gepubliceerd op 30 december 2005
Wet houdende diverse bepalingen
23 DECEMBER 2005. - Wet houdende diverse bepalingen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
TITEL II. - Justitie HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 9 december 2004 betreffende de wederzijdse internationale rechtshulp in strafzaken en tot wijziging van artikel 90 ter van het Wetboek van strafvordering
Art. 2.Artikel 4, § 2, 4°, van de wet van 9 december 2004 betreffende de wederzijdse internationale rechtshulp in strafzaken en tot wijziging van artikel 90ter van het Wetboek van strafvordering, wordt vervangen als volgt : « 4° het verzoek betrekking heeft op een misdrijf dat in de verzoekende Staat met de doodstraf kan worden bestraft, tenzij : - redelijk kan worden aangenomen dat de tenuitvoerlegging het risico op een veroordeling tot de doodstraf kan verminderen; - dit verzoek het gevolg is van een vraag uitgaande van de verdachte of de beklaagde zelf of; - de verzoekende Staat toereikende waarborgen biedt dat de doodstraf niet zal worden uitgesproken of, indien toch uitgesproken, niet zal worden uitgevoerd. » HOOFDSTUK II. - Wijziging van het Wetboek van vennootschappen
Art. 3.In artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « en het voorlaatst » ingevoegd tussen de woorden « het laatst » en de woorden « afgesloten boekjaar »;2° in § 2 worden het tweede en het derde lid opgeheven.
Art. 4.In de Franse tekst van artikel 138, vierde lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « , ou s'ils estiment que ces mesures ne sont pas susceptibles d'assurer la continuité de l'entreprise pendant un délai raisonnable » ingevoegd tussen de woorden « délai raisonnable » en de woorden « ils peuvent communiquer »
Art. 5.In artikel 582, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, wordt het woord « juist » vervangen door het woord « getrouw »
Art. 6.In artikel 596, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, wordt het woord « juist » vervangen door het woord « getrouw » HOOFDSTUK III. - Wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997
Art. 7.Artikel 27, eerste lid, van de faillissementswet van 8 augustus 1997, wordt aangevuld met de volgende zin : « Te dien einde kunnen de leden van de algemene vergadering zelf stemmen of bij volmacht. » HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden
Art. 8.In de Franse tekst van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, wordt het opschrift van de wet vervangen als volgt : « Loi de principes concernant l'administration pénitentiaire ainsi que le statut juridique des détenus »
Art. 9.In artikel 2, 18°, van dezelfde wet worden de woorden « beoefenaar van een gezondheidsberoep » vervangen door het woord « beroepsbeoefenaar »
Art. 10.In artikel 8, § 1, van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « Indien een beslissing die krachtens het eerste lid wordt genomen niet met redenen kon worden omkleed » vervangen door de woorden « Indien een beslissing niet met redenen is omkleed »;2° in het derde lid worden de woorden « De beslissingen die krachtens het eerste lid worden genomen » vervangen door de woorden « De beslissingen die niet met redenen zijn omkleed » Art.11. In artikel 11 van dezelfde wet worden de woorden « gemeenschappelijk georganiseerde activiteiten » vervangen door de woorden « gemeenschappelijke activiteiten »
Art. 12.Artikel 23, § 2, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 2. De Beroepscommissie is belast met de behandeling van : - de beroepschriften tegen de uitspraken van de klachtencommissies; - de beroepschriften tegen de afwijzingen van het verzoek om zich te laten behandelen door een vrij gekozen geneesheer, zoals bepaald in artikel 91; - de beroepschriften tegen de beslissingen tot plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime, zoals bepaald in titel VI, hoofdstuk III, afdeling III; - de beroepschriften tegen de beslissingen die genomen worden naar aanleiding van bezwaarschriften tegen een plaatsing of overplaatsing, zoals bepaald in titel VIII, hoofdstuk III. »
Art. 13.In artikel 24, § 1, van dezelfde wet worden de woorden « , met schriftelijk akkoord van de gedetineerde, alle stukken die individuele gegevens bevatten welke hem betreffen » vervangen door de woorden « alle stukken die individuele gegevens bevatten van de gedetineerde »
Art. 14.In artikel 30, § 1, van dezelfde wet worden de woorden « van het register van de tuchtsancties en » ingevoegd tussen de woorden « met inbegrip » en de woorden « van alle stukken »
Art. 15.In artikel 51 van dezelfde wet worden de woorden « individuele verblijfsruimte » vervangen door de woorden « toegewezen verblijfsruimte »
Art. 16.In artikel 62 van dezelfde wet wordt § 2 opgeheven waardoor § 1 het enige lid wordt van dit artikel.
Art. 17.In artikel 64, § 3, van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de tweede zin opgeheven;2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De beslissing van de directeur is gemotiveerd en wordt schriftelijk meegedeeld aan de gedetineerde.»
Art. 18.In artikel 100, § 1, 3°, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « afzondering in de eigen cel » vervangen door de woorden « afzondering in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte »
Art. 19.In de artikelen 132, 3°, 140, § 2, vijfde lid, en 142 van dezelfde wet worden de woorden « de eigen cel » vervangen door de woorden « de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte »
Art. 20.In artikel 143, § 3, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « afzondering in de eigen cel » vervangen door de woorden « afzondering in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte »
Art. 21.Hoofdstuk IX van titel V van dezelfde wet omvat de artikelen 102 en 103.
Art. 22.In artikel 113, § 3, van dezelfde wet wordt het woord « strafcel » vervangen door de woorden « beveiligde cel »
Art. 23.In artikel 118, § 10, van dezelfde wet worden de woorden « overeenkomstig § 1, eerste lid, § 6, derde lid en §§ 7 en 8 » vervangen door de woorden « overeenkomstig § 1, eerste lid, § 7, eerste en tweede lid en §§ 8 en 9 »
Art. 24.In artikel 135, § 1, 3°, van dezelfde wet worden de woorden « of een rechtshulpverlener zoals bedoeld in artikel 102 » vervangen door de woorden « of met de persoon die rechtshulp of juridische bijstand verleent in de zin van artikel 104 »
Art. 25.Het opschrift van afdeling IV van hoofdstuk III van titel VII van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Afdeling IV. - Afzondering in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte »
Art. 26.Artikel 140, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 1. Deze tuchtsanctie wordt uitgevoerd in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte. »
Art. 27.In artikel 144, § 2, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « hetzij omdat een eenvoudige berisping, zonder inschrijving in het in artikel 146 bedoelde register van de tuchtsancties, volstaat » worden vervangen door de woorden « hetzij omdat het opstarten van een tuchtprocedure inopportuun is »;2° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Het opgestelde rapport wordt toegevoegd aan het dossier van de gedetineerde.»
Art. 28.In artikel 145, § 1, van dezelfde wet worden de woorden « artikel 110 » vervangen door de woorden « artikel 112 »
Art. 29.In artikel 152, § 2, eerste en tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden « na het indienen van de klacht » vervangen door de woorden « na ontvangst van de klacht »
Art. 30.In artikel 165, § 4, van dezelfde wet worden de woorden « 162, § 4 » vervangen door de woorden « 163, § 4 »
Art. 31.In artikel 167, § 1, van dezelfde wet worden de woorden « krachtens van de artikelen » vervangen door de woorden « krachtens de artikelen »
Art. 32.Artikel 169 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Artikel 30ter van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 18 maart 1970 en vernummerd bij de wet van 10 juli 1996, wordt opgeheven. »
Art. 33.Hoofdstuk IV van titel X van dezelfde wet, dat de artikelen 177 en 178 omvat, wordt opgeheven.
Art. 34.In artikel 179 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 5, tweede lid, worden de woorden « artikel 58 » vervangen door de woorden « artikel 57 »;2° in § 6, eerste lid, worden de woorden « krachtens van § 1 » vervangen door de woorden « krachtens § 3 » Art.35. Met uitzondering van dit artikel bepaalt de Koning voor elk artikel van dit hoofdstuk de dag waarop het in werking treedt. HOOFDSTUK V. - Wijziging van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens
Art. 36.In artikel 25 van de wet van 8 december 1992 wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « Het vorige lid is van toepassing bij de berekening van het aanwezigheidsquorum en, desgevallend op de stemming, bedoeld in artikel 28, tweede lid. Het vormt geen beletsel dat de Commissie vergadert in een formatie die zowel de vaste leden als de plaatsvervangende leden verenigt. » HOOFDSTUK VI. - Wijziging van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering
Art. 37.In artikel 4 van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 13 april 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het zesde lid worden de woorden « In dat geval » vervangen door de woorden : « Wanneer uitspraak is gedaan over de strafvordering, »;2° het tiende lid wordt aangevuld als volgt : « Zij wordt ter kennis gebracht van de partijen en van hun advocaat bij gewone brief.Indien een partij geen advocaat heeft, wordt zij haar ter kennis gebracht bij gerechtsbrief. » HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 38.Artikel 747, § 2, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt aangevuld als volgt : « Zij wordt bij gewone brief ter kennis gebracht van de partijen en van hun advocaat. Indien een partij geen advocaat heeft, wordt zij haar ter kennis gebracht bij gerechtsbrief. » TITEL III. - Financiën HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen
Art. 39.In artikel 4 van de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen, gewijzigd bij de wetten van 4 april 1995, 15 juli 1998 en 30 oktober 1998, wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd : « De Koning kan dit bedrag verminderen voor de thesauriebewijzen uitgegeven door uitgevende instellingen die behoren tot de sector « overheid » overeenkomstig het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 95), ten voordele van investeerders die behoren tot dezelfde sector. » HOOFDSTUK II. - Aankoop, verkoop en aflossing, door de federale Staat, van de schuld van de sector « overheid » Afdeling 1. - De ontbinding van de Amortisatiekas
Art. 40.De Amortisatiekas, opgericht bij artikel 1 van de wet van 2 augustus 1955 houdende opheffing van het Fonds tot delging der Staatsschuld, wordt ontbonden.
De Federale Overheidsdienst Financiën, Thesaurie, verzekert, vanaf de ontbinding, de opdrachten die haar waren toevertrouwd. Afdeling 2. - De aankoop, verkoop en aflossing, door de federale
Staat, van de schuld van de sector « overheid »
Art. 41.Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder : 1° « overheidsschuld » : de schuld van de sector « overheid » zoals bepaald bij het Europees systeem van rekeningen (ESR);2° « aankoop » : de directe of indirecte aankopen van effecten van de overheidsschuld, al dan niet op een gereglementeerde markt;3° « aflossing » : de terugbetaling en het definitief uit omloop nemen van het effect op de markt van de effecten van de federale Staat.
Art. 42.§ 1. Met het oog op consolidatie, onverminderd de rechten van derden en onder voorbehoud van de overeenkomsten en de uitgiftereglementen, mag de Federale Overheidsdienst Financiën, Thesaurie, de gedematerialiseerde effecten van de overheidsschuld in hun oorspronkelijke vorm of na splitsing aankopen en verkopen. § 2. Mits de bepalingen van § 1 worden nageleefd, mag de Federale Overheidsdienst Financiën, Thesaurie, eveneens alle andere effecten van de Staatsschuld aankopen en verkopen. § 3. De aldus aangekochte effecten mogen tijdelijk in portefeuille worden gehouden.
De schuld mag worden afgelost indien het gaat om de schuld van de federale Staat.
Art. 43.§ 1. De Federale Overheidsdienst Financiën, Thesaurie, mag de afgeloste effecten aan toonder van de schuld van de Federale Staat bij de Rijkskassier aanhouden, opdat hij ze, indien nodig, bestemt voor de omzetting in inschrijvingen op naam of in gedematerialiseerde effecten. § 2. De inschrijvingen op naam of de gedematerialiseerde effecten die uitsluitend op rekening zijn ingeschreven van de federale Staat en die zijn afgelost, worden, op de dag van de terugbetaling van de effecten aan de rechthebbenden, ambtshalve geschrapt, respectievelijk uit de grootboeken van de Staatsschuld of van de rekening van de Thesaurie die in het effectenclearingstelsel van de Nationale Bank van België is geopend. Afdeling 3. - De Commissie van toezicht van de Amortisatiekas
Art. 44.De Commissie van toezicht van de Amortisatiekas, opgericht bij artikel 3 van de wet van 2 augustus 1955 houdende opheffing van het Fonds tot delging der Staatsschuld, wordt ontbonden.
Het Rekenhof oefent op een regelmatige basis controle uit over de verrichtingen van aan- en verkoop van effecten van de overheidsschuld.
Art. 45.In artikel 7 van de wet van 12 juni 1930 tot oprichting van een Muntfonds, gewijzigd bij de wetten van 2 augustus 1955, 23 december 1988 en 4 april 1995, vervallen de woorden « en onder het toezicht van de Commissie van toezicht van de Amortisatiekas »
Art. 46.Artikel 8 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 2 augustus 1955, en artikel 9, tweede lid, worden opgeheven. Afdeling 4. - Budgettaire en boekhoudkundige bepalingen
Art. 47.De budgettaire kost van de in artikel 42 bedoelde verrichtingen komt ten laste van de algemene uitgavenbegroting - sectie Rijksschuld.
De budgettaire baten van deze verrichtingen worden op de Rijksmiddelenbegroting gestort.
De bedragen die ingeschreven zijn of in te schrijven zijn op de begroting om de bovenvermelde verrichtingen te dekken, mogen aangewend worden vóór de data vermeld in de wetten, uitgiftebesluiten en leenovereenkomsten. Deze bedragen betreffen eveneens de gelopen interesten op de aangekochte of omgeruilde hoofdsommen wanneer deze interesten niet gekapitaliseerd zijn.
Er mag beroep worden gedaan op de variabele kredieten van het organiek fonds dat de beheersverrichtingen dekt, dat ingeschreven is in de algemene uitgavenbegroting - sectie Rijksschuld.
Art. 48.Indien de gelopen interesten op de gekochte of omgeruilde hoofdsommen gekapitaliseerd zijn in de herfinancieringleningen, maken zij niet het voorwerp uit van een budgettaire aanrekening op het moment van de aankoop- of omruilingsverrichting. Deze interestuitgaven worden geboekt op de algemene uitgavenbegroting - afdeling Staatsschuld - ten laste van een basisallocatie ter aflossing bij de terugbetaling van de herfinancieringleningen.
Art. 49.De in uitvoering van dit hoofdstuk door de Federale Overheidsdienst Financiën, Thesaurie, uitgevoerde verrichtingen, worden op hiertoe geopende rekeningen geboekt, met regularisatie achteraf.
De verrichtingen voor de leningen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit effecten aan toonder, blijven geboekt op de orderekeningen van de Thesaurie. Afdeling 5. - Diverse bepalingen en opheffingsbepalingen
Art. 50.In artikel 1261, 5°, van het Wetboek der met zegel gelijkgestelde taksen, gewijzigd bij de wet van 2 januari 1991, worden de woorden « de Amortisatiekas » vervangen door de woorden « de Federale Overheidsdienst Financiën, Thesaurie »
Art. 51.In artikel 2, derde lid, van de besluitwet van 18 mei 1945 houdende oprichting van een Rentenfonds, worden de woorden « de Amortisatiekas » vervangen door de woorden « de Federale Overheidsdienst Financiën, Thesaurie »
Art. 52.In artikel 40, § 5, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, vervallen de woorden « door de Amortisatiekas voor de Staatsschuld, »
Art. 53.De wet van 2 augustus 1955 houdende opheffing van het Fonds tot delging der Staatsschuld, gewijzigd bij de wetten van 2 januari 1991, 28 juli 1992, 4 april 1995 en 15 juli 1998, wordt opgeheven. Afdeling 6. - Inwerkingtreding
Art. 54.Dit hoofdstuk treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles
Art. 55.Artikel 233 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles wordt aangevuld met het volgende lid : « De vennootschappen waarvan het gewone bedrijf, op de datum van inwerkingtreding van deze wet, bestaat in het beroepsmatige collectieve beheer van portefeuilles van de openbare instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen als bedoeld in het derde lid, vallen onder de toepassing van deel III van deze wet zodra één van de openbare instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen die zij beheren of een compartiment ervan, niet langer onder de toepassing valt van de in het derde lid bepaalde regeling. »
Art. 56.Artikel 55 treedt in werking op de dag van de inwerkingtreding van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles.
TITEL IV. - Binnenlandse Zaken HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten
Art. 57.In de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, wordt een artikel 66bis ingevoegd, luidende : «
Art. 66bis.Alle bij deze wet toegewezen bevoegdheden worden eveneens uitgeoefend door de persoon die de titularis vervangt, bij diens tijdelijke afwezigheid of verhindering. »
Art. 58.Dit hoofdstuk treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. HOOFDSTUK II. - Wijziging van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932
Art. 59.Artikel 1ter, eerste lid, 2°, van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, ingevoegd bij de wet van 19 maart 2004, wordt vervangen als volgt : « 2° die vreemdelingen op het ogenblik van de indiening van de aanvraag vijf jaar ononderbroken hoofdverblijfplaats in België gedekt door een wettelijk verblijf kunnen laten gelden. » TITEL V. - Economie en Energie HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheids-verzekeringen inzake motorrijtuigen
Art. 60.De artikelen 22, § 3, en 27 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, worden opgeheven. HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen
Art. 61.In artikel 58 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, worden de twee eerste leden vervangen als volgt : « Met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 200 tot 2.000 euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft : 1° hij die zich publiekelijk en onrechtmatig de hoedanigheid toeëigent van accountant of belastingconsulent, of die de artikelen 16, 17, 18 en 37 overtreedt;2° hij die zich publiekelijk en onrechtmatig de hoedanigheid van erkend boekhouder of erkend boekhouder-fiscalist toeëigent of die de artikelen 46, 47 en 48 overtreedt;3° hij die de beroepswerkzaamheid van accountant, belastingconsulent, erkend boekhouder of erkend boekhouder-fiscalist uitoefent of deze titels voert terwijl hij het voorwerp is van een uitvoerbare schorsingsmaatregel. De rechtbank kan bovendien bevelen : 1° de definitieve of tijdelijke sluiting van een deel van de lokalen of van alle lokalen die worden gebruikt door degene die zich schuldig heeft gemaakt aan één of meer van de hierboven bedoelde overtredingen;2° de bekendmaking van het vonnis of van een samenvatting ervan in één of meer dagbladen, of op enige andere wijze;dit alles op kosten van de veroordeelde.
De artikelen 12 en 13 van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn van toepassing op de erkende boekhouders en op de erkende boekhouders-fiscalisten. » HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der bedrijfsrevisoren
Art. 62.Artikel 9bis van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren, ingevoegd bij de wet van 21 februari 1985, wordt vervangen als volgt : «
Art. 9bis.De bedrijfsrevisoren zijn aansprakelijk, overeenkomstig het gemeen recht, voor de uitoefening van de opdrachten, hen toevertrouwd door of krachtens de wet. Behoudens bij overtreding gepleegd met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, wordt deze aansprakelijkheid beperkt tot een bedrag van drie miljoen euro voor de uitoefening van een van deze opdrachten bij een andere persoon dan een genoteerde vennootschap, verhoogd tot twaalf miljoen euro voor de uitoefening van een van deze opdrachten bij een genoteerde vennootschap. De Koning kan deze bedragen wijzigen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Het is de bedrijfsrevisoren verboden zich aan deze aansprakelijkheid, zelfs gedeeltelijk, door een bijzondere overeenkomst te onttrekken.
Het is hun geoorloofd hun burgerrechtelijke aansprakelijkheid te laten dekken door een door de Raad van het Instituut goedgekeurd verzekeringscontract.
De bepalingen bedoeld in het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing op de opdrachten die door of krachtens de wet toevertrouwd worden aan de commissaris of, bij gebrek aan een commissaris, aan een bedrijfsrevisor of aan een accountant, inclusief de gevallen waarbij deze opdrachten worden uitgeoefend door een accountant. »
Art. 63.In artikel 27 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 februari 1985, worden de eerste twee leden vervangen als volgt : « Met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 200 tot 2.000 euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft : 1° hij die zich publiekelijk en onrechtmatig de hoedanigheid toeëigent van bedrijfsrevisor of die artikel 7 overtreedt;2° hij die de beroepswerkzaamheid van bedrijfsrevisor uitoefent of deze titel voert terwijl hij het voorwerp is van een uitvoerbare schorsingsmaatregel. De rechtbank kan bovendien bevelen : 1° de definitieve of tijdelijke sluiting van een deel van de lokalen of van alle lokalen die worden gebruikt door degene die zich schuldig maakt aan één of meer van de hierboven bedoelde overtredingen;2° de bekendmaking van het vonnis of van een samenvatting ervan in één of meer dagbladen, of op enige andere wijze, op kosten van de veroordeelde. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bedrijfsrevisoren, de stagiairs en de personen voor wie ze instaan.
Buiten de uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht waarin dit artikel voorziet, geldt deze plicht tevens niet voor : a) de mededeling van een attest of van een bevestiging verricht met de schriftelijke toestemming van de onderneming waarbij zij hun taak uitoefenen;b) de mededeling van een attest of van een bevestiging gericht tot een commissaris of een persoon die in een onderneming naar buitenlands recht een gelijkaardige taak uitoefent als deze van commissaris, binnen het kader van de hun toevertrouwde controle over de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening van een onderneming;c) de raadpleging door een bedrijfsrevisor in het kader van een opvolging in een revisorale opdracht, zoals bepaald door de Koning, van de werkdocumenten van een bedrijfsrevisor die voorafgaandelijk dezelfde revisorale opdracht uitoefende. Wanneer een rechtspersoon een geconsolideerde jaarrekening opstelt, zijn de commissaris van de consoliderende rechtspersoon en de commissarissen van de geconsolideerde rechtspersonen de ene ten opzichte van de andere, bevrijd van het beroepsgeheim. » HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt
Art. 64.In artikel 21ter, § 1, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen (II), worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid vervallen in de voorlaatste zin de woorden « en dat gedurende het kalenderjaar volgens de factuur » en vervalt de laatste zin;2° het tweede lid wordt aangevuld als volgt : « Na opdracht aan de administratie van de Thesaurie van de Federale Overheidsdienst Financiën wordt de voorafname terugbetaald aan het fonds bedoeld in het eerste lid, 4°, ten laatste binnen de maand na de ontvangst door de administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit van de Federale Overheidsdienst Financiën van de maandelijkse BTW-aangifte van de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen waarin de factuur is vermeld die de Instelling aan de Belgische Staat gericht heeft voor de betaling van de BTW in het kader van de financiering van de verplichtingen bedoeld in artikel 21bis, § 1, 1°.»
Art. 65.In het raam van de financiering van de verplichtingen bedoeld in artikel 21bis, § 1, 1°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen (II), gebeurt de betaling van de BTW op de facturen die de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen reeds aan de Belgische Staat heeft overgemaakt, voor een totaal bedrag van 19.530.000 EUR, voor de jaren 2003 en 2004, uiterlijk op 30 juni 2006 via het mechanisme van voorafname en compensatie van deze voorafname bedoeld in artikel 21ter, § 1, tweede lid, van voormelde wet.
TITEL VI. - sociale Zaken en Volksgezondheid HOOFDSTUK I. - Gezondheidszorg Afdeling 1. - Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg
Art. 66.Artikel 270, § 1, van de programmawet (I) van 24 december 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 270.§ 1. Het Kenniscentrum wordt bestuurd door een raad van bestuur die bestaat uit een voorzitter en negentien leden waarvan : 1° twee leden benoemd en ontslagen door de Minister bevoegd voor de Volksgezondheid;2° twee leden benoemd en ontslagen door de Minister bevoegd voor sociale Zaken;3° de voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;4° de voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst sociale Zekerheid;5° de leidend ambtenaar van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;6° drie leden voorgedragen door het Intermutualistisch Agentschap;7° twee leden voorgedragen door de Ministerraad;8° twee leden die de ziekenhuisorganisaties vertegenwoordigen;9° twee leden voorgedragen door de representatieve beroepsorganisaties van geneesheren;10° twee leden voorgedragen door de sociale partners op voorstel van het beheercomité van de sociale Zekerheid;11° één lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers, door haar aangeduid. Het is mogelijk om experts uit te nodigen in de raad van bestuur.
De leden bedoeld in 1°, 2° en 7° worden voor de periode van de zittingsduur verlengd met zes maanden benoemd.
Op voordracht van de Ministers worden de voorzitter en de leden bedoeld in 6°, 7°, 8°, 9° en 10°, door de Koning benoemd en ontslagen.
De voorzitter en de leden bedoeld in 6°, 8°, 9° en 10°, worden voor een hernieuwbare periode van zes jaar benoemd.
Onder dezelfde voorwaarden benoemen de Ministers eveneens plaatsvervangers voor de leden bedoeld in 1° en 2°, en benoemt de Koning plaatsvervangers voor de leden bedoeld in 6°, 7°, 8°, 9° en 10°.
De voorzitter behoort noch tot het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, noch tot de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en noch tot de Federale Overheidsdienst sociale Zekerheid. De voorzitter wordt bijgestaan door drie ondervoorzitters, respectievelijk de leidend ambtenaar van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, de voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, en de voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst sociale Zekerheid.
De leden bedoeld in 1°, 2°, 3°, 4° en 5° zijn allen stemgerechtigd. De leden bedoeld in 6°, 7°, 8° en 9° zijn enkel stemgerechtigd voor de vaststelling en aanpassingen van het jaarprogramma, inclusief de modaliteiten van eventuele uitbesteding, de vaststelling van het benodigde budget en voor de goedkeuring van de finale validatie en de kwaliteitscontrole van de rapporten en de kwaliteitscontrole van de studies uitgevoerde door derden in opdracht van het Kenniscentrum.
De vertegenwoordigers van de sociale partners en de vertegenwoordiger van de Kamer van volksvertegenwoordigers zetelen met raadgevende stem.
De voorzitter is een stemgerechtigde persoon. Bij staking van stemmen is zijn stem doorslaggevend. » Afdeling 2. - Wijziging van de wet betreffende de verplichte
verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
Art. 67.In artikel 19 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, worden het tweede tot het achtste lid, ingevoegd bij de wet van 27 april 2005, opgeheven.
Art. 68.In artikel 28 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 24 december 1999, 12 augustus 2000, 10 augustus 2001 en 22 augustus 2002, wordt een § 5 toegevoegd, luidende : « § 5. Bij de Technisch Geneeskundige Raad wordt een Comité voor de permanente doorlichting van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen ingesteld, dat belast is met het formuleren van adviezen inzake : 1° de vereenvoudiging van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen door het aanpassen of het hergroeperen van verstrekkingen, onder meer in het kader van welomschreven ziektebeelden en van zorgprogramma's;2° de herziening van de verhouding van de betrekkelijke waarde van de verstrekkingen, rekening houdende met de kostprijs ervan, met de voorhanden zijnde wetenschappelijke evidentie en andere factoren welke de objectieve waarde bepalen;3° het invoeren van nieuwe regels inzake de voorwaarden van aanrekening van geneeskundige verstrekkingen met het oog op een meer doelmatige aanwending van de middelen;4° het invoeren van nieuwe verstrekkingen op basis van een grondige evaluatie van de betrokken technologie en de weerslag ervan op de verzekering voor geneeskundige verzorging. De adviezen van het Comité beperken zich tot de verstrekkingen die alleen door geneesheren mogen worden verricht.
Het Comité is samengesteld uit : 1° een voorzitter gekozen uit de leden vemeld in 5°;2° drie leden, artsen, voorgedragen door de representatieve beroepsorganisaties van artsen;3° drie leden, artsen, voorgedragen door de verzekeringsinstellingen;4° drie leden, artsen, aangewezen uit de kandidaten voorgedragen uit de faculteiten geneeskunde van de Belgische universiteiten;5° drie leden, artsen, waaronder minstens één met een bijzondere expertise inzake gezondheidseconomie, aangewezen omwille van hun bijzondere deskundigheid door de Minister;6° twee leden, artsen, respectievelijk aangewezen door de leidende ambtenaar van de dienst Geneeskundige Verzorging en de leidende ambtenaar van de dienst Geneeskundige Controle. De leden wijzen de personen aan die hen bij de uitoefening van hun mandaat kunnen vervangen, rekening houdend met de aard van de behandelde materie.
De leden bedoeld in het derde lid, 6°, hebben een raadgevende stem.
Het Comité kan zich laten bijstaan door andere deskundigen.
Het Comité verleent advies op vraag van de Technisch Geneeskundige Raad of van de Minister over de punten 1° tot 4° van het eerste lid. » HOOFDSTUK II. - Dier, Plant, Voeding Afdeling 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari
2001 houdende organisatie van de controles die verricht worden door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen
Art. 69.In artikel 3bis van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, ingevoegd bij de wet van 28 maart 2003 en gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, worden de woorden « de uitoefening van elke activiteit in het kader van de voedselketen » vervangen door de woorden « de uitoefening van elke activiteit die vallen onder de controlebevoegdheid van het Agentschap »
Art. 70.Artikel 4, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij de wet van 28 maart 2003, wordt aangevuld met het volgende lid : « De Koning kan tevens, na advies van het Wetenschappelijk Comité van het Agentschap, aan de voornoemde personen een meldingsplicht opleggen in de gevallen die Hij bepaalt. »
Art. 71.Artikel 7, § 2, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de wet van 9 juli 2004, wordt vervangen als volgt : « Voor de overtredingen mag het bedrag van de administratieve boete niet lager zijn dan de helft van het minimum noch hoger dan het maximum van de voor de overtreding vastgestelde geldboete.
Voor de wanbedrijven mag het bedrag van de administratieve boete niet lager zijn dan 25 euro, noch hoger dan 5000 euro.
Bij samenloop van verschillende inbreuken, kunnen de bedragen van de geldboetes worden samengevoegd, zonder dat het totale bedrag hoger mag zijn dan het dubbele van het maximum voor de hoogste boete. Deze bepaling is niet van toepassing op wanbedrijven. » Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 21 juni 1983 betreffende
gemedicineerde diervoeders
Art. 72.Artikel 5, tweede en derde lid, van de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerde diervoeders, wordt vervangen als volgt : « Niemand mag gemedicineerde diervoeders voortbrengen of verhandelen zonder voorafgaande erkenning van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
De Koning bepaalt de voorwaarden inzake toekenning, schorsing en intrekking van die vergunningen en erkenningen. » Afdeling 3. - Wijziging van de wet van 27 december 1990 houdende
oprichting van begrotingsfondsen
Art. 73.In de tabel die bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen is gevoegd, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in subrubriek 31-2 Fonds voor de grondstoffen en de producten, laatst gewijzigd bij de wet van 27 december 2004, wordt de tekst onder de vermelding « Aard van de toegewezen ontvangsten » als volgt vervangen : « De bijdragen en retributies in het kader van artikel 57 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, van artikel 82 van de wet van 24 december 1976 betreffende budgettaire voorstellen 1976-1977, van artikel 20bis van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, van artikel 10 van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, voor zover zij geen betrekking hebben op de bevoegdheden van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen, en van de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten (CITES), en van de Bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de Wijziging van de Overeenkomst, aangenomen te Bonn op 22 juni 1979 : - de administratieve geldboetes voor zover zij geen betrekking hebben op de bevoegdheden van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen; - de ontvangsten van de rijkslaboratoria die belast zijn met de ontleding van de grondstoffen, met uitzondering van de ontvangsten van de laboratoria van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen; - de kosten bedoeld in de artikelen 15, § 2, 5°, 18 en 19bis van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid; - de bijdragen van de Europese Unie in de uitgaven voor de verrichte opdrachten, met uitzondering van die welke betrekking hebben op de bevoegdheden van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen; - de dossierkosten en de rechten bedoeld in artikel 4 van de wet van 14 juli 1994 inzake de oprichting van een Comité voor het toekennen van het Europese milieukeurmerk; - de vergoedingen voor de behandeling van de notificatie-, registratie- en vergunningsdossiers voor voedingsmiddelen en andere producten zoals bedoeld in artikel 10 van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten; - de vergoedingen voor het afleveren van certificaten en het uitvoeren van controles voor andere producten bedoeld in artikel 11 van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten; - de retributies, opgelegd door de Koning, te betalen bij de aanvraag van certificaten en vergunningen, door natuurlijke of rechtspersonen die CITES dieren,- planten en. - producten voortbrengen, verhandelen, vervoeren, invoeren en uitvoeren; - de opbrengsten van de verkoop van verbeurd verklaarde dieren, planten en producten. »; 2° in subrubriek 31-2 Fonds voor de grondstoffen en de producten, laatst gewijzigd bij de wet van 27 december 2004, wordt de tekst onder de vermelding « Aard van de gemachtigde uitgaven » als volgt vervangen : « Financiering van personeels-, administratie- en werkingskosten, kosten voor sensibilisering, kosten voor studies en wetenschappelijk onderzoek, investeringen en toezicht en alle kosten van om het even welke aard voortvloeiend uit de toepassing en de controle van de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, van de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, en van de Bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de Wijziging van de Overeenkomst, aangenomen te Bonn op 22 juni 1979, van de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerde diervoeders, van de wet van 14 juli 1994 inzake de oprichting van een Comité voor het toekennen van een Europees milieukeurmerk en van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, van de besluiten genomen ter uitvoering ervan, van de verordeningen opgesomd in bijlage ervan en van de andere internationale akten inzake productnormen.» Afdeling 4. - Wijziging van de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987
Art. 74.Artikel 17 van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 wordt aangevuld als volgt : « Hij bepaalt het tarief van de retributies voor de identificatie en registratie van de dieren, die ten laste komen van de eigenaar of verantwoordelijke van het dier. » Afdeling 5. - Wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de
vleeskeuring en de vleeshandel
Art. 75.Artikel 23bis, § 1, 1°, van de wet van 5 september 1952, ingevoegd bij de wet van 25 juli 1960 en vervangen bij de wet van 27 mei 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° alle dagen tussen 20 uur en 5 uur; » TITEL VII. - Maatschappelijke Integratie HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering
Art. 76.In artikel 4 van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 wordt het woord « rechthebbenden » telkens vervangen door het woord « gerechtigden »;2° er wordt een § 4 ingevoegd, luidende : « § 4.Het O.C.M.W. dat op basis van de berekening als bedoeld in § 2 in een lagere klasse gerangschikt wordt dan het voorgaande jaar, behoudt niettemin gedurende een jaar het aantal equivalenten van dit voorgaande jaar. »
Art. 77.In artikel 7, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004, worden de woorden « artikel 4 » vervangen door de woorden « artikel 6 » HOOFDSTUK II. - Terugvordering van de maatschappelijke hulp bij de onderhoudsplichtigen
Art. 78.Artikel 98, § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, ingevoegd bij de wet van 9 juli 2004, wordt aangevuld met het volgende lid : « Ingeval van toepassing van het eerste lid, kan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn uitzonderlijk toch de maatschappelijke dienstverlening op de onderhoudsplichtigen verhalen, wanneer het patrimonium van de persoon die deze hulp geniet opzettelijk in aanzienlijke mate is verminderd tijdens de vijf laatste jaren vóór de aanvang van de maatschappelijke hulp. »
Art. 79.In artikel 100bis, § 1, van dezelfde wet wordt littera c) vervangen door de volgende bepaling : « c) het verhaal op de begunstigde, de onderhoudsplichtigen of op zijn debiteurs zoals bepaald in artikel 98, §§ 2 en 4, en artikel 99, § 1. » TITEL VIII. - Inkomensgarantie voor ouderen
Art. 80.In artikel 2, 4°, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen, worden de woorden « artikel 4 » vervangen door de woorden « artikel 3 »
Art. 81.Artikel 80 heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2001.
TITEL IX. - Mobiliteit HOOFDSTUK I. - Minimumbedragen voor de dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid
Art. 82.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : - « kandidaat » : elke spoorwegonderneming die houder is van een vergunning of elk internationaal samenwerkingsverband van spoorwegondernemingen die houder zijn van een vergunning en die het gebruik van spoorweginfrastructuurcapaciteiten aanvragen; - « spoorweginfrastructuur » : alle elementen welke bedoeld zijn in bijlage I, deel A, van Verordening (EEG) nr. 2598/70 van de Commissie van 18 december 1970 betreffende de vaststelling van de inhoud van de verschillende posten van de boekhoudkundige schema's, bedoeld in bijlage I van Verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad van 4 juli 1970, met uitzondering van het laatste streepje dat in de zin van dit besluit als volgt luidt « dienstgebouwen voor de infrastructuur » § 2. Om op de spoorweginfrastructuur te mogen rijden beschikken de kandidaten over een voldoende dekking van hun burgerlijke aansprakelijkheid bij ongeval of treffen gelijkwaardige schikkingen. § 3. De minimumbedragen voor de dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid worden door de Koning bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 4. Dit artikel is niet van toepassing voor verkeer op buiten dienst gestelde maar niet ontmantelde lijnen die echter voor toeristische doeleinden worden gebruikt. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur
Art. 83.Artikel 82 van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden van het gebruik van de spoorweginfrastructuur, opgeheven bij het koninklijk besluit van 11 juni 2004, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 82.- De leden van het toezichthoudend orgaan zijn onderworpen aan professionele geheimhouding ten overstaan van feiten, daden en inlichtingen waarvan ze kennis krijgen bij het uitoefenen van hun functies, niettegenstaande de door de wet voorziene uitzonderingen.
Elke inbreuk op dit artikel wordt gestraft bij de straffen voorzien in artikel 458 van het Strafwetboek. »
Art. 84.Artikel 83 van hetzelfde koninklijk besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 11 juni 2004, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 83.Bij een geschil over de toewijzing van de spoorweginfrastructuurcapaciteit neemt, onverminderd de bestaande rechtsmiddelen en de bepalingen van artikel 78 van voornoemd koninklijk besluit van 12 maart 2003 en met uitzondering van de geschillen betreffende de burgerlijke rechten in de zin van artikel 144 van de Grondwet, het toezichthoudende orgaan, op verzoek van ofwel de beheerder van de spoorweginfrastructuur ofwel van een kandidaat, een beslissing over de geschillen binnen tien werkdagen.
De modaliteiten van deze geschillenregeling worden door de Koning vastgesteld. » HOOFDSTUK III. - Noord-Zuid verbinding
Art. 85.De Minister van Mobiliteit wordt ertoe gemachtigd vergoedingen of hulpgelden te verlenen onder voorwaarden die hij zal vaststellen, aan gewezen personeelsleden al of niet gepensioneerd ten gevolge van een dienst- of arbeidsongeval of om gezondheidsredenen, zoals bedoeld in de beslissing van de Minister van Verkeerswezen van 17 december 1959, om deze niet minder gunstig te behandelen dan de werklieden die zich in gelijkaardige omstandigheden bevinden, en zulks niettegenstaande de bepalingen van de wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke pensioenen.
TITEL X. - Overheidsbedrijven HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten
Art. 86.De bepalingen van dit hoofdstuk verzekeren gedeeltelijk de omzetting van de Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water-en energievoorziening, vervoer en postdiensten en de Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, overeenkomstig respectievelijk de artikelen 71,1, derde lid, en 80, 1, tweede lid, van deze richtlijnen.
Art. 87.Artikel 24, tweede lid, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, wordt vervangen door volgende bepaling : « In de zin van deze wet verstaat men onder concessie voor openbare werken : overeenkomst met dezelfde kenmerken als een opdracht voor werken, met uitzondering van het feit dat de tegenprestatie voor de uit te voeren werken bestaat hetzij in uitsluitend het recht het werk te exploiteren, hetzij in dit recht, gepaard gaande met een prijs. »
Art. 88.Artikel 27 van dezelfde wet wordt aangevuld met een bijkomend streepje, luidende : « - concessieovereenkomst voor openbare werken : overeenkomst met dezelfde kenmerken als een opdracht voor werken, met uitzondering van het feit dat de tegenprestatie voor de uit te voeren werken bestaat hetzij in uitsluitend het recht het werk te exploiteren, hetzij in dit recht, gepaard gaande met een prijs. »
Art. 89.In dezelfde wet wordt een artikel 37bis ingevoegd, luidende : «
Art. 37bis.Deze titel is niet van toepassing op concessies voor openbare werken die worden toegekend door aanbestedende overheden die één of meerdere activiteiten bedoeld in deze titel uitoefenen wanneer deze concessies worden toegekend voor de uitoefening van deze activiteiten. » HOOFDSTUK II. - Diverse bepalingen
Art. 90.Artikel 41 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven wordt aangevuld met een § 6, luidende : « § 6. De administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie, of zijn afgevaardigde, kan authenticiteit verlenen aan alle akten verleden in naam of ten gunste van de autonome overheidsbedrijven. »
Art. 91.In artikel 3, § 4, derde lid, van het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur, bekrachtigd bij de programmawet van 27 december 2004, worden de woorden « met uitzondering van de goederen behorend tot het openbaar spoorwegdomein, » ingevoegd tussen de woorden « de goederen bedoeld in § 1, 2°, » en de woorden « wordt in zijn geheel overgeschreven »
Art. 92.Artikel 10 van de wet van 25 juli 1891 houdende herziening van de wet van 15 april 1843 op de politie der spoorwegen, vervangen door de wet van 3 mei 1999 en gewijzigd door de programmawetten van 2 augustus 2002 en 9 juli 2004, wordt vervangen als volgt : «
Art. 10.§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de personeelsleden van de politiediensten, zien de door de Koning aangewezen en te dien einde beëdigde statutaire personeelsleden van N.M.B.S. Holding met inbegrip van die personeelsleden welke ze ter beschikking van Infrabel en van de N.M.B.S. stelt - maar met uitzondering van diegenen die deel uitmaken van de interne bewakingsdienst - en de ambtenaren van het Bestuur dat bevoegd is voor het spoorwegvervoer, toe op de naleving van deze wet, van de wet van 12 april 1835 rakende de tolrechten en de reglementen van politie nopens de ijzeren weg en van hun uitvoeringsbesluiten.
Zij stellen de misdrijven omschreven in de voornoemde wetten en uitvoeringsbesluiten vast bij processen-verbaal die gelden tot het bewijs van het tegendeel. § 2. De beëdigde statutaire personeelsleden - tot welke vennootschap van de N.M.B.S. Groep ze ook behoren - vallen onder het gezag van de door de Koning benoemde statutaire personeelsleden van de N.M.B.S. Holding, aangewezen onder de personeelsleden die deel uitmaken van de dienst die instaat voor de veiligheid en de bewaking van de spoorwegen. § 3. Zij zenden hun processen-verbaal toe aan de bevoegde procureur des Konings van het arrondissement waar de overtreder zijn hoofdverblijfplaats heeft. § 4. Indien zij naar aanleiding van de uitoefening van hun bevoegdheden kennis krijgen van andere misdrijven lichten zij de bevoegde politiediensten hiervan onmiddellijk in. § 5. Zij leggen voor de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement van hun werkzetel volgende eed af : « Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk en het mij toegekend ambt trouw waar te nemen. » § 6. Onverminderd de bevoegdheid van de gerechtelijke overheden, zullen de beëdigde statutaire personeelsleden - aan welke vennootschap van de N.M.B.S. Groep ze ook ter beschikking gesteld zijn - zich op het interne vlak voor de uitvoering van hun opdrachten houden aan de algemene richtlijnen, opgesteld door de door de Koning in § 2 aangewezen beëdigde statutaire personeelsleden van de N.M.B.S. Holding. »
Art. 93.Artikel 85 van de wet van 21 mei 1991 houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector, wordt opgeheven.
Art. 94.De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de datum waarop artikel 93 in werking treedt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 23 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting en Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN De Minister van sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Maatschappelijke Integratie, C. DUPONT De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, B. TUYBENS Met 's Lands zegel geregeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers.
Stukken : Doc 51 2020 (2005/2006). - 001 : Ontwerp van wet. - 002 tot 006 : Amendementen. - 007 en 008 : Verslagen. - 009 en 010 : Amendementen. - 011 tot 015 : Verslagen. - 016 : Tekst aangenomen door de Commissies. - 017 : Verslag. - 018 : Amendementen. - 019 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal verslag : 24 november 2005.
Senaat.
Stukken : 3-1447 (2005-2006).
Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.
Nr. 2 : Amendementen.
Nrs. 3 tot 6 : Verslagen.
Nr. 7 : Beslissing om niet te amenderen.
Handelingen van de Senaat : 15 december 2005.