Etaamb.openjustice.be
Decreet van 28 november 2002
gepubliceerd op 05 december 2002

Decreet houdende goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord van 7 december 2001 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de ontwikkeling van buurtdiensten en -banen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2002028159
pub.
05/12/2002
prom.
28/11/2002
ELI
eli/decreet/2002/11/28/2002028159/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 NOVEMBER 2002. - Decreet houdende goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord van 7 december 2001 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de ontwikkeling van buurtdiensten en -banen (1)


De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Dit decreet regelt een materie bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Het Samenwerkingsakkoord van 7 december 2001 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de ontwikkeling van buurtdiensten en -banen wordt goedgekeurd.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 28 november 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, T. DETIENNE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Mevr. M. ARENA _______ Nota (1) Zitting 2002-2003 Stukken van de Raad 391 (2001-2002) Nrs.1 en 2 Volledig verslag , openbare vergadering van 20 november 2002 Bespreking - Stemming.

Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de ontwikkeling van buurtdiensten en -banen Gelet op de artikelen 1, 39 en 134 van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op de artikelen 6 en 92bis, §1, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, inzonderheid op artikel 42;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990, inzonderheid op artikel 55bis ;

Gelet op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van de buurtdiensten en -banen;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Duitse Gemeenschap een Samenwerkingsakkoord wordt gesloten over de buurtdiensten en -banen om zo doeltreffend mogelijk banen te scheppen die verbonden zijn aan deze werken en diensten; inzonderheid ten voordele van de werkzoekenden die ingeschreven zijn in de Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen.

Overwegende dat de contracterende partijen het aan de oppervlakte brengen van bezoldigde banen willen ondersteunen en banen willen sheppen in het bijzonder voor de werklozen die op dit ogenblik ingeschreven zijn bij de Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen;

Onverwegende dat de Plaatselijke Werkgelegenheidsagentchappen inderdaad, in tegenstelling tot de banen die gecreeerd worden via de dienstencheques, geen arbeidsovereenkomsten volgens de wet van 3 juli 1978 bieden en de betrokken dienstverleners gelijkgestellen met werklozen voor al wat geen betrekking heeft op hun PWA-prestaties;

Overwegende dat via dit stelsel de gebruikers zullen kunnen genieten van een aanbod van diensten die op een professionele manier worden geleverd door bezoldigde werknemers;

De Federale Staat, vertegenwoordigd door de Vice-Eerste Minister en Minister van Werkgelegenheid;

Het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de Minister-President en van de Vlaamse Minister van Werkgelegenheid en Toerisme;

Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de Minister-President en van de Waalse Minister van Werkgelegenheid en Vorming;

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de Minister-President en van de Minister van Werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting;

De Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van de Minister President en Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, Kwamen het volgende overeen :

Artikel 1.De contracterende partijen verbinden zich ertoe, elk binnen hun bevoegdheid, de nodige maatregelen te nemen voor de goede werking van een stelsel dat de ontwikkeling van buurtdiensten en -banen mogelijk maakt door middel van dienstencheques.

Art. 2.De Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap erkennen de ondernemingen die buurtwerken of -diensten mogen uitoefenen die vergoed zullen worden door middel van een dienstencheque.

Deze erkenning gaat uit van de bevoegdheden van de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap op het vlak van werkgelegenheid en economisch en financieel beleid.

De erkenning gebeurt na advies van een erkenningscommissie waarvan de samenstelling zal bepaald worden in overleg met de sociale partners.

Wat de diensten van bijstand aan personen betreft, moet er voorafgaand aan de erkenning door het Gewest een erkenning verleend worden door de bevoegde overheid voor wat betreft het aspect van de kwaliteit en de veiligheid van de geleverde diensten, in overeenstemming met het tweede lid van artikel 2, 6°, van de wet.

De erkenningen gebeuren door de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap rekening houdend met de criteria die werden vastgelegd in de wet tot bevordering van buurtdiensten en -banen, inzonderheid het feit dat het moet gaan om minstens halftijdse banen en om nieuwe economische activiteiten.

Art. 3.Om erkend te worden, mogen de ondernemingen, op het ogenblik van hun aanvraag, geen achterstallige belastingen verschuldigd zijn noch achterstallige bijdragen te innen door de Rijkdienst voor Sociale Zekerheid of door of voor rekening van fondsen voor bestaanszekerheid; de bedragen waarvoor een aflossingsplan werd opgesteld dat wordt geëerbiedigd, worden niet als achterstallen beschouwd.

Daarnaast moeten de handelsvennootschappen voldoen aan de volgende bijkomende voorwaarden : 1° niet in staat van faillissement verkeren;2° onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de vennootschap te verbinden, geen personen hebben aan wie het uitoefenen van dergelijke functies verboden is krachtens het koninklijk besluit nr.22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen; 3° onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de vennootschap te verbinden, geen personen hebben die, tijdens de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning, aansprakelijk gesteld zijn voor de verbintenissen of schulden van een gefailleerde vennootschap met toepassing van de artikelen 35, 6°, 63ter , 123, tweede lid, 7° of 133bis , van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen.

Art. 4.Het uitgiftebedrijf wordt gekozen door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening na offerteaanvraag. De Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap verbinden zich ertoe deze keuze te eerbiedigen en de praktische modaliteiten van de met deze onderneming gesloten overeenkomst te goeder trouw uit te voeren.

Art. 5.De Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap verbinden zich ertoe aan het uitgiftebedrijf een financiële tegemoetkoming per gepresteerd uur ten voordele van de gebruikers die gevestigd zijn op hun respectieve grondgebieden over te maken op grond van de dienstencheques die door deze onderneming gevalideerd werden en aan de door hen erkende ondernemingen bezorgd werden.

Op grond hiervan verbindt de Federale Staat zich ertoe een gelijkwaardig bedrag over te maken aan het uitgiftebedrijf.

De Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap verbinden zich ertoe de limieten te respecteren van de begrotingen die zijn vastgesteld in artikel 6 van dit Samenwerkingsakkoord, voor de begrotingen 2001 en 2002.

Art. 6.Om de betaling van de in artikel 5 bedoelde financiële tegemoetkoming te garanderen : - verbindt het Vlaamse Gewest zich ertoe 560 miljoen BEF per jaar te bestemmen; - verbindt het Waalse Gewest zich ertoe 330 miljoen BEF per jaar te bestemmen; - verbindt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zich ertoe 100 miljoen BEF per jaar te bestemmen; - verbindt de Duitstalige Gemeenschap zich ertoe 10 miljoen BEF per jaar te bestemmen, in functie van de dienstencheques die door de gebruikers die gevestigd zijn op hun grondgebied bezorgd werden.

De Federale Staat verbindt zich ertoe 1 miljard BEF per jaar over te maken volgens dezelfde verdeelsleutel in functie van de gebruikte dienstencheques.

De bedragen bedoeld in de vorige alinea's zijn niet aftrekbaar van de budgetten die huidig besteed worden aan de werkgelegenheidsbeleiden.

Art. 7.De Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap bepalen bij samenwerkingsakkoord de voorwaarden en de procedure voor de erkenning van de ondernemingen.

Art. 8.De Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap verbinden zich ertoe aan elkaar de redenen mee te delen van de intrekking van de erkenning van ondernemingen De Federale Staat (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening) verbindt zich ertoe de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap op de hoogte te brengen van de misbruiken die hij zou vaststellen in het kader van de controlebevoegdheden waarover hij beschikt.

Het bevoegde Gewest of de bevoegde Gemeenschap verbindt zich ertoe in dat geval maatregelen te nemen met het oog op het onderzoek van een eventuele intrekking van de erkenning van de betrokken onderneming In het geval van terugvorderingen van ten onrechte toegekende tegemoetkomingen, verbindt de partij bij dit samenwerkingsakkoord die het initiatief neemt voor de terugvorderingsprocedure zich ertoe om, voor zover mogelijk, de terugvordering te organiseren van de gehele tegemoetkoming en om de helft ervan door te storten aan de andere partij.

Art. 9.De Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap kunnen in het kader van dit Samenwerkingsakkoord kiezen voor welke activiteiten, die zij selecteren binnen de in artikel 2, 3°, van de wet bepaalde buurtwerken of -diensten, zij een tegemoetkoming verlenen; zij kunnen de doelgroep van de maatregel bepalen alsmede de typen van ondernemingen die kunnen erkend worden.

Art. 10.Dit samenwerkingsakkoord mag geen aanleiding geven tot vermindering van de recurrente financiële steun en/of recurrente toelagen die op dit ogenblik worden toegekend voor de in dit akkoord beoogde activiteiten.

Art. 11.De financiële tegemoetkoming van elke partij bij dit Samenwerkingsakkoord mag worden voorgesteld als openbare co-financiering in het kader van de Europese Fondsen.

Art. 12.De koninklijke besluiten ter uitvoering van de wet tot bevordering van buurtdiensten en -banen zullen het voorwerp uitmaken van een voorafgaandelijk bespreking tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 13.De ondertekenende partijen zullen een gemeenschappelijk monitoringsysteem opzetten teneinde te kunnen vaststellen of het totaal aantal toegekende uren het voor het begrotingsjaar vastgestelde bedrag niet overschrijdt.

Art. 14.Een kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie van het bepaalde van dit akkoord zal uitgevoerd worden met de bedoeling om de aandacht te vestigen op de gevolgen, in het bijzonder met betrekking tot de arbeidsplaatsen en het budgetaire, met inbegrip van de bruto- en de nettokosten voor elk van de partijen. De evaluatie zal in het bijzonder oog hebben voor de financiële gevolgen voor de openbare financiën van de Federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap en met name voor de BTW-ontvangsten, de ontvangsten van de personenbelasting, de ontvangsten van de vennootschapsbelasting, de ontvangsten en de uitgaven inzake R.S.Z. en werkloosheidsuitkeringen.

De ontvangsten en uitgaven die voor elk van de partijen voortvloeien uit de werking van dit stelsel, zullen in rekening gebracht worden in de aan te wenden begroting in de daaropvolgende jaren.

Op basis van deze evaluatie, zal dit samenwerkingsakkoord opnieuw onderzocht worden één jaar na zijn inwerkingtreding om indien nodig bepaalde aspecten te herbekijken, in het bijzonder de bijdragen van elk van de partijen.

De ondertekenende partijen zullen het Planbureau vragen om deze evaluatie uit te voeren.

Art. 15.Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking op het ogenblik waarop de Gewestelijke Parlementen en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap het bekrachtigd hebben.

Gedaan te .........., op ................., in ..... originele exemplaren (Nederlands, Frans en Duits).

Voor de Federale Staat : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA De Minister van Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS Voor het Waalse Gewest : De Minister-President : J.-Cl. VANCAUWENBERGHE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Mevr. M. ARENA Voor de Vlaamse Gewest : De Minister-President, P. DEWAEL De Minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT Voor de Duitstallige Gemeenschap : De Minister-President van de Duitstalige Gemeenschapsregering en Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ

^