gepubliceerd op 10 december 2020
Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 58 betreffende verschillende bepalingen die in het kader van "de plan rebond" COVID-19 zijn genomen inzake werkgelegenheid en socioprofessionele inschakeling, sociale economie inbegrepen
1 DECEMBER 2020. - Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 58 betreffende verschillende bepalingen die in het kader van "de plan rebond" COVID-19 zijn genomen inzake werkgelegenheid en socioprofessionele inschakeling, sociale economie inbegrepen
De Waalse Regering, Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
Gelet op de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;
Gelet op het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs;
Gelet op het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling;
Gelet op het decreet van 27 mei 2004 betreffende de adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie;
Gelet op het besluit van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel), afgekort "I.D.E.S.S."; ;
Gelet op het decreet van 15 juli 2008 betreffende de begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling;
Gelet op het decreet van 27 oktober 2011 betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van beroepsovergang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit;
Gelet op het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven;
Gelet op het decreet van 2 februari 2017 betreffende de steun voor tewerkstelling ten behoeve van de doelgroepen;
Gelet op het decreet van 14 februari 2019 betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 juli 1987 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de Dienstcheques;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs, en andere wettelijke bepalingen;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 januari 2006 tot uitvoering van het decreet van 27 mei 2004 betreffende de adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 21 juni 2007 tot uitvoering van het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel;
Gelet op het besluit van 27 mei 2009 tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 3 mei 2012 tot uitvoering van het decreet van 27 oktober 2011 betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van beroepsovergang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit;
Gelet op het besluit van 24 mei 2017 tot uitvoering van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 28 maart 2019 ter uitvoering van het decreet van 14 februari 2019 betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 november 2020;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 13 november 2020;
Gelet op het rapport van 13 november 2020, opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;
Gelet op het verzoek om adviesverlening binnen een termijn van vijf dagen, gericht aan de Raad van State op 16 november 2020, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het gebrek aan adviesverlening binnen die termijn ;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op de ontwikkeling van de gezondheidscrisis COVID-19 en de maatregelen die door de verschillende bestuursniveaus zijn genomen en met name die welke aan het einde van het overlegcomité van 30 oktober 2020 zijn aangenomen om de verspreiding ervan te beperken;
Gelet op de diepgaande impact van deze crisis en op de maatregelen die nodig zijn om de COVID-19-epidemie te bestrijden, in het bijzonder op het Waalse beleid inzake werkgelegenheid, socioprofessionele inschakeling en sociale economie;
Overwegende dat de crisis de sectoren en openbare regelingen inzake werkgelegenheid, socioprofessionele inschakeling en sociale economie in het gedrang kan brengen, evenals de doelstellingen die met deze regelingen worden nagestreefd;
Overwegende dat de voorziene maatregelen onontbeerlijk zijn om de werkgelegenheid in deze sectoren en de handhaving van de sociale prestaties voortvloeiend uit deze regelingen te garanderen;
Overwegende dat het, om het beginsel van de continuïteit van de openbare diensten te waarborgen, noodzakelijk is de organisatie van de openbare diensten belast met de regelingen betreffende de beleidsmaatregelen inzake werkgelegenheid, socioprofessionele inschakeling en sociale economie aan te passen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de rechten van de begunstigden worden geëerbiedigd;
Overwegende dat het passend is de toegekende subsidies vrij te stellen en de eerbiediging van de rechten van de begunstigden te waarborgen in het kader van de regelingen betreffende het beleid inzake werkgelegenheid, socioprofessionele inschakeling en sociale economie, teneinde de onvermijdelijke gevolgen van de COVID-19-epidemie te vernietigen, met uitsluiting van elk buitenkanseffect dat daaruit kan voortvloeien;
Overwegende dat ondernemingen in de sociale economie te maken hebben gehad met een aanzienlijke vermindering van hun activiteiten die rechtstreeks van invloed is op hun inkomsten;
Dat deze daling van de activiteit directe gevolgen heeft voor de subsidies aan de ondernemingen in de sector, die essentieel zijn voor hun economische en financiële levensvatbaarheid, en dat tegelijkertijd de lasten en kosten voor de verschillende ondernemingen van de sociale economie voor het grootste deel niet kunnen worden gedrukt;
Dat het daarom van essentieel belang is dat er corrigerende maatregelen worden genomen om de gevolgen van de crisis te verzachten en de integratie van kwetsbare werknemers (TD) of uiterst kwetsbare werknemers (TGD) in inschakelingsbedrijven en "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel), afgekort : "I.D.E.S.S. " te ondersteunen;
Gelet bovendien op de moeilijkheden die de begunstigden van de diensten van de "I.D.E.S.S." ondervinden bij hun verplaatsingen en de risico's waaraan zij zich blootstellen, gezien hun leeftijd of hun handicap of hun sociaal-economische kwetsbaarheid, als gevolg van de COVID-19-gezondheidscrisis, om te gaan winkelen voor voedsel of om medicijnen of andere basisbenodigdheden of hun wasserijdiensten te halen;
Dat het derhalve passend is om op tijdelijke basis het tijdelijke vervoer van levensmiddelen en basisbenodigdheden toe te staan, alsmede het vervoer van het linnengoed van de begunstigden van I.D.E.S.S.-diensten. ;
Gelet op het effect van de gezondheidscrisis op de omvang van de activiteiten van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen en tegelijkertijd de behoeften van de sector personenzorg op het gebied van het werk en de organisatie van de sector;
Dat het verlenen van PWA diensten ten behoeve van de structuren voor persoonlijke bijstand het mogelijk maakt PWA's te ondersteunen en tegelijkertijd tegemoet te komen aan de dienstverleningsbehoeften van de structuren;
Overwegende dat de toegankelijkheid van de structuren die personen bijstaan bij de PWA-regeling moet worden ondersteund om het verwachte effect van de maatregel te bevorderen ;
Gelet op het ontstaan van nieuwe lasten om de veiligheid van de PWA-werknemers te garanderen en de gevolgen van de gezondheidscrisis voor de organisatie van de opleiding van de bij de PWA geregistreerde werklozen;
Gelet op de impact van de gezondheidscrisis op de omvang van de activiteiten van dienstenchequebedrijven en de directe gevolgen daarvan voor de situatie van de dienstencheque-werknemers;
Overwegende dat het, om ervoor te zorgen dat de werknemers van dienstencheques onder hun normale werkomstandigheden blijven werken, noodzakelijk is het inkomensverlies als gevolg van het niet innen van de gebruikersbijdrage door de onderneming te compenseren;
Overwegende dat deze maatregel waarschijnlijk ook de organisatie van de dienstverlening van dienstencheques zal stimuleren, die worden gehandhaafd;
Overwegende dat de verplichtingen van de MIRE (gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling) op het gebied van het begeleid publiek en de inschakeling in het arbeidsproces niet kunnen worden nagekomen vanwege de gevolgen en de maatregelen die zijn genomen om de COVID-gezondheidscrisis te bestrijden19 ;
Overwegende dat het passend is de verlenging van de duur van de begeleiding toe te staan voor begunstigden van MIRE-diensten waarvan de begeleiding door de gezondheidscrisis is verstoord;
Gelet op het belang van de begeleiding van werkzoekenden die een opleiding hebben gekregen voor een beroep waarvoor het aanbod van banen is toegenomen als gevolg van de COVID-19-gezondheidscrisis;
Overwegende dat de gezondheidscrisis gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van de begeleiding van projectleiders die ondersteund worden door een begeleidende structuur voor zelftewerkstelling;
Gelet op de gevolgen van de gezondheidscrisis voor mensen die als hoofdactiviteit zelfstandig zijn gaan werken en die in dit verband profiteren van de Airbag-steun ;
Dat de wijze van toekenning en uitbetaling van de Airbag-steun moet worden aangepast om rekening te houden met de gevolgen van de gezondheidscrisis voor de ontwikkeling van hun bedrijf;
Dat er ook rekening moet worden gehouden met het feit dat veel begunstigden gedwongen zijn hun activiteiten tijdelijk op te schorten;
Gelet op de gevolgen van de crisis voor de werkgevers die profiteren van APE- of SESAM-subsidies;
Dat als gevolg van de crisis bepaalde wettelijke verplichtingen tijdelijk niet kunnen worden nagekomen;
Dat de nodige maatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat de werkgever dubbel wordt gestraft voor het niet nakomen van de verplichtingen die in de regelgeving zijn vastgelegd als gevolg van de gezondheidscrisis ;
Gelet op de toenemende impact van de COVID-19-crisis op de werkgelegenheid van de meest kwetsbare groepen;
Gelet met name op de gevolgen van de crisis voor mensen die al meer dan 24 maanden als werkzoekende geregistreerd staan en de noodzaak om hun inschakeling op de arbeidsmarkt te ondersteunen om te voorkomen dat ze in de spiraal van niet-werkenden terechtkomen, met het daaruit voortvloeiende verhoogde risico op armoede;
Gelet bovendien op de steeds grotere behoefte aan laag- en middelhooggeschoolde arbeidskrachten in essentiële sectoren, zoals gedefinieerd door het Overlegcomité, met name in de sectoren gezondheidszorg, persoonlijke dienstverlening, sociale actie en handicap, in lokale levensmiddelenwinkels en in "korte circuits" in de levensmiddelensector;
Dat de uitvoering van een werkgelegenheidssteunregeling voor deze sectoren, voor de aanwerving van niet-werkende werkzoekenden die meer dan 24 maanden werkloos zijn, een antwoord biedt op dit tweeledige probleem;
Overwegende dat de gezondheidscrisis rechtstreeks van invloed is op de uitvoering van studies en opleidingen en dat hiermee rekening moet worden gehouden in de context van betaald educatief verlof voor werknemers en vrijstellingen die aan werkzoekenden worden verleend om hun beschikbaarheid op de arbeidsmarkt aan te tonen ;
Gelet op de dringende noodzaak om deze maatregelen uit te voeren om het beoogde doel te bereiken en gelet op het feit dat elke vertraging bij de vaststelling ervan het effect ervan waarschijnlijk zal verminderen;
Op de voordracht van de Minister van Werk, belast met Sociale Economie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit en voor elke van de bepalingen die met betrekking tot de subsidiëring zijn vastgesteld, mag het bedrag van de subsidie niet hoger zijn dan de kosten die daadwerkelijk door de begunstigde worden gedragen, voor wat gesubsidieerd wordt. HOOFDSTUK II. - Maatregelen betreffende sociale economie Afdeling 1.- Inschalingsbedrijf
Art. 2.In afwijking van artikel 20 van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven en van artikel 18, § 1 van het besluit van de Waalse Regering van 24 mei 2017 tot uitvoering van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven, kan de maximumtermijn vanaf de datum van indienstneming van een kwetsbare werknemer of een uiterst kwetsbare werknemer, waarvoor de intensiteit van de steun niet meer dan 50 % van de loonkosten mag bedragen, tussen 19 oktober en 31 maart 2021 worden verlengd met perioden van opschorting van de arbeidsovereenkomst van de kwetsbare werknemer of de uiterst kwetsbare werknemer.
Art. 3.In afwijking van artikel 15, § 1, 3°, van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven, kunnen de subsidies bedoeld in hoofdstuk 5 van datzelfde decreet tot 30 juni 2021 worden toegekend aan ondernemingen in moeilijkheden in de zin van artikel 2, 18), van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, die op 31 december 2019 niet in moeilijkheden verkeerden, maar die in de periode van 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2021 ondernemingen in moeilijkheden zijn geworden". Afdeling 2.- Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in
de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel
Art. 4.Voor de toepassing van artikel 2 van het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel), afgekort : `I.D.E.S.S., omvat het sociaal vervoer, tot 31 maart 2021, het vervoer van goederen ten behoeve van de begunstigden bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van hetzelfde decreet.
Het in het eerste lid bedoelde vervoer van goederen omvat het vervoer, ten behoeve van de begunstigden, van levensmiddelen en basisbenodigdheden, alsmede het vervoer van wasgoed.
Art. 5.In afwijking van artikel 11, § 1, lid 1, 3 en 4 van het besluit van de Waalse Regering van 21 juni 2007 tot uitvoering van het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel), is het bedrag van de subsidie, bedoeld in artikel 11, § 1, leden 1, 3 en 4, van hetzelfde decreet, van het I.D.E.S.S., met betrekking tot het jaar 2020, gelijk aan het bedrag van zijn subsidie voor 2019, indien het aldus verkregen bedrag hoger is dan het voor het jaar 2020 berekende bedrag. Afdeling 3.- Adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie
Art. 6.In afwijking van artikel 13, lid 2, van besluit van de Waalse Regering van 26 januari 2006 tot uitvoering van het decreet van 27 mei 2004 betreffende de adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie, is het bedrag van de subsidie, bedoeld in artikel 23 van het decreet van 27 mei 2004 betreffende de adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie, van het adviesverlenende agentschap, met betrekking tot het jaar 2020, gelijk aan het bedrag van zijn subsidie voor 2019, indien het aldus verkregen bedrag hoger is dan het voor het jaar 2020 berekende bedrag. HOOFDSTUK III. - Maatregelen betreffende de buurtdiensten Afdeling 1.- Plaatselijke werkgelegenheidsagentschap
Art. 7.In afwijking van artikel 8, § 2, vijfde lid, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, kan het Plaatselijke werkgelegenheidsagentschap, hierna PWA genoemd, geen vergoeding eisen bij de inschrijving van de kandidaat-gebruiker bedoeld in artikel 8, lid 2, voor de activiteiten bedoeld in artikel 8, eerste lid.
Art. 8.Voor de toepassing van artikel 79 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering mogen tussen 1 november 2020 en 30 juni 2021 de volgende activiteiten worden uitgeoefend ten behoeve van de in het tweede lid bedoelde personen: 1° het bijstaan van de onderhoudsploegen bij het beheer van de hygiëne en de ontsmetting van de lokalen;2° de bijstand aan (para)medische ploegen bij de voorbereiding van uitrusting;3° de logistieke bijstand in verband met de inrichting van de ruimte en het voorraadbeheer;4° de bijstand bij het toezicht op of de begeleiding van de bewoners, onder meer met het oog op het creëren van sociale banden;5° de hulp bij het bereiden en uitdelen van maaltijden aan de bewoners;6° de bijstand en ondersteuning van de ploegen in het kader van diensten aan de bewoners. De in lid 1 bedoelde activiteiten kunnen worden uitgevoerd ten behoeve van de volgende, door het "Agence wallonne pour une Vie de Qualité" (Waalse Agentschap voor de Kwaliteit van het Leven), kortweg AViQ, goedgekeurde structuren: 1° de volgende instellingen voor ouderen: rustoorden, rust- en verzorgingstehuizen, serviceflats, centra voor avond- en/of nachtopvang en kortstondig verblijf, zoals bedoeld in artikel 334, 2°, van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid; 2° de residentiële diensten voor jongeren (S.R.J.), bedoeld in artikel 1314/98 van het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid; 3° de residentiële nachtdiensten voor volwassenen (S.R.N.A.), bedoeld in artikel 1199 van het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid; 4° de dagonthaaldienst voor volwassenen (S.R.A.), bedoeld in artikel 1198 van het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid; 5° de diensten voor huisvesting onder toezicht (S.L.S.), bedoeld in artikel 1200 van het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
De in lid 1 bedoelde activiteiten beantwoorden aan behoeften waarin niet wordt voorzien door regelmatige arbeidscircuits, rekening houdend met de uitzonderlijke aard van de behoeften die worden veroorzaakt door de gevolgen van de COVID-19-pandemie. Deze activiteiten kunnen worden uitgevoerd zonder dat het PWA heeft vastgesteld dat zij in de betrokken gemeente niet door de reguliere arbeidscircuits worden opgevangen.
Art. 9.§ 1. In afwijking van artikel 79, § 4, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit wordt tussen 1 november 2020 en 30 juni 2021 een persoon die is ingeschreven bij een PWA en die voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden, beschouwd als langdurig werkloos en die werkzaamheden mag verrichten in het kader van een PWA: 1° sinds ten minste twaalf maanden ingeschreven zijn als niet-werkende werkzoekende bij de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling), afgekort "FOREm" ;2° genieten van een werkloosheids-, inschakelings- of beschermingsuitkering of genieten van een leefloon of financiële sociale hulp § 2.In afwijking van artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, mag maximaal vijftig procent van het bedrag dat bestemd is voor de financiering van de vormingen van de werklozen die zijn ingeschreven bij het Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap worden gebruikt voor de aankoop van materiaal en producten voor de sanitaire veiligheid van het PWA-personeel, met inbegrip van personeel dat door FOREm is gedetacheerd en werknemers die werkzaamheden verrichten in het kader van een PWA arbeidsovereenkomst, alsmede voor de extra kosten voor het schoonmaken van de lokalen van het PWA en de aankoop van apparatuur waarmee het personeel op afstand kan werken om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.
Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op de inkomsten van de jaren 2019 en 2020 waarvoor het PWA uiterlijk op 31 december 2021 aan de verplichting van artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit moet hebben voldaan, en op voorwaarde dat de in lid 1 bedoelde werkzaamheden worden verricht in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021 voor de ontvangsten in verband met het jaar 2019 en in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 voor de ontvangsten in verband met het jaar 2020.
In afwijking van artikel 79, § 9, derde lid, van hetzelfde koninklijk besluit wordt de verplichting om ten minste vijfentwintig procent van het in artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit bedoelde bedrag met betrekking tot de inkomsten voor het jaar 2019 te gebruiken voor de financiering van de opleidingskosten van de in het PWA ingeschreven werklozen, uitgesteld tot uiterlijk 31 december 2021.
In afwijking van artikel 79, § 9, derde lid, van hetzelfde koninklijk besluit wordt het ongebruikte saldo van de vijfentwintig procent van het in artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit bedoelde bedrag, dat betrekking heeft op de ontvangsten van het jaar 2019, bedoeld in het derde lid, en het saldo met betrekking tot de ontvangsten van het jaar 2020 en waarvoor het PWA uiterlijk op 31 december 2021 aan zijn verplichting, bedoeld in artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, moet hebben voldaan, gestort aan FOREm.
De FOREm wijdt de bedragen, gevormd door de som van de niet-gebruikte saldi, bedoeld in het vierde lid, aan de financiering van de opleidingsuitgaven voor de werklozen die zijn ingeschreven in het kader van het PWA, boven vijfentwintig procent van het bedrag bedoeld in artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit dat betrekking heeft op de inkomsten voor het jaar 2019 en het bedrag dat betrekking heeft op de inkomsten voor het jaar 2020, onverminderd het eerste lid.
Het PWA dat in aanmerking wenst te komen voor de in lid 5 bedoelde financiering, dient vóór 1 juli 2022 een aanvraag in bij FOREm, samen met een kopie van de bewijsstukken voor de extra opleidingsuitgaven in de jaren 2020 en 2021, voor inkomsten met betrekking tot het jaar 2019, en in het jaar 2021, voor inkomsten met betrekking tot het jaar 2020.
Naar gelang van het aantal PWA's die een verzoek hebben ingediend, overeenkomstig lid 6, en in verhouding tot het bedrag van hun extra uitgaven, verdeelt FOREm de financiering gelijkelijk over de agentschappen die hun uitgaven binnen de in lid 6 genoemde termijn verantwoorden.
De aan het Agentschap overeenkomstig lid 7 toegekende financiering mag in geen geval meer bedragen dan de werkelijk gemaakte vormingskosten.
Art. 10.§ 1. In afwijking van artikel 79bis, § 2, lid 1, van hetzelfde koninklijk besluit wordt de aankoopprijs van de PWA-cheques voor de activiteiten bedoeld in artikel 8, lid 1, vastgesteld op 7,45 euro. § 2 In afwijking van artikel 79bis, § 4, lid 2, van hetzelfde koninklijk besluit wordt tussen 30 november 2020 en 30 juni 2021 het maximumaantal uren activiteit dat door de PWA-werknemer kan worden uitgeoefend, vastgesteld op 70 uur per kalendermaand.
Art. 11.Op basis van de door de AViQ vastgestelde verdeling van het aantal PWA-cheques dat voor elke in artikel 8, lid 2, bedoelde persoon is gereserveerd, financiert FOREm ten behoeve van de in artikel 8, lid 2, bedoelde personen in totaal 5.000 PWA-cheques voor de uitvoering van de in artikel 8, lid 1, bedoelde activiteiten. De verdeling van de 5.000 PWA-cheques over de verschillende personen bedoeld in artikel 8, lid 2, wordt door AViQ vastgesteld en vóór 15 december 2020 aan FOREm meegedeeld.
De FOREm betaalt een bedrag dat gelijk is aan de aankoopwaarde van het aantal PWA-cheques dat volgens de door de AViQ vastgestelde verdeling wordt toegekend aan de in artikel 8, lid 2, bedoelde personen op het grondgebied van het betrokken PWA. Het door de FOREm betaalde bedrag wordt door het PWA gebruikt om niet-nominatieve cheques voor de in artikel 8, lid 1, bedoelde activiteiten te bestellen.
Indien de aan de in artikel 8, lid 2, bedoelde structuren toegekende cheques niet worden gebruikt, wisselt de PWA deze in en gebruikt zij de bedragen voor de opleiding van de bij haar geregistreerde werkzoekenden.
Mits en zodra de in lid 1 bedoelde structuren bij het betrokken PWA zijn geregistreerd, verdeelt het PWA, in overeenstemming met de door de AViQ vastgestelde verdeling, PWA-cheques onder de PWA-dienstverleners voor de gepresteerde uren die zij aan de in lid 1 bedoelde structuren verstrekken.
Art. 12.Artikel 11 van het besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 51 van 16 juni 2020 betreffende de afbouwmaatregelen COVID-19 inzake werkgelegenheid en socio professionele inschakeling, sociale economie inbegrepen, wordt opgeheven. Afdeling 2 - Dienstencheques
Art. 13.Het Waalse Gewest kent voor de maanden november en december 2020 een toelage toe aan de erkende onderneming bedoeld in artikel 2, § 1, 6°, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, teneinde de bezoldiging, met inbegrip van de desbetreffende bijdragen, van de dienstencheque-werknemers van de onderneming erkend door het Waals Gewest, die in de betrokken maanden daadwerkelijk door het Waalse Gewest is gedragen, alsmede de overige uitgaven die voortvloeien uit de dienstencheque-activiteit, geheel of gedeeltelijk te dekken.
Het maandelijkse bedrag van de in het eerste lid bedoelde toelage is gelijk aan (a - b) X c waar: - "a" is gelijk aan het aantal uren dat de erkende onderneming gedurende de betrokken maand voor al haar dienstencheque-werknemers heeft betaald; - "b" is gelijk aan het aantal dienstencheques dat overeenkomt met de prestaties die de werknemers van de erkende onderneming gedurende de betrokken maand hebben verleend; - "c" is gelijk aan 18 euro.
Het aantal uren waarvoor de erkende onderneming gedurende de betreffende maand, voor elke dienstencheque-werknemer, een toelage zal ontvangen, mag niet groter zijn dan het aantal daadwerkelijk betaalde uren of het hoogste van de volgende aantallen : 1° het aantal uren voorzien in de arbeidsovereenkomst van de dienstencheque-werknemer, met inbegrip van de aanhangsels, van toepassing in de maand oktober 2020;2° of het aantal betaalde uren van de dienstencheque-werknemer tijdens dezelfde maand van 2019. Om in aanmerking te komen voor de in lid 1 bedoelde toelage deelt de erkende onderneming aan de maatschappij die dienstencheques voor het Waalse Gewest uitgeeft, uiterlijk binnen 30 dagen na het einde van de betrokken maand, het aantal betaalde uren voor elke dienstencheque-werknemer in de betrokken maand mee, zoals bedoeld in het eerste lid.
De toelage bedoeld in het eerste lid en berekend overeenkomstig het tweede lid wordt door de onderneming die dienstencheques voor het Waalse Gewest uitgeeft binnen 7 werkdagen na de in het lid 4 bedoelde kennisgeving uitbetaald.
Indien het aantal betaalde uren dat door de erkende onderneming overeenkomstig het vierde lid is meegedeeld, hoger is dan de in het tweede en derde lid vastgestelde maxima, wordt het daaruit voortvloeiende verschil in de berekening van de toelage, overeenkomstig lid 2, door de FOREm met alle wettelijke middelen teruggevorderd.
In de zin van dit artikel wordt onder een dienstencheque-werknemer verstaan, de werknemer met een arbeidsovereenkomst dienstencheques in de zin van artikel 1, eerste lid, 9°, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, en voor de prestaties die hij verleent aan een gebruiker die zijn hoofdverblijfplaats in het Waals Gewest heeft.
Art. 14.In afwijking van artikel 3, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques wordt de geldigheidsduur van de dienstencheques, waarvan de geldigheidsdatum de periode tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 bestrijkt, met 6 maanden verlengd.
In afwijking van artikel 3, § 3, lid 2, van hetzelfde besluit wordt voor dienstencheques waarvan de geldigheidsdatum de periode tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 bestrijkt, de periode waarin deze dienstencheques door de gebruiker of de erkende onderneming kunnen worden ingewisseld, met zes maanden verlengd. HOOFDSTUK IV. - Maatregelen met betrekking tot het begeleiden van niet-werkende werkzoekenden naar en in het werk
Art. 15.In afwijking van artikel 16, leden 6 en 7, van het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling wordt elke gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling onweerlegbaar geacht de doelstellingen van haar jaarlijkse actieplan voor het jaar 2020 te hebben bereikt.
Art. 16.Voor de toepassing van artikel 8, § 1, lid 2 en 3, b) van het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling wordt de telling van de maximumperiodes van driehonderdvijfenzestig dagen en honderdtachtig dagen voor de begeleidingen tussen 1 november 2020 en 31 maart 2021 opgeschort.
Art. 17.De FOREm kent de gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling een financiële bijdrage toe van 500 euro per niet-werkende werkzoekende die hij aan de gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling toestuurt met het oog op een "jobcoaching" naar en in het werk bij de in artikel 8, lid 2, bedoelde structuren.
In afwijking van het eerste lid verleent FOREm aan de niet-werkende werkzoekende die het leefloon of de financiële sociale hulp ontvangen, een financiële bijdrage van 500 EUR per werkzoekende die hij naar het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn stuurt met het oog op de begeleiding van deze werkzoekenden naar en in het kader van de in artikel 8, tweede alinea, bedoelde structuren.
De in de leden 1 en 2 bedoelde steun wordt verleend aan de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling en aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor "jobcoachings" en begeleidingen die uiterlijk op 31 december 2020 van start zijn gegaan. HOOFDSTUK V. - Maatregelen met betrekking tot de begeleiding en de steun voor zelftewerkstelling Afdeling 1.- Begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling
Art. 18.In afwijking van artikel 3 van het decreet van 15 juli 2008 betreffende de "structures d'accompagnement à l'autocréation d'emploi" (begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling) kan de maximale duur van de begeleiding verlengd worden met een periode van 3 maanden voor begunstigden wier begeleiding in de periode van 1 november 2020 tot en met 31 maart 2021 liep of is begonnen. Afdeling 2.- Maatregelen betreffende steunverlening voor banencreatie
via de bevordering van overgang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit
Art. 19.In afwijking van artikel 3, eerste lid, 1°, c), van het decreet van 27 oktober 2011 betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van beroepsovergang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit, kan de financiële incentive worden toegekend aan de persoon die de incentive aanvraagt en wiens uitoefening van de zelfstandige activiteit tijdelijk wordt onderbroken tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 als gevolg van de COVID-19-epidemie.
In afwijking van artikel 3, eerste lid, 1°, d) en 2°, c), van hetzelfde decreet kan de financiële incentive worden gecumuleerd met beroepsinkomens, werkloosheidsuitkeringen, wachtuitkeringen, leefloon, vervangingsinkomens, financiële sociale hulp of overbruggingsrecht, op voorwaarde dat de persoon die de financiële incentive aanvraagt, in de periode tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 tijdelijk is gestopt of niet is begonnen met het uitoefenen van een zelfstandige activiteit als gevolg van de COVID-19-epidemie.
In afwijking van artikel 3, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de verplichting om zich als zelfstandige als hoofdactiviteit bij een erkend sociale verzekeringskas voor zelfstandigen aan te sluiten, uiterlijk binnen drie maanden na de toekenningsbeslissing bedoeld in artikel 5, § 2, van hetzelfde decreet en de verplichting om te voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, d), en 2°, a) en c), uiterlijk binnen drie maanden na de beslissing bedoeld in artikel 5, § 2, van hetzelfde decreet, uitgesteld voor een periode die gelijk is aan de periode waarin de begunstigde bedoeld in artikel 3, eerste lid, de uitoefening van zijn zelfstandige activiteiten heeft onderbroken tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 als gevolg van de COVID-19 epidemie.
Art. 20.§ 1. In afwijking van artikel 8, § 2, lid 2, van hetzelfde decreet, wordt de maximumtermijn van twee jaar waarbinnen de financiële incentive kan worden vereffend, verlengd met een periode die gelijk is aan de periode waarin de begunstigde van de financiële incentive de uitoefening van zijn zelfstandige activiteiten heeft onderbroken tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 als gevolg van de COVID-19 epidemie. § 2. In afwijking van artikel 8, § 4, van hetzelfde decreet en artikel 9, § 3, lid 2, van het decreet van de Waalse regering van 3 mei 2012 houdende uitvoering van hetzelfde decreet, kan de Dienst, op basis van de door de gerechtigde aangevoerde rechtvaardigingen en de analyse van de gevolgen van de COVID-19-epidemie voor de beroepsactiviteit van de begunstigde, hiervan afwijken, op voorwaarde dat de activiteit effectief wordt ontwikkeld en, voor de begunstigden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet, op voorwaarde dat deze ontwikkeling leidt tot een effectieve verhoging van de omzet.
Wanneer de gerechtigde verzoekt om toepassing van de in het vorige lid bedoelde afwijking, dient zijn verslag een motivering te bevatten waarin wordt aangegeven waarom hij vanwege de COVID-19-epidemie niet heeft kunnen voldoen aan de voorwaarde met betrekking tot de ontwikkeling van zijn activiteit en, in voorkomend geval, zijn omzet.
De leden 1 en 2 zijn tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 van toepassing op elke persoon die van de financiële incentive geniet overeenkomstig de duur bedoeld in artikel 8, § 2, lid 2, van hetzelfde decreet. § 3. In afwijking van artikel 8, § 5, tweede lid, van hetzelfde decreet en van artikel 9, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet kan de FOREm op effectieve wijze en voor de in artikel 3, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet bedoelde gerechtigden afwijken van de voorwaarde van de ontwikkeling van de activiteit, op voorwaarde dat deze ontwikkeling leidt tot een effectieve verhoging van de omzet, onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde modaliteiten als die welke zijn vastgesteld in paragraaf 2.
Art. 21.§ 1. In afwijking van artikel 9, § 1, van hetzelfde besluit wordt de termijn voor de betaling van de eerste schijf van de financiële incentive verlengd met een periode die gelijk is aan de periode waarin de gerechtigde van de financiële incentive de uitoefening van zijn activiteiten tijdelijk heeft onderbroken tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 als gevolg van de COVID-19-epidemie. § 2. In afwijking van artikel 9, § 2, eerste lid, § 3, eerste lid, en § 4, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt de termijn voor de toezending van het document of het verslag verlengd met een periode die gelijk is aan de periode waarin de gerechtigde van de financiële incentive de uitoefening van zijn activiteiten tijdelijk heeft onderbroken tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 als gevolg van de COVID-19-epidemie. § 3. In afwijking van artikel 9, § 2, lid 4, § 3, lid 7, en § 4, lid 1, van hetzelfde besluit, worden de termijnen voor de betaling van de schijven van de financiële incentive uitgesteld voor een periode die gelijk is aan de periode waarin de gerechtigde van de financiële incentive de uitoefening van zijn activiteiten tijdelijk heeft onderbroken tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 als gevolg van de COVID-19-epidemie. HOOFDSTUK VI. - Maatregelen betreffende de steun voor tewerkstelling Afdeling 1. - Steunregeling ter bevordering van de werkgelegenheid
Art. 22.De verplichtingen bedoeld in de artikelen 2, § 3, eerste lid, en 3, § 3, eerste lid, 3°, van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs worden tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 opgeschort.
In afwijking van artikel 16, vierde lid, van het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs, en andere wettelijke bepalingen, wordt de berekening van de netto-toename van het totale werkgelegenheidsvolume die de administratie elk jaar op de verjaardag van de kennisgeving van de beslissing uitvoert, beperkt tot perioden die niet tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 vallen.
In afwijking van artikel 21, lid 7, van hetzelfde besluit en van andere wettelijke bepalingen, beperkt de berekening van de handhaving van het totale werkgelegenheidsvolume, die elk jaar op de verjaardag van de kennisgeving van het besluit door de administratie wordt uitgevoerd, zich tot de vergelijking van de referentiebezetting met het gemiddelde aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, die gedurende de vier kwartalen voorafgaand aan de verjaardag van de beslissing in dienst zijn genomen, met uitzondering van de periode tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021.
Als de werkgever daar een gemotiveerde aanvraag toe indient, kan de Minister van Tewerkstelling afwijken van de voorwaarde bedoeld in artikel 2, § 3, van het hetzelfde decreet, wanneer de berekening van het totale werkgelegenheidsvolume de periode tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 geheel of gedeeltelijk omvat, op voorwaarde dat de daling van het totale werkgelegenheidsvolume het gevolg is van de economische gevolgen van de epidemie van COVID-19.
Art. 23.In afwijking van artikel 24, lid 2, van hetzelfde decreet en van artikel 26, leden 1 en 2, van hetzelfde besluit, maakt de afrekening van de subsidie, bedoeld in artikel 14 van hetzelfde decreet, voor de prestaties van oktober 2020 tot eind maart 2021 het voorwerp uit van een door de FOREm uitbetaalde voorschot aan de werkgevers bedoeld in artikel 3, § 1, van hetzelfde decreet, en berekend op basis van de punten toegekend voor elke betrokken maand in verband met prestaties, namelijk van oktober 2020 tot en met maart 2021, vermenigvuldigd met het gemiddelde subsidiëringspercentage van de werkgevers bedoeld in artikel 3, lid 1, van hetzelfde decreet, voor het jaar 2019, namelijk 92 %.
Na afloop van de periode waarop de maatregelen van het overlegcomité betrekking hebben, zal de FOREm de werkelijk verschuldigde subsidie bedoeld in artikel 14 van hetzelfde decreet berekenen, overeenkomstig artikel 24 van hetzelfde decreet en artikelen 26 en 26bis van hetzelfde besluit, voor de betrokken maanden, op basis van de door de werkgever ingediende loonstaten, namelijk van oktober 2020 tot en met maart 2021.
Wanneer het vereffende subsidiebedrag, overeenkomstig het eerste lid, lager is dan het subsidiebedrag berekend overeenkomstig het tweede lid, wordt het verschil door de FOREm uitbetaald ten gunste van de werkgever.
Wanneer het vereffende subsidiebedrag, overeenkomstig het eerste lid, hoger is dan het subsidiebedrag berekend overeenkomstig het tweede lid, wordt het onverschuldigd daaruit voortvloeiend bedrag door de Dienst bij elk rechtsmiddel teruggevorderd, compensatie inbegrepen.
In afwijking van artikel 27bis, § 2, van hetzelfde besluit, kunnen de loonstaten bedoeld in het tweede lid uiterlijk verstuurd worden tot: 1° 30 juni 2021 voor de loonstaten betreffende de maanden van oktober 2020 tot februari 2021;2° 31 mei 2021 voor de loonstaten betreffende de maand maart 2021. Bij niet-versturen na afloop van de termijnen bedoeld in vorig lid geeft FOREm kennis aan de werkgever bedoeld in artikel 3, § 1, van hetzelfde decreet, van het verlies van de subsidie voor de betrokken maand wegens het uitblijven van de loonstaat.
Art. 24.De dwingende termijnen, zoals bedoeld in het voornoemd decreet en in het voornoemd besluit van de Waalse Regering, betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen worden tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 opgeschort.
Art. 25.In afwijking van artikel 12 van hetzelfde besluit en andere wettelijke bepalingen en onverminderd de toepasselijke regels van het arbeidsrecht wordt de verplichting om de aan de werkgever toegekende functies na te leven, zoals bepaald in de beslissing tot toekenning van de A.P.E.-steun, opgeschort tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021. Afdeling 2. - Maatregelen betreffende de "SESAM"-regeling ter
bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen
Art. 26.De verplichtingen bepaald bij het decreet van 14 februari 2019 betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen die niet nagekomen zijn, tussen 1 maart 2020 en 31 maart 2021, wegens de gezondheidscrisis van de COVID-19, worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 3, § 1, lid 1, 4°.
Art. 27.De verplichtingen bedoeld in artikel 12, § 1, lid 1, 2°, 3° en 4°, van hetzelfde decreet worden tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 opgeschort.
Art. 28.De dwingende termijnen, zoals bedoeld in het voornoemd decreet en in het besluit van de Waalse Regering van 28 maart 2019 tot uitvoering van het decreet van 14 februari 2019 betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen worden tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 opgeschort. Afdeling 3. - Maatregelen betreffende de steun ten behoeve van de
doelgroepen
Art. 29.§ 1. Voor de toepassing van artikel 1, lid 1, 5°, van het decreet van 2 februari 2017 betreffende de steun voor tewerkstelling ten behoeve van de doelgroepen, worden de periodes van tewerkstelling in het kader van artikel 60, § 7, of van artikel 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met periodes van werkloosheid gelijkgesteld. § 2. Naast de in artikel 10 van hetzelfde decreet vermelde opschortingsclausules wordt de toekenning van de in de artikelen 3 en 4 van hetzelfde decreet vermelde werkuitkering opgeschort wanneer de betrokken werknemer tijdelijk werkloos is in de periode tot 31 maart 2021.
De schorsing wordt automatisch opgeheven zodra de periode van tijdelijke werkloosheid afloopt en uiterlijk op 31 maart 2021. Afdeling 4. - Subsidie voor de tewerkstelling van zeer langdurige
werkzoekenden bij werkgevers die getroffen zijn door de crisis COVID-19
Art. 30.De FOREm kent binnen de grenzen bedoeld in lid 2 aan de in artikel 31 bedoelde werkgevers voor de indienstneming van de in artikel 32 bedoelde niet-werkende werkzoekenden, een maandelijkse subsidie toe van 1.000 euro voor een periode van maximaal 24 maanden.
Het totale aantal overeenkomstig lid 1 toegekende subsidies, rekening houdend met alle werkgevers, wordt beperkt tot maximaal 600 voltijdse equivalenten.
Art. 31.De volgende werkgevers kunnen in aanmerking komen voor de in artikel 30 bedoelde subsidie: 1° de in artikel 48, 1° en 2°, bedoelde structuren van het Waalse wetboek van sociale actie en gezondheid;2° de diensten voor de opvang, huisvesting en begeleiding van in sociale moeilijkheden verkerende personen ("AHA"), zoals bedoeld in artikel 66, 1° tot 4°, van het Waalse wetboek van sociale actie en gezondheid;2° "SAFAS" : de erkende diensten voor hulpverlening aan de gezinnen en senioren zoals bedoeld in de artikelen 219 en volgende van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid dat als bijlage bij dit besluit opgenomen is;4° de volgende instellingen voor ouderen: rustoorden, rust- en verzorgingstehuizen, serviceflats, centra voor avond- en/of nachtopvang en kortstondig verblijf, zoals bedoeld in artikel 334, 2°, van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid; 5° de residentiële diensten voor jongeren (S.R.J.), bedoeld in artikel 1314/98 van het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid; 6° de residentiële nachtdienst voor volwassenen (S.R.N.A.), bedoeld in artikel 1199 van het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid; 7° de residentiële diensten voor volwassenen (S.R.A.), bedoeld in artikel 1198 van het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid; 8° de diensten voor huisvesting onder toezicht (S.L.S.), bedoeld in artikel 1200 van het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid; 9° de opvangcentra bedoeld in het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra en van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties;10° de residentiële diensten bedoeld in het decreet van de Franse Gemeenschap van 18 januari 2018 betreffende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming, artikel 2, 32;11° de opvangcentra bedoeld in artikel 1, 8° van het decreet van de Franse Gemeenschap van 21 februari 2019 betreffende de versteviging van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de opvang van jonge kinderen in de Franse Gemeenschap;12° de opvangoperatoren bedoeld in artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 juli 2003 betreffende de coördinatie van de opvang van de kinderen tijdens hun vrije tijd en betreffende de ondersteuning van de buitenschoolse opvang;13° de buurtwinkels, in de voedingssector, die minder dan 3 werknemers in dienst hebben;14° de bedrijven die actief zijn in de levensmiddelensector en waarvan de productie- en verkoopmethodes voldoen aan de definitie van "korte circuits". Voor de toepassing van lid 1, punt 12°, wordt onder "korte circuits" verstaan een productie- en afzetmethode die bedoeld is om de producent in alle sectoren dichter bij de consument te brengen. Het gaat er dus om het aantal tussenpersonen te verminderen om de producent een billijk inkomen te garanderen en de sociale banden te versterken. Door de geografische nabijheid tussen de spelers dragen de korte circuits ook bij aan de vermindering van de milieu-impact van het vervoer.
Om in aanmerking te komen voor de in artikel 30 bedoelde subsidie verbindt de in het eerste lid bedoelde werkgever zich er bij de toekenning van de subsidie toe om op erewoord: 1° een werkzoekende in dienst te nemen voor een periode van 24 maanden in een arbeidsregeling die overeenkomt met ten minste een halftijdse betrekking;2° de opleiding te verzorgen voor de werkzoekende met een arbeidsovereenkomst tot een minimum van 40 uur per jaar voor de duur van de in artikel 30 bedoelde subsidie;3° niet aansprakelijk te zijn voor achterstallige belastingen, noch voor achterstallige bijdragen die door een instantie voor de inning van socialezekerheidsbijdragen moeten worden geïnd, noch voor achterstallige betalingen van door FOREm gevorderde bedragen, noch voor achterstallige betalingen van door de Waalse overheidsdiensten gevorderde bedragen.
Art. 32.De in artikel 30 bedoelde subsidie wordt toegekend voor de aanwerving van een niet-werkende werkzoekende en aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° ingeschreven zijn bij de FOREm en zich in een periode van werkloosheid van ten minste 24 maanden bevinden;2° zijn hoofdverblijfplaats hebben in het Franstalige taalgebied;3° gedurende de 2 jaar voorafgaand aan zijn aanwerving, hebben : a) hetzij in aanmerking zijn gekomen voor een tewerkstelling overeenkomstig artikel 60, § 7, of artikel 61 van de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;b) hetzij één van de volgende opleidingen hebben gevolgd: i) een opleiding voor werkzoekenden als bedoeld in het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling van ten minste 3 maanden; ii) een individuele beroepsopleiding als bedoeld in het decreet van 4 april 2019 betreffende de individuele beroepsopleiding van ten minste drie maanden; iii) een alternerende opleiding voor de werkzoekenden, zoals bepaald in het decreet van 20 februari 2014 betreffende de alternerende opleiding voor werkzoekenden en tot wijziging van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de inschakeling van werkzoekenden bij werkgevers die een beroepsopleiding organiseren om in een vacature te voorzien, gedurende ten minste drie maanden, iv) een opleiding "coup de poing pénuries" zoals bepaald in het besluit van de Waalse Regering van 28 februari 2019 betreffende de financiële incentive met het oog op doorstroming van de werkzoekenden naar opleidingen; v) een beroepsinlevingsovereenkomst zoals bedoeld in de artikelen 104 en volgende van de Programmawet van 2 augustus 2002, van ten minsten drie maanden;c) hetzij vergezeld zijn geweest naar en in een betrekking door een MIRE of een OCMW in de in artikel 17 bedoelde gevallen. Onder werkloosheidsperiode, in de zin van het eerste lid, wordt verstaan, de periode waarin bedoelde werkzoekende niet in het kader van een arbeidsovereenkomst is aangeworven, noch zich in een statutaire relatie bevindt en geen activiteit uitoefent als zelfstandige als hoofdactiviteit. Wordt gelijkgesteld met een periode van werkloosheid, de periode tijdens dewelke een arbeidsovereenkomst, een statutaire relatie of een activiteit van zelfstandige als hoofdactiviteit wordt uitgeoefend, voor zover de totale duur ervan, ononderbroken of onderbroken, niet meer dan eenendertig dagen bedraagt; De periodes van tewerkstelling in het kader van een tewerkstelling overeenkomstig artikel 60, § 7, of artikel 61 van de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn worden gelijkgesteld met een werkloosheidperiode.
Art. 33.§ 1 De in artikel 31 bedoelde werkgevers vragen de toekenning van de in artikel 30 bedoelde subsidie uitsluitend aan met behulp van het daartoe door FOREm opgestelde elektronische formulier. De FOREm bevestigt de ontvangst van de aanvraag binnen tien dagen.
Subsidieaanvragen kunnen pas vanaf 10 december 2020 worden ingediend.
Wanneer de aanvraag onvolledig is, vraagt de FOREm de werkgever om de ontbrekende elementen en heeft de werkgever 10 dagen de tijd om de aanvraag in te vullen.
Indien de werkgever de aanvraag niet binnen de in lid 2 genoemde termijn invult, neemt de FOREm een beslissing om de aanvraag af te sluiten en stelt hij de werkgever binnen 30 dagen na indiening van het subsidieaanvraagformulier in kennis van zijn beslissing.
De aanvragen worden in chronologische volgorde behandeld op basis van het tijdstip waarop zij met behulp van het in lid 1 bedoelde elektronische formulier bij het FOREm zijn ingediend of geëncodeerd, rekening houdend met de dag, het uur en de minuut van indiening of encodering. § 2. In het geval van een overeenkomstig § 1 ingediende aanvraag, kent de FOREm binnen de beschikbare begrotingslimieten de in artikel 30 bedoelde subsidie toe aan de werkgevers die voldoen aan de voorwaarden van artikel 31. De FOREm deelt de beslissing tot toekenning van de in artikel 30 bedoelde subsidie binnen 30 dagen na de indiening van de aanvraag mee.
In de beslissing tot toekenning van de subsidie wordt het aantal voltijdequivalenten vastgesteld waarvoor de subsidie wordt toegekend.
Het aantal voltijdequivalenten waarvoor de werkgever de in artikel 30 bedoelde subsidie kan ontvangen, wordt beperkt tot twee. § 3. Wanneer de begrotingsmiddelen zijn uitgeput of wanneer de werkgever niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31, stelt FOREm binnen een maand na de indiening van het aanvraagformulier voor de toekenning van de subsidie een beslissing tot weigering van de in artikel 30 bedoelde subsidie ter kennis van de werkgever.
Art. 34.§ 1. De werkgever moet in een arbeidsovereenkomst overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten een werkzoekende aanwerven die voldoet aan de voorwaarden van artikel 32, binnen een termijn van zes maanden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de subsidie.
De beslissing tot toekenning van de subsidie wordt van kracht op de datum van de aanwerving en op zijn vroegst op de datum van inwerkingtreding of de datum van kennisgeving van het besluit tot toekenning van de subsidie. Zij eindigt automatisch 24 maanden na de verbintenis.
Indien de aanwerving niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn wordt nagekomen, gaat het voordeel van de beslissing tot toekenning van de subsidie definitief verloren. § 2 In geval van beëindiging van het werk op grond van een arbeidsovereenkomst van de werknemer die op grond van de in artikel 30 bedoelde beslissing tot toekenning van de subsidie is aangeworven, vóór het einde van de periode van 24 maanden waarin de werknemer tewerkgesteld is, gaat het voordeel van de beslissing tot toekenning definitief verloren.
In afwijking van het eerste lid kan de werkgever, wanneer de werknemer de onderneming verlaat en daardoor zijn arbeidsovereenkomst beëindigt om een reden die niet aan hem is toe te schrijven, de beslissing tot toekenning van de steun blijven toepassen, mits hij binnen zes maanden na de eerste dag van de maand die volgt op het einde van de overeenkomst van de werknemer een niet-werkende werkzoekende aanneemt die voldoet aan de in artikel 32 bedoelde voorwaarden. Anders gaat het voordeel van de beslissing tot toekenning van de subsidie definitief verloren.
Art. 35.§ 1. De in artikel 30 bedoelde maandelijkse subsidie wordt toegekend voor een voltijds beroep. Bij deeltijdwerk is het maandelijkse bedrag van de subsidie evenredig met de arbeidsregeling, zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer. § 2. De werkgever dient elk kwartaal bij de FOREm, met behulp van het door de FOREm opgestelde model van de verklaring, een overzicht van de prestaties voor het betreffende kwartaal in, met inbegrip van het rijksregisternummer, het aantal daadwerkelijk betaalde prestatiedagen, het totale aantal dagen dat in de DMFA-verklaring is opgenomen en de contractuele arbeidsregeling.
Bij de eerste indiening van het in lid 1 bedoelde overzicht van de prestaties voegt de werkgever een afschrift bij van de arbeidsovereenkomst van de werknemer die in dienst is genomen en aan wie de subsidie wordt toegekend.
Het in lid 1 bedoelde overzicht van de prestaties wordt toegezonden in de maand die volgt op het betrokken kwartaal. Anders kan de werkgever het overzicht van de prestaties tot de laatste dag van het kwartaal volgend op het betreffende kwartaal toesturen. Indien dit niet het geval is, is de subsidie voor het betrokken kwartaal definitief verloren. § 3 De subsidie wordt door FOREm betaald, in driemaandelijkse schijven, op basis van de door de werkgever meegedeelde elementen. § 4. De FOREm is verantwoordelijk voor de verwerking van de in lid 1 bedoelde gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van de opdrachten die hem krachtens § 3 en artikel 36 zijn toevertrouwd.
Art. 36.De onterecht betaalde subsidie wordt door FOREm teruggevorderd, met alle wettelijke middelen
Art. 37.De subsidie als bedoeld in artikel 30 mag niet worden gecumuleerd met enige andere tussenkomst in de beloning, met uitzondering, in afwijking van artikel 13 van het decreet van 2 februari 2017 betreffende de steun voor tewerkstelling ten behoeve van de doelgroepen, van de werkuitkering als bedoeld in artikel 4 van datzelfde decreet. Afdeling 5. - Maatregelen betreffende de "verhoogde toelagen sociale
economie" voor tewerkstellingen in het kader van artikel 60, § 7 van de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
Art. 38.In afwijking van het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp en van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie worden de verhoogde toelagen voor tewerkstellingen met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 gehandhaafd indien, om een persoon die recht heeft op financiële sociale steun in dienst te houden, de sociale inschakeling tijdens deze periode moet worden uitgevoerd bij een werkgever die niet erkend is als een initiatief voor sociale economie, op voorwaarde dat de terbeschikkingstelling uiterlijk op 1 april 2021 wordt beëindigd of opnieuw wordt uitgevoerd bij een initiatief voor sociale economie. HOOFDSTUK VII. - Maatregelen betreffende de vrijstellingen van beschikbaarheid op de arbeidsmarkt
Art. 39.De toepassing van de artikelen 91, lid 2, 92, § 2, tweede en derde lid, 93, § 2, tweede lid, en 94, § 2, eerste en derde lid, § 5, vierde lid, en § 6, vierde lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 wordt geschorst tot 31 maart 2021. HOOFDSTUK VIII. - Maatregelen betreffende betaald educatief verlof
Art. 40.Voor de toepassing van artikel 111, § 1, tweede lid, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, wordt het aantal uren onderwijs dat tussen 1 juli 2020 en 31 augustus 2021 op afstand wordt gegeven, voor de vaststelling van de aan de werknemer toegekende quota voor betaald educatief verlof gelijkgesteld met het aantal uren werkelijke aanwezigheid.
Art. 41.Betaald educatief verlof in verband met cursussen en opleidingen die in het jaar 2020/2021 worden georganiseerd en die worden uitgesteld tot uiterlijk 30 september 2021, heeft geen invloed op het quotum voor betaald educatief verlof voor het jaar 2021/2022.
Art. 42.Voor de toepassing van artikel 21, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 23 juli 1985 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, worden de uren van het op afstand gegeven onderwijs, tussen 1 juli 2020 en 31 augustus 2021, waarvoor de hoofden van de onderwijsinstellingen en de verantwoordelijken voor het onderwijs in de in artikel 109 van dezelfde wet bedoelde organisaties, of hun afgevaardigden, niet kunnen verklaren of zij al dan niet door de werknemer zijn bijgewoond, geacht door de werknemer te zijn bijgewoond. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 43.De Minister van Tewerkstelling, Sociale Economie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 1 december 2020.
Voor de Regering: De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Werk, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, Ch. MORREALE
Verslag aan de Regering Ontwerp-besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. ... betreffende verschillende bepalingen die in het kader van het "plan rebond COVID" zijn genomen inzake werkgelegenheid en socioprofessionele inschakeling, sociale economie inbegrepen De buitengewone gezondheidscrisis in verband met COVID-19 die heden België treft en de huidige en komende regels, genomen om de verspreiding van het virus onder de bevolking te beperken, zijn van dien aard dat ze iedere vorm van activiteit op het grondgebied van het Waalse Gewest vertragen.
Naast de impact op de gezondheid heeft deze gezondheidscrisis ook - en nog steeds - een belangrijke economische en sociale impact in Wallonië, die vooral onze meest kwetsbare burgers treft. Het is dan ook noodzakelijk om maatregelen te nemen die ertoe strekken, de impact ervan in te perken, de rechten te vrijwaren van de werkgevers, de werknemers en de sociale steungerechtigden en ervoor te zorgen dat het beleid inzake werkgelegenheid, inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven en inzake sociale economie uitwerking kan hebben. Er dient ook rekening te worden gehouden met de dimensie van gelijke kansen en rechten van vrouwen, die bijzonder vertegenwoordigd zijn in deze sectoren.
De bij het besluit van de Waalse Regering beoogde sectoren, regelingen en diensten beantwoorden aan essentiële sociale en maatschappelijke behoeften en/of bieden werkgelegenheid, met name voor kwetsbare werknemers die zwaar door de crisis zijn getroffen.
Het besluit houdende bijzondere machten heeft betrekking op meerdere specifieke maatregelen op het vlak van werkgelegenheid, inschakeling in het maatschappelijk en het beroepsleven en op het vlak van sociale economie, om de impact van de gezondheidscrisis COVID-19 te beperken en de gevolgen van af te zwakken. De aangenomen maatregelen worden genomen om de werknemers (-neemsters) aan het werk te houden, te zorgen voor een vlottere inschakeling van werkzoekenden, die nog harder door de crisis worden getroffen, de initiatieven te ondersteunen die de voortzetting van het dienstverleningsaanbord aan onze medeburgers mogelijk te maken en het behoud van de rechten van de werkgevers, de werknemers en de sociale steungerechtigden te vrijwaren.
De aangenomen maatregelen zijn ook bedoeld om buurtdiensten en diensten voor socioprofessionele inschakeling te ondersteunen, ook op het gebied van de sociale economie, die tegemoetkomen aan de maatschappelijke behoeften van de meest kwetsbare burgers.
Krachtens het decreet van 29 oktober 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Waalse Regering om te reageren op de tweede golf van de gezondheidscrisis door COVID-19 is de Regering bevoegd om alle nuttige maatregelen te nemen om iedere dringende, problematische toestand te voorkomen en aan te pakken in het strikte kader van de COVID-19 pandemie en haar gevolgen, en die op straffe van ernstig gevaar behandeld moet worden.
Het dringend karakter van de genomen bepalingen wordt verantwoord door het feit dat genoemde bepalingn ertoe strekken, in te gaan op de noden waarmee de burgers, de ondernemingen, de werknemers, de werkzoekende en de steungerechtigden heen geconfronteerd worden wegens de gezondheidscrisis en de, met name door het overlegcomité, genomen maatregelen met het oog op het indijken van de verspreiding van COVID-19. Zij zijn onontbeerlijk om de inachtneming te vrijwaren van hun rechten en ervoor te zorgen dat de doelstellingen nagestreefd door de regelingen van de overheid in verband met werkgelegenheid, inschakeling in maatschappij en beroepsleven en de sociale economie niet in gevaar worden gebracht.
Dat besluit van bijzondere machten moet dus zo spoedig mogelijk aangenomen worden zodat de daarin vervatte maatregelen volkomen gevolg hebben en de tijdsgebonden doelstellingen in acht worden genomen.
Het ontwerp-besluit bestaat uit 42 artikelen, onderverdeeld in 9 hoofdstukken waaronder 4 in verschillende afdelingen: HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen (artikel 1) In artikel 1 wordt een algemene bepaling overgenomen waarin wordt vastgesteld dat elke in dit besluit bedoelde toelage niet hoger mag zijn dan de werkelijk door de begunstigde gedragen kosten. HOOFDSTUK II. - Maatregelen betreffende sociale economie Afdeling 1. - Inschakelingsbedrijven (art. 2 en 3)
Heden bestaan er 102 erkende bedrijven. De erkenning in de hoedanigheid van inschakelingsbedrijf strekt ertoe, de kwaliteitsvolle duurzame inschakeling te bewerkstelligen voor kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers. Artikelen 2 en 3 strekken ertoe, de crisisperiode in de subsidieberekening te neutraliseren.
Het doel van artikel 2 is rekening te houden met de gevolgen van de COVID-19 crisis, met name in termen van opschorting van de arbeidsovereenkomsten op de subsidiëring geïnd door de inschakelingsbedrijven voor hun kwetsbare werknemers en uiterst kwetsbare werknemers. Er wordt aldus bepaald dat de periode waarin een inschakelingsbedrijf een subsidie kan krijgen voor zijn werknemers verlengd wordt met een duur gelijk aan de opschorting van de arbeidsovereenkomst. Dankzij die maatregel kan worden voorkomen dat de reeds door de crisis getroffen onderneming dubbel gestraft wordt.
Artikel 3 bepaalt, ter afwijking van de huidige reglementering, het behoud van de subsidies aan de ondernemingen in moeilijkheden. Deze maatregel berust op de bijgewerkte versie van de reglementeringen inzake staatssteun in het kader van de COVID-19 crisis waarmee het behoud van subsidies aan de ondernemingen die niet in moeilijkheden waren op 31 december 2019 mogelijk wordt gemaakt. Die afwijking wordt voor de inschakelingsbedrijven toegepast: - op de subsidie voor de werkgelegenheid van kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers (kaderreglementering "RGEC"); - de subsidie "sociale begeleiding" (verordeing "de minimis diensten van algemeen economisch belang"); - de subsidie "Uitwerking van de beginselen van de sociale economie" (verordening "de minimis diensten van algemeen economisch belang"). Afdeling 2. - Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in
de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel (art. 4 en 5) Wat de 62 initiatieven die heden in het Waals Gewest erkend zijn, worden ze, gelet op de broosheid van de doelgroepen (werknemers inschakeling, artikelen 60, § 7, en 61), maar eveneens hun cliënten (ouderen, mensen met een handicap, sociaal-economisch kwetsbaren), ondersteund door de artikelen 4 en 5 van het besluit.
Artikel 4 staat "IDESS" toe hun activiteiten met betrekking tot het sociaal vervoer van personen uit te breiden tot dat van goederen wanneer dit vervoer van goederen bestemd is voor het doen van de boodschappen of het vervoer van het wasgoed van de begunstigden van de diensten van deze initiatieven. Dit is bedoeld om de begunstigden van "IDESS" te helpen en om te voorkomen dat ze, met oog voor sanitaire veiligheid, niet-essentiële reizen verrichten. Deze uitbreiding geldt tot en met 31 maart 2021.
Artikel 5 strekt ertoe, de initiatieven hetzelfde subsidieniveau in 2020 als in 2019 te garanderen. Dankzij deze maatregel wordt voorkomen, dat de subsidie in 2020 zou dalen terwijl de door deze initiatieven gedragen kosten grotendeels niet samengedrukt kunnen worden. Afdeling 3. - Adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie
(artikel 6) Er zijn 6 structuren erkend. Het betreft vzw's waarvan het hoofddoel erin bestaat, advies te verlenen bij de oprichting en de begeleiding van bedrijven uit de sociale economie. Zij krijgen een basissubsidie (32000 euro per jaar) en een resultaatgebonden subsidie (in functie van het aantal begeleide projectdragers, het aantal daarvoor verkregen financieringen, het aantal ingevoerde jobs...).
Artikel 6 beoogt in 2020 een subsidiëringsniveau te waarborgen dat gelijk is met datgene dat het adviesverlenend agentschap in 2019 gekregen heeft. Deze maatregel voorkomt een daling van de subsidie in 2020 terwijl de kosten die de adviesverlenende agentschappen dragen grotendeels onsamendrukbaar zijn. HOOFDSTUK III. - Maatregelen betreffende de buurtdiensten Afdeling 1. - Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (art. 7 tot
12) Er bestaat een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap in elke Waalse gemeente (ALE). Zij hebben heel wat onder de crisis geleden, zowel in hun organisatie als in het volume van hun prestaties. Ze kunnen evenwel, via de arbeidsprestaties die verricht worden door werkzoekenden ingeschreven in het de plaatselijke agentschappen, inspelen op sommige behoeften die de gezondheidscrisis veroorzaakt of nog versterkt heeft.
Artikel 7 legt de agentschappen een tijdelijk verbod op om een vergoeding te vragen voor de inschrijving van de in artikel 8 bedoelde structuren erkend door AVIQ als gebruikers van de diensten van deze agentschappen.
Artikel 8 strekt ertoe, de plaatselijke agentschappen de mogelijkheid te bieden om tijdelijk, en met een verband met de gezondheidscrisis, hun activiteiten uit te breiden, welke opgelijst zijn in het artikel en inspelen of behofeten die in het regelmatig arbeidscircuit niet meer aan bod komen. Doel is, de dienstenverstrekkers van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen de mogelijkheid te bieden, sneller de structuren te versterken die wegens de gezondheidscrisis gebukt gaan onder een hoge werklast.
Deze activiteiten kunnen bij de structuren, erkend door "AVIQ" uitgeoefend worden zoals opgelijst in lid 2 van artikel 8.
Artikel 9, § 1, breidt, in afwijking van de reglementering, de toepasselijke voorwaarden uit om in aanmerking te komen als dienstverstrekker van de plaatselijke agentschappen om de werklozen te beoge die langer dan twaalf maanden zonder werk blijven. Deze uitbreiding is noodzakelijk om in te spelen op de vraag naar verwachte prestaties van de agentschappen als gevolg van de tijdelijke uitbreiding van de activiteiten gevoerd door genoemde agentschappen.
In § 2 van artikel 9 wordt de verplichting van het agentschap behandeld, waarin gesteld wordt dat 25% van de ontvangsten uit prestaties dient te gaan naar de vorming van de bij het agentschap ingeschreven werkzoekenden. Om rekening te houden met de moeilijkheden wegens de crises wordt in artikel 9, § 2, het verschuiven van de einddtermijn mogelijk gemaakt waarin het agentschap aan zijn verplichting voldaan heeft voor de ontvangsten betreffende het jaar 2019.
Daarenboven kan het plaatselijk agentschap 50% van het bedrag dat in principe voor beleidsvoering vrijgemaakt dient te worden gebruikt worden voor de aankoop van sanitair materieel om de activiteiten, ondanks de gevolgen van de gezondheidscrisis COVID-19, te behouden.
Daarin wordt eveneens bepaald wat dient te gebeuren bij niet-inachtneming door de werkgever van zijn verplichting tot vorming ten opzichte van de aanpassingen bepaald in het besluit.
Artikel 10 stelt het bedrag van aankoop van de cheque van de plaatselijke agentschappen vast voor de activiteiten bedoeld in artikel 8 en maakt het de werknemers mogelijk tot 70u per maand te presteren in het kader van de activiteiten erkend in het plaatselijk agentschap.
Artikel 11 organiseert de financiering, door het Waals Gewest, van 5000 cheques van de plaatselijke agentschappen ten voordele van de structuren erkend door AVIQ en bedoeld in artikel 8. Deze financiering strekt ertoe, ze te ondersteunen en hun toegankelijkheid tot de regeling van de plaatselijke agentschappen te begunstigen. De cheques worden onderverdeeld op basis van een beslissing van AVIQ. FOREm financiert elk plaatselijk agentschap voor het aantal PWA-cheques toegekend aan de structuren van zijn grondgebied volgens de verdeling vastgesteld door AVIQ. Dankzij deze financiering kunnen de plaatselijke agentschappen de cheques bestellen bij het uitgiftebedrijf en ze dan verdelen onder de dienstverleners in de agentschappen voor de prestaties die laatstgenoemden uitvoeren bij de begunstigde structuren zodra de inschrijving ervan bij de plaatselijke agentschappen als gebruikers uitgevoerd is.
Artikel 12 heft artikel 11 van het besluit van bijzondere machten nr 51 op. Dit artikel dient opgeheven als gevolg van het uitstelt met één jaar van de verplichting tot vorming van de plaatselijke agentschappen betreffende de ontvangsten die zij in 2019 geïnd hebben. Afdeling 2. - Dienstencheques (art. 13 en 14).
De dienstenchequesector werd ook en blijft nog steeds geconfronteerd met een aanzienlijke vertraging in zijn activiteiten. Deze regeling is van belang voor Wallonië: - wat de werkgelegenheid betreft, gaat het om zo een 46.570 actieve werknemers en -neemsters in Wallonië, w.o. 33.585 met woonplaats in het gewest (98% van de werknemers zijn vrouwen); - wat de ondernemingen betreft, zijn er 1076 erkend in het Waals Gewest en 631 hebben er hun maatschappelijke zetel; - wat de gebruikers betreft, zij zijn om en bij de 284.000 die dienstverleningen genieten om een zo goed mogelijke verzoening tussen beroeps- en privé-leven mogelijk te maken.
Artikel 13, lid 1, bepaalt dat dienstencheque-ondernemingen een toelage ontvangen voor werknemers die zij in dienst hebben gehouden ondanks de onmogelijkheid om hun prestaties in het kader van het stelsel van de dienstencheques uit te voeren. Deze maatregel heeft als doel de kosten van het behoud van de tewerkstelling te compenseren wanneer de ondernemingen de inkomsten die verband houden met hun activiteiten niet genieten.
In leden 2 en 3 wordt de wijze bepaald waarop het subsidiebedrag wordt berekend, rekening houdend met de arbeidsovereenkomsten van de werknemers, met het aantal dienstencheques dat in de loop van de maand werd uitgegeven en met het bedrag van de gewestelijke uurgebaseerde tegemoetkoming voor de maanden november en december 2020.
Leden 4 tot 6 bepalen de procedure die gevolgd moet worden om voor deze tegemoetkoming in aanmerking te komen.
Artikel 15 bepaalt ten slotte wat wordt bedoeld met dienstencheque-werknemers, onder verwijzing naar de toepasselijke reglementering.
Artikel 14 verlengt dan de geldigheidsduur van de dienstencheques met een periode van zes maanden wanneer dit betrekking heeft op maanden oktober 2020 tot en met maart 2021, en houdt rekening met de crisisperiode om de terugbetaling van de ongebruikte dienstencheques mogelijk te maken. HOOFDSTUK IV. - Maatregelen betreffende de begeleiding van werklozen werkzoekenden naar en bij werk (art. 15 tot 17) De subsidie van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling bestaat uit een vast (70%) en een variabel (30%) deel. Het variabel deel wordt toegekend in functie van de vraag of de zendingen twee doelen hebben bereikt: enerzijds, minstens 85% van het aantal begeleide gerechtigden, ingeschreven in hun jaarlijkse actieplannen, bereiken en anderzijds, of minstens 50% van de gerechtigden in de arbeidsbemiddeling opgenomen worden. Artikel 15 strekt ertoe af te wijken van de voorwaarden voor de toekenning van het variabel subsidiedeel. Dit deel staat vast, los van het al dan niet bereiken van de doelstellingen van het actieplan 2020.
Ten gevolge van de gezondheidscrisis en met name de maatregelen van opgelegde sluiting ter bestrijding van de verspreiding van COVID-19, zouden deze voorwaarden niet vervuld kon worden door de zendingen, wat zonder afwijkingsbepaling een impact zou hebben op de subsidie van de zendingen terwijl de kosten die ze dragen grotendeels onsamendrukbaar zijn.
Artikel 16 maakt het verlengen van de maximumduur van een begeleiding bij een zending mogelijk, zodat degene die deze dienstverlening geniet niet bestraft wordt als zijn begeleiding door de gezondheidscrisis verstoord wordt, evenals de daaruit voortvloeiende maatregelen.
Artikel 17 beoogt dan een begeleiding naar en bij werk voor werkzoekenden die FOREm toegezonden heeft om in te spelen op de behoeften aan personeelsversterkingen in de onderdak verschaffende structuren erkend door AVIQ wegens de te hoge werkdruk voor het personeel, wegens het ziekteverlet, quarantaine-verplichtingen of de vermoeidheid van het personeel. De zending krijgt een tegemoetkoming van 500 euro per werkzoekende die FOREm toegezonden heeft die jobcoaching krijgt naar en bij werk.
Wanneer de aanvrager het leefloon of financieel maatschappelijke hulp krijgt, wordt de begeleiding naar en bij werk overgenomen door het OCMW. De begeleiding of jobcoaching start uiterlijk op 31 december 2020. HOOFDSTUK V. - Maatregelen voor begeleiding en bijstand bij zelftewerkstelling Afdeling 1. - "Structures d'accompagnement à l'autocréation d'emploi"
(begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling, art. 18) Er zijn heden in het Waals Gewest 12 dergelijke structuren erkend om projecthouders te erkennen in zelftewerkstelling en in voorkomend geval hun projecten af te kunnen toetsen met het voordeel van een begeleiding en rechtenbescherming in verband met hun statuut als werkzoekende.
Artikel 18 maakt het mogelijk, de maximumduur van de begeleiding voor een projecthouder met drie maanden te verlengen indien de structuurbegeleiding door de gezondheidscrisis werd verstoord. Afdeling 2 - Maartregelen betreffende steunverlening voor banencreatie
via de bevordering van overgang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit (art. 19 tot 21) De Airbag-regeling waarmee ondersteuning beoogd wordt voor projecthouders in ondernemerschap evenals voor zelfstandigen als nevenactiviteit zodat ze daarvan een hoofdactiviteit kunnen maken, wordt eveneens rechtstreeks door de crisis getroffen. Om de negatieve effecten van de crisis te compenseren, dienen aangepaste nadere toekennings- en vereffeningsregelingen voor deze financiële incentive te worden voorzien.
Artikel 19 biedt de begunstigde de mogelijkheid zijn activiteit te onderbreken en geeft hem de toelating om in dat geval het overbruggingsrecht of andere vervangingsinkomsten te activeren in functie van het statuut (nog steeds werkzoekende of zelfstandige in nevenactiviteit of reeds zelfstandige in hoofdactiviteit), in zover de toekenning van de eerstvolgende schijven van de airbag-tegemoetkoming met een gelijke duur wordt uitgesteld als duur van het opschorten van de activiteit. Daarmee kan eveneens de termijn worden uitgesteld waarin een projecthouder in ondernemerschap gevestigd dient te zijn als zelfstandige in hoofdactiviteit.
Artikel 20 verlengt de duur waarin de subsidie toegekend moet zijn met een duur gelijk aan de periode waarin de begunstigde van deze financiële incentive, Airbag, zijn activiteit onderbroken heeft.
Daarmee kan FOREm eveneens afwijken van de verplichtingen (met betrekking tot de 2e en de 3e schijf van de financiële incentive) inzake economische ontwikkeling van de activiteit van deze begunstigde.
Artikel 21 past de procedures et nadere regels aan voor de vereffening van de incentive, om de onderbreking van de activiteiten van de begunstigde in overweging te nemen door de termijnen te verlengen voor een periode gelijk aan de duur van de onderbreking van de activiteiten. [00e2][0080] PL HOOFDSTUK VI. - Maatregelen betreffende steun voor werkgelegenheid Afdeling 1. - Steun bij het bevorderen van de werkgelegenheid ("APE";
art. 22 tot 25) Artikel 22 schort de verplichting op tot het behoud en de verhoging van het globaal werkgelegenheidsvolume dat opgelegd wordt aan de werkgevers in de plaatselijke agentschappen. Het doel van deze opschorting is te voorkomen dat werkgevers dubbel worden gesanctioneerd in geval van een vermindering van het aantal werknemers als gevolg van de gevolgen van de gezondheidscrisis COVID-19.
De leden 2 en 3, respectievelijk voor de werkgevers van de sector van de plaatselijke besturen en in de niet-commerciële sector, passen de modaliteiten voor de verificatie van de naleving van het totale volume met betrekking tot de in lid 1 bedoelde opschorting aan.
Op grond van het vierde lid kunnen werkgevers (plaatselijke besturen) die ondanks de opschorting niet aan hun globaal werkgelegenheidsvolume zouden hebben kunnen voldoen vanwege de gevolgen van de gezondheidscrisis op de middellange of lange termijn, om een ministeriële afwijking verzoeken. Een dergelijke mogelijkheid bestaat al voor werkgevers in de niet-commerciële sector.
Artikel 23 strekt ertoe, de betaling van de subsidies binnen de bepaalde termijnen te waarborgen gelet op de aanpassing van de arbeidsorganisatie bij FOREm. Daarvoor wordt bepaald dat FOREm de vereffening verricht van de subsidie op grond van het gemiddeld subsidiëringspercentage van de werkgevers en niet op grond van de staat van de werkelijk uitgevoerde prestaties, verzonden door de werkgever.
Voor zover de sanitaire voorwaarden de werkhervatting door de werkgevers en door FOREm mogelijk zullen maken onder normale voorwaarden zullen de subsidies op grond van de toegestuurde staten van de prestaties herberekend worden.
Daarnaast stelt dit artikel de maximumtermijn uit waarin de werkgever de prestatiestaten voor zijn werknemers toe moet sturen.
Artikel 24 strekt ertoe alle dwingende termijnen in het decreet "plaatselijke agentschappen" van 25 april 2002 op te schorten, om te voorkomen dat de werkgevers bestraft worden voor niet-inachtneming van de dwingende termijnen wegens de impact van de sanitaire crisis COVID-19.
Artikel 25 maakt het mogelijk om tijdelijk af te wijken van artikel 12 van het APE-besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 en met inachtneming van het arbeidsrecht, van de eerbiediging van de functies die in het kader van de A.P.E.-steun zijn toegekend om rekening te houden met de gevolgen van de gezondheidscrisis voor de organisatie van het werk. Afdeling 2 - Maatregelen betreffende de "SESAM"-regeling ter
bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen (art. 26 tot 28) De niet-inachtneming van een beslissing tot toekenning van de SESAM-bijstand in hoofde van de werkgever kan een negatieve impact hebben op de analyse van een nieuwe aanvraag tot toekenning van de SESAM-bijstand die later door de werkgever zou worden ingediend.
Artikel 26 strekt ertoe, mogelijk te maken dat de niet-inachtneming van een verplichting door de werkgever wegens de gezondheidscrisis niet ertoe leidt, dat een aanvraag die later door de werkgever wordt ingediend geblokkeerd wordt.
Artikel 27 schort de verplichting op tot het behoud en de verhoging van het globaal werkgelegenheidsvolume dat opgelegd wordt aan de werkgevers in de SESAM-regeling. Het doel van deze opschorting is te voorkomen dat werkgevers dubbel worden gesanctioneerd in geval van een vermindering van het aantal werknemers als gevolg van de gevolgen van de gezondheidscrisis COVID-19.
Artikel 28 strekt ertoe alle dwingende termijnen in het SESAM-decreet op te schorten, om te voorkomen dat de werkgevers die onder deze regeling vallen bestraft worden voor niet-inachtneming van de dwingende termijnen wegens de impact van de sanitaire crisis COVID-19. Afdeling 3. - Maatregelen betreffende de steun ten behoeve van de
doelgroepen (art. 29) In artikel 29 wordt tijdelijke werkloosheid overgenomen als één van de redenen van de opschorting van de toekenning van steun. Dit maakt het mogelijk om het verloop van de duur waarin de werknemer/werkzoekende de "Impulsion-steun kan genieten, op te schorten. Het doel van deze maatregel is te voorkomen dat bij de berekening van de maximale toekenningsduur rekening wordt gehouden met perioden van tijdelijke werkloosheid wanneer de werknemer geen activeringsuitkering ontvangt.
Daarnaast worden de tewerkstellingsperiodes onder de artikelen "60-61" met werkloosheidsperiodes gelijkgesteld. Afdeling 4. - Subsidie voor de tewerkstelling van langdurig werklozen
bij werkgevers getroffen door de impact van de COVID-19-crisis (art. 30 tot 37) Afdeling 4 - streeft naar een dubbele doelstelling, enerzijds, het
tewerkstellen van 24 maanden en langer werkloze werkzoekenden en anderzijds het inspelen op een dringende behoefte aan personeel bij werkgevers die onder de essentiële sectoren vallen die rechtstreeks en significant getroffen worden door de gevolgen van de gezondheidscrisis COVID-19.
Artikel 30 bepaalt dat FOREm deze werkgevers een maandelijkse subsidie van 1000 toekent voor het indienstnemen van een werkzoekende die reeds langer dan 24 maanden werkloos is. De subsidie wordt toegekend voor een maximumduur te rekenen van 24 maanden te rekenen van de indienstneming.
Rekening houdend met de beschikbare begrotingsmiddelen wordt het aantal toe te kennen subsidies beperkt tot 250 beslissingen tot toekenning van de subsidie.
Artikel 31 omschrijft de potentiële subsidiegerechtigden. Het betreft werkgevers die rechtstreeks en significant getroffen worden door de crisis en geconfronteerd worden met een personeelstekort wegens met name de door de gezondheidscrisis veroorzaakte werktoename.
Om voor deze tegemoetkoming in aanmerking te komen, dienen genoemde werkgevers zich ertoe verbinden een werkzoekende in dienst te nemen voor een duur van 24 maanden en hem 40u vorming per jaar aanbieden ongeacht de werkregeling.
Artikel 32 bepaalt de voorwaarden om de werkzoekende voor wie de subsidie waarvan sprake in artikel 29 toegekend wordt, in aanmerking te laten komen, namelijk: ? ingeschreven zijn bij FOREm en sinds langer dan 24 maanden in een werkloosheidsperiode verkeren ? in het Franstalige taalgebied verblijven ? in de loop van de 24 laatste maanden ofwel tewerkgesteld zijn in het kader van een overeenkomst gebaseerd op artikel "60-61", of één van opgelijste vormingen hebben gevolgd ("PFI, FALT, formation coup de poing pénurie,..."), ofwel in aanmerking gekomen zijn voor een begeleiding naar en bij werk door een zending als bovengenoemd.
Artikel 33 geeft een nadere bepaling van de regels voor het indienen en behandelen van de aanvragen tot toekenning van de subsidie bedoeld in artikel 29.
Rekening houdend met het beperkt aantal subsidietoekenningen, bepaalt artikel 33 ook nog dat de aanvragen worden behandeld in de volgorde van het versturen ervan, met de poststempel als bewijs.
Artikel 34 bepaalt dat de werkgever een werkzoekende in dienst moet nemen, die beantwoordt aan de voorwaarden als bovenbepaald, binnen een termijn van 4 maanden. Bij gebreke gaat het voordeel van de beslissing tot toekenning van de tegemoetkoming verloren. De toekenningsbeslissing heeft uitwerking te rekenen van de indienstneming gedurende maximum twee jaar.
Bij verbreking van de arbeidsovereenkomst van de in dienst genomen werknemer gaat het voordeel van de subsidie verloren, behoudens wanneer de verbreking van de arbeidsovereenkomst voortvloeit uit het ontslag van de werknemer. In dat geval kan de werkgever de werknemer vervangen door een werkloze werkzoekende die beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in artikel 32.
Artikel 35 geeft een nadere bepaling van de voorwaarden en de nadere regels voor de vereffening van de FOREm-subsidie.
Artikel 36 bepaalt dat de onterecht door FOREm vereffende subsidie bij elk rechtsmiddel teruggevorderd wordt Ten slotte bepaalt artikel 37 dat de subsidie bedoeld in artikel 30 samengevoegd mag worden met de tegemoetkoming "Impulsion 12 mois +". Afdeling 5. - Maatregelen betreffende de "verhoogde toelagen sociale
economie" voor tewerkstellingen in het kader van artikel 60, § 7 van de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn Artikel 38 beoogt een OCMW dat tegemoetkomingen krijgt voor "ART60 majoré économie sociale" in de mogelijkheid te stellen zijn werknemers werk toe te wijzen bij een werkgever die niet onder de sociale economie valt als de voorgevoelde werknemer of werknemers (sociale economie) wegens de COVID-crisis niet in staat zijn om de betrokken werknemers onder ART60 (verder) aan het werk te houden. HOOFDSTUK VII. - Maatregelen betreffende vrijstellingen van beschikbaarheid op de arbeidsmarkt Artikel 39 stelt de werkloze tijdelijk vrij van de controle op zijn beschikbaarheid op de arbeidsmarkt enerzijds en van de verplichting tot het volgen van studies en vormingen tijdens de opschortingsperiode ervan wegens de gezondheidscrisis en anderzijds van de verplichting tot het verstrekken van aanwezigheidsbewijzen voor deze vormingen en/of studies. HOOFDSTUK VIII. - Maatregelen betreffende het betaald educatief verlof Artikel 40 stelt in het kader van de toekenning van het betaald educatief verlof de lesuren in afstandsonderrichting gelijk met lesuren met fysieke aanwezigheid.
De lessen die recht geven op betaald educatief verlof voor het schooljaar 2020-2021 kunnen tot 30 september 2021 gevolgd worden. In dat geval hebben ze geen gevolg voor het uurquota in het betaald educatief verlof voor het schooljaar 2021-2022.
Artikel 42 acht dat de vormingsuren in afstandsonderrichting waarvoor geen aanwezigheidsbewijs werd verstrekt door de inrichtingen en opleidingenverstrekkers wegens de gezondheidscrisis gevolgd zijn. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen Artikel 43 behoeft geen commentaar.
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE NR. 68.298/2-4 Afdeling Wetgeving
Tweede - en vierde kamer De aanvraag tot adviesverlening ingediend op 16 november 2020 door de Vice-Minister-President en de Minister van Tewerkstelling, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten van het Waals Gewest in verband met een ontwerp-besluit van de Waalse Regering houdende bijzondere machten nr. ... `betreffende verschillende bepalingen die in het kader van het "plan rebond COVID" zijn genomen inzake werkgelegenheid en socioprofessionele inschakeling, sociale economie inbegrepen' werd op 23 november 2020 overeenkomstig artikel 84, § 4, lid 2, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, van de rol geschrapt.