben bereikt. Onze minister bevoegd voor Energie kan een titularis evenwel toestaan om zijn lopend mandaat af te maken.

Art. 6.Worden gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot zes maanden en met geldboete van vijftig frank tot tienduizend frank of met één van deze straffen alleen, de personen die inbreuk plegen op de artikelen 2, 3 of 4.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 8.Onze Minister bevoegd voor Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 mei 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Landsverdediging, belast met Energie, J.-P. PONCELET

^