Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 oktober 2007
gepubliceerd op 21 november 2007

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 13, § 3, 2°, van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van artikelen 7 en 9 van de wet van 17 mei 2007 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007012641
pub.
21/11/2007
prom.
21/10/2007
ELI
eli/besluit/2007/10/21/2007012641/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 OKTOBER 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 13, § 3, 2°, van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van artikelen 7 en 9 van de wet van 17 mei 2007 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit beoogt uitvoering te geven aan het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008; meer bepaald voor wat betreft outplacement zoals het is voorzien in de wet van 17 mei 2007.

Teneinde de inhoud van dit ontwerp te verduidelijken, kan gewezen worden op de voorgeschiedenis van de wet die het recht op outplacement in het leven heeft geroepen, en op de verduidelijking van de context van het huidige ontwerp. 1. De wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, meer bepaald artikel 13, heeft een algemeen recht op outplacement gecreëerd ten voordele van ontslagen werknemers voor zover ze voldoen aan een aantal voorwaarden en voor zover ze vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. De werknemer dient de leeftijd van vijfenveertig jaar bereikt hebben op het moment waarop het ontslag is gegeven door de werkgever, minstens één jaar ononderbroken anciënniteit hebben in de onderneming, niet ontslagen zijn om een dringende reden en niet de leeftijd hebben bereikt om pensioen te kunnen genieten.

Aanvankelijk voorzag deze bepaling dat de werknemer die werd ontslagen omwille van brugpensioen evenmin werd beoogd door deze maatregel. 2. In het kader van de dynamisering van de arbeidsmarkt, heeft de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact artikel 13 van de wet van 5 september 2001 in die zin gewijzigd dat werknemers ontslagen met het oog op brugpensioen beschikbaar moesten blijven voor de arbeidsmarkt behoudens in de gevallen bepaald door de Koning. Het koninklijk besluit van 15 december 2006 tot uitvoering van artikel 13, tweede lid van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers heeft de categorieën van in het kader van brugpensioen ontslagen werknemers bepaald die niet beschikbaar moesten blijven voor de arbeidsmarkt. Deze bepalingen zijn op 1 januari 2007 in werking getreden. 3. De wet houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008 heeft de wet van 5 september 2001 opnieuw gewijzigd door artikel 13 volledig te vervangen. In het interprofessioneel akkoord 2007-2008, zijn de sociale partners overeengekomen dat naast bepaalde werknemers ontslagen in het kader van brugpensioen, het logisch was bepaalde werknemers uit te sluiten van de verplichtingen met betrekking tot outplacement.

Voortaan moeten de deeltijdse werknemers waarvan de wekelijkse arbeidsduur lager is dan de helft van de arbeidsduur van een voltijdse werknemer, evenals de werknemers die niet beschikbaar moeten blijven voor de arbeidsmarkt eveneens vrijgesteld zijn van de verplichtingen inzake outplacement.

Wanneer ze er evenwel om verzoeken, blijft de werkgever gehouden een aanbod te doen.

De wetgever heeft de Koning de bevoegdheid gegeven om, na advies van de Nationale Arbeidsraad, de categorieën van werknemers die niet beschikbaar moeten blijven voor de arbeidsmarkt voor de toepassing van deze bepalingen en de datum van inwerkingtreding van deze bepalingen te bepalen. Het advies van de Nationale Arbeidsraad (nr. 1605) werd op 24 april 2007 gegeven.

Dit is het voorwerp van onderhavig ontwerp.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

21 OKTOBER 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 13, § 3, 2°, van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van artikelen 7 en 9 van de wet van 17 mei 2007 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008 (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, inzonderheid artikel 13, § 3, 2°, vervangen bij de wet van 17 mei 2007 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008;

Gelet op de wet van 17 mei 2007, houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008, inzonderheid op de artikelen 8 en 10;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 december 2006 tot uitvoering van artikel 13, tweede lid, van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers;

Gelet op het advies nr. 1605 van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 24 april 2007;

Gelet op het advies nr. 43.278/1 van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2007 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat men dringend moet overgaan tot uitvoering van de wet van 17 mei 2007 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008 naar aanleiding van een advies door de Nationale Arbeidsraad op 24 april 2007. Deze wenst uit zorg voor samenhang dat de datum van inwerkingtreding van deze uitvoeringsmaatregel van de wet overeenstemt met de datum van inwerkingtreding van de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82bis, gesloten op 17 juli 2007;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van artikel 13, § 3, 2°, van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, is de werknemer die niet beschikbaar op de arbeidsmarkt moet blijven : 1° degene die bruggepensioneerde wordt in toepassing van afdeling 2 of 3 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen of van hoofdstuk 2 of 3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact;2° degene die bruggepensioneerde wordt in toepassing van afdeling 3bis van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen of van hoofdstuk 7 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact en die, naargelang van het geval, - op het einde van de opzeggingstermijn vermeld in de kennisgeving van de opzegging als bedoeld in artikel 37 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, zonder rekening te houden met de verlenging van de opzeggingstermijn met toepassing van de artikelen 38, § 2, 38bis en 62, ofwel de leeftijd van 58 jaar zal bereikt hebben ofwel 38 jaar beroepsverleden zal kunnen aantonen overeenkomstig artikel 89, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; - of op het einde van de termijn gedekt door de opzeggingsvergoeding in het geval dat zijn arbeidsovereenkomst is verbroken door de werkgever in toepassing van artikel 39 van dezelfde wet, ofwel de leeftijd van 58 jaar zal bereikt hebben ofwel 38 jaar beroepsverleden zal kunnen aantonen overeenkomstig artikel 89, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; 3° de werknemer niet bedoeld bij 1° en 2° en die, naargelang van het geval, - op het einde van de opzeggingstermijn vermeld in de kennisgeving van de opzegging als bedoeld in artikel 37 van de wet van 3 juli 1978 betreffende arbeidsovereenkomsten, zonder rekening te houden met de verlenging van de opzeggingstermijn met toepassing van de artikelen 38, § 2, 38bis en 62, ofwel de leeftijd van 58 jaar zal bereikt hebben ofwel 38 jaar beroepsverleden zal kunnen aantonen conform artikel 89, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; - of op het einde van de termijn gedekt door de opzeggingsvergoeding in het geval dat zijn arbeidsovereenkomst is verbroken door de werkgever in toepassing van artikel 39 van dezelfde wet, ofwel de leeftijd van 58 jaar zal bereikt hebben ofwel 38 jaar beroepsverleden zal kunnen aantonen conform artikel 89, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; 4° de werknemer waarvan de arbeidsovereenkomst wordt verbroken door een werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het stads- en streekvervoer of onder één van de paritaire subcomités van dit Paritair Comité.

Art. 2.Het koninklijk besluit van 15 december 2006 tot uitvoering van artikel 13, tweede lid, van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers wordt opgeheven.

Art. 3.Treden in werking op de eerste dag van de maand na die waarin dit besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad : 1° artikel 7 van de wet van 17 mei 2007 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008;2° artikel 9 van de wet van 17 mei 2007 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008;3° dit besluit. Deze bepalingen zijn van toepassing op alle ontslagen die vanaf die datum aan de werknemers betekend worden.

Art. 4.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 oktober 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1)Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 september 2001, Belgisch Staatsblad van 15 september 2001.

Koninklijk besluit van 15 december 2006, Belgisch Staatsblad van 27 december 2006.

Wet van 17 mei 2007, Belgisch Staatsblad van 19 juni 2007.

^