Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 11 september 2013

Uittreksel uit arrest nr. 73/2013 van 30 mei 2013 Rolnummer : 5409 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 2 en 3 van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet va Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2013204186
pub.
11/09/2013
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 73/2013 van 30 mei 2013 Rolnummer : 5409 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 2 en 3 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter R. Henneuse, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 16 mei 2012 in zake de nv « KPN Group Belgium », de nv « Mobistar » en de nv « Belgacom » tegen het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 mei 2012, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 2 en 3 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, in zoverre zij het Hof van Beroep te Brussel niet toestaan sommige gevolgen van beslissingen van het BIPT die het vernietigt, tijdelijk te handhaven, terwijl de rechtszekerheid een dergelijke handhaving zou vereisen en terwijl de Raad van State, indien het beroep tegen dezelfde administratieve beslissing voor dat rechtscollege zou worden ingesteld, die gevolgen van de vernietigde bepalingen zou kunnen aanwijzen welke als gehandhaafd moeten worden beschouwd of voorlopig gehandhaafd worden voor de termijn die dat rechtscollege vaststelt, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De artikelen 2 en 3 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten « betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector » maken deel uit van hoofdstuk II van die wet, getiteld « De rechtsmiddelen ».

B.2.1. Artikel 2 van die wet, zoals het van toepassing was op 16 mei 2012, bepaalde : « § 1. Tegen de besluiten van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie kan beroep met volle rechtsmacht worden ingesteld bij het hof van beroep te Brussel, rechtsprekend zoals in kort geding.

Iedere persoon die een belang heeft om op te treden, mag het in het eerste lid bedoelde beroep indienen.

De Minister die bevoegd is voor Telecommunicatie of de minister die bevoegd is voor de postsector kan een beroep zoals vermeld in het eerste lid instellen. § 2. Het beroep wordt, op straffe van nietigheid die ambtshalve wordt uitgesproken, ingesteld door middel van een ondertekend verzoekschrift dat wordt ingediend ter griffie van het hof van beroep van Brussel binnen een termijn van zestig dagen na de kennisgeving van het besluit of bij gebreke aan een kennisgeving, na de publicatie van het besluit of bij gebreke aan een publicatie, na de kennisname van het besluit.

Het verzoekschrift bevat op straffe van nietigheid : 1° de aanduiding van dag, maand en jaar;2° indien de verzoeker een natuurlijke persoon is, zijn naam, voornaam, beroep en woonplaats, alsook, in voorkomend geval, zijn ondernemingsnummer;indien de verzoeker een rechtspersoon is, de benaming, de rechtsvorm, de maatschappelijke zetel en de hoedanigheid van de persoon die of het orgaan dat hem vertegenwoordigt, alsook, in voorkomend geval, zijn ondernemingsnummer; indien het beroep uitgaat van de Minister die bevoegd is voor Telecommunicatie of de Minister die bevoegd is voor de Postsector, de benaming en het adres van de dienst die hem vertegenwoordigt; 3° de vermelding van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld;4° een lijst van de namen, hoedanigheden en adressen van de partijen aan wie de beslissing ter kennis was gebracht;5° de uiteenzetting van de middelen;6° de plaats, de dag en het uur van de verschijning vastgesteld door de griffie van het hof van beroep;7° de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat. Binnen vijf werkdagen na het indienen van het verzoekschrift moet de verzoeker, op straffe van nietigheid van het verzoek, een afschrift van het verzoekschrift bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs toesturen aan de partijen die in het geding werden geroepen in de procedure die geleid heeft tot de aangevochten beslissing, aan het Instituut, alsook aan de Minister die bevoegd is voor Telecommunicatie of de minister die bevoegd is voor de postsector indien hij de verzoeker niet is.

Tegenberoep kan worden ingesteld. Het is slechts ontvankelijk indien het is ingesteld binnen een maand na de ontvangst van de brief waarin het vorige lid voorziet.

Het tegenberoep kan echter niet toegelaten worden indien het hoofdberoep nietig of laattijdig wordt verklaard.

Het hof van beroep te Brussel stelt de termijn vast waarbinnen de partijen elkaar hun schriftelijke opmerkingen moeten meedelen en ze bij de griffie moeten indienen.

De Minister die bevoegd is voor Telecommunicatie of de minister die bevoegd is voor de postsector kan zijn schriftelijke opmerkingen bij de griffie van het hof van beroep te Brussel indienen en het dossier ter plaatse op de griffie raadplegen. Het hof van beroep te Brussel stelt de termijnen vast om deze opmerkingen voor te leggen. De griffie brengt deze opmerkingen ter kennis van de partijen. § 3. Het oorspronkelijke administratieve dossier van het Instituut wordt tegelijk met de opmerkingen van het Instituut aan de overige partijen overgezonden.

Het definitieve dossier van de procedure, zoals dit aan de overige partijen is overgezonden met elke opmerking van het Instituut, wordt tegelijk met de laatste opmerkingen van het Instituut ingediend bij de griffie van het hof van beroep van Brussel. § 4. Het beroep schorst de besluiten van het Instituut niet.

Het hof van beroep kan echter, op verzoek van de belanghebbende en bij beslissing alvorens recht te doen, de tenuitvoerlegging van het besluit van het Instituut geheel of gedeeltelijk schorsen tot op de dag van de uitspraak van het arrest.

De schorsing van de tenuitvoerlegging kan slechts bevolen worden wanneer ernstige middelen worden ingeroepen die de vernietiging van de aangevochten beslissing kunnen rechtvaardigen en op voorwaarde dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het besluit ernstige gevolgen kan hebben voor de betrokkene.

Het hof van beroep kan, in voorkomend geval, bevelen dat het betaalde bedrag van de geldboeten aan de betrokkene wordt terugbetaald.

Het hoeft zich ook niet onmiddellijk uit te spreken over de teruggave van de betaalde geldboeten. § 5. Het hof van beroep draagt er zorg voor dat de vertrouwelijkheid van het dossier bezorgd door het Instituut, wordt bewaard gedurende de hele procedure voor het hof ».

B.2.2. Artikel 3 van dezelfde wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten, zoals vervangen bij artikel 4 van de wet van 31 mei 2009, bepaalt : « Voor alle aspecten die betrekking hebben op de procedure voor het hof van beroep van Brussel en die niet worden behandeld in dit hoofdstuk, gelden de bepalingen uit het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het beroep ».

B.3. Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de hiervoor aangehaalde artikelen 2 en 3 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten, in zoverre die bepalingen een verschil in behandeling zouden invoeren tussen twee categorieën van « rechtzoekenden die zijn betrokken bij een vernietigingsprocedure » waarna het rechtscollege waarvoor de zaak aanhangig is gemaakt, oordeelt dat de bestreden administratieve handeling dient te worden vernietigd : enerzijds, diegenen die zijn « betrokken » bij een procedure voor het Hof van Beroep te Brussel ingesteld door een beroep dat strekt tot de vernietiging van een besluit van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (hierna : BIPT) dat is aangenomen met toepassing van artikel 55, § 3, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten « betreffende de elektronische communicatie » en, anderzijds, diegenen die zijn « betrokken » bij een procedure die is ingesteld door een beroep tot nietigverklaring voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op grond van artikel 14 van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Alleen de « rechtzoekenden » van de tweede categorie zouden een arrest kunnen genieten dat bepaalde gevolgen van de vernietigde handeling voorlopig handhaaft gedurende een termijn die is vastgesteld door het rechtscollege waarvoor de zaak aanhangig is gemaakt.

B.4.1. Artikel 55 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten, gewijzigd bij artikel 15 van de wet van 18 mei 2009 « houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie », bepaalde, vóór de wijziging ervan bij artikel 36 van de wet van 10 juli 2012 « houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie » : « § 1. Overeenkomstig § 4 voert het Instituut minstens zo spoedig mogelijk na de aanneming van de Aanbeveling of een bijwerking daarvan een analyse van die relevante markten uit om te bepalen of zij daadwerkelijk concurrentieel zijn. De informatie-uitwisseling nodig voor die analyse gebeurt overeenkomstig artikel 137, § 2. § 2. Wanneer het Instituut overeenkomstig § 4 concludeert dat een relevante markt daadwerkelijk concurrentieel is, legt het de in artikelen 58 tot 65 bedoelde verplichtingen niet op en handhaaft het die ook niet.

Als het Instituut beslist dat het een verplichting niet handhaaft overeenkomstig het eerste lid, brengt het de betrokken partijen daarvan op de hoogte in de loop van de maand die volgt op zijn beslissing. § 3. Wanneer het Instituut vaststelt dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrentieel is, identificeert het overeenkomstig § 4 elke operator die op die markt over een sterke machtspositie beschikt, en legt hem van de verplichtingen als beschreven in de artikelen 58 tot 65, diegene op die het gepast acht.

Een operator wordt geacht een sterke machtspositie op een relevante markt te hebben, wanneer hij, alleen of samen met anderen, een aan machtspositie gelijkwaardige positie bezit, dit wil zeggen een economische kracht die hem in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van zijn concurrenten, klanten of consumenten te gedragen.

Als een operator wordt geacht een sterke machtspositie op een relevante markt te hebben, kan hij ook worden geacht een sterke machtspositie op een nauw verwante markt te hebben, als de koppelingen tussen beide markten van dien aard zijn dat de operator, via het hefboomeffect, op de ene markt de marktmacht kan gebruiken die hij op de andere heeft.

In dat geval legt het Instituut op de verwante markt, van de verplichtingen als beschreven in de artikelen 58 tot 65, diegene op die het gepast acht.

Voor elke relevante markt publiceert het Instituut in het Belgisch Staatsblad en op zijn website de lijst van de operatoren met een sterke machtspositie en, in voorkomend geval, van de operatoren met een sterke machtspositie op een nauw verwante markt, alsook de lijst van de verplichtingen die aan elk van die operatoren is opgelegd. § 4. Voor de beslissingen van het Instituut waarvoor naar deze paragraaf wordt verwezen pleegt het Instituut vooraf overleg met de Raad voor de Mededinging. De Raad voor de Mededinging geeft binnen 30 kalenderdagen, te rekenen vanaf de toezending van de ontwerpbeslissing door het Instituut, zijn advies. Zodra die termijn verstreken is, geldt het stilzwijgen van de Raad voor de Mededinging als goedkeuring van de voormelde ontwerpbeslissing. § 4/1. Het Instituut zendt zijn beslissingen waarvoor naar deze paragraaf wordt verwezen, vooraf aan de Raad voor de Mededinging, die binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de toezending van de ontwerpbeslissing door het Instituut, een advies uitbrengt met betrekking tot de vraag of de voorgenomen beslissingen van het Instituut in overeenstemming zijn met de door het mededingingsrecht beoogde doelstellingen. Zodra die termijn verstreken is, geldt het stilzwijgen van de Raad voor de Mededinging als goedkeuring van de voormelde ontwerpbeslissing. § 5. Het Instituut zendt zijn beslissingen waarvoor naar deze paragraaf wordt verwezen, vooraf aan de Raad voor de Mededinging, die binnen 30 kalenderdagen, te rekenen vanaf de toezending van de ontwerpbeslissingen door het Instituut, een bindend advies uitbrengt met betrekking tot de vraag of de voorgenomen beslissingen van het Instituut in overeenstemming zijn met de door het mededingingsrecht beoogde doelstellingen. Zodra die termijn verstreken is, geldt het stilzwijgen van de Raad voor de Mededinging als goedkeuring van de voormelde ontwerpbeslissing ».

Het Instituut in de zin van die bepaling is het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (artikel 2, 1°, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten).

Een « operator » is een persoon die een kennisgeving indient bij het BIPT vóór het aanbieden van elektronische communicatiediensten of -netwerken (artikel 2, 11°, en artikel 9, §§ 1 en 2, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten).

B.4.2. Wanneer het BIPT een besluit neemt met toepassing van artikel 55, § 3, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten, « legt » het een of meer « verplichtingen » « op » aan een of meer « operatoren » die het vooraf heeft geïdentificeerd.

Een dergelijk besluit vormt dus geen reglementaire administratieve handeling. Het omvat een of meer individuele administratieve handelingen.

B.4.3. Een dergelijk besluit van het BIPT kan het voorwerp uitmaken van een beroep voor het Hof van Beroep te Brussel (artikel 2, §§ 1 en 4, van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten).

In tegenstelling tot de gecoördineerde wetten op de Raad van State (zie B.5) verlenen noch de artikelen 2 en 3 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten, noch enige andere wetsbepaling aan het Hof van Beroep te Brussel uitdrukkelijk de bevoegdheid om bepaalde gevolgen van het besluit ten aanzien waarvan het vooraf zou hebben beslist het te vernietigen, voorlopig en gedurende een door dat rechtscollege vastgestelde termijn te handhaven.

B.5. Artikel 14 van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten, zoals van toepassing op 16 mei 2012, bepaalde : « § 1. De afdeling [bestuursrechtspraak van de Raad van State] doet uitspraak, bij wijze van arresten, over de beroepen tot nietigverklaring wegens overtreding van hetzij substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, overschrijding of afwending van macht, ingesteld tegen de akten en reglementen : 1° van de onderscheiden administratieve overheden;2° van de wetgevende vergaderingen of van hun organen, daarbij inbegrepen de ombudsmannen ingesteld bij deze assemblees, van het Rekenhof en van het Grondwettelijk Hof, van de Raad van State en de administratieve rechtscolleges evenals van organen van de rechterlijke macht en van de Hoge Raad voor de Justitie met betrekking tot overheidsopdrachten en leden van hun personeel. Artikel 159 van de Grondwet is eveneens van toepassing op de in 2° bedoelde akten en reglementen. [...] § 3. Wanneer een administratieve overheid verplicht is te beschikken en er bij het verstrijken van een termijn van vier maanden te rekenen vanaf de haar daartoe door een belanghebbende betekende aanmaning geen beslissing is getroffen, wordt het stilzwijgen van de overheid geacht een afwijzende beslissing te zijn waartegen beroep kan worden ingesteld. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de bijzondere bepalingen die een andere termijn vaststellen of aan het stilzwijgen van de administratieve overheid andere gevolgen verbinden ».

Artikel 14ter van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten, zoals van toepassing op 16 mei 2012, bepaalde : « Zo de afdeling bestuursrechtspraak dit nodig oordeelt, wijst zij, bij wege van algemene beschikking, die gevolgen van de vernietigde verordeningsbepalingen aan welke als gehandhaafd moeten worden beschouwd of voorlopig gehandhaafd worden voor de termijn die zij vaststelt ».

Wanneer voor haar een in artikel 14 van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten bedoeld beroep wordt ingesteld, kan de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State alleen beslissen om bepaalde gevolgen van de nietig verklaarde handeling voorlopig te handhaven wanneer die laatste een reglementaire administratieve handeling is.

B.6.1. Uit hetgeen voorafgaat, blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de grondwettigheid van een verschil in behandeling tussen, enerzijds, de personen die zijn betrokken bij de vernietiging van een administratieve handeling met een reglementaire draagwijdte en, anderzijds, de personen die zijn betrokken bij de vernietiging van een administratieve handeling met een individuele draagwijdte.

B.6.2. Vooraf dient opgemerkt te worden dat deze zaak geen betrekking heeft op een schending van het recht van de Europese Unie en bijgevolg geen rekening moet worden gehouden met de beperkingen die uit dat recht kunnen voortvloeien inzake de handhaving van de gevolgen van nationale normen die dienen te worden vernietigd of buiten toepassing gelaten omdat zij in strijd zijn met dat recht (zie daaromtrent : HvJ, grote kamer, 8 september 2010, C-409/06, Winner Wetten GmbH t.

Bürgermeisterin der Stadt Bergheim, punten 53-69; grote kamer, 28 februari 2012, C-41/11, Inter-Environnement Wallonie ASBL en Terre wallonne ASBL t. Région wallonne, punten 56-63).

B.6.3. Het Hof beantwoordt de prejudiciële vraag in de daarin vermelde interpretatie dat de artikelen 2 en 3 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten het Hof van Beroep niet toestaan « sommige gevolgen van beslissingen van het BIPT die het vernietigt, tijdelijk te handhaven, terwijl de rechtszekerheid een dergelijke handhaving zou vereisen », zonder zich uit te spreken over de vraag of het Hof van Beroep zulk een bevoegdheid kan putten uit het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel (vergelijk met het arrest nr. 125/2011 van 7 juli 2011, B.5.4).

B.7. De regel vervat in artikel 14ter van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten maakt het mogelijk « de terugwerking van een vernietigingsarrest [van de Raad van State] eventueel in de tijd [te beperken] », terugwerking die « in de praktijk belangrijke gevolgen tot stand [kan] brengen omdat [zij] bestaande rechtstoestanden kan aantasten » (Parl. St., Senaat, 1995-1996, nr. 1-321/2, p. 7).

Het probleem van de gevolgen van de retroactiviteit is « minder acuut » in het geval van vernietiging van een administratieve handeling met individuele draagwijdte, zodat, bij het aannemen van artikel 14ter van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten, het « raadzaam » heeft geleken « de Raad van State eerst vertrouwd te maken met deze nieuwe mogelijkheid voor vernietigde verordeningsbepalingen, en - na een evaluatie - het systeem in een later stadium eventueel uit te breiden tot vernietigde individuele administratieve beslissingen » (Parl. St., Kamer, 1995-1996, nr. 644/4, p. 4).

B.8. Tot nu toe heeft de Raad van State de bij artikel 14ter van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten verleende bevoegdheid zelden aangewend en is hij van oordeel dat die bevoegdheid met wijsheid en omzichtigheid moet worden gehanteerd wanneer vaststaat dat de vernietiging zonder meer van de bestreden handeling zeer zware gevolgen zou hebben op het stuk van de rechtszekerheid (RvSt, 21 november 2001, nr. 100.963, Belgische Staat; 30 oktober 2006, nr. 164.258, Somja et al.; 8 november 2006, nr. 164.522, Belgische beroepsvereniging der geneesheren specialisten in nucleaire geneeskunde et al.).

Op die manier komt de Raad van State tegemoet aan de bedoeling van de wetgever, die heeft getracht een evenwicht te vinden tussen het beginsel van de wettigheid van de reglementaire administratieve handelingen, verankerd in artikel 159 van de Grondwet, en het beginsel van de rechtszekerheid. Zoals het Hof heeft aangegeven in zijn arrest nr. 18/2012 van 9 februari 2012, heeft de wetgever immers aan een rechtscollege de zorg toevertrouwd om te bepalen of uitzonderlijke redenen verantwoorden dat de gevolgen van een onwettige reglementaire handeling worden gehandhaafd.

B.9. Het staat aan de wetgever om, met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, een billijk evenwicht tot stand te brengen tussen het belang dat elke situatie die strijdig is met het recht, wordt verholpen en de bekommernis dat bestaande toestanden en gewekte verwachtingen na verloop van tijd niet meer in het gedrang worden gebracht.

B.10. Weliswaar kan de nood om - in uitzonderlijke gevallen - te voorkomen dat de terugwerkende kracht van een vernietiging « bestaande rechtstoestanden » in het gedrang zou brengen (Parl. St., Senaat, 1995-1996, nr. 1-321/2, p. 7), zich zowel laten gevoelen ten aanzien van individuele beslissingen als ten aanzien van verordeningsbepalingen.

Niettemin heeft de wetgever, bij het tot stand brengen van het in B.9 vermelde billijke evenwicht, ermee rekening kunnen houden dat de kans op onevenredige gevolgen van een vernietiging groter is wanneer het een verordeningsbepaling betreft die per definitie een onbepaald aantal personen als rechtsadressaat heeft.

B.11. Zonder zich uit te spreken over de grondwettigheid van een andere optie, zoals die welke de wetgever heeft overwogen tijdens de parlementaire voorbereiding die in B.7 is aangehaald of zoals die kan voortvloeien uit het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, merkt het Hof op dat het verschil in behandeling tussen de twee in B.3 omschreven categorieën van personen niet zonder redelijke verantwoording is.

B.12. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 2 en 3 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten « betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector » schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 30 mei 2013.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, R. Henneuse

^