gepubliceerd op 29 maart 2007
Koninklijk besluit tot uitvoering van titel II, hoofdstuk I van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact
25 FEBRUARI 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van titel II, hoofdstuk I van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Artikel 3 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact heeft een bonussysteem ingevoerd dat bijkomende rechten toekent aan de zelfstandige die zijn beroepsbezigheid voortzet. Dit systeem moet een stimulans zijn voor diegenen die langer actief wensen te blijven.
Vanaf 1 januari 2007, wanneer de leeftijd van 62 jaar bereikt is of na een loopbaan van minstens 44 kalenderjaren, wordt, onder bepaalde voorwaarden, een bonus bovenop het rustpensioen als zelfstandige toegekend voor de tijdvakken gepresteerd vanaf 1 januari 2006.
Wanneer de zelfstandige zijn beroepsbezigheid voortzet tot de leeftijd van 65 jaar of later, wordt de bonus toegekend hetzij tot het kwartaal van de 65e verjaardag op voorwaarde dat hij een volledige loopbaan bewijst ten laatste gedurende dat kwartaal, hetzij tot 31 december van het jaar waarin een 45ste loopbaanjaar bewezen wordt, in het tegengestelde geval.
Dit ontwerp voert het vermeld artikel 3 uit en stelt de toekenningsvoorwaarden en modaliteiten van de bonus vast, alsook het bedrag ervan. Bovenop beoogt het ook de toekenning van een bonus aan de langstlevende echtgenoot op basis van de prestaties van zijn overleden echtgenoot.
De bonus wordt ingevoerd voor de pensioenen die ten vroegste ingaan op 1 januari 2007 en uiterlijk op 1 december 2012.
Een evaluatie zal dan gemaakt worden door de Regering op basis van het advies van de Studiecommissie voor de vergrijzing en de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, die bestemd is om na te gaan of het objectief van het generatiepact, zijnde de verlenging van de beroepsloopbaan, bereikt wordt.
COMMENTAAR VAN DE ARTIKELEN
Artikel 1.Dit artikel bepaalt wat wordt verstaan onder « wet van 23 december 2005 », « koninklijk besluit van 30 januari 1997 », « koninklijk besluit nr. 38 », « algemeen reglement » en « koninklijk besluit van 25 april 1997 ».
Het definieert ook de begrippen « kalenderjaar in de loopbaan » en « kwartaal van beroepsbezigheid als zelfstandige ».
Een kalenderjaar in de loopbaan is een kalenderjaar waarvoor pensioenrechten kunnen worden geopend krachtens één of meerdere wettelijke Belgische of buitenlandse pensioenregelingen in de zin van artikel 3, § 3ter van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen.
De kwartalen van beroepsbezigheid als zelfstandige zijn kwartalen gelegen in een periode die aanvangt : - hetzij op 1 januari van het jaar tijdens hetwelk de belanghebbende de leeftijd van 62 jaar bereikt - hetzij op 1 januari van het jaar waarin een 44e kalenderjaar in de loopbaan begint, en die eindigt op de laatste dag van het kalenderkwartaal dat voorafgaat aan dit waarin het pensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat en uiterlijk de laatste dag van het kwartaal tijdens hetwelk de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt. Wanneer evenwel op dat ogenblik de betrokkene geen loopbaan van 45 kalenderjaren, in de zin van dit artikel, 6°, bewijst, eindigt de periode op 31 december van het jaar waarin een 45ste loopbaanjaar bewezen wordt.
Artikel 2.Dit artikel bakent het toepassingsgebied van dit besluit af.
Artikel 3.Dit artikel stelt de toekenningsvoorwaarden en -modaliteiten van de bonus vast.
Een bonus wordt toegekend voor elk kwartaal van beroepsbezigheid als zelfstandige dat gedekt is door de betaling in hoofdsom en toebehoren van de bijdragen die verschuldigd zijn in het kader van het sociaal statuut of van de voortgezette verzekering, voorzover deze berekend werden op het minimuminkomen of worden geacht erop berekend te zijn geweest.
Dit artikel voert eveneens een weerlegbaar vermoeden van betaling in voor de bijdragen die betrekking hebben op de twee kwartalen voorafgaand aan de ingangsdatum van het pensioen aan de sociale verzekerden die in orde zijn met de betaling van de bijdragen voor de voorafgaande periode; dit om de administratie toe te laten de bonus met betrekking tot de bedoelde kwartalen vlugger te kunnen toekennen en berekenen.
Artikel 4.Dit artikel stelt het bedrag van de bonus vast op 156 EUR per kwartaal van beroepsbezigheid als zelfstandige.
Artikel 5.Dit artikel bepaalt dat wanneer de overleden echtgenoot bij zijn overlijden aan de voorwaarden voor de toekenning van een bonus voldeed, deze aan de langstlevende echtgenoot onder dezelfde voorwaarden wordt toegekend.
Artikel 6.Dit artikel voorziet dat de Regering in de loop van het tweede semester 2012 een evaluatie zal opmaken van het bonussysteem.
Artikel 7.Dit artikel stelt de datum van inwerkingtreding van dit besluit vast.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK
25 FEBRUARI 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van titel II, hoofdstuk I, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, inzonderheid op artikel 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie, bekrachtigd door de wet van 26 juni 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 december 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 8 december 2006;
Gelet op het advies 41.904/1 van de Raad van State, gegeven op 14 december 2006 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op de hoogdringendheid gemotiveerd door het feit dat het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen zo spoedig mogelijk de nodige maatregelen moet treffen om dit besluit concreet uit te voeren;
Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en van Onze Minister van Middenstand, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « wet van 23 december 2005 » : de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact;2° « koninklijk besluit van 30 januari 1997 » : het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie;3° « koninklijk besluit nr.38 » : het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; 4° « algemeen reglement » : het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;5° « koninklijk besluit van 25 april 1997 » : het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie;6° « kalenderjaar in de loopbaan » : een kalenderjaar waarvoor pensioenrechten kunnen worden geopend krachtens één of meerdere wettelijke Belgische of buitenlandse pensioenregelingen in de zin van artikel 3, § 3ter, van het koninklijk besluit van 30 januari 1997; De bepalingen van artikel 3 van het koninklijk besluit van 25 april 1997 zijn van toepassing in geval van gemengde loopbaan; 7° « kwartaal van beroepsbezigheid als zelfstandige » : elk kalenderkwartaal gelegen in een periode die aanvangt : - hetzij op 1 januari van het jaar tijdens hetwelk de belanghebbende de leeftijd van 62 jaar bereikt - hetzij op 1 januari van het jaar waarin een 44e kalenderjaar in de loopbaan begint, en die eindigt op de laatste dag van het kalenderkwartaal dat voorafgaat aan dit waarin het pensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat en uiterlijk de laatste dag van het kwartaal tijdens hetwelk de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt.Wanneer evenwel op dat ogenblik de belanghebbende geen loopbaan van 45 kalenderjaren, in de zin van dit artikel, 6°, bewijst, eindigt de periode op 31 december van het jaar waarin een 45e loopbaanjaar bewezen wordt. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de pensioenen van zelfstandigen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste ingaan op 1 januari 2007 en uiterlijk op 1 december 2012 en enkel voor de tijdvakken gepresteerd vanaf 1 januari 2006. HOOFDSTUK III. - Toekenningsvoorwaarden en -modaliteiten van de bonus
Art. 3.Voorzover de zelfstandige die de leeftijd van 62 jaar bereikt heeft of een loopbaan van minstens 44 kalenderjaren in de zin van artikel 1, 6°, bewijst, zijn beroepsbezigheid voortzet, wordt een bonus toegekend per kwartaal van beroepsbezigheid als zelfstandige in de zin van artikel 1, 7°.
Niettemin wordt deze bonus slechts toegekend op voorwaarde dat voor bovengenoemd kwartaal, de bijdrage verschuldigd krachtens het koninklijk besluit nr. 38 of krachtens artikel 41 van het algemeen reglement in hoofdsom en toebehoren betaald is op de ingangsdatum van het pensioen, en dat het bedrag van de voormelde bijdrage minstens gelijk is aan het bedrag van de bijdrage verschuldigd in toepassing van artikel 12, § 1, tweede lid van het koninklijk besluit nr. 38, of geacht wordt dit te zijn.
In afwijking van vorig lid en voor de twee kwartalen die voorafgaan aan dit waarin het pensioen ingaat, worden, behoudens tegenbewijs, de bijdragen vermoed betaald te zijn op de ingangsdatum van het pensioen op voorwaarde dat alle door het sociaal verzekeringsfonds gevorderde bijdragen voor de periode voorafgaand aan deze twee kwartalen, betaald werden. HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de bonus
Art. 4.De bonus bedraagt 156 EUR per kwartaal. Dit bedrag is gebonden aan de spilindex van de maand januari 2007. Hij wordt aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971. Hij is onderhevig aan dezelfde inhoudingen als het pensioen. HOOFDSTUK V. - Toekenningsvoorwaarden en -modaliteiten van de bonus ten gunste van de langstlevende echtgenoot
Art. 5.Wanneer de overleden echtgenoot bij zijn overlijden voldoet aan de in artikel 3 van dit besluit voorziene voorwaarden, wordt het overlevingspensioen verhoogd met een bonus waarvan het bedrag wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 4. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 6.De toepassing van dit besluit zal in de loop van het 2e semester 2012 door de Regering geëvalueerd worden op basis van het advies van de Studiecommissie voor de vergrijzing en het advies van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid.
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.
Art. 8.Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 februari 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK