Etaamb.openjustice.be
Wet van 13 juni 2005
gepubliceerd op 20 juni 2005

Wet betreffende de elektronische communicatie

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2005011238
pub.
20/06/2005
prom.
13/06/2005
ELI
eli/wet/2005/06/13/2005011238/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 JUNI 2005. - Wet betreffende de elektronische communicatie (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL I. - Definities en algemene principes HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Deze wet vormt de omzetting in Belgisch recht van : - Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (« Kaderrichtlijn ») (PbEG 24 april 2002, L 108/33); - Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (« Machtigingsrichtlijn ») (PbEG 24 april 2002, L 108/21); - Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (« Toegangsrichtlijn ») (PbEG 24 april 2002, L 108/7); - Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en diensten (« Universeledienstrichtlijn ») (PbEG 24 april 2002, L 108/51); - Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (« Privacy- en elektronische communicatierichtlijn ») (PbEG 31 juli 2002, L 201/37); - en Richtlijn 2002/77/EG van de Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (« Mededingingsrichtlijn ») (PbEG 17 september 2002, L 249/21).

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° « Instituut » : Het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie zoals bedoeld in artikel 13 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector;2° « minister » : de ministers of staatssecretaris die bevoegd zijn voor de aangelegenheden die de elektronische communicatie betreffen als bedoeld in deze wet;3° « elektronische-communicatienetwerk » : de actieve of passieve transmissiesystemen en, in voorkomend geval, de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen, voorzover zij worden gebruikt voor de transmissie van andere signalen dan radio-omroep- en televisiesignalen;4° « aanbieden van een elektronische-communicatienetwerk » : het bouwen, exploiteren, toezicht houden op of beschikbaar stellen van een elektronisch-communicatienetwerk;5° « elektronische-communicatiedienst » : een gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat in het overbrengen, waaronder schakel- en routeringsverrichtingen, van signalen via elektronische-communicatienetwerken, met uitzondering van (a) de diensten waarbij met behulp van elektronische-communicatienetwerken en -diensten overgebrachte inhoud wordt geleverd of inhoudelijk wordt gecontroleerd, met uitzondering van (b) de diensten van de informatiemaatschappij zoals omschreven in artikel 2 van de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, die niet geheel of hoofdzakelijk bestaan uit het overbrengen van signalen via elektronische-communicatienetwerken en met uitzondering van (c) radio-omroep en televisie;6° « verkeersgegeven » : gegeven dat wordt verwerkt voor het overbrengen van communicatie over een elektronische-communicatienetwerk of voor het factureren van een dergelijke communicatie;7° « locatiegegeven » : gegeven dat wordt verwerkt in een elektronische-communicatienetwerk waarmee de geografische positie van de eindapparatuur van een eindgebruiker van een voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiedienst wordt weergegeven;8° « dienst met verkeersgegevens » : een dienst die een bijzondere behandeling van de verkeersgegevens vereist die verder gaat dan wat strikt noodzakelijk is voor het versturen of aanrekenen van de communicatie;9° « dienst met locatiegegevens » : een dienst die een bijzondere behandeling van de locatiegegevens vereist die verder gaat dan wat strikt noodzakelijk is voor het versturen of aanrekenen van de communicatie;10° « openbaar elektronische-communicatienetwerk » : een elektronische-communicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om elektronische-communicatiediensten toegankelijk te maken voor het publiek;11° « operator » : een persoon die een kennisgeving heeft ingediend overeenkomstig artikel 9;12° « gebruiker » : een natuurlijke of rechtspersoon die gebruik maakt van of verzoekt om een openbare elektronische-communicatiedienst;13° « eindgebruiker » : een gebruiker die geen openbaar elektronische-communicatienetwerk of openbare elektronische-communicatiediensten aanbiedt;14° « consument » : een natuurlijke persoon die gebruik maakt van of verzoekt om een openbare elektronische-communicatiedienst voor andere dan bedrijfs- of beroepsdoeleinden;15° « abonnee » : een natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een nummer dat toegekend is door een operator voor de levering van elektronische-communicatiediensten en die gebruik maakt van een elektronische-communicatiedienst ingevolge een met een operator gesloten contract;16° « netwerkaansluitpunt » : het fysieke punt waarop een eindgebruiker de toegang tot een openbaar elektronische-communicatienetwerk wordt geboden;in het geval van netwerken met schakelings- of routeringsfuncties wordt het netwerkaansluitpunt bepaald door middel van een specifiek netwerkadres; 17° « bijbehorende faciliteiten » : de bij een elektronische-communicatienetwerk en/of een elektronische-communicatiedienst behorende faciliteiten die het aanbieden van diensten via dat netwerk of die dienst mogelijk maken of ondersteunen;18° « toegang » : het beschikbaar stellen aan een operator van netwerkonderdelen, bijbehorende faciliteiten of elektronische-communicatiediensten opdat de genoemde operator elektronische-communicatienetwerken of -diensten kan aanbieden;19° « interconnectie » : een specifieke vorm van toegang die bestaat uit het fysiek en logisch verbinden van openbare elektronische-communicatienetwerken die door eenzelfde of een andere operator worden gebruikt om het de gebruikers mogelijk te maken met elkaar te communiceren, of toegang te hebben tot diensten die door een andere operator worden aangeboden;20° « interface » : een netwerkaansluitpunt en/of een radio-interface en de bijhorende technische specificaties;21° « openbaar telefoonnetwerk » : een elektronische-communicatienetwerk dat wordt gebruikt om openbare telefoondiensten aan te bieden;het ondersteunt de overdracht tussen netwerkaansluitpunten van spraak en ook andere vormen van elektronische-communicatiediensten, zoals fax en datatransmissie; 22° « openbare telefoondienst » : een dienst die voor het publiek beschikbaar is voor uitgaande en binnenkomende nationale en internationale gesprekken alsook voor toegang tot hulpdiensten via een nummer of een aantal nummers in een nationaal of internationaal nummerplan, en die eventueel een of meer van de volgende diensten kan omvatten : bijstand door een telefonist, telefooninlichtingendiensten of telefoongidsen, verstrekking van openbare telefoons, verlening van diensten tegen bijzondere voorwaarden, beschikbaarstelling van speciale faciliteiten voor klanten met een handicap of bijzondere sociale behoeften, en/of verlening van niet-geografische diensten;23° « aansluitnetwerk » : fysiek circuit dat het netwerkaansluitpunt verbindt met de hoofdverdeler of een soortgelijke voorziening in het openbare telefoonnetwerk op een vaste locatie;24° « partieel aansluitnetwerk » : gedeelte van een aansluitnetwerk dat een netwerkaansluitpunt van een elektronische-communicatienetwerk verbindt met een concentratiepunt of een ander nader bepaald aansluitpunt gelegen tussen het netwerkaansluitpunt en de hoofdverdeler of een soortgelijke voorziening in een openbaar telefoonnetwerk op een vaste locatie;25° « volledig ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk » : het verlenen van toegang tot het aansluitnetwerk of het partieel aansluitnetwerk van een operator, waarbij toestemming wordt verleend voor het gebruik van het volledige frequentiespectrum;26° « toegang tot binair debiet » : toegang die bestaat uit het verlenen van digitale transmissiecapaciteit (bitsnelheid) naar een gebruiker waarbij de toegangsleverancier de interface bij de gebruiker vastlegt;27° « gedeelde toegang tot het aansluitnetwerk » : het verlenen van toegang tot het aansluitnetwerk of het partieel aansluitnetwerk van een operator, waarbij toestemming wordt verleend voor het gebruik van het buiten de spraakband liggende deel van het frequentiespectrum;28° « ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk » : het verlenen van volledig ontbundelde toegang of gedeelde toegang tot het aansluitnetwerk, wat geen verandering behelst in de eigendom van het aansluitnetwerk;29° « co-locatie » : het leveren van fysieke ruimte en technische faciliteiten, nodig om het installeren en aansluiten van apparatuur van een operator onder redelijke voorwaarden mogelijk te maken in het kader van een referentieaanbod;30° « huurlijn » : elektronische-communicatiedienst bestaande uit de levering van communicatiefaciliteiten met behulp waarvan transparante transmissiecapaciteit tussen netwerkaansluitpunten wordt geboden, met uitzondering van de schakeling op aanvraag;31° « radiogolven » of « hertzgolven » : elektromagnetische golven die zich in de ruimte voortplanten zonder kunstmatige geleider, en waarvan de frequentie onder 3000 GHz ligt;32° « radiofrequenties » : de frequenties van radiogolven;33° « radiospectrum » : het geheel van de radiofrequenties;34° « radiocommunicatie » : elke overbrenging, door middel van radiogolven, van inlichtingen van alle aard, in het bijzonder van klanken, teksten, beelden, overeengekomen tekens, numerieke of analoge uitdrukkingen, seinen voor afstandsbediening, seinen bestemd voor de opsporing of voor de bepaling van de plaats of de beweging van voorwerpen;35° « zendtoestel voor radiocommunicatie » : iedere generator van elektromagnetische trillingen gebouwd om radiocommunicatie uit te zenden;36° « zend- en ontvangtoestel voor radiocommunicatie » : iedere generator en ontvanger van elektromagnetische trillingen gebouwd om radiocommunicatie uit te zenden en te ontvangen;37° « ontvangtoestel voor radiocommunicatie » : iedere ontvanger van elektromagnetische trillingen gebouwd om radiocommunicatie te ontvangen met uitzondering van toestellen die uitsluitend voor de ontvangst van klank- en televisieomroepuitzendingen bestemd zijn;38° « radiostation » : het geheel samengesteld uit een zendtoestel, een zend- en ontvangtoestel of een ontvangtoestel voor radiocommunicatie, de ermee verbonden antennes alsook alle onderdelen die nodig zijn om het geheel te laten functioneren;39° « schadelijke storing » : storing die het functioneren van een radionavigatiedienst of van andere veiligheidsdiensten in gevaar brengt, of die een overeenkomstig de van toepassing zijnde voorschriften werkende radiocommunicatiedienst of elektronische-communicatiedienst ernstig doet achteruitgaan, hindert of herhaaldelijk onderbreekt;40° « versleuteling » : alle diensten die de beginselen, middelen en methodes voor de omzetting van gegevens aanwenden met de bedoeling de semantische inhoud ervan te verbergen, de authenticiteit ervan vast te stellen, te verhinderen dat zij onopgemerkt worden gewijzigd, te verhinderen dat zij worden verworpen en te verhinderen dat zij zonder toestemming worden gebruikt;41° « eindapparatuur » : een product of een relevant onderdeel ervan dat elektronische communicatie mogelijk maakt en dat bedoeld is voor directe of indirecte aansluiting op de interfaces van een openbaar elektronische-communicatienetwerk;42° « radioapparatuur » : een product of een relevant onderdeel ervan dat geschikt is voor elektronische communicatie door uitzending en/of ontvangst van radiogolven waarbij gebruik wordt gemaakt van het aan aarde/ruimtecommunicatie toegewezen radiospectrum, met uitzondering van toestellen die uitsluitend voor de ontvangst van radio- en televisieomroepuitzendingen bestemd zijn;43° « apparatuur » : alle producten die als radioapparatuur of als eindapparatuur, of als beide fungeren;44° « technische specificatie » : de omschrijving van de kenmerken van alle elektronische-communicatiediensten die via het netwerkaansluitpunt of de radiointerface verstrekt worden;45° « nummeringsruimte » : het geheel van nummers, adressen en namen die aangewend worden om operatoren of gebruikers te identificeren; 46 « geografisch nummer » : een nummer van het nationale nummerplan waarvan een deel van de cijferstructuur een geografische betekenis heeft die wordt gebruikt voor het routeren van gesprekken naar de fysieke locatie van het netwerkaansluitpunt; 47° « niet-geografisch nummer » : een nummer van het nationale nummerplan dat geen geografisch nummer is;het betreft hier onder meer nummers voor mobiele oproepen, nummers die gratis zijn voor de oproepers en betaalnummers; 48° « nummeroverdraagbaarheid » : de faciliteit die het de abonnees van een voor het publiek beschikbare dienst mogelijk maakt hun nummer te behouden, ongeacht de operator, binnen een welbepaald geografisch gebied in geval van een geografisch nummer en op ongeacht welke locatie in geval van andere dan geografische nummers;de faciliteit omvat niet de mogelijkheid om het nummer te behouden tussen een operator van openbare telefoondiensten aangeboden op een vaste locatie en een operator van openbare telefoondiensten aangeboden op een mobiel elektronisch communicatienetwerk; 49° « telefoongids » : boek, lijst of bestand dat of die hoofdzakelijk of uitsluitend gegevens bevat over de abonnees van een openbare telefoondienst en die beschikbaar wordt gesteld voor het publiek om uitsluitend of hoofdzakelijk de oproepnummers van de eindgebruikers te kunnen identificeren;50° « openbare telefoon » : een voor publiek gebruik beschikbaar telefoontoestel;51° « antenne » : een onderdeel van een apparaat of radiostation voor het uitstralen en/of opvangen van radiogolven;52° « basisstation » : een radiostation van een elektronische-communicatienetwerk opgesteld en gebruikt op een bepaalde plaats en bestemd voor radiodekking van een gegeven geografische zone;53° « steun » : structuur waarop antennes van basisstations kunnen worden geplaatst;54° « antennesite » : geheel van constructies dat ten minste één steun, één antenne en lokalen omvat voor de elektrische en elektronische apparatuur, dat de installatie en de exploitatie van een of meer basisstations mogelijk maakt;55° « nationale raming » : de mogelijkheid voor een operator om zijn klanten in staat te stellen in hetzelfde land toegang te krijgen tot de basisdiensten die verstrekt worden door een andere operator van een mobiel communicatienetwerk;56° « identificatie van de lijn » : nummer, teken of geheel van tekens dat aan een abonnee, eindgebruiker, gebruiker of eindapparaat is toegewezen, waarmee deze door andere abonnees, eindgebruikers of gebruikers van openbare elektronische-communicatienetwerken of -diensten kan worden bereikt;57° « identificatie van de oproeper » : elk gegeven, rechtstreeks of onrechtstreeks beschikbaar, in de netwerken en diensten van een operator, dat het oproepnummer van het eindapparaat, de naam van de abonnee en de plaats waar het eindtoestel zich bevindt op het ogenblik van de oproep bepaalt;58° « nooddienst » : een overheidsdienst of dienst van openbaar nut, erkend door de overheid overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 107, § 1, 1°;59° « noodnummer » : oproepnummer van een nooddienst, bepaald overeenkomstig de procedure in artikel 107, § 1, 2° van deze wet;60° « noodoproep » : een oproep naar een noodnummer in het kader van de verlening van bijstand of hulp;61° « beheerscentrale van noodoproepen » : de plaats waar noodoproepen naar een nooddienst binnen een werkingsgebied worden beheerd, hierna « beheerscentrale » genoemd;62° « werkingsgebied van een beheerscentrale » : geografisch gebied waarvoor de beheerscentrale alle oproepen naar de nooddienst beheert, hierna « werkingsgebied » genoemd;63° « erkend revisor » : bedrijfsrevisor ingeschreven op de rol van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren;64° « ziekenhuizen » : de instellingen voor gezondheidszorg zoals bepaald in artikel 2 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;65° « scholen » : alle instellingen van het secundair of hoger onderwijs die behoren tot het net van een Gemeenschap, van een provincie, van een gemeente of tot een vrij gesubsidieerd net;66° « openbare bibliotheken » : elke bibliotheek erkend door de federale Staat of door een Gemeenschap.

Art. 3.De levering van elektronische-communicatienetwerken en -diensten is vrij, onder voorbehoud van de voorwaarden die door of krachtens de wet worden vastgesteld.

Art. 4.§ 1. Wanneer de openbare veiligheid, de volksgezondheid, de openbare orde of de verdediging van het Rijk dit eisen, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, gedurende de termijn die Hij vaststelt geheel of gedeeltelijk verbieden : 1° elektronische-communicatienetwerken of -diensten aan te bieden;2° apparatuur te houden of te gebruiken. De Koning mag terzake alle maatregelen voorschrijven die Hij nuttig acht, inzonderheid de uitrustingen onder sekwester doen plaatsen of op een bepaalde plaats doen deponeren.

De in dit artikel bedoelde maatregelen geven geen aanleiding tot de toekenning van enige vergoeding. § 2. In geval van een uitzonderlijke situatie die ofwel de buitendienststelling, ofwel een overbelasting van de burgerlijke of militaire elektronische-communicatiemiddelen tot gevolg heeft, die de normale werking ervan verhindert, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bij wijze van noodmaatregel iedere maatregel nemen die Hij nodig acht, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke opeising van de transmissiecapaciteit van de operatoren om die in te zetten voor het gebruik van nationale prioritaire diensten of oproepnummers. Indien die opeising een door Hemzelf vastgestelde duur overschrijdt, kan de Koning de nadere regels bepalen voor de eventuele schadeloosstelling van die opeising. HOOFDSTUK II. - Algemene opdrachten van het Instituut inzake elektronische communicatie

Art. 5.Binnen het kader van het uitoefenen van zijn bevoegdheden treft het Instituut alle passende maatregelen om de in de artikelen 6 tot 8 genoemde doelstellingen te verwezenlijken. De maatregelen worden op de aard van het vastgestelde probleem gebaseerd, proportioneel toegepast en gerechtvaardigd. Ze dienen in evenredigheid te zijn met die doelstellingen en leven de beginselen van objectiviteit, transparantie, niet-discriminatie en technologische neutraliteit na.

Art. 6.Bij de uitvoering van de taken die aan het Instituut krachtens deze wet zijn opgelegd, bevordert het de concurrentie bij de levering van elektronische-communicatienetwerken, van elektronische-communicatiediensten en van bijbehorende faciliteiten, op de volgende wijze : 1° het zorgt ervoor dat de gebruikers maximaal voordeel behalen wat betreft keuze, prijs en kwaliteit;2° het zorgt ervoor dat er in de sector van de elektronische communicatie geen verstoring of beperking van de concurrentie is;3° het bevordert efficiënte investeringen op het gebied van infrastructuur en steunt innovaties;4° het bevordert efficiënt gebruik en zorgt voor een efficiënt beheer van de radiofrequenties en de nummervoorraad.

Art. 7.Bij de uitvoering van de taken die krachtens deze wet aan het Instituut zijn opgelegd, draagt het bij tot de ontwikkeling van een interne markt van elektronische-communicatienetwerken en -diensten, op de volgende wijze : 1° het moedigt het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten op Europees niveau aan;2° het moedigt het opzetten en ontwikkelen van trans-Europese netwerken en de interoperabiliteit van pan-Europese diensten en eind-tot-eindconnectiviteit aan;3° het zorgt ervoor dat er in vergelijkbare omstandigheden geen verschil in behandeling is van operatoren die elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden;4° het werkt met andere nationale regelgevende instanties en met de Europese Commissie op transparante wijze samen om te zorgen voor de ontwikkeling van consistente regelgevende praktijken op Europees niveau.

Art. 8.Bij de uitvoering van de taken die krachtens deze wet aan het Instituut zijn opgelegd, waakt het over de belangen van de gebruikers, op de volgende wijze : 1° het controleert de naleving van de universeledienstverplichtingen zoals bepaald in deze wet;2° het waarborgt de consument een hoog niveau van bescherming bij zijn relaties met de leveranciers;3° het draagt bij tot het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer;4° het bevordert de verstrekking van duidelijke informatie, met name door te verplichten tot transparantie ten aanzien van tarieven en de voorwaarden voor het gebruik van openbare elektronische-communicatiediensten;5° het houdt rekening met de behoeften van specifieke maatschappelijke groepen, met name gehandicapte eindgebruikers;6° het zorgt voor de integriteit en de veiligheid van de openbare elektronische-communicatienetwerken. TITEL II Het tot stand brengen van elektronische communicatie HOOFDSTUK I. - Netwerken en diensten

Art. 9.§ 1. Het aanbieden of het doorverkopen in eigen naam en voor eigen rekening van elektronische-communicatiediensten of -netwerken kan, onverminderd de bepalingen van artikel 39, pas aangevat worden na een kennisgeving aan het Instituut die de volgende elementen bevat : 1° de naam, het adres, het BTW- en handelsregisternummer van de aanbieder of een vergelijkbaar identificatienummer dat deze gegevens op een rechtsgeldige manier bundelt;2° de contactpersoon met het Instituut;3° een bondige en precieze beschrijving van zijn dienst of netwerk;4° de datum waarop de activiteiten vermoedelijk van start gaan. De kennisgeving geschiedt per aangetekende zending. § 2. Door de kennisgeving kan de betreffende operator elektronische-communicatiediensten of -netwerken aanbieden en kan hij zijn aanvragen laten behandelen om faciliteiten overeenkomstig de artikelen 25 tot 28 te installeren. § 3. Iedere operator brengt het Instituut op de hoogte van : 1° iedere wijziging aan de elementen vermeld in § 1, behoudens in de gevallen waarbij een identificatienummer werd meegedeeld dat de bedoelde gegevens op een rechtsgeldige manier bundelt;2° de voorziene stopzetting van zijn activiteiten. § 4. Na ontvangst van de kennisgeving bezorgt het Instituut de operator een standaardverklaring waarin bevestigd wordt dat hij een kennisgeving heeft gedaan om elektronische-communicatiediensten of -netwerken aan te bieden en dat hij in voorkomend geval de mogelijkheid heeft om : 1° een aanvraag in te dienen met het oog op het installeren van faciliteiten;2° te onderhandelen over toegang;3° toegang te verkrijgen.

Art. 10.Operatoren die voldoen aan de verplichtingen om openbare elektronische-communicatiediensten of -netwerken aan te bieden, kunnen : 1° in de hele Europese Unie onderhandelen over toegang met gemachtigde aanbieders van openbare elektronische-communicatiediensten of -netwerken;2° aangewezen worden om verschillende onderdelen van een universele dienst op het gehele grondgebied of een deel daarvan aan te bieden. Een operator die een verzoek om toegang ontvangt, kan dit verzoek niet afwijzen om de loutere reden dat de verzoeker nog geen kennisgeving heeft gedaan in België, wanneer deze verzoeker reeds in een andere lidstaat van de Europese Unie is gemachtigd om elektronische-communicatienetwerken of -diensten aan te bieden. Een machtiging in een andere lidstaat ontslaat de verzoeker evenwel niet van een kennisgeving overeenkomstig artikel 9 wanneer deze het aanbieden van elektronische-communicatiediensten of -netwerken op het oog heeft.

Wanneer de verzoeker uit een andere lidstaat, die geen diensten aanbiedt en geen netwerk exploiteert, tot toegang of interconnectie verzoekt, hoeft hij niet gemachtigd te zijn om in België te opereren.

De betrokken verzoeker dient over een aanspreekpunt te beschikken. HOOFDSTUK II. - Het gebruik van nummers en radiofrequenties Afdeling 1. - Nummers

Art. 11.§ 1. Overeenkomstig de nadere regels vastgesteld door de Koning na advies van het Instituut is het Instituut belast met : 1° het beheer van de nationale nummeringsruimte, alsook de vaststelling en de wijziging van de nationale nummerplannen;2° de toewijzing en de intrekking van gebruiksrechten voor nummers en de tenuitvoerlegging van de betreffende procedures;3° de publicatie van de nationale nummerplannen alsook hun toevoegingen of wijzigingen tenzij die publicatie de nationale veiligheid in het gedrang zou brengen. § 2. Het Instituut waakt erover dat een operator waaraan een nummerreeks werd toegewezen, andere aanbieders van elektronische-communicatiediensten niet discrimineert wat de nummersequenties betreft die worden gebruikt om toegang te geven tot hun diensten. § 3. De voorwaarden voor het verkrijgen en uitoefenen van gebruiksrechten voor nummers worden door de minister vastgesteld en mogen enkel verband houden met : 1° de aanwijzing van de dienst waarvoor het nummer wordt gebruikt alsook alle vereisten met betrekking tot het verlenen van die dienst;2° het daadwerkelijk en efficiënt gebruik van toegekende nummers;3° het naleven van de eisen inzake nummeroverdraagbaarheid;4° het verstrekken van informatie aan de in de telefoongidsen en -inlichtingendiensten opgenomen abonnees;5° het respecteren van de maximumduur onder voorbehoud van wijzigingen van het nationale nummerplan;6° de betaling van de gebruiksheffingen overeenkomstig artikel 30;7° de naleving van alle toezeggingen die de onderneming die het gebruiksrecht heeft verkregen, in de loop van de selectieprocedure heeft gedaan;8° de naleving van alle relevante internationale overeenkomsten aangaande het gebruik van nummers. Wanneer het Instituut gebruiksrechten verleent voor een bepaalde termijn, is de duur aangepast aan de betrokken dienst. § 4.De toekenning van gebruiksrechten voor nummers duurt niet langer dan drie weken te rekenen vanaf de ontvangst van een volledige aanvraag. Het Instituut publiceert op zijn website de onderdelen waaruit een volledige aanvraag bestaat. § 5. Na een openbare raadpleging, overeenkomstig artikel 139, kan het Instituut beslissen de gebruiksrechten voor nummers met een bijzondere economische waarde via vergelijkende of op mededinging gebaseerde selectieprocedures te verlenen. In dit geval kan de in § 4 vermelde termijn door het Instituut met drie weken worden verlengd. § 6. De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, de nadere regels volgens dewelke nummerblokoverdraagbaarheid tussen operatoren kan geschieden. § 7. De operatoren van openbare telefoondiensten bieden hun abonnees de faciliteit nummeroverdraagbaarheid aan.

De Koning bepaalt na, advies van het Instituut, de nadere regels inzake nummeroverdraagbaarheid, de methodologie voor de vaststelling van de kosten voor de toepassing van deze faciliteit en de verdeling van die kosten tussen de betrokken partijen. Afdeling 2. - Radiofrequenties

Onderafdeling 1 Principes van toepassing op alle radiofrequenties

Art. 12.De artikelen 18 tot 24 zijn niet van toepassing op de specifieke frequenties voor radio-omroep en televisie.

Art. 13.Het Instituut is belast met : 1° het beheer van het radiofrequentiespectrum;2° het onderzoek van de aanvragen voor het gebruik van het radiofrequentiespectrum, behoudens de aanvragen bestemd voor radio- en televisieomroep;3° de coördinatie van de radiofrequenties zowel op nationaal als op internationaal vlak;4° de controle op het gebruik van de radiofrequenties. Voor de toewijzing en de coördinatie van radiofrequenties houdt het Instituut rekening met onder meer de betreffende internationale, regionale of bijzondere overeenkomsten alsook met de Europese bepalingen inzake de harmonisatie van radiofrequenties.

Art. 14.De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut en na overleg met de Gemeenschappen, de technische voorschriften betreffende het gebruik van de radiofrequenties voor zover deze niet uitsluitend voor omroepsignalen zijn bestemd. Het Instituut verzekert de naleving ervan.

De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut en na overleg met de Gemeenschappen, de technische voorschriften betreffende het toekennen van radiofrequenties die uitsluitend voor omroepsignalen zijn bestemd, die gemeenschappelijk moeten blijven voor het geheel van de radioberichtgeving, ongeacht hun bestemming. Het Instituut verzekert de naleving ervan.

Art. 15.Het Instituut onderzoekt schadelijke storingen op eigen initiatief of na een klacht en legt de passende maatregelen op teneinde deze schadelijke storingen te doen ophouden. Wanneer de schadelijke storingen veroorzaakt worden door apparatuur of installaties, worden de kosten om de schadelijke storingen op te heffen en te voorkomen ten laste gelegd van de verantwoordelijke gebruiker van de betreffende apparatuur of installaties.

Art. 16.De Koning bepaalt, na advies van het Instituut en de Gemeenschappen, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de algemene politieverordeningen van de radiogolven.

Art. 17.De coördinatie van radiofrequenties voor radio-omroep wordt geregeld door een samenwerkingsakkoord met de Gemeenschappen, met toepassing van artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

Onderafdeling 2. - Regels inzake de frequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor diensten aan het publiek

Art. 18.§ 1. De voorwaarden voor het verkrijgen en uitoefenen van gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische- communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, worden door de Koning vastgesteld bij een besluit, genomen na advies van het Instituut en vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en mogen enkel verband houden met : 1° de betreffende dienst, het netwerk of de technologie waarvoor de gebruiksrechten voor de radiofrequentie zijn verleend, in voorkomend geval met inbegrip van het exclusieve gebruik van een radiofrequentie voor de doorgifte van specifieke inhoud of specifieke diensten;2° het daadwerkelijk en efficiënt gebruik van radiofrequenties overeenkomstig de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen;3° de technische en operationele voorwaarden ter voorkoming van schadelijke storingen en ter beperking van blootstelling van het publiek aan elektromagnetische velden;4° de maximumduur onder voorbehoud van wijzigingen van het nationale frequentieplan;5° de overdracht op initiatief van de houder van de rechten en de daarvoor geldende voorwaarden;6° de gebruiksheffingen overeenkomstig artikel 30;7° de toezeggingen die de operator die het gebruiksrecht inzake de radiofrequenties heeft verkregen, in de loop van de selectieprocedure heeft gedaan;8° de verplichtingen uit hoofde van de relevante internationale overeenkomsten aangaande het gebruik van radiofrequenties. § 2 Wanneer het Instituut gebruiksrechten voor radiofrequenties verleent voor een bepaalde termijn is de duur aangepast aan de betrokken dienst. § 3. Indien een frequentie waarvoor een gebruiksrecht werd verkregen, niet binnen een redelijke termijn in dienst wordt genomen, kan het Instituut, na de betrokkene gehoord te hebben, het gebruiksrecht intrekken. § 4. Indien uit het advies van het Instituut blijkt dat het gevaar op schadelijke storingen verwaarloosbaar is en dat dit verenigbaar is met de vereisten van een daadwerkelijk en efficiënt beheer van het radiofrequentiespectrum, kan de Koning besluiten bepaalde van de in § 1 voorziene voorwaarden niet op te leggen.

Art. 19.Indien een operator gebruiksrechten wenst over te dragen voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, brengt hij daarvan het Instituut op de hoogte. Het Instituut stemt met de frequentieoverdracht in indien : 1° zij geen concurrentievervalsing teweeg kan brengen, en 2° zij in overeenstemming is met de vereisten van een daadwerkelijk en efficiënt beheer van het radiofrequentiespectrum. De overdracht van een frequentie waarvan het gebruik is geharmoniseerd, leidt in geen geval tot een verandering van het gebruik van die radiofrequentie.

De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels waaronder de overdracht van gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, kan plaatsvinden.

Art. 20.§ 1. Het Instituut beperkt het aantal te verlenen gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, niet tenzij : 1° om schadelijke storingen te vermijden wanneer deze laatsten een gevolg zijn van onvoldoende beschikbare ruimte binnen het frequentiespectrum, mits de beperking evenredig is;2° om een efficiënt en rationeel gebruik van radiofrequenties te waarborgen. Na advies van het Instituut, bepaalt de Koning de procedure tot beperking van het aantal te verlenen gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden. § 2. Tijdens het verloop van de procedure tot beperking van het aantal gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, zorgt het Instituut ervoor dat : 1° alle belanghebbende partijen, met inbegrip van gebruikers en consumenten, zich in een openbare raadpleging overeenkomstig artikel 139 kunnen uitspreken over de voorgenomen beperking;2° elke beslissing tot beperking van het verlenen van gebruiksrechten met opgave van de redenen bekend wordt gemaakt;3° na de vaststelling van de selectieprocedure de belangstellenden uitgenodigd worden tot het indienen van aanvragen voor gebruiksrechten;4° de beperking met een redelijke regelmaat of ingevolge een redelijk verzoek van de betroffen ondernemingen wordt herzien.

Art. 21.§ 1. Wanneer de verlening van het aantal gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, moet worden beperkt, verleent het Instituut die rechten op basis van objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige selectiecriteria. § 2. Onverminderd artikel 18, § 1, duurt de procedure voor de toekenning van gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, die voor specifieke doeleinden zijn toegewezen binnen het nationale frequentieplan niet langer dan zes weken te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag.

De in het vorige lid vermelde termijn kan overeenkomstig de bestaande internationale akkoorden terzake door het Instituut worden verlengd indien internationale frequentiecoördinatie noodzakelijk is. Het Instituut brengt de aanvrager hiervan onverwijld op de hoogte. § 3. Wanneer vergelijkende of op mededinging gebaseerde selectieprocedures worden toegepast voor het verlenen van gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, kan de in § 2 vermelde termijn door het Instituut met maximaal acht maanden worden verlengd. De procedure vermeld in artikel 20, § 2, is van toepassing op de vergelijkende of op mededinging gebaseerde selectieprocedures.

Art. 22.Indien een operator vraagt om een gebruiksrecht te verkrijgen voor een deel van het radiofrequentiespectrum waarvoor niet in een procedure voor toekenning is voorzien, stelt het Instituut, binnen de zes weken na de ontvangst van een volledige aanvraag, de voorlopige voorwaarden vast volgens dewelke de aanvrager zijn activiteiten kan aanvangen of wijst het een dergelijke aanvraag op gemotiveerde wijze af.

De in het vorige lid vermelde termijn kan overeenkomstig de bestaande internationale akkoorden terzake door het Instituut worden verlengd indien internationale frequentiecoördinatie noodzakelijk is. Het Instituut brengt de aanvrager hiervan onverwijld op de hoogte.

Indien het Instituut het gebruik van een bepaalde radiofrequentie die geheel of gedeeltelijk gebruikt wordt voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, heeft toegestaan op basis van voorlopige voorwaarden wordt het koninklijk besluit vermeld in artikel 18, § 1, hiermee in overeenstemming gebracht tenzij de Koning, na advies van het Instituut, van oordeel is dat het betreffende gebruiksrecht aan andere voorwaarden onderworpen moet worden. De voorwaarden van het voorlopige gebruiksrecht worden in voorkomend geval gewijzigd om in overeenstemming te worden gebracht met de bepalingen van voornoemd besluit.

Art. 23.Wanneer het Instituut beslist dat er bijkomende rechten voor het gebruik van radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, kunnen worden verleend, maakt het dit bekend en doet het een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor deze rechten overeenkomstig de nadere regels bepaald door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut.

Art. 24.Wanneer het gebruik van radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, is geharmoniseerd, de voorwaarden en procedures voor toegang zijn overeengekomen en de operatoren waaraan de radiofrequenties zullen worden toegewezen, geselecteerd zijn overeenkomstig de internationale overeenkomsten en de communautaire voorschriften, verleent het Instituut dienovereenkomstig het recht om radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, te gebruiken.

Wanneer in het geval van een gemeenschappelijke selectieprocedure aan alle voorwaarden inzake het gebruiksrecht van de betrokken radiofrequenties is voldaan, worden geen nadere voorwaarden, bijkomende criteria of procedures opgelegd die de correcte toepassing van de gemeenschappelijke toewijzing van voornoemde radiofrequenties beperken, wijzigen of uitstellen HOOFDSTUK III. - Het gedeeld gebruik van sites Afdeling 1. - Het gedeeld gebruik van antennesites

Art. 25.§ 1. De operator stelt alles in het werk om, in de mate van het mogelijke, zijn antennes op reeds bestaande steunen te bevestigen, zoals daken van gebouwen, pylonen, gevels, zonder dat deze lijst beperkend is. § 2. Een operator die een steun in eigendom heeft, staat op redelijke en niet-discriminerende wijze gedeeld gebruik van de antennesite toe. § 3. Indien de steun van een antennesite eigendom is van een operator staat deze toe dat een andere operator zijn antenne bevestigt op de betreffende steun. Indien de bijhorende gebouwen eigendom zijn van een operator en de mogelijkheid bieden om de uitrustingen van verschillende operatoren in afzonderlijke lokalen te installeren, staat deze toe dat de verzoekende operator hiervan eveneens gebruik maakt om zijn basisstation te installeren. § 4. De vergoeding voor het gedeeld sitegebruik bestaat uit de globale kosten zijnde de directe verwervingskosten van het terrein alsook de werkelijke bouw- en onderhoudskosten, vermeerderd met een percentage dat gelijk is aan de gewogen gemiddelde kapitaalkosten van de operator die gedeeld sitegebruik verleent. Deze vergoeding wordt voorafgaandelijk door het Instituut goedgekeurd.

De vergoeding wordt over alle operatoren verdeeld naar evenredigheid van hun daadwerkelijk gebruik of reservatie van de antennesite.

Indien het gedeelde sitegebruik verstevigingswerken met zich meebrengt, worden de kosten van die werken gedragen door de operatoren die er de oorzaak van zijn. § 5. Iedere overeenkomst die gesloten wordt inzake gedeeld sitegebruik moet redelijk, proportioneel en niet-discriminerend zijn. § 6. De bepalingen van de §§ 1 tot 5 gelden tevens voor antennesites waarvan de steun eigendom is van : 1° een persoon die de antennesite ten behoeve van een operator beheert;2° een persoon waarop de operator rechtstreeks of indirect een overheersende invloed kan uitoefenen;3° een persoon die een overheersende invloed kan uitoefenen op de operator;4° een persoon die evenals de operator, onderworpen is aan de overheersende invloed van eenzelfde derde. De overheersende invloed wordt vermoed wanneer een persoon, rechtstreeks of indirect : 1° de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de rechtspersoon bezit;2° beschikt over de meerderheid van de stemmen die verbonden zijn met de door de rechtspersoon uitgegeven aandelen, of 3° meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de rechtspersoon kan aanwijzen. § 7. Indien een antennesite eigendom is van een derde, verzetten de operatoren die deze site exploiteren of gedeeld gebruiken, zich niet tegen een overeenkomst tussen de eigenaar en een operator waardoor deze laatste de mogelijkheid wordt geboden de betreffende site gedeeld te gebruiken.

Art. 26.§ 1. Elke operator brengt minstens een maand voor hij bij de bevoegde overheid een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning indient voor een bepaalde antennesite of voor een deel van een site, de overige operatoren hiervan op de hoogte.

Zij beschikken over een maand om de eerste operator om gedeeld sitegebruik te verzoeken.

In voorkomend geval staat de eerste operator het gedeelde gebruik van de site toe op een redelijke en niet-discriminerende wijze. De betreffende stedenbouwkundige aanvraag wordt indien nodig aangepast aan het gedeeld gebruik en ingediend door de operatoren die van de site gebruik zullen maken. § 2. Het Instituut kan na gemotiveerd verzoek van een operator een afwijking toestaan van de in § 1 vermelde termijnen.

Art. 27.§ 1. Er wordt een databank van antennesites gecreëerd die alle relevante informatie bevat om de evaluatie van sites, met het oog op het gedeeld gebruik ervan, te vergemakkelijken. § 2. Medewerking door de operatoren aan de uitbouw en het gebruik van de databank van antennesites is verplicht. § 3. De Koning, na advies van het Instituut, regelt het beheer van de databank van antennesites. § 4. De kosten van de databank van antennesites worden gedragen door alle betreffende operatoren op grond van een onderlinge overeenkomst.

Indien deze overeenkomst niet aangepast wordt binnen drie maanden na het verzoek daartoe door een nieuwe operator, worden de kosten van de databank van antennesites en de verdeling per operator door het Instituut bepaald. § 5. Het Instituut ziet er op toe dat de databank van de antennesites in het algemeen belang wordt beheerd. Daartoe beschikt het Instituut over toegang tot de databank.

Het Instituut kan de maatregelen opleggen die het nodig acht ter vrijwaring van het algemeen belang en om een vlotte uitwisseling van informatie inzake sites en hun gedeeld gebruik te bevorderen. Afdeling 2. - Het gedeeld gebruik van andere sites

Art. 28.De Koning, na advies van het Instituut, bepaalt de regels die van toepassing zijn op het gedeeld gebruik van andere sites dan die vermeld in afdeling 1. Het Instituut laat zijn advies voorafgaan door een openbare raadpleging. HOOFDSTUK IV. - Administratieve bijdragen

Art. 29.§ 1. De administratieve bijdragen die worden opgelegd aan de operatoren, onverminderd de bepalingen van de artikelen 43, 45, 46 en 47, dienen ter dekking van de kosten inzake : 1° het opstellen, het beheer, de controle en de toepassing van de wetgeving en van de gebruiksrechten;2° de specifieke opdrachten van het Instituut inzake toegang en universeledienstverlening;3° internationale samenwerking, harmonisatie en normering, marktanalyse, controle op de naleving en ander markttoezicht;4° het adviseren en handhaven van secundaire wetgeving en het nemen van administratieve beslissingen. Het Instituut int de administratieve bijdragen. § 2. De Koning, na advies van het Instituut, bepaalt het bedrag en de nadere regels inzake de administratieve bijdrage met het oog op een objectieve, transparante en evenredige verdeling.

Art. 30.§ 1. De in de artikelen 11 en 18 bedoelde gebruiksrechten kunnen aan heffingen onderworpen worden teneinde een optimaal gebruik van deze middelen te waarborgen. De heffingen worden door het Instituut geïnd. § 2. De Koning, na advies van het Instituut, bepaalt het bedrag en de nadere regels inzake de in § 1 bedoelde heffingen.

Art. 31.Het Instituut publiceert en actualiseert alle relevante informatie over rechten, voorwaarden, procedures, bijdragen en beslissingen betreffende kennisgevingen en gebruiksrechten op de website van het Instituut. HOOFDSTUK V. - Apparatuur

Art. 32.§ 1. Apparatuur mag slechts gehouden of gecommercialiseerd worden indien zij voldoet aan de basisvereisten.

De basisvereisten zijn de volgende : 1° de apparatuur levert geen enkel risico op voor de gezondheid en de veiligheid van gebruikers en derden en komt tegemoet aan de doelstelling van de reglementering inzake de veiligheidsgaranties met betrekking tot elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen, echter zonder toepassing van de spanningsgrens;2° de apparatuur voldoet aan de doelstelling van de regelgeving met betrekking tot elektromagnetische compatibiliteit;3° de apparatuur is zo geconstrueerd dat zij het toegewezen spectrum voor grond- en ruimtecommunicatie en de satellietcapaciteit efficiënt gebruikt zonder schadelijke storingen te veroorzaken. § 2. De Koning kan, na advies van het Instituut, voor bepaalde apparatuur bijkomende basisvereisten opleggen die kunnen betrekking hebben op : 1° het via netwerken onderling functioneren met andere apparatuur en de mogelijkheid om aan te sluiten op interfaces van hetzelfde type;2° het voorkomen van mogelijke beschadiging van het netwerk, misbruik van de netwerkmiddelen en het veroorzaken van een onaanvaardbare verslechtering van de dienst;3° de bescherming van de persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker en de abonnee;4° de fraudebestrijding;5° de toegang tot de nooddiensten;6° het vergemakkelijken van het gebruik door gebruikers met een handicap. § 3. Onverminderd de bepalingen van §§ 1 en 2, mag apparatuur slechts gehouden en gecommercialiseerd worden indien zij voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° de apparatuur wordt onderworpen aan een gepaste procedure waarbij de conformiteit van de apparatuur met de onder §§ 1 en 2 toepasselijke basisvereisten wordt vastgesteld;2° de apparatuur is voorzien van een CE-merkteken van conformiteit en van de andere van toepassing zijnde opschriften;3° bij de apparatuur wordt de nodige informatie gevoegd over de voorwaarden inzake de ingebruikname en de werking van de apparatuur. De Koning, na advies van het Instituut, bepaalt de nadere regels inzake voornoemde voorwaarden. § 4. Radioapparatuur die gebruik maakt van frequentiebanden waarvan het gebruik in de Europese Unie niet is geharmoniseerd, wordt voor het op de markt brengen aan het Instituut genotificeerd.

De Koning, na advies van het Instituut, bepaalt de nadere regels.

Art. 33.§ 1. Het is verboden de volgende apparatuur te houden, te commercialiseren of te gebruiken : 1° apparatuur waarvan het gebruik onverenigbaar is met één of meerdere van de volgende bepalingen : a) de artikelen 41 en 124;b) de artikelen 259bis en 314bis van het Strafwetboek;c) artikel 1, § 6, van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen 2° radioapparatuur, met inbegrip van soorten radioapparatuur, die schadelijke storingen veroorzaakt. Indien het Instituut redelijkerwijze kan aannemen dat bepaalde radioapparatuur schadelijke storingen kan veroorzaken met bestaande of geplande diensten, neemt het alle nodige maatregelen teneinde die schadelijke storingen te vermijden, dit met inbegrip van een verbod op of een verwijdering van de markt van de betreffende radioapparatuur. § 2. De bepaling onder § 1, 2°, is niet van toepassing wanneer : 1° het een zendtoestel voor radiocommunicatie betreft dat uitsluitend wordt besteld, opgesteld en gebruikt om te verhinderen dat op het domein van penitentiaire instellingen radiocommunicatie mogelijk is. Dergelijk zendtoestel mag enkel gebruikt worden wanneer dit noodzakelijk is voor de openbare orde of de bestrijding van de criminaliteit, en 2° het een zendtoestel voor radiocommunicatie betreft dat is vergund overeenkomstig artikel 39, § 1;3° de indienststelling van het onder 1° vermelde zendtoestel ten minste 90 dagen vooraf wordt gemeld aan de operatoren van wie de dienstverlening zal worden verhinderd, en 4° de precieze datum van de indienststelling van het onder 1° vermelde zendtoestel voorafgaandelijk aan het Instituut wordt gemeld, en 5° bij de indienststelling door het Instituut wordt onderzocht of het betreffende zendtoestel buiten het domein van de penitentiaire inrichting schadelijke storingen veroorzaakt.Indien dit het geval zou zijn, wordt de indienststelling onmiddellijk stopgezet.

De rechten van operatoren inzake het gebruik van frequenties worden beperkt ingeval van het gebruik van zendtoestellen die voldoen aan de voorwaarden die in deze paragraaf vervat zijn.

Na de indienststelling overeenkomstig onderdeel 5°, onderzoekt het Instituut regelmatig, al dan niet op eigen initiatief en al dan niet aangekondigd, of het betreffende zendtoestel buiten het domein van de penitentiaire inrichtingen schadelijke storingen veroorzaakt. Indien dit het geval is, wordt hen onmiddellijk toegang verschaft tot de penitentiaire inrichting in kwestie en wordt het zendtoestel onder hun toezicht stilgelegd. Wederindienststelling moet overeenkomstig de bepalingen van § 2, 1°, 2°, 4° en 5° van dit artikel geschieden.

Art. 34.Art. 40 is niet van toepassing op : 1° apparatuur die uitsluitend wordt gebruikt door de overheid bij activiteiten die betrekking hebben op de defensie, de openbare veiligheid en de staatsveiligheid; 2° de door radioamateurs gebruikte radioapparatuur indien die : a) overeenstemt met de apparatuur bedoeld in artikel 1, definitie 1.56 van het radioreglement van de Internationale Telecommunicatie Unie; b) niet in de handel verkrijgbaar is, in die zin dat zij door radioamateurs kan zijn geassembleerd uit bouwpakketten van losse onderdelen of kan bestaan uit apparatuur die in de handel verkrijgbaar is en die door radioamateurs voor eigen gebruik wordt omgebouwd;3° de door de Koning aangewezen apparatuur die uitsluitend wordt gebruikt voor de uitrusting van zeeschepen;4° de producten, uitrusting en elementen in de zin van artikel 2 van Verordening (EEG) nr.3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart; 5° de door de Koning aangewezen apparatuur en systemen voor luchtverkeersafhandeling;6° apparatuur die op beurzen of soortgelijke exposities wordt vertoond op voorwaarde dat duidelijk zichtbaar wordt aangegeven dat die apparatuur niet op de markt mag worden gebracht noch mag worden gebruikt;7° apparatuur die uitsluitend bestemd is voor uitvoer, op voorwaarde dat ze het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaande machtiging door het Instituut.

Art. 35.De gebruiker van apparatuur gebruikt die overeenkomstig de informatie vermeld in artikel 32, § 3, 3°.

Art. 36.§ 1. Apparatuur die voldoet aan de wettelijke voorwaarden, mag worden aangesloten op de daartoe geschikte interfaces.

Een operator van een openbaar elektronische-communicatienetwerk mag een dergelijke aansluiting niet om technische redenen weigeren. § 2. Het gebruik alsook de commercialisering van apparatuur die voldoet aan de wettelijke voorwaarden en toch schade toebrengt aan het netwerk, de werking ervan schaadt, of schadelijke storing veroorzaakt, kan overeenkomstig de nadere regels vastgesteld door de Koning, na advies van het Instituut, worden beperkt of verboden.

Art. 37.Niettegenstaande de bepalingen van artikel 32 zijn het commercialiseren en het gebruik van apparatuur toegestaan indien deze apparatuur : 1° voldoet aan de bepalingen vermeld in het koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de goedkeuringen van eindapparaten voor telecommunicatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 september 1998, of aan de bepalingen vermeld in het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 1996 en bij de ministeriële besluiten van 24 december 1982, 19 december 1986, 7 juli 1989, 22 juni 1992, 27 november 1992 en 19 oktober 1999, en 2° op de markt gebracht werd voor 8 april 2001, en 3° in overeenstemming is met het oorspronkelijk goedgekeurde type. De bepalingen van het voorgaande lid gelden niet voor de eindapparatuur vermeld in artikel 3, § 4, 2°, van het koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de goedkeuringen van eindapparaten voor telecommunicatie.

Art. 38.Operatoren die openbare elektronische-communicatiediensten aanbieden, publiceren de exacte en passende technische specificaties van hun interfaces vooraleer de via deze interfaces verstrekte diensten voor het publiek beschikbaar zijn. De specificaties worden op eenvoudig verzoek aan iedere belangstellende bezorgd en zijn voldoende nauwkeurig om apparatuur te kunnen ontwerpen die voldoet aan de relevante voorwaarden van artikel 32, §§ 1 en 2, en waarmee alle diensten die via de betreffende interface worden verstrekt, kunnen worden gebruikt.

De operatoren die openbare elektronische-communicatiediensten aanbieden werken deze specificaties regelmatig bij zodat ze steeds actueel blijven. Voorafgaand aan de publicatie bezorgen zij een kopie ervan aan het Instituut. HOOFDSTUK VI. - Bepalingen inzake het gebruik van radioapparatuur

Art. 39.§ 1. Niemand mag in het Rijk noch aan boord van een zeeschip, een binnenschip, een luchtvaartuig of enige andere drager onderworpen aan het Belgisch recht, een zend- en/of ontvangtoestel voor radiocommunicatie houden, of een station of een niet-openbaar netwerk voor radiocommunicatie aanleggen en doen werken zonder schriftelijke vergunning van het Instituut. Die vergunning is persoonlijk en kan worden ingetrokken. § 2. De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, de algemene regels inzake toekenning, schorsing en intrekking van de in § 1 bedoelde vergunningen. Hij kan bepalen in welke gevallen die vergunningen niet vereist zijn. § 3. Het Instituut bepaalt de verplichtingen van de houders van een vergunning en de voorwaarden waaraan de toegelaten stations en netten voor radiocommunicatie moeten voldoen. § 4. De in § 1 bedoelde vergunningen zijn niet vereist voor de stations voor radiocommunicatie die voor militaire doeleinden of met het oog op de openbare veiligheid aangelegd en gebruikt worden door de diensten die onder de minister van Landsverdediging ressorteren, door de Noord Atlantische Verdragsorganisatie en door de Geallieerde Strijdkrachten.

Art. 40.Het Instituut is bevoegd voor het uitvaardigen van technische voorschriften betreffende het gebruik van de radioapparatuur.

Art. 41.Behoudens de officieren van gerechtelijke politie vermeld in artikel 24 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector voor wat betreft punt 2°, mag niemand in het Rijk, noch aan boord van een schip, een luchtvaartuig of enige andere drager onderworpen aan het Belgisch recht : 1° valse of bedrieglijke alarm-, spoed- of noodseinen of noodoproepen uitzenden of trachten uit te zenden;2° andere radiocommunicatie dan die bedoeld in artikel 314bis van het Strafwetboek en die niet voor hem bestemd is, opvangen of trachten op te vangen.Indien zulke verbindingen onopzettelijk worden ontvangen, mogen zij noch weergegeven, noch aan derden medegedeeld, noch voor enig ander doeleind worden gebruikt en zelfs aan hun bestaan mag geen bekendheid worden gegeven, behalve in de gevallen door de wet opgelegd of toegestaan.

Art. 42.§ 1. Het is verboden een zend- en/of ontvangtoestel voor private radiocommunicatie te verkopen, te verhuren, in leen te geven of te schenken aan iemand die de in artikel 39, § 1, voorgeschreven vergunning voor het houden van een dergelijk toestel niet heeft verkregen. Het Instituut kan dit verbod opheffen voor toestellen die uitsluitend voor de uitvoer bestemd zijn. § 2. Iedere constructeur, verkoper of verhuurder van zendtoestellen of zend-ontvangtoestellen voor private radiocommunicatie en eenieder die, zelfs toevallig, een toestel of een stel van losse stukken waarmee een zodanig toestel gebouwd kan worden, verkoopt, verhuurt, in leen geeft of schenkt, moet daarvan aangifte doen bij het Instituut. § 3. De aangifte bevat : 1° de aard en de datum van de verrichting;2° de naam en voornamen of de firmanaam en het adres van de verkrijger;3° het nummer van de vergunning. § 4. De aangever moet zich van de juistheid van die inlichtingen vergewissen. Hij mag daartoe eisen dat de identiteitskaart van de verkrijger of enig ander bewijsstuk wordt overgelegd. § 5. De installateur draagt er zorg voor dat de installatie van de apparatuur gebeurt conform de vergunningsvoorwaarden. Indien de installatie niet conform is gebeurd, kan het Instituut de kosten van de controle en van het correct installeren ten laste leggen van de installateur. § 6. De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, de nadere regels voor de toepassing van dit artikel en stelt de passende controlemaatregelen vast. § 7. Dit artikel is niet van toepassing op het radiomateriaal dat voor militaire doeleinden of met het oog op de openbare veiligheid werd besteld door de diensten die onder de minister van Landsverdediging ressorteren, door de Noord Atlantische Verdragsorganisatie en door de Geallieerde Strijdkrachten.

Art. 43.De Koning stelt, na advies van het Instituut, het bedrag en de betalingswijze vast van de rechten die aan het Instituut moeten worden betaald door vergunninghouders om de uitgaven te dekken die voortvloeien uit de controle over de naleving van hun verplichtingen en van de aan hun stations en netten voor radiocommunicatie opgelegde voorwaarden alsmede voor het te hunner beschikking stellen van één of meer frequenties en het recht die te gebruiken.

De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, onder welke voorwaarden de vergunninghouder voor zijn kosten wordt vergoed wanneer hem, om redenen van openbaar belang, een technische wijziging van zijn zend- of ontvangtoestel voor radiocommunicatie opgelegd wordt.

Art. 44.§ 1. Wanneer de openbare veiligheid of de verdediging van het Rijk het vergt, mag de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het houden of het gebruik van zend- en ontvangtoestellen voor radiocommunicatie geheel of gedeeltelijk verbieden gedurende de termijn die Hij vaststelt.

Hij mag daartoe alle nuttige maatregelen voorschrijven, inzonderheid de toestellen onder sekwester doen plaatsen of op een bepaalde plaats doen deponeren. § 2. Deze maatregelen geven geen aanleiding tot enigerlei vergoeding. HOOFDSTUK VII. - Telefoongidsen, telefooninlichtingendiensten en de uitbating van voor het publiek beschikbare communicatiesystemen

Art. 45.§ 1. Personen die een telefoongids wensen te vervaardigen, verkopen of verspreiden, brengen het Instituut hiervan voorafgaandelijk op de hoogte.

De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, de voorwaarden waaronder de telefoongidsen worden vervaardigd, verkocht of verspreid, de inhoud en de vorm van de voornoemde kennisgeving. § 2. De personen die openbare telefoondiensten aanbieden aan abonnees stellen de noodzakelijke abonneegegevens ter beschikking van de personen die een aangifte hebben gedaan in de zin van § 1, onder billijke, redelijke en niet-discriminerende, technische, financiële en commerciële voorwaarden. § 3. Zonder kosten voor de abonnees, houden de personen die aan abonnees openbare telefoondiensten aanbieden de gegevens apart met betrekking tot de abonnees die gevraagd hebben niet te worden opgenomen in een telefoongids, zodat die abonnees de telefoongids kunnen ontvangen zonder dat hun gegevens daarin vermeld staan. § 4. De personen die een aangifte hebben gedaan in de zin van § 1, mogen de gegevens die overeenkomstig § 2 zijn meegedeeld, slechts gebruiken met het oog op de levering van een telefoongids. § 5. Personen die telefoongidsen en openbare telefoondiensten aanbieden, nemen het beginsel van de niet-discriminatie in acht bij de behandeling van hun door andere ondernemingen verstrekte informatie.

Art. 46.§ 1. Personen die een telefooninlichtingendienst wensen te verstrekken, moeten daarvan aangifte doen bij het Instituut.

De Koning stelt, na advies van het Instituut, de voorwaarden vast waaronder de telefooninlichtingendienst wordt verstrekt alsook de inhoud en de vorm van de voormelde aangifte. § 2. Personen die aan abonnees openbare telefoondiensten aanbieden, stellen aan de personen die een aangifte hebben gedaan in de zin van § 1, de gegevens met betrekking tot die abonnees ter beschikking onder billijke, redelijke en niet-discriminerende, technische, financiële en commerciële voorwaarden. § 3. Zonder kosten voor de abonnees, laten de personen die aan abonnees openbare telefoondiensten aanbieden de gegevens weg met betrekking tot de abonnees die gevraagd hebben niet te worden vermeld in een telefooninlichtingendienst. § 4. De personen die een aangifte hebben gedaan in de zin van § 1, mogen de gegevens die overeenkomstig § 2 zijn meegedeeld, slechts gebruiken met het oog op de levering van een telefooninlichtingendienst.

Art. 47.De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, de categorieën van personen aan wie operatoren de commercialisering van hun diensten hebben toevertrouwd, die gehouden zijn een aangifte overeenkomstig artikel 9 te doen, alsook de nadere regels van deze aangifte en de verschuldigde rechten teneinde de kosten van het Instituut terzake te dekken.

De Koning bepaalt eveneens de voorwaarden waaronder deze personen de betreffende diensten mogen commercialiseren. HOOFDSTUK VIII. - Versleuteling

Art. 48.Het gebruik van versleuteling is vrij.

De terbeschikkingstelling aan het publiek van versleutelingsdiensten aangewezen door de Koning, na advies van het Instituut, is onderworpen aan een voorafgaande kennisgeving aan het Instituut.

De Koning legt na advies van het Instituut de inhoud en de vorm van die kennisgeving vast. HOOFDSTUK IX Overige activiteiten inzake elektronische communicatie

Art. 49.§ 1. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut, de voorwaarden die van toepassing zijn voor het aanbieden van andere activiteiten inzake elektronische communicatie. § 2. Het in § 1 bedoelde ontwerpbesluit wordt aan het met redenen omkleed advies van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State onderworpen. Dit advies wordt, samen met het verslag aan de Koning en het koninklijk besluit waarop het betrekking heeft, bekendgemaakt. § 3. Het koninklijk besluit genomen krachtens § 1 van dit artikel wordt opgeheven wanneer het niet binnen vijftien maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bij wet werd bekrachtigd.

TITEL III. - Bepalingen met het oog op het waarborgen van een eerlijke mededinging HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 50.Alle inlichtingen die in het kader van onderhandelingen over een toegangsovereenkomst door de ene operator aan de andere worden meegedeeld, zijn vertrouwelijk, onverminderd het recht van elke belanghebbende om deze vertrouwelijke inlichtingen mee te delen aan het Instituut of aan een andere administratieve of gerechtelijke instantie. Die inlichtingen worden uitsluitend verwerkt om dat akkoord te kunnen sluiten.

Art. 51.§ 1. Indien tijdens onderhandelingen met betrekking tot toegang er geen overeenstemming kan worden bereikt tussen de partijen, kan het Instituut, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van één van de partijen, na ze gehoord te hebben, ingrijpen ter waarborging van de basisdoelstellingen bepaald in de artikelen 6 tot 8. § 2. Onverminderd de maatregelen van artikel 55, § 3, kan het Instituut aan operatoren die de toegang tot de eindgebruikers controleren, verplichtingen opleggen voor zover noodzakelijk om eind-tot-eindverbindingen te verzekeren.

Het Instituut kan daarbij de voorwaarden inzake de te verstrekken toegang opleggen, die het passend acht, hetgeen in gevallen waarin zulks gerechtvaardigd is voor de operatoren ook de verplichting inhoudt om te zorgen voor interconnectie van hun netwerken waar dat nog niet gebeurd is.

Art. 52.Elke operator die een openbaar elektronische-communicatienetwerk levert, is verplicht met elke operator die daarom verzoekt, te goeder trouw te onderhandelen over een interconnectieovereenkomst met het doel elektronische-communicatiediensten aan te bieden die voor het publiek beschikbaar zijn.

Wanneer het Instituut, overeenkomstig de procedure van artikel 51, § 1, verplichtingen inzake interconnectie oplegt, kan het daarbij de voorwaarden inzake de te verstrekken toegang bepalen die het passend acht.

Art. 53.De Koning stelt na advies van het Instituut de elementen vast die ten minste moeten worden geregeld in een interconnectieovereenkomst.

Elke interconnectieovereenkomst wordt integraal aan het Instituut meegedeeld. HOOFDSTUK II. - Procedure voor de analyse van de relevante markten en bepaling van de operatoren met een sterke machtspositie

Art. 54.Na elke publicatie door de Europese Commissie van haar « Aanbeveling betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronische-communicatiesector », hierna ook de « Aanbeveling » genoemd, en op gezette tijden bepaalt het Instituut de relevante markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, alsook hun respectieve geografische uitgestrektheid.

Art. 55.§ 1. Overeenkomstig § 4 voert het Instituut minstens zo spoedig mogelijk na de aanneming van de Aanbeveling of een bijwerking daarvan een analyse van die relevante markten uit om te bepalen of zij daadwerkelijk concurrentieel zijn. De informatie-uitwisseling nodig voor die analyse gebeurt overeenkomstig artikel 137, § 2. § 2. Wanneer het Instituut overeenkomstig § 4 concludeert dat een relevante markt daadwerkelijk concurrentieel is, legt het de in artikelen 58 tot 65 bedoelde verplichtingen niet op en handhaaft het die ook niet.

Als het Instituut beslist dat het een verplichting niet handhaaft overeenkomstig het eerste lid, brengt het de betrokken partijen daarvan op de hoogte in de loop van de maand die volgt op zijn beslissing. § 3. Wanneer het Instituut vaststelt dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrentieel is, identificeert het overeenkomstig § 4 elke operator die op die markt over een sterke machtspositie beschikt, en legt hem van de verplichtingen als beschreven in de artikelen 58 tot 65, diegene op die het gepast acht.

Een operator wordt geacht een sterke machtspositie op een relevante markt te hebben, wanneer hij, alleen of samen met anderen, een aan machtspositie gelijkwaardige positie bezit, dit wil zeggen een economische kracht die hem in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van zijn concurrenten, klanten of consumenten te gedragen.

Als een operator wordt geacht een sterke machtspositie op een relevante markt te hebben, kan hij ook worden geacht een sterke machtspositie op een nauw verwante markt te hebben, als de koppelingen tussen beide markten van dien aard zijn dat de operator, via het hefboomeffect, op de ene markt de marktmacht kan gebruiken die hij op de andere heeft.

In dat geval legt het Instituut op de verwante markt, van de verplichtingen als beschreven in de artikelen 58 tot 65, diegene op die het gepast acht.

Voor elke relevante markt publiceert het Instituut in het Belgisch Staatsblad en op zijn website de lijst van de operatoren met een sterke machtspositie en, in voorkomend geval, van de operatoren met een sterke machtspositie op een nauw verwante markt, alsook de lijst van de verplichtingen die aan elk van die operatoren is opgelegd. § 4. Voor de beslissingen van het Instituut waarvoor naar deze paragraaf wordt verwezen pleegt het Instituut vooraf overleg met de Raad voor de Mededinging. De Raad voor de Mededinging geeft binnen 30 kalenderdagen, te rekenen vanaf de toezending van de ontwerpbeslissing door het Instituut, zijn advies. Zodra die termijn verstreken is, geldt het stilzwijgen van de Raad voor de Mededinging als goedkeuring van de voormelde ontwerpbeslissing. § 5. Het Instituut zendt zijn beslissingen waarvoor naar deze paragraaf wordt verwezen, vooraf aan de Raad voor de Mededinging, die binnen 30 kalenderdagen een bindend advies uitbrengt met betrekking tot de vraag of de beslissingen van het Instituut in overeenstemming zijn met de door het mededingingsrecht beoogde doelstellingen. Zodra die termijn verstreken is, geldt het stilzwijgen van de Raad voor de Mededinging als goedkeuring van de voormelde beslissing.

Art. 56.§ 1. Onverminderd de noodzaak : 1° zich te schikken naar internationale verbintenissen;2° de bepalingen inzake co-locatie en gedeeld gebruik van faciliteiten te doen naleven;3° de bepalingen te doen naleven inzake toegang tot niet-geografische nummers, nummeroverdraagbaarheid alsook op het stuk van de Europese toegangscodes de oproepen te behandelen bestemd voor de Europese telefoonnummeringsruimte;4° de bepalingen van artikel 66 te doen naleven;5° de eind-tot-eindverbindingen te verzekeren;6° de toezeggingen te doen naleven die operatoren die het gebruiksrecht voor radiofrequenties hebben verkregen, in de loop van een op mededinging gebaseerde of vergelijkende selectieprocedure hebben gedaan;7° de bepalingen te doen naleven aangaande de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waarvan sprake in Titel IV, legt het Instituut geen enkele van de in de artikelen 58 tot 62 vermelde verplichtingen op aan operatoren die niet aangewezen zijn als beschikkende over een sterke machtspositie op een relevante markt. § 2. Indien uitzonderlijke omstandigheden het rechtvaardigen, kan de Koning, na advies van het Instituut, operatoren met een aanmerkelijke marktmacht op een relevante markt andere verplichtingen inzake toegang opleggen dan diegene waarvan sprake in de artikelen 58 tot 62.

In dat geval is de toestemming van de Europese Commissie vereist. HOOFDSTUK III. - Bepalingen van toepassing op operatoren met een sterke machtspostie op een relevante markt

Art. 57.Om de verplichtingen te doen naleven die krachtens artikel 55, § 3, worden opgelegd, kan het Instituut een wijziging van de reeds gesloten toegangsovereenkomsten opleggen.

Art. 58.Het Instituut kan, overeenkomstig artikel 55, §§ 3 en 4, verplichtingen inzake niet-discriminatie opleggen.

Art. 59.§ 1. Het Instituut kan, overeenkomstig artikel 55, §§ 3 en 4, de verplichtingen inzake transparantie met betrekking tot toegang opleggen, op grond waarvan operatoren door het Instituut bepaalde informatie openbaar moeten maken.

Het Instituut preciseert welke informatie beschikbaar moet worden gesteld, hoe gedetailleerd zij moet zijn en op welke wijze zij moet worden gepubliceerd. § 2. Wanneer voor een operator verplichtingen inzake niet-discriminatie gelden, kan het Instituut van die operator eisen dat hij een referentieaanbod publiceert dat voldoende gespecificeerd is om te garanderen dat de operatoren niet hoeven te betalen voor faciliteiten die voor de gewenste dienst niet nodig zijn. Daarin wordt een beschrijving gegeven van de betrokken aanbiedingen, uitgesplitst in diverse elementen naargelang van de marktbehoeften, en van de daaraan verbonden eisen en voorwaarden, met inbegrip van de tarieven. § 3. Onverminderd § 1 kan het Instituut de operatoren, die een verplichting hebben uit hoofde van artikel 61, § 1, lid 2, 1°, de verplichting opleggen om een referentieaanbod, zoals omschreven in § 2, te publiceren inzake interconnectie, volledig ontbundelde of gedeelde toegang tot het aansluitnetwerk of het partiële aansluitnetwerk, toegang tot een binair debiet, of een andere vorm van toegang, al naargelang van het type van toegang dat door de betreffende operator moet worden toegestaan.

Indien het Instituut de verplichting oplegt om een referentieaanbod zoals omschreven in § 2 te publiceren inzake volledig ontbundelde of gedeelde toegang tot het aansluitnetwerk of het partiële aansluitnetwerk, bevat dit referentieaanbod minstens de elementen die bepaald worden door de Koning, na advies van het Instituut. § 4. Het Instituut kan de wijzigingen aan het referentieaanbod opleggen die het nodig acht teneinde de maatregelen op te leggen waarin deze wet voorziet. § 5. Elk referentieaanbod wordt, voordat het gepubliceerd wordt, door het Instituut goedgekeurd en is gratis elektronisch beschikbaar op een vrij consulteerbare website.

De publicatie van een referentieaanbod vormt geen belemmering voor redelijke verzoeken om toegang waarin dat aanbod niet voorziet. § 6. Wanneer het Instituut aan een operator geen verplichtingen heeft opgelegd zoals bepaald in de §§ 1, 2 en/of 3 van dit artikel, kan het aan die operator die over een sterke machtspositie beschikt op een relevante markt, opleggen dat hij de referentietarieven inzake toegang die hij op de genoemde markt toepast, het op voorhand ter goedkeuring voorlegt.

Daartoe deelt de betrokken operator aan het Instituut elk ontwerp van tarieven, zoals bedoeld in het eerste lid, mee, alsook alle elementen die nuttig zijn om de overeenstemming met de van toepassing zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen te beoordelen.

De beslissing van het Instituut wordt aan de betrokken operator bekendgemaakt binnen twintig werkdagen die volgen op de ontvangst van het ontwerp van tarieven en van alle elementen die het Instituut nuttig acht. Zodra die termijn verstreken is, geldt het stilzwijgen van het Instituut als goedkeuring van het voormelde ontwerp.

Art. 60.§ 1. Het Instituut kan, volgens de nadere regels bepaald door de Koning, en overeenkomstig artikel 55, §§ 3 en 4, het voeren van gescheiden boekhoudingen voorschrijven met betrekking tot alle activiteiten die met toegang verband houden en waarvoor de operator over een sterke machtspositie beschikt.

De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, welk model en boekhoudkundige methode door het Instituut gehanteerd moeten worden.

Het Instituut kan onder meer van een verticaal geïntegreerde onderneming eisen dat deze opening van zaken geeft over haar interne groothandelsprijzen en verrekenprijzen, onder andere om ervoor te zorgen dat van de niet-discriminatievoorschriften als bedoeld in artikel 58 nageleefd worden of om, zo nodig, onrechtmatige kruissubsidiëring te voorkomen.

Een erkende bedrijfsrevisor, aangeduid door de operator, ziet op kosten van de operator toe op de naleving van het in de vorige alinea vermelde besluit. Op basis van de conclusie van het rapport van die bedrijfsrevisor, publiceert het Instituut ieder jaar een verklaring betreffende de inachtneming van het systeem. § 2. Wanneer het Instituut dit nodig acht, kan het, op gemotiveerde wijze, alle boekhoudkundige documenten, met inbegrip van gegevens over van derden ontvangen inkomsten, doen overleggen. Het Instituut bepaalt de termijn binnen dewelke de documenten moeten worden verstrekt.

Het Instituut kan dergelijke informatie publiceren wanneer zij bijdraagt tot een open en concurrentiële markt, met inachtneming van de regels inzake vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens.

Art. 61.§ 1. Het Instituut kan, overeenkomstig artikel 55, §§ 3 en 4, de verplichting opleggen in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van door het Instituut bepaalde netwerkonderdelen en bijhorende faciliteiten.

Aan operatoren kan onder andere worden opgelegd dat zij : 1° derden toegang verlenen tot bepaalde netwerkelementen en/of -faciliteiten, met inbegrip van ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk;2° te goeder trouw onderhandelen met operatoren die verzoeken om toegang;3° reeds verleende toegang tot faciliteiten niet intrekken;4° op groothandelsbasis bepaalde diensten aanbieden voor doorverkoop aan derden;5° open toegang verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit van diensten of virtuele netwerkdiensten;6° onverminderd de toepassing van de artikelen 25 tot 28 co-locatie of andere vormen van gedeeld gebruik van faciliteiten aanbieden, inclusief gedeeld gebruik van kabelgoten, gebouwen of masten;7° bepaalde diensten aanbieden die nodig zijn voor de interoperabiliteit van de aan gebruikers geleverde eind-tot-einddiensten, inclusief faciliteiten voor intelligente netwerkdiensten of roaming binnen mobiele netwerken;8° toegang verlenen tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig zijn om billijke concurrentie bij het aanbieden van diensten te waarborgen;9° zorgen voor interconnectie van netwerken of netwerkfaciliteiten. Het Instituut kan de voorwaarden en nadere regels inzake billijkheid, redelijkheid en termijn vaststellen voor de uitvoering van de verplichtingen die overeenkomstig dit artikel worden opgelegd. § 2. Wanneer het Instituut overweegt de in § 1 genoemde verplichtingen op te leggen, betrekt het met name de volgende factoren in zijn overwegingen : 1° de technische en economische levensvatbaarheid van het gebruik of de installatie van concurrerende faciliteiten, in het licht van het tempo van de marktontwikkeling, rekening houdende met het type interconnectie en toegang;2° de graad van haalbaarheid van de voorgestelde toegangverlening, rekening houdende met de beschikbare capaciteit;3° de door de eigenaar van de faciliteit verrichte initiële investering, rekening houdende met de aan de investering verbonden risico's;4° de noodzaak om op lange termijn de concurrentie in stand te houden;5° in voorkomend geval, de terzake geldende intellectuele eigendomsrechten;6° het verlenen van pan-Europese diensten. § 3. Voorzover dat nodig is om de door het Instituut opgelegde verplichtingen ten uitvoer te brengen, onderhandelen de operatoren onderling over de gepaste overeenkomsten inzake de te verstrekken toegang.

Indien tijdens onderhandelingen met betrekking tot de toegang er geen overeenstemming kan worden bereikt tussen de partijen, bepaalt het Instituut, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van één van de partijen, na de betrokken partijen gehoord te hebben, de voorwaarden inzake de te verstrekken toegang.

Art. 62.§ 1. Het Instituut kan, overeenkomstig artikel 55, §§ 3 en 4, en wanneer bovendien uit een marktanalyse blijkt dat de betrokken operator de prijzen door het ontbreken van werkelijke concurrentie op een buitensporig peil kan handhaven of de marges kan uithollen ten nadele van de eindgebruikers, op het gebied van toegang verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten opleggen, inclusief onder meer verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen inzake kosten van een efficiënte operator.

Het Instituut kan op het gebied van toegang ook, overeenkomstig artikel 55, §§ 3 en 5, verplichtingen opleggen inzake prijscontrole. § 2. Iedere operator onderworpen aan een verplichting inzake kostenoriëntering van zijn tarieven, verstrekt aan het Instituut, wanneer dit erom verzoekt, het bewijs van de naleving van die verplichting.

Wanneer voor een operator een verplichting inzake kostenoriëntering geldt, wordt rekening gehouden met de kosten verbonden aan efficiënte dienstverlening, met inbegrip van een redelijk investeringsrendement.

Voor de berekening van de kosten verbonden aan efficiënte dienstverlening, kan het Instituut boekhoudkundige en kostenberekeningsmethoden gebruiken die los staan van de door de operator gebruikte methoden. § 3. Wanneer de invoering van een kostentoerekeningssysteem verplicht wordt gesteld, publiceert het Instituut een beschrijving van dit kostentoerekeningssysteem met daarin ten minste de hoofdcategorieën waarin de kosten worden ingedeeld en de voor de toerekening van de kosten toegepaste regels. § 4. Wanneer het door het Instituut toegepaste kostentoerekeningssysteem dit noodzakelijk maakt, ziet een door de operator aangeduide erkende bedrijfsrevisor op kosten van de operator toe op de inachtneming van het kostentoerekeningssysteem. Op basis van de conclusie van het rapport van die bedrijfsrevisor, publiceert het Instituut ieder jaar een verklaring betreffende de inachtneming van het systeem.

Art. 63.De operatoren die, overeenkomstig artikel 55, §§ 3 en 4, door het Instituut zijn aangeduid als operatoren met een sterke machtspositie bij de aanbieding van toegang tot en het gebruik van openbare telefoonnetwerken op een vaste locatie, bieden hun abonnees de functies aan voor selectie van de operator per oproep en voor preselectie van de operator met de mogelijkheid tot afwijking van oproep tot oproep.

Indien zulks gerechtvaardigd wordt door de belangen van de gebruikers, kan het Instituut, overeenkomstig artikel 55, § 3, verplichtingen in verband met het aanbieden van de in het eerste lid bedoelde functies op andere netwerken of op andere wijzen opleggen aan operatoren die aangeduid zijn als operatoren met een sterke machtspositie bij de aanbieding van toegang tot en het gebruik van elektronische-communicatienetwerken.

De tarieven voor toegang die de in dit artikel bedoelde operatoren kunnen aanrekenen voor het aanbieden van de in dit artikel bedoelde functies zijn georiënteerd op de kosten.

Art. 64.§ 1. Indien het Instituut vaststelt dat de verplichtingen die werden opgelegd krachtens de artikelen 58 tot 63 niet zouden leiden tot het verwezenlijken van de doelstellingen die zijn bepaald bij de artikelen 6 tot 8, kan het, overeenkomstig artikel 55, §§ 3 en 5, één of meer van de in het tweede lid genoemde verplichtingen opleggen aan operatoren die zijn aangeduid als operatoren met een sterke machtspositie op een gegeven eindgebruikersmarkt.

De verplichtingen die het Instituut oplegt, hebben betrekking op het verbod om : 1° abnormaal hoge prijzen te hanteren;2° de toegang tot de markt te belemmeren;3° afbraakprijzen te hanteren die de mededinging beperken;4° ongegronde voorkeuren voor bepaalde eindgebruikers toe te passen;5° diensten op onredelijke wijze te bundelen. § 2. Indien het Instituut krachtens § 1 de eindgebruikerstarieven wenst te controleren, kan het de noodzakelijke en geëigende kostentoerekeningssystemen bepalen, die de geviseerde operator toepast.

In geen geval kunnen de bevoegdheden die door het vorige lid aan het Instituut worden toegekend, de verplichting inhouden voor een operator met een sterke machtspositie op een bepaalde markt, om zijn retailtarieven vooraf ter goedkeuring aan het Instituut voor te leggen.

Een erkende bedrijfsrevisor, aangeduid door de operator, ziet, op kosten van die operator, toe op de inachtneming van de kostentoerekeningssystemen. Het Instituut publiceert ieder jaar een verklaring betreffende de inachtneming van deze systemen.

Art. 65.Indien het Instituut vaststelt dat er op de markt voor de aanbieding van een gedeelte van of het gehele minimumpakket van huurlijnen, zoals bepaald in de lijst van normen van het minimumpakket van huurlijnen met geharmoniseerde Europese kenmerken gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, geen daadwerkelijke mededinging bestaat, wijst het, overeenkomstig artikel 55, §§ 3 en 4, de operatoren aan die op het gehele grondgebied van het Rijk of op een gedeelte daarvan een sterke machtspositie hebben bij het aanbieden van de betrokken specifieke elementen van het minimumpakket van huurlijnen.

De tarieven van de overeenkomstig het vorige lid aangeduide operator zijn kostengeoriënteerd.

De overeenkomstig het eerste lid aangeduide operator : 1° past voor de vaststelling van zijn tarieven betreffende de aangeduide elementen van het minimumpakket een kostentoerekeningssysteem toe, dat voldoet aan de voorwaarden, bepaald door het Instituut;2° publiceert, in de vorm en volgens de voorwaarden bepaald door het Instituut, informatie over de technische kenmerken, de tarieven en de leveringsvoorwaarden van het betreffende type van huurlijnen. De overeenkomstig het eerste lid aangeduide operator discrimineert niet bij het betreffende aanbod van huurlijnen.

De overeenkomstig het eerste lid aangeduide operator, die het naar aanleiding van een bepaald verzoek onredelijk acht een huurlijn in het minimumpakket tegen zijn gepubliceerde tarieven en leveringsvoorwaarden aan te bieden, mag zijn voorwaarden en tarieven slechts wijzigen met instemming van het Instituut.

Wanneer zulks noodzakelijk is om de interoperabiliteit van diensten te waarborgen en de keuzevrijheid van de gebruikers te verbeteren, kan de Koning, na advies van het Instituut, bijkomende technische normen vaststellen, die van toepassing zijn op het aanbieden van bepaalde elementen van het minimumpakket van huurlijndiensten. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen van toepassing op operatoren die beschikken over uitsluitende of bijzondere rechten in andere sectoren dan die van de elektronische communicatie

Art. 66.§ 1. Een operator die openbare elektronische-communicatienetwerken of -diensten aanbiedt en die inzake andere activiteiten over uitsluitende of bijzondere rechten beschikt is verplicht : 1° ofwel voor het aanbieden van openbare elektronische-communicatienetwerken of -diensten een gescheiden boekhouding te voeren, in dezelfde mate als vereist zou zijn wanneer de betrokken activiteiten door juridisch onafhankelijke ondernemingen zouden worden verricht, teneinde alle kosten en inkomsten, met de daarvoor gebruikte berekeningsgrondslag en gedetailleerde toewijzingsmethoden, aan te geven die betrekking hebben op het aanbieden van openbare elektronische-communicatienetwerken of -diensten, met inbegrip van een puntsgewijs overzicht van de vaste activa en de structurele kosten;2° ofwel een structurele scheiding op te zetten voor de activiteiten in verband met het aanbieden van openbare elektronische-communicatienetwerken of -diensten. § 2. Overdrachten van middelen, met inbegrip van overdrachten van kapitaal en uitrusting vanuit activiteiten die aan uitsluitende of bijzondere rechten onderworpen zijn naar de activiteiten inzake openbare elektronische-communicatienetwerken of -diensten, geschieden op grond van de marktvoorwaarden. § 3. De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, welk model en welke boekhoudkundige methodologie moeten worden gehanteerd met het oog op de invulling van de verplichtingen van dit artikel.

De gescheiden boekhouding, bedoeld in § 1, 1°, wordt onderworpen aan een controle door een erkende bedrijfsrevisor aangeduid door en op kosten van de operator.

Het Instituut bepaalt de wijze waarop de financiële verslaglegging in verband met de gescheiden boekhouding wordt gepubliceerd.

Art. 67.Teneinde toe te zien op de naleving van artikel 66, kan het Instituut of zijn gevolmachtigden elke persoon horen die het wenst.

Het Instituut of zijn gevolmachtigden kunnen zich alle documenten laten overleggen en alle inlichtingen vragen die zij nodig achten voor de verificatie van de naleving van artikel 66.

TITEL IV. - De bescherming van de belangen van de maatschappij en van de gebruikers HOOFDSTUK I. - Universele dienst Afdeling 1. - Reikwijdte van de universele dienst

Art. 68.De diensten die bij wijze van universele dienst worden verstrekt zijn : 1° het vaste geografische element van de universele dienst, zoals gedefinieerd in artikel 70;2° het sociale element van de universele dienst, zoals gedefinieerd in artikel 74;3° de beschikbaarstelling van openbare telefoons, zoals gedefinieerd in artikel 75;4° de universele inlichtingendienst zoals gedefinieerd in artikel 79;5° de beschikbaarstelling van de universele telefoongids zoals gedefinieerd in artikel 86.

Art. 69.§ 1. De diensten die bij wijze van universele dienst worden verstrekt, zoals opgesomd in artikel 68, worden op het gehele nationale grondgebied verleend met een kwaliteits- en prijsniveau dat in de bijlage wordt bepaald. § 2. Wanneer de technologische evolutie of de marktvoorwaarden het rechtvaardigen, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de bepalingen van de bijlage opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen. § 3. Het in § 2 bedoelde ontwerpbesluit wordt aan het met redenen omkleed advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State onderworpen. Dit advies wordt, samen met het verslag aan de Koning en het koninklijk besluit waarop het betrekking heeft, bekendgemaakt. § 4. Het koninklijk besluit genomen krachtens § 2 van dit artikel wordt opgeheven wanneer het niet binnen vijftien maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bij wet werd bekrachtigd. Afdeling 2. - Het vaste geografische element van de universele dienst

Onderafdeling 1. - Definitie

Art. 70.§ 1. Het vaste geografische element van de universele dienst bestaat uit de levering op het gehele grondgebied aan elke persoon die erom verzoekt, ongeacht diens geografische locatie : 1° van de basisdienst inzake openbare telefoondienst op een vaste locatie, zoals gedefinieerd in de bijlage;2° van een aansluiting op een openbaar telefoonnetwerk op een vaste locatie waarmee de eindgebruikers in staat zijn om : a) lokale, nationale en internationale telefonische oproepen te versturen en te ontvangen;b) berichten uit te wisselen via fax en datatransmissie;c) over een functionele internettoegang te beschikken;d) bij niet-betaling van de telefoonrekening, door een andere abonnee te worden opgebeld, met uitsluiting van oproepen met betaling van de gesprekskosten door de opgeroepene, en zelf de nooddiensten op te bellen;e) te beschikken over een technische helpdesk die voldoet aan de specificaties van artikel 116, tweede lid. § 2. Het vaste geografische element van de universele dienst wordt geacht te zijn geleverd wanneer de eindgebruiker reeds beschikt over de vaste basistelefoondienst via een aansluiting waarvan sprake in § 1, 2° hetzij van de universeledienstverlener, hetzij van een andere operator, al dan niet via een ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk. § 3. Het vaste geografische element van de universele dienst wordt geacht geleverd te zijn indien op het verzoek van de eindgebruiker werd ingegaan door middel van een economisch rendabelere oplossing. § 4. Het vaste geografische element van de universele dienst dient uitsluitend te worden geleverd op de hoofdverblijfplaats van de eindgebruikers.

Onderafdeling 2. - Aanwijzing van de aanbieders

Art. 71.§ 1. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut, de periode van de in artikel 70 vermelde dienstverlening, uitgedrukt in volle kalenderjaren. § 2. Voor de aanwijzing van de aanbieder wordt een beroep gedaan op een open mechanisme, waarvan de nadere regels door de Koning worden vastgesteld, op voorstel van het Instituut. § 3. Indien na afloop van het in § 2 bedoelde open mechanisme geen enkele offerte in aanmerking is genomen, gaat de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, over tot een aanwijzing van ambtswege, waarbij de Koning de aanbieder aanwijst.

Art. 72.Wanneer de aanbieder in gebreke blijft en dit door het Instituut wordt vastgesteld, wijst de Koning, op voorstel van het Instituut, een andere aanbieder aan ter vervanging van de in gebreke zijnde aanbieder, overeenkomstig artikel 71, § 2 of § 3.

Onderafdeling 3. - Vergoeding van de aanbieders

Art. 73.De dienstverlening wordt vergoed : 1° volgens de voorwaarden en de procedure die zijn vastgesteld in de artikelen 100 tot 102 voor elke aanbieder die overeenkomstig artikel 71, § 3, aangewezen is;2° ten belope van het bedrag dat na afloop van de open procedure voor aanwijzing wordt vastgesteld, voor elke aanbieder die overeenkomstig artikel 71, § 2, is aangewezen. Afdeling 3. - Het sociale element van de universele dienst

Art. 74.Het sociale element van de universele dienst bestaat uit de levering door elke operator aan sommige categorieën van begunstigden van bijzondere tariefvoorwaarden.

De in het eerste lid bedoelde categorieën van begunstigden en tariefvoorwaarden, alsook de werkwijzen om de voormelde tariefvoorwaarden te krijgen, worden bepaald in de bijlage.

Het Instituut bezorgt de minister jaarlijks een verslag over de relatieve aandelen van de operatoren in het totale aantal sociale abonnees ten opzichte van hun marktaandelen op basis van hun omzet op de markt voor openbare telefonie.

Er wordt een fonds voor de universeledienstverlening inzake sociale tarieven opgericht, bestemd om de aanbieders van sociale tarieven te vergoeden. Aan dit fonds wordt rechtspersoonlijkheid toegekend en het wordt beheerd door het Instituut.

De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut, de nadere regels van de werking van dit mechanisme.

Indien blijkt dat het door de operator toegestane aantal tariefverminderingen lager is dan het aantal tariefverminderingen dat beantwoordt aan zijn aandeel in de totale omzet van de markt van de openbare telefonie, dient deze operator dit verschil te compenseren.

Indien blijkt dat het door de operator toegestane aantal tariefverminderingen hoger is dan het aantal tariefverminderingen dat beantwoordt aan zijn aandeel in de totale omzet op de markt van de openbare telefonie, dan zal deze operator ten bedrage van dit verschil een vergoeding ontvangen.

De compensaties waarvan sprake in de vorige leden zijn onmiddellijk verschuldigd. De effectieve compensatie via het fonds zal plaatsvinden zodra het fonds operationeel is, ten laatste in de loop van het jaar volgend op de inwerkingtreding van dit artikel. Afdeling 4. - Beschikbaarstelling van openbare telefoons

Onderafdeling 1. - Definitie

Art. 75.De beschikbaarstelling van openbare telefoons bestaat uit de aanleg, het onderhoud en de werking van openbare telefoons volgens de voorwaarden die in de bijlage zijn vastgesteld.

Onderafdeling 2. - Aanwijzing van de aanbieders

Art. 76.§ 1. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut, de periode van de in artikel 75 vermelde dienstverlening, uitgedrukt in volle kalenderjaren. § 2. Voor de aanwijzing van de aanbieder wordt een beroep gedaan op een open mechanisme, waarvan de nadere regels door de Koning worden vastgesteld, op voorstel van het Instituut. § 3. Indien na afloop van het in § 2 bedoelde open mechanisme, geen enkele offerte in aanmerking is genomen, gaat de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, over tot een aanwijzing van ambtswege, waarbij de Koning die aanbieder aanwijst.

Art. 77.Wanneer de aanbieder in gebreke blijft en dit door het Instituut wordt vastgesteld, wijst de Koning, op voorstel van het Instituut, een andere aanbieder aan ter vervanging van de in gebreke zijnde aanbieder, overeenkomstig artikel 76, § 2 of § 3.

Onderafdeling 3. - Vergoeding van de aanbieders

Art. 78.De dienstverlening wordt vergoed : 1° volgens de voorwaarden en de procedure die zijn vastgesteld in de artikelen 100 tot 102 voor elke aanbieder die overeenkomstig artikel 76, § 3 aangewezen is;2° ten belope van het bedrag dat na afloop van de open procedure voor aanwijzing wordt vastgesteld, voor elke aanbieder die overeenkomstig artikel 76, § 2 is aangewezen. Afdeling 5. - De universele inlichtingendienst

Onderafdeling 1. - Definitie

Art. 79.De universele inlichtingendienst bestaat uit het ter beschikking stellen van een telefooninlichtingendienst op het gehele nationale grondgebied volgens de voorwaarden die in de bijlage zijn vastgelegd.

Onderafdeling 2. - Aanwijzing van de aanbieder

Art. 80.§ 1. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van het Instituut, de periode gedurende dewelke de universele inlichtingendienst moet worden verstrekt, uitgedrukt in volle kalenderjaren. § 2. De Koning wijst bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut, een aanbieder aan die de taak heeft de universele inlichtingendienst te verstrekken.

De Koning organiseert daartoe een open procedure voor de selectie van de aanbieder en wijst die na afloop van die procedure aan. § 3. Indien na afloop van de open selectieprocedure als bedoeld in § 2, tweede lid, geen enkele kandidatuur is ingediend of in aanmerking is genomen, wijst de Koning de aanbieder van ambtswege aan.

Art. 81.Wanneer de aanbieder in gebreke blijft en dit door het Instituut wordt vastgesteld, wijst de Koning, op voorstel van het Instituut, een andere aanbieder aan ter vervanging van de in gebreke zijnde aanbieder, overeenkomstig artikel 80, § 2 of § 3.

Onderafdeling 3. - Doorgifte van de oproepen en mededeling van de gegevens die bestemd zijn voor de aanbieder

Art. 82.Personen die een openbare telefoondienst aanbieden, geven de oproepen naar de universele inlichtingendienst die op hun netwerk tot stand worden gebracht door naar het netwerk van de aanbieder van die dienst, en dit tegen een tarief dat op de kosten gebaseerd is.

Art. 83.Personen die een openbare telefoondienst aanbieden, stellen de aanbieder van de universele inlichtingendienst tegen een op de kosten gebaseerde prijs de gegevens met betrekking tot de abonnees ter beschikking, volgens de voorwaarden die de Koning op voorstel van het Instituut heeft vastgesteld.

Zonder dat dit de abonnee iets kost, delen de in het eerste lid bedoelde personen de gegevens niet mee met betrekking tot de abonnees die gevraagd hebben hun gegevens niet aan de universele inlichtingendienst mee te delen.

De in het eerste lid bedoelde personen zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens die zij krachtens het eerste lid meedelen.

De abonnee is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens die op hem betrekking hebben en die hij meedeelt aan de personen die een openbare telefoondienst aanbieden.

Onderafdeling 4. - Gebruik en beschikbaarstelling door de aanbieder van de abonneegegevens

Art. 84.De aanbieder mag slechts van de overeenkomstig artikel 83 meegedeelde gegevens gebruik maken om de universele inlichtingendienst te verstrekken.

Onderafdeling 5. - Vergoeding van de aanbieder

Art. 85.De dienstverlening wordt vergoed : 1° volgens de voorwaarden en de procedure die zijn vastgesteld in de artikelen 100 tot 102 voor elke aanbieder die overeenkomstig artikel 80, § 3, aangewezen is;2° ten belope van het bedrag dat na afloop van de open procedure voor aanwijzing wordt vastgesteld, voor elke aanbieder die overeenkomstig artikel 80, § 2, is aangewezen. Afdeling 6. - Universele telefoongids

Onderafdeling 1. - Definitie

Art. 86.De universele telefoongids is de telefoongids die beantwoordt aan de in de bijlage opgenomen voorwaarden inzake inhoud, vervaardiging, verspreiding en publicatie van reclame.

Onderafdeling 2. - Aanwijzing van de aanbieders

Art. 87.§ 1. De Koning wijst bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut, een aanbieder aan die de taak heeft de universele telefoongids te verstrekken. § 2. De Koning organiseert daartoe een open procedure voor de selectie van de aanbieder en wijst die na afloop van die procedure aan. § 3. Indien na afloop van de open selectieprocedure als bedoeld in § 2, geen enkele kandidatuur is ingediend of in aanmerking is genomen, wijst de Koning de aanbieder van ambtswege aan.

Art. 88.Wanneer de aanbieder in gebreke blijft en dit door het Instituut wordt vastgesteld, wijst de Koning, op voorstel van het Instituut, overeenkomstig artikel 87 een andere aanbieder aan ter vervanging van de aanbieder wiens verzuim is vastgesteld.

Onderafdeling 3 Mededeling van de gegevens aan de aanbieders

Art. 89.Personen die een openbare telefoondienst aanbieden, stellen de personen die op grond van artikel 87 zijn aangewezen, tegen een op de kosten gebaseerde prijs de gegevens met betrekking tot de abonnees ter beschikking, volgens de voorwaarden die de Koning op voorstel van het Instituut heeft vastgesteld.

Bij het overzenden van de gegevens overeenkomstig het eerste lid houden de personen die abonnees een openbare telefoondienst aanbieden, de gegevens apart met betrekking tot de abonnees die gevraagd hebben niet te worden vermeld in een universele telefoongids, zodat die abonnees de universele telefoongids kunnen ontvangen, zonder dat hun gegevens daarin voorkomen.

De in het eerste lid bedoelde personen zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens die zij krachtens het eerste lid meedelen.

De abonnee is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens die op hem betrekking hebben en die hij meedeelt aan de personen die een openbare telefoondienst aanbieden.

Onderafdeling 4. - Gebruik en beschikbaarstelling van de abonneegegevens door de aanbieders

Art. 90.De personen die op grond van artikel 87 zijn aangewezen mogen slechts van de overeenkomstig artikel 89 meegedeelde gegevens gebruik maken om een universele telefoongids te verstrekken.

Onderafdeling 5. - Vergoeding van de aanbieders

Art. 91.De dienstverlening wordt vergoed : 1° volgens de voorwaarden en de procedure die zijn vastgesteld in de artikelen 100 tot 102 voor elke aanbieder die overeenkomstig artikel 87, § 3, aangewezen is;2° ten belope van het bedrag dat na afloop van de open procedure voor aanwijzing wordt vastgesteld, voor elke aanbieder die overeenkomstig artikel 87, § 2, is aangewezen. Afdeling 7. - Universeledienstfonds

Onderafdeling 1. - Algemeen

Art. 92.§ 1. De Koning stelt, na advies van het Instituut, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het statuut en de regeling vast van het fonds voor de universele dienst inzake elektronische communicatie, hierna « fonds » genoemd.

Aan het fonds wordt rechtspersoonlijkheid toegekend en het wordt beheerd door het Instituut. § 2. Het fonds is bestemd om de aanbieders van de diensten die bij wijze van universele dienst worden verstrekt, te vergoeden. § 3. De jaarrekening, het jaarverslag en het verslag over het beheer van het fonds worden samen met de verslagen van het Instituut gepubliceerd. § 4. De beheerskosten van het fonds bestaan uit alle kosten die verband houden met de werking van het fonds. Dat bedrag wordt bepaald door het Instituut en verdeeld tussen de beheerskosten die overeenstemmen met de financiering van de activiteiten vermeld in artikel 68 van de wet en de andere beheerskosten. De Koning bepaalt het maximumbedrag van de beheerskosten van het fonds via een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

De beheerskosten van het fonds van het beschouwde jaar worden gefinancierd door de operatoren bedoeld in artikel 96, pro rata van hun gewogen omzet exclusief lasten van het jaar voorafgaand aan het beschouwde jaar.

Elk jaar bepaalt het Instituut het bedrag van de deelname in de beheerskosten van het fonds verschuldigd door elkeen van de operatoren bedoeld in het eerste lid.

De deelname in de beheerskosten van het fonds wordt uiterlijk op 30 september van het betrokken jaar betaald op het rekeningnummer opgegeven door het Instituut.

De facturen die niet binnen de vastgestelde termijn worden betaald zijn van rechtswege en zonder ingebrekestelling onderworpen aan de wettelijke interest vermeerderd met 2 %. Deze interest wordt berekend pro rata van het aantal kalenderdagen vertraging.

Uiterlijk een maand voor de uiterste datum deelt het Instituut het bedrag van de verschuldigde bijdrage mee aan de bedrijven bedoeld in het tweede lid. § 5. De Koning stelt, na advies van het Instituut, de nadere regels vast met betrekking tot de storting van de bijdragen in het fonds en van de vergoedingen aan de aanbieders.

Art. 93.Voor de toepassing van de volgende bepalingen wordt verstaan onder : 1° beschouwde jaar : het kalenderjaar waarin een universele dienstverrichting plaatsvindt;2° aanbieder : elke persoon die in de loop van het beschouwde jaar ten minste één element van de universele dienst verricht. Onderafdeling 2. - Stijven van het fonds

Art. 94.Het fonds wordt gestijfd door bijdragen betaald door de gevestigde operatoren, vastgesteld op grond van hun omzet, overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling.

Art. 95.§ 1. De omzet die in beschouwing wordt genomen stemt overeen met de retailomzet voor belastingen die behaald is met de levering van de openbare telefoondienst op het nationale grondgebied. § 2. Worden beschouwd als zijnde verricht op het nationale grondgebied, de activiteiten die aanleiding geven tot de inning van de belasting op de toegevoegde waarde in de zin van de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. Afdeling 8. - Financiering van de universele dienst

Onderafdeling 1. - Bijdrage

Art. 96.Elke operator die op 1 september van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het beschouwde jaar een kennisgeving heeft gedaan overeenkomstig artikel 9, deelt overeenkomstig het ministerieel besluit op grond van artikel 137, § 2, aan het Instituut zijn omzet mee voor het beschouwde jaar, volgens de nadere regels die door het Instituut worden vastgesteld.

Art. 97.De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut, de schijven van de omzet, alsook een wegingscoëfficiënt bepalen waarmee de omzet die binnen een bepaalde schijf valt, dient te worden vermenigvuldigd ter bepaling van de gewogen omzet van de operator zoals bedoeld in artikel 98.

Art. 98.Uiterlijk op 15 november van het kalenderjaar dat op het beschouwde jaar volgt, berekent en publiceert het Instituut de aanslagvoet voor het beschouwde jaar, overeenkomstig het tweede lid.

De aanslagvoet is de verhouding tussen : 1° de som van de in artikel 102 bedoelde vergoedingen van de aanbieders voor het beschouwde jaar;2° en de som van de in artikel 96 bedoelde gewogen omzetcijfers. Wanneer een operator de in artikel 96 bedoelde informatie niet verstrekt binnen de door het Instituut voorgeschreven termijnen of die onvolledig verstrekt, wordt ter uitvoering van het tweede lid, 2°, de gewogen omzet van die operator door het Instituut bepaald op grond van alle inlichtingen die het relevant acht.

Art. 99.De bijdrage stemt overeen met het product van de aanslagvoet en de gewogen omzet zoals berekend volgens artikel 97, of eventueel als bedoeld in artikel 98, derde lid.

Onderafdeling 2. - Vergoeding

Art. 100.Elke van ambtswege aangewezen aanbieder deelt aan het Instituut, volgens de nadere regels vastgesteld overeenkomstig artikel 137, § 2, uiterlijk 1 september van het kalenderjaar dat op het beschouwde jaar volgt, het geïndexeerde bedrag mee van de nettokosten voor het beschouwde jaar, berekend volgens de in de bijlage vastgelegde berekeningsmethode.

Uiterlijk op 1 november van het kalenderjaar dat op het beschouwde jaar volgt, verifieert het Instituut de nettokosten van elke betrokken aanbieder overeenkomstig de in de bijlage vastgelegde berekeningsmethode. Daartoe kan het Instituut een onafhankelijke revisor aanwijzen en dit op kosten van het fonds.

Voor elk van die aanbieders publiceert het Instituut de opsomming van de nettokosten met betrekking tot elk van de verrichte elementen, behoudens het sociale element, zoals het die heeft goedgekeurd. Als index wordt daarvoor de gezondheidsindex gebruikt.

Art. 101.Voor elk element van de universele dienst behoudens het sociale element moet het fonds een vergoeding uitkeren aan de betrokken aanbieders.

Het geïndexeerde bedrag van de vergoeding stemt overeen : 1° met de nettokosten die berekend zijn overeenkomstig de methode van de bijlage, zoals goedgekeurd door het Instituut, voor de aanbieders die van ambtswege aangewezen zijn, geïndexeerd aan de hand van de gezondheidsindex;2° met het bedrag dat is vastgesteld na afloop van de open procedure van aanwijzing, geïndexeerd aan de hand van de gezondheidsindex, voor elke aanbieder die aangewezen is volgens een open mechanisme van aanwijzing.

Art. 102.Uiterlijk op 30 november van het kalenderjaar dat op het beschouwde jaar volgt, berekent en publiceert het Instituut voor elke betrokken aanbieder het bedrag dat overeenstemt met de som van de vergoedingen dat het fonds hem uiterlijk op diezelfde datum moet uitkeren voor het beschouwde jaar. Afdeling 9. - Controle

Art. 103.Het Instituut is belast met de controle op de uitvoering van de universeledienstverplichtingen onder de in de bijlage vastgelegde technische en tarifaire voorwaarden. Daartoe kan het een onafhankelijke revisor aanwijzen, en dit op kosten van de betrokken aanbieder tenzij de aanbieder van ambtswege werd aangeduid, in welk geval de kosten ten laste van het fonds zijn.

Het Instituut brengt jaarlijks uiterlijk tegen 31 december verslag uit aan de minister over mogelijke aanpassingen aan de universele dienstverplichtingen.

Art. 104.De minister kan in geval van een door het Instituut vastgesteld verzuim van de aanbieder in de vervulling van de universeledienstverplichtingen onder de in de bijlage vastgelegde technische en tarifaire voorwaarden, de betrokken aanbieder een administratieve boete opleggen waarvan het bedrag niet groter mag zijn dan 1 % van de omzet van de betrokken aanbieder voor het beschouwde jaar, berekend volgens artikel 95. HOOFDSTUK Il. - Aanvullende diensten

Art. 105.Onder de voorwaarden en volgens de nadere technische en financiële regels die de Koning na advies van het Instituut vaststelt, voldoen een of meer operatoren die na advies van het Instituut door de Koning worden aangewezen, aan alle redelijke verzoeken : 1° om toegang tot diensten voor gegevensschakeling;2° om toegang tot digitale netwerken op een vaste locatie, waaronder het digitale netwerk voor geïntegreerde diensten, alsook alle diensten die op die netwerken gebaseerd zijn;3° om toegang tot een telex- en telegrafiedienst; Die verzoeken blijven geldig tot op een datum vastgesteld door de Koning, na advies van het Instituut.

Art. 106.§ 1. De Koning legt, na advies van het Instituut, de lijst van de operatoren vast die met de civiele bescherming meewerken, en de voorwaarden en nadere regels van deze medewerking.

De Koning legt, na advies van het Instituut, de lijst van de operatoren vast die met de Gemengde Commissie voor telecommunicatie meewerken, en de voorwaarden en nadere regels van deze medewerking.

De Koning legt, na advies van het Instituut, de lijst van de operatoren vast, alsook de nadere regels inzake beschikbaarstelling van de huurlijnen die worden gevraagd door de in artikel 151 bedoelde diensten. § 2. Onder de voorwaarden en volgens de nadere regels die de Koning na advies van het Instituut vaststelt, nemen de aangewezen operatoren de maatregelen, ook preventieve, die nodig zijn om in een uitzonderlijke situatie de continuïteit van de diensten te waarborgen, inbegrepen het overbrengen van verkeer dat Hij als prioritair vastlegt. § 3. Aan scholen, openbare bibliotheken en ziekenhuizen wordt op het gehele grondgebied van het Rijk tegen een betaalbare prijs, wat de aansluiting en het abonnement betreft, een lijn ter beschikking gesteld die toegang verleent tot het internet en die beantwoordt aan hun bijzondere noden.

De in het eerste lid bedoelde tariefvoorwaarden, alsook de wijzen om de voormelde tariefvoorwaarden te krijgen, worden bepaald in de bijlage.

De Koning bepaalt de technische en financiële voorwaarden voor het aanbieden van de in het eerste lid vermelde tariefvoorwaarden. Hiertoe kan een samenwerkingsakkoord worden gesloten. § 4. Eén of meer operatoren kunnen door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut, worden belast met andere opdrachten die bedoeld zijn om het algemene belang te dienen. § 5. Onder de technische en financiële voorwaarden die na advies van het Instituut door de Koning worden vastgesteld, bieden een of meer operatoren een speciaal telefoontarief aan ten gunste van de politieke en algemeen informatieve dagbladen en weekbladen en van de in België gevestigde persagentschappen waarbij de meerderheid van de dagbladen die landelijk of in grote oplage in Belgïe worden verspreid, zich contractueel geabonneerd hebben.

Art. 107.§ 1. De Koning stelt na advies van het Instituut de lijst vast van : 1° de Openbare diensten of diensten van algemeen belang, die als zodanig door de bevoegde overheid erkend zijn, die voor de toepassing van deze wet als nooddiensten worden beschouwd;2° de oproepnummers van de nooddiensten die voor de gebruikers gratis en zonder gebruik van enig betaalmiddel toegankelijk zijn;3° de noodoproepen waarvan de operatoren de kosten dragen voor de toegang van hun eindgebruikers tot hun netwerken en diensten, het transport over diezelfde netwerken en het gebruik van diezelfde netwerken en diensten voor de afwikkeling van deze noodoproepen. § 2. De beheerscentrales van de medische hulpdienst en van de politiediensten krijgen van de betrokken operatoren gratis de identificatiegegevens van de oproeper, voor zover deze beschikbaar zijn.

De Koning stelt, na advies van het Instituut en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de lijst vast van de overige nooddiensten waaraan de operatoren gratis de identificatiegegevens van de oproepende lijn verstrekken, voorzover ze beschikbaar zijn, voor oproepen naar de nummers van nooddiensten.

Deze verplichting is eveneens van toepassing wanneer de beheerscentrales van de medische spoeddienst of de politiediensten geëxploiteerd worden door een organisatie die vanwege de overheid met deze opdracht is belast. § 3. De Koning stelt na advies van het Instituut de nadere regels vast inzake medewerking van de operatoren met de nooddiensten. HOOFDSTUK III. - Bescherming van de eindgebruikers Afdeling 1. - Algemeen

Onderafdeling 1. - Informatieverstrekking aan de eindgebruikers

Art. 108.§ 1. Ieder contract dat gesloten wordt tussen een abonnee en een operator, om een aansluiting en/of toegang tot het openbaar telefoonnetwerk te leveren wordt materieel ter beschikking gesteld van de abonnee, en bevat op zijn minst de volgende inlichtingen : a) de identiteit en het adres van de operator;b) de verstrekte diensten, de kwaliteitsniveaus van de geboden diensten en de wachttijd bij eerste aansluiting;c) de soorten onderhoudsservice die aangeboden worden;d) bijzonderheden van tarieven en de middelen voor het verkrijgen van actuele informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten;e) de looptijd van het contract, de voorwaarden voor verlenging of beëindiging van de diensten en van het contract;f) de voorwaarden en de nadere regels voor schadevergoeding en terugbetaling die eventueel van toepassing zijn ingeval niet aan contractueel overeengekomen kwaliteitsniveaus van de dienst wordt voldaan;g) de wijze waarop geschillen kunnen worden beslecht, met inbegrip van het eventueel beroep aantekenen of het indienen van een klacht bij de ombudsdienst voor telecommunicatie. § 2. Onverminderd de toepassing van hoofdstuk V, afdeling 2 van de wet van 14 juni 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, hebben de abonnees het recht om bij kennisgeving van voorgestelde wijzigingen in de contractuele voorwaarden het contract zonder boete op te zeggen. De abonnees worden tijdig en ten minste één maand vooraf naar behoren individueel ter kennis gesteld van dergelijke wijzigingen en worden tegelijkertijd op de hoogte gesteld van hun recht om zonder boete het contract op te zeggen uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op de inwerkingtreding van de wijzigingen indien zij de nieuwe voorwaarden niet aanvaarden.

In geval van een tariefverhoging heeft de abonnee het recht om zonder boete het contract op te zeggen uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op de ontvangst van de eerste factuur na de inwerkingtreding van de wijzigingen, behalve indien de algemene voorwaarden voorzien in een aan de index van de consumptieprijzen gerelateerde stijging. § 3. De algemene voorwaarden en modelcontracten met betrekking tot elektronische-communicatiediensten worden na advies van de ombudsdienst en van het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie op de website van de operator gepubliceerd.

Art. 109.De componenten van de tarieven van de openbare telefoniedienst moeten ten behoeve van de consument uitvoerig beschreven zijn.

De tarieven voor faciliteiten bij de levering van elektronische-communicatienetwerken of -diensten worden voldoende gesplitst zodat van de consument geen betaling wordt verlangd voor faciliteiten die voor de gevraagde levering van netwerken of diensten niet nodig zijn.

Art. 110.§ 1. De operatoren verstrekken de abonnees gratis een gespecificeerde basisfactuur waarvan het niveau van specificatie door de minister wordt vastgesteld na advies van het Instituut. § 2. De abonnees kunnen bij betwisting van de basisfactuur, op verzoek, gratis een meer gespecificeerde factuur ontvangen. § 3. Gratis oproepen, oproepen naar noodnummers en oproepen naar sommige nummers die na advies van het Instituut door de Koning worden vastgesteld, worden niet op de factuur vermeld. § 4. Ten minste één keer per jaar meldt de operator op de factuur aan zijn abonnee welk voor hem het meest gunstige tariefplan is, rekening houdend met zijn gebruikspatroon.

Art. 111.§ 1. De operatoren publiceren voor de consumenten vergelijkbare, geschikte en bijgewerkte informatie inzake de toegang tot hun netwerken en hun diensten alsook inzake het gebruik van die netwerken en die diensten. Het Instituut legt de precieze inhoud van de te publiceren inlichtingen vast alsook de nadere regels voor hun publicatie.

De operatoren delen aan het Instituut de informatie mee alsook de mogelijke wijzigingen in die informatie uiterlijk een maand vóór hun publicatie. § 2. Het Instituut bevordert het verstrekken van informatie om consumenten in staat te stellen een onafhankelijk oordeel te kunnen vormen over de kosten van een alternatief gebruikspatroon.

Bovendien maakt het Instituut, overeenkomstig de nadere regels vastgesteld bij ministerieel besluit na advies van het Instituut, via zijn website actuele informatie beschikbaar die de consument in staat stelt een oordeel te vormen over het voor hem meest voordelige aanbod in het licht van zijn gebruikspatroon.

Art. 112.Volgende diensten en producten zullen geacht worden een geheel te vormen in de zin van artikel 55, 1°, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, zodat het geoorloofd is ze gezamenlijk tegen een totale voordelige prijs of producten, aan te bieden : telefoon-, internet-, TV-diensten en/of intermediaire interactieve producten, aangeboden middels een geïntegreerde technologie door verkopers actief in de sector van de telecommunicatie-, informatie- en media-technologie. Deze diensten en/of intermediaire interactieve producten kunnen gezamenlijk worden aangeboden onder de hierna cumulatief toe te passen voorwaarden : 1° elk product en elke dienst, zolang het aanbod geldt, afzonderlijk en tegen zijn gewone prijs in dezelfde inrichting verkregen kunnen worden;2° de consument dient duidelijk over de afzonderlijke prijs van elk product of dienst geïnformeerd te worden, alsook over het prijsvoordeel;3° het gezamenlijk aanbod dient de consument een prijsvoordeel ten opzichte van de afzonderlijk aangeboden producten of diensten te bieden.Het moet een bepaald of bepaalbaar voordeel zijn op het moment van de aankoop; 4° elke aankondiging betreffende het gezamenlijke aanbod en elke titel waarmee het voordeel dat eruit voortvloeit verworven kan worden, dient de eventuele limiet van hun geldigheidsduur, de voorwaarden en elke andere modaliteit van het aanbod te vermelden;5° wanneer men gezamenlijk producten en/of diensten aanbiedt, mag men, met inachtneming van de eventuele specifieke wettelijke bepalingen en voorzover een tijdige opzegging gebeurt, slechts een maximumtermijn van één jaar voorzien gedurende dewelke de consument gebonden is.De toepassing van een retroactieve sanctie in geval van opzegging door de consument is uitgesloten. Het voordeel blijft behouden voor de consument tot op het moment van de opzegging.

Onderafdeling 2 Kwaliteit en veiligheid van de netwerken en diensten

Art. 113.In uitvoering van artikel 8, 6°, coördineert het Instituut de initiatieven betreffende de kwaliteit en de veiligheid van de elektronische communicatiediensten. Het staat in voor het opsporen, het observeren en het analyseren van de veiligheidsproblemen alsook het permanent informeren daarover van de gebruikers.

Ondernemingen die openbare elektronische communicatiediensten aanbieden, moeten vergelijkbare, toereikende en actuele informatie over de kwaliteit en de veilige toegang tot hun diensten ten behoeve van de eindgebruikers te publiceren op hun website. De informatie wordt, op verzoek, vóór publicatie eveneens aan het Instituut verstrekt.

Het Instituut kan onder andere de te hanteren parameters voor de kwaliteit van de dienst, alsook de inhoud, vorm en wijze van bekendmaking van de te publiceren informatie bepalen teneinde ervoor te zorgen dat de eindgebruikers toegang hebben tot volledige, vergelijkbare en gebruikersvriendelijke informatie.

Het Instituut maakt via ziin website actuele en vergelijkbare informatie beschikbaar betreffende de veilige toegang tot de diensten van de verschillende internetaanbieders, betreffende de veiligheid van netwerken en betreffende de diensten en software die de eindgebruikers in staat stellen ongewenste elektronische communicatie in alle vormen te verhinderen.

Art. 114.De aanbieder van openbare elektronische communicatiediensten treft de passende technische en organisatorische maatregelen om de veiligheid van zijn diensten te garanderen, indien nodig in overleg met de aanbieder van het openbare communicatienetwerk wat de veiligheid van het netwerk betreft. Die maatregelen waarborgen een zo hoog mogelijk beveiligingsniveau dat in verhouding staat tot het betrokken risico, rekening houdend met de stand van de techniek en de kosten van uitvoering ervan.

Ook de aanbieder van software ten behoeve van de elektronische communicatie treft deze maatregelen.

Wanneer er een bijzonder risico bestaat voor de aantasting van de veiligheid van zijn netwerk, licht de betrokken operator de abonnees en het Instituut over dat gevaar in.

De operatoren bieden hun abonnees kosteloos, rekening houdend met de stand van de techniek, de gepaste veilige diensten aan die de eindgebruikers in staat stellen ongewenste elektronische communicatie in alle vormen te verhinderen. Ook de aanbieders van software ten behoeve van de elektronische communicatie zijn hier jegens hun klanten toe verplicht.

Wanneer hij een schending van de integriteit van zijn netwerk vaststelt, neemt de betrokken operator alle nodige maatregelen om zo snel mogelijk de betrokken overheid, operatoren en abonnees in te lichten.

Art. 115.De operatoren verlenen inzake herstelling van een defect, voorrang aan de volgende personen : 1° nooddiensten en prioritaire diensten die na advies van het Instituut door de Koning worden bepaald;2° ziekenhuizen, artsen, apothekers en dierenartsen die een wachtdienst onderhouden;3° invaliden, zieken die speciale verzorging nodig hebben alsook gehandicapten, volgens nadere regels die na advies van het Instituut door de Koning worden vastgesteld. Onder herstelling wordt verstaan het herstellen van de lijn of het opzetten van een vervangende dienst.

Art. 116.De operatoren stellen de eindgebruikers een hulpdienst per telefoon ter beschikking. De hulpdienst is bereikbaar via een geografisch nummer of via een niet-geografisch nummer op voorwaarde dat de gesprekskosten per minuut niet hoger zijn dan deze voor een geografisch nummer.

De in het eerste lid bedoelde telefonische hulpdienst registreert de vragen van de eindgebruikers over de opheffing van de storingen en over de moeilijkheden om een verbinding te krijgen. Hij stuurt die vragen zo snel mogelijk door naar de bevoegde diensten.

Onderafdeling 3. - Betalingsfaciliteiten

Art. 117.De minister kan na advies van het Instituut de aanbieders van diensten die bij wijze van universele dienst worden verstrekt, aanwijzen die in middelen moeten voorzien waarbij de eindgebruikers voor de toegang tot de openbare telefoonnetwerken en het gebruik van openbare telefoondiensten vooruitbetalen.

De minister stelt na advies van het Instituut de nadere regels vast voor de werking van het vooruitbetalingssysteem.

Art. 118.De minister kan na advies van het Instituut de aanbieders van diensten die bij wijze van universele dienst worden verstrekt, aanwijzen die de abonnees de mogelijkheid moeten bieden voor de toegang tot een openbaar telefoonnetwerk in termijnen te betalen.

Art. 119.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 70, § 1, 2°, d), stelt de minister na advies van het Instituut, de lijst op van de maatregelen die de operatoren kunnen nemen in geval van een onbetaalde rekening. De lijst van de maatregelen wordt vermeld in het in artikel 110 bedoelde contract. § 2. Bij deze maatregelen wordt de abonnee vooraf gewaarschuwd over een aanstaande onderbreking van de dienstverlening of verbreking van de aansluiting als gevolg van die wanbetaling.

Behalve in geval van fraude of aanhoudend niet betaalde rekeningen waarover geen betwisting bestaat, blijft bij deze maatregelen een eventuele onderbreking van de dienstverlening, voorzover dat technisch mogelijk is, beperkt tot de betrokken dienst.

Deze maatregelen bepalen dat vóór de volledige verbreking van de aansluiting de operator gratis een beperkte dienst verstrekt waarbij de eindgebruiker over de mogelijkheid beschikt om te worden opgebeld, met uitsluiting van oproepen met betaling van de gesprekskosten door de opgeroepene, en zelf de nooddiensten op te bellen.

Art. 120.Op verzoek van de eindgebruiker blokkeren de opera-toren die een elektronische-communicatiedienst aanbieden kosteloos bepaalde categorieën uitgaande gesprekken of oproepen naar bepaalde categorieën nummers, die door de minister, na advies van het Instituut worden vastgesteld.

Onderafdeling 4. - Levering van extra faciliteiten

Art. 121.§ 1. De Koning stelt de voorwaarden vast volgens dewelke het Instituut, gebruikmakend van internationale en nationale standaarden of internationaal aanvaarde en gebruikte goede praktijken door internationale of nationale organisaties actief op het vlak van standaardisatie of harmonisatie in de elektronische-communicatiesector, van de operatoren die openbare telefoonnetwerken exploiteren, kan eisen dat zij de eindgebruikers de volgende extra faciliteiten ter beschikking stellen : 1° identificatie van de oproeplijn;2° toonkiezen. § 2. Het is mogelijk dat de Koning de beschikbaarstelling van de in § 1 bedoelde extra faciliteiten op het gehele grondgebied of een deel ervan niet eist, indien Hij na advies van het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie en het Instituut van oordeel is dat de toegang tot die extra faciliteiten toereikend is. Afdeling 2. - Geheimhouding van de communicatie, verwerking van de

gegevens en bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Art. 122.§ 1. De operatoren verwijderen de verkeersgegevens met betrekking tot abonnees of eindgebruikers uit hun verkeersgegevens of maken deze gegevens anoniem, zodra zij niet langer nodig zijn voor de transmissie van de communicatie.

Het eerste lid is van toepassing onverminderd de naleving van de door of krachtens de wet vastgestelde verplichtingen inzake samenwerking met : 1° de autoriteiten die bevoegd zijn voor het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten;2° de ombudsdienst voor telecommunicatie voor het onderzoek naar de identiteit van elke persoon die kwaadwillig gebruik heeft gemaakt van een elektronische-communicatienetwerk of -dienst. § 2. In afwijking van § 1 en met als enig doel de facturering van abonnees of het doen van interconnectiebetalingen, verwerken en slaan de operatoren de volgende gegevens op : 1° de identificatie van de oproeplijn;2° het adres van de abonnee en van de plaats van de aansluiting, alsook het soort eindapparatuur;3° het totale aantal voor de berekeningsperiode aan te rekenen eenheden;4° de identificatie van de opgeroepen lijn;5° het type, het tijdstip van aanvang en de duur van de oproep of de verzonden hoeveelheid gegevens;6° de datum van de verbinding of van de dienst;7° andere gegevens betreffende betalingen, zoals vooruitbetaling, betaling in termijnen, afsluitingen en aanmaningen. Onverminderd de toepassing van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens stelt de operator de abonnee of, in voorkomend geval, de eindgebruiker waarop de gegevens betrekking hebben, voorafgaand aan de verwerking in kennis van : 1° de soorten verkeersgegevens die worden verwerkt;2° de precieze doeleinden van de verwerking;3° de duur van de verwerking. De verwerking van de gegevens opgesomd in het eerste lid, is slechts toegestaan tot het einde van de periode van de betwisting van de factuur of tot het einde van de periode waarin de betaling gerechtelijk kan worden afgedwongen. § 3. In afwijking van § 1 en met als enig doel de marketing te verzorgen van de eigen elektronische-communicatiediensten of diensten met verkeersgegevens of locatiegegevens te leveren, mogen de operatoren de in § 1 bedoelde gegevens slechts verwerken onder de volgende voorwaarden : 1° De operator stelt de abonnee of, in voorkomend geval, de eindgebruiker waarop de gegevens betrekking hebben, voorafgaand aan het verkrijgen van diens toestemming voor de verwerking, in kennis van : a) de soorten verkeersgegevens die worden verwerkt;b) de precieze doeleinden van de verwerking;c) de duur van verwerking.2° De abonnee of, in voorkomend geval, de eindgebruiker, heeft voorafgaand aan de verwerking zijn toestemming gegeven voor de verwerking. Onder toestemming voor de verwerking in de zin van dit artikel wordt verstaan de vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene of zijn wettelijke vertegenwoordiger aanvaardt dat verkeersgegevens die op hem betrekking hebben worden verwerkt. 3° De betrokken operator biedt zijn abonnees of eindgebruikers gratis de mogelijkheid om op eenvoudige wijze de gegeven toestemming in te trekken.4° De verwerking van de betrokken gegevens blijft beperkt tot de handelingen en de duur die nodig zijn voor de levering van de betrokken dienst met verkeersgegevens of locatiegegevens of voor de marketingactie in kwestie. Deze voorwaarden zijn van toepassing onverminderd de bijkomende voorwaarden die voortvloeien uit de toepassing van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. § 4. In afwijking van § 1 kunnen de gegevens worden verwerkt om eventuele fraude op te sporen.

De gegevens worden ingeval van strafbaar feit aan de bevoegde autoriteiten meegedeeld. § 5. De gegevens vermeld in dit artikel mogen alleen worden verwerkt door personen die in opdracht van de operator belast zijn met de facturering of het beheer van het verkeer, de behandeling van verzoeken om inlichtingen van klanten, de opsporing van fraude, de marketing van de eigen elektronische-communicatiediensten of de levering van diensten met verkeersgegevens of locatiegegevens.

De verwerking is beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om die activiteiten te verrichten. § 6. Het Instituut, de Raad voor de Mededinging, de rechtcolleges van de rechterlijke orde en de Raad van State kunnen in het kader van hun bevoegdheden in kennis worden gesteld van de relevante verkeers- en rekeninggegevens met het oog op het beslechten van geschillen, waaronder geschillen met betrekking tot interconnectie en facturering.

Art. 123.§ 1. Onverminderd de toepassing van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens mogen de operatoren van mobiele netwerken locatiegegevens die betrekking hebben op een abonnee of een eindgebruiker slechts verwerken wanneer zij anoniem gemaakt zijn of wanneer de verwerking past in het kader van de levering van een dienst met verkeersgegevens of locatiegegevens. § 2. De verwerking in het kader van de levering van een dienst gebaseerd op verkeersgegevens of locatiegegevens is onderworpen aan de volgende voorwaarden : 1° De operator stelt de abonnee of, in voorkomend gevaI, de eindgebruiker waarop de gegevens betrekking hebben, voorafgaand aan het verkrijgen van diens toestemming voor de verwerking in kennis van : a) de soorten locatiegegevens die worden verwerkt;b) de precieze doeleinden van de verwerking;c) de duur van de verwerking;d) de eventuele derden waaraan deze gegevens zullen worden doorgegeven;e) de mogelijkheid om te allen tijde de gegeven toestemming voor de verwerking definitief of tijdelijk in te trekken.2° De abonnee of, in voorkomend geval, de eindgebruiker, heeft voorafgaand aan de verwerking zijn toestemming gegeven voor de verwerking. Onder toestemming voor de verwerking in de zin van dit artikel wordt verstaan de vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene of zijn wettelijke vertegenwoordiger aanvaardt dat locatiegegevens die op hem betrekking hebben worden verwerkt. 3° De verwerking van de betrokken gegevens blijft beperkt tot de handelingen en de duur die nodig zijn voor de levering van de betrokken dienst met verkeersgegevens of locatiegegevens.4° De betrokken operator biedt zijn abonnees of eindgebruikers gratis de mogelijkheid om te allen tijde op eenvoudige wijze de gegeven toestemming, definitief of tijdelijk, in te trekken. § 4. De gegevens vermeld in dit artikel mogen alleen worden verwerkt door personen die werkzaam zijn in opdracht van de operator of de derde die de dienst met verkeersgegevens of locatiegegevens levert.

De verwerking is beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om de betrokken dienst met verkeersgegevens of locatiegegevens aan te kunnen bieden. § 5. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van het Instituut, de procedures volgens dewelke de operatoren, op verzoek van de nooddiensten die een noodoproep wensen te beantwoorden, verplicht kunnen worden het tijdelijke weigeren of ontbreken van de toestemming van de abonnee of de eindgebruiker betreffende de verwerking van locatiegegevens per afzonderlijke lijn op te heffen, met het oog op het beantwoorden van een noodoproep.

Die opheffing is gratis.

Art. 124.Indien men daartoe geen toestemming heeft gekregen van alle andere, direct of indirect betrokken personen, mag niemand : 1° met opzet kennis nemen van het bestaan van informatie van alle aard die via elektronische weg is verstuurd en die niet persoonlijk voor hem bestemd is;2° met opzet de personen identificeren die bij de overzending van de informatie en de inhoud ervan betrokken zijn;3° onverminderd de toepassing van de artikelen 122 en 123, met opzet kennis nemen van gegevens inzake elektronische communicatie en met betrekking tot een andere persoon;4° de informatie, identificatie of gegevens die met of zonder opzet werden verkregen, wijzigen, schrappen, kenbaar maken, opslaan of er enig gebruik van maken.

Art. 125.§ 1. De bepalingen van artikel 124 van deze wet en de artikelen 259bis en 314bis van het Strafwetboek zijn niet van toepassing : 1° wanneer de wet het stellen van de bedoelde handelingen toestaat of oplegt;2° wanneer de bedoelde handelingen worden gesteld met als enig doel de goede werking van het netwerk na te gaan en de goede uitvoering van een elektronische-communicatiedienst te garanderen;3° wanneer de handelingen worden gesteld om de interventie van hulp- en nooddiensten mogelijk te maken die antwoorden op aan hen gerichte verzoeken om hulp;4° wanneer de handelingen door het Instituut worden gesteld in het kader van zijn algemene opdracht inzake toezicht en controle;5° wanneer de handelingen door de ombudsdienst voor telecommunicatie of op zijn verzoek worden gesteld in het kader van zijn wettelijke onderzoeksopdrachten;6° wanneer de handelingen worden gesteld met als enig doel de eindgebruiker diensten aan te bieden die erin bestaan het ontvangen van ongewenste elektronische communicatie te verhinderen, mits hiertoe de nodige toestemming werd verkregen van de eindgebruiker. § 2. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van het Instituut, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels en de middelen die moeten worden ingezet om het identificeren, het opsporen, lokaliseren, afluisteren, kennisnemen en opnemen van elektronische communicatie mogelijk te maken.

Art. 126.§ 1. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, stelt de Koning op voorstel van de Minister van Justitie en van de minister en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van het Instituut, de voorwaarden vast waaronder de operatoren de verkeersgegevens en de identificatiegegevens van eindgebruikers, registreren en bewaren, met het oog op het opsporen en de beteugeling van strafbare feiten, met het oog op de beteugeling van kwaadwillige oproepen naar de nooddiensten en met het oog op het onderzoek door de ombudsdienst voor telecommunicatie naar de identiteit van de personen die kwaadwillig gebruik hebben gemaakt van een elektronische-communicatienetwerk of -dienst. § 2. De gegevens die moeten worden bewaard en de duur van de bewaring, die wat de openbare telefoniedienst betreft niet minder dan twaalf en niet meer dan zesendertig maanden mag zijn, worden door de Koning bepaald in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van het Instituut.

De operatoren zorgen ervoor dat de in § 1 vermelde gegevens onbeperkt toegankelijk zijn vanuit België.

Art. 127.§ 1. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van het Instituut, de technische en administratieve maatregelen die aan de operatoren of aan de eindgebruikers worden opgelegd om : 1° in het kader van een noodoproep de oproeplijn te kunnen identificeren;2° de oproeper te kunnen identificeren en het opsporen, lokaliseren, afluisteren, kennisnemen en opnemen van privé-communicatie mogelijk te maken onder de voorwaarden bepaald door de artikelen 46bis, 88bis en 90ter tot 90decies van het Wetboek van strafvordering. De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, de methode voor de bepaling van de bijdrage in de kosten voor investering, exploitatie en onderhoud van die maatregelen, die ten laste komt van de operatoren van elektronische communicatienetwerken en -diensten, alsook de termijn waarbinnen de operatoren of de abonnees moeten voldoen aan de opgelegde maatregelen. § 2. De levering of het gebruik van een dienst of van apparatuur die de uitvoering bemoeilijkt of verhindert van de in § 1 bedoelde verrichtingen, zijn verboden, met uitzondering van encryptiesystemen die kunnen worden gebruikt om de vertrouwelijkheid van de communicatie en de veiligheid van betalingen te garanderen. § 3. Totdat de maatregelen, bedoeld in § 1, in werking treden, is het verbod bedoeld in § 2 niet van toepassing op de mobiele openbare elektronische communicatiediensten die worden geleverd op basis van een voorafbetaalde kaart. § 4. Indien een operator binnen de door de Koning vastgestelde termijn niet voldoet aan de hem opgelegde technische en administratieve maatregelen, is het hem verboden de dienst, waarvoor de betrokken maatregelen niet genomen zijn, aan te bieden. § 5. De operatoren sluiten de eindgebruikers die binnen de door de Koning vastgestelde termijn niet voldoen aan de hen opgelegde technische en administratieve maatregelen af van de netwerken en diensten waarop de opgelegde maatregelen van toepassing zijn. Die eindgebruikers worden op geen enkele wijze vergoed voor de afsluiting.

Indien een operator binnen de door de Koning vastgestelde termijn niet overgaat tot de afsluiting van de eindgebruikers die niet voldoen aan de hen opgelegde technische en administratieve maatregelen, is het hem verboden de dienst, waarvoor de eindgebruiker niet heeft voldaan aan de hem opgelegde maatregelen, te verstrekken totdat de identificatie van de oproeper mogelijk is gemaakt.

Art. 128.Onverminderd de toepassing van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens is de registratie van elektronische communicatie en de daarmee verband houdende verkeersgegevens uitgevoerd in het legale zakelijke verkeer ten bewijze van een commerciële transactie of van een andere zakelijke communicatie toegestaan, op voorwaarde dat de bij de communicatie betrokken partijen vóór de registratie op de hoogte gebracht worden van de registratie, de precieze doeleinden ervan en de duur van de opslag van de registratie.

De in dit artikel bedoelde gegevens worden gewist uiterlijk op het einde van de periode waarbinnen de transactie in rechte kan worden aangevochten.

In afwijking van artikel 259bis en 314bis van het Strafwetboek is het kennisnemen en registreren van elektronische communicatie en de verkeersgegevens met als enig doel de kwaliteit van de dienstverlening in callcenters te controleren, toegestaan, op voorwaarde dat de personen die werkzaam zijn in het callcenter op voorhand en, onverminderd de toepassing van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer op de hoogte gebracht worden van de mogelijkheid tot kennisnemen en registreren, het precieze doel ervan en de duur van bewaring van de geregistreerde communicatie en gegevens. Die gegevens mogen ten hoogste gedurende één maand worden bewaard.

Art. 129.Het gebruik van elektronische-communicatienetwerken voor de opslag van informatie of voor het verkrijgen van toegang tot informatie die is opgeslagen in de eindapparatuur van een abonnee of een eindgebruiker is slechts toegestaan op voorwaarde dat : 1° de betrokken abonnee of eindgebruiker, overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, duidelijke en precieze informatie krijgt over de doeleinden van de verwerking en zijn rechten op basis van de wet van 8 december 1992;2° de verantwoordelijke voor de verwerking de betrokken abonnee of eindgebruiker, voorafgaand aan de verwerking, op een duidelijk leesbare en ondubbelzinnige wijze, de mogelijkheid biedt om de voorgenomen verwerking te weigeren. Het eerste lid is van toepassing onverminderd de technische opslag van informatie of de toegang tot informatie opgeslagen in de eindapparatuur van een abonnee of een eindgebruiker met als uitsluitend doel de verzending van een communicatie via een elektronische-communicatienetwerk uit te voeren of te vergemakkelijken of een uitdrukkelijk door de abonnee gevraagde dienst van de informatiemaatschappij te leveren.

Een gebrek aan weigering in de zin van het eerste lid of de toepassing van het tweede lid, stelt de verantwoordelijke voor de verwerking niet vrij van de verplichtingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens die niet opgelegd worden in dit artikel.

Art. 130.§ 1. Wanneer de weergave van de identificatie van het oproepende nummer als dienst wordt aangeboden, biedt de operator van de oproepende abonnee de oproepende eindgebruiker kosteloos en op eenvoudige aanvraag de mogelijkheid om voor elke oproep apart of op bestendige wijze zich te verzetten tegen de identificatie van het oproepende nummer. Die faciliteit wordt aangeboden per afzonderlijke lijn waarvan de abonnee titularis is.

Wanneer van de faciliteit bedoeld in het eerste lid gebruikgemaakt wordt is de operator van de opgeroepen abonnee niet gerechtigd de weergave van de identificatie van het oproepende nummer aan zijn abonnee aan te bieden. § 2. Wanneer de weergave van de identificatie van het oproepende nummer als dienst wordt aangeboden, biedt de operator van de opgeroepen abonnee aan de opgeroepen abonnee de mogelijkheid om kosteloos en op eenvoudige aanvraag de weergave van de identificatie van het oproepende nummer van inkomende oproepen op te heffen.

De kosteloosheid van deze faciliteit vervalt, indien de opgeroepen abonnee op onredelijke wijze gebruik maakt van die faciliteit.

De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, de gevallen die als onredelijk gebruik van de in deze paragraaf bedoelde faciliteit aangemerkt kunnen worden en de vergoeding die voor dit gebruik kan worden aangerekend. § 3. Wanneer de weergave van de identificatie van het oproepende nummer als dienst wordt aangeboden en die identificatie wordt weergegeven alvorens de communicatie tot stand wordt gebracht, biedt de operator van de opgeroepen abonnee aan de opgeroepen abonnee de mogelijkheid om op eenvoudige aanvraag inkomende oproepen te weigeren wanneer de weergave van de identificatie van het oproepende nummer door de oproepende gebruiker of abonnee ongedaan is gemaakt. § 4. Wanneer de weergave van de identificatie van het opgeroepen nummer als dienst wordt aangeboden aan de oproeper, biedt de operator van de opgeroepen abonnee aan de opgeroepen abonnee de mogelijkheid om kosteloos en op eenvoudige aanvraag de doorgifte van de identificatie van het opgeroepen nummer naar de oproepende eindgebruiker te verhinderen. § 5. De operatoren verspreiden op ruime schaal informatie over : 1° de door hen aangeboden faciliteiten tot identificatie van het oproepende nummer en tot identificatie van het opgeroepen nummer;2° alle diensten die worden aangeboden op basis van die faciliteiten;3° de beschikbare mogelijkheden die overeenkomstig dit artikel worden aangeboden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer, alsmede de voorwaarden voor het gebruik ervan. De in deze paragraaf bedoelde informatie wordt in ieder geval op individuele basis aan de eigen abonnees aangeboden. § 6. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van het Instituut, de voorwaarden waaronder en de procedures volgens dewelke de operatoren, op gerechtvaardigd verzoek van een persoon die het slachtoffer is van een kwaadwillig gebruik van een elektronische-communicatienetwerk of -dienst, verplicht kunnen worden de uitschakeling van de weergave van de identificatie van het oproepende nummer op te heffen.

De opheffing van de uitschakeling van de weergave van de identificatie van het oproepende nummer voor de doeleinden van deze paragraaf is beperkt tot de handelingen en de duur die noodzakelijk zijn om de persoon die een kwaadwillig gebruik maakt van een elektronische-communicatienetwerk of -dienst te identificeren.

De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van het Instituut, op welke wijze en onder welke voorwaarden de verkregen identificatiegegevens van de oproepende abonnee opgeslagen worden en ter beschikking gesteld worden van de verzoeker. § 7. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van het Instituut, de procedures volgens dewelke de operatoren, op verzoek van de nooddiensten die een noodoproep wensen te beantwoorden, verplicht kunnen worden de uitschakeling van de weergave van de identificatie van het oproepende nummer op te heffen.

De opheffing van de uitschakeling van de weergave van de identificatie van het oproepende nummer met het oog op het beantwoorden van noodoproepen is gratis.

Art. 131.De operator biedt zijn abonnees kosteloos en op eenvoudige aanvraag de mogelijkheid om de automatische doorschakeling van oproepen door een derde naar het eindtoestel van de abonnee stop te zetten voor zover dit technisch en operationeel mogelijk is voor de operator.

De Koning kan, na advies van het Instituut, nadere regels inzake samenwerking tussen de verschillende operatoren bepalen, voor het geval waarin de derde partij, die voor de doorschakeling verantwoordelijk is geen klant is van dezelfde operator als de abonnee, die vraagt om de doorschakeling stop te zetten.

Art. 132.De operatoren kunnen ten aanzien van de abonneelijnen die verbonden zijn met analoge centrales vanwege het Instituut een vrijstelling verkrijgen van één of meer van de verplichtingen opgenomen in de artikelen 130 en 131, op voorwaarde dat zij bewijzen dat het aanbieden van de betrokken faciliteit technisch niet haalbaar is of onevenredig veel economische middelen vergt.

De beslissing tot vrijstelling in de zin van dit artikel is beperkt in de tijd. Ze houdt in ieder geval op te bestaan wanneer de abonneelijn verbonden wordt met een digitale centrale.

De beslissing tot vrijstelling wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Instituut.

De beslissing tot vrijstelling wordt medegedeeld aan de Europese Commissie.

Art. 133.§ 1. De aanbieders van de openbare telefoniedienst brengen hun abonnees, kosteloos en vooraleer zij opgenomen worden in een telefoongids of een telefooninlichtingendienst, op de hoogte van : 1° de doeleinden van de telefoongids of de telefooninlichtingendienst;2° het gratis karakter van de opname in de telefoongids of de telefooninlichtingendienst;3° in voorkomend geval, de toepassingen van de telefoongids of de telefooninlichtingendienst die afwijken van het zoeken van persoonsgegevens op basis van de naam en, in voorkomend geval, de woon-, verbijf- of vestigingsplaats van de abonnees. Enkel de persoonsgegevens die relevant zijn voor de doeleinden zoals medegedeeld overeenkomstig het eerste lid en waarvan de betrokken abonnee heeft aangegeven dat zij opgenomen mogen worden in de betrokken telefoongids of de telefooninlichtingendienst mogen opgenomen worden in die telefoongids of telefooninlichtingendienst.

Hiertoe stelt de operator twee aparte vragen aan de abonnee : 1° of hij wenst dat zijn adresgegevens vermeld worden in de universele telefoongids en in de universele inlichtingendienst;2° of hij wenst dat zijn adresgegevens worden vermeld in andere telefoongidsen of andere inlichtingendiensten. Voor de opname of het niet opnemen in de telefoongids of de telefooninlichtingendienst van de minimale persoonsgegevens van een abonnee mag geen vergoeding gevraagd worden.

Indien de telefoongids of de telefooninlichtingendienst gebruikt kan worden voor andere toepassingen dan het zoeken van persoonsgegevens op basis van de naam en, in voorkomend geval, de woon-, verblijf- of vestigingsplaats van de abonnee, mag de telefoongids of de telefooninlichtingendienst deze toepassingen slechts aanbieden, indien de betrokken abonnee daarvoor zijn duidelijke toestemming heeft gegeven.

Onder toestemming in de zin van dit artikel wordt verstaan de vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting, waarmee de betrokken abonnee of zijn wettelijke vertegenwoordiger aanvaardt dat persoonsgegevens die op hem betrekking hebben, voor de in het vorige lid bedoelde toepassing worden verwerkt. § 2. Iedere abonnee is gerechtigd de persoonsgegevens die op hem betrekking hebben in te zien overeenkomstig de voorwaarden bepaald door of krachtens de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Iedere abonnee is bovendien gerechtigd om kosteloos, volgens de procedures en onder de voorwaarden bepaald door de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van het Instituut, de persoonsgegevens die op hem betrekking hebben te laten verbeteren of te laten verwijderen uit de telefoongids of de telefooninlichtingendienst. Afdeling 3. - Bescherming van de eindgebruikers inzake het gebruik van

sommige bijzondere nummers

Art. 134.§ 1. Er wordt een Ethische Commissie voor het aanbieden van betalende diensten via elektronische- communicatienetwerken opgericht, hierna « de Ethische Commissie voor de telecommunicatie » genoemd. De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, de samenstelling en de duur van het mandaat van de leden van de Ethische Commissie voor de telecommunicatie, alsmede de procedure en de praktische regels in verband met de werking van de Ethische Commissie voor de telecommunicatie.

De Ethische Commissie voor de telecommunicatie bestaat minstens uit twee vertegenwoordigers van de gezinsbelangen, één vertegenwoordiger van de minister van Economie, één vertegenwoordiger van de minister van Consumentenzaken, één vertegenwoordiger van de minister van Justitie, één vertegenwoordiger van de minister en een voorzitter, aangewezen door de minister. De leden worden benoemd voor een periode van vijf jaar.

De procedureregels voorzien minstens in de kennisgeving van de klacht of de vaststelling van een inbreuk op de Ethische Code voor de telecommunicatie aan de vermoedelijke overtreder, een redelijke periode waarbinnen deze zijn verdediging kan voorbereiden en het recht om schriftelijk en mondeling standpunt in te nemen ten aanzien van de beweerde inbreuk.

Het Instituut neemt het secretariaat van de Ethische Commissie voor de telecommunicatie waar. § 2. Op voorstel van de Ethische Commissie voor de telecommunicatie stelt de Koning een Ethische Code voor de telecommunicatie vast.

De Ethische Code voor de telecommunicatie duidt de nummerreeksen aan waarvoor het is toegestaan om van de oproeper naast de prijs voor de communicatie ook een betaling voor de inhoud te vragen en omschrijft de voorwaarden waaronder betalende diensten via elektronische-communicatienetwerken aan de eindgebruikers kunnen worden aangeboden.

De personen die betalende diensten via elektronische-communicatienetwerken aanbieden, zijn verplicht de bepalingen van de Ethische Code voor de telecommunicatie in acht te nemen.

De Ethische Commissie voor de telecommunicatie spreekt zich uit over de naleving van de Ethische Code voor de telecommunicatie na een klacht van de belanghebbende, rechtstreeks of na de tussenkomst van de ombudsdienst voor telecommunicatie.

De beslissingen van de Ethische Commissie voor de telecommunicatie zijn gemotiveerd en worden openbaar gemaakt. § 3. De inbreuken op de Ethische Code voor de telecommunicatie worden bestraft met een administratieve geldboete ten belope van 125 tot 12 500 EUR of een schorsing van de activiteiten van 1 tot 30 dagen.

In geval van een zware of herhaalde inbreuk kan de Ethische Commissie voor de telecommunicatie de schrapping van de betrokken diensten bevelen, alsmede het verbod om nieuwe diensten te beginnen.

Bij het uitspreken van de sancties houdt de Ethische Commissie voor de telecommunicatie rekening met de ernst van de inbreuk alsook met het al dan niet opzettelijke karakter ervan.

Wanneer de Ethische Commissie voor de telecommunicatie een effectieve sanctie uitspreekt, betaalt de overtreder aan de benadeelde, via de betrokken operatoren en binnen dertig dagen te rekenen vanaf de kennisgeving van de uitspraak, het bedrag dat van de benadeelde verkregen werd ten gevolge van de vastgestelde inbreuk.

Art. 135.Het activeren van een preselectiedienst of de overdracht van een nummer door een operator zonder uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming van de eindgebruiker, en zonder duidelijke informatieverstrekking over de preselectiedienst zelf, is verboden.

Het deactiveren van een preselectiedienst door de aanbieder ervan is mogelijk : 1° met uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de eindgebruiker;2° wanneer de eindgebruiker de materiële verplichtingen van de overeenkomst gesloten met de aanbieder van de preselectiedienst niet respecteert en nadat deze laatste de eindgebruiker duidelijke informatie heeft gegeven over de gevolgen van de deactivering van zijn preselectiedienst. Het deactiveren van een preselectie door de toegangsoperator is mogelijk : 1° na voorafgaand verzoek door de aanbieder van de preselectiedienst voor de gevallen opgesomd in het tweede lid, 1°;2° met uitdrukkelijke, voorafgaande en schriftelijke toestemming van de eindgebruiker, en na het geven van duidelijke informatie over de gevolgen van de deactivering van de preselectie;3° wegens het bestaan van technische beperkingen, omschreven en erkend door het Instituut, na voorafgaande machtiging van de minister. De persoon die ten onrechte aan een operator vraagt een nummer over te dragen of een preselectie of een preselectiedienst van de operator te activeren of te deactiveren of de persoon die een terecht geactiveerde preselectie van een operator ten onrechte deactiveert, kan van de benadeelde eindgebruiker niet eisen dat deze de gesprekskosten betaalt voor deze gesprekken die zijn gevoerd in de vier maanden voorafgaand aan de indiening van de klacht. In voorkomend geval betaalt de persoon hem de reeds ontvangen bedragen terug. Bovendien betaalt hii een forfaitaire tegemoetkoming van 750 euro aan de onderneming die de eindgebruiker op grond van de feiten tijdelijk als klant verliest.

Een klacht betreffende de toepassing van dit artikel kan worden ingediend bij de ombudsdienst voor telecommunicatie.

De ombudsdienst voor telecommunicatie mag weigeren een klacht te behandelen, indien blijkt dat de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de klacht meer dan één jaar vóór het indienen van de klacht hebben plaatsgevonden. Afdeling 4. - Medewerking met de ombudsdienst voor telecommunicatie

Art. 136.§ 1. De personen bedoeld in artikel 43bis, § 1, 1° tot 6°, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven wijzen een persoon aan die naar behoren bevoegd wordt verklaard om hen te vertegenwoordigen in hun betrekkingen met de ombudsdienst voor telecommunicatie. § 2. De aanbieders brengen de gebruikers op de hoogte van de beroepsmiddelen bij de ombudsdienst voor telecommunicatie. Die informatie wordt in overeenstemming met de ombudsdienst verstrekt. § 3. Om de aan de ombudsdienst voorgelegde geschillen doeltreffend te behandelen, wordt tussen de aanbieders bedoeld in artikel 43bis, § 1, 1° tot 6°, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven en de ombudsdienst een protocol gesloten.Dat protocol legt de nadere regels vast voor de behandeling van de klachten en bevat met name de arbitrageovereenkomst waarvan sprake in artikel 43bis, § 3, 4°, van dezelfde wet.

TITEL V. - Procedurele bepalingen en strafbepalingen HOOFDSTUK I. - Uitwisseling van informatie

Art. 137.§ 1. In het kader van zijn bevoegdheden kan het Instituut van elke betrokken persoon op gemotiveerde wijze alle nuttige informatie opvragen. Het Instituut duidt de termijn aan waarbinnen de inlichtingen moeten worden meegedeeld.

De voorafgaande informatieverstrekking aan het Instituut kan geen vermelde voorwaarde voor toegang tot de markt zijn.

De door het Instituut gevraagde informatie dient in evenredigheid te zijn met de uitvoering van de betrokken bevoegdheid. Het Instituut geeft de redenen voor zijn verzoek om informatie. § 2. De minister bepaalt, na advies van het Instituut, gegeven na consultatie van de betrokken marktspelers, de nadere regels inzake de informatie-uitwisseling zoals bepaald in deze wet.

Art. 138.§ 1. Het Instituut is verplicht in te gaan op ieder met redenen omkleed verzoek van de Europese Commissie of van een nationale regelgevende instantie tot het verkrijgen van informatie, voorzover die nodig is voor en in evenredigheid is met de uitvoering van hun taken. Het Instituut wijst de bestemmelingen op de graad van vertrouwelijkheid van de bezorgde informatie.

Het Instituut kan bij die informatieverstrekking aan de Europese Commissie een met redenen omkleed bezwaar voegen tegen het verstrekken van die informatie aan een andere instantie. § 2. Het Instituut brengt de operatoren ervan op de hoogte dat de inlichtingen, die het van hen verkregen heeft, kunnen worden verstrekt aan de Europese Commissie, aan een nationale regelgevende instantie of aan een internationale organisatie waarmee het Instituut in het kader van het uitoefenen van zijn bevoegdheden betrekkingen onderhoudt. § 3. Onverminderd andere wettelijke bepalingen behandelt het Instituut de inlichtingen die het van andere instanties gekregen heeft met minstens dezelfde vertrouwelijkheid als de instantie die ze bezorgd heeft. HOOFDSTUK II. - Raadplegingen

Art. 139.Het Instituut kan voor de toepassing van deze wet een openbare raadpleging houden overeenkomstig artikel 14 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector.

Art. 140.Voorzover een ontwerpbeslissing van het Instituut aanzienlijke gevolgen zou kunnen hebben voor een relevante markt, organiseert het Instituut een voorafgaande openbare raadpleging met een maximale tijdsduur van twee maanden, met inachtneming van de regels inzake vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens.

Alle inlichtingen in verband met aan de gang zijnde openbare raadplegingen worden bij het Instituut gecentraliseerd.

De resultaten van de openbare raadpleging worden openbaar gemaakt, met inachtneming van de regels inzake vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens.

De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, de nadere regels van de openbare raadpleging en van de bekendmaking van de resultaten ervan.

Art. 141.Voorzover een ontwerpbeslissing van het Instituut invloed kan hebben op de handel tussen de lidstaten en erop gericht is : 1° een relevante markt te bepalen, overeenkomstig artikel 54, of 2° vast te stellen of er op een relevante markt concurrentie aanwezig is, overeenkomstig artikel 55, §§ 2 en 3, of 3° verplichtingen ten aanzien van een operator met een sterke machtspositie op een relevante markt op te leggen of te wijzigen, overeenkomstig artikel 55, § 3, of 4° verplichtingen op te leggen aan operatoren die niet zijn aangemerkt als beschikkende over een sterke machtspositie op een relevante markt, overeenkomstig artikel 56, 1° en 5°, of 5° de wijziging van reeds gesloten toegangsovereenkomsten op te leggen, overeenkomstig artikel 57, of 6° de wijziging van het referentieaanbod op te leggen, overeenkomstig artikel 59, § 4, of 7° de voorwaarden inzake de te verstrekken toegang te bepalen, overeenkomstig de artikelen 51 en 61, § 3, tweede lid, raadpleegt het Instituut onverwijld de Europese Commissie en de nationale regelgevende instanties van de lidstaten. Het Instituut neemt de opmerkingen in aanmerking die de Europese Commissie en de regelgevende instanties van de lidstaten eraan bezorgd hebben binnen de door de Koning bepaalde termijn.

De definitieve beslissingen, genomen op basis van de ontwerpen bedoeld in het eerste lid, worden aan de Europese Commissie en aan de nationale regelgevende instanties van de lidstaten meegedeeld.

De Koning preciseert, na advies van het Instituut, de nadere regels van de raadpleging bedoeld in het eerste lid en van de notificatie van de definitieve beslissing bedoeld in het derde lid.

Art. 142.De voorlopige maatregelen in de zin van artikel 20 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector die genomen zijn om deze wet te doen naleven, worden vrijgesteld van de raadplegingen waarvan sprake in de artikelen 140 en 141. Zij worden echter onverwijld ter kennis gebracht van de Europese Commissie en van de nationale regelgevende instanties van de lidstaten. HOOFDSTUK III. - Beslissingen van het Instituut die door de Europese Commissie moeten worden goedgekeurd

Art. 143.Indien de in artikel 141, eerste lid, bedoelde ontwerpbeslissing gericht is op : 1° het definiëren van een relevante markt die verschilt van de markten die reeds gedefinieerd zijn door de Europese Commissie, of 2° het al dan niet aanwijzen van een operator die, hetzij individueel of gezamenlijk met anderen, een sterke machtspositie op een relevante markt bezit, verlengt het Instituut, na een beslissing van de Europese Commissie die genomen is binnen de in artikel 141, tweede lid, beoogde termijn, die termijn met twee bijkomende maanden. Binnen de termijn zoals verlengd in het eerste lid kan de Europese Commissie, door middel van een gedetailleerde en objectieve beslissing met precieze voorstellen tot wijzigingen, het Instituut doen afzien van zijn in het eerste lid bedoelde ontwerpbesluit.

Art. 144.Volgens de nadere regels die door de Koning, na advies van het Instituut zijn vastgesteld, maakt het Instituut, de beslissingen van de Europese Commissie die genomen zijn krachtens artikel 143, tweede en derde lid, openbaar. HOOFDSTUK IV. - Strafbepalingen

Art. 145.§ 1. Met een geldboete van 50 tot 50 000 EUR wordt gestraft de persoon die de artikelen 32, 33, 35, 39, § 3, 41, 42, 47, 114, 124 en 127, en de ter uitvoering van de artikelen 32, 47 en 127 genomen besluiten overtreedt. § 2. Met een geldboete van 200 tot 2 000 EUR en met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar of met één van die straffen alleen wordt gestraft de persoon die artikel 39, § 1, en de ter uitvoering van artikel 16 genomen besluiten overtreedt. § 3. Met een geldboete van 500 tot 50 000 EUR en met een gevangenisstraf van één tot vier jaar of met één van die straffen alleen wordt gestraft : 1° de persoon, die op bedrieglijke wijze elektronische communicatie door middel van een elektronische-communicatienetwerk tot stand brengt, teneinde zichzelf of aan een andere persoon wederrechtelijk een voordeel te verschaffen;2° de persoon, die een elektronische-communicatienetwerk of -dienst of andere elektronische-communicatiemiddelen gebruikt om overlast te veroorzaken aan zijn correspondent of schade te berokkenen;3° de persoon die welk toestel dan ook opstelt dat bestemd is om een van de voorgaande inbreuken te begaan, alsook een poging om deze te begaan. § 4. De verbeurdverklaring van apparaten die niet voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 32, 33, 35 en 37 wordt altijd uitgesproken.

Art. 146.De verbeurdverklaring van apparaten die hebben gediend tot het overtreden van artikel 47 wordt altijd uitgesproken.

Art. 147.De verbeurdverklaring van de wederrechtelijk verkregen opnamen van gesprekken, berichten of gegevens en van de voorwerpen, die hebben gediend tot het overtreden van de artikelen 35 en 145, § 3, wordt altijd uitgesproken, zelfs indien ze niet aan de veroordeelde toebehoren.

De verbeurdverklaring van zendtoestellen, van zend-ontvangtoestellen of van ontvangtoestellen voor radiocommunicatie alsook van enig toebehoren dat speciaal voor de werking ervan bestemd is, die hebben gediend tot het overtreden van de artikelen 39, § 1 en 41, en van de ter uitvoering van artikel 16 genomen besluiten wordt altijd uitgesproken, zelfs indien ze niet aan de veroordeelde toebehoren.

Art. 8, § 1, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, is niet van toepassing op de verbeurdverklaring, uitgesproken op grond van dit artikel.

Art. 148.De verbaliserende officier van gerechtelijke politie stuurt het proces-verbaal dat het misdrijf, strafbaar gesteld door deze wet, vaststelt aan de procureur des Konings alsook een afschrift ervan aan de door de Koning aangewezen ambtenaar.

De procureur des Konings beschikt over een termijn van twee maanden, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal, om van zijn beslissing om al dan niet te vervolgen kennis te geven aan het Instituut.

Ingeval de procureur des Konings van strafvervolging afziet of verzuimt binnen de gestelde termijn van zijn beslissing kennis te geven, kunnen enkel nog de maatregelen van artikel 21 van de wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector worden opgelegd.

Art. 149.De artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek zijn van toepassing ten aanzien van de personeelsleden van het Instituut handelend in de uitoefening van hun functie.

Art. 150.De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de overtredingen van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten.

TITEL VI. - Diverse wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen HOOFDSTUK I. - Diverse bepalingen

Art. 151.De artikelen 25 tot 27 en 38 zijn niet van toepassing op de bijzondere inrichtingen die uitsluitend voor militaire doeleinden of met het oog op de openbare veiligheid en hulpverlening worden aangelegd en geëxploiteerd door de diensten, die onder de minister van Landsverdediging, de minister van Volksgezondheid of de minister van Binnenlandse Zaken ressorteren, door de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie en door de Geallieerde Strijdkrachten.

De lijst van deze inrichtingen wordt bepaald door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op gezamenlijk voorstel van de minister en de bevoegde minister.

Art. 152.§ 1. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor 31 december 2005 de bepalingen van deze wet opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen om alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de van kracht zijnde richtlijnen van de Europese Unie. § 2. Het in § 1 bedoeld ontwerpbesluit wordt aan het met redenen omkleed advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State onderworpen. Dit advies wordt, samen met het verslag aan de Koning en het koninklijk besluit waarop het betrekking heeft, bekendgemaakt. § 3. Het koninklijk besluit genomen krachtens § 1 van dit artikel wordt opgeheven wanneer het niet binnen vijftien maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bij wet werd bekrachtigd.

Art. 153.De Koning kan de nadere regels bepalen van de bevoegdheden die door deze wet aan het Instituut worden toegekend. HOOFDSTUK II. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen

Art. 154.§ 1. Art. 43bis, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven wordt vervangen als volgt : « Er wordt bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie een ombudsdienst voor telecommunicatie opgericht die bevoegd is voor de betrekkingen tussen de eindgebruiker, in de zin van de van kracht zijnde wetgeving inzake elektronische communicatie, en de volgende personen : 1° elke operator in de zin van deze wet;2° elke persoon die een telefoongids vervaardigt, verkoopt of verspreidt in de zin van deze wet;3° elke persoon die een telefooninlichtingendienst verstrekt in de zin van deze wet;4° elke persoon die elektronische-communicatiesystemen exploiteert in de zin van deze wet;5° elke persoon die openbare versleutelingsdiensten verstrekt in de zin van deze wet;6° elke persoon die andere activiteiten met betrekking tot elektronische communicatie aanbiedt in de zin van deze wet.» § 2. Art. 43bis, § 3, 7°, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « van elke persoon die beweert het slachtoffer te zijn van kwaadwillig gebruik van een elektronische-communicatienetwerk of -dienst, het verzoek onderzoeken om inlichtingen te krijgen over de identiteit en het adres van de gebruikers van elektronische-communicatienetwerken of -diensten die deze persoon hebben lastiggevallen, voorzover die gegevens beschikbaar zijn. De ombudsdienst willigt het verzoek in indien de volgende voorwaarden vervuld zijn : a) de feiten lijken vast te staan;b) het verzoek heeft betrekking op precieze data en uren ».

Art. 155.In de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, worden de volgende bepalingen opgeheven : 1° de artikelen 68 tot 70bis, met uitzondering van artikel 68, 5° en 5°bis en 68, 19°;2° de artikelen 82 tot 96, met uitzondering van artikel 86ter;3° de artikelen 105bis tot 109terF;4° de artikelen 113 en 114, met uitzondering van artikel 114, § 1, 1° en 2° en artikel 114, §§ 3 tot 6;5° de artikelen 117 tot 119;6° de artikelen 121 tot 125;7° de artikelen 128 en 128bis.

Art. 156.De wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving wordt opgeheven.

Art. 157.In de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector wordt artikel 14, § 1, 3° vervangen als volgt : « 3° het toezicht op de naleving van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, alsook titel I, hoofdstuk X en titel IV van de wet van 21 maart 1991 en hun uitvoeringsbesluiten; » In artikel 14, § 2, 1°, van dezelfde wet worden de woorden « op een niet-discriminerende wijze » ingevoegd tussen de woorden « kan het Instituut » en « alle onderzoeken ».

Art. 158.In artikel 24 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de wet van 30 juli 1979 » worden vervangen door « de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie »;2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « Deze personeelsleden zijn eveneens belast met de vaststelling van inbreuken op de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, het Strafwetboek en de bijzondere wetten indien deze gepleegd worden door middel van apparatuur, elektronische-communicatienetwerken of -diensten of radiocommunicatie in de zin van de voornoemde wet betreffende de elektronische communicatie.»

Art. 159.Artikel 3, § 1, tweede lid van de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten wordt vervangen door de volgende bepaling : « A.S.T.R.I.D. kan, onder de voorwaarden bepaald door de Koning, haar medewerking verlenen aan de opdrachten van algemeen belang welke aan een of meer operatoren worden toevertrouwd door of krachtens artikel 106 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie. »

Art. 160.Artikel 12 van de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten wordt vervangen door de volgende bepaling : « A.S.T.R.I.D. is verplicht te zorgen voor een semafoniedienst aan de diensten, instellingen, vennootschappen en verenigingen bedoeld in artikel 3, § 1, van de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten, die daarom volgens de voorwaarden bepaald door de Koning verzoeken en daar waar andere operatoren een dergelijke dienst niet leveren. » HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen

Art. 161.De personen die, uiterlijk de dag van de inwerkingtreding van deze wet, houder zijn van een individuele vergunning krachtens artikel 3 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving of de artikelen 89 tot 92bis van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, worden geacht daarvan melding te hebben gemaakt als bedoeld in artikel 9.

Art. 162.De verplichtingen die aan de operatoren met een sterke machtspositie worden opgelegd door of krachtens de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, alsmede de verplichtingen die worden opgelegd door of krachtens artikel 105bis, lid 7 en lid 9 van diezelfde wet worden behouden tot het Instituut het eerste proces tot bepaling en analyse van de relevante markten, overeenkomstig de artikelen 54 tot 56, definitief heeft afgesloten.

Art. 163.De verplichtingen inzake universele dienst die op Belgacom rusten krachtens de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, worden behouden tot 1 januari van het jaar dat volgt op de aanwijzing door de Koning van één of meer aanbieders van elk van de elementen van de universele dienst als bedoeld in titel IV.

Art. 164.Artikel 133 is niet van toepassing op de edities van de telefoongidsen of -inlichtingendiensten die reeds vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn opgesteld of op de markt gebracht in een papieren of off line elektronische versie.

De persoonsgegevens van abonnees van openbare telefoondiensten op een vaste locatie of van mobiele spraaktelefoniediensten die vóór de inwerkingtreding van deze wet overeenkomstig de toen geldende wettelijke vereisten zijn opgenomen in een telefoongids of een telefooninlichtingendienst kunnen vermeld blijven in de betrokken telefoongids of telefooninlichtingendienst, tenzij de betrokken abonnees, nadat zij overeenkomstig artikel 133, § 1, volledige informatie over de doelstellingen en de gebruiksmogelijkheden van de betrokken telefoongids of telefooninlichtingendienst hebben ontvangen, te kennen gegeven hebben dat zij dat niet wilden.

Het gebruik van de andere toepassingen van de telefoongids of de telefooninlichtingendienst dan het zoeken van persoonsgegevens op basis van de naam en, in voorkomend geval, de woon-, verblijf- of vestigingsplaats van de abonnee, die gebaseerd zijn op persoonsgegevens die vóór de inwerkingtreding van deze wet overeenkomstig de toen geldende wettelijke vereisten verzameld zijn is toegestaan, tenzij de betrokken abonnees, nadat zij overeenkomstig artikel 133, § 1, volledige informatie over de doelstellingen en de gebruiksmogelijkheden van de betrokken telefoongids of telefooninlichtingendienst hebben ontvangen, te kennen gegeven hebben dat zij dat niet wilden. HOOFDSTUK IV. - Slotbepaling

Art. 165.De bepalingen van deze wet treden in werking tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. De Koning kan de inwerkingtreding van sommige bepalingen uitstellen met het oog op het realiseren van een zekere overgangs- of overlegperiode.

Onverminderd de bepalingen van het eerste lid treedt artikel 106, § 3, van deze wet pas in werking op het ogenblik dat het koninklijk besluit waarvan sprake in § 3 van dat artikel van kracht wordt. Op dat ogenblik wordt artikel 86ter, § 2, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven opgeheven.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 13 juni 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's Zitting 2004-2005 Kamer Doc 51 1425 : 001 : Wetsontwerp 002 : Kaft 003 tot 013 : Amendementen 014 : Advies van de raad van State 015 tot 017 : Amendementen 018 : Verslag 019 : Tekst aangenomen door de commissie 020 : Amendementen Zie ook : Integraal verslag : 21 april 2005.

Senaat 3-1133/1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat

Bijlage HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder : 1° aanbieder : elke persoon die overeenkomstig de artikelen 71, 76, 80 en 87 van de wet is aangewezen om één of meer diensten te leveren die vermeld zijn in artikel 68 van de wet;2° openbare telefoondienst op een vaste locatie : de openbare telefoondienst op een vaste locatie bedoeld in artikel 70, § 1, 1°, van de wet die via een openbaar telefoonnetwerk op een vaste locatie aan het publiek wordt aangeboden en het de eindgebruikers mogelijk maakt lokale, nationale en internationale telefonische oproepen te doen en te ontvangen;3° vast openbaar basistelefoonnetwerk : het vaste openbare telefoonnetwerk bedoeld in artikel 70, § 1, 2°, van de wet dat gebruikt wordt voor de levering van het vaste geografische element van de universele dienst;4° wachttijd bij een aansluiting op het vaste openbare basistelefoonnetwerk : de duur vanaf het moment waarop een geldig contract wordt gesloten tussen de aanbieder van het vaste geografische element van de universele dienst en de abonnee tot het moment dat de aansluiting op het vaste openbare basistelefoonnetwerk in gebruik gesteld wordt.Die wachttijd wordt uitgedrukt in werkdagen; 5° geldige foutmelding : de melding van een onderbroken of in kwaliteit verminderde dienst.Deze melding wordt door een eindgebruiker gemaakt of wordt eventueel gegenereerd door controleapparatuur van het netwerk. Het gaat om een fout die toe te schrijven is aan het netwerk. Fouten toe te schrijven aan de eindapparatuur of aan de lijnen en apparatuur aan de klantenzijde van het netwerkaansluitpunt zijn hierin niet begrepen; 6° toegangslijn : een circuit dat in staat is om in de band 300-3400Hz een basisaansluiting tot stand te brengen tussen een aansluitpunt van het openbare netwerk en de lokale schakelaar;door die aansluiting kan de openbare telefoondienst op een vaste locatie worden geleverd; 7° storingshersteltijd : de duur vanaf het moment dat een storing op geldige wijze wordt gemeld aan de aanbieder van het vaste geografische element van de universele dienst of hij zelf een storing vaststelt, tot op het moment dat de dienst hersteld is en opnieuw normaal werkt. Voor openbare telefoons loopt de duur vanaf het moment dat de fout wordt vastgesteld door de aanbieder van de beschikbaarstelling van de openbare telefoons of hem wordt gemeld tot het ogenblik waarop de openbare telefoon opnieuw werkt. De duur voor de herstelling ervan wordt uitgedrukt in volle uren; 8° mislukte oproep op nationaal niveau : een oproep naar een nummer dat correct werd gevormd, waarbij binnen 30 seconden geen bezettoon noch een beltoon noch een antwoordsignaal herkend wordt op de toegangslijn van de oproeper.De duur loopt vanaf het moment dat de adresinformatie voor het opzetten van de verbinding wordt ontvangen door het netwerk; 9° mislukte oproep op internationaal niveau : hetzij een oproep naar een geldig nummer dat correct werd gevormd, waarbij binnen 30 seconden geen bezettoon, noch een beltoon, noch een antwoordsignaal herkend wordt op het uitgaande internationale circuit, hetzij een oproep naar een correct gevormd, maar verkeerd nummer dat de aanbieder van het vaste geografische element van de universele dienst niet als verkeerd kan bevestigen.Die tijd gaat in op het moment dat de adresinformatie voor het opzetten van de verbinding door het netwerk wordt ontvangen; 10° storingspercentage van de oproepen : het percentage van mislukte oproepen ten opzichte van het totale aantal oproeppogingen in de loop van de beschouwde observatieperiode;11° duur om een verbinding tot stand te brengen op nationaal niveau : de duur vanaf het moment dat de adresinformatie die nodig is om de verbinding op te zetten, ontvangen is door het netwerk tot op het ogenblik dat een bezettoon, een beltoon of een antwoordsignaal wordt herkend op de toegangslijn van de oproeper.Die duur wordt uitgedrukt in seconden; 12° duur om een verbinding tot stand te brengen op internationaal niveau : de duur vanaf het moment dat de internationale schakelaar de oproep ontvangt die uitgaat van het nationale netwerk tot op het ogenblik dat een bezettoon, een beltoon of een antwoordsignaal teruggestuurd wordt op het nationale netwerk.Die duur wordt uitgedrukt in seconden; 13° dienst met tussenkomst van een telefonist : de dienst bestaande uit een manuele internationale oproep met tussenkomst van een menselijke operator voor verbindingen waar geen automatische oproep mogelijk is;14° antwoordtijd voor diensten met tussenkomst van een telefonist : de duur vanaf het moment dat de laatste adres-digit voor de diensten met tussenkomst van een telefonist correct wordt verzonden tot op het moment waarop de telefonist de oproepende abonnee te woord staat om de gevraagde dienst te verlenen.Die antwoordtijd wordt uitgedrukt in seconden; 15° indirecte winst : het geheel van financieel waardeerbare voordelen dat een operator krijgt door zijn verlening van één van de in artikel 68 van de wet bedoelde diensten verstrekt in het kader van de universele dienst, die hij niet zou hebben, mocht hij die dienst niet verstrekken, meer bepaald het effect van de bekendheid van het merk van de onderneming, de invloed van de reclame, de alomtegenwoordigheid, het effect van de levenscyclus van klanten, het gemak van toegang tot de klanten;16° antwoordtijd voor de telefooninlichtingendienst : de tijd die loopt tussen het ogenblik waarop het laatste adres-digit voor de telefooninlichtingendiensten correct wordt verzonden en het moment waarop de operator of een gelijkwaardig automatisch spraaksysteem de oproeper te woord staat om de gevraagde dienst te verlenen.Die antwoordtijd wordt uitgedrukt in seconden; 17° actieve penetratiegraad van de mobiele openbare telefoniedienst : de verhouding tussen het totaal aantal gebruikers van een openbare mobiele-telefoniedienst die de afgelopen drie maanden gebruik hebben gemaakt (hebben gebeld of opgebeld zijn) van één of meerdere van de basisdiensten van dat mobiel netwerk, en het totaal aantal inwoners van het Rijk. HOOFDSTUK II. - Technische voorwaarden inzake de verstrekking van de in artikel 68 van de wet bedoelde diensten die bij wijze van universele dienst worden verstrekt Afdeling 1. - Algemeen

Art. 2.De basiskwaliteitseisen die vermeld zijn in de artikelen van dit hoofdstuk, zijn geldig voor een kalenderjaar. Afdeling 2. - Het vaste geografische element van de universele dienst

Art. 3.Behalve in geval van overmacht of van een uitdrukkelijk akkoord tussen de persoon en een aanbieder van het vaste geografische element van de universele dienst, is deze laatste verplicht de leveringsvoorwaarden toe te passen die hij gepubliceerd heeft.

Indien een aanbieder van het vaste geografische element van de universele dienst, in antwoord op een specifieke vraag, eenzijdig van oordeel is dat het niet redelijk is zijn leveringsvoorwaarden aan te houden zoals die zijn gepubliceerd, dan heeft hij eerst de toestemming van het Instituut nodig om die voorwaarden te wijzigen.

Art. 4.Het vaste geografische element van de universele dienst moet voldoen aan de in de volgende artikelen van deze afdeling vastgelegde kwaliteitseisen voor een observatieperiode van een kalenderjaar, en dit voor de eerste keer het kalenderjaar dat volgt op de datum waarop deze wet in werking treedt. De kwaliteitseisen hebben geen betrekking op communicatie waarbij andere diensten dan het vaste geografische element van de universele dienst te pas komen.

Onverminderd artikel 69, § 2, van de wet, kan de Koning, na advies van het Instituut, de technische voorwaarden van de levering van het vaste geografische element bedoeld in het eerste lid, wijzigen, indien Hij, naar aanleiding van een openbare raadpleging bedoeld in artikel 140 van de wet vaststelt dat die diensten of vergelijkbare diensten in grote mate toegankelijk zijn.

Art. 5.Wat betreft de wachttijd bij een aansluiting moet binnen vijf werkdagen zijn voldaan aan minstens 95 % van de geldige contracten tot aansluiting, afgesloten in de loop van de observatieperiode en waarbij de abonnee geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip dat hem past aangesloten te worden.

Wanneer de wachttijd langer is dan acht werkdagen, voorziet de aanbieder van het betreffende geografische gebied vanaf de negende dag na de totstandkoming van een geldig contract waarbij de abonnee geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip dat hem past aangesloten te worden, in een alternatieve oplossing tot het moment waarop de aansluiting effectief wordt gerealiseerd. Die alternatieve oplossing wordt geboden zonder bijkomende kosten bovenop de prijs voor de levering van het vaste geografische element van de universele dienst waarop de abonnee is geabonneerd.

De aanbieder maakt een onderscheid tussen de kosten voor de indienststelling en de aansluitingskosten. Wanneer de door de abonnee gevraagde aansluiting effectief wordt gerealiseerd, mag hij geen tweede maal aansluitingskosten vorderen.

In minstens 95 % van de gevallen van geldig contract tot aansluiting moet de abonnee uiterlijk de eerste dag volgend op de registratie van de aanvraag door de aanbieder, een datum voor de levering van de aansluiting kunnen krijgen.

Art. 6.Voor het opstellen van zijn statistieken, gebruikt de aanbieder voor elke categorie, het totale aantal van de in de betreffende observatieperiode gemaakte geldige contracten en aansluitingen.

De volgende statistieken zullen worden verstrekt : - percentage geldige contracten tot aansluiting dat binnen vijf dagen gerealiseerd is en waarvoor met de abonnee geen andere termijn is overeengekomen; - percentage geldige contracten tot aansluiting dat binnen acht dagen gerealiseerd is en waarvoor met de abonnee geen andere termijn is overeengekomen; - tijd om 95 % van de aansluitingen te realiseren in die gevallen waar de abonnee niet gevraagd heeft om op een bepaald tijdstip dat hem past te worden aangesloten; - tijd om 99 % van de aansluitingen te realiseren in die gevallen waar de abonnee niet gevraagd heeft om op een bepaald tijdstip dat hem past te worden aangesloten; - tijd om alle aansluitingen te realiseren waarvoor de abonnee geen andere datum is overeengekomen met de aanbieder; - percentage aansluitingen dat is gerealiseerd op de dag die met de abonnee is overeengekomen.

Voor de meting gebruikt de aanbieder het totale aantal bestelde aansluitingen die tijdens de beschouwde observatieperiode uitgevoerd zijn. In de praktijk registreert de aanbieder op de Xe werkdag (waarbij X = aantal dagen vastgesteld in de kwaliteitsdoelstelling) volgend op het einde van de beschouwde maand alle aanvragen die de vorige maand zijn afgesloten. Voor iedere aanvraag wordt de realisatietijd berekend en aan de hand van dat gegeven kan worden bepaald binnen welke termijn 95 % en 99 % van de aansluitingen uitgevoerd zijn.

De metingen houden enkel rekening met de aansluitingen. De gevallen waarin de abonnee een langere termijn vraagt dan de vastgestelde doelstelling worden niet in aanmerking genomen.

Art. 7.§ 1. Het storingspercentage per toegangslijn of het percentage van de storingen op het totale aantal toegangslijnen mag hoogstens 7,5 % per observatieperiode bedragen.

De telling van de foutmeldingen is gebaseerd op de geldige foutmeldingen gemaakt door gebruikers. Voor een melding die meer dan één toegangslijn betreft tussen een abonnee en een lokale schakelaar wordt elk van die toegangslijnen in rekening gebracht. Het percentage storingen wordt gemeten door het aantal geldige foutmeldingen tijdens de observatieperiode te delen door het gemiddelde aantal toegangslijnen gedurende diezelfde observatieperiode. § 2. Minstens 80 % van de storingen op de toegangslijnen die op geldige wijze gemeld zijn in de loop van de observatieperiode moeten opgeheven zijn binnen 35 volle uren.

Minstens 95 % van de storingen op de toegangslijnen die op geldige wijze gemeld zijn in de loop van de observatieperiode moeten opgeheven zijn binnen 40 volle uren.

Minstens 99 % van de storingen op de toegangslijnen die op geldige wijze gemeld zijn in de loop van de observatieperiode moeten opgeheven zijn binnen 60 volle uren.

Die percentages worden berekend op basis van alle geldige foutmeldingen en herstellingen die in de betreffende observatieperiode werden gedaan. De gevallen waarbij de herstelling afhangt van een afspraak tussen de aanbieder en de abonnee worden niet in rekening gebracht. Ook de gevallen die toegang tot apparatuur van de abonnee hebben vereist en waarvoor de abonnee geen toegang heeft verleend op het geplande ogenblik, worden uitgesloten. § 3. Er worden aparte statistieken verstrekt voor storingen op het niveau van de toegangslijnen en de andere storingen.

Toegangslijnen : - het maximum aantal volle uren om 80 % van de op geldige wijze gemelde storingen op toegangslijnen op te heffen; - het maximum aantal volle uren om 95 % van de op geldige wijze gemelde storingen op toegangslijnen op te heffen; - het maximum aantal volle uren om 99 % van de op geldige wijze gemelde storingen op toegangslijnen op te heffen; - het maximum aantal volle uren om 100 % van de op geldige wijze gemelde storingen op toegangslijnen op te heffen.

Andere storingen : - het maximum aantal volle uren om 80 % van de andere op geldige wijze gemelde storingen op te heffen; - het maximum aantal volle uren om 95 % van de andere op geldige wijze gemelde storingen op te heffen; - het maximum aantal volle uren om 99 % van de andere op geldige wijze gemelde storingen op te heffen; - het maximum aantal volle uren om 100 % van de andere op geldige wijze gemelde storingen op te heffen.

Art. 8.In afwijking van artikel 7 van deze bijlage, garanderen de aanbieders dat de storingshersteltijd niet meer mag bedragen dan 24 uur voor de personen vermeld in 1° en 2° van het eerste lid van artikel 115 van de wet, ook op zaterdag, zondag en feestdagen.

Die specifieke eisen worden nageleefd zonder prijstoeslag voor de begunstigden.

De nadere regels inzake specifieke levering die van toepassing zijn op de in 1° en 2° van het eerste lid van artikel 115 van de wet vermelde personen maken eveneens het voorwerp uit van de evaluatie door en het advies van het Instituut, bedoeld in artikel 103 van de wet.

Art. 9.§ 1. Het storingspercentage van de oproepen op nationaal niveau mag gedurende de observatieperiode binnen een geografisch gebied maximaal 1,5 % bedragen. § 2. Om het storingspercentage van de oproepen op nationaal niveau binnen een geografisch gebied te bepalen, berekent de betrokken aanbieder per observatieperiode het percentage mislukte oproepen op basis van één van de volgende methodes : 1° op basis van de gegevens met betrekking tot het reële uitgaande verkeer in een representatief staal van lokale centrales die in overeenstemming met het Instituut worden bepaald;2° op basis van testoproepen die gegenereerd worden in een representatief staal van lokale centrales naar een representatief staal van eindcentrales die in overeenstemming met het Instituut worden bepaald;3° op basis van een combinatie van 1° en 2°. Iedere N'de oproep moet worden gecontroleerd, waarbij N gedefinieerd wordt als de verhouding tussen het totale aantal oproepen die verwacht worden in de relevante tijdsintervallen en het aantal noodzakelijke observaties.

Enkel de oproepen van en naar PSTN/ISDN worden in aanmerking genomen.

In geval van testoproepen, moet de keuze van de eindcentrales worden gewogen op basis van het verkeer.

De volgende accuraatheid moet worden bereikt : - voor testoproepen moet het aantal gemaakte observaties voldoende zijn zodat een absolute accuraatheid van 0,1 % of ten minste een relatieve accuraatheid van 10 % met 95 % betrouwbaarheid wordt geleverd. Van beide cijfers mag datgene worden gekozen waarvoor het minste aantal observaties nodig zijn; - voor de observaties die op het niveau van de processor van de lokale centrale gemaakt zijn, moet het aantal gemaakte observaties voldoende zijn zodat een absolute accuraatheid van 0,05 % of ten minste een relatieve accuraatheid van 5 % met 95 % betrouwbaarheid wordt geleverd. De aanbieder mag de accuraatheid kiezen waarvoor het minste aantal observaties nodig zijn.

De meting van de parameter wordt enkel toegepast op de directe diensten van de aanbieder.

De metingen moeten zo gepland worden dat zij accuraat de schommelingen in het verkeer weerspiegelen tijdens de verschillende uren van de dag, de dagen van de week en de maanden van het jaar. § 3. De volgende statistieken worden verstrekt : - percentage mislukte oproepen op nationaal niveau; - aantal observaties.

Art. 10.§ 1. Voor 95 % van de nationale oproepen mag de duur om een verbinding tot stand te brengen maximaal 5 seconden bedragen. § 2. Om de duur te bepalen om op nationaal niveau een verbinding tot stand te brengen, berekenen de aanbieders per observatieperiode de waarden van het 95ste percentiel volgens de in deze paragraaf voorgeschreven meetmethode.

De statistieken worden op basis van één van de volgende meetmethodes bepaald : 1° op basis van de gegevens met betrekking tot het reële uitgaande verkeer in een representatief staal van lokale centrales die in overeenstemming met het Instituut worden bepaald;2° op basis van testoproepen die gegenereerd worden in een representatief staal van lokale centrales naar een representatief staal van eindcentrales die in overeenstemming met het Instituut worden bepaald;3° op grond van een combinatie van 1° en 2°. De metingen moeten zo gepland worden dat zij accuraat de schommelingen in het verkeer weerspiegelen tijdens de verschillende uren van de dag, de dagen van de week en de maanden van het jaar. Het aantal observaties moet ten minste gelijk zijn aan 10.000 voor een observatieperiode van één jaar en aan 2.500 voor een observatieperiode van drie maanden en dit voor iedere bestemmingscategorie. Dit geldt zowel voor de monitoring als voor het gebruik van testoproepen. Het monitoren van oproepen kan worden gedaan voor elke Ne oproep waarbij N moet worden gedefinieerd als de verhouding tussen het totale aantal verwachte oproepen in de relevante tijdsintervallen en het totale aantal nodige observaties. Mislukte oproepen worden niet opgenomen in de statistieken. Er wordt alleen rekening gehouden met oproepen van en naar PSTN/ISDN. § 3. De volgende statistieken worden verstrekt : - de waarden van het 95e percentiel voor de duur om een verbinding tot stand te brengen op het niveau van het nationale verkeer; - de gemiddelde duur om nationale verbindingen tot stand te brengen; - het aantal observaties.

Art. 11.§ 1. Het storingspercentage van de oproepen op internationaal niveau dat te wijten is aan de rechtstreekse internationale verbindingen van de aanbieder mag gedurende de observatieperiode maximaal 5 % bedragen. § 2. Om het storingspercentage van de oproepen op internationaal niveau te bepalen, berekent de betrokken aanbieder per observatieperiode het percentage mislukte oproepen volgens één van de volgende meetmethodes : 1° op basis van de gegevens met betrekking tot het reële uitgaande verkeer in een representatief staal van lokale centrales die in overeenstemming met het Instituut worden bepaald;2° op basis van testoproepen die gegenereerd worden in een representatief staal van lokale centrales naar een representatief staal van eindcentrales die in overeenstemming met het Instituut worden bepaald;3° op basis van een combinatie van 1° en 2°. Iedere Ne oproep moet worden gecontroleerd, waarbij N gedefinieerd wordt als de verhouding tussen het totaal aantal oproepen die verwacht worden in de relevante tijdsintervallen en het aantal noodzakelijke observaties.

In geval van testoproepen, moet de keuze van de eindcentrales worden gewogen op basis van het verkeer.

De volgende accuraatheid moet worden bereikt : - voor testoproepen moet het aantal gemaakte observaties voldoende zijn, zodat een absolute accuratesse van 0,1% of ten minste een relatieve accuratesse van 10 % met 95 % betrouwbaarheid wordt geleverd. Van beide cijfers mag datgene worden gekozen waarvoor het minste aantal observaties nodig zijn; - voor de observaties die op het niveau van de processor van de lokale centrale gemaakt zijn, moet het aantal gemaakte observaties voldoende zijn, zodat een absolute accuraatheid van 0,05 % of ten minste een relatieve accuraatheid van 5 % met 95 % betrouwbaarheid wordt geleverd. De aanbieder mag de accuraatheid kiezen waarvoor het minste aantal observaties nodig zijn.

De meting van de parameter wordt enkel toegepast op de directe diensten van de aanbieder.

De metingen moeten zo gepland worden dat zij accuraat de schommelingen in het verkeer weerspiegelen tijdens de verschillende uren van de dag, de dagen van de week en de maanden van het jaar. § 3. De volgende statistieken worden verstrekt : 1. storingspercentage van de internationale oproepen;2. storingspercentage van de internationale oproepen dat te wijten is aan de directe internationale verbindingen van de aanbieder;3. storingspercentage van de internationale oproepen dat niet te wijten is aan de directe internationale verbindingen van de aanbieder.

Art. 12.§ 1. De gemiddelde duur om een internationale oproep tot stand te brengen moet minder dan 10 seconden bedragen. § 2. Om de duur te bepalen om op internationaal niveau een verbinding tot stand te brengen, berekenen de aanbieders per observatieperiode de waarden van het 95e percentiel volgens de in deze paragraaf voorgeschreven meetmethode.

De statistieken worden op basis van één van de volgende meetmethodes bepaald : 1° op basis van de gegevens met betrekking tot het reële uitgaande verkeer in een representatief staal van lokale centrales die in overeenstemming met het Instituut worden bepaald;2° op basis van testoproepen die gegenereerd worden in een representatief staal van lokale centrales naar een representatief staal van eindcentrales die in overeenstemming met het Instituut worden bepaald;3° op grond van een combinatie van 1° en 2°. De metingen moeten zo gepland worden dat zij accuraat de schommelingen in het verkeer weerspiegelen tijdens de verschillende uren van de dag, de dagen van de week en de maanden van het jaar. Het aantal observaties moet ten minste gelijk zijn aan 10000 voor een observatieperiode van één jaar en aan 2500 voor een observatieperiode van drie maanden en dit voor iedere bestemmingscategorie. Dit geldt zowel voor de monitoring als voor het gebruik van testoproepen. Het monitoren van oproepen kan gedaan worden voor elke Ne oproep waarbij N moet worden gedefinieerd als de verhouding tussen het totale aantal verwachte oproepen in de relevante tijdsintervallen en het totale aantal nodige observaties. Mislukte oproepen worden niet opgenomen in de statistieken. § 3. De volgende statistieken worden verstrekt : - de waarden van het 95ste percentiel voor de duur om een verbinding tot stand te brengen op het niveau van het internationale verkeer; - gemiddelde duur om internationale verbindingen tot stand te brengen; - het aantal observaties.

Art. 13.§ 1. De antwoordtijd voor diensten met tussenkomst van een telefonist mag gemiddeld maximaal 20 seconden bedragen. § 2. De meting is gebaseerd op alle oproepen naar de diensten met tussenkomst van een telefonist die gedurende de beschouwde observatieperiode worden opgetekend. § 3. De volgende statistieken worden verstrekt : - de gemiddelde antwoordtijd voor de diensten met tussenkomst van een telefonist; - de som van de duur om een verbinding tot stand te brengen, van de duur van de beltoon en het welkomstbericht; - de tijd tussen het einde van het welkomstbericht en het ogenblik waarop de telefonist de oproeper antwoordt.

Art. 14.De algemene voorwaarden van de aanbieders preciseren de voorwaarden met betrekking tot de schadevergoedingen, het eventuele beleid inzake schadeloosstelling en/of terugbetaling. Die voorwaarden worden voor met redenen omkleed advies voorgelegd aan de ombudsdienst voor telecommunicatie en voor advies aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie.

Art. 15.Wat de faxberichten betreft, als bedoeld in artikel 70, § 1, 2°, b) van de wet, moet een faxeindtoestel van groep 3 (G3) ten minste in staat zijn om zich met een ander faxeindtoestel van groep 3 (G3) te synchroniseren, een fax te versturen en te ontvangen voor elke nationale verbinding.

Wat betreft de berichten via datatransmissie als bedoeld in artikel 70, § 1, 2°, b) van de wet, moet een modemeindtoestel van norm UIT V90 in staat zijn om zich met een ander modemeindtoestel van norm UIT V90 te synchroniseren, alsook digitale data te versturen en te ontvangen voor elke nationale verbinding.

Art. 16.Onder functionele internettoegang, als bedoeld in artikel 70, § 1, 2°, c) van de wet, wordt verstaan dat op voorwaarde dat met een internetserviceprovider een specifiek contract wordt gesloten, een internettoegang werkt volgens de transmissiemogelijkheden, zoals die zijn vastgelegd voor berichten via datatransmissie.

Art. 17.§ 1. De dienst, bedoeld in 70, § 1, 2°, d) van de wet, wordt verleend aan abonnees met achterstal van betaling zonder onderbreking van de lijn, na het opsturen van een herinnering via gewone post waarop niet is gereageerd tijdens een periode van 14 dagen, te rekenen vanaf de datum van verzending. De dienst wordt gratis in stand gehouden gedurende een minimumperiode van negentig kalenderdagen en mag enkel worden verleend aan natuurlijke personen die er enkel voor privé-doeleinden gebruik van maken.

Tijdens die periode van negentig dagen stelt de aanbieder van de universele dienst aan de abonnee een redelijk aanzuiveringsplan voor.

In geval van akkoord wordt de periode van negentig dagen verlengd voor de duur van het aanzuiveringsplan. Indien er geen akkoord is, moet de aanbieder de abonnee inlichten over de mogelijkheid die hij heeft om zich tot de ombudsdienst voor de telecommunicatie te wenden.

De algemene voorwaarden van de aanbieder preciseren de algemene regels die van toepassing zijn op de uitwerking van aanzuiveringsplannen, de voorwaarden waaronder hij de aansluiting mag schorsen indien de abonnee het aanzuiveringsplan weigert, indien het plan niet wordt nageleefd of indien een aanzuiveringsplan niet wordt nageleefd dat in het kader van een specifieke wetgeving is toegepast. Die voorwaarden worden voor met redenen omkleed advies voorgelegd aan de ombudsdienst voor telecommunicatie en voor advies aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie.

De aanbieder is verplicht het vertrouwelijke karakter te eerbiedigen van de inlichtingen die worden verstrekt bij de aanvraag van een aanzuiveringsplan.

In geval van een beroep op de collectieve schuldaflossing ingesteld door een specifieke wetgeving, wordt de in het eerste lid bedoelde dienst behouden gedurende de gehele procedure.

Onverminderd artikel 69, § 2, van de wet, kan het Instituut de technische voorwaarden van de levering van het vaste geografische element bedoeld in het eerste en tweede lid wijzigen, indien het, naar aanleiding van een openbare raadpleging bedoeld in artikel 140 van de wet vaststelt dat die diensten of vergelijkbare diensten in grote mate toegankelijk zijn. § 2. De verplichting inzake het gratis instandhouden gedurende een minimumperiode geldt niet ingeval het een nieuwe abonnee betreft die binnen de voorziene termijn geen gevolgen geeft aan de herinnering van de eerste factuur, of in geval van consequent te laat betaalde facturen, met name wanneer de abonnee binnen een periode van 12 maanden reeds van het regime van minimumdienst heeft genoten.

Art. 18.Het percentage betwistingen van en complexe vragen over facturering mag niet meer dan 1% van het totale aantal verzonden facturen bedragen.

Onder betwistingen van en complexe vragen over facturering moet worden verstaan die vragen en betwistingen die niet met één telefoongesprek kunnen worden afgehandeld.

Art. 19.Naast de publicatie van de inlichtingen waarvan sprake in artikel 46 van deze bijlage, berekent de aanbieder eveneens de waarden die elk kwartaal effectief gerealiseerd zijn, volgens de meetmethodes voorgeschreven in de artikelen 4 tot 13 van deze bijlage. Die waarden worden uiterlijk een maand na afloop van het betreffende kwartaal aan het Instituut bezorgd in de vorm bepaald in artikel 46 van deze bijlage.

Art. 20.Voor de toepassing van artikel 5 en artikel 7, § 2, van deze bijlage moet de aanbieder in geval van overmacht aan de betrokken gebruikers de termijn meedelen waarbinnen vermoedelijk aan hun vraag zal worden voldaan.

Art. 21.De aanbieder stelt de abonnees een hulpdienst ter beschikking. De hulpdienst is 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar. De hulpdienst registreert de aanvragen van de abonnees in verband met de opheffing van storingen van de telefoondienst en de moeilijkheden om een verbinding te krijgen. Hij stuurt die aanvragen zo spoedig mogelijk door naar de bevoegde diensten. De hulpdienst bedoeld in artikel 70, § 1, 2°, e), van de wet is gratis toegankelijk. Afdeling 3. - Het sociale element van de universele dienst

Art. 22.§ 1. De operatoren passen ten minste de tariefverminderingen toe die hierna worden gedetailleerd : 1. Sociaal telefoontarief 1.1. De begunstigde van het sociale tarief mag slechts over één telefoonaansluiting met sociaal tarief beschikken en er mag maar één begunstigde zijn per huishouden. 1.2. Het voordeel van het sociale telefoontarief kan op zijn verzoek worden genoten door iedere persoon die : 1° hetzij de volle leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en - alleen woont; - samenwoont met één of meer personen die ten volle 60 jaar oud zijn, onverminderd 1.3.

Mogen eveneens met de begunstigde samenwonen, zijn kinderen en kleinkinderen. De kleinkinderen moeten bovendien wees zijn die beide ouders hebben verloren of bij gerechtelijke beslissing aan de grootouders zijn toevertrouwd.

De ten aanzien van zijn kinderen en kleinkinderen gestelde leeftijdsgrens geldt niet voor descendenten die voor minstens 66 % getroffen zijn door ontoereikendheid of vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen.

Het bruto-inkomen van de begunstigde, gecumuleerd met het bruto-inkomen van de personen die bij toepassing van 1° hiervoor eventueel met hem samenwonen, mag de bedragen niet te boven gaan die worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 1 april 1981 ter bepaling van het jaarbedrag van de inkomsten welke bedoeld zijn in artikel 37, §§ 1, 2 en 4 en houdende uitvoering van artikel 49, § 5, derde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering inzake ziekenzorg en schadeloosstelling, gecoördineerd op 14 juli 1994; 2° hetzij ten minste 66 % gehandicapt is en ten volle 18 jaar oud is en : - alleen woont; - samenwoont, hetzij met ten hoogste twee personen, hetzij met bloed- of aanverwanten van de eerste of de tweede graad.

Het bruto-inkomen van de begunstigde, gecumuleerd met het bruto-inkomen van de personen die bij toepassing van 2° hiervoor eventueel met hem samenwonen, mag de bedragen niet te boven gaan die worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 1 april 1981 ter bepaling van het jaarbedrag van de inkomsten welke bedoeld zijn in artikel 37, §§ 1, 2 en 4 en houdende uitvoering van artikel 49, § 5, derde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering inzake ziekenzorg en schadeloosstelling, gecoördineerd op 14 juli 1994; 3° hetzij persoonlijk het voorwerp is van één van de volgende beslissingen : a) beslissing om een leefloon toe te kennen, krachtens de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;b) een andere beslissing die wordt vastgesteld door de Koning, op voorstel van het Instituut. 1.3. Wonen in een hotel, een rusthuis of een andere vorm van gemeenschapsleven verleent geen recht op het voordeel van het sociale telefoontarief, behalve indien de begunstigde over een abonnement beschikt op zijn eigen naam dat uitsluitend door hem kan worden gebruikt. 1.4. Als voor minstens 66 % gehandicapt, wordt beschouwd de persoon : 1° die bij een administratieve of gerechtelijke beslissing minstens 66 % blijvend fysiek of psychisch gehandicapt of arbeidsongeschikt is verklaard;2° in wiens hoofde na de periode van primaire ongeschiktheid bepaald in artikel 87 van de wet betreffende de verplichte verzekering inzake ziekenzorg en schadeloosstelling, gecoördineerd op 14 juli 1994, een vermindering van het verdienvermogen tot een derde of minder wordt vastgesteld, zoals bepaald in artikel 100 van diezelfde wet;3° in wiens hoofde in het kader van de inkomensvervangende tegemoetkoming een vermindering van het verdienvermogen tot een derde of minder, zoals bepaald in artikel 2 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, werd vastgesteld;4° in wiens hoofde een vermindering van de graad van zelfredzaamheid van minstens 9 punten werd vastgesteld overeenkomstig de handleiding en de medisch-sociale schaal van toepassing in het kader van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten. 1.5. De reeds op het telefoonnetwerk aangesloten personen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, genieten het voordeel van het sociale telefoontarief na het verstrijken van de eerste vervaldag van hun abonnement die volgt op het indienen van hun verzoek. 1.6. De begunstigde van het sociale telefoontarief : 1° geeft de operator dadelijk kennis van het feit dat hij niet verder voldoet aan een van de gestelde voorwaarden om dat tarief te genieten;2° past onmiddellijk de bedragen bij die hij door het ten onrechte genieten van het sociale telefoontarief heeft ontdoken ten gevolge van onder andere een onvolledige of valse verklaring omtrent die voorwaarden. 1.7. Het genot van het sociale telefoontarief wordt ingetrokken vanaf de eerste vervaldag van het abonnement die volgt op de datum waarop niet meer wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden. 2. Sociaal telefoontarief ten voordele van sommmige gehoorgestoorden en personen bij wie een laryngectomie werd uitgevoerd 2.1. De operatoren staan sommige gehoorgestoorden en personen bij wie een laryngectomie werd uitgevoerd een sociaal tarief toe. De installatie van de aanvrager moet uitgerust zijn met een voor doven goedgekeurd telefoontoestel. Indien voornoemd toestel niet door de operator werd geleverd, moet hem een aankoopbewijs worden voorgelegd. 2.2. De korting wordt slechts toegekend voor één aansluiting per begunstigde. 2.3. Het genot van het sociale telefoontarief ten voordele van sommmige gehoorgestoorden en personen bij wie een laryngectomie werd uitgevoerd, kan op zijn verzoek worden genoten door iedere persoon, houder van een aansluiting op het telefoonnetwerk die : 1° hetzij minstens een gehoorverlies heeft van minstens 70 dB voor het beste oor volgens de classificatie van het « Bureau International d'Audiophonologie » - Internationaal Bureau voor Audiofonologie (BIAP);2° hetzij een laryngectomie heeft ondergaan. De ouders of grootouders, houder van een telefoonaansluiting, kunnen het bewuste tarief genieten indien hun kind of kleinkind dat bij hen inwoont, voldoet aan één van de bovengemelde voorwaarden inzake de handicap. 2.4. De handicap die recht geeft op voornoemd sociaal telefoontarief moet blijken uit een administratieve of gerechtelijke beslissing. 2.5. De reeds op het telefoonnet aangesloten personen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, genieten het voornoemde sociale telefoontarief na het verstrijken van de eerste vervaldag van hun abonnement die volgt op het indienen van hun verzoek. 2.6. De begunstigde van het bewuste sociale telefoontarief : 1° geeft de operator dadelijk kennis van het feit dat hij niet langer voldoet aan een van de gestelde voorwaarden om het betreffende tarief te genieten;2° past onmiddellijk de bedragen bij die hij door het onrechtmatige genot van het voormelde speciale telefoontarief heeft ontdoken ten gevolge van onder andere een onvolledige of valse verklaring omtrent die voorwaarden. 2.7. Het genot van het sociale telefoontarief ten voordele van sommmige gehoorgestoorden en personen bij wie een laryngectomie werd uitgevoerd wordt ingetrokken vanaf de eerste vervaldag van het abonnement die volgt op de datum waarop niet meer aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. 3. Sociaal telefoontarief ten voordele van de militaire oorlogsblinden De operatoren staan de militaire oorlogsblinden een sociaal tarief toe. § 2. Er wordt bij het Instituut een gegevensbank opgericht met betrekking tot de categorieën van begunstigden van het sociale telefoontarief.

Voorzover dit noodzakelijk is voor het toepassen van het sociale telefoontarief heeft de gegevensbank : 1° toegang tot het rijksregister van de natuurlijke personen ingesteld door de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;2° het recht om het identificatienummer van het rijksregister te gebruiken. De operator die door een begunstigde wordt verzocht het sociale tarief te verlenen, stelt de gegevensbank op de hoogte van dit verzoek. Deze laatste gaat na of de betrokken begunstigde het betreffende recht niet reeds geniet bij een andere operator.

Het Instituut bepaalt de stukken die moeten bewijzen dat aan de voorwaarden voor het verlenen van het sociale telefoontarief is voldaan.

Het Instituut is gerechtigd om, in samenwerking met de aanbieders van het sociale tarief, na te gaan of de begunstigde nog recht heeft op het sociale tarief. Dit recht kan het Instituut maximaal eenmaal om de twee jaar uitoefenen. Afdeling 4. - Beschikbaarstelling van openbare telefoons

Art. 23.De aanbieder ziet erop toe dat elke gemeente uitgerust is met ten minste één openbare telefoon.

Bovendien garandeert de aanbieder het behoud van : 1° 10 000 openbare telefoons zolang de actieve penetratiegraad van de mobiele openbare telefoondienst de 80 % niet heeft bereikt;2° 8 000 openbare telefoons zolang de actieve penetratiegraad van de mobiele openbare telefoondienst de 85 % niet heeft bereikt;3° 6 000 openbare telefoons zolang de actieve penetratiegraad van de mobiele openbare telefoondienst de 90 % niet heeft bereikt;4° 4 000 openbare telefoons zolang de actieve penetratiegraad van de mobiele openbare telefoondienst de 95 % niet heeft bereikt;5° 2 000 openbare telefoons wanneer de actieve penetratiegraad van de mobiele openbare telefoondienst de 95 % heeft bereikt. De actieve penetratiegraad van de mobiele openbare telefoondienst wordt vastgesteld door het Instituut.

Art. 24.De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, de nadere regels van de verdeling van het aantal openbare telefoons over de gemeenten, daarbij rekening houdende met de volgende criteria : 1° de bevolkingsdichtheid;2° de oppervlakte;3° de dekking van de mobiele openbare telefoondienst.

Art. 25.§ 1. Ten minste 96 % van de storingen van openbare telefoons moet opgeheven zijn binnen 48 uur na het ogenblik waarop de storingen door de aanbieder zijn vastgesteld. Behoudens bijzondere omstandigheden die door het Instituut worden toegestaan, moet de overige 4 % opgeheven zijn binnen 72 uur na de vaststelling van de storingen door de aanbieder van de universele dienst.

Die percentages moeten berekend worden op basis van alle vaststellingen en herstellingen van storingen die in de betreffende observatieperiode werden gedaan. § 2. Het aandeel van de functionerende openbare telefoons moet minimaal 90 % bedragen.

Dit percentage wordt berekend door elke dag tijdens de observatieperiode het percentage functionerende openbare telefoons ten opzichte van alle geïnstalleerde telefoons te meten. Vervolgens wordt het driemaandelijkse gemiddelde van die percentages berekend.

De meting wordt uitgevoerd op basis van alle openbare telefoons van de aanbieder. § 3. De volgende statistieken worden verstrekt : 1. percentage storingen die zijn opgeheven binnen 48 uur na de vaststelling ervan door de aanbieder;2. percentage storingen die zijn opgeheven binnen 72 uur na de vaststelling ervan door de aanbieder;3. gemiddeld percentage functionerende openbare telefoons die door de aanbieder ter beschikking worden gesteld van het publiek.

Art. 26.De aanbieder maakt jaarlijks de informatie over de openbare telefoons openbaar door affiches uit te hangen op of naast de openbare telefoons in het gezichtsveld ervan.

De informatie over de openbare telefoons behelst : - de beschrijving van de dienst; - de toegepaste tarieven, inclusief de gedifferentieerde tarieven en de gratis toegang; - de technische gebruiksvoorwaarden.

Die informatie wordt vóór de publicatie ter informatie voorgelegd aan de ombudsdienst voor telecommunicatie en aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie.

Art. 27.De Koning bepaalt na advies van het Instituut en na overleg met de betrokken partijen, de basisvereisten waaraan de nieuw geplaatste openbare telefoons moeten voldoen ten einde het gebruik te vergemakkelijken voor mensen met een handicap. Voormeld besluit zal bepalen wat onder nieuw geplaatste openbare telefoons moet worden verstaan. Afdeling 5. - Universele inlichtingendienst

Art. 28.De universele inlichtingendienst verstrekt mondeling aan alle personen die erom vragen hetzij het telefoonnummer van een andere abonnee van de openbare telefoondienst waarvan de aanvrager over voldoende inlichtingen beschikt om die te kunnen identificeren, hetzij de naam en het adres van de aansluiting op basis van het telefoonnummer. De inlichtingendienst geeft geen inlichtingen over abonnees die een privé-nummer hebben, behalve de bevestiging dat op het gevraagde adres een privé-nummer bestaat.

Art. 29.De antwoordtijd voor de universele inlichtingendienst mag gemiddeld maximaal 20 seconden bedragen.

De meting is gebaseerd op alle oproepen naar de inlichtingendienst die gedurende de beschouwde observatieperiode worden opgetekend.

De volgende statistieken worden verstrekt : - de gemiddelde antwoordtijd voor de inlichtingendienst; - het percentage oproepen dat binnen de 20 seconden werd beantwoord; - de som van de duur om een verbinding tot stand te brengen, van de duur van de beltoon en het welkomstbericht; - de tijd tussen het einde van het welkomstbericht en het ogenblik waarop de operator of een gelijkwaardig automatisch spraaksysteem de oproep beantwoordt. Afdeling 6. - Beschikbaarstelling van de universele telefoongids

Art. 30.Behalve afwijking die op voorstel van het Instituut door de minister wordt toegestaan, deelt de aanbieder aan elke abonnee van een openbare telefoondienst, zonder dat die abonnee het moet vragen, op het in het contract vermelde adres, jaarlijks een bijgewerkt exemplaar uit van de universele telefoongids, onverminderd artikel 31 van deze bijlage.

In geval van meerdere toegangslijnen op eenzelfde domiciliëringsadres, kan de abonnee aan de aanbieder van de betreffende geografische zone om evenveel exemplaren vragen als er toegangslijnen zijn.

Er wordt maar één universele telefoongids bezorgd aan personen die zowel geabonneerd zijn bij een operator voor de openbare telefoondienst op een vaste locatie als bij een operator voor mobiele openbare telefonie.

De aanbieder bezorgt het Instituut drie exemplaren van de bijgewerkte universele telefoongids.

De aanbieder levert bovendien een of meer exemplaren van de universele telefoongids aan elke persoon die erom verzoekt.

Art. 31.§ 1. Behalve de abonneegegevens die alfabetisch en per gemeente zijn opgenomen, moet de universele telefoongids de inlichtingen vermelden met betrekking tot de diensten met bijzondere toegang, alsook de volgende inlichtingen : - de nummers van de nooddiensten, overeenkomstig artikel 107, § 1, van de wet; - de lijst van alle woonplaatsen en daarmee overeenstemmende gemeenten van het Rijk met hun bijhorend postnummer en zonenummer; - de nummers van de telefoondiensten van algemeen nut van de operatoren waarvan de abonnees in de telefoongids opgenomen zijn; - de algemene inlichtingen die door de minister worden vastgesteld en de in artikel 46 van deze bijlage bedoelde inlichtingen over de universele dienst; - de adressen en telefoonnummers van de operatoren waarvan de abonnees in de telefoongids opgenomen zijn; - de landnummers, de belangrijkste internationale netnummers en de tijdsverschillen; - de verwijzing naar de website zoals voorzien in artikel 32, tweede lid van deze bijlage; - de inlichtingen die bekend zijn in verband met de in artikel 45 van deze bijlage vermelde diensten die bij wijze van universele dienst worden verstrekt. § 2. En voor elke operator waarvan de abonnees in de telefoongids opgenomen zijn, en voorzover die inlichtingen binnen de termijnen en volgens het overeengekomen formaat zijn bezorgd : - de beschrijving van de dienst; - de toegepaste tarieven; - de technische voorwaarden met betrekking tot de verstrekking van de basisdienst inzake openbare telefoondienst; - eventueel de kwaliteit van de aangeboden diensten zoals die door het Instituut is gemeten; - de datum waarop die verschillende inlichtingen zijn verzameld; - de voorwaarden inzake toegang tot en het volledige adres van de ombudsdienst voor de telecommunicatie enerzijds en van de Ethische Commissie anderzijds; - de inlichtingen met betrekking tot de reglementaire opdrachten van het Instituut die de gebruikers kunnen aanbelangen; - de datum waarop de operatoren waarvan de eindgebruikers in de telefoongids opgenomen zijn, hun gegevens aan de uitgever hebben verstrekt en de datum waarop de verschillende operatoren de inlichtingen die in de telefoongids voorkomen, hebben verstrekt.

Art. 32.Een universele telefoongids wordt op papier afgedrukt.

De in de universele telefoongids opgenomen informatie dient door de aanbieder tevens toegankelijk te worden gemaakt via een niet-betalende functionele website.

Deze website geeft de abonnee bovendien de mogelijkheid om op eenvoudige wijze mede te delen dat hij geen papieren exemplaar van de universele gids wenst te ontvangen.

Behalve bij afwijking die op voorstel van het Instituut door de minister is toegestaan, moet elk volume van de universele telefoongids ten minste een telefoonzone van een vaste dienst bestrijken die bestaat op de datum van bekendmaking van het koninklijk besluit van 14 september 1999 houdende de voorwaarden tot vervaardiging, uitgave en verspreiding van de telefoongidsen en tot intrekking van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 met hetzelfde onderwerp, en waarbij een minimum van vijfenzeventigduizend abonneegegevens wordt opgenomen.

Voor de toepassing van dit artikel worden de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als één enkele gemeente beschouwd.

De criteria voor de uitgave van de universele telefoongids worden door de minister vastgesteld.

Art. 33.De aanbieder deelt het Instituut uiterlijk op 15 januari zijn jaarlijks programma mee met betrekking tot de data van afsluiting en verspreiding van zijn universele telefoongids. HOOFDSTUK III. - Financiële voorwaarden inzake de verstrekking van de in artikel 68 van de wet bedoelde diensten die bij wijze van universele dienst worden verstrekt

Art. 34.§ 1. De aanbieder als bedoeld in artikel 71 van de wet past een prijs toe die niet hoger is dan de betaalbare prijs, bepaald volgens de nadere regels van artikel 35 van deze bijlage, voor eenzelfde dienstverlening verrichting van de openbare telefoondienst op een vaste locatie. § 2. Onverminderd § 1, mag de aanbieder als bedoeld in artikel 71 van de wet verschillende tarieven toepassen voor eenzelfde verrichting. De tariefverschillen voor eenzelfde verrichting mogen enkel gebaseerd zijn op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria.

Die gedifferentieerde tarieven worden goedgekeurd door het Instituut en gepubliceerd vóór toepassing op de abonnees. § 3. De aanbieder als bedoeld in artikel 71 van de wet verstrekt de dienst als bedoeld in artikel 70, § 1, 2°, d), van de wet gratis en handhaaft die gedurende de minimumperiode van negentig kalenderdagen waarvan sprake in artikel 17, § 1, eerste lid, van deze bijlage. § 4. De tariefvoorwaarden die door de aanbieder als bedoeld in artikel 71 van de wet zijn opgesteld, worden ter informatie voorgelegd aan de ombudsdienst voor telecommunicatie en aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie.

Art. 35.De aanbieder als bedoeld in artikel 71 van de wet past op alle residentiële eindgebruikers een betaalbaar tarief toe dat overeenkomt met het tarief van de verrichtingen met betrekking tot de openbare telefoondienst op een vaste locatie, in overeenstemming met de volgende regel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin T0 = tarieven van alle verrichtingen met betrekking tot de openbare telefoondienst op een vaste locatie op 31 december van het jaar 2000;

Tn = tarieven van alle verrichtingen met betrekking tot de openbare telefoondienst op een vaste locatie op 31 december van jaar n, d.i. het beschouwde jaar in de zin van artikel 93 van de wet;

I0 = indexcijfer van de consumptieprijzen op 31 december van het jaar 2000;

In-1 = indexcijfer van de consumptieprijzen op 31 december van het jaar n-1, d.i. het jaar dat voorafgaat aan het beschouwde jaar in de zin van artikel 93 van de wet.

De minister bepaalt jaarlijks de correctiefactor (= a) na advies van het Instituut, rekening houdende met de technologische ontwikkeling en de productiviteit in de sector van de elektronische communicatie.

De minister bepaalt na advies van het Instituut de wegingscoëfficiënt die op de volgende modelverrichtingen moet worden toegepast : - aansluitings- en verhuizingskosten; - basisabonnementsgeld; - nationaal verkeer uitgaande van toestellen van abonnees naar vaste toestellen; - nationaal verkeer uitgaande van toestellen van abonnees naar mobiele toestellen; - internationaal verkeer uitgaande van toestellen van abonnees; - verkeer uitgaand van openbare telefoons.

De concrete berekeningswijze van die tarieven is in artikel 36 van deze bijlage vastgelegd.

De wegingscoëfficiënt en de correctiefactor worden door het Instituut openbaar gemaakt op zijn website.

Art. 36.Het indexcijfer van de tarieven van de openbare telefoondienst op een vaste locatie is bestemd om de evolutie in de loop van de tijd te meten van de tarieven van de modelverrichtingen die het geheel van de verrichtingen van de openbare telefoondienst op een vaste locatie van de aanbieder vertegenwoordigen.

De in aanmerking genomen modelverrichtingen zijn de volgende : 1. Aansluitings- en verhuizingskosten : maximumkosten die worden betaald voor de aansluiting of verhuizing van een abonneelijn, in voorkomend geval gewogen op grond van de keuze van eventuele tariefplannen die geobserveerd zijn over een periode van twee maanden op een representatief staal van abonnees die niet onderworpen zijn aan de BTW en dat toevallig gekozen is onder de abonnees van een digitale centrale naar rato van 2 op 1000.Indien de aansluitingskosten van de verhuizingskosten verschillen, wordt rekening gehouden met een gemiddelde prijs die als volgt is afgewogen : - aansluiting : 71,85 %; - verhuizing : 28,15 %. 2. Basisabonnementsgeld : abonnementsgeld dat van toepassing is in het duurste geografische gebied, eventueel gewogen op grond van de keuze van eventuele tariefplannen die over het gehele grondgebied aangeboden worden en geobserveerd zijn over een periode van twee maanden op een representatief staal van abonnees die niet onderworpen zijn aan de BTW en dat toevallig gekozen is onder de abonnees van een digitale centrale naar rato van 2 op 1000.3. (Nationaal en internationaal) verkeer uitgaande van toestellen van abonnees : tarieven die gelden in het duurste geografische gebied en afgewogen zijn op basis van de verschillende soorten van verbindingencommunicatie, bepaald door het Instituut en waargenomen gedurende een periode van twee maanden, op een representatief staal van niet aan BTW onderworpen abonnees dat toevallig gekozen is onder de abonnees die op een digitale centrale aangesloten zijn naar rato van 2 op 1000.Bij de bepaling van de geldende tarieven wordt rekening gehouden met eventuele tariefplannen die over het gehele grondgebied aangeboden worden en geobserveerd zijn over een periode van twee maanden op een representatief staal van abonnees die niet onderworpen zijn aan de BTW en dat toevallig gekozen is onder de abonnees van een digitale centrale naar rato van 2 op 1000.

Art. 37.De aanbieders waarborgen dat de volgende nooddiensten rechtstreeks en gratis toegankelijk zijn : 1° medische spoeddienst;2° brandweer;3° politiediensten;4° antigifcentrum;5° zelfmoordpreventie;6° teleonthaal;7° kindertelefoondiensten;8° Europees Centrum voor vermiste en seksueel misbruikte kinderen.

Art. 38.De aanbieders als bedoeld in artikel 74 van de wet, passen ten minste de volgende tariefverminderingen toe op hun standaardtarief voor de begunstigden, met uitzondering van de personen bedoeld in artikel 22, § 1, 1.2, 3° van de bijlage : 1° vergoeding voor de beschikbaarstelling van de aansluiting op een openbaar telefoonnetwerk op een vaste locatie : 50 % van het normale tarief;2° ingeval door de consument aan eenzelfde aanbieder abonnementsgeld en gesprekskosten, of enkel gesprekskosten verschuldigd zijn : - een korting ten belope van 8,40 EUR per tijdvak van één maand op het betreffende abonnementsgeld voor zover abonnementsgeld verschuldigd is; - een korting ten belope van 6,20 EUR per tijdvak van twee maanden op de gesprekskosten; 3° in geval abonnementsgeld en gesprekskosten verschuldigd zijn door de consument aan verschillende aanbieders : een korting ten belope van 23 EUR per tijdvak van twee maanden op de gesprekskosten, aan te bieden door de aanbieder die de gesprekskosten factureert. Voor de personen bedoeld in artikel 22, § 1, 1.2, 3° van de bijlage bestaat het sociale telefoontarief uit de beschikbaarstelling van een voorafbetaalde kaart met een waarde van 6,20 EUR per tijdvak van twee maanden, volgens de nadere regels bepaald door het Instituut. De verbindingen die door middel van die kaart tot stand worden gebracht, worden tegen het normale tarief aangerekend.

Art. 39.De aanbieder als bedoeld in artikel 87 van de wet zorgt ervoor dat de universele telefoongids zonder kosten voor de abonnees wordt verspreid, zoals bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid van artikel 30 van deze bijlage.

Bovendien zorgt de aanbieder ervoor dat de in het vijfde lid van artikel 30 van deze bijlage bedoelde universele telefoongids tegen een betaalbare prijs wordt verspreid. HOOFDSTUK IV. - Methodologie voor de berekening van de kosten van de in artikel 68 van de wet bedoelde diensten die bij wijze van universele dienst worden verstrekt Afdeling 1. - Algemeen

Art. 40.De in de volgende artikelen beschreven methodologie voor de berekening van de kosten van de universele dienst en de nadere regels voor de bijdrage in het universeledienstfonds en voor de uitkering vanwege het fonds, waarvan sprake in de artikelen 92 tot 102 van de wet zijn onder gelijke voorwaarden van toepassing op alle aanbieders van de universele dienst. Afdeling 2. - Het vaste geografische element van de universele dienst

Art. 41.De nettokosten van het vaste geografische element van de universele dienst voor een geografisch gebied bestaan uit het verschil tussen alle kosten die in het tweede lid worden gedefinieerd en alle inkomsten die in het derde lid worden gedefinieerd, waarbij de indirecte winst wordt opgeteld die uit de betrokken verrichting voortvloeit.

De kosten waarmee rekening moet worden gehouden in de in het eerste lid bedoelde berekening zijn de kosten die de aanbieder op lange termijn zou kunnen vermijden indien hij niet verplicht was de in artikel 70 van de wet vermelde dienst te verstrekken.

De inkomsten waarmee rekening moet worden gehouden voor de in het eerste lid bedoelde berekening zijn de inkomsten die de aanbieder op lange termijn niet zou krijgen indien hij niet verplicht was de in artikel 70 van de wet vermelde dienst te verstrekken. Die inkomsten omvatten met name : - de inkomsten uit de installatiekosten; - de inkomsten uit de abonnementen; - de inkomsten uit de binnenkomende oproepen; - de inkomsten uit de uitgaande oproepen.

De kosten worden berekend volgens de methode van de huidigekostenboekhouding (« CCA »).

Bij de evaluatie van de in het eerste lid bedoelde nettokosten wordt ook rekening gehouden met de vergoeding van het kapitaal dat ingezet is voor de levering van het vaste geografische element van de universele dienst, en dat berekend wordt volgens de methode die door het Instituut wordt vastgesteld. Afdeling 3. - Openbare telefoons

Art. 42.De nettokosten van de beschikbaarstelling van openbare telefoons bestaan uit het verschil tussen alle kosten die in het tweede lid worden gedefinieerd en alle inkomsten die in het derde lid worden gedefinieerd, waarbij de indirecte winst wordt opgeteld die uit de betrokken verrichting voortvloeit.

De kosten waarmee rekening moet worden gehouden in de in het eerste lid bedoelde berekening zijn de kosten die de aanbieder op lange termijn zou kunnen vermijden indien hij niet verplicht was de in artikel 75 van de wet vermelde dienst te verstrekken.

De inkomsten waarmee rekening moet worden gehouden voor de in het eerste lid bedoelde berekening zijn de inkomsten die de aanbieder op lange termijn niet zou krijgen indien hij niet verplicht was de in artikel 75 van de wet vermelde dienst te verstrekken. Die inkomsten omvatten met name alle inkomsten uit oproepen die vanuit die openbare telefoons tot stand worden gebracht.

De kosten worden berekend volgens de methode van de huidigekostenboekhouding (« CCA »).

Bij de evaluatie van de in het eerste lid bedoelde nettokosten wordt ook rekening gehouden met de vergoeding van het kapitaal dat ingezet is voor de beschikbaarstelling van openbare telefoons, en dat berekend wordt volgens de methode die door het Instituut wordt vastgesteld.

Art. 43.De aanbieder waarborgt dat de volgende nooddiensten rechtstreeks en gratis toegankelijk zijn vanuit openbare betaaltelefoons : 1° medische spoeddienst;2° brandweer;3° politiediensten;4° antigifcentrum;5° zelfmoordpreventie;6° teleonthaal;7° kindertelefoondiensten;8° Europees Centrum voor vermiste en seksueel misbruikte kinderen. Afdeling 4. - Universele inlichtingendienst

Art. 44.De nettokosten van de universele inlichtingendienst bestaan uit het verschil tussen alle kosten die in het tweede lid worden gedefinieerd en alle inkomsten die in het derde lid worden gedefinieerd, waarbij de indirecte winst wordt opgeteld die uit de betrokken verrichting voortvloeit.

De kosten waarmee rekening moet worden gehouden in de in het eerste lid bedoelde berekening zijn de kosten die de aanbieder op lange termijn zou kunnen vermijden indien hij niet verplicht was de in artikel 79 van de wet vermelde dienst te verstrekken.

De inkomsten waarmee rekening moet worden gehouden voor de in het eerste lid bedoelde berekening zijn de inkomsten die de aanbieder op lange termijn niet zou krijgen indien hij niet verplicht was de in artikel 79 van de wet vermelde dienst te verstrekken. Die inkomsten omvatten met name de inkomsten uit oproepen naar die dienst.

De kosten worden berekend volgens de methode van de huidigekostenboekhouding (« CCA »).

Bij de evaluatie van de in het eerste lid bedoelde nettokosten wordt ook rekening gehouden met de vergoeding van het kapitaal dat ingezet is voor de universele inlichtingendienst en dat berekend wordt volgens de methode die door het Instituut wordt vastgesteld. Afdeling 5. - Universele telefoongids

Art. 45.De nettokosten van de beschikbaarstelling van de universele telefoongids bestaan uit het verschil tussen alle kosten die in het tweede lid worden gedefinieerd en alle inkomsten die in het derde lid worden gedefinieerd, waarbij de indirecte winst wordt opgeteld die uit de betrokken verrichting voortvloeit.

De kosten waarmee rekening moet worden gehouden in de in het eerste lid bedoelde berekening zijn de kosten die de aanbieder op lange termijn zou kunnen vermijden indien hij niet verplicht was de in artikel 86 van de wet vermelde dienst te verstrekken.

De inkomsten waarmee rekening moet worden gehouden voor de in het eerste lid bedoelde berekening zijn de inkomsten die de aanbieder op lange termijn niet zou krijgen indien hij niet verplicht was de in artikel 86 van de wet vermelde dienst te verstrekken. Die inkomsten omvatten met name de reclame-inkomsten.

De kosten en inkomsten worden berekend volgens de methode van de huidigekostenboekhouding (« CCA »).

Bij de evaluatie van de in het eerste lid bedoelde nettokosten wordt ook rekening gehouden met de vergoeding van het kapitaal dat ingezet is voor de beschikbaarstelling van de universele telefoongids en dat berekend wordt volgens de methode die door het Instituut wordt vastgesteld. HOOFDSTUK V. - Inlichtingen en openbaarheid

Art. 46.§ 1. De aanbieder van het vaste geografische element van de universele dienst publiceert een keer per jaar op een datum en volgens voorwaarden die allebei door het Instituut worden bepaald, de volgende informatie : 1. Naam en adres van de hoofdzetel;2. De beschrijving van de interfaces van de gebruikte aansluitpunten, met inbegrip van, indien van toepassing, de verwijzing naar de nationale en/of internationale normen of aanbevelingen voor analoge en/of digitale netwerken : - interface voor enkelvoudige aansluiting; - interface voor meervoudige aansluiting; - interface voor direct inkiezen (DDI); - overige gebruikte interfaces. 3. De wijzigingen aan de specifieke karakteristieken van het netwerk die invloed hebben op de goede werking van de eindapparatuur;4. De beschrijving van de verstrekte openbare telefoondienst op een vaste locatie, met inbegrip van de hulpdiensten, de inlichtingendienst en de overige diensten met gratis toegang, namelijk : - de leveringsvoorwaarden inzake aansluitingen, met inbegrip van de procedure inzake bestelling en de voorwaarden voor de aansluiting van eindtoestellen (eisen met betrekking tot eindapparatuur, eventueel met inbegrip van voorwaarden met betrekking tot de bekabeling van lokalen van de abonnee en de plaatsing van het aansluitpunt); - normale en specifieke leveringsvoorwaarden van de dienst voor het opheffen van storingen en soorten geboden onderhoudsdiensten; - leveringsvoorwaarden inzake hulpdiensten; - nadere regels inzake facturering, met inbegrip van tussentijdse facturering en gedetailleerde facturering; - procedure in geval van niet-betaling van de factuur. 5. De tarieven, namelijk : - tarieven, met inbegrip van de gedifferentieerde tarieven; - gratis toegang; - speciale tarieven; - de tarieven voor de technische prestatievoorwaarden. 6. Wachttijd voor initiële aansluiting, namelijk : - het percentage dat het aandeel uitdrukt van de geldige contracten tot aansluiting afgesloten in de loop van de observatieperiode en waarbij de klant geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip dat hem past te worden aangesloten, waaraan binnen vijf dagen werd voldaan; - het percentage dat het aandeel uitdrukt van de geldige contracten tot aansluiting afgesloten in de loop van de observatieperiode en waarbij de klant geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip te worden aangesloten, waaraan binnen acht dagen werd voldaan; - het percentage dat het aandeel uitdrukt van de geldige contracten tot aansluiting afgesloten in de loop van de observatieperiode waaraan werd voldaan op de dag die door de operator en de aanvrager werd overeengekomen; - de waarden van het 95e percentiel voor de wachttijd bij een aansluiting op het vaste openbare basistelefoonnet in die gevallen waar de klant geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip dat hem past te worden aangesloten. 7. Storingspercentage per toegangslijn, namelijk : - het percentage dat het gemiddeld aantal storingen per toegangslijn per observatieperiode weergeeft.8. Storingshersteltijd, namelijk : - het percentage van storingen die binnen 35 volle uren volgend op het uur van de melding werden opgeheven; - het percentage van storingen die binnen 40 volle uren volgend op het uur van de melding werden opgeheven; - het percentage van storingen die binnen 60 volle uren volgend op het uur van de melding werden opgeheven. 9. Het percentage mislukte oproepen op nationaal niveau voor de observatieperiode;10. Het percentage mislukte oproepen op internationaal niveau voor de observatieperiode die kunnen worden toegerekend aan de directe internationale verbindingen van de aanbieder;11. Het percentage mislukte oproepen op internationaal niveau voor de observatieperiode die niet kunnen worden toegerekend aan de directe internationale verbindingen van de aanbieder;12. Het totale percentage mislukte oproepen op internationaal niveau voor de observatieperiode;13. De waarden van het 95ste percentiel voor de duur om een verbinding tot stand te brengen voor nationaal verkeer, en de gemiddelde duur om nationale verbindingen tot stand te brengen, alsook de gebruikte meetmethode en accuraatheid;14. De waarden van het 95ste percentiel voor de duur om een verbinding tot stand te brengen voor internationaal verkeer, en de gemiddelde duur om internationale verbindingen tot stand te brengen, alsook de gebruikte meetmethode en accuraatheid;15. De maximale antwoordtijd voor diensten met tussenkomst van een telefonist, namelijk de gemiddelde antwoordtijd voor diensten met tussenkomst van een telefonist met de vermelding van de accuraatheid;16. De betwistingen van en complexe vragen over facturering, namelijk het percentage dat het aandeel van betwistingen van en complexe vragen over de facturering op het totale aantal verzonden facturen uitdrukt;17. De nadere regels met betrekking tot de schadevergoedingen, het eventuele beleid inzake schadeloosstelling en/of terugbetaling. De te publiceren inlichtingen vermelden, naast de bovenstaande punten, eveneens expliciet welke de vereisten zijn die worden opgelegd in de artikelen 5 tot 13 van deze bijlage, welke de gebruikte meetmethode was en welke de accuraatheid van de statistieken is. § 2. De aanbieder van de beschikbaarstelling van openbare telefoons publiceert een keer per jaar op een datum en volgens de voorwaarden die allebei door het Instituut worden bepaald, de volgende informatie : 1. Naam en adres van de hoofdzetel;2. Met betrekking tot de beschikbaarstelling van openbare telefoons : - de beschrijving van de dienst; - de tarieven, met inbegrip van de gedifferentieerde tarieven en gratis toegang; - de technische gebruiksvoorwaarden; - de mogelijke betalingswijzen; - leveringsvoorwaarden van de dienst voor de opheffing van storingen. 3. De tijd voor de herstelling van een storing in openbare telefoons, namelijk het percentage dat het aandeel van de storingen uitdrukt die binnen 48 uur na vaststelling door de universeledienstverlener werden opgeheven;4. Het aandeel van de functionerende openbare telefoons, namelijk het percentage dat het gemiddelde aandeel van de functionerende openbare telefoons uitdrukt. De te publiceren inlichtingen vermelden, naast de bovenstaande punten, eveneens expliciet welke de vereisten zijn die in de artikelen 23 tot 26 van deze bijlage zijn opgelegd, welke de gebruikte methode was en welke de accuraatheid van de statistieken is. § 3. De aanbieder van de universele inlichtingendienst publiceert een keer per jaar op een datum en volgens de voorwaarden die allebei door het Instituut worden bepaald, de volgende informatie : 1. Naam en adres van de hoofdzetel;2. Met betrekking tot de universele inlichtingendienst : - de beschrijving van de dienst; - de leveringsvoorwaarden van de inlichtingendienst. 3. De tarieven;4. De volgende statistieken : - de gemiddelde antwoordtijd voor de inlichtingendienst; - de som van de duur om een verbinding tot stand te brengen, van de duur van de beltoon en het welkomstbericht; - de tijd tussen het einde van het welkomstbericht en het ogenblik waarop de operator of een gelijkwaardig automatisch spraaksysteem de oproeper antwoordt.

De te publiceren inlichtingen vermelden, naast de bovenstaande punten, eveneens expliciet welke de vereisten zijn die in de artikelen 28 en 29 van deze bijlage zijn opgelegd, welke de gebruikte methode was en welke de accuraatheid van de statistieken is. § 4. De aanbieder van de beschikbaarstelling van de universele telefoongids publiceert een keer per jaar op een datum en volgens de voorwaarden die allebei door het Instituut worden bepaald, de volgende informatie : 1. Naam en adres van de hoofdzetel;2. Met betrekking tot de beschikbaarstelling van de universele telefoongids : - de beschrijving van de dienst; - leveringsvoorwaarden van de universele telefoongids. 3. Het aantal universele telefoongidsen die gedurende een periode van een jaar verspreid zijn.

Art. 47.De aanbieder van het vaste geografische element van de universele dienst stelt de uitgevers van een universele telefoongids gratis de bijgewerkte gegevens, als bedoeld in artikel 46, § 1, 1, 4 en 5, van deze bijlage ter beschikking.

De operatoren stellen de uitgevers van een universele telefoongids gratis de bijgewerkte gegevens, als bedoeld in artikel 31, § 2, van deze bijlage ter beschikking.

De aanbieder van de beschikbaarstelling van de openbare telefoons, stelt de uitgevers van een universele telefoongids gratis de bijgewerkte gegevens, als bedoeld in artikel 46, § 2, 1 en 2, van deze bijlage ter beschikking.

De aanbieder van de universele inlichtingendienst stelt de uitgever van een universele telefoongids gratis de bijgewerkte gegevens, als bedoeld in artikel 46, § 3, 1, 2 en 3, van deze bijlage ter beschikking.

De aanbieder van de beschikbaarstelling van de universele telefoongids stelt de uitgevers van een universele telefoongids, met inbegrip van zichzelf, gratis de bijgewerkte gegevens, als bedoeld in artikel 46, § 4, 1 en 2, van deze bijlage ter beschikking.

Art. 48.§ 1. Overeenkomstig artikel 106, § 3, biedt de operator aan scholen, openbare bibliotheken en ziekenhuizen de volgende tarieven : 1° de beschikbaarheid van een lijn met een capaciteit die gelijk is aan de capaciteit van de lijnen die het merendeel van de Belgische bevolking gebruikt om toegang te krijgen tot gegevensnetwerken, met name internet, is gratis;2° het abonnementsgeld wordt ten opzichte van het normale tarief met 50 % verminderd. Het speciale tarief is enkel geldig voor een gebruik dat is beperkt tot de aansluiting op en het gebruik van het internet. Elke andere soort van verbinding is uitgesloten van het genot van dat tarief.

Het voordeel van het in deze paragraaf vermelde tarief wordt aan scholen, openbare bibliotheken en ziekenhuizen op hun verzoek toegekend.

Het verzoek om het voordeel van het in deze paragraaf vermelde tarief te genieten moet bij een operator worden ingediend. Het Instituut bepaalt de stukken die moeten bewijzen dat is voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van het in deze paragraaf vermelde tarief. Onder die stukken moet zich met name een bewijs van de aansluiting bevinden bij een leverancier van internetdiensten.

De begunstigde van het in deze paragraaf vermelde tarief : 1° geeft de operator dadelijk kennis van het feit dat hij niet verder voldoet aan een van de gestelde voorwaarden om dat tarief te genieten;2° past onmiddellijk de bedragen bij die hij door het ten onrechte genieten van het in deze paragraaf vermelde tarief heeft ontdoken ten gevolge van onder andere een onvolledige of valse verklaring omtrent die voorwaarden. Het genot van het in deze paragraaf vermelde tarief wordt ingetrokken vanaf de eerste vervaldag van het abonnement die volgt op de datum waarop niet meer aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. § 2. Er wordt bij het Instituut een gegevensbank opgericht met betrekking tot de categorieën van begunstigden van het in vorige paragraaf vermelde tarief.

De operator die door een begunstigde wordt verzocht het in de vorige paragraaf vermelde tarief te verlenen, stelt de gegevensbank op de hoogte van dit verzoek.

Deze laatste gaat na of de betrokken begunstigde het betreffende recht niet reeds consumeert bij een andere operator. (Deze tekst vervangt en annuleert degene verschenen in het Belgisch Staatsblad van 2 juni 2005, bl. 25653.)

^