Etaamb.openjustice.be
Programmawet van 26 december 2015
gepubliceerd op 30 december 2015

Programmawet (1)

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
numac
2015205966
pub.
30/12/2015
prom.
26/12/2015
ELI
eli/wet/2015/12/26/2015205966/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

26 DECEMBER 2015. - Programmawet (I) (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL II. - Begroting HOOFDSTUK 1. - Opheffing van organieke fondsen bedoeld in de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen Afdeling 1. - FOD Kanselarij van de eerste minister

Art. 2.Het Fonds bestemd voor de financiering van informatie- en communicatieopdrachten ontwikkeld door de Algemene Directie Externe Communicatie wordt opgeheven.

In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 02-1 - Fonds bestemd voor de financiering van informatie- en communicatie-opdrachten ontwikkeld door de Algemene Directie Externe Communicatie, ingevoegd bij de programmawet van 2 augustus 2002, opgeheven.

Art. 3.Artikel 179 van de programmawet van 2 augustus 2002 wordt opgeheven. Afdeling 2. - FOD Budget en Beheerscontrole

Art. 4.Het Fonds tot prefinanciering van de niet onmiddellijk toewijsbare uitgaven in geval van grote catastrofe wordt opgeheven.

In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 03-2-Fonds tot financiering van de niet onmiddellijk toewijsbare uitgaven in geval van grote catastrofe, ingevoegd bij de programmawet van 8 april 2003, opgeheven.

Art. 5.De artikelen 125 tot 129 van de programmawet van 8 april 2003 worden opgeheven. Afdeling 3. - FOD Binnenlandse Zaken

Art. 6.Het Fonds voor de beveiliging tegen brand en ontploffing wordt opgeheven.

In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van de begrotingsfondsen wordt de rubriek 13-4 - Fonds voor de beveiliging tegen brand en ontploffing, laatst gewijzigd door de programmawet van 29 maart 2012, opgeheven.

Art. 7.De artikelen 6, § 2, van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, 153 van de programmawet van 2 augustus 2002, 414 tot 416 van de programmawet van 22 december 2003 en 40 van de programmawet van 29 maart 2012 worden opgeheven.

Art. 8.§ 1. Het Bijzonder Fonds voor specifieke uitgaven van de geïntegreerde centra van dringende oproepen (centra 112) wordt opgeheven.

De beschikbare middelen op 31 december 2015 worden van bestemming veranderd en bij de algemene middelen van de Schatkist gevoegd. § 2. In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van de begrotingsfondsen wordt de rubriek 13-10 - Bijzonder Fonds voor specifieke uitgaven van de geïntegreerde centra van dringende oproepen (centra 112), ingevoegd bij de programmawet van 9 juli 2004 en laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 29 maart 2012, opgeheven.

Art. 9.Artikel 91 van de programmawet van 9 juli 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 29 maart 2012, wordt opgeheven.

Art. 10.Het Fonds voor de aanschaffing van materieel en uitrusting voor de opdrachten van de brandweerdiensten, voor rekening van de gemeenten, de intercommunales en de dienst voor brandweer en dringende medische hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt opgeheven.

In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van de begrotingsfondsen wordt de rubriek 13-11 - Fonds voor de aanschaffing van materieel en uitrusting voor de opdrachten van de brandweerdiensten, voor rekening van de gemeenten, de intercommunales en de dienst voor brandweer en dringende medische hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ingevoegd bij de programmawet van 27 december 2004, opgeheven.

Art. 11.De artikelen 473 en 474 van de programmawet van 27 december 2004 worden opgeheven. Afdeling 4. - Ministerie van Landsverdediging

Art. 12.§ 1. Er wordt een fonds 16-4 opgericht voor wedergebruik van de ontvangsten voortvloeiend uit prestaties tegen betaling, de vervreemding van overtollig geworden materieel, waren of munitie en uit de vervreemding van onroerende goederen die deel uitmaken van het aan het beheer van de minister van Defensie toevertrouwde patrimonium, dat een begrotingsfonds vormt in de zin van artikel 62 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat.

Op de begrotingsfondsen 16-1 "fonds voor prestaties tegen betaling", 16-2 "fonds voor wedergebruik van ontvangsten voortvloeiend uit vervreemding van overtollig materieel, waren en munitie" en 16-3 "fonds voor wedergebruik van ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van onroerende goederen" kan vanaf het begrotingsjaar 2016 enkel het encours nog vereffend worden. § 2. In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, wordt de rubriek 16 - Landsverdediging aangevuld als volgt : « 16-4 - Fonds voor wedergebruik van de ontvangsten voortvloeiend uit prestaties voor derden, uit de vervreemding van overtollig geworden materieel, waren en munitie en uit de vervreemding van onroerende goederen die deel uitmaken van het aan het beheer van de minister van Defensie toevertrouwde patrimonium.

Aard van de toegewezen ontvangsten: Opbrengst van de prestaties tegen betaling, van de vervreemding van overtollig geworden materieel, waren of munitie en van de vervreemding van onroerende goederen die deel uitmaken van het aan het beheer van de minister van Defensie toevertrouwde patrimonium.

Aard van de toegestane uitgaven : Personeels-, werkings- en investeringsuitgaven en de met de vervreemdingsverrichtingen verbonden uitgaven. »

Art. 13.Artikel 3 van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, wordt opgeheven. Afdeling 5. - Federale Politie en Geïntegreerde Werking

Art. 14.In de rubriek 17 - Federale politie en geïntegreerde werking van de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de vermelding "Aard van de toegewezen ontvangsten" van rubriek 17-1 worden de woorden "rubrieken 17-2 en 17-3" vervangen door de woorden "rubriek 17-4";2° in de vermelding "Aard van de toegestane uitgaven" van rubriek 17-1 worden de woorden "maar met uitzondering van de uitgaven bedoeld in het Fonds voor de levering van kleding en uitrusting tegen betaling aan het personeel van de politiediensten, en in het Fonds voor de ontvangsten- en uitgavenverrichtingen met betrekking tot de voor rekening van de gedetacheerde federale politieambtenaren naar de meergemeentezones en de gemeenten" geschrapt;3° rubriek 17-4 wordt vervangen als volgt : « Benaming van het organiek begrotingsfonds : 17-4 - Fonds voor de ontvangsten en uitgavenverrichtingen met betrekking tot projecten gesubsidieerd door de Europese en internationale instellingen. Aard van de toegewezen ontvangsten : Met uitzondering van die bedoeld in het Federaal Europees Fonds voor Asiel en Migratie en Interne Veiligheid - Programmatie 2014-2020, de gestorte bedragen komende van de Europese en internationale instellingen aangaande prestaties, bijdragen, ontvangsten, betalingen of positief saldo bedoeld in artikel 115, § 2, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.

Aard van de toegestane uitgaven : Alle personeels-, werkings- en investeringsuitgaven voor de uitvoering van de door de Europese en internationale instellingen gesubsidieerde projecten. » Afdeling 6. - FOD Financiën

Art. 15.§ 1. Het begrotingsfonds betreffende de effectisering van de indirecte belastingschulden wordt opgeheven.

De beschikbare middelen op 31 december 2015 worden gedesaffecteerd en bij de algemene middelen van de Schatkist gevoegd. § 2. In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van de begrotingsfondsen, wordt de rubriek 18-3 -Fonds betreffende de effectisering van de indirecte belastingschulden, ingevoegd bij de programmawet van 27 december 2006, opgeheven.

Art. 16.Artikel 91 van de programmawet van 27 december 2006 wordt opgeheven. Afdeling 7. - FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg

Art. 17.Het Ervaringsfonds wordt opgeheven.

In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 23-9 - Ervaringsfonds, ingevoegd bij de wet van 5 september 2001 en gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2004, opgeheven.

Art. 18.De artikelen 24 tot 26 en 35 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2004, worden opgeheven. Afdeling 8. - FOD Volksgezondheid Veiligheid van de Voedselketen en

Leefmilieu

Art. 19.Het Fonds Rode Kruis van België wordt opgeheven.

In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, wordt de rubriek 25-2 - Rode Kruis van België, opgeheven.

Art. 20.Het Fonds Bescherming tegen de ioniserende stralingen wordt opgeheven.

In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, wordt de rubriek 25-9 - Fonds Bescherming tegen de ioniserende stralingen, opgeheven.

Art. 21.Het Fonds voor de schadeloosstelling van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis wordt opgeheven.

In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van de begrotingsfondsen wordt de rubriek 25-10 - Fonds voor de schadeloosstelling van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis, ingevoegd bij de wet van 3 december 1999, opgeheven.

Art. 22.De artikelen 9, 10 en 14 van de wet van 3 december 1999 betreffende steunmaatregelen ten gunste van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis worden opgeheven. Afdeling 9. - FOD Economie

Art. 23.Het Speciaal Fonds bestemd tot dekking van allerhande werkingskosten van het Centrum voor Informatieverwerking wordt opgeheven.

In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 32-1 - Speciaal Fonds bestemd tot dekking van allerhande werkingskosten van het Centrum voor Informatieverwerking, opgeheven.

Art. 24.Het Fonds voor de prospectie, exploratie en de exploitatie van minerale en andere niet-levende rijkdommen van de territoriale zee, het continentaal plat van België en de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht wordt opgeheven.

In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 32-5 - Fonds voor de prospectie, exploratie en de exploitatie van minerale en andere niet-levende rijkdommen van de territoriale zee, het continentaal plat van België en de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, opgeheven.

Art. 25.Het Fonds ter Bestrijding van de Overmatige Schuldenlast wordt opgeheven.

In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 32-9 - Fonds ter Bestrijding van de Overmatige Schuldenlast, opgeheven.

Art. 26.Het Fonds Kansspelen wordt opgeheven.

In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 32-10 - Fonds Kansspelen, ingevoegd bij de programmawet van 30 december 2001, opgeheven.

Art. 27.Artikel 146 van de programmawet van 30 december 2001 wordt opgeheven.

Art. 28.§ 1. Het Landbouwfonds wordt opgeheven.

De beschikbare middelen op 31 december 2015 worden van bestemming veranderd en bij de algemene middelen van de Schatkist gevoegd. § 2. In de tabel opgenomen in bijlage van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 32-12 - Landbouwfonds, opgeheven.

Art. 29.§ 1. Het Fonds voor forfaitaire verminderingen voor verwarming met aardgas en elektriciteit wordt opgeheven.

De beschikbare middelen op 31 december 2015 worden van bestemming veranderd en bij de algemene middelen van de Schatkist gevoegd. § 2. In de tabel opgenomen in bijlage van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 32-17 - Fonds voor forfaitaire verminderingen voor verwarming met aardgas en elektriciteit, ingevoegd bij de programmawet van 22 december 2008, opgeheven.

Art. 30.De artikelen 35 en 36 van de programmawet van 22 december 2008 worden opgeheven.

Art. 31.§ 1. Het Fonds voor forfaitaire verminderingen voor verwarming met stookolie, lamppetroleum (type C) en bulkpropaan wordt opgeheven.

De beschikbare middelen op 31 december 2015 worden van bestemming veranderd en bij de algemene middelen van de Schatkist gevoegd. § 2. In de tabel opgenomen in bijlage van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 32-18 - Fonds voor forfaitaire verminderingen voor verwarming met stookolie, lamppetroleum (type C) en bulkpropaan, ingevoegd bij de programmawet van 22 december 2008, opgeheven.

Art. 32.De artikelen 53 en 54 van de programmawet van 22 december 2008 worden opgeheven.

Art. 33.Het Begrotingsfonds Kruispuntbank van Ondernemingen wordt opgeheven.

In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt de subrubriek 32-19 - Begrotingsfonds Kruispuntbank van Ondernemingen, ingevoegd bij de programmawet van 23 december 2009, opgeheven.

Art. 34.Artikel 31/1 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, ingevoegd bij de programmawet van 23 december 2009, en artikel 208 van de programmawet van 23 december 2009 worden opgeheven. Afdeling 10. - FOD Mobiliteit en Vervoer

Art. 35.Het Oriëntatiefonds voor overheidsbedrijven wordt opgeheven.

In de tabel opgenomen in bijlage van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 33-2 - Oriëntatiefonds voor overheidsbedrijven, ingevoegd bij de wet van 24 december 1993, opgeheven.

Art. 36.De artikelen 3 en 13 van de wet van 24 december 1993 tot oprichting van begrotingsfondsen en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt opgeheven.

Art. 37.§ 1. Het Fonds voor de Financiering en de Verbetering van de Controle-, Inspectie- en Onderzoeksmiddelen en van de Preventieprogramma's van de Luchtvaart wordt opgeheven.

De op 31 december 2015 beschikbare middelen worden gedesaffecteerd en gevoegd bij de algemene middelen van de Schatkist. § 2. In de tabel opgenomen in bijlage van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 33-3 - Fonds voor de Financiering en de Verbetering van de Controle, Inspectie- en Onderzoeksmiddelen en van de Preventieprogramma's van de Luchtvaart, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 december 2008, opgeheven.

Art. 38.Artikel 231 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen wordt opgeheven.

Art. 39.In artikel 51 van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der Luchtvaart, wordt het tweede lid opgeheven. Afdeling 11. - POD Maatschappelijke Integratie

Art. 40.§ 1. Het Europees Vluchtelingenfonds, opgericht ingevolge artikel 65 van de programmawet van 19 juli 2001, gewijzigd bij de programmawet van 22 december 2001, wordt opgeheven.

De op 31 december 2015 beschikbare middelen worden gedesaffecteerd en bij de algemene middelen van de Schatkist gevoegd. § 2. In de tabel gevoegd bij de wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 44-2 - Europees Vluchtelingenfonds, ingevoegd bij de programmawet van 19 juli 2001, opgeheven.

Art. 41.Artikel 65 van de programmawet van 19 juli 2001 wordt opgeheven.

Art. 42.§ 1. Het Fonds ter informatisering van het sociaal verwarmingsfonds wordt opgeheven.

De op 31 december 2015 beschikbare middelen worden gedesaffecteerd en bij de algemene middelen van de Schatkist gevoegd. § 2. In de tabel gevoegd bij de wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 44-5 - Fonds ter informatisering van het sociaal verwarmingsfonds, ingevoegd bij de programmawet van 27 april 2007, opgeheven.

Art. 43.De artikelen 184 en 185 van de programmawet van 27 april 2007 worden opgeheven.

Art. 44.Het Federaal Europees Sociaal Fonds - programmatie 2014-2020, opgericht ingevolge de artikelen 16 en 17 van de wet van 10 april 2014 tot wijziging, met het oog op de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2011/85/EU, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat en houdende diverse bepalingen betreffende de begrotingsfondsen, wordt opgeheven.

In de tabel gevoegd bij de wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt de rubriek 44-7 Federaal Europees Sociaal Fonds - programmatie 2014-2020, ingevoegd bij de wet van 10 april 2014, opgeheven.

Art. 45.De artikelen 16 en 17 van de wet van 10 april 2014 tot wijziging, met het oog op de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2011/85/EU, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat en houdende diverse bepalingen betreffende de begrotingsfondsen, worden opgeheven. Afdeling 12. - POD Wetenschapsbeleid

Art. 46.In de rubriek 46-1 - Wederbelegging van terugbetalingen van terugvorderbare voorschotten, van vergoedingen en van retributies gestort voor rekening van derden (..) van de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houden oprichting van begrotingsfondsen, onder de vermelding "Aard van de toegestane uitgaven" worden de woorden : "met inbegrip van de betaling van de lonen en toelagen van het statutair en contractueel personeel van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden en de eraan verbonden federale wetenschappelijke instellingen, dat in dienst is genomen voor de voorbereiding, uitvoering, het beheer en de follow-up ervan" opgeheven. Afdeling 13. - FOD Financiën, voor de Rijkschuld

Art. 47.§ 1. Het Fonds 51-1 betreffende de afnamen van leningsopbrengsten bestemd tot dekking van : 1° de uitgevoerde uitgaven in het kader van beheersverrichting van de rijksschuld;2° de vervroegde terugbetalingen;3° de betalingen als gevolg van wisselkoers-schommelingen, wordt opgeheven. De eventuele beschikbare middelen op 31 december 2015 worden gedesaffecteerd en bij de algemene middelen van de Schatkist gevoegd. § 2. In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van de begrotingsfondsen, wordt de rubriek 51-1 opgeheven.

Art. 48.§ 1. Het Fonds 51-2 betreffende de Diverse niet-fiscale ontvangsten bestemd voor het Zilverfonds wordt opgeheven.

De eventuele beschikbare middelen op 31 december 2015 worden gedesaffecteerd en bij de algemene middelen van de Schatkist gevoegd. § 2. In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van de begrotingsfondsen, wordt de rubriek 51-2 - Diverse niet-fiscale ontvangsten bestemd voor het Zilverfonds, opgeheven.

Art. 49.De artikelen 26 en 27 van de wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds, worden opgeheven. HOOFDSTUK 2. - Justitie

Art. 50.In artikel 52, tweede lid, van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, gewijzigd bij de wetten van 23 december 2009 en 10 januari 2010 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste streepje, worden de woorden "Metrologische dienst van de federale overheidsdienst Economie" vervangen door de woorden "dienst technische evaluaties van de kansspelcommissie";2° in het tweede streepje, worden de woorden "Belgische metrologische dienst" vervangen door de woorden "dienst Technische evaluaties van de kansspelcommissie";3° het derde streepje wordt opgeheven. HOOFDSTUK 3. - Nationale Kas voor Rampenschade

Art. 51.Voor het jaar 2015 wordt een bedrag van 11 860 300 euro afkomstig van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen, zoals bepaald bij de artikelen 173 tot 183 van titel V, boek II van het Wetboek diverse rechten en taksen, toegewezen door middel van het toewijzingsfonds 66.80.B. teneinde de Nationale Kas voor Rampenschade te financieren. HOOFDSTUK 4. - Federale politie en geïntegreerde werking

Art. 52.In artikel 115, § 2, tweede lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, vervangen bij de wet van 26 april 2002 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 2003, 27 december 2006 en 22 juni 2012, worden de woorden "gebonden aan het kaderprogramma "solidariteit en beheer van de migratiestromen" "vervangen door de woorden ", met uitzondering van die bedoeld in het Federaal Europees Fonds voor Asiel en Migratie en Interne Veiligheid - Programmatie 2014-2020, en de bijdragen die afkomstig zijn van internationale instellingen". HOOFDSTUK 5. - Volksgezondheid

Art. 53.In artikel 1, § 3, van de wet van 7 augustus 1974 tot toekenning van bijkomende geldmiddelen aan het Belgische Rode Kruis worden de woorden "op een bijzondere rekening van de Afzonderlijke Sectie van de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin" vervangen door de woorden "op de rekening 87.59.52.89.B van de sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde" van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu". HOOFDSTUK 6. - Economie Afdeling 1

Begrotingsfonds Kruispuntbank van Ondernemingen Onderafdeling 1 Wijziging van het Wetboek van economisch recht

Art. 54.Artikel III.48 van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 17 juli 2013, wordt opgeheven.

Onderafdeling 2. - Opheffing van het ministerieel besluit van 1 april 2014 houdende vaststelling van de beheersmodaliteiten ven het Begrotingsfonds Kruispuntbank van Ondernemingen

Art. 55.Het ministerieel besluit van 1 april 2014 houdende vaststelling van de beheersmodaliteiten van het Begrotingsfonds Kruispuntbank van Ondernemingen wordt opgeheven. Afdeling 2. - Fonds voor de prospectie, exploratie en de exploitatie

van minerale en andere niet-levende rijkdommen van de territoriale zee, het continentaal plat van België en de zee-en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht

Art. 56.In artikel 11, § 3, van de wet van 17 augustus 2013 betreffende de prospectie, de exploratie en de exploitatie van de rijkdommen van de zee-en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, worden de woorden "het Fonds voor de exploratie en exploitatie van minerale en andere niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het Belgisch continentaal plat, bedoeld in rubriek 32-5 van de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen" vervangen door de woorden "de FOD Economie".

Art. 57.In het koninklijk besluit van 1 september 2004 betreffende de voorwaarden en de toekenningsprocedure van concessies voor de exploratie en de exploitatie van de minerale en andere niet-levende rijkdommen in de territoriale zee en op het continentaal plat, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 1, 10°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 april 2014, wordt opgeheven;2° in artikel 29, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 april 2014, worden de woorden "het Fonds" telkens vervangen door de woorden "FOD Economie". Onverminderd de bepalingen van het eerste lid kan de Koning artikel 29 van hetzelfde besluit wijzigen of opheffen. Afdeling 3. - Fonds Kansspelen

Art. 58.Artikel 146, § 1, van de programmawet van 30 december 2001 wordt opgeheven. Afdeling 4. - Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast

Art. 59.In artikel 1675/19, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid worden de woorden "het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast" vervangen door de woorden "de FOD Economie";2° in het vierde lid worden de woorden "het Fonds" vervangen door de woorden "de FOD Economie";3° in het zesde lid worden de woorden "het Fonds" vervangen door de woorden "de FOD Economie".

Art. 60.In de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen wordt het opschrift van hoofdstuk VI vervangen door het volgende opschrift : « Hoofdstuk VI - FOD Economie »

Art. 61.Artikel 20 van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : «

Art. 20.§ 1. De FOD Economie wordt belast met de betaling van : 1° het onbetaald gebleven saldo na toepassing van artikel 1675/19, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, van het ereloon, de emolumenten en de kosten van de schuldbemiddelaars, voor de verrichtingen, uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het Vijfde Deel, Titel IV, van het Gerechtelijk Wetboek;2° van maatregelen inzake informatie en sensibiliseren gericht tot de personen bedoeld in deze wet met betrekking tot de doelstellingen en de werking van deze wet, en meer in het algemeen, de financiering van maatregelen inzake informatie en sensibiliseren omtrent schuldoverlast.De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de modaliteiten en de nadere regels betreffende de toekenning van de middelen van de FOD Economie die worden gebruikt voor deze maatregelen inzake informatie en sensibiliseren; 3° het gedeelte van de erelonen, emolumenten en kosten van de schuldbemiddelaars dat door de rechter bepaald is overeenkomstig artikel 1675/19, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek;4° de inrichtings- en werkingskosten van de FOD Economie, van de kosten van het administratieve personeel en van het controlepersoneel toegewezen voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in deze paragraaf. § 2. Om de tussenkomst van de FOD Economie te verkrijgen, delen de schuldbemiddelaars aan de FOD Economie het onbetaald gebleven saldo na toepassing van artikel 1675/19, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, van hun ereloon, de emolumenten en de kosten voor de verrichtingen uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het Vijfde Deel, Titel IV, van het Gerechtelijk Wetboek, mee. Zij dienen hun aanvraag tot betaling in bij een aangetekende zending gericht aan de FOD Economie of aan de hand van elk andere communicatiemiddel uitdrukkelijk aanvaard door de FOD Economie. Deze aanvraag bevat de volgende documenten en inlichtingen : 1° het bevel van tenuitvoerlegging bedoeld in artikel 1675/19, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek en waar nodig een afschrift van de verslagen, bedoeld in artikel 1675/17, § 3, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek.Voor de bedragen die door de rechter niet ten laste zijn gelegd van de FOD Economie, levert de schuldbemiddelaar het bewijs van het onbetaald gebleven saldo na toepassing van artikel 1675/19, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek. Voor de toepassing van deze wet worden de gerechtelijke beslissingen die verwijzen naar het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast geacht te verwijzen naar de FOD Economie; 2° een gedagtekende en ondertekende verklaring van de schuldbemiddelaar, waarbij hij de naam van de consument voor wie hij tussenkomt, het bedrag van het onbetaald gebleven saldo evenals het gerechtelijk arrondissement binnen hetwelk de uitvoerbare titel bedoelt in artikel 1675/19, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek werd afgeleverd, meedeelt;3° het rekeningnummer waarop de betaling door de FOD Economie gebeurt;4° elke inlichting die van aard is om de aanvraag tot betaling te staven. De FOD Economie controleert naar vorm en inhoud de aanvraag tot betaling van de schuldbemiddelaar. Wanneer de aanvraag niet volledig is, verwittigt de FOD de schuldbemiddelaar en wijst hij op de ontbrekende gegevens en documenten. De aanvraag wordt geacht volledig te zijn op de dag dat de FOD Economie alle ontbrekende gegevens en documenten heeft ontvangen.

De betaling door de FOD Economie gebeurt binnen de drie maanden nadat de volledige aanvraag bij de FOD is toegekomen. Indien de betaling niet kan plaatsvinden binnen de drie maanden na ontvangst van de volledige aanvraag, wordt de schuldbemiddelaar hiervan verwittigd.

Wanneer de lopende middelen van de FOD Economie een tekort vertonen voor het lopende begrotingsjaar, worden de betalingen bedoeld bij het derde lid, overgedragen naar het volgende begrotingsjaar. Zij worden bij voorrang vereffend.

Wanneer ingevolge een materiële vergissing blijkt dat de FOD tot een niet-verschuldigde betaling is overgegaan, vordert hij de terugbetaling van de niet-verschuldigde sommen. Wanneer ingevolge bedrog, list of valse verklaring vanwege de schuldbemiddelaar blijkt dat het FOD Economie tot een niet-verschuldigde betaling is overgegaan, vordert het de terugbetaling van de niet-verschuldigde sommen, verhoogd met een nalatigheidsintrest die berekend wordt tegen de wettelijke intrestvoet te rekenen vanaf de dag van de betaling van deze sommen. In voorkomend geval zijn de artikelen 1289 tot 1299 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. § 3. Om de uitgaven van de FOD Economie te stijven, zijn gehouden een jaarlijkse bijdrage te betalen : 1° de kredietgevers.Worden als kredietgevers beschouwd, de ondernemingen die onderworpen zijn aan titel 4, hoofdstuk 2, afdeling 1 tot 3, van boek VII van het Wetboek van economisch recht; 2° het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (BIPT) voor rekening van de operatoren die activiteiten uitoefenen bedoeld in artikel 2, 4° en 5°, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie;3° de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) voor rekening van de ondernemingen bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;4° de Kansspelcommissie voor rekening van de kansspelinrichtingen bedoeld in de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. De jaarlijkse bijdrage is eenmalig en ondeelbaar verschuldigd. De bijdrageplichtigen zijn ertoe gehouden op verzoek van de FOD Economie, de verschuldigde bijdragen over te schrijven op de ontvangstenrekening van de FOD. Het verzoek gebeurt bij een aangetekende zending. De bijdrageplichtigen maken de bijdragen over ten laatste binnen de maand vanaf de dag die volgt op de afgifte van de aangetekende zending.

De FOD Economie gaat over tot een nazicht van de overschrijving. In geval de bijdragen niet, onvolledig of niet tijdig worden betaald, handelt de FOD overeenkomstig artikel 20bis.

De berekening van de bijdrage van de kredietgevers gebeurt op basis van een coëfficiënt toegepast op het totaal bedrag van de betalingsachterstanden van de kredietovereenkomsten geregistreerd op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de bijdrage is verschuldigd in de Centrale voor kredieten aan particulieren beheerd door de Nationale Bank van België. Deze gegevens worden door de Nationale Bank van België medegedeeld aan de FOD Economie.

Deze coëfficiënt bedraagt : 1° 0,30 per duizend van het totaal van de betalingsachterstanden van de kredieten verstrekt door de personen die hypothecair krediet verstrekken;2° 3 per duizend van het totaal van de betalingsachterstanden van de kredieten verstrekt door de personen die consumentenkrediet verstrekken. De bijdrage van de kredietgevers is slechts verschuldigd wanneer zij meer bedraagt dan 25 euro. De Koning kan dit bedrag wijzigen in functie van de inningskosten van de FOD Economie, na advies van het Begeleidingscomité.

De bijdrage van de personen bedoeld in het eerste lid, 2° tot 4°, bedraagt respectievelijk 1.200.000 euro, 600.000 euro en 200.000 euro.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de coëfficiënten weerhouden voor de bijdrage van de kredietgevers, de bedragen van de bijdragen van de personen bedoeld in het eerste lid, 2° tot 4°, de lijst van de bijdrageplichtigen of de verdeling onder hen, wijzigen, rekening houdend met het deel dat hun schuldvorderingen vertegenwoordigen in de schuldenlast van particulieren en de bijdragen die zij verrichten krachtens andere wettelijke bepalingen om voormelde schuldenlast te verminderen.

De Koning kan nadere voorwaarden en regels bepalen betreffende het innen van de toegewezen ontvangsten en de betaling van de toegestane uitgaven.

In geval van intrekking of schorsing van de vergunning of de registratie met toepassing van boek VII van het Wetboek van economisch recht, blijft de kredietgever onderworpen aan de verplichting tot bijdrage. Indien de rechten die voortvloeien uit een kredietovereenkomst het voorwerp uitmaken van een overdracht van schuldvordering, blijft de bijdrage verschuldigd door de overdrager; wanneer de overdrager niet meer bestaat, is de bijdrage verschuldigd door de overnemer. § 4. Er wordt een Begeleidingscomité opgericht dat de werkzaamheden van de FOD Economie verder opvolgt. Dit Begeleidingscomité is samengesteld als volgt : 1° de leidinggevende ambtenaar aangeduid door de minister bevoegd voor Economie, die het voorzitterschap waarneemt;2° een ambtenaar van de FOD Economie aangeduid door de minister bevoegd voor de Economie;3° een ambtenaar van de FOD Justitie, Bestuur Burgerlijke Wetgeving en Erediensten, aangeduid door de minister bevoegd voor Justitie;4° een lid, aangeduid door de Nationale Bank van België;5° een lid, aangeduid door de Belgische Vereniging van Banken en een lid aangeduid door de Beroepsverening van het Krediet, die niet tot een kredietinstelling behoort;6° een lid aangeduid door de Orde van Vlaamse Balies en een lid aangeduid door de "Ordre des barreaux francophones et germanophone";7° een lid aangeduid door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders;8° een lid aangeduid door de Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen;9° een lid aangeduid door de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten. Het Begeleidingscomité heeft als opdracht : 1° aan de ministers die Economie, Justitie en Financiën onder hun bevoegdheden hebben, een jaarverslag uitbrengen over de opdrachten uitgevoerd door de FOD Economie overeenkomstig paragraaf 1.De leidinggevende ambtenaar van de FOD Economie of zijn gedelegeerde verschaft hierover ruimschoots op voorhand aan het begeleidingscomité of aan elk lid die hier om vraagt de nodige informatie over de cijfers betreffende de inkomsten en uitgaven van de FOD Economie in de uitoefening van zijn taken bedoeld in dit artikel; 2° de adviezen op te maken die voorzien zijn door deze wet;3° het opstellen van het reglement van inwendige orde. Aan de leden van het Begeleidingscomité worden geen presentiegelden, noch vergoedingen of terugbetalingen van kosten toegekend. Het secretariaat van het Begeleidingscomité wordt waargenomen door de FOD Economie. § 5. Een bedrag van ten hoogste 25 % van de door de bijdragebetalers verschuldigde bijdragen mag worden gebruikt ter betaling van de maatregelen inzake informatie en sensibiliseren, bedoeld in paragraaf 1, 2°.

Het begeleidingscomité selecteert, volgens de procedure die het bepaalt, de projecten die beantwoorden aan de doelstelling beoogd door paragraaf 1, 2°. Het legt die ter goedkeuring voor aan de minister bevoegd voor Economie.

Het begeleidingscomité bepaalt de beoordelingscriteria voor de projecten en brengt elk jaar aan de minister bevoegd voor Economie advies uit over de uitgevoerde maatregelen inzake informatie en sensibiliseren omtrent schuldoverlast op basis van een verslag van de bevoegde ambtenaar bij de FOD Economie. De bevoegde ambtenaar van de FOD Economie of zijn gemachtigde is belast met de opvolging en de controle van de opdrachten toevertrouwd aan derden. Voor elke opdracht wordt de bevoegde ambtenaar, of zijn gemachtigde, bijgestaan door het Begeleidingscomité, dat hiertoe onder zijn leden een of meer personen kan aanduiden. § 6. De Koning oefent de Hem bij dit artikel toegekende bevoegdheden uit op de gezamenlijke voordracht van de Ministers die Economie en Justitie onder hun bevoegdheid hebben. ».

Art. 62.In artikel 20bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid worden de woorden "het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast" vervangen door de woorden "de FOD Economie";2° in het vierde lid worden de woorden "in artikel 20, § 2, eerste lid, 2° tot 4°" vervangen door de woorden "in artikel 20, § 1, eerste lid, 2° tot 4°".

Art. 63.In artikel 20ter, 1°, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 april 2002, worden de woorden "het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast" vervangen door de woorden "de FOD Economie".

Art. 64.In artikel 19, § 1, van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, gewijzigd bij de wetten van 8 april 2003, 23 december 2009 en 10 januari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vierde lid worden de woorden "het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast bedoeld in artikel 20, § 2" vervangen door de woorden "de FOD Economie bedoeld in artikel 20, § 1";2° in het vijfde lid worden de woorden "het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast" vervangen door de woorden "de FOD Economie".

Art. 65.In artikel 56, eerste lid, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, ingevoegd bij de wet van 23 december 2009 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 maart 2011, bekrachtigd bij de wet van 3 augustus 2012, worden de woorden "het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast bedoeld in artikel 20, § 2" vervangen door de woorden "de FOD Economie bedoeld in artikel 20, § 1".

Art. 66.In artikel 29, § 1, eerste lid, 5°, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, ingevoegd bij de wet van 23 december 2009, worden de woorden "het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast bedoeld in artikel 20, § 2" vervangen door de woorden "de FOD Economie bedoeld in artikel 20, § 1".

Art. 67.Het koninklijk besluit van 9 augustus 2002 tot regeling van de werking van het Fonds ter bestrijding van Overmatige Schuldenlast wordt opgeheven. HOOFDSTUK 7. - Wetenschapsbeleid

Art. 68.Artikel 419 van de programmawet (I) van 24 december 2002 wordt vervangen als volgt : «

Art. 419.§ 1. De Koning integreert het Studie- en documentatiecentrum "Oorlog en Hedendaagse Maatschappij", hierna te noemen het "CEGESOMA", als operationele directie in de federale wetenschappelijke instelling "Algemeen Rijksarchief - Rijksarchief in de Provinciën", hierna te noemen "Rijksarchief". De Koning regelt de nadere regels van de overdracht aan de instelling van de goederen, collecties, rechten en verplichtingen van het CEGESOMA alsook van zijn personeelsleden. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde personeelsleden behouden hun hoedanigheid, hun bezoldiging en de andere voordelen die zij hadden of zouden hebben verkregen indien zij in het CEGESOMA het ambt hadden blijven uitoefenen dat zij bij hun integratie bekleedden.

Het bedrag van het pensioen dat hun zal worden toegekend, mag niet lager zijn dan het bedrag van het pensioen dat zij zouden hebben gekregen overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen die op het ogenblik van de overplaatsing op hen van toepassing waren, maar rekening houdend met de wijzigingen die deze bepalingen later zouden hebben ondergaan krachtens maatregelen die van toepassing zijn op het CEGESOMA. ». HOOFDSTUK 8. - Inwerkingtreding

Art. 69.Deze titel treedt in werking op 1 januari 2016.

TITEL III. - Maatschappelijke integratie HOOFDSTUK 1. - Wijziging van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie

Art. 70.Artikel 23 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende : « § 5. De gerechtigde meldt het bevoegde centrum, vóór zijn vertrek, ieder verblijf van een periode van een week of meer in het buitenland; hij geeft de duur en de reden hiervan op. De uitbetaling van het leefloon is gewaarborgd voor deze periode, die in totaal niet meer dan vier weken per kalenderjaar mag betreffen.

De uitbetaling van het leefloon wordt geschorst voor verblijven in het buitenland die het totaal van vier weken per kalenderjaar overschrijden, tenzij het centrum daarover anders beslist wegens uitzonderlijke omstandigheden die dit verblijf verantwoorden. ». HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie

Art. 71.Artikel 38 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie wordt opgeheven.

TITEL IV. - Volksgezondheid, sociale zaken en werk HOOFDSTUK 1. - FAGG Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 25 maart 1964 op de

geneesmiddelen

Art. 72.In artikel 13bis, § 1, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2013, worden de woorden "de goedkeuring van educatief of informatief materiaal, programma's of diensten bestemd met name voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg of patiënten overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 1octies," ingevoegd tussen de woorden "bedoeld in artikel 12bis, § 1/1," en de woorden "en de registratie) van geneesmiddelen,". Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 5 juli 1994 betreffende bloed

en bloedderivaten van menselijke oorsprong

Art. 73.In artikel 20/1 van de wet van 5 juli 1994 betreffende bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong, ingevoegd bij wet van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "(ATC : JO6BA02)" en de woorden "(ATC BO5AA01)" opgeheven en worden de woorden "Stabiele Oplossing van PlasmaProteïnen 4 %" vervangen door de woorden "Albumine 4 % oplossing voor intraveneuze toediening";2° in het zevende lid worden de woorden "31 december 2015" telkens vervangen door de woorden "31 december 2016";3° het negende lid wordt opgeheven. Afdeling 3. - Wijzigingen van de wet van 12 augustus 2000 houdende

sociale, budgettaire en andere bepalingen

Art. 74.In artikel 225, § 1, van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 4°, 5° en 6°, worden de woorden "een forfaitaire bijdrage van 212,00 euro" telkens vervangen door de woorden "de forfaitaire bijdrage bepaald overeenkomstig het tweede lid";2° tussen het eerste en het tweede lid worden drie leden ingevoegd, luidende : « De in het eerste lid, 4°, 5° en 6°, bedoelde forfaitaire bijdrage bedraagt voor het betrokken bijdragejaar, het quotiënt van het te financieren tekort op de uitvoeringsrekening van de begroting zoals bedoeld in artikel 6, § 2, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten voor het betrokken bijdragejaar en het totaal aantal vergunningen dat aan de forfaitaire bijdrage is onderworpen.Voor de toepassing van dit lid is het te financieren tekort op de uitvoeringsrekening, het verschil tussen de uitgaven en de ontvangsten voor dit jaar voor de aanrekening van de betrokken forfaitaire bijdragen. Het bedrag van forfaitaire bijdrage is positief en bedraagt maximum 189,4768 euro. Het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten maakt het bedrag van de forfaitaire bijdrage bekend op zijn website voor 31 mei van het jaar dat volgt op het bijdragejaar.

De in het tweede lid bedoelde forfaitaire bijdrage wordt voldaan door de betaling van een voorschot voor 31 december van het betrokken bijdragejaar, berekend op basis van het maximum van de bijdrage, en een saldo. Het saldo wordt terugbetaald.

In afwijking van het derde lid, verrekent het FAGG het saldo met het voorschot voor het volgende bijdragejaar indien de bijdrageplichtige dezelfde blijft. »; 3° tussen het vierde lid, dat het zevende lid wordt, en het vijfde lid, dat het negende lid wordt, wordt een lid ingevoegd, luidende : « Het bedrag van het maximum van de in het tweede lid bedoelde forfaitaire bijdrage, wordt jaarlijks aangepast aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen van het Rijk, in functie van het indexcijfer van de maand september.Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand september 2016. Het geïndexeerde bedrag wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en is van toepassing op de forfaitaire bijdrage van het bijdragejaar dat volgt op dat gedurende hetwelk de aanpassing is uitgevoerd. ».

Art. 75.In dezelfde wet wordt artikel 224, opgeheven bij de wet van 15 december 2013, hersteld als volgt : «

Art. 224.§ 1. Om de opdrachten van de administratie in het kader van de homeopathische geneesmiddelen te financieren, is door de personen die deze geneesmiddelen in de handel brengen een heffing van 0.2 %, met een minimum van 12.5 euro, verschuldigd op het omzetcijfer uit de verkoop aan apotheken dat is verwezenlijkt op de Belgische markt met betrekking tot de homeopathische geneesmiddelen zoals bedoeld in artikel 1, § 1, 5), van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen en die rechtmatig in de handel zijn met uitzondering van de geneesmiddelen waarvoor een VHB werd verleend krachtens artikel 6, § 1, van de wet van 25 maart 1964.

Deze heffing wordt berekend op het omzetcijfer dat is verwezenlijkt gedurende het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de heffing is verschuldigd. Het bedrag van dit omzetcijfer maakt het voorwerp uit van een aangifte van de groothandelaars en de groothandelaars-verdelers die wordt gedagtekend, ondertekend en waar en echt verklaard. Bij deze aangifte wordt het attest gevoegd dat werd opgesteld overeenkomstig paragraaf 2. Deze aangifte wordt bij een ter post aangetekende zending gestuurd aan het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten tegelijkertijd met de storting van de heffing die dient te gebeuren ten laatste op 30 juni van het jaar volgend op dat waarin het omzetcijfer is verwezenlijkt.

Deze heffing wordt gestort door de groothandelaars en de groothandelaars-verdelers op de rekening van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten.

Het in het eerste lid bedoelde bedrag van 12,5 euro wordt jaarlijks aangepast aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen van het Rijk, in functie van het indexcijfer van de maand september.

Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand september 2015. De geïndexeerde bedragen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en zijn opeisbaar vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op dat gedurende hetwelk de aanpassing is uitgevoerd. § 2. De groothandelaars en groothandelaars-verdelers houden jaarlijks een register bij met vermelding van de in paragraaf 1 bedoelde homeopathische geneesmiddelen die zij in hun bezit hebben, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie geneesmiddelen worden overdracht en de gevolgen van deze overmaking voor wat betreft de omzet zoals bedoeld in paragraaf 1, eerste lid.

Op basis van het in het eerste lid bedoelde register laat de groothandelaar of groothandelaar-verdeler een attest opmaken door een bedrijfsrevisor of de accountant waarin de volgende elementen worden bevestigd en voor echt verklaard : - de naam van de groothandelaar of groothandelaar-verdeler als natuurlijke of rechtspersoon, met vermelding van de rechtsvorm en diens ondernemingsnummer; - de totale omzet; - de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde omzet.

De Koning kan nadere regels vaststellen aangaande de wijze waarop deze heffing dient te worden betaald. § 3. De groothandelaar die de heffing heeft betaald en de geneesmiddelen niet zelf in de handel brengt, heeft recht op de terugbetaling van het overeenkomstig paragraaf 2 betaalde bedrag door de persoon die de betrokken geneesmiddelen in de handel heeft gebracht. § 4. De overtredingen op dit artikel of op de uitvoeringsbesluiten ervan worden gestraft met de in artikel 16, § 2, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, bepaalde straffen.

De in artikelen 14, § 1, eerste lid, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, bedoelde ambtenaren hebben met betrekking tot dit artikel dezelfde bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 14 en 14bis.

De artikelen 17, §§ 1 en 3, 18 en 19 van dezelfde wet zijn op dit artikel van overeenkomstige toepassing voor zover de in artikel 17, § 1, eerste lid, van dezelfde wet bedoelde som als volgt wordt vastgesteld : 1° in het geval de inbreuk louter bestaat uit het niet betalen of het gedeeltelijk niet betalen van de bijdrage krachtens het in paragraaf 1 bedoelde attest van een bedrijfsrevisor of accountant, tussen het tweevoudige en het vijfvoudige van de verschuldigde bijdrage; 2° in de andere gevallen dan 1°, tussen 2.500,00 euro en 1 % van het totaal van de opbrengstrekening klasse 7 in de boekhouding van de onderneming die de betrokken groothandelaar of groothandelaar-verdeler is, zoals blijkt uit de boekhouding van deze onderneming van het jaar waarin de omzet is gerealiseerd en waarop de inbreuk betrekking heeft. ».

Art. 76.In afwijking van artikel 54 mogen de groothandelaars en groothandelaars-verdelers voor het bijdragejaar 2016, de geattesteerde aangifte van de omzet van 2015 van homeopathische geneesmiddelen, als bedoeld in artikel 224, § 2, van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, zoals ingevoegd bij deze wet, indienen op basis van een verklaring op erewoord met opgave van het omzetcijfer van het voorgaande kalenderjaar. Afdeling 4. - Wijzigingen van de wet van 7 mei 2004 inzake

experimenten op de menselijke persoon

Art. 77.Artikel 2 van de wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon, zoals gewijzigd bij de wetten van 27 december 2004, 27 december 2005 en 19 maart 2013, wordt aangevuld met de bepaling onder 24°, luidende : « 24° "commerciële klinische proef" : proef die geen niet-commercieel experiment is. ».

Art. 78.In artikel 30 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 27 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 21 december 2007 en 19 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "de bijdragen, zoals bepaald door de Koning," vervangen door de woorden "de bijdragen, vastgesteld bij of krachtens dit artikel,";2° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt : « § 6.Het bedrag van de in paragraaf 2 bedoelde bijdrage voor het indienen van een dossier bij de minister in de zin van artikel 12, bedraagt 2.680,10 euro.

De in het eerste lid bedoelde bijdrage wordt vermeerderd met een bijdrage bestemd voor het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten voor de financiering van de opdrachten resulterende uit deze wet. Deze bijdrage bedraagt : 1° 2.827,13 euro indien die aanvraag betrekking heeft op een klinische proef van fase 1; 2° 992,13 euro indien die aanvraag betrekking heeft op andere klinische proeven dan klinische proeven van fase 1. Ieder in artikel 26 bedoeld onderzoek omtrent de naleving van de goede klinische praktijken vastgesteld bij en krachtens artikel 4, dat verband houdt met een commerciële klinische proef en dat aanleiding geeft tot een onderzoek ter plaatse door de inspecteurs van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, is onderworpen aan een bijdrage.

De in het derde lid bedoelde bijdrage wordt per schijf van 4 uren vastgelegd op een basisbedrag van 583,61 euro per inspecteur die het onderzoek uitvoert. Telkens als een nieuwe schijf wordt begonnen, geeft zij aanleiding tot de betaling van een volledige schijf.

De Koning bepaalt de nadere regels van betaling en het bedrag van de andere dan in de in deze paragraaf bedoelde retributies geregeld in dit artikel. »; 3° tussen paragraaf 9 en paragraaf 10 wordt een paragraaf 9/1 ingevoegd, luidende : « § 9/1.Het indienen van een aanvraag tot accreditatie zoals bedoeld in artikel 26/1, eerste lid, is onderworpen aan het betalen van een bijdrage van 16.996 euro. »; 4° in paragraaf 10 wordt tussen het tweede en het derde lid, een lid ingevoegd, luidende : « In afwijking van het tweede lid, is voor de aanpassing van de in § 6, eerste tot derde lid, bedoelde bijdragen, het aanvangsindexcijfer dat van de maand september 2014.».

Art. 79.In dezelfde wet wordt een hoofdstuk XIVbis, dat het artikel 26/1 bevat, ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk XIVbis. - Accreditatie van centra

Art. 26/1.Centra kunnen geaccrediteerd worden voor het uitvoeren van fase 1-proeven door het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten.

De Koning stelt het accreditatiesysteem vast en wijst de normen aan met het oog op de toepassing van het eerste lid en bepaalt de datum van inwerkingtreding. ».

Art. 80.Artikel 1, eerste streepje, van het koninklijk besluit van 15 juli 2004 tot bepaling van de bijdragen te betalen in het kader van een verzoek om advies of toelating voor het uitvoeren van een klinische proef of een experiment, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 april 2013, wordt opgeheven.

De artikelen 2 en 3, § 2, van het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot bepaling van de bijdragen te betalen in het kader van artikel 30, § 6 van de wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon, worden opgeheven. Afdeling 5. - Wijziging van de wet van 20 juli 2006 betreffende de

oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten

Art. 81.Artikel 13, § 1, van de wet van 20 juli 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, wordt aangevuld met de bepaling onder 9°, luidende : « 9° een jaarlijks bedrag ten laste van de administratiekosten van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering vastgelegd door de Koning. ». Afdeling 6. - Wijziging van de wet van 15 december 2013 met betrekking

tot medische hulpmiddelen

Art. 82.In artikel 34 van de wet van 15 december 2013 met betrekking tot medische hulpmiddelen, gewijzigd bij de wet van 19 december 2014, worden de woorden "0,38492 %" vervangen door de woorden "0,4026092 %". HOOFDSTUK 2. - RIZIV. - Wijzigingen van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 Afdeling 1. - Administratiekosten van de verzekeringsinstellingen

Art. 83.In artikel 195, § 1, 2°, derde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 25 april 1997, 17 maart 2007 en 11 december 2013 en bij de wetten van 27 december 1994, 22 februari 1998, 22 augustus 2002, 27 december 2005, 27 december 2006, 26 maart 2007, 8 juni 2008, 22 december 2008, 23 december 2009, 29 december 2010, 17 februari 2012, 28 juni 2013, 26 december 2013 en 10 augustus 2015, worden de eerste en de tweede zin vervangen door de volgende zinnen : « Het bedrag van de administratiekosten van de vijf landsbonden wordt vastgelegd op 766.483.000 EUR voor 2003, 802.661.000 EUR voor 2004, 832.359.000 EUR voor 2005, 863.156.000 EUR voor 2006, 895.524.000 EUR voor 2007, 929.160.000 EUR voor 2008, 972.546.000 EUR voor 2009, 1.012.057.000 EUR voor 2010, 1.034. 651.000 EUR voor 2011, 1.029.840.000 EUR voor 2012, 1.027.545.000 EUR voor 2013, 1.052.317.000 EUR voor 2014, 1.070.012.000 EUR voor 2015 en 1.050.174.000 EUR voor 2016. Voor de Kas voor geneeskundige verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen wordt dit bedrag vastgesteld op 13.195.000 EUR voor 2003, 13.818.000 EUR voor 2004, 14.329.000 EUR voor 2005, 14.859.000 EUR voor 2006, 15.416.000 EUR voor 2007, 15.995.000 EUR voor 2008, 16.690.000 EUR voor 2009, 17.368.000 EUR voor 2010, 17.770.000 EUR voor 2011, 17.687.000 EUR voor 2012, 17.648.000 EUR voor 2013, 18.073.000 EUR voor 2014, 18.377.000 EUR voor 2015 en 18.037.000 EUR voor 2016. ». Afdeling 2. - Heffingen op de omzet

Art. 84.In artikel 191, eerste lid, 15°novies, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 december 2005 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2006, 21 december 2007, 8 juni 2008, 19 december 2008, 22 december 2008, 23 december 2009, 29 december 2010, 28 december 2011, 27 december 2012, 26 december 2013 en 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Voor 2016 wordt het bedrag van die heffing vastgesteld op 6,73 pct. van de omzet die in 2016 is verwezenlijkt. »; 2° in het vijfde lid, laatste zin, wordt het woord "en" vervangen door de vermelding "," en wordt de zin aangevuld als volgt : « en vóór 1 mei 2017 voor de omzet die in 2016 is verwezenlijkt.»; 3° in het zevende lid, eerste zin, wordt het woord "en" vervangen door de vermelding "," en worden de woorden "en de heffing op de omzet 2016" ingevoegd tussen de woorden "omzet 2015" en de woorden "worden via";4° het achtste lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Voor 2016 dienen het in het zevende lid bedoelde voorschot en saldo respectievelijk gestort te worden voor 1 juni 2016 en 1 juni 2017 op rekening van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, met vermelding van respectievelijk "voorschot heffing omzet 2016" en "saldo heffing omzet 2016".»; 5° het tiende lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Voor 2016 wordt het voornoemde voorschot bepaald op 6,73 pct.van de omzet die in het jaar 2015 is verwezenlijkt. »; 6° het laatste lid wordt aangevuld met de volgende zin : « De ontvangsten die voortvloeien uit de heffing op de omzet 2016 worden in de rekeningen van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging opgenomen in het boekjaar 2016.».

Art. 85.In artikel 191, eerste lid, 15°duodecies, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 23 december 2009 en gewijzigd bij de wetten van 29 december 2010, 28 december 2011, 27 december 2012, 26 december 2013 en 19 december 2014, wordt het vijfde lid aangevuld met de volgende zin : « Voor 2016 wordt het bedrag van die heffing vastgesteld op 1 pct. van de omzet die in 2016 is verwezenlijkt en het ermee samenhangende voorschot wordt vastgesteld op 1 pct. van de omzet die in 2015 is verwezenlijkt. ».

Art. 86.In artikel 191, eerste lid, 15°terdecies, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 28 juni 2013 en gewijzigd bij de wet van 19 december 2014, wordt het vijfde lid aangevuld als volgt : « Voor het jaar 2016 worden de percentages van deze weesheffing vastgesteld op 0 pct. voor het deel van de omzet van 0 tot en met 1,5 miljoen EUR, op 3 pct. voor het deel van de omzet van 1,5 tot en met 3 miljoen EUR en op 5 pct. voor het deel van de omzet groter dan 3 miljoen EUR. De percentages, die op de verschillende omzetniveaus toegepast worden om het voorschot 2016 vast te stellen, zijn gelijk aan de percentages die vastgesteld worden voor de weesheffing 2016. ». Afdeling 3. - Bijdrage op marketing

Art. 87.In artikel 191, eerste lid, 31°, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 december 2012 en gewijzigd bij de wetten van 26 december 2013 en 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Voor 2016 wordt de compensatoire bijdrage gehandhaafd.»; 2° in het tweede lid worden de woorden "en verwezenlijkt in 2015, voor het jaar 2015" vervangen door de woorden "verwezenlijkt in 2015, voor het jaar 2015, en verwezenlijkt in 2016, voor het jaar 2016 »;3° het derde lid wordt aangevuld als volgt : « Het voorschot 2016, vastgesteld op 0,13 pct.van het in 2015 verwezenlijkte omzetcijfer, wordt vóór 1 juni 2016 gestort op rekening van het Rijkinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, met de vermelding "Voorschot compensatoire bijdrage 2016" en het saldo wordt vóór 1 juni 2017 gestort op dezelfde rekening met de vermelding "Saldo compensatoire bijdrage 2016". »; 4° in het vijfde lid wordt het woord "en" opgeheven en wordt de zin aangevuld als volgt : « , en in het boekjaar 2016, voor de bijdrage 2016.». Afdeling 4. - Referentieterugbetaling

Art. 88.In artikel 35ter van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 27 december 2005 en gewijzigd bij de wetten van 25 april 2007, 22 december 2008, 10 december 2009, 23 december 2009, 29 december 2010, 17 februari 2012, 30 juli 2013, 7 februari 2014 en 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, vierde lid, wordt het getal "41" vervangen door het getal "51,52" en wordt het getal "32,5" vervangen door het getal "43,64";2° in paragraaf 1 worden het vijfde tot negende lid opgeheven;3° in § 2, eerste lid, worden de woorden "op de helft van de in § 1 vermelde percentages teruggebracht" vervangen door de woorden "op 27,82 pct.teruggebracht voor de specialiteiten waarvoor de verzekeringstegemoetkoming 100 pct. van de vergoedingsbasis bedraagt en op 23,37 pct. voor de andere specialiteiten,"; 4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : « De nadere regels die gevolgd dienen te worden om aan te geven dat de verminderingen op 27,82 pct.worden teruggebracht voor de specialiteiten waarvoor de verzekeringstegemoetkoming 100 pct. van de vergoedingsbasis bedraagt en op 23,37 pct. voor de andere specialiteiten, worden vastgesteld door de Koning. » De Koning stelt de nadere regels vast voor de bedoelde verminderingen in paragraaf 1. 5° in § 2bis, eerste lid, worden de woorden "op de helft van de in § 1 vermelde percentages teruggebracht" vervangen door de woorden "op 27,82 pct.teruggebracht voor de specialiteiten waarvoor de verzekeringstegemoetkoming 100 pct. van de vergoedingsbasis bedraagt en op 23,37 pct. voor de andere specialiteiten,";

De Koning stelt de nadere regels vast voor de bedoelde verminderingen die gevolgd dienen te worden in paragraaf 1. 6° paragraaf 2bis wordt aangevuld met een lid, luidende : « De nadere regels die gevolgd dienen te worden om aan te geven dat de bedoelde verminderingen op 27,82 pct.worden teruggebracht voor de specialiteiten waarvoor de verzekeringstegemoetkoming 100 pct. van de vergoedingsbasis bedraagt en op 23,37 pct. voor de andere specialiteiten, worden vastgesteld door de Koning. »; 7° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.Voor de specialiteiten waarvan de vergoedingsbasis is verlaagd op basis van paragraaf 1, moeten de aanvragers volgens de door de Koning vastgestelde regels en voorwaarden, tussen de vier volgende opties kiezen : 1° ofwel wordt de verkoopprijs aan publiek, of bij ontstentenis hiervan de verkoopprijs buiten bedrijf, verlaagd tot op een niveau dat gelijk is aan dit van de nieuwe vergoedingsbasis, vermeerderd met een veiligheidsmarge van 25 pct.van deze nieuwe vergoedingsbasis, met dien verstande dat deze veiligheidsmarge niet hoger kan zijn dan 5,00 EUR; 2° ofwel wordt de verkoopprijs aan publiek, of bij ontstentenis hiervan de verkoopprijs buiten bedrijf, verlaagd tot op een niveau dat hoger is dan dit van de nieuwe vergoedingsbasis, maar lager dan het niveau, zoals berekend onder 1°;3° ofwel wordt de verkoopprijs aan publiek, of bij ontstentenis hiervan de verkoopprijs buiten bedrijf, verlaagd tot het niveau van de nieuwe maximale vergoedingsbasis;4° ofwel wordt de specialiteit van rechtswege en zonder rekening te houden met de procedures bepaald in artikel 35bis, geschrapt uit de lijst. Indien de aanvrager niet kiest voor één van de vier bovenvermelde opties, wordt van rechtswege de optie onder 3° toegepast.

De lijst kan maandelijks en van rechtswege worden aangepast opdat rekening wordt gehouden met de prijsverlagingen, bedoeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3°, of met de schrappingen van rechtswege, bedoeld in het eerste lid, 4°. »; 8° in paragraaf 4bis worden de woorden "volgens de bepalingen van artikel 35ter, § 3, tweede lid" vervangen door de woorden "volgens de bepalingen van artikel 35ter, § 3, eerste lid, 4°";9° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 11 en 12, luidende : « § 11.Op 1 maart 2016 : a) wordt de vergoedingsbasis van de specialiteiten waarvoor na 31 maart 2010 en vóór 1 april 2012, op grond van paragraaf 1, een nieuwe vergoedingsbasis werd vastgesteld, eventueel met toepassing van artikel 35quater, alsook van de in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 2), bedoelde specialiteiten die hetzelfde werkzaam bestanddeel bevatten, van rechtswege bijkomend verminderd met 6 pct;b) wordt de vergoedingsbasis van de specialiteiten waarvoor na 31 maart 2010 en vóór 1 april 2012 op grond van paragraaf 2 of paragraaf 2bis een nieuwe vergoedingsbasis werd vastgesteld, van rechtswege bijkomend verminderd met 3 pct;c) wordt de vergoedingsbasis van de specialiteiten waarvoor na 31 maart 2012 en vóór 1 april 2014, op grond van paragraaf 1, een nieuwe vergoedingsbasis werd vastgesteld, eventueel met toepassing van artikel 35quater, alsook van de in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 2), bedoelde specialiteiten die hetzelfde werkzaam bestanddeel bevatten, van rechtswege bijkomend verminderd met 12,58 pct.voor de specialiteiten waarvoor de verzekeringstegemoetkoming 100 pct. van de vergoedingsbasis bedraagt en met 11,17 pct. voor de andere specialiteiten; d) wordt de vergoedingsbasis van de specialiteiten waarvoor na 31 maart 2012 en vóór 1 april 2014, op grond van paragraaf 2 of paragraaf 2bis een nieuwe vergoedingsbasis werd vastgesteld, van rechtswege bijkomend verminderd met 6,40 pct.voor de specialiteiten waarvoor de verzekeringstegemoetkoming 100 pct. van de vergoedingsbasis bedraagt en met 5,67 pct. voor de andere specialiteiten; e) wordt de vergoedingsbasis van de specialiteiten waarvoor na 31 maart 2014 en vóór 1 april 2016, op grond van paragraaf 1, een nieuwe vergoedingsbasis werd vastgesteld, eventueel met toepassing van artikel 35quater, alsook van de in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 2), bedoelde specialiteiten die hetzelfde werkzaam bestanddeel bevatten, van rechtswege bijkomend verminderd met 17,83 pct.voor de specialiteiten waarvoor de verzekeringstegemoetkoming 100 pct. van de vergoedingsbasis bedraagt en met 16,50 pct. voor de andere specialiteiten; f) wordt de vergoedingsbasis van de specialiteiten waarvoor na 31 maart 2014 en vóór 1 april 2016, op grond van paragraaf 2 of paragraaf 2bis een nieuwe vergoedingsbasis werd vastgesteld, van rechtswege bijkomend verminderd met 9,20 pct.voor de specialiteiten waarvoor de verzekeringstegemoetkoming 100 pct. van de vergoedingsbasis bedraagt en met 8,50 pct. voor de andere specialiteiten; g) wordt de vergoedingsbasis van de farmaceutische specialiteiten bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 2), ingeschreven op de lijst tot en met 1 maart 2016 en waarvoor er een specialiteit, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 1), ingeschreven is op de lijst die hetzelfde werkzaam bestanddeel bevat waarvoor voor 1 april 2016, op grond van paragraaf 1, nog geen nieuwe vergoedingsbasis werd vastgesteld, eventueel met toepassing van artikel 35quater, van rechtswege bijkomend verminderd met 17,83 pct.voor de specialiteiten waarvoor de verzekeringstegemoetkoming 100 pct. van de vergoedingsbasis bedraagt en met 16,50 pct. voor de andere specialiteiten; h) voor de specialiteiten, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 1), waarvoor het verschil tussen de verkoopprijs aan publiek en de vergoedingsbasis groter is dan 5,00 EUR, wordt de verkoopprijs aan publiek, of bij ontstentenis hiervan de verkoopprijs buiten bedrijf, verlaagd tot op een niveau dat gelijk is aan dit van de vergoedingsbasis, vermeerderd met een veiligheidsmarge van 25 pct.van deze vergoedingsbasis, met dien verstande dat deze veiligheidsmarge niet hoger kan zijn dan 5,00 EUR. § 12. Op 1 januari 2017 : a) wordt de vergoedingsbasis van de farmaceutische specialiteiten bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 2), waarvoor er geen specialiteiten, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 1), die hetzelfde werkzaam bestanddeel bevatten, meer ingeschreven waren op de lijst binnen een periode van 2 jaar na de datum waarop op grond van paragraaf 1, een nieuwe vergoedingsbasis werd vastgesteld, eventueel met toepassing van artikel 35quater, van rechtswege bijkomend verminderd met 17,83 pct.voor de specialiteiten waarvoor de verzekeringstegemoetkoming 100 pct. van de vergoedingsbasis bedraagt en met 16,50 pct. voor de andere specialiteiten; b) wordt de vergoedingsbasis van de farmaceutische specialiteiten bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 2), waarvoor er geen specialiteiten, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 1), die hetzelfde werkzaam bestanddeel bevatten, meer ingeschreven waren op de lijst binnen een periode van meer dan 2 jaar maar minder dan 4 jaar na de datum waarop op grond van paragraaf 1, een nieuwe vergoedingsbasis werd vastgesteld, eventueel met toepassing van artikel 35quater, van rechtswege bijkomend verminderd met 12,58 pct.voor de specialiteiten waarvoor de verzekeringstegemoetkoming 100 pct. van de vergoedingsbasis bedraagt en met 11,17 pct. voor de andere specialiteiten; c) wordt de vergoedingsbasis van de farmaceutische specialiteiten bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 2), waarvoor er geen specialiteiten, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 1), die hetzelfde werkzaam bestanddeel bevatten, meer ingeschreven waren op de lijst binnen een periode van meer dan 4 jaar maar minder dan 6 jaar na de datum waarop op grond van paragraaf 1, een nieuwe vergoedingsbasis werd vastgesteld, eventueel met toepassing van artikel 35quater, van rechtswege bijkomend verminderd met 6 pct.». HOOFDSTUK 3. - Wijziging van artikel 173 van de programmawet van 19 december 2014

Art. 89.In artikel 173, § 1, van de programmawet van 19 december 2014, worden de woorden "31 december 2015" telkens vervangen door de woorden "31 december 2016". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der werknemers

Art. 90.Artikel 3, 2°, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken wordt vervangen als volgt : « 2° flexiloon : het basisloon, zijnde een nettoloon ter vergoeding van een prestatie geleverd in het kader van een flexi-job als bedoeld in de bepaling onder 1°, aangevuld met alle vergoedingen, premies en voordelen van welke aard ook die door de werkgever toegekend worden ter vergoeding van diezelfde prestatie, en waarop overeenkomstig artikel 14, § 2, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en artikel 23, tweede lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en hun uitvoeringsbepalingen, sociale bijdragen verschuldigd zijn. ».

Art. 91.Artikel 5, § 2, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 2. Het basisloon als bedoeld in artikel 3, 2° bedraagt minimaal 8,82 euro per uur. Dit minimaal bedrag wordt aangepast aan het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmede rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. ».

Art. 92.Artikel 6, d), van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « d) het basisloon als bedoeld in artikel 3, 2° met inachtneming van het minimum zoals bepaald bij artikel 5; ».

Art. 93.Artikel 38, § 1, eerste lid, 29°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 16 november 2015, wordt vervangen als volgt : « 29° de bezoldigingen betaald of toegekend in uitvoering van de flexi-jobarbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 3, 4°, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken; ».

Art. 94.In artikel 14 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der werknemers worden de woorden "artikel 9, 2°" vervangen door de woorden "artikel 3, 2°;".

Art. 95.Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 december 2015. HOOFDSTUK 5. - Werk Afdeling 1. - Wijziging van hoofdstuk VI van titel XI van de wet van

27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) betreffende de sociale zekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd in de stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag, op aanvullende vergoedingen bij bepaalde socialezekerheidsuitkeringen en op uitkeringen voor invaliditeit

Art. 96.In hoofdstuk VI van titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2012, wordt een artikel 124ter ingevoegd, luidende : « Art.124ter. Voor de aanvullende vergoedingen voor de eerste keer toegekend vanaf 1 januari 2016 in geval van een tijdskrediet, of naar aanleiding van een opzegging of verbreking van de arbeidsovereenkomst, betekend na 10 oktober 2015, of naar aanleiding van elke andere beëindiging van de arbeidsovereenkomst na deze datum, worden de percentages van de verschuldigde bijdragen, vastgesteld in artikel 118, § 2quater, en in artikel 120, §§ 2 en 3/1, vermenigvuldigd met een coëfficiënt 1.25 en worden de percentages vastgesteld in artikel 118, § 3/1, en artikel 120, § 4/1, vermenigvuldigd met een coëfficiënt 2.25.

De aldus verkregen percentages worden rekenkundig afgerond tot op de tweede decimaal, waarbij 0,005 naar boven wordt afgerond.

De coëfficiënt 1.25 als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op de werklozen met bedrijfstoeslag wanneer de opzegging of verbreking betekend werd in het kader van een erkenning als onderneming in moeilijkheden of herstructurering, voor zover de erkenning, of, voor de ondernemingen in herstructurering, de aankondiging van het collectief ontslag als bedoeld in hoofdstuk VII van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, dateert van vóór 11 oktober 2015. ». Afdeling 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 2010

tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), betreffende socialezekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoelage, op aanvullende vergoedingen bij bepaalde socialezekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen

Art. 97.In het koninklijk besluit van 29 maart 2010 tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), betreffende socialezekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoelage, op aanvullende vergoedingen bij bepaalde socialezekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2012, wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidende : «

Art. 6bis.De percentages van de bijdragen vastgesteld in artikel 5bis, 1° en 2°, en in artikel 6, § 4, 1° en 2°, worden vermenigvuldigd met een coëfficiënt 1.25 voor de werklozen met bedrijfstoeslag van wie de opzegging of verbreking van de arbeidsovereenkomst betekend werd na 10 oktober 2015.

De aldus verkregen percentages worden rekenkundig afgerond tot op de tweede decimaal, waarbij 0,005 naar boven wordt afgerond.

De coëfficiënt 1.25 als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing wanneer de opzegging of verbreking betekend werd in het kader van een erkenning als onderneming in moeilijkheden of herstructurering, voor zover de erkenning, of, voor de ondernemingen in herstructurering, de aankondiging van het collectief ontslag als bedoeld in hoofdstuk VII van het koninklijk besluit van 3 mei 2007, dateert van vóór 11 oktober 2015. ».

Art. 98.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2016. HOOFDSTUK 6. - Gezondheidszorg

Art. 99.§ 1. In 2016 wordt geen enkele indexering uitgevoerd voor de bedragen voor verstrekkingen bepaald bij de wet of krachtens de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, die vallen onder de jaarlijkse algemene begrotingsdoelstelling voor geneeskundige verzorging voor het jaar 2016.

Het eerste lid geldt niet voor de bedragen die worden geïndexeerd overeenkomstig artikel 4, tweede lid, van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. § 2. Vanaf 2016 wordt voor de bedragen die worden geïndexeerd overeenkomstig artikel 4, tweede lid, van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, rekening gehouden met de afgevlakte gezondheidsindex als bedoeld in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994.

De toepassing van het eerste lid mag niet leiden tot een nominale vermindering van de bedragen in de periode tot aan de referentiemaand bedoeld in artikel 2, § 4, van het voormelde koninklijk besluit. HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van de wet van 27 april 2005 betreffende de beheersing van de begroting van de gezondheidszorg en houdende diverse bepalingen inzake gezondheid

Art. 100.In artikel 69 van de wet van 27 april 2005 betreffende de beheersing van de begroting van de gezondheidszorg en houdende diverse bepalingen inzake gezondheid, gewijzigd bij de wetten van 19 december 2008, 23 december 2009, 29 december 2010, 17 februari 2012, 27 december 2012 en 10 april 2014, wordt de term "V.8.7," telkens ingevoegd tussen de termen "V.8.1" en "VII.9".

Art. 101.In artikel 69 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 19 december 2008, 23 december 2009, 29 december 2010, 17 februari 2012, 27 december 2012 en 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het dertiende lid en het veertiende lid worden acht leden ingevoegd, luidende : « Op 1 juli 2016 worden de prijzen en vergoedingsbasissen van de specialiteiten, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 1) van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingeschreven in de hoofdstukken I, II en IV van de bijlage I van de bijgevoegde lijst bij het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische specialiteiten, waarvan, in de loop van het voorafgaande semester, elk werkzaam bestanddeel verschijnt in een specialiteit die meer dan twaalf jaar geleden voor het eerst vergoedbaar was, verminderd met 17 pct, met uitzondering van de specialiteiten die opgenomen zijn in de vergoedingsgroepen I.10.1, I.10.2, V.6.3, V.6.4, V.8.1, V.8.7, VII.9, VII.10 en XXII, voor zover de bepalingen van dit artikel nog niet zijn toegepast op deze specialiteiten.

Vervolgens worden, telkens op 1 januari en op 1 juli, de prijzen en vergoedingsbasissen van de specialiteiten, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 1) van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingeschreven in de hoofdstukken I, II en IV van de bijlage I van de bijgevoegde lijst bij het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische specialiteiten, waarvan, in de loop van het voorafgaande semester, elk werkzaam bestanddeel verschijnt in een specialiteit die meer dan twaalf jaar geleden voor het eerst vergoedbaar was, verminderd met 17 pct, met uitzondering van de specialiteiten die opgenomen zijn in de vergoedingsgroepen I.10.1, I.10.2, V.6.3, V.6.4, V.8.1, V.8.7, VII.9, VII.10 en XXII, voor zover de bepalingen van dit artikel nog niet zijn toegepast op deze specialiteiten.

Op 1 juli 2016 worden de prijzen en vergoedingsbasissen van de specialiteiten, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 1) van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingeschreven in de hoofdstukken I, II en IV van de bijlage I van de bijgevoegde lijst bij het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische specialiteiten, waarvan, in de loop van het voorafgaande semester, elk werkzaam bestanddeel verschijnt in een specialiteit die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst vergoedbaar was, verminderd met 2,41 pct., met uitzondering van de specialiteiten die opgenomen zijn in de vergoedingsgroepen I.10.1, I.10.2, V.6.3, V.6.4, V.8.1, V.8.7, VII.9, VII.10 en XXII, voor zover de bepalingen van dit artikel nog niet zijn toegepast op deze specialiteiten.

Vervolgens worden, telkens op 1 januari en op 1 juli, de prijzen en vergoedingsbasissen van de specialiteiten, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 1) van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingeschreven in de hoofdstukken I, II en IV van de bijlage I van de bijgevoegde lijst bij het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische specialiteiten, waarvan, in de loop van het voorafgaande semester, elk werkzaam bestanddeel verschijnt in een specialiteit die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst vergoedbaar was, verminderd met 2,41 pct., met uitzondering van de specialiteiten die opgenomen zijn in de vergoedingsgroepen I.10.1, I.10.2, V.6.3, V.6.4, V.8.1, V.8.7, VII.9, VII.10 en XXII, voor zover de bepalingen van dit artikel nog niet zijn toegepast op deze specialiteiten.

De bepalingen van de leden 14, 15, 16 en 17 van dit artikel worden ook toegepast op de specialiteiten, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 2), van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, met hetzelfde werkzaam bestanddeel, ingeschreven in de hoofdstukken I, II en IV van de bijlage I van de bijgevoegde lijst bij het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische specialiteiten, na 1 februari 2016, op het ogenblik van hun inschrijving in de voornoemde lijst, voor zover de bepalingen van dit artikel nog niet zijn toegepast op deze specialiteiten.

Op 1 maart 2016 worden de bepalingen van de leden 14, 15, 16 en 17 van dit artikel toegepast op de specialiteiten, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 2), van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, met hetzelfde werkzaam bestanddeel, ingeschreven in de hoofdstukken I, II en IV van de bijlage I van de bijgevoegde lijst bij het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische specialiteiten, vóór 1 maart 2016, voor zover de bepalingen van dit artikel nog niet zijn toegepast op deze specialiteiten.

Op 1 april 2016, 1 juli 2016 en 1 oktober 2016, worden de prijzen en vergoedingsbasissen van de specialiteiten, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 1) van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingeschreven in de hoofdstukken I, II en IV van bijlage I van de bijgevoegde lijst bij het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische specialiteiten, waarvoor overeenkomstig de bepalingen van artikel 35ter of 35quater een nieuwe prijs en vergoedingsbasis vastgesteld wordt, met uitzondering van de specialiteiten die opgenomen zijn in de vergoedingsgroepen I.10.1, I.10.2, V.6.3, V.6.4, V.8.1, V.8.7, VII.9, VII.10 en XXII en met uitzondering van de specialiteiten waarvoor artikel 35ter, § 2 of § 2bis, van de voornoemde wet van toepassing is, verminderd volgens de bepalingen van de leden 15 en 17 van dit artikel, voor zover de bepalingen van dit artikel nog niet zijn toegepast op deze specialiteiten.

Vervolgens worden telkens op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober van elk jaar, de prijzen en vergoedingsbasissen van de specialiteiten, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, c), 1) van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingeschreven in de hoofdstukken I, II en IV van bijlage I van de bijgevoegde lijst bij het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische specialiteiten, waarvoor na 1 oktober 2016 overeenkomstig de bepalingen van artikel 35ter of 35quater een nieuwe prijs en vergoedingsbasis vastgesteld wordt, met uitzondering van de specialiteiten die opgenomen zijn in de vergoedingsgroepen I.10.1, I.10.2, V.6.3, V.6.4, V.8.1, V.8.7, VII.9, VII.10 en XXII en met uitzondering van de specialiteiten waarvoor artikel 35ter, § 2 of § 2bis, van de voornoemde wet van toepassing is, verminderd volgens de bepalingen van de leden 15 en 17 van dit artikel, voor zover de bepalingen van dit artikel nog niet zijn toegepast op deze specialiteiten. »; 2° in het zestiende lid, dat het vijfentwintigste lid wordt, worden de woorden "of tiende lid" vervangen door de woorden ", tiende, veertiende of vijftiende lid";3° in het zeventiende lid, dat het zesentwintigste lid wordt, worden de woorden "of tiende lid" vervangen door de woorden ", tiende, veertiende of vijftiende lid";4° in het achttiende lid, dat het zevenentwintigste lid wordt, worden de woorden "en elfde lid" vervangen door de woorden ", elfde, zestiende of zeventiende lid";5° in het negentiende lid, dat het achtentwintigste lid wordt, worden de woorden "het elfde lid" vervangen door de woorden "elfde, zestiende of zeventiende lid";6° in het voorlaatste lid, worden de woorden "en dertiende lid" vervangen door de woorden ", dertiende, veertiende, vijftiende, zestiende en zeventiende lid";7° in het laatste lid worden de woorden "en dertiende lid" vervangen door de woorden ", dertiende, veertiende, vijftiende, zestiende en zeventiende lid". TITEL V. - Financiën ENIG HOOFDSTUK. - Inkomstenbelastingen Afdeling 1. - Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag

Fiscale vrijstelling van de bedrijfstoeslag bij werkhervatting

Art. 102.In artikel 31bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij de wet van 27 december 2006 en gewijzigd bij de wetten van 17 mei 2007 en 17 juni 2013, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 103.In artikel 38 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 31°, luidende : « 31° de in artikel 31bis, eerste lid, 1°, eerste streepje, bedoelde aanvullende vergoeding evenals de in het tweede lid, 2°, van hetzelfde artikel bedoelde bedrijfstoeslag wanneer ze worden verkregen voor een periode van werkhervatting bij een andere werkgever of van werkhervatting als zelfstandige.»; 2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende : « § 6.Om de periode van werkhervatting als bedoeld in § 1, eerste lid, 31°, te bepalen, wordt de totale duur van de werkhervattingen in een maand uitgedrukt in aantal gepresteerde dagen omgezet naar een arbeidsregeling van zes dagen, of zesentwintig dagen voor een volledige maand. Elke werkdag wordt in aanmerking genomen, ongeacht het aantal effectief gepresteerde uren, en de volledige periode gedekt door een arbeidsovereenkomst of een activiteit als zelfstandige in hoofdberoep wordt beschouwd als een periode van werkhervatting, ongeacht het aantal effectief gepresteerde dagen. ».

Art. 104.In artikel 146, 3°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 30 maart 1994, 21 december 1994, 7 april 1999, 28 april 2003 en 22 december 2008, worden de woorden "in artikel 31bis, derde lid, 1°, bedoelde" vervangen door de woorden "in artikel 31bis, tweede lid, 1°, bedoelde".

Art. 105.In artikel 147, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wetten van 17 mei 2007 en gewijzigd bij de wetten van 27 maart 2009 en 17 juni 2013, wordt de bepaling onder a) vervangen als volgt : « a) van het loon dat bij de nieuwe werkgever wordt verkregen of van het inkomen dat uit een nieuwe zelfstandige beroepsactiviteit wordt verkregen, in geval van het verkrijgen van een in artikel 31bis, eerste lid, 1°, tweede streepje, bedoelde aanvullende vergoeding; ».

Art. 106.De artikelen 102 en 104 treden in werking vanaf aanslagjaar 2017.

De artikelen 103 en 105 zijn van toepassing op de bedrijfstoeslagen en aanvullende vergoedingen die vanaf 1 januari 2016 worden betaald of toegekend, voor zover ze geen betrekking hebben op periodes die deze datum voorafgaan. Afdeling 2. - Banken en verzekeringen

Art. 107.In artikel 207 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A. 1° tussen het vierde lid en het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : « Het vierde lid is niet van toepassing op de vennootschappen die door de Koning zijn erkend als centrale depositaris voor financiële instrumenten in de zin van het gecoördineerd koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, of die een vergunning hebben als met vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling overeenkomstig artikel 36/26, § 7, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organieke statuut van de Nationale Bank van België. »; 2° in het vijfde lid worden de woorden "een percentage van 2,37 pct." vervangen door de woorden "een percentage van 3,39 pct."; 3° in het zevende lid worden de woorden "een percentage van 1,88 pct." vervangen door de woorden "een percentage van 2,69 pct.".

B. 1° in het vijfde lid, laatstelijk gewijzigd bij de bepaling onder A, worden de woorden "een percentage van 3,39 pct." vervangen door de woorden "een percentage van 4,88 pct."; 2° in het zevende lid, laatstelijk gewijzigd bij de bepaling onder A, worden de woorden "een percentage van 2,69 pct." vervangen door de woorden "een percentage van 3,88 pct. ».

Art. 108.Artikel 107, A, treedt in werking vanaf aanslagjaar 2016.

Artikel 107, B, treedt in werking vanaf aanslagjaar 2017. Afdeling 3. - Wijziging van artikel 27510 van het Wetboek van de

inkomstenbelastingen 1992

Art. 109.In artikel 27510 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de programmawet van 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid, 3°, wordt aangevuld met de volgende zinsdeel : « de termijn van 48 maanden vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op die inschrijving.»; 2° in het derde lid worden de woorden "op het ogenblik van" vervangen door de woorden "op de eerste dag van de maand volgend op";

Art. 110.Artikel 109 heeft uitwerking met ingang van 1 augustus 2015.

TITEL VI. - Energie HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van de wet van 11 april 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze kerncentrales

Art. 111.In artikel 14, § 8, van de wet van 11 april 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze centrales, ingevoegd bij de programmawet van 22 december 2008 en laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het 12e lid en het 13e lid wordt een lid ingevoegd, luidende : « Het globaal bedrag van de repartitiebijdrage voor het jaar 2015 is vastgesteld op 200 miljoen euro, waarbij dit bedrag rekening houdt met een vermindering van 32,74 % die overeenstemt met de periode van onbeschikbaarheid van het nucleaire park omwille van veiligheidsredenen, zoals vastgesteld door het Federaal Agentschap voor de Nucleaire Controle.Dit bedrag wordt aangewend voor de Rijksmiddelenbegroting. »; 2° tussen het 24ste lid en het 25e lid, die het 25e lid en het 26e lid worden, worden twee leden ingevoegd, luidende : « Voor het jaar 2015 draagt de kernprovisievennootschap de repartitiebijdrage bedoeld in deze paragraaf uiterlijk op 31 december 2015 over op bankrekening 679-2003169-22 ter attentie van de FOD Financiën. Voor het jaar 2015 moet het bedrag van de individuele repartitiebijdrage worden betaald door de kernexploitanten bedoeld in artikel 2, 5°, en elke andere vennootschap bedoeld in artikel 24, § 1, aan de kernprovisievennootschap op uiterlijk 31 januari 2016. »; 3° de paragraaf wordt aangevuld met een lid luidende : « Voor de toepassing van artikel 49 van het WIB/92, wordt de aftrek van de repartitiebijdrage voor het jaar 2015 toegepast op de belastbare inkomens van het belastbare tijdperk 2015.».

Art. 112.In artikel 22bis, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd door de programmawet van 22 december 2008 en laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, worden de woorden "eerste tot veertiende lid" vervangen door de woorden "eerste tot vijftiende lid".

Art. 113.Dit hoofdstuk treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. HOOFDSTUK 2. - Bekrachtiging van koninklijke besluiten genomen krachtens de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen

Art. 114.Het koninklijk besluit van 19 december 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt en van het koninklijk besluit van 2 april 2014 tot vaststelling van de nadere regels betreffende een federale bijdrage bestemd voor de financiering van bepaalde openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de aardgasmarkt, wordt bekrachtigd met ingang van 1 januari 2015.

Art. 115.Het koninklijk besluit van 19 december 2014 tot vaststelling van de bedragen voor 2015 van de fondsen die bestemd zijn voor de financiering van de werkelijke kostprijs ingevolge de toepassing van maximumprijzen voor de levering van elektriciteit en aardgas aan beschermde residentiële afnemers, wordt bekrachtigd met ingang van 1 januari 2015.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Ciergnon, 26 december 2015.

FILIP Van Koningswege : De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister van Werk, K. PEETERS De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. M. DE BLOCK De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT De Minister van Maatschappelijke Integratie, W. BORSUS De Minister van Energie, Mevr. M. C. MARGHEM De Minister van Begroting, Mevr. S. WILMES Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, afwezig : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel K. PEETERS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 54-1479.

Integraal verslag : 17 december 2015.

^