Etaamb.openjustice.be
Wet van 26 maart 2010
gepubliceerd op 30 april 2010

Wet van dienstenwet

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2010011190
pub.
30/04/2010
prom.
26/03/2010
ELI
eli/wet/2010/03/26/2010011190/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

26 MAART 2010. - Wet van dienstenwet (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Voorafgaande bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Zij voert gedeeltelijk de bepalingen uit van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, wordt verstaan onder : 1° « dienst » : elke economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, zoals bedoeld in artikel 50 van het EG-Verdrag;2° « dienstverrichter » : iedere natuurlijke persoon, onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie of rechtspersoon in de zin van artikel 48 van het EG-Verdrag, gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie die een dienst aanbiedt of verricht;3° « vestiging » : de daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit, zoals bedoeld in artikel 43 van het EG-Verdrag, door de dienstverrichter voor onbepaalde tijd en vanuit een duurzame infrastructuur, van waaruit daadwerkelijk diensten worden verricht;4° « afnemer » : iedere natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie of die rechten heeft die hem door communautaire besluiten zijn verleend, of iedere rechtspersoon in de zin van artikel 48 van het EG- Verdrag die in een lidstaat van de Europese Unie is gevestigd en, al dan niet voor beroepsdoeleinden, van een dienst gebruik maakt of wil maken;5° « gereglementeerd beroep » : een beroepswerkzaamheid of een geheel van beroepswerkzaamheden waartoe de toegang of waarvan de uitoefening of één van de wijzen van uitoefening krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties;met name het voeren van een beroepstitel die door wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen beperkt is tot personen die een specifieke beroepskwalificatie bezitten, geldt als een wijze van uitoefening; 6° « beoefenaar van een vrij beroep » : elke onderneming die geen koopman is in de zin van artikel 1 van het wetboek van koophandel en die onderworpen is aan een bij wet opgericht tuchtorgaan;7° « vergunningstelsel » : elke procedure die voor een dienstverrichter of afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde autoriteit stappen te ondernemen ter verkrijging van een formele of stilzwijgende beslissing over de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactivititeit;8° « eis » : elke verplichting, verbodsbepaling, voorwaarde of beperking uit hoofde van de wet, het reglement of in administratieve bepalingen of voortvloeiend uit de rechtspraak, de administratieve praktijk, de regels van beroepsorden of de collectieve regels van beroepsverenigingen of andere beroepsorganisaties, die deze in het kader van de hun toegekende juridische bevoegdheden hebben vastgesteld;9° « dwingende redenen van algemeen belang » : redenen zoals in het bijzonder de openbare orde, de openbare veiligheid, de staatsveiligheid, de volksgezondheid, de handhaving van het financiële evenwicht van het sociale zekerheidsstelsel, de bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, de eerlijkheid van handelstransacties, de fraudebestrijding, de bescherming van het milieu en het stedelijke milieu, dierenwelzijn, de intellectuele eigendom, het behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid;10° « beroepsaansprakelijkheidsverzekering » : een door de dienstverrichter afgesloten verzekering ter dekking, jegens afnemers en, in voorkomend geval, derden, van zijn eventuele aansprakelijkheid in het geval van schade voortvloeiend uit de verrichting van de dienst;11° « arbeidsrecht » : alle wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen betreffende de arbeids- en tewerkstellingsvoorwaarden met inbegrip van het welzijn van werknemers bij de uitvoering van hun werk en de daarmee gepaard gaande organisatorische structuren, alsook de controles en de sancties die daarop betrekking hebben en ook de relaties tussen de sociale partners, zoals het recht om collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen en deze te sluiten en toe te passen en het recht om te staken en vakbondsacties te voeren;12° « recht van de sociale zekerheid » : alle wets-, verordenings- en sectorale bepalingen betreffende de inning van de bijdragen en de organisatie en toekenning van de sociale uitkeringen waarop de sociaal verzekerden recht hebben en die tot doel hebben een al dan niet beroepsgebonden inkomen toe te kennen, te vervangen of aan te vullen, om ze te vrijwaren tegen de gevolgen van de sociale risico's die gedekt worden in de reglementeringen betreffende de verzekeringsplicht voor werknemers en zelfstandigen, geneeskundige verzorging en uitkeringen, arbeidsongevallen en beroepsziekten, pensioenen, gezinsbijslag, werkloosheid, jaarlijkse vakantie, tegemoetkomingen voor personen met een handicap;13° « geografisch adres » : de plaats waar een onderneming fysiek aanwezig is of gecontacteerd kan worden;14° « bevoegde autoriteit » : elke autoriteit of instantie die een toezichthoudende of regelgevende rol vervult ten aanzien van dienstenactiviteiten;met name de administratieve autoriteiten, met inbegrip van de rechtbanken die in die hoedanigheid optreden, de beroepsorden of andere professionele organen die in het kader van hun juridische autonomie de toegang tot de dienstenactiviteiten of de uitoefening ervan collectief regelen; 15° « lidstaat » : een lidstaat van de Europese Unie;16° « lidstaat van vestiging » : de lidstaat op wiens grondgebied de betrokken dienstverrichter is gevestigd;17° « werkdag » : het geheel van alle kalenderdagen met uitsluiting van de zondagen en wettelijke feestdagen.Als de termijn op een zaterdag afloopt, wordt hij verlengd tot de eerstvolgende werkdag; 18° « persoonsgegevens » : informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon in overeenstemming met de definitie van artikel 1, § 1, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;19° « verantwoordelijke voor de verwerking » : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, de feitelijke vereniging of het openbaar bestuur die alleen of samen met anderen het doel en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens bepaalt;20° « verwerking » : elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde procédés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op enigerlei andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van persoonsgegevens;21° « federale coördinator » : de natuurlijke persoon benoemd binnen de Federale Overheidsdienst Economie, om in het kader van de administratieve samenwerking, bepaald in Hoofdstuk 7, het aanspreekpunt te zijn tussen de Europese Commissie en de bevoegde Belgische autoriteiten;20° « waarschuwingscoördinator » : de natuurlijke persoon of personen die op federaal niveau is of zijn aangewezen om de andere lidstaten en de Europese Commissie in kennis te stellen van ernstige specifieke handelingen of omstandigheden met betrekking tot een dienstenactiviteit, die ernstige schade aan de gezondheid of veiligheid van personen of aan het milieu kunnen veroorzaken.

Art. 3.§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de Gemeenschappen en de Gewesten, deze wet is van toepassing op diensten, die onder de bevoegdheid van de federale overheid vallen, en met uitzondering van : 1° de diensten van algemeen belang van niet-economische aard, met inbegrip van de sociale diensten die als dusdanig beschouwd kunnen worden en die niet onder punt 11 van dit artikel vallen;2° de financiële diensten;3° de elektronische communicatiediensten en netwerken, evenals de middelen en diensten met betrekking tot aangelegenheden die door de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie beheerd worden;4° de diensten op het gebied van vervoer, met inbegrip van de havendiensten die onder de werkingsfeer van Titel V van het EG-Verdrag vallen;5° de diensten van notarissen die bij een officieel overheidsbesluit zijn benoemd;6° de diensten van gerechtsdeurwaarders die bij een officieel overheidsbesluit zijn benoemd;7° de diensten van uitzendkantoren;8° de diensten van de gezondheidszorg, al dan niet verleend door gezondheidszorgfaciliteiten en ongeacht de wijze waarop zij zijn georganiseerd en worden gefinancierd en ongeacht of zij openbaar of particulier van aard zijn;9° de gokactiviteiten die erin bestaan dat een financiële waarde wordt ingezet bij kansspelen, met inbegrip van loterijen, gokken in casino's en weddenschappen;10° de activiteiten in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag zoals bepaald in artikel 45 van het EG-Verdrag;11° zonder afbreuk te doen aan hun kwalificatie als diensten van algemeen belang van niet-economische aard als bedoeld onder nummer 1° van dit artikel of de kwalificatie als diensten van algemeen belang van economische aard, sociale diensten betreffende sociale huisvesting, kinderzorg en bijstand aan gezinnen en personen die permanent of tijdelijk in nood verkeren die worden rechtstreeks of onrechtstreeks verleend door de Federale Staat;12° de diensten van private veiligheid. § 2. Deze wet is niet van toepassing op : 1° het domein van de fiscaliteit;2° het arbeidsrecht;3° het sociaal zekerheidsrecht. § 3. Indien de bepalingen van deze wet strijdig zijn met wetgevende of reglementaire bepalingen ter omzetting van Gemeenschapsrecht die betrekking hebben op de specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in specifieke sectoren of voor specifieke beroepen, dan hebben deze laatste bepalingen voorrang. Dit betreft met name : 1° de wet van 5 maart 2002 tot omzetting van de Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, en tot invoering van een vereenvoudigd stelsel betreffende het bijhouden van sociale documenten door ondernemingen die in België werknemers ter beschikking stellen;2° de wet van 30 maart 1995 betreffende de elektronische communicatienetwerken en -diensten en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, voor zover zij de Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtlijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten omzet;3° de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties. § 4. Deze wet heeft geen betrekking op de regels van het internationaal privaatrecht, in het bijzonder de regels betreffende de bepaling van het op contractuele en niet-contractuele verbintenissen toepasselijke recht, met inbegrip van de regels die waarborgen dat voor de consumenten de bescherming geldt die hen wordt geboden door de regels inzake consumentenbescherming die zijn neergelegd in de consumentenwetgeving die in hun lidstaat van kracht is. § 5. Deze wet, en meer bepaald de bepalingen met betrekking tot de controle op de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens, worden uitgevoerd en zijn van toepassing onverminderd de regels zoals bepaald in Richtlijn 95/46/EG, in Richtlijn 2002/58/EG, in de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, en van de voorziene regels inzake bescherming van persoonsgegevens, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy en elektronische communicatie. HOOFDSTUK 2. - Vrijheid van vestiging

Art. 4.Indien voor de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit een vergunning vereist is, moet deze vergunning aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° het vergunningstelsel heeft geen discriminerende werking jegens de betrokken dienstverrichter;2° de behoefte aan een vergunningstelsel is gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;3° het nagestreefde doel kan niet door een minder beperkende maatregel worden bereikt, met name omdat een controle achteraf te laat zou komen om werkelijk doeltreffend te zijn. Het eerste lid is niet van toepassing op vergunningstelsels die direct of indirect door het Gemeenschapsrecht zijn geregeld, onder anderen, de vergunningstelsels die de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk stellen van het bezit van bepaalde professionele kwalificaties en specifieke bepalingen die vereisen dat een bepaalde activiteit wordt voorbehouden aan een bepaald beroep.

Art. 5.Vergunningstelsels moeten op criteria gebaseerd zijn die beletten dat de bevoegde autoriteiten hun beoordelingsbevoegdheid op willekeurige wijze uitoefenen.

Deze criteria zijn : 1° niet-discriminerend;2° gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;3° evenredig met die reden van algemeen belang;4° duidelijk en ondubbelzinnig;5° objectief;6° vooraf openbaar bekendgemaakt;7° transparant en toegankelijk.

Art. 6.De vergunningsprocedures en -formaliteiten moeten gemakkelijk toegankelijk zijn en de lasten die zij voor de aanvragers kunnen voortbrengen moeten redelijk zijn en evenredig met de kosten van de vergunningsprocedures.

Art. 7.De vergunningsvoorwaarden voor een nieuwe vestiging mogen gelijkwaardige, of gezien hun doel in wezen vergelijkbare, eisen en controles waaraan de dienstverrichter al in België of een andere lidstaat van de Europese Unie onderworpen is, niet overlappen. De federale coördinator en de dienstverrichter staan de bevoegde autoriteit bij door over deze eisen de nodige informatie te verstrekken.

Art. 8.Wanneer een dienstverrichter zich in België vestigt, mag geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering of waarborg geëist worden indien de dienstverrichter in een andere lidstaat van de Europese Unie waar hij een vestiging heeft, al gedekt is door een waarborg die gelijkwaardig is of die, met betrekking tot het doel en de dekking die hij biedt wat het verzekerde risico, de verzekerde som, de maximale waarborg en de mogelijke uitzonderingen van de dekking betreft, in wezen vergelijkbaar is.

Indien de waarborg slechts ten dele gelijkwaardig is, kan voor de nog niet gedekte elementen een aanvullende waarborg geëist worden.

Wanneer een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een andere vorm van waarborg opgelegd wordt aan een in België gevestigde dienstverrichter, worden attesten betreffende de dekking, afgegeven door een in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde kredietinstelling of verzekeraar, als bewijs toegelaten.

Art. 9.De vergunning biedt de dienstverrichter op het gehele Belgische grondgebied het recht op toegang tot of uitoefening van de dienstenactiviteit, mede door de oprichting van agentschappen, dochterondernemingen, kantoren of bijkantoren.

Het vorige lid is niet van toepassing : 1. wanneer een vergunning eigen aan elke vestiging of een beperking van de vergunning tot een specifiek deel van het nationale grondgebied is gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang;2. op vergunningen die zijn afgeleverd door de overheden van de Gewesten, Gemeenschappen, provincies en gemeenten.

Art. 10.De ontvangst van elke vergunningsaanvraag wordt binnen tien werkdagen bevestigd.

De ontvangstbevestiging bevat : - de datum waarop de aanvraag is ontvangen; - de termijn waarbinnen de beslissing moet genomen worden; - de beschikbare rechtsmiddelen, de bevoegde instanties die er kennis van nemen alsook de te respecteren formaliteiten en termijnen; indien van toepassing, de vermelding dat bij het uitblijven van een beslissing binnen de voorziene termijn, de vergunning geacht wordt te zijn verleend.

Wanneer een aanvraag onvolledig is, wordt de aanvrager zo snel mogelijk geïnformeerd over de noodzaak tot het verstrekken van aanvullende stukken, de termijn waarover hij beschikt om dit te doen alsook de gevolgen voor de in het tweede lid bedoelde termijn.

Wanneer een aanvraag wordt geweigerd omdat deze niet aan de vereiste procedures of formaliteiten voldoet, wordt de betrokkene hier zo snel mogelijk van in kennis gesteld.

Art. 11.De bevoegde autoriteit verleent de vergunning nadat een passend onderzoek heeft uitgewezen dat aan de vergunningsvoorwaarden is voldaan.

Indien door de reglementering geen termijn wordt voorzien waarna een beslissing over de vergunningsaanvraag moet worden genomen, zal deze worden genomen ten laatste dertig werkdagen te rekenen vanaf de datum van de ontvangstbevestiging of, als het dossier onvolledig is, vanaf het tijdstip waarop de aanvrager de vereiste bijkomende documenten heeft ingediend.

Indien gerechtvaardigd door de complexiteit van het dossier, mag de termijn éénmaal voor een beperkte duur worden verlengd. De verlenging en de duur ervan worden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn ter kennis van de aanvrager gebracht.

Onverminderd de bijzondere wettelijke of reglementaire stelsels gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang, wordt de vergunning geacht te zijn verleend bij het uitblijven van een antwoord binnen de door de wet of de verordening bepaalde termijn.

Art. 12.§ 1. De aan een dienstverrichter verleende vergunning heeft een onbeperkte geldigheidsduur, met uitzondering van de volgende gevallen : 1° de vergunning wordt automatisch verlengd;2° de vergunning is alleen afhankelijk van de voortdurende vervulling van de voorwaarden;3° het aantal beschikbare vergunningen is beperkt omwille van een dwingende reden van algemeen belang;4° een beperkte duur is gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang. § 2. Paragraaf 1 laat de mogelijkheid onverlet om een vergunning in te trekken wanneer niet meer aan de vergunningsvoorwaarden wordt voldaan. § 3. Paragraaf 1 is niet van toepassing op de maximale termijn waarbinnen de dienstverrichter na ontvangst van de vergunning daadwerkelijk met zijn activiteit moet beginnen.

Art. 13.Wanneer het aantal beschikbare vergunningen voor een activiteit beperkt is door schaarste van de beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de bruikbare technische mogelijkheden, wordt een selectie gemaakt uit de gegadigden volgens een selectieprocedure die alle waarborgen voor onpartijdigheid en transparantie biedt, met name een toereikende bekendmaking van de opening, uitvoering en afsluiting van de procedure.

In de in het eerste lid bedoelde gevallen wordt de vergunning voor een passende beperkte duur verleend en wordt zij niet automatisch verlengd, evenmin wordt enig ander voordeel toegekend aan de dienstverrichter wiens vergunning zojuist is verlopen of aan personen die een bijzondere band met die dienstverrichter hebben.

De regels voor de selectieprocedure kunnen rekening houden met overwegingen die betrekking hebben op de volksgezondheid, met doelstellingen van sociaal beleid, de gezondheid en de veiligheid van werknemers of zelfstandigen, de bescherming van het milieu, het behoud van het cultureel erfgoed en andere dwingende redenen van algemeen belang.

Art. 14.§ 1. De toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in België mag niet afhankelijk gemaakt worden van de volgende eisen : 1. discriminerende eisen die direct of indirect verband houden met de nationaliteit of, voor ondernemingen, met de plaats van de statutaire zetel, waaronder met name : a) nationaliteitseisen voor de dienstverrichter, zijn personeel, de aandeelhouders of de leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de dienstverrichter;b) de eis dat de dienstverrichter, zijn personeel, de aandeelhouders of de leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan hun verblijfplaats hebben op Belgisch grondgebied;2. een verbod op het hebben van een vestiging in meer dan één lidstaat of op inschrijving in registers of bij beroepsorden of -verenigingen in meer dan een lidstaat;3. beperkingen van de vrijheid van de dienstverrichter om tussen een hoofd- of een nevenvestiging te kiezen, met name de verplichting dat de hoofdvestiging van de dienstverrichter zich op hun grondgebied moet bevinden, of beperkingen van de vrijheid om voor vestiging als agentschap, bijkantoor of dochteronderneming te kiezen;4. wederkerigheidsvoorwaarden ten aanzien van de lidstaat waar de dienstverrichter al een vestiging heeft, behalve in het geval dat dergelijke voorwaarden in een communautair instrument op energiegebied zijn vastgelegd;5. de toepassing per geval van economische criteria, waarbij de verlening van de vergunning afhankelijk wordt gesteld van het bewijs dat er een economische behoefte of marktvraag bestaat, van een beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van de activiteit of van een beoordeling van de geschiktheid van de activiteit in relatie tot de door de bevoegde autoriteit vastgestelde doelen van economische planning;6. de directe of indirecte betrokkenheid van concurrerende marktdeelnemers, ook binnen raadgevende organen, bij de verlening van vergunningen of bij andere besluiten van de bevoegde autoriteiten, met uitzondering van beroepsorden en van beroepsverenigingen of andere organisaties die in de hoedanigheid van bevoegde autoriteit optreden; dit verbod heeft geen betrekking op de raadpleging van organisaties zoals kamers van koophandel of sociale partners over andere aangelegenheden dan individuele vergunningsaanvragen, noch op een raadpleging van het grote publiek; 7. een verplichting tot het stellen van of deelnemen in een financiële waarborg of het afsluiten van een verzekering bij een op Belgisch grondgebied gevestigde dienstverrichter of instelling.Dit belet niet dat een verzekering of financiële garanties als zodanig kunnen verlangd worden noch dat eisen inzake de deelname in een collectief waarborgfonds worden gesteld, bijvoorbeeld voor leden van een beroepsorde of -organisatie; 8. een verplichting al gedurende een bepaalde periode ingeschreven te staan in de registers die in België worden bijgehouden of de activiteit al gedurende bepaalde tijd in België te hebben uitgeoefend. § 2. Het in § 1, 5), vervatte verbod heeft geen betrekking op planningeisen waarmee geen economische doelen worden nagestreefd, maar die voortkomen uit dwingende redenen van algemeen belang. HOOFDSTUK 3. - Vrijheid van dienstverlening

Art. 15.§ 1. De toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit mag niet afhankelijk worden gemaakt van de naleving van eisen die : 1° discriminerend zijn en die direct of indirect verband houden met de nationaliteit of, voor ondernemingen, met de plaats van de statutaire zetel;2° niet gerechtvaardigd zijn om redenen van openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu;3° die niet van aard zijn om het nagestreefde doel te verwezenlijken en die verder gaan dan wat nodig is om dit doel te bereiken. § 2. Het vrij verrichten van diensten door een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter mag niet beperkt worden door één van de volgende eisen : a) een verplichting voor de dienstverrichter een vestiging in België te hebben;b) een verplichting voor de dienstverrichter bij de Belgische bevoegde autoriteit een vergunning te verkrijgen, daaronder inbegrepen de inschrijving in een register of bij een beroepsorde of vereniging in België, behalve in de in deze wet voorziene of door het Gemeenschapsrecht geregelde gevallen.c) een verbod voor de dienstverrichter in België een bepaalde vorm of soort infrastructuur, met inbegrip van een kantoor of kabinet, op te zetten om de betrokken diensten te verrichten;d) de toepassing van een specifieke contractuele regeling tussen de dienstverrichter en de afnemer die het verrichten van diensten door zelfstandigen verhindert of beperkt;e) een verplichting voor de dienstverrichter om specifiek voor de uitoefening van een dienstenactiviteit een door de Belgische bevoegde autoriteit afgegeven identiteitsdocument te bezitten;f) eisen, andere dan die welke noodzakelijk zijn voor de gezondheid en veiligheid op het werk, die betrekking hebben op het gebruik van uitrusting en materiaal die een integrerend deel van de dienstverrichting vormen;g) beperkingen van het vrij verrichten van diensten zoals bedoeld in artikel 23.

Art. 16.Artikel 15 is niet van toepassing : 1° op diensten van algemeen economisch belang;2° op de aangelegenheden die vallen onder de wet van 5 maart 2002 tot omzetting van de Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, en tot invoering van een vereenvoudigd stelsel betreffende het bijhouden van sociale documenten door ondernemingen die in België werknemers ter beschikking stellen, en volgens de regels die de wet van 5 maart 2002 bepaalt;3° op de aangelegenheden die vallen onder deel II, Boek III, Titel Ibis, hoofdstuk I van het Gerechtelijk Wetboek;4° op activiteiten van gerechtelijke invordering van schulden;5° op de aangelegenheden die vallen onder de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties en specifieke bepalingen die vereisen dat een activiteit voorbehouden wordt aan een bepaald beroep;6° op de aangelegenheden die vallen onder de Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen; 7° op administratieve formaliteiten bedoeld in de artikelen 40 tot 47 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en de artikelen 43 tot 57 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;8° voor wat betreft onderdanen van derde landen die zich in het kader van een dienstverrichting naar België begeven, op de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteiten van onderdanen van derde landen op wie de regeling inzake wederzijdse erkenning van artikel 21 van de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen niet van toepassing is, te verplichten in het bezit te zijn van een visum of een verblijfsvergunning, of de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteiten om onderdanen van derde landen te verplichten zich bij of na hun binnenkomst bij hen te melden;9° met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen op de aangelegenheden die vallen onder de Verordening (EEG) nr.259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap; 10° inzake het auteursrecht en de naburige rechten, de rechten op topografieën van halfgeleiderproducten, de sui generis rechten op databanken, de rechten van industriële eigendom;11° op handelingen waarvoor de wet de tussenkomst van een notaris voorschrijft;12° op de aangelegenheden die vallen onder het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van de bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad;13° op de aangelegenheden die vallen onder de artikelen 132, 133 en 134 van het Wetboek van Vennootschappen;14° op de inschrijving van voertuigen die in een andere lidstaat van de Europese Unie zijn geleased.

Art. 17.§ 1. In afwijking van artikel 15 en alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan de bevoegde minister of zijn gemachtigde, ten aanzien van een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter, maatregelen nemen betreffende de veiligheid van diensten, en dit overeenkomstig de voorwaarden en procedures die van toepassing zijn voor het nemen van soortgelijke maatregelen ten opzichte van dienstverrichters die hun vestiging in België hebben. Deze maatregelen kunnen alleen worden genomen wanneer de in artikel 39 bedoelde procedure van wederzijdse bijstand in acht genomen is, en aan volgende voorwaarden is voldaan : 1° de bepalingen overeenkomstig welke de maatregelen worden genomen, vallen niet onder een communautaire harmonisatiemaatregel op het gebied van de veiligheid van diensten;2° de maatregelen bieden de afnemer meer bescherming dan de maatregelen die de lidstaat van vestiging overeenkomstig zijn nationale bepalingen zou nemen;3° de lidstaat van vestiging heeft geen maatregelen genomen of heeft maatregelen genomen die ontoereikend zijn in vergelijking met de in artikel 39 bedoelde maatregelen;4° de maatregelen zijn evenredig. § 2. Paragraaf 1 doet geen afbreuk aan bepalingen van het Gemeenschaprecht of op het Gemeenschapsrecht berustende bepalingen die het vrije verkeer van diensten waarborgen of afwijkingen daarop toestaan. HOOFDSTUK 4. - Kwaliteit van de diensten, informatie en transparantie

Art. 18.§ 1. Elke dienstverrichter stelt, op de wijze voorzien in artikel 19, de volgende gegevens ter beschikking van de afnemer : 1° zijn naam of zijn maatschappelijke benaming;2° zijn rechtsvorm;3° het geografisch adres waar de dienstverrichter is gevestigd;4° zijn adresgegevens, met inbegrip van zijn eventueel e-mailadres, die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met hem mogelijk maken;5° het ondernemingsnummer;6° zijn maatschappelijke zetel;7° wanneer voor de activiteit een vergunningstelsel geldt, een vergunnings- of aangifteplicht, in overeenstemming met artikel 17 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, de adresgegevens van de bevoegde autoriteit of het ondernemingsloket;8° wat betreft de gereglementeerde beroepen : a) de handelsvereniging of beroepsorganisatie waarbij de dienstverrichter is ingeschreven;b) de beroepstitel en de lidstaat waar die is verleend;9° in voorkomend geval, de algemene voorwaarden en bepalingen die de dienstverrichter hanteert;10° het eventuele bestaan van door de dienstverrichter gehanteerde contractbepalingen betreffende het op het contract toepasselijke recht en/of betreffende de bevoegde rechter;11° het eventuele bestaan van een niet bij wet voorgeschreven garantie na verkoop;12° de prijs van de dienst wanneer de dienstverrichter de prijs van een bepaalde soort dienst vooraf heeft vastgesteld;13° de belangrijkste kenmerken van de dienst;14° de in artikel 8 bedoelde verzekering of waarborgen, met name de adresgegevens van de verzekeraar of de borg en de geografische dekking. § 2. Wanneer de dienstverrichters in een informatiedocument hun diensten in detail beschrijven, nemen zij hierin informatie op over hun multidisciplinaire activiteiten en partnerschappen die rechtstreeks verband houden met de betrokken dienst en over de maatregelen genomen ter voorkoming van belangenconflicten.

Art. 19.Op initiatief van de dienstverrichter worden de gegevens bedoeld in artikel 18, § 1 : 1° hetzij verstrekt aan de afnemer;2° hetzij voor de afnemer gemakkelijk toegankelijk gemaakt op de plaats waar de dienst wordt verricht of het contract wordt gesloten;3° hetzij voor de afnemer gemakkelijk elektronisch toegankelijk gemaakt op een door de dienstverrichter meegedeeld adres;4° hetzij opgenomen in elk door de dienstverrichter verstrekte informatiedocument waarin zijn diensten in detail worden beschreven.

Art. 20.Op verzoek van de afnemer verstrekt de dienstverrichter de volgende aanvullende informatie : 1° wanneer de dienstverrichter de prijs van een bepaalde soort dienst niet vooraf heeft vastgesteld, de prijs van de dienst of, indien de precieze prijs niet kan worden gegeven, de manier waarop de prijs wordt berekend, zodat de afnemer de prijs kan controleren, of een voldoende gedetailleerde kostenraming;2° voor gereglementeerde beroepen, een verwijzing naar de geldende beroepsregels en de wijze waarop hierin inzage kan worden verkregen;3° informatie over zijn multidisciplinaire activiteiten en partnerschappen die rechtstreeks verband houden met de betrokken dienst, en over de maatregelen genomen ter voorkoming van belangenconflicten;4° de gedragscodes die op de dienstverrichter van toepassing zijn, alsmede het adres waar zij elektronisch kunnen worden geraadpleegd en de beschikbare talen waarin deze codes kunnen worden geraadpleegd.

Art. 21.De informatie bedoeld in de artikelen 18 en 20 wordt op heldere wijze, ondubbelzinnig en tijdig voor de sluiting van het contract of, indien er geen schriftelijk contract is, voor de verrichting van de dienst, meegedeeld of beschikbaar gesteld.

Art. 22.De bepalingen van dit hoofdstuk doen geen afbreuk aan de bijkomende informatievereisten die van toepassing zijn op dienstverrichters die in België hun vestiging hebben. HOOFDSTUK 5. - Eisen die niet aan de afnemers mogen gesteld worden

Art. 23.De afnemers worden niet onderworpen aan eisen die het gebruik van een dienst van een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter beperken, met name niet : 1° een verplichting bij hun bevoegde autoriteiten een vergunning te verkrijgen of een verklaring af te leggen;2° discriminerende beperkingen op het verkrijgen van financiële bijstand vanwege het feit dat de dienstverrichter in een andere lidstaat is gevestigd of vanwege de plaats waar de dienst wordt verricht. Het eerste lid is niet van toepassing op de vergunningstelsels die ook van toepassing zijn op het gebruik van een dienst die door een in België gevestigde dienstverlener wordt verricht.

Art. 24.De afnemers worden niet onderworpen aan discriminerende eisen op grond van nationaliteit of verblijfplaats.

De algemene voorwaarden voor toegang tot een dienst, die door de dienstverrichter voor het publiek toegankelijk worden gemaakt, bevatten geen discriminerende bepalingen in verband met de nationaliteit of verblijfplaats van de afnemer, zonder evenwel de mogelijkheid uit te sluiten om verschillende toegangsvoorwaarden te stellen wanneer die verschillen rechtstreeks door objectieve criteria worden gerechtvaardigd. HOOFDSTUK 6. - Geschillenbeslechting

Art. 25.De dienstverrichters verstrekken hun adresgegevens, met name een postadres, een faxnummer of e-mailadres alsook een telefoonnummer, waar alle afnemers, ook deze die in een andere lidstaat van de Europese Unie verblijven, rechtstreeks een klacht kunnen indienen of informatie over de verrichte dienst kunnen vragen.

De dienstverrichters verstrekken het adres van hun woonplaats of hun maatschappelijke zetel indien dit niet hun gebruikelijke correspondentieadres is.

Art. 26.De dienstverrichters reageren zo snel mogelijk op de in artikel 25 bedoelde klachten en stellen alles in het werk om bevredigende oplossingen te vinden.

Art. 27.Wanneer een gedragscode, een handelsvereniging of een beroepsorde voorziet in een regeling voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting, stellen de hieraan onderworpen dienstverrichters de afnemer hiervan op de hoogte en vermelden dit in elk document waarin hun diensten in detail worden beschreven en geven daarbij aan hoe toegang kan worden verkregen tot gedetailleerde informatie over de kenmerken en toepassingsvoorwaarden van deze regeling.

Art. 28.De dienstverrichters hebben de plicht aan te tonen dat aan de eisen voorzien in de artikelen 18 tot 21 en 25 tot 27 is voldaan en dat de verstrekte informatie juist is. HOOFDSTUK 7. - Administratieve samenwerking

Art. 29.§ 1. De bevoegde Belgische autoriteit verstrekt, binnen de grenzen van haar bevoegdheden, aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat die een met redenen omkleed verzoek doet, iedere relevante informatie waarover ze beschikt in verband met een dienstverrichter en/of zijn diensten.

Ze verstrekt de gevraagde informatie met name betreffende de vestiging en de wettelijkheid van de verrichte diensten. § 2. De bevoegde Belgische autoriteit voert, binnen de grenzen van haar bevoegdheden, de verificaties, inspecties en onderzoeken uit die haar door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat via een met redenen omkleed verzoek aangevraagd worden betreffende een dienstverrichter of zijn diensten.

Ze kan zelf bepalen wat in ieder individueel geval de meest geschikte maatregelen zijn om aan het verzoek van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat te voldoen.

Art. 30.§ 1. De bevoegde Belgische autoriteit verstrekt binnen de grenzen van haar bevoegdheid aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat die een met redenen omkleed verzoek doet de definitieve beslissingen betreffende de tuchtrechtelijke of administratieve sancties van professionele aard in overeenstemming met de regels bepaald door de bijzondere wetgevingen of reglementeringen voor een zulke verstrekking.

Ze verstrekt ook binnen de grenzen van haar bevoegdheden en in overeenstemming met Boek II, Titel VII, Hoofdstuk I van het Wetboek van strafvordering informatie over definitieve strafrechtelijke sancties van professionele aard evenals elk definitief vonnis betreffende de insolventie in de zin van bijlage A van de EG-Verordening 1346/2000, of het faillissement waarin sprake is van frauduleuze praktijken van een dienstverrichter.

In de mededeling worden de overtreden wettelijke of reglementaire bepalingen vermeld. § 2. Deze mededeling geschiedt met naleving van de bepalingen tot bescherming van de persoonsgegevens en de rechten van de personen aan wie een sanctie is opgelegd of die veroordeeld zijn, met inbegrip van deze opgelegd door een beroepsorde. § 3. De bevoegde Belgische autoriteit die zulke informatie meedeelt, stelt de dienstverrichter daarvan in kennis.

Art. 31.De in uitvoering van de artikelen 29 en 30 gevraagde informatie of de resultaten van de verificaties, inspecties of onderzoeken worden zo snel mogelijk verstrekt via het elektronische systeem voor de uitwisseling van informatie.

Art. 32.De bevoegde Belgische autoriteit die om wettelijke of praktische redenen geen gevolg kan geven aan een verzoek om informatie, verificaties, inspecties of onderzoeken, brengt de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat daarvan zo snel mogelijk op de hoogte en vermeldt de redenen die zich tegen deze aanvraag verzetten. Indien na kennisgeving van deze weigering, deze laatste zich niet bij het standpunt van de bevoegde Belgische autoriteit kan neerleggen en geen enkele oplossing kan gevonden worden, wordt dit ter informatie meegedeeld aan de federale coördinator.

Art. 33.De bevoegde autoriteit van een andere lidstaat kan toegang verkrijgen tot de registers die toegankelijk zijn voor de bevoegde Belgische autoriteiten en op dezelfde voorwaarden.

Art. 34.§ 1. De bevoegde Belgische autoriteit die wenst dat een autoriteit van een andere lidstaat haar informatie verstrekt of verificaties, inspecties of onderzoeken voert betreffende een dienstverrichter of zijn diensten, stuurt haar een met redenen omkleed verzoek via het elektronische systeem voor de uitwisseling van informatie. § 2. Indien de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat niet aan de aanvraag voldoet en geen enkele oplossing kan gevonden worden, brengt de bevoegde Belgische autoriteit de federale coördinator daarvan op de hoogte.

Art. 35.De uitgewisselde informatie kan alleen gebruikt worden voor de aangelegenheden waarvoor ze gevraagd werd.

Art. 36.§ 1. De bevoegde Belgische autoriteit oefent controle uit ten opzichte van dienstverrichters die in België zijn gevestigd, met inbegrip van de diensten die in een andere lidstaat zijn verricht of die in een andere lidstaat schade hebben veroorzaakt. § 2. Deze verplichting geldt niet voor : 1° de controle van de naleving van specifieke eisen die opgelegd worden door de lidstaat waar de dienst geleverd wordt, ongeacht de plaats van vestiging van de dienstverrichter;2° de uitoefening van controles op het grondgebied van de lidstaat waar de dienst verricht wordt. Deze controles worden in overeenstemming met artikel 34 op verzoek van de bevoegde Belgische autoriteit verricht door de lidstaat waar de dienstverrichter tijdelijk actief is.

Art. 37.Een bevoegde Belgische autoriteit kan alleen, betreffende een dienstverrrichter die niet in België is gevestigd, op eigen initiatief verificaties, inspecties en onderzoeken in Belgïe verrichten, mits deze niet discriminatoir zijn, ze niet plaatsvinden omdat de dienstverrichter in een andere lidstaat gevestigd is en ze evenredig zijn.

Art. 38.§ 1. Wanneer de bevoegde Belgische autoriteit kennis neemt van een gedraging, ernstige en specifieke handelingen of omstandigheden met betrekking tot een dienstverrichter of een dienstenactiviteit, die ernstige schade aan de gezondheid of veiligheid van personen of aan het milieu kunnen veroorzaken, stelt ze via een waarschuwingscoördinator via het elektronische systeem voor de uitwisseling van informatie de lidstaten en de Europese Commissie hiervan onverwijld in kennis, evenals de federale coördinator. § 2. Wanneer een waarschuwing gewijzigd moet worden of niet meer gerechtvaardigd is, stelt de bevoegde Belgische autoriteit de Europese Commissie en de lidstaten hiervan in kennis via het elektronische systeem voor de uitwisseling van informatie evenals de federale coördinator. § 3. De hierboven beschreven procedure geldt onverminderd gerechtelijke procedures.

Art. 39.§ 1. De bevoegde Belgische autoriteit, die in toepassing van artikel 17, § 1, voornemens is maatregelen te nemen om de veiligheid van diensten die in België worden verricht te waarborgen, stuurt via het elektronische systeem voor de uitwisseling van informatie een aanvraag om maatregelen te nemen aan de lidstaat van vestiging, met verstrekking van alle relevante informatie over de betrokken dienst en de omstandigheden ter zake. § 2. In voorkomend geval stelt de bevoegde Belgische autoriteit, na ontvangst van het antwoord van de lidstaat van vestiging of bij gebrek van antwoord binnen een redelijke termijn, de Europese Commissie en de lidstaat van vestiging via het elektronische systeem voor de uitwisseling van informatie in kennis van zijn voornemen om maatregelen te nemen, evenals de federale coördinator.

De mededeling vermeldt : 1° de redenen waarom de door de lidstaat van vestiging genomen of beoogde maatregelen naar de oordeel van de bevoegde autoriteit ongepast zijn;2° de reden waarom de door hem beoogde maatregelen naar zijn oordeel aan de in artikel 17, § 1 bedoelde voorwaarden voldoen. § 3. De maatregelen kunnen niet eerder dan vijftien werkdagen na het sturen van een kennisgeving, conform § 2, aan de lidstaat van vestiging en aan de Europese Commissie genomen worden. § 4. In spoedeisende gevallen kan de bevoegde Belgische autoriteit van de paragrafen 1, 2 en 3 afwijken. In dit geval worden de Europese Commissie en de lidstaat van vestiging van de genomen maatregelen in kennis gesteld, met opgave van de redenen waarom er volgens de autoriteit sprake is van een spoedeisend karakter. § 5. De hierboven beschreven procedure geldt onverminderd gerechtelijke procedures.

Art. 40.Dit hoofdstuk geldt onverminderd de samenwerking inzake informatie in toepassing van de Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten. HOOFDSTUK 8. - Bescherming van persoonsgegevens

Art. 41.Het doel van de gegevensuitwisseling beoogd in Hoofdstuk 7 van deze wet is de goede administratieve samenwerking tussen lidstaten, controle van dienstverrichters en van hun diensten alsook de toepassing van de reglementeringen betreffende de dienstenactiviteiten.

Art. 42.§ 1. Voor de uitwisseling van persoonsgegevens is elke bevoegde Belgische autoriteit een verantwoordelijke voor de verwerking. § 2. De verantwoordelijke voor de verwerking verstrekt aan de betrokken persoon onmiddellijk vanaf de gegevensregistratie of indien mededeling van gegevens aan een bevoegde autoriteit van een andere Lidstaat beoogd wordt, ten laatste op het moment van de eerste mededeling van gegevens, de volgende gegevens, tenzij de persoon terzake reeds geïnformeerd is : 1° de naam en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking en, desgevallend, van zijn vertegenwoordiger;2° het doel van de verwerking;3° andere bijkomende informatie, met name : a) de categorieën van de betrokken gegevens;b) de ontvangers of de categorieën ontvangers;c) het bestaan van een recht van inzage en verbetering van de hem betreffende gegevens. § 3. De verantwoordelijke voor de verwerking of desgevallend zijn vertegenwoordiger moet : 1° er nauwlettend over waken dat de gegevens worden bijgewerkt, dat de onjuiste, onvolledige of niet terzake dienende gegevens worden verbeterd of verwijderd : 2° evoor zorgen dat voor de personen die onder zijn gezag handelen, de toegang tot de gegevens en de verwerkingsmogelijkheden beperkt blijven tot hetgeen deze personen nodig hebben voor de uitoefening van hun taken;3° alle personen die onder zijn gezag handelen, kennis geven van de bepalingen van deze wet alsmede van alle relevante voorschriften inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer die bij het verwerken van persoonsgegevens gelden.

Art. 43.§ 1. De persoonsgegevens dienen : 1° eerlijk en rechtmatig te worden verwerkt;2° ingezameld te worden voor het doel beoogd in artikel 41 van deze wet en niet verder te worden verwerkt worden op een manier die onverenigbaar is met dit doel;3° toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn ten aanzien van het doel beoogd in artikel 41 van deze wet.4° nauwkeurig te zijn en zo nodig te worden bijgewerkt. § 2. Het is aan de verantwoordelijke van de verwerking om de naleving van § 1 te verzekeren.

Art. 44.De verwerkte gegevens zijn : 1° persoonlijke gegevens die noodzakelijk zijn voor de identificatie van de dienstverrichter;2° de gegevens met betrekking tot de tuchtstraffen van een dienstverrichter;3° de gegevens met betrekking tot de administratieve sancties van een dienstverrichter;4° de gegevens met betrekking tot de strafsancties van een dienstverrichter;5° de gegevens van elk definitief vonnis inzake de insolvabiliteit in de zin van bijlage A van de Verordening EG 1346/2000 of het bedrieglijk faillissement van een dienstverrichter.

Art. 45.De bevoegde Belgische autoriteiten hebben als enige toegang tot de persoonsgegevens bedoeld in artikel 44 van deze wet.

Zij zijn onderworpen aan de naleving van het vertrouwelijkheidsprincipe en onderworpen aan het beroepsgeheim.

Art. 46.§ 1. De persoonsgegevens bedoeld in artikel 44 van deze wet worden enkel aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten meegedeeld. § 2. Als blijkt dat onjuiste persoonsgegevens werden doorgegeven of dat persoonsgegevens onrechtmatig werden doorgegeven, wordt de ontvanger hier onmiddellijk van in kennis gebracht.

Onnauwkeurige of onrechtmatig overgemaakte persoonsgegevens dienen onverwijld verbeterd of uitgewist te worden in overeenstemming met artikel 4, § 1, 4° van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Art. 47.§ 1. De persoonsgegevens verwerkt door de bevoegde Belgische autoriteit worden bewaard : 1° zolang als nodig om de doelstellingen bedoeld in artikel 41 van deze wet te verwezenlijken;2° hoogstens zo lang als de bijzondere wetgevingen van de bevoegde Belgische overheden voorzien. De persoonsgegevens uitgewisseld tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden verwijderd door de bevoegde Belgische autoriteit die de gegevens ontvangt, zes maanden na de officiële beëindiging van een informatie-uitwisseling. § 2. De persoonlijke gegevens en de informatie-uitwisseling kunnen langer worden bewaard voor statistische doeleinden op voorwaarde dat alle persoonsgegevens anoniem worden gemaakt.

De Koning bepaalt de wijze van anonimisering.

Art. 48.Elke bevoegde Belgische autoriteit neemt maatregelen om de veiligheid te verzekeren : 1° aan de ingang van de ruimten waar zich de apparatuur voor de gegevensverwerking bevindt;2° van het geheugen van de computers die de gegevens verwerken;3° van de dragers waarop de gegevens zijn opgeslagen;4° van de invoering van de gegevens;5° van de beschikbaarheid van de gegevensverwerkingen;6° van de gegevensmededeling;7° van de toegang tot de gegevensverwerkingen;8° van de archiveringsmethoden;9° wat de keuze betreft van de standaardtechnieken die gebruikt worden voor het beveiligen en het meedelen van gegevens.

Art. 49.In overeenstemming met de artikelen 10 en 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, beschikken de betrokkenen over de volgende rechten : 1° De betrokkene die zijn identiteit bewijst, heeft het recht om vanwege de verantwoordelijke voor de verwerking te verkrijgen : a) kennis van het al dan niet bestaan van verwerkingen van hem betreffende gegevens alsmede ten minste informatie over de doeleinden van deze verwerkingen, van de categorieën gegevens waarop deze verwerkingen betrekking hebben en van de categorieën ontvangers aan wie de gegevens worden verstrekt;b) verstrekking in begrijpelijke vorm van de gegevens zelf die worden verwerkt, alsmede alle beschikbare informatie over de oorsprong van die gegevens;c) kennis van de mogelijkheid om de in de artikelen 12 en 14 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, bedoelde beroepen in te stellen. Daartoe richt de betrokkene een gedagtekend en ondertekend verzoek aan de verantwoordelijke voor de verwerking.

De inlichtingen worden onverwijld en ten laatste binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van het verzoek meegedeeld. 2° Eenieder is gerechtigd alle onjuiste persoonsgegevens die op hem betrekking hebben kosteloos te doen verbeteren.3° Eenieder is tevens gerechtigd kosteloos de verwijdering van of het verbod op de aanwending van alle hem betreffende persoonsgegevens te bekomen die gelet op het doel van de verwerking, onvolledig of niet ter zake dienend zijn, of waarvan de registratie, de mededeling of de bewaring verboden zijn, of die na verloop van de toegestane duur zijn bewaard Om de in 2° en 3° bedoelde rechten uit te oefenen, dient de belanghebbende een gedagtekend en ondertekend verzoek in bij de verantwoordelijke voor de verwerking. De verantwoordelijke voor de verwerking deelt binnen de maand die volgt op de indiening van het verzoek de verbeteringen of verwijderingen van gegevens mee aan de betrokkene. HOOFDSTUK 9. - Waarschuwingsprocedure

Art. 50.Wanneer is vastgesteld dat een handeling een inbreuk vormt op deze wet, of dat zij aanleiding kan geven tot een vordering tot staking overeenkomstig artikel 2 van de dienstenwet van 26 maart 2010 betreffende bepaalde juridische aspecten bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, kan door de Minister bevoegd voor Economie met toepassing van artikel 52 aangestelde ambtenaar een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand.

De waarschuwing wordt de overtreder ter kennis gebracht binnen een termijn van drie weken volgend op de vaststelling van de feiten, bij een ter post aangetekende brief met ontvangstmelding of door de overhandiging van een afschrift van het proces-verbaal waarin de feiten zijn vastgesteld.

De waarschuwing vermeldt : 1° de ten laste gelegde feiten en de geschonden wetsbepaling of -bepalingen;2° de termijn waarbinnen zij dienen te worden stopgezet;3° dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, ofwel overeenkomstig artikel 2 van de dienstenwet van 26 maart 2010 betreffende bepaalde juridische aspecten bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, een vordering tot staking zal ingesteld worden, ofwel de met toepassing van artikel 52 aangestelde ambtenaren respectievelijk de procureur des Konings kunnen inlichten of de regeling in der minne bepaald in artikel 53 kunnen toepassen;4° dat de toezegging van de overtreder dat de inbreuk zal worden beëindigd, openbaar kan worden gemaakt. Dit artikel is niet van toepassing op beoefenaars van een vrij beroep. HOOFDSTUK 1 0. - Sancties

Art. 51.Met een geldboete van 250 tot 10.000 euro worden gestraft, zij die de bepalingen overtreden van de artikelen 18 tot 21 en 24 tot 27.

Met een geldboete van 500 tot 20.000 euro worden gestraft, zij die te kwader trouw de bepalingen van de artikelen 18 tot 21 en 24 tot 27 overtreden.

Art. 52.§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, zijn de door de Minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren bevoegd om de inbreuken bedoeld in de artikelen 18 tot 21 en 24 tot 27 op te sporen en vast te stellen. De door deze ambtenaren opgemaakte processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel. Een afschrift ervan wordt bij een ter post aangetekende brief met ontvangstmelding binnen dertig dagen na de datum van de vaststellingen, aan de overtreder toegezonden. § 2. In de uitoefening van hun ambt mogen de in § 1 bedoelde ambtenaren : 1° binnentreden tijdens de gewone openings- of werkuren in de lokalen en vertrekken waartoe zij voor het vervullen van hun opdracht toegang moeten hebben;2° alle dienstige vaststellingen doen, zich op eerste vordering ter plaatse de documenten, stukken of boeken die zij voor hun opsporingen en vaststellingen nodig hebben, doen voorleggen en daarvan afschrift nemen;3° tegen ontvangstbewijs, beslag leggen op documenten, stukken of boeken noodzakelijk voor het bewijs van een inbreuk of om de mededaders of medeplichtigen van de overtreders op te sporen;bij ontstentenis van een bevestiging door het openbaar Ministerie binnen de vijftien dagen is het beslag van rechtswege opgeheven; 4° indien zij redenen hebben te geloven in het bestaan van een inbreuk, in bewoonde lokalen binnentreden met voorafgaande machtiging van de rechter van de politierechtbank.De bezoeken in bewoonde lokalen moeten tussen acht en achttien uur en door minstens twee ambtenaren gezamenlijk geschieden. § 3. In de uitoefening van hun ambt kunnen de in § 1 bedoelde ambtenaren de bijstand van de politiediensten vorderen. § 4. Onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in het bestuur, oefenen de gemachtigde ambtenaren de hun door dit artikel verleende bevoegdheden uit onder het toezicht van de procureur-generaal, voor wat betreft de taken van opsporing en vaststelling van de in deze wet bepaalde inbreuken. § 5. In geval van toepassing van artikel 50, wordt het in § 1 bedoelde proces-verbaal pas toegezonden aan de procureur des Konings, wanneer aan de waarschuwing geen gevolg is gegeven.

In geval van toepassing van artikel 53, wordt het proces-verbaal pas toegezonden aan de procureur des Konings, wanneer de overtreder het voorstel van regeling in der minne niet heeft aanvaard.

Art. 53.De hiertoe door de Minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren kunnen, in het licht van de processen-verbaal die een inbreuk vaststellen op de artikelen 18 tot 21 en 24 tot 27, en die opgemaakt zijn door de in artikel 52 bedoelde ambtenaren, aan de overtreders een som voorstellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen.

De tarieven alsmede de wijze van betaling en inning worden vastgesteld door de Koning.

De in het eerste lid bedoelde geldsom mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de in artikel 51, eerste lid, bepaalde geldboete, verhoogd met de opdeciemen.

De binnen de aangegeven termijn uitgevoerde betaling doet de strafvordering vervallen, behalve indien tevoren een klacht gericht werd aan de procureur des Konings, de onderzoeksrechter verzocht werd een onderzoek in te stellen of indien het feit bij de rechtbank aanhangig gemaakt werd. In deze gevallen worden de betaalde bedragen aan de overtreder teruggestort. HOOFDSTUK 1 1. - Inwerkingtreding

Art. 54.Deze wet treedt in werking op 28 december 2009.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 26 maart 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE De Minister van K.M.O.'s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, Mevr. S. LARUELLE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota (1) Stukken van de Kamer van Volksvertegenwoordiger : 52-2338 B 2009/2010 : Nr.1 : Wetsontwerp.

Nr. 2 : Amendementen.

Nr. 3 :Verslag.

Nr. 4 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal Verslag : 4 februari 2010.

Stukken van de Senaat : 4-1643 B 2009/2010 : Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senat.

Nr. 2 : Verslag.

Nr. 3 : Beslissing om niet te amenderen.

Handelingen van de Senaat : 4 en 11 maart 2010.

^