Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 16 juni 2020
gepubliceerd op 26 juni 2020

Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 51 betreffende de afbouwmaatregelen COVID-19 inzake werkgelegenheid en socioprofessionele inschakeling, sociale economie inbegrepen

bron
waalse overheidsdienst
numac
2020041907
pub.
26/06/2020
prom.
16/06/2020
ELI
eli/besluit/2020/06/16/2020041907/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JUNI 2020. - Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 51 betreffende de afbouwmaatregelen COVID-19 inzake werkgelegenheid en socioprofessionele inschakeling, sociale economie inbegrepen


VERSLAG AAN DE REGERING De buitengewone gezondheidscrisis in verband met COVID-19 die heden België treft en de huidige en komende regels, genomen om de verspreiding van het virus onder de bevolking te beperken, zijn van dien aard dat ze iedere vorm van activiteit op het grondgebied van het Waalse Gewest vertragen.

Naast de impact op de gezondheid heeft deze gezondheidscrisis ook - en nog steeds - een belangrijke economische en sociale impact in Wallonië, die vooral onze meest kwetsbare burgers treft. Daarom is het in deze context van afbouw van de lockdown van essentieel belang om maatregelen te nemen om de activiteiten te hervatten die gericht zijn op het herstel van een positieve, constructieve en transversale dynamiek op het gebied van werkgelegenheid en socio-professionele inschakeling. Er moet ook om rekening te worden gehouden met de dimensie van gelijke kansen en rechten van vrouwen, die bijzonder vertegenwoordigd zijn in deze sectoren.

De bij het ontwerp-besluit beoogde sectoren, regelingen en diensten beantwoorden aan essentiële sociale en maatschappelijke behoeften en/of bieden werkgelegenheid, met name voor kwetsbare werknemers die zwaar door de crisis zijn getroffen. Er is een reeks maatregelen genomen om de schok van de crisis op te vangen, werknemers aan het werk te houden, initiatieven te ondersteunen om de dienstverlening aan onze medeburgers voort te zetten en om de gevolgen van de gezondheidscrisis te beperken en de gevolgen ervan zoveel mogelijk te beperken.

Het is nu noodzakelijk de hervatting of de voortzetting van de activiteiten te begeleiden, die zullen moeten worden georganiseerd met strikte inachtneming van de door de Nationale Veiligheidsraad vastgestelde afbouwstrategie, of het nu gaat om de regels van social distancing of om de door Sciensano aanbevolen gezondheidsmaatregelen in het kader van de afbouw van de lockdown.

Dit ontwerp-besluit van bijzondere machten heeft betrekking op een aantal specifieke maatregelen inzake werkgelegenheid en socioprofessionele inschakeling, onder meer op het gebied van de sociale economie, om de hervatting van de activiteiten in het kader van de geleidelijke afbouw van de lockdown te ondersteunen.

Deze maatregelen zijn bedoeld om rekening te houden met de gevolgen van de crisis en de gedeeltelijke hervatting van de activiteiten op de regeling ter ondersteuning van de werkgelegenheid en de reglementering daarvan, teneinde deze tijdelijk aan te passen aan de uitzonderlijke situatie waarmee we te maken hebben. Ze zijn ook bedoeld om buurtdiensten en diensten voor socioprofessionele inschakeling te ondersteunen, ook op het gebied van de sociale economie, die tegemoetkomen aan de maatschappelijke behoeften van de meest kwetsbare burgers.

Krachtens artikel 1 van het decreet van 17 maart 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Waalse Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19 is de Regering bevoegd om alle passende maatregelen te nemen om elke situatie die een probleem vormt in het strikte kader van de pandemie van COVID-19 en de gevolgen ervan te voorkomen en aan te pakken en die op straffe van ernstig gevaar met spoed moet worden aangepakt.

De dringendheid van de genomen maatregelen wordt gerechtvaardigd door het feit dat, ondanks de verbetering van de situatie, de strikte naleving van de gezondheidsmaatregelen moet worden gehandhaafd; dat het, om de verspreiding van het virus te vertragen en te beperken, noodzakelijk is onmiddellijk de aanbevolen maatregelen te nemen die uit het oogpunt van de volksgezondheid onontbeerlijk blijken; dat de directe of indirecte gevolgen van de crisis een snel beheer en een snelle reactie op regionaal niveau vereisen; dat de crisis de sectoren en systemen voor werkgelegenheid en inschakeling, ook op het gebied van de sociale economie, in het gedrang kan brengen; dat het van essentieel belang is de hervatting van de activiteiten te begeleiden met de maatregelen die nodig zijn om de doelstellingen van deze regelingen na te streven; dat de geplande maatregelen onontbeerlijk zijn om de werkgelegenheid en het behoud van de uit deze regelingen voortvloeiende prestaties te garanderen; dat de geplande maatregelen rechtstreekse gevolgen hebben op de begunstigden, die moeten worden geïnformeerd; dat elke vertraging de verwezenlijking van de door hen nagestreefde doelstellingen in het gedrang zal brengen.

Dat besluit van bijzondere machten moet dus zo spoedig mogelijk aangenomen worden zodat de daarin vervatte maatregelen volkomen gevolg hebben en de door de nationale veiligheidsraad vastgestelde termijnen en afbouwmodaliteiten in acht worden genomen.

Het ontwerp- besluit bestaat uit 6 hoofdstukken, waarvan er 3 zijn onderverdeeld in verschillende afdelingen. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen In artikel 1 wordt een algemene bepaling overgenomen waarin wordt vastgesteld dat elke in dit besluit bedoelde toelage niet hoger mag zijn dan de werkelijk door de begunstigde gedragen kosten.

HOOFDSTUK II. - Maatregelen inzake werkgelegenheid Afdeling 1 - Steunregeling ter bevordering van de werkgelegenheid

(A.P.E.) Artikel 2, eerste lid, schort tussen 1 juni en 30 september de verplichting betreffende de handhaving en de verhoging van het globale werkgelegenheidsvolume op. Het doel van deze opschorting is te voorkomen dat werkgevers dubbel worden gesanctioneerd in geval van een vermindering van het aantal werknemers als gevolg van de gevolgen van de gezondheidscrisis COVID-19.

De leden 2 en 3, respectievelijk voor de werkgevers van de sector van de plaatselijke besturen en in de niet-commerciële sector, passen de modaliteiten voor de verificatie van de naleving van het totale volume met betrekking tot de in lid 1 bedoelde opschorting aan.

Op grond van het vierde lid kunnen werkgevers (plaatselijke besturen) die ondanks de opschorting niet aan hun globaal werkgelegenheidsvolume zouden hebben kunnen voldoen vanwege de gevolgen van de gezondheidscrisis op de middellange termijn, om een ministeriële afwijking verzoeken. Een dergelijke mogelijkheid bestaat al voor werkgevers in de niet-commerciële sector.

Artikel 3 schort de termijnen op die aan werkgevers opgelegd worden om een niet-werkende werkzoekende in dienst te nemen na de toekenning van een nieuwe beslissing tot toekenning van de APE-steun of in geval van vervanging van een werknemer die het bedrijf heeft verlaten. Deze bepaling is bedoeld om te voorkomen dat de werkgever het voordeel van zijn beslissing verliest wanneer hij gedwongen wordt de aanvankelijk geplande aanwerving uit te stellen vanwege het ontstaan van de gezondheidscrisis COVID-19.

Deze schorsing wordt van kracht op 1 mei 2020 om te voorkomen dat werkgevers waarvan de beslissing in mei afloopt, van het voordeel van de opschorting worden uitgesloten.

Artikel 4 maakt het mogelijk om tijdelijk af te wijken van artikel 12 van het APE-besluit en met inachtneming van het arbeidsrecht, van de eerbiediging van de functies die in het kader van de A.P.E.-steun zijn toegekend om rekening te houden met de gevolgen van de gezondheidscrisis voor de organisatie van het werk. Afdeling 2. - SESAM-steun

Artikel 5 wijkt af van het in aanmerking nemen van inactieve SESAM-beslissingen (d.w.z. beslissingen waarvan de werkgever geen gebruik heeft gemaakt, ondanks de toekenning, en die hij dus heeft verloren) in het kader van de analyse van een nieuwe steunaanvraag die door de werkgever is ingediend.

De artikelen 6 en 7, zoals de artikelen 3 en 4 voor de APE, schorsen voor dezelfde perioden en om dezelfde redenen de verplichtingen inzake het globaal werkgelegenheidsvolume en de aanwervingstermijnen. Afdeling 3. - Steun ten behoeve van de doelgroepen

Artikel 8 stelt werkzoekenden die actief zijn in de artistieke sector gelijk aan langdurige werkzoekenden, zodat zij van de "Impulsion-steun" kunnen genieten . Dit artikel heeft tot doel de toegang tot de regeling te vergemakkelijken voor een categorie werknemers die in het bijzonder door de crisis zijn getroffen en die vanwege de kenmerken van hun prestaties moeilijk aan de voorwaarden voor toegang kunnen voldoen.

De werknemers die gedurende de 4 kwartalen voorafgaand aan het kwartaal van de aanwerving prestaties aangegeven onder de R.S.Z.O.-code 046 hebben verricht, kunnen in aanmerking komen voor de gelijkstelling.

De gelijkstelling duurt tot 30 juni 2021, aangezien de reorganisatie van de artistieke sector in de loop van de tijd zal moeten worden verlengd en de beperkingen voor de artistieke sector op dit moment nog geen duidelijk tijdschema hebben. Gebeurtenissen met grote aantallen mensen zijn nog steeds verboden en zullen waarschijnlijk nog lange tijd door de gezondheidscrisis worden getroffen, waardoor kunstenaars en met name jongeren die nu of in de komende maanden de sector integreren, zwaar worden benadeeld.

In artikel 9 wordt tijdelijke werkloosheid overgenomen als één van de redenen van de opschorting van de toekenning van steun. Dit maakt het mogelijk om de duur waarin de werknemer/werkzoekende de "Impulsion-steun kan genieten, op te schorten. Het doel van deze maatregel is te voorkomen dat bij de berekening van de maximale toekenningsduur rekening wordt gehouden met perioden van tijdelijke werkloosheid wanneer de werknemer geen activeringsuitkering ontvangt.

Het effect van de maatregel hangt samen met de handhaving door de federale overheid van de tijdelijke werkloosheidsmogelijkheden COVID-19, die al zijn verlengd tot 31 augustus 2020. De maatregel is van toepassing tot uiterlijk 31 december om een eventuele verlenging van de tijdelijke werkloosheidsmaatregelen door de federale overheid te dekken. HOOFDSTUK III. - Maatregelen betreffende de buurtdiensten Afdeling 1. - Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (ALE)

Artikel 10 wijkt af van de regel volgens welke de PWA's 25% van hun inkomsten moeten besteden aan de opleiding van PWA-werknemers en werklozen die bij het agentschap zijn ingeschreven. Voor het jaar 2020 mag 50% van het voor de vorming bestemde bedrag worden gebruikt ter dekking van de gezondheidsuitgaven die de PWA's na de crisis COVID-19 hebben gedragen.

Deze bepaling treedt in werking op 1 januari 2020 aangezien de uitgaven in verband met het sanitair materiaal vóór 1 juni 2020 kunnen zijn gedaan en al in maart kunnen zijn gedaan, zelfs al eerder als er al preventieve maatregelen waren genomen;

Artikel 11 bepaalt dat ongebruikte vormingsfondsen, die bijgevolg worden teruggevorderd, zullen worden toegewezen aan de plaatselijke agentschappen die in de loop van het jaar 2020 extra vormingskosten hebben gemaakt.

Deze bedragen zullen in 2021 op gelijke basis worden herverdeeld, naar rato van de extra uitgaven en naar gelang van het aantal door de PWA's ingediende aanvragen, overeenkomstig de in artikel 12 vastgestelde procedure. Afdeling 2. - Dienstencheques

Artikel 12 bepaalt dat dienstencheque-ondernemingen een toelage ontvangen voor werknemers die zij in dienst hebben gehouden ondanks de onmogelijkheid om hun prestaties in het kader van het stelsel van de dienstencheques uit te voeren. Deze maatregel heeft als doel de kosten van het behoud van de tewerkstelling te compenseren wanneer de ondernemingen de inkomsten die verband houden met hun activiteiten niet genieten.

Artikel 13 bepaalt de wijze waarop het bedrag van de toelage wordt berekend, rekening houdende met de arbeidsovereenkomsten van de werknemers, het aantal dienstencheques dat in de loop van de maand wordt uitgegeven en het geplande bedrag van de gewestbijdrage op uurbasis, op degressieve basis, voor de maanden juni, juli en augustus 2020. Deze maatregel is bedoeld om de werknemers te beschermen en de organisatie van het werk binnen de onderneming te vergemakkelijken met het oog op de gedeeltelijke en geleidelijke hervatting van de activiteiten. Artikel 14 bepaalt de procedure die gevolgd moet worden om voor deze bijdrage in aanmerking te komen.

Artikel 15 bepaalt wat wordt bedoeld met dienstencheque-werknemers, onder verwijzing naar de toepasselijke reglementering. HOOFDSTUK IV. - Maatregelen betreffende de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling (MIRE) Artikel 16 voorziet in de toekenning van een toelage ten gunste van de MIRE (gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling) ter dekking van, enerzijds, de gezondheids-, medische en paramedische kosten en de kosten voor het onderhoud van de uit de gezondheidscrisis voortvloeiende lokalen en, anderzijds, de aankoop van computerapparatuur om prestaties op afstand mogelijk te maken.

Deze bepaling treedt in werking op 1 januari 2020 zodra de uitgaven in verband met het sanitair materiaal vóór 1 juni 2020 kunnen zijn gedaan en al in maart kunnen zijn gedaan, zelfs al eerder als er al preventieve maatregelen waren genomen.

In artikel 17 wordt de procedure voor de toekenning van deze toelage bepaald.

Artikel 18 versoepelt één van de voorwaarden met betrekking tot de vaststelling van het bedrag van de toelage ten gunste van de MIRE, dat afhankelijk is van het aantal ingeschakelde werkzoekenden die door de MIRE worden begeleid en die op de arbeidsmarkt zijn gekomen. Van artikel 19 kan worden afgeleid dat aan deze voorwaarde is voldaan na 3 maanden prestatie op grond van een arbeidsovereenkomst in plaats van 6 maanden.

Dit artikel treedt in werking op 1 januari 2020, aangezien de crisis COVID-19 een impact heeft gehad op de kansen op inschakeling van werkzoekenden zodra deze zich op Belgisch grondgebied heeft voorgedaan en dus vóór 1 juni 2020. HOOFDSTUK V. - Sociale Economie Afdeling 1. - Maatregelen betreffende de inschakelingsbedrijven

Het doel van artikel 19 is rekening te houden met de gevolgen van de eventuele handhaving of opschorting van de arbeidsovereenkomsten van kwetsbare werknemers en uiterst kwetsbare werknemers in inschakelingsbedrijven. De reglementering voorziet in het maximumbedrag van de steunintensiteit die inschakelingsbedrijven voor een bepaalde periode kunnen genieten. Artikel 20 maakt het mogelijk deze periode te verlengen en bij de berekening van deze intensiteit geen rekening te houden met de maanden juni tot september 2020.

In artikel 20 worden de regels voor het bewijs van de toewijzing van de toelage aan de verlenging van de in artikel 20 bedoelde periode aangepast. Afdeling 6 - Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in

de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel (I.D.E.S.S) Artikel 21 staat de IDESS toe hun activiteiten met betrekking tot het sociaal vervoer van personen uit te breiden tot dat van goederen wanneer dit vervoer van goederen bestemd is voor het doen van de boodschappen of het vervoer van het wasgoed van de begunstigden van de diensten van het IDESS. Dit is bedoeld om de begunstigden van de IDESS te helpen en om te voorkomen dat ze niet-essentiële reizen verrichten.

Deze verlenging is geldig tussen 1 juni en 31 december 2020.

Artikel 22 heeft tot doel de toelage van de IDESS voor de maanden juni tot en met augustus 2020 vrij te waren, aangezien het bedrag van deze toelagen door de crisis zal worden beïnvloed terwijl de gemaakte kosten gelijk zijn gebleven.

Aangezien de berekening op jaarbasis wordt gemaakt, zal deze een effect hebben op het hele jaar 2020. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen Artikel 23 voorziet in de inwerkingtreding van het besluit op 1 juni 2020, met uitzondering van de artikelen 3 en 7, die op 1 januari 2020 in werking treden, en de artikelen 10, 16, 18 en 22, die op 1 januari 2020 in werking treden.

Het doel van de terugwerkende kracht is te zorgen voor samenhang tussen de inwerkingtreding van het besluit en de tijdelijkheid van de gevolgen van zijn artikelen.

Deze terugwerkende kracht maakt het mogelijk om in te spelen op de behoeften in verband met de afbouw van de lockdown en voortvloeiend uit de crisis COVID-19 en de verschillende momenten waarop de gevolgen ervan voelbaar waren. Terugwerkende kracht is essentieel om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van het besluit worden bereikt.

Bovendien doet deze terugwerkende kracht geen afbreuk aan de rechten van derden en is ze integendeel gunstig voor hen.

Artikel 24 belast de Minister van Tewerkstelling met de uitvoering van dit besluit.

Advies van de Raad van State nr. 67.537/4 van 11 juni 2020 Afdeling Wetgeving

Op 4 juni 2020 werd de Raad van State, afdeling wetgeving, door de Vice-Minister-President en Minister van Tewerkstelling, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten van het Waalse Gewest verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen advies uit te brengen over een ontwerp-besluit van de Waalse Regering `van bijzondere machten nr. ... betreffende de afbouwmaatregelen COVID-19 inzake werkgelegenheid en socioprofessionele inschakeling, sociale economie inbegrepen'.

Het ontwerp werd door de vierde kamer onderzocht op 11 juni 2020. De kamer was samengesteld uit Martine Baguet, voorzitster van de kamer, Luc Cambier en Bernard Blero, Staatsraden, en Anne-Catherine Van Geersdaele, griffier.

Verslag werd uitgebracht door Véronique Schmitz, auditeur.

Het advies met onderstaande tekst werd uitgebracht op 11 juni 2020.

Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, dienen in de adviesaanvraag in het bijzonder de motieven te worden opgegeven die het dringend karakter verantwoorden.

Het schrijven luidt als volgt: "De dringende noodzakelijkheid wordt gemotiveerd als volgt: Overwegende dat de rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen van de crisis een beheer en een snelle reactie op gewestelijk niveau vereisen;

Overwegende dat de lockdownperiode de sectoren en regelingen voor de werkgelegenheid, socioprofessionele inschakeling en sociale economie in gevaar heeft gebracht, evenals de doelstellingen die met deze regelingen worden nagestreefd;

Gelet op de gevolgen op middellange termijn van de crisis COVID-19 en het effect van de veiligheidsmaatregelen die nog steeds van toepassing zijn in de bovengenoemde regelingen;

Overwegende dat de hervatting van de activiteiten in het kader van de afbouw van de lockdown derhalve gepaard moet gaan met de nodige maatregelen om de doelstellingen van de bovengenoemde regeling na te streven;

Overwegende dat de voorziene maatregelen onontbeerlijk zijn om de werkgelegenheid en de handhaving van de sociale prestaties voortvloeiend uit deze regelingen te garanderen;

Gezien de dringendheid van de uitvoering van deze maatregelen om het ermee beoogde doel te bereiken en overwegende dat elke vertraging bij de aanneming van deze maatregelen de hervatting van de activiteiten in het kader van de afbouw van de lockdown kan belemmeren".

Daar de adviesaanvraag is ingediend op grond van artikel 84, § 1, lid 1, 3°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling wetgeving haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, tot de bevoegdheid van de steller van de akte en tot het voltooien van de voorafgaandelijke vormvereisten, overeenkomstig artikel 84, § 3, van voornoemde gecoördineerde wetten.

Op deze drie punten geeft het ontwerp aanleiding tot volgende bemerkingen. voorafgaande opmerkingen 1. Uit artikel 5 van het decreet van 17 maart 2020 'tot toekenning van bijzondere machten aan de Waalse Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19' volgt dat "de machtiging die bij dit decreet aan de Regering gegeven wordt, drie maanden geldig is te rekenen van de inwerkingtreding ervan" (eerste lid) en dat "de termijn bepaald in lid 1 één enkele maal verlengbaar is, voor een gelijkwaardige duur" (tweede lid). Overeenkomstig artikel 6 van bedoeld decreet heeft de inwerkingtreding op 18 maart 2020 plaatsgevonden.

Gezien de datum waarop het advies van de afdeling Wetgeving wordt uitgebracht, moet de steller van de tekst er opmerkzaam op gemaakt worden dat het alleen kan worden aangenomen als de Regering nog over de bijzondere machten beschikt.

Zoniet heeft de ontworpen tekst geen rechtsgrondslag (1). 2. Overeenkomstig artikel 3, § 2, van het decreet van 17 maart 2020 zal het ontwerp-besluit aan het Bureau van het Parlement worden meegedeeld vóór de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad. algemene opmerking Volgens het ontwerp-besluit is de referentiedatum voor de door de ingevoerde regeling vastgestelde afwijkende bepalingen 31 december 2020 (artikelen 10, 11 en 22), 30 juni 2021 (artikel 9) of 1 juli 2021 (artikel 12).

Rekening houdende met de uitleggen vermeld in de aanhef van het ontwerp-besluit en in de nota aan de Waalse Regering kan deze regeling in principe geacht worden deel te maken van de maatregelen die de Regering op basis van artikel 1, § 1, van het decreet van 17 maart 2020 mag nemen, namelijk alle nuttige maatregelen om iedere situatie te voorkomen en te behandelen die problemen stelt in het strikte kader van de pandemie COVID-19 en haar gevolgen en die dringend behandeld moeten worden op straffe van ernstig gevaar." Het is echter toegestaan zich af te vragen of de termijn van 31 december 2020, en a fortiori die van 30 juni 2021 of 1 juli 2021, niet te ver weg zijn om als objectief en redelijk gerechtvaardigd te worden beschouwd in het licht van de beperkingen - die van het "strikte kader van de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan" - waaraan artikel 1, § 1, van het decreet van 17 maart 2020 de uitvoering van de bijzondere bevoegdheden die het aan de Regering toekent, onderwerpt. Het is inderdaad momenteel niet mogelijk om met zekerheid te bepalen op welk moment de toepassing van de maatregelen ter beperking van de verspreiding van COVID 19, met inbegrip van het einde van de afbouwmaatregelen, zal worden beëindigd, maar een vroegere datum zou toch kunnen worden overwogen in het licht van de vooropgestelde doelstelling.

Het ontwerp-besluit moet op dit punt kunnen worden gerechtvaardigd.

Zoniet zal het worden herzien (2).

Bijzondere opmerkingen Aanhef 1. In de aanhef van een besluit zijn de eerste bepalingen waarnaar verwezen moet worden, de bepalingen die het ontwerp tot rechtsgrond strekken.Het decreet van 17 maart 2020 moet bijgevolg het eerste lid van de aanhef vormen. 2. Het eerste lid zal worden weggelaten omdat het verwijst naar artikel 39 van de Grondwet. Beschikkend gedeelte Artikel 1 Geen enkele bepaling stelt dat een besluit genomen door het Waalse Gewest in gewestelijke aangelegenheden de in artikel 1 bedoelde vermelding moet bevatten. Deze bepaling - die bovendien ten onrechte naar "dit decreet" verwijst - moet dus worden weggelaten.

Artikel 5 Op de vraag naar artikel 5 gaf de afgevaardigde van de Minister het volgende aan: "Artikel 5 van het ontwerp-besluit dat voorziet in de mogelijkheid om af te wijken van de functies die in afwijking van artikel 12 van het APE-besluit van 19 december 2002 zijn toegekend: dat artikel 12 bepaalt dat de werkgever kan verzoeken om wijziging van zijn beslissing van de toekenning van de APE-steun. In de beslissingen tot toekenning van de APE-steun wordt aangegeven welke functies aan de werkgever worden toegekend en welke hij dient na te leven. Het doel van artikel 5 van het ontwerp-besluit is de werkgever in staat te stellen de door zijn werknemer uitgeoefende functies tijdelijk te wijzigen. Onder normale omstandigheden moet de wijziging van de functies het voorwerp uitmaken van een verzoek, overeenkomstig artikel 12, voor zover ze van invloed is op de toekenningsbeslissing. Het lijkt ons dan ook dat de mogelijkheid om de functies tijdelijk te wijzigen zonder een verzoek in te dienen, een afwijking is van artikel 12 van het APE-besluit van 19 december 2002".

Artikel 5 is in die zin geformuleerd dat het moet gelden "onverminderd de regels die van toepassing zijn op het arbeidsrecht".

Uit de bespreking volgt dat "artikel 5 het mogelijk maakt om tijdelijk en met inachtneming van het arbeidsrecht, af te wijken van de eerbiediging van de functies die in het kader van de A.P.E.-steun zijn toegekend om rekening te houden met de gevolgen van de gezondheidscrisis voor de organisatie van het werk en om de werknemers aan te moedigen aan het werk te blijven".

Ten slotte verlengt dat artikel met ingang van 1 juni 2020 een maatregel die identiek is aan de maatregel die sinds 1 maart 2020 is voorzien in artikel 34 van het besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 11 van 31 maart 2020 'betreffende verschillende bepalingen inzake werkgelegenheid, opleiding en socioprofessionele inschakeling, sociale economie inbegrepen'.

Bijgevolg kan ervan worden uitgegaan dat artikel 5 van het ontwerp ertoe strekt af te wijken van artikel 12 van het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en van andere wetsbepalingen'.

Het verslag aan de Regering zal worden aangevuld met deze preciseringen.

Artikel 10 Het eerste lid wordt weergegeven als een afwijking van artikel 10 van het decreet van 2 februari 2017 'betreffende de steun voor tewerkstelling ten behoeve van de doelgroepen'.

Het gaat om een bijkomende reden om de toekenning van de steun op te schorten naast de steun die in deze bepaling is voorzien, en niet om een afwijking.

Artikel 10 zal dienovereenkomstig worden herzien.

Artikel 12 Het vierde lid bepaalt dat "FOREM, naar gelang van het aantal aanvragen, de financiering gelijkelijk verdeelt over de agentschappen die hun uitgaven binnen de in lid 3 genoemde termijn verantwoorden." De wijze van verdeling is onduidelijk, omdat er niet wordt gespecificeerd of de "gelijke" verdeling van de financiering in verhouding staat tot het bedrag van de uitgaven en/of tot het aantal agentschappen dat van het mechanisme gebruik heeft gemaakt.

Artikel 12 zal op dit punt worden verduidelijkt.

Artikel 15 Het begrip "werkdagen", dat in lid 2 wordt gebruikt, moet worden gedefinieerd.

Artikel 16 In de Franse ontwerpversie dienen de woorden "au sens de l'article 1er, alinéa 1er, 9°, de l'arrêté royal du 12 décembre 2001 concernant les titres services" te worden vervangen door de woorden "au sens de l'article 7bis de la loi du 20 juillet 2001".

Artikel 19 Artikel 19 zou er baat bij hebben om aangevuld te worden om vast te stellen dat het afwijkt van artikel 1, eerste lid, 2°, van het besluit van 27 mei 2009 'tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling' dat het begrip van "duurzame en kwaliteitsvolle betrekking" definieert waarvan wordt afgeweken.

Artikel 20 1. In het eerste lid van de Franse ontwerpversie dienen, na de woorden " l'intensité de l'aide", de woorden ", visée à l'article 19 du décret du 20 octobre 2016 relatif à l'agrément des initiatives d'économie sociale et à l'agrément et au subventionnement des entreprises d'insertion" te worden geschrapt omdat zij een overlapping vormen met het begin van het artikel dat ertoe strekt af te wijken van artikel 20 van hetzelfde decreet en dat de bepaling vormt waarin de voorwaarden voor de intensiteit van de steun zijn vastgelegd.2. Het tweede lid is zo opgesteld dat bij de berekening van de intensiteit geen rekening wordt gehouden met de maanden "van maart tot augustus 2020". De bespreking van artikel 20 moet worden herzien in die zin dat de maanden "juni tot september 2020" als periode worden aangegeven.

Artikel 22 Uit de bespreking van artikel 22 volgt dat het sociaal vervoer tussen 1 juni 2020 en 31 december 2020 het vervoer van goederen ten behoeve van de begunstigden bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van het decreet van 14 december 2006 " betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel), afgekort : "I.D.E.S.S.", en meer bepaald het doen van de boodschappen of het vervoer van het wasgoed, kan omvatten.

Om deze uitbreiding van het begrip "sociaal vervoer" in overeenstemming te brengen met de rechtsgrondslag van de ontworpen tekst en om te voorkomen dat het wordt opgevat als het vervoer van andere soorten goederen, zal artikel 22 worden aangevuld met het bepalen van het soort vervoer van goederen dat wordt overwogen.

Artikel 23 In tegenstelling tot het beschikkend gedeelte dat de maanden "van maart tot augustus 2020" uitsluit, geeft de bespreking van artikel 23 aan dat het doel is om de IDESS-subsidies "voor de maanden juni tot juli" vrij te stellen.

Deze tegenstrijdigheid moet worden weggewerkt.

Artikel 24 Artikel 24 voorziet in een inwerkingtreding op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Meerdere bepalingen hebben echter terugwerkende kracht, in die zin dat zij in werking treden op 1 januari 2020 (artikelen 11 en 17 tot en met 19), 1 maart 2020 (artikelen 20 en 21), 1 mei 2020 (artikelen 4 en 8) of 1 juni 2020 (artikelen 3, 5, 7, 9, 10, 13 tot en met 16 en 22).

Zoals de afdeling Wetgeving in haar advies nr. 67.142/AG van 25 maart 2020 (3) heeft opgemerkt, "kan de terugwerkende kracht alleen gerechtvaardigd zijn wanneer deze onmisbaar is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang (4). Indien bovendien blijkt dat de terugwerkende kracht tot gevolg heeft dat de afloop van gerechtelijke procedures in een welbepaalde zin wordt beïnvloed of dat rechtscolleges verhinderd worden zich uit te spreken over een rechtsvraag, vergt de aard van het in het geding zijnde beginsel dat uitzonderlijke omstandigheden een verantwoording bieden voor het optreden van de wetgever, dat ten nadele van een categorie van burgers inbreuk maakt op de jurisdictionele waarborgen die aan allen worden geboden (5)." Het verslag aan de Regering moet de passende rechtvaardigingen betreffende de terugwerkende kracht van de ontworpen bepalingen bevatten.

In dit verband zou het nuttig zijn om de gelijkaardige maatregelen te vermelden die werden genomen, in het bijzonder in het kader van het besluit van de Waalse regering van 31 maart 2020 van bijzondere machten nr. 11 'betreffende verschillende bepalingen inzake werkgelegenheid, opleiding en socioprofessionele inschakeling, sociale economie inbegrepen', voor de periode van 1 maart 2020 tot 31 mei 2020 (6), en die worden herhaald in de ontworpen tekst vanaf 1 juni 2020.

De Griffier, Anne-Catherine Van Geersdaele De Voorzitster, Martine Baguet _______ Nota's 1 En tenzij ervan uitgegaan wordt dat de Regering over gewone bevoegdheden beschikt voor alle bepalingen van het ontwerp en alle voorafgaande formaliteiten heeft vervuld. 2 Zie, in dezelfde zin, advies nr. 67.526/4, gegeven op 9 juni 2020 over een ontwerp-besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten 'nr. XX houdende organisatie van de inspraak van het publiek in plaats van de voorafgaandelijke informatievergadering georganiseerd voor bepaalde projecten bedoeld in Boek I van het Milieuwetboek'. 3 Advies nr. 67.142/AG gegeven op 25 maart 2020 over het voorstel dat de wet van 27 maart 2020 is geworden 'die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19' (I en II)', http://www.raadvst-consetat.be/dbx/avis/67142.pdf. 4 Voetnoot nr. 22 van bovenvermeld advies : Vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof, zie met name : G.H., 21 november 2013, nr. 158/2013, B.24.2 ; G.H., 19 december 2013, nr. 172/2013, B.22 ; G.H., 29 januari 2014, nr. 18/2014, B.10 ; G.H., 9 oktober 2014, nr. 146/2014, B.10.1 ; G.H., 22 januari 2015, nr. 1/2015, B.4 ; G.H., 7 mei 2015, nr. 54/2015, B.12 ; G.H., 14 januari 2016, nr. 3/2016, B.22 ; G.H., 3 februari 2016, nr. 16/2016, B.12.1 ; G.H., 28 april 2016, nr. 58/2016, B.9.2 ; G.H., 9 februari 2017, nr. 15/2017, B.9.2. 5Voetnoot nr. 23 van bovenvermeld advies : Vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Zie bij voorbeeld : G.H., 21 november 2013, nr. 158/2013, B.24.2 ; G.H., 9 oktober 2014, nr. 146/2014, B.10.1 ; G.H., 28 mei 2015, nr. 77/2015, B.4.1 ; G.H., 24 maart 2016, nr. 48/2016, B.6 ; G.H., 6 oktober 2016, nr. 126/2016, B.7.3. 6 Zie de artikelen 33, 34, 36, 19, §§ 1, 2 en 5, die in verband moeten worden gebracht respectievelijk met de artikelen 3, 5, 7, 10, 20, 21 en 23 van het ontwerp.

16 JUNI 2020. - Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 51 betreffende de afbouwmaatregelen COVID-19 inzake werkgelegenheid en socioprofessionele inschakeling, sociale economie inbegrepen De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 17 maart 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Waalse Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19, artikel 1, § 1;

Gelet op het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs;

Gelet op het besluit van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel), afgekort "I.D.E.S.S.";

Gelet op het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven;

Gelet op het decreet van 2 februari 2017 betreffende de steun voor tewerkstelling ten behoeve van de doelgroepen;

Gelet op het decreet van 14 februari 2019 betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en van andere wetsbepalingen;

Gelet op het besluit van 24 mei 2017 tot uitvoering van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven;

Gelet op het besluit van 24 mei 2017 tot uitvoering van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 juni 2020;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 4 juni 2020;

Gelet op het rapport van 3 juni 2020, opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;

Gelet op advies nr. 67.537/4 van de Raad van State, gegeven op 11 juni 2020, overeenkomstig artikel 84, § 1, lid 1, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op het overleg tussen de Regeringen van de deelentiteiten en de bevoegde federale overheden in de Nationale Veiligheidsraad, die sinds begin maart 2020 vergadert;

Gelet op artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat het voorzorgsbeginsel huldigt in het kader van het beheer van een internationale gezondheidscrisis en de actieve voorbereiding op de potentialiteit van deze crisis; dat dit beginsel inhoudt dat het, wanneer een ernstig risico zich allerwaarschijnlijkst voor kan doen, de publieke overheden toekomt, dringende en voorlopige maatregelen aan te nemen;

Gelet op de verklaring van WHO in verband met de kenmerken van het coronavirus COVID-19, in het bijzonder de sterke besmettelijkheid en het sterfelijkheidsrisico;

Overwegende dat WHO op 11 maart 2020 het coronavirus COVID-19 als een pandemie gelabeld heeft;

Overwegende dat WHO op 16 maart 2020 zijn dreigingsniveau voor het coronavirus COVID-19, die de wereldeconomie destabiliseert en zich snel over de wereld spreidt, naar de hoogste graad heeft opgetrokken;

Gelet op de verspreiding van het coronavirus COVID-19 op Europees grondgebied en in België;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid en het gezondheidsrisico dat het coronavirus COVID-19 voor de Belgische bevolking inhoudt;

Gelet op de evolutie van de COVID-19-epidemie en de beslissingen van de Nationale Arbeidsraad betreffende de verschillende afbouwperiodes;

Overwegende dat, ondanks de verbetering van de situatie, de strikte naleving van de gezondheidsmaatregelen moet worden gehandhaafd;

Overwegende dat de rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen van de crisis een beheer en een snelle reactie op gewestelijk niveau vereisen;

Overwegende dat de lockdownperiode de sectoren en regelingen inzake werkgelegenheid, socioprofessionele inschakeling en sociale economie in het gedrang heeft gebracht, evenals de doelstellingen die met deze regelingen worden nagestreefd;

Gelet op de gevolgen op middellange termijn van de crisis COVID-19 en het effect van de veiligheidsmaatregelen die nog steeds van toepassing zijn in de bovengenoemde regelingen;

Overwegende dat de hervatting van de activiteiten in het kader van de afbouw van de lockdown derhalve gepaard moet gaan met de nodige maatregelen om de doelstellingen van de bovengenoemde regeling na te streven;

Overwegende dat de voorziene maatregelen onontbeerlijk zijn om de werkgelegenheid en de handhaving van de sociale prestaties voortvloeiend uit deze regelingen te garanderen;

Gezien de dringendheid van de uitvoering van deze maatregelen om het ermee beoogde doel te bereiken en overwegende dat elke vertraging bij de aanneming van deze maatregelen de hervatting van de activiteiten in het kader van de afbouw van de lockdown kan belemmeren;

Overwegende dat gezien de economische gevolgen van de crisis, het passend is om de verplichtingen die gelden voor werkgevers die APE- en SESAM-steun ontvangen, op te schorten wat betreft het behoud en de verhoging van het totale werkgelegenheidsvolume, om te voorkomen dat deze werkgevers dubbel worden gestraft in geval van een vermindering van hun aantal werknemers als gevolg van de gevolgen van de gezondheidscrisis COVID19 ;

Overwegende dat het ook passend is de aan de werkgevers voorgeschreven termijnen voor de aanwerving of de vervanging van een werkzoekende voor wie ze een beslissing tot toekenning van de APE- of SESAM-steun genieten, te verlengen om te voorkomen dat zij het voordeel van dergelijke steun verliezen wanneer zij gedwongen worden de oorspronkelijk geplande aanwerving uit te stellen vanwege het optreden van de gezondheidscrisis COVID-19;

Overwegende dat, gezien de gevolgen van de gezondheidscrisis COVID-19 op de organisatorische werkmodaliteiten van de werkgevers die een beslissing tot toekenning van de APE-steun genieten, met name in termen van werk en activiteiten, het mogelijk moet zijn om, met inachtneming van het arbeidsrecht, tijdelijk af te wijken van de eerbiediging van de functies waarvoor de APE-steun wordt verleend;

Overwegende dat het passend is om het effect van het gebrek aan aanwerving van een werkzoekende, ondanks het bestaan van een beslissing tot toekenning van de SESAM-steun, op een latere aanvraag van een werkgever te neutraliseren vanwege de economische gevolgen van de gezondheidscrisis COVID-19 ;

Overwegende dat, om de werknemers niet te benadelen, de perioden van tijdelijke werkloosheid moeten worden geneutraliseerd bij de berekening van de duur van de activering van de uitkeringen die de werknemers in het kader van de Impulsion-steun kunnen ontvangen;

Overwegende dat gezien de gevolgen van de gezondheidscrisis COVID-19 voor de werknemers in de artistieke sector, het passend is om hun toegang tot de " Impulsion 12 mois +"-regeling te vergemakkelijken, rekening houdende met de kenmerken van de door de werknemers in deze sector verleende prestaties;

Overwegende dat aangezien de gezondheidscrisis gevolgen heeft voor de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA's) en extra kosten met zich meebrengt voor de uitvoering van hun activiteiten, met name om de veiligheid van de gezondheid van hun werknemers te waarborgen, het passend is de PWA's in staat te stellen 50% van de PWA-inkomsten, die bestemd zijn voor opleiding, te gebruiken om de kosten van de gezondheidsvoorzieningen voor hun werknemers en hun PWA-dienstverleners te dekken;

Overwegende dat, om de verwezenlijking van opleidingen ten behoeve van werknemers en werklozen die zich in een PWA hebben ingeschreven aan te moedigen, de vormingsfondsen die tegen eind 2020 niet door de PWA's worden verbruikt, in onderlinge verdeling ondergebracht moeten worden bij FOREM en opnieuw moeten worden toegewezen aan de PWA's die extra opleidingskosten hebben gemaakt;

Overwegende dat, om ervoor te zorgen dat de dienstenchequeweknemers onder de normale arbeidsregeling blijven werken, wat bovendien de organisatie van de geleidelijke hervatting van de activiteiten kan vergemakkelijken, het passend is het inkomensverlies voor de onderneming als gevolg van het niet innen van de gebruikersbijdrage te compenseren door middel van een degressieve dekking;

Overwegende dat, om de bescherming van de gezondheid van de werknemers en de gebruikers van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling aangeboden diensten te waarborgen, de extra kosten voor het ter beschikking stellen van sanitaire voorzieningen moeten worden gecompenseerd;

Overwegende dat, om de prestaties of afstand die tijdens de lockdownperiode zijn opgezet te ondersteunen en hun ontwikkeling te waarborgen, de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling moeten worden bijgestaan bij het in gebruik nemen van computerapparatuur;

Gelet op de crisis COVID-19, de economische gevolgen ervan voor de werkgelegenheid, tijdens de periode van lockdown en afbouw van de lockdown, en de gevolgen op de kansen op inschakeling, met name op lange termijn, van de begunstigden die door de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling worden begeleid;

Gelet op de gevolgen van de crisis COVID-19 voor de werknemers van inschakelingsbedrijven ten opzichte van het bijzondere karakter van de regels die van toepassing zijn op subsidies voor de indienstneming van kwetsbare en uiterst kwetsbare werknemers;

Gelet op de impact van de crisis op de inkomsten van de Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel, afgekort "I.D.E.S.S.", terwijl hun uitgaven identiek blijven;

Gelet op de moeilijkheden die de begunstigden van de diensten van de "I.D.E.S.S." ondervinden bij hun verplaatsingen en de risico's waaraan zij zich blootstellen, gezien hun leeftijd of hun handicap of hun sociaal-economische kwetsbaarheid, om voedsel te kopen of hun wasgoed op te halen in het kader van de sociale wasserijdiensten ;

Overwegende dat de maatregelen van toepassing zijn vanaf 1 juni 2020 en, voor sommige daarvan, hetzij vanaf 1 januari 2020, hetzij vanaf 1 mei 2020, zodat het besluit op 1 juni 2020, en, voor de artikelen 10, 16, 18 en 22, op 1 januari 2020 en, voor de artikelen 3 en 7, op 1 mei 2020 in werking moet treden;

Overwegende dat deze inwerkingtreding bedoeld is om het volledige effect van de maatregelen en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan te waarborgen;

Overwegende dat deze terugwerkende kracht geen afbreuk doet aan de rechten van derden en integendeel voor hen gunstig is;

Op de voordracht van de Minister van Werk belast met sociale Economie;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit en voor elke van de bepalingen die met betrekking tot de subsidiëring zijn vastgesteld, mag het bedrag van de subsidie niet hoger zijn dan de kosten die daadwerkelijk door de begunstigde worden gedragen, voor wat gesubsidieerd wordt. HOOFDSTUK II. - Maatregelen betreffende werkgelegenheid Afdeling 1. - Steunregeling ter bevordering van de werkgelegenheid

Art. 2.De verplichtingen bedoeld in de artikelen 2, § 3, eerste lid, en 3, § 3, eerste lid, 3°, van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs worden tussen 1 juni 2020 en 30 september 2020 opgeschort.

In afwijking van artikel 16, vierde lid, van het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs, en andere wettelijke bepalingen, wordt de berekening van de netto-toename van het totale werkgelegenheidsvolume die de administratie elk jaar op de verjaardag van de kennisgeving van de beslissing uitvoert, beperkt tot perioden die niet tussen 1 juni 2020 en 30 september 2020 vallen.

In afwijking van artikel 21, zevende lid, van het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs, en andere wettelijke bepalingen, beperkt de berekening van de handhaving van het totale werkgelegenheidsvolume, die elk jaar op de verjaardag van de kennisgeving van het besluit door de administratie wordt uitgevoerd, zich tot de vergelijking van de referentiebezetting met het gemiddelde aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, die gedurende de vier kwartalen voorafgaand aan de verjaardag van de beslissing in dienst zijn genomen, met uitzondering van de periode tussen 1 juni 2020 en 30 september 2020.

Als de werkgever daar een gemotiveerde aanvraag toe indient, kan de Minister van Tewerkstelling afwijken van de voorwaarde bedoeld in artikel 2, § 3, van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs, wanneer de berekening van het totale werkgelegenheidsvolume de periode tussen 1 juni 2020 en 30 september 2020 geheel of gedeeltelijk omvat, op voorwaarde dat de daling van het totale werkgelegenheidsvolume het gevolg is van de economische gevolgen van de epidemie van COVID-19.

Art. 3.De termijnen van zes maanden bedoeld in de artikelen 24 en 31 van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs, worden opgeschort tussen 1 mei 2020 en 30 september 2020.

Art. 4.In afwijking van artikel 12 van het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs, en andere wettelijke bepalingen en onverminderd de toepasselijke regels van het arbeidsrecht wordt de verplichting om de aan de werkgever toegekende functies na te leven, zoals bepaald in de beslissing tot toekenning van de A.P.E.-steun, opgeschort tussen 1 juni 2020 en 30 september 2020. Afdeling 2. - SESAM-regeling

Art. 5.In afwijking van artikel 8, derde lid, van het decreet van 14 februari 2019 betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen wordt de toekenningsbeslissing waarvoor de onderneming niet binnen de gestelde termijn een werkzoekende in dienst heeft genomen, waarbij de subsidie kan worden vereffend, niet in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 8, lid 2, van het decreet van 14 februari 2019 betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen wanneer de gestelde termijnen tussen 1 oktober 2020 en 31 december 2020 zijn verstreken.

Art. 6.De verplichtingen bedoeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, 3° en 4° van het decreet van 14 februari 2019 betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen worden tussen 1 juni 2020 en 30 september 2020 opgeschort.

Art. 7.De termijnen van zes maanden bedoeld in artikel 13, §§ 1 en 2, van het decreet van 14 februari 2019 betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen worden tussen 1 mei 2020 en 30 september 2020 opgeschort. Afdeling 3. - Steunregeling ten behoeve van de doelgroepen

Art. 8.Voor de toepassing van het decreet van 2 februari 2017 betreffende de steun voor tewerkstelling ten behoeve van de doelgroepen wordt, tussen 1 juni 2020 en 30 juni 2021 met een langdurige werkzoekende in de zin van artikel 4 van het decreet van 2 februari 2017 betreffende de steun voor tewerkstelling ten behoeve van de doelgroepen gelijkgesteld, de werkzoekende die in de vier kwartalen voorafgaand aan het kwartaal van zijn indienstneming als kunstenaar heeft gewerkt.

Onder werkzoekende die arbeidsprestaties heeft verricht als kunstenaar, wordt verstaan elke persoon die vóór zijn indienstneming is ingeschreven als niet-werkende werkzoekende bij de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling), hierna "FOREM" genoemd, en die arbeidsprestaties heeft verricht die zijn aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid onder de code "046".

Art. 9.Naast de in artikel 10 van hetzelfde decreet vermelde opschortingsclausules wordt de toekenning van de in de artikelen 3 en 4 van hetzelfde decreet vermelde werkuitkering opgeschort wanneer de betrokken werknemer tijdelijk werkloos is in de periode tussen 1 juni 2020 en 31 december 2020.

De opschorting wordt automatisch opgeheven zodra de periode van tijdelijke werkloosheid afloopt en uiterlijk op 31 december 2020. HOOFDSTUK III. - Maatregelen betreffende de buurtdiensten Afdeling 1. - Regeling van de Plaatselijke

Werkgelegenheidsagentschappen

Art. 10.In afwijking van artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, mag maximaal vijftig procent van het bedrag dat bestemd is voor de financiering van de vormingen van de werklozen die zijn ingeschreven bij het Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap, hierna PWA genoemd, worden gebruikt voor de aankoop van paramedische, medische en gezondheidsuitrusting en producten voor de bescherming van het PWA-personeel, met inbegrip van de gedetacheerde personeelsleden van FOREM en de werknemers die werken in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst.

Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op inkomsten waarvoor het PWA uiterlijk op 31 december 2020 aan de verplichting van artikel 79, § 9, lid 1, 2°, moet hebben voldaan en op voorwaarde dat de in lid 1 bedoelde aankopen worden gedaan in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020.

Art. 11.In afwijking van artikel 79, § 9, derde lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering wordt het niet-gebruikte saldo van het bedrag voor de financiering van de vormingen voor de bij het agentschap ingeschreven werklozen, voor de inkomsten waarvoor het PWA uiterlijk op 31 december 2020 aan de verplichting van artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, moet hebben voldaan, aan FOREM uitbetaald.

FOREM besteedt de bedragen, bestaande uit de som van de niet-gebruikte saldi bedoeld in het eerste lid, aan de financiering van de vormingsuitgaven voor de PWA-werknemers en werklozen ingeschreven bij het PWA, boven vijfentwintig procent van de inkomsten waarvoor het PWA uiterlijk op 31 december 2020 aan de verplichting van artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, van datzelfde decreet moet hebben voldaan, onverminderd artikel 10, eerste lid.

Het PWA dat in aanmerking wenst te komen voor de in lid 2 bedoelde financiering, dient uiterlijk op 1 juli 2021 een aanvraag in bij FOREM en verstrekt de bewijsstukken voor de extra vormingsuitgaven die in de loop van het jaar 2020 zijn gedaan.

Naar gelang van het aantal PWA's die een verzoek hebben ingediend en in verhouding tot het bedrag van hun extra uitgaven, verdeelt FOREM de financiering gelijkelijk over de agentschappen die hun uitgaven binnen de in lid 3 genoemde termijn verantwoorden.

De aan het Agentschap toegekende financiering mag in geen geval meer bedragen dan de werkelijk gemaakte vormingskosten. Afdeling 2. - Regeling betreffende de dienstencheques

Art. 12.Het Waalse Gewest kent voor de maanden maart, april en mei 2020 een toelage toe aan de erkende onderneming bedoeld in artikel 2, § 1, 6°, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, teneinde de bezoldiging, met inbegrip van de desbetreffende bijdragen, van de dienstencheque-werknemers van de door het Waalse Gewest erkende onderneming, die in de betrokken maanden daadwerkelijk door het Waalse Gewest is gedragen, alsmede de overige uitgaven die voortvloeien uit de dienstencheque-activiteit, geheel of gedeeltelijk te dekken.

Art. 13.Het maandelijkse bedrag van de in artikel 12 bedoelde toelage is gelijk aan (a - b) X c waar: 1° "a" is gelijk aan het aantal uren dat de erkende onderneming gedurende de betrokken maand voor al haar dienstencheque-werknemers heeft betaald;2° "b" is gelijk aan het aantal dienstencheques dat overeenkomt met de prestaties die de werknemers van de erkende onderneming gedurende de betrokken maand hebben verleend;3° "c" is gelijk aan 16,86 euro voor de maand juni, 15,86 voor de maand juli en 14,86 voor de maand augustus. Het aantal uren waarvoor de erkende onderneming gedurende de betrokken maand, voor elke dienstencheque-werknemer, een toelage zal ontvangen, mag niet groter zijn dan het aantal daadwerkelijk betaalde uren of het voordeligste aantal tussen: 1° het aantal uren vastgelegd in de arbeidsovereenkomst van de dienstencheque-werknemer, met inbegrip van de aanhangsels, van toepassing tijdens de week van 9 maart 2020, gedeeld door zeven en vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de maand waarvoor de onderneming haar subsidieaanvraag indient;2° het aantal betaalde uren van de dienstencheque-werknemer tijdens de voor hem gunstigste maand in 2019.

Art. 14.Om in aanmerking te komen voor de in artikel 12 bedoelde toelage deelt de erkende onderneming aan de onderneming die dienstencheques voor het Waalse Gewest uitgeeft, uiterlijk binnen dertig dagen na het einde van de betrokken maand, het aantal betaalde uren voor elke dienstencheque-werknemer.

De overeenkomstig artikel 13 berekende toelage wordt door de onderneming die dienstencheques voor het Waalse Gewest uitgeeft binnen tien werkdagen na de in het eerste bedoelde kennisgeving uitbetaald.

Indien het aantal betaalde uren dat door de erkende onderneming overeenkomstig het eerste lid is meegedeeld, hoger is dan de in artikel 13, tweede lid, vastgestelde maxima, wordt het daaruit voortvloeiende verschil in de berekening van de toelage door FOREM met alle wettelijke middelen teruggevorderd.

Art. 15.In de zin van de artikelen 12, 13 en 14 wordt onder de dienstencheque-werknemer verstaan, de werknemer met een arbeidsovereenkomst dienstencheques in de zin van artikel 7bis van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen en voor de prestaties die hij in het Waalse Gewest verricht. HOOFDSTUK IV. - Maatregelen betreffende de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling

Art. 16.De gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling erkend krachtens het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling ontvangen: 1° een subsidie gelijk aan het aantal voltijdse equivalenten die de gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling in dienst neemt, vermenigvuldigd met 350, bestemd voor de aankoop van paramedische, medische en sanitaire uitrustingen en producten, alsook de kosten voor het sanitair onderhoud van de lokalen betaald door de gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling tussen 1 januari 2020 en 31 december 2020; 2° een eenmalige uitzonderlijke subsidie van 5.000 euro voor de aankoop van computerapparatuur en -hardware om de activiteiten op afstand van de gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling te kunnen uitvoeren.

Art. 17.De in artikel 16 bedoelde toelagen worden door de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" uitbetaald op basis van een door de gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling toegezonden aangifte.

De gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling verstrekt, bij de toezending van het activiteitenverslag bedoeld in artikel 14 van het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling, de bewijsstukken met betrekking tot de uitgaven bedoeld in artikel 16.

De in artikel 16, 2°, bedoelde uitgaven worden geacht over het jaar 2020 te zijn afgeschreven.

De ten onrechte uitgekeerde steun wordt door de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" op enigerlei wijze teruggevorderd, met inbegrip van compensaties bij elk rechtsmiddel teruggevorderd, compensatie inbegrepen.

Art. 18.Voor de toepassing van artikel 16, zesde lid, van het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling, en in afwijking van artikel 1, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit, voor de subsidie met betrekking tot het jaar 2020, wordt geacht in de betrekking geïntegreed te zijn, de begunstigde die een beroepsactiviteit heeft uitgeoefend in het kader van één of meer arbeidscontracten met een totale duur van minstens zes maanden in de loop van de twaalf maanden na de ondertekening van het eerste arbeidscontract, met uitsluiting van de startbaan- en instapbetrekkingen. HOOFDSTUK V. - Maatregelen betreffende sociale economie Afdeling 1. - Inschalingsbedrijf

Art. 19.In afwijking van artikel 20 van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven en van artikel 18, § 1 van het besluit van de Waalse Regering van 24 mei 2017 tot uitvoering van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven bedraagt de intensiteit van de steun niet meer dan 50 % van de loonkosten over een periode van maximaal 18 maanden vanaf de indienstneming van een kwetsbare werknemer, of over een periode van maximaal 30 maanden vanaf de indienstneming van een uiterst kwetsbare werknemer, wanneer de maanden juni 2020 tot en met september 2020 geheel of gedeeltelijk in die maximumperioden zijn opgenomen.

De maanden juni 2020 tot en met september 2020 worden niet in aanmerking genomen bij de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde loonkosten.

Art. 20.In afwijking van artikel 18, § 2, van het besluit van de Waalse Regering van 24 mei 2017 tot uitvoering van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven, komen de bewijzen van de toekenning van honderd procent van de subsidie bedoeld in artikel 19 van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven, overeen met de betaling van de loonkosten over een periode van achttien maanden vanaf de datum van aanwerving van een kwetsbare werknemer en over een periode van dertig maanden voor een uiterst kwetsbare werknemer, wanneer de maanden maart tot en met augustus 2020 geheel of gedeeltelijk in deze perioden zijn opgenomen. Afdeling 2. - Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in

de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel

Art. 21.Voor de toepassing van artikel 2 van het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel), afgekort : "I.D.E.S.S. ", omvat het sociaal vervoer, tussen 1 juni 2020 en 31 december 2020, het vervoer van goederen ten behoeve van de begunstigden bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel), afgekort : "I.D.E.S.S. ".

Het in het eerste lid bedoelde vervoer van goederen omvat het vervoer, ten behoeve van de begunstigden, van levensmiddelen en basisbenodigdheden, alsmede het vervoer van wasgoed.

Art. 22.In afwijking van artikel 11, § 1, lid 1, 3 en 4 van het besluit van de Waalse Regering van 21 juni 2007 tot uitvoering van het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel), afgekort : "I.D.E.S.S.", wordt het bedrag van de toelage met betrekking tot het jaar 2020, bedoeld in artikel 11, § 1, lid 1, 3 en 4, van hetzelfde besluit berekend op basis van het jaar 2020, exclusief de maanden juni tot en met augustus 2020, gedeeld door twee en vermenigvuldigd met vier indien het aldus verkregen bedrag groter is dan het bedrag dat op basis van alle maanden van het jaar 2020 wordt verkregen. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 23.Dit besluit heeft uitwerking op 1 juni 2020 met uitzondering: 1° van de artikelen 3 en 7 die uitwerking hebben op 1 mei 2020;2° van de artikelen 10, 16, 18 en 22 die uitwerking hebben op 1 januari 2020.

Art. 24.De Minister van Tewerkstelling, Vorming, belast met de Sociale Economie, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 16 juni 2020.

Voor de Regering: De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, Ch. MORREALE

^