gepubliceerd op 16 augustus 2004
Koninklijk besluit betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel
4 AUGUSTUS 2004. - Koninklijk besluit betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, sluit aan bij de wens van de huidige Regering om België op federaal niveau te begiftigen met een moderne en efficiënte administratie. Een middel om die doelstelling te realiseren, bestaat erin de meeste zorg aan het beheer van de human resources te besteden. De personeelsleden moeten tijdens hun ganse loopbaan een functie kunnen uitoefenen, die hen kan valoriseren en waarbij de overheidsdienst zeer veel baat zou kunnen vinden. Het komt erop aan hun ervaring, hun competenties en hun verwachtingen te valoriseren : zo kunnen hun motivering en hun prestaties verhogen wat de kwaliteit van de dienstverlening aan de burgers ten goede zal komen.
Het is in die optiek dat de voorgaande Regering een diepgaande hervorming van de loopbaan voor de personeelsleden van de niveaus B, C en D had bewerkstelligd, die werd geconcretiseerd door het koninklijk besluit van 5 september 2002. Het komt er nu op aan zich toe te leggen op de loopbaan en de bezoldiging van de personeelsleden van het huidige niveau 1. Ook zij moeten kunnen aanspraak maken op duidelijke en interessante loopbaanvooruitzichten die aan hun verwachtingen beantwoorden. Het is de bedoeling een loopbaan te creëren die de personeelsleden mogelijkheden aanreikt om in hun beroep te evolueren, waarbij de objectiviteit en de doorzichtigheid bij de toegang tot de betrekkingen en de bevorderingen wordt gegarandeerd.
De noden van de federale overheid en de verwachtingen van de personeelsleden monden beide uit in een meer gedifferentieerd en gediversifieerd loopbaanstelsel. De differentiatie beantwoordt aan de noodzaak voor de overheid om enerzijds over ambtenaren te beschikken die bekwaam zijn om teams leiding te geven, en anderzijds over ambtenaren die gespecialiseerd zijn in materies die ze op technisch vlak steeds beter gaan beheersen. De diversificatie moet op haar beurt de personeelsleden in staat stellen hun loopbaan te verrijken door een ander vak of een ander departement te kiezen.
De nieuwe loopbaan van niveau 1, dat niveau A wordt, zal dynamischer zijn in vergelijking met vroeger. Ze zal stoelen op de idee van vakken, de definitie van vakrichtingen en georganiseerd worden rondom gediversifieerde vaktrajecten.
Het belang van een aanpak per vak is van tweeërlei aard : ze staat garant voor een betere overeenstemming tussen de noden van de overheid en de competenties van haar personeelsleden en ze valoriseert die laatsten door hun competenties en hun specialisatiegraad te onderkennen. Wat dit laatste voordeel betreft, moet immers worden onderstreept dat een duidelijke tekortkoming in de huidige loopbaan van niveau 1 terug te voeren is op de afwezigheid van een loopbaanperspectief buiten de managementloopbaan. Tot nu toe worden in niveau 1 de in een bepaald domein verworven technische competenties en specialisatie onvoldoende belicht, terwijl ze zich middenin de overheidsdiensten zelf bevinden. De expertiseloopbanen moeten dus worden ontwikkeld om een professionele erkenning van die hoge competentiegraad mogelijk te maken.
De centrale idee van het beheer van de loopbanen per vakrichting bestaat erin, binnen de richtingen, het verwerven van competenties te valoriseren.
De nieuwe loopbaan van niveau A draait rond de volgende assen : -een gewaarborgde baremaloopbaan : deze moet de personeelsleden die om persoonlijke redenen niet de intentie hebben om een loopbaan uit te bouwen, de kans bieden om niettemin minimaal vooruitgang te boeken; - loopplanken naar een expertiseniveau dat over verschillende niveaus verspreid is op basis van competenties en opleidingen.
Om in te staan voor de continuïteit van de modernisering is het van belang een nieuwe loopbaan voor niveau 1 in te voeren. Dat is de doelstelling van dit koninklijk besluit.
Het nieuwe beleid inzake loopbaan en beloning van niveau A is van toepassing op het personeel van de federale overheidsdiensten, het burgerlijk personeel van het ministerie van Landsverdediging, het niet-wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen, het personeel van de openbare instellingen van sociale zekerheid en het personeel van de instellingen van openbaar nut dat is onderworpen aan het statuut van het Rijkspersoneel, bij toepassing van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut.
De nieuwe loopbaan van niveau A draait rond vakrichtingen die in verschillende klassen zijn ingedeeld.
De vakrichting is een functiegroep waarvoor een bepaald kennisdomein voor de uitoefening van een activiteit is vereist. Bij wijze van voorbeeld kunnen we bijvoorbeeld de vakrichting Personeel en Organisatie en de vakrichting fiscaliteit vernoemen...
De structuur in vakrichtingen biedt de personeelsleden het voordeel van een duidelijke voorstelling van de loopbaanperspectieven.
De vakrichtingen zullen worden vastgelegd vanaf expertisedomeinen en bepaald door de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie in overleg met de andere federale overheidsdiensten, de openbare instellingen van sociale zekerheid, het ministerie van Landsverdediging, de wetenschappelijke instellingen en de andere instellingen van openbaar nut.
De vakrichting wordt onderverdeeld in vakklassen : een klasse groepeert de functies van vergelijkbare complexiteit, technische expertise en verantwoordelijkheden. De laagste klasse omvat de lichtste functies en de hoogste klasse de zwaarste functies.
De nieuwe loopbaan van niveau A omvat dus vijf klassen : A1, A2, A3, A4 en A5, waarvan de laatste de hoogste klasse is. Elke ambtenaar zal op basis van een wegings- en classificatiesysteem van de functies in een klasse ingedeeld worden.
De weging en de classificatie van functies bestaan uit de vergelijkende analyse en beoordeling van de toegevoegde waarde van een functie op basis van objectieve, argumenteerde en begrijpelijke criteria.
De structuur in vakrichtingen impliceert een lijst van alle bestaande functies binnen het federaal administratief openbaar ambt. Het is dus aangewezen om op voorhand een inventaris van de verschillende functietypes op te stellen die binnen de departementen bestaan.
Teneinde de homogeniteit van de klassen in de verschillende vakrichtingen te verzekeren, wordt gewerkt met matrices van de vakklassen : deze worden bekomen door typefuncties te wegen.
De typefuncties zijn de functies die de meest representatieve zijn in het federaal openbaar ambt. Zij moeten een zo betrouwbaar mogelijk beeld geven van alle functies. Naast de meest voorkomende functies zal men er ook de minder voorkomende functies in terugvinden die echter evenzeer nodig zijn voor de samenstelling van de matrices. Dus, ook al zijn de zeer hoge functies waaraan de expertise en impact van klasse A5 verbonden zijn, zeker niet de meest voorkomende functies in de administratie, zal men er toch voorbeelden van terugvinden in de typefuncties, precies om de basis te bekomen voor de matrices van die vakklasse.
Een matrix van een vakklasse zal het geheel van de competenties bepalen, die gemeenschappelijk zijn voor de typefuncties van een vakklasse.
Het wegingssysteem dat voor de typefuncties wordt gebruikt is op drie soorten criteria gebaseerd : 1° Het eerste criterium heeft betrekking op de generieke competenties die vereist zijn om de functie op een correcte manier uit te oefenen. De bewuste generieke competenties zijn informatiebeheer, omgaan met taken, leidinggeven en interpersoonlijke relaties; de generieke competenties inzake het persoonlijk functioneren van de ambtenaar zijn dus uitgesloten : het gaat er immers om een functie te wegen en niet de houder van de functie; 2° Het tweede criterium heeft betrekking op de technische expertise die vereist is om een bepaalde functie uit te oefenen;er zal een onderscheid worden gemaakt tussen de diepgang van de technische expertise en de complexiteit ervan; 3° Het derde criterium heeft betrekking op de impact van de functie op de administratie inzake procedures en resultaten, op het verantwoordelijkheidsbereik van de functie en op de omvang inzake het aantal medewerkers, middelen en begroting. De generieke competenties zijn competenties die nodig zijn voor de goede uitoefening van gelijk welke functie. Ze zijn in vier groepen onderverdeeld : - informatie beheren : het gaat erom vast te leggen in welke mate een ambtenaar informatie, kennis moet kunnen verwerken; - omgaan met taken : het gaat erom vast te leggen in welke mate een ambtenaar zijn werk, met het oog op een optimale ontwikkeling van zijn taken en activiteiten, moet kunnen organiseren en structureren; - leidinggeven : het gaat erom de wijze waarop een ambtenaar personen moet leiden in een functionele of hiërarchische context vast te leggen; - interpersoonlijke relaties : het gaat erom de wijze waarop een ambtenaar zich met collega's moet gedragen vast te leggen.
De technische competenties zijn, wat hen betreft, de specifieke kennis en de technische vaardigheden die nodig zijn voor een adequate uitvoering van een functie : bijvoorbeeld het beheersen van een bepaald kennisdomein, kennis van procedures, het beheersen van bepaald materiaal, enz. De technische competenties hangen uiteraard af van de vakrichting waarin de functie zich situeert.
Het wegingssysteem is dus op vijf matrices gebaseerd, namelijk : - matrix 1 : technische expertise - matrix 2 : informatiebeheer - matrix 3 : omgaan met taken - matrix 4 : leidinggeven - matrix 5 : interpersoonlijke relaties.
Elke matrix geeft op de verticale as het competentieniveau en op de horizontale as de niveaus van de impact, het verantwoordelijkheidsbereik en de omvang weer.
De combinatie van die twee elementen geeft een resultaat per matrix; dat resultaat wordt in gewicht of percentage uitgedrukt en situeert zich ergens tussen een minimum en een maximum waarde : - matrix 1 : technische expertise : minimumgewicht = 25 maximumgewicht = 1468 - matrix 2 : informatiebeheer : minimumgewicht = 15 maximumgewicht = 881 - matrix 3 : omgaan met taken : minimumgewicht = 15 maximumgewicht = 1488 - matrix 4 : leidinggeven : minimumpercentage = 2 % maximumpercentage = 49 % - matrix 5 : interpersoonlijke relaties : minimumgewicht = 5 maximumgewicht = 294 In de praktijk wordt vertrokken van de functiebeschrijving. Op basis van die beschrijving wordt matrix per matrix het punt bepaald waarop die functie zich bevindt.
Afhankelijk van de functie en dus de functiebeschrijving wordt op de ene matrix meer in de diepte gescoord en minder in de breedte, terwijl diezelfde functie in een andere matrix meer in de breedte en minder in de diepte scoort.
In het verder verloop van de classificatiewerkzaamheden wordt de functie niet meer gewogen maar geclassificeerd op basis van de matrix van de overeenkomstige vakklasse.
De resultaten van de classificatie van de functies zullen vastgelegd worden in een navolgend koninklijk besluit zoals bepaald in artikel 5 van dit besluit.
Wanneer merkbare wijzigingen in de functies zullen gebeuren, zullen de matrix van de vakklasse aangepast moeten worden.
Een andere belangrijke wijziging ingevolge de nieuwe loopbaan heeft betrekking op de aanwerving en op de bevordering. De ambtenaren krijgen ook meer mogelijkheden aangereikt op het vlak van mobiliteit.
Op die manier zullen voor de benoeming in de vakklasse A3 of A4 de vacante betrekkingen ingevuld worden eerst door intern beroep op de federale overheidsdienst, en nadien door beroep, door mobiliteit, op de kandidaten binnen het federaal administratief openbaar ambt, in de zin van artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.
In dit geval, zullen de verscheidene diensten van het federaal administratief openbaar ambt uitgenodigd worden de lijst met de vacante betrekkingen over te zenden aan de federale overheidsdienst personeel en organisatie en deze laatste zal het nodige doen, via het netwerk van communicatie dat nog verder zal uitgewerkt worden, om de informatie te vergaren bij de verscheidene stafdiensten personeel en organisatie of personeelsdiensten. Dat zal er uiteraard de diensten niet van ontslaan de vacante betrekkingen mede te delen via Selor en het Belgisch Staatsblad.
Er zijn dan aanwervingen mogelijk in de eerste vakklasse, op basis van de resultaten van de weging van de typefuncties van de betrokken vakrichting, mogelijk klasse A1 of klasse A2, maar mogelijk ook in de klassen A3 of A4. Aanwervingen zijn uitgesloten in klasse A2 (behalve indien deze de facto de eerste vakklasse uitmaakt) evenals in klasse A5 die slechts toegankelijk is via bevordering. In dezelfde omstandigheden zullen er evenmin contractuele ambtenaren aangeworven worden in deze twee klassen.
Indien het niet mogelijk was om via bevordering ambtenaren uit het federaal administratief openbaar ambt toegang te geven tot de klassen A3 of A4, kunnen, doordat deze klassen rechtstreeks toegankelijk zijn, op de externe arbeidsmarkt personen aangeworven worden die over de nodige ervaring beschikken. Deze ervaring kan op die manier worden gevaloriseerd.
Om deze fundamentele hervorming te kunnen doorvoeren, moesten 27 verschillende koninklijke besluiten aangepast worden.
De wijzigingen met betrekking tot de invoering van de vakrichtingen en vakklassen worden ondergebracht in het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.
Terwijl het begrip graad behouden bleef voor de niveaus B, C en D, gebruikt men voor niveau A voortaan het begrip vakklasse. Een ambtenaar van niveau A zal benoemd worden in een vakklasse.
Om evenwel tegemoet te komen aan de terechte wens van de ambtenaren om een transparante titel te behouden, wordt voorgesteld om de ambtenaren een titel toe te kennen die verband houdt met hun klasse : de begrippen attaché, adviseur en adviseur-generaal worden zodoende opnieuw ingevoerd of blijven behouden.
Bovendien zal aan deze basistitel een tweede aanvullende titel gevoegd kunnen worden. Denken we hierbij meer bepaald, maar niet alleen, aan de ambtenaren die aangeworven zijn op basis van een titel die vereist is in het kader van de uitoefening van een beschermd beroep : in die context zal men bijvoorbeeld spreken van adviseur-geneesheer, a adviseur-generaal-architect, enz.
Een groot aantal artikelen moest aangepast worden, in dit besluit en in andere, om rekening te houden met de vervanging van niveau 1 door niveau A en met de schrapping van het begrip rang.
Met klasseanciënniteit is een nieuw begrip ingevoerd. Er dient evenwel opgemerkt te worden dat er niet zoiets bestaat als vakklasseanciënniteit : daardoor zou immers schade toegebracht worden aan de interne mobiliteit, die men via het ontwerpbesluit juist dynamischer wil maken.
Artikel 34 staat toe een anciënniteit te erkennen in een analoge vakklasse. Dit zal toelaten alle verkregen anciënniteiten in andere openbare instellingen, zowel Belgische als vreemde, en in de federale administratie zelf vóór de oprichting van de vakrichtingen, in éénmaal in aanmerking te nemen.
Via artikel 37 wordt in ontwerpartikel 70 het begrip gecertificeerde opleiding ingevoerd. Het is de bedoeling om via deze opleiding de kwalificaties en bekwaamheden van de ambtenaren te actualiseren en te ontwikkelen. De opleiding wordt afgerond met een valideringsproef van de verworven vaardigheden. Voor niveau A wordt deze ingericht per vakklasse.
De procedure voor de gecertificeerde opleiding wordt net als de hierboven uitvoerig geïllustreerde functieclassificatie, uitgewerkt in een sterk gewijzigde versie van titel II van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het Rijkspersoneel.
De artikelen 67 tot 73 maken deel uit van een nieuwe afdeling met als titel « De gecertificeerde opleidingen ».
De lijst met gecertificeerde opleidingen zal samengesteld worden per vakrichting, door de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken op voorstel van vakrichtingscommissies. Er wordt voorgesteld dat een overkoepelende commissie instaat voor de samenhang van het systeem.
Aangezien het in de eerste plaats de ambtenaren zijn die de meest aangewezen gecertificeerde opleiding moeten kiezen, wordt hen volledige keuzevrijheid geboden. Zij hebben echter wel het akkoord nodig van hun hiërarchische overste. Dit om te vermijden dat de keuze niet zou overeenstemmen met de reële behoeften van de dienst. Er is voorzien in een arbitrageprocedure indien er blijvende onenigheid zou bestaan.
Om de ambtenaren meer te betrekken bij het gehele proces, wat noodzakelijk is voor het welslagen van de hervorming, wordt voorgesteld om op paritaire basis met de representatieve vakbondsorganisaties rond de gecertificeerde opleidingen een adviserende Commissie samen te stellen. Deze zal constant op de hoogte gehouden worden en adviezen verschaffen, met of zonder eenparigheid van stemmen, over elke kwestie die betrekking heeft op de voorstellen inzake de gecertificeerde opleidingen en de inrichting ervan.
In artikel 71, § 2, eerste lid, slaat het verbod om zich opnieuw in te schrijven voor een reeds gevolgde opleiding op de inhoud van de opleiding en niet op het bekomen van het getuigschrift waartoe deze leidt.
Ook het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut moest grondig aangepast worden aan de nieuwe bepalingen. De artikelen 85 tot 114 zijn eraan gewijd.
In 10 andere afdelingen zijn de noodzakelijke en vaak vanzelfsprekende aanpassingen doorgevoerd van de reglementaire bepalingen met betrekking tot de loopbaan van niveau 1, voortaan de loopbaan van niveau A. In hoofdstuk II komen de bepalingen inzake de bezoldigingsregeling aan bod.
De bedoeling is voornamelijk om de verschillende reglementaire teksten inzake de bezoldigingsregeling zodanig aan te passen dat de terminologie die verband houdt met niveau 1 vervangen wordt door die van het nieuwe niveau A. Zodoende wordt « niveau 1 » vervangen door « niveau A », vervangt het begrip klasse van niveau A de oude hiërarchische rangen en worden de benamingen van de graden vervangen door de begrippen klasse en/of titel.
Via artikel 181 wordt in het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten voor de nieuwe ambtenaren die vanaf 1 december 2004 in dienst treden, voorzien in de mogelijkheid om, bij het vaststellen van hun geldelijke anciënniteit, de diensten in rekening te brengen die ze verricht hebben in de privé-sector, voor zover de verworven ervaring relevant is voor de functie die ze willen bekleden in het Federaal administratief openbaar ambt. De erkenning van deze expertise zal gebeuren door de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken.
Artikel 188 bepaalt dat de ambtenaar die bevorderd wordt door overgang naar niveau A, een loonsverhoging krijgt van minstens 1.092,43 euro (100 %). Deze loonsverhoging stemt eigenlijk letterlijk overeen met de bepaling die tot de huidige hervorming van toepassing was, namelijk een loonsverhoging die overeenstemt met een tweejaarlijkse loonsverhoging in weddenschaal 10 D. In afdeling IX van dat hoofdstuk worden bepaalde regels vastgelegd die gelden voor de personeelsleden die bij arbeidsovereenkomst aangeworven worden.
Artikel 198 bepaalt dat contractuele personeelsleden voortaan aangeworven kunnen worden in de eerste weddenschaal van de betrokken vakklasse, zoals die vastgelegd zal worden in de matrix van de vakklasse, evenals in de klassen 3 en 4, op voorwaarde dat de in artikel 6bis, § 2, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel beschreven procedure nageleefd wordt, waarbij vastgesteld is dat de statutaire ambtenaren als eersten in aanmerking komen voor de invulling van de functies van deze klassen.
Artikel 199 regelt de toekenning van de competentietoelage aan contractuele personeelsleden die bezoldigd worden in de eerste weddenschaal van de eerste klasse van de vakrichting of in de eerste weddenschaal van klassen A2 en A3, en die geslaagd zijn in een gecertificeerde opleiding.
In afleiding X, en meer bepaald in de artikelen 200 tot 204 worden per klasse meer bijzonderheden gegeven over het verloop van de geldelijke loopbaan voor ambtenaren.
Artikel 202 regelt de automatische overgang naar de tweede weddenschaal van de klasse A1. Overeenkomstig artikel 42 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, wordt de competentietoelage, waarvan de ambtenaar eventueel zou genieten in de weddenschaal A11, beëindigt bij de overgang naar de weddenschaal A12.
In artikel 206 worden de competentietoelagen vastgelegd waarop men recht heeft bij het slagen in een gecertificeerde opleiding : 2 000 euro in klasse A1, 3 000 in de klassen A2 en A3. In klasse A4 is alleen de baremaverhoging onderworpen aan de gecertificeerde opleiding.
Er is tevens voorzien in bijzondere vrijwaringsmaatregelen inzake de competentietoelagen voor de ambtenaren die bevorderd worden door overgang naar niveau A of die in dat niveau aangeworven worden na gewerkt te hebben als contractueel of zelfs als statutair.
In hoofdstuk III wordt de integratie behandeld van de ambtenaren van niveau 1 in de nieuwe loopbaan van niveau A. Vanaf 1 december 2004 komen alle ambtenaren van niveau 1 dus terecht in een van de 5 klassen van niveau A, en aan elke klasse is een weddenschaal en een titel verbonden. In de tabel van artikel 216 wordt een overzicht gegeven van deze operatie.
Een aantal bepalingen waarborgen dat de graadanciënniteit in niveau 1 omgezet wordt in de klasseanciënniteit, waarin de ambtenaren geïntegreerd worden.
De niveauanciënniteit en de geldelijke anciënniteit worden eveneens integraal getransfereerd naar niveau A. In een andere bepaling wordt tevens voorzien dat de ambtenaren die in dienst zijn op datum van 1 december 2004, het voordeel van de 2e weddenschaal behouden, zodra zowel in de oude graad van niveau 1 als in de nieuwe klasse A1 een anciënniteit van 4 jaar geteld wordt.
In artikelen 219 et 220, omvat de uitdrukking « gunstiger regeling » tegelijkertijd de bezoldiging en de eventuele competentietoelage.
Daarentegen is de uitdrukking « voor zover deze gunstiger is », bij voorbeeld gebruikt in artikel 216, § 4, enkel van toepassing op de weddenschaal, zonder de eventuele competentietoelage mee te rekenen, die dus als toevoeging wordt gestort.
Alhoewel de bepalingen tot inrichting van de vlakke loopbaan opgeheven zijn, kunnen de ambtenaren die tijdens hun loopbaan van niveau 1 genieten van een vlakke loopbaan (vertaler-revisor vlakke loopbaan in uitdoving) of van een geldelijke vlakke loopbaan (informaticus van rang 10), krachtens de artikelen 221 en 222 de voordelen die voortvloeien uit deze oude bepalingen behouden, voor zover de betrokken ambtenaren in de tussentijd niet een gunstigere weddenschaal genieten. Deze waarborg wordt behouden ook wanneer de ambtenaar op een bepaald ogenblik bezoldigd wordt in een andere weddenschaal dan 10C, daarna 10F, vervolgens 10G, omdat deze voordeliger zou geweest zijn.
De overgang naar 10G wordt immers gewaarborgd, ook voor dezen die thans in 10C zijn, na een eerste overgang in 10F. Artikel 223 somt de geschrapte en de afgeschafte graden van niveau 1 op.
In hoofdstuk IV wordt dieper ingegaan op de overgang-, opheffings- en slotbepalingen.
Op die manier zijn een aantal maatregelen genomen om de overgang te regelen van de procedures inzake benoeming, bevordering, opruststelling, hogere functies en stage met betrekking tot de nieuwe loopbanen.
Andere bepalingen waarborgen het behoud van het slagen in lopende loopbaanexamens, maar ook, als gevolg van de opheffing van het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de Rijksbesturen, het behoud van het slagen in loopbaanexamens voor een graad die geschrapt is, hetzij door de hervorming van de niveaus 4 tot 2+, hetzij door de huidige hervorming van niveau 1.
In artikel 242 wordt de inwerkingtreding geregeld.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.
De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT
ADVIES 37.348/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 8 juni 2004 door de Minister van Ambtenarenzaken verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel », heeft op 24 juni 2004 het volgende advies gegeven : Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de te vervullen vormvereisten.
Daarnaast bevat dit advies ook een aantal opmerkingen over andere punten. Daaruit mag echter niet worden afgeleid dat de afdeling wetgeving binnen de haar toegemeten termijn een exhaustief onderzoek van het ontwerp heeft kunnen verrichten.
Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. Met het om advies voorgelegde ontwerpbesluit wordt de invoering beoogd van een regeling voor de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel, dat in de plaats komt van het huidige niveau 1. Daartoe worden wijzigingen aangebracht aan verschillende koninklijke besluiten. 1.1. Een eerste reeks bepalingen hebben wijzigingen tot voorwerp van, respectievelijk, het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel en het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel (artikelen 1 tot 83 van het ontwerp).
Die wijzigingen betreffen in de eerste plaats de vervanging van het bestaande niveau 1 door het nieuwe niveau A. Dat laatste niveau bevat vijf klassen en wordt onderverdeeld in vakrichtingen. De klasse groepeert de functies van vergelijkbare complexiteit, technische expertise en verantwoordelijkheden, terwijl de vakrichting verwijst naar een groep van functies die tot een gelijkaardig expertisedomein behoren.
Elke vakrichting kan vijf « vakklassen » bevatten, waaronder wordt verstaan klassen binnen een vakrichting (ontworpen artikel 3, § 3, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 - artikel 1 van het ontwerp). De classificatie van functies in niveau A gebeurt op basis van gewogen typefuncties en een vakklassematrix (ontworpen artikelen 20bis tot 20nonies van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 - artikel 50 van het ontwerp).
Voorts worden ook de regelingen inzake aanwerving, mobiliteit en bevordering gewijzigd. De bevordering, die op verschillende wijzen kan gebeuren, kan afhankelijk worden gemaakt van het slagen in een selectie, een competentiemeting of een gecertificeerde opleiding (zie de ontworpen bepalingen van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 onder artikel 37 van het ontwerp). Dat laatste begrip refereert aan een opleiding die erop is gericht de bekwaamheden en de competenties van de ambtenaren te actualiseren en ontwikkelen (ontworpen artikel 70, § 2, laatste lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 - artikel 37, 3°, van het ontwerp). 1.2. Bij de artikelen 84 tot 210 van het ontwerp worden in hoofdzaak bestaande regelingen in het licht van de ervoor opgenomen bepalingen gewijzigd. Die artikelen bevatten voorts een aantal vernieuwingen voor wat betreft de openbare instellingen van sociale zekerheid en het in aanmerking nemen van diensten. 1.3. De artikelen 211 tot 219 van het ontwerp bevatten een regeling inzake de integratie van de geschrapte en afgeschafte graden van niveau 1 in het niveau A. 1.4. De artikelen 220 tot 237 van het ontwerp betreffen opheffingen, uiteenlopende administratieve overgangsbepalingen en regelingen betreffende de inwerkingtreding. 2. In de mate dat het ontworpen besluit aspecten van het statuut van het Rijkspersoneel regelt, vindt het rechtsgrond in de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet. Daarnaast dient rechtsgrond te worden gezocht in artikel 11, § 1, eerste lid, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut en in artikel 21, § 1, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd bij de wet van 12 december 1997.
Die artikelen bieden immers rechtsgrond aan afdeling IV van hoofdstuk I, alsook aan, onder meer, de artikelen 219, vierde lid, en 233 van het ontworpen besluit.
Algemene opmerkingen 1. Gelet op, enerzijds, de korte termijn die de Raad van State, afdeling wetgeving, is toegemeten voor het uitbrengen van zijn advies over een omvangrijk en complex ontwerp als het voorliggende en, anderzijds, het grote aantal ontwerpen waarover binnen een korte of zeer korte periode advies moet worden verleend met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, is het niet mogelijk geweest na te gaan of de ontworpen wijzigingen wel volledig zijn.Toch kan op grond van een eerste onderzoek worden afgeleid dat zulks niet het geval is.
Zo dienen bij voorbeeld ook de artikelen 106, 108 en 142 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, die telkens verwijzen naar het begrip « graad », te worden aangepast.
Voorts moet in het ontwerp na artikel 144 een afdeling worden opgenomen met wijzigingen aan artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest, en na artikel 192 een afdeling bevattende een wijziging van het inleidende zinsdeel van artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt.
De gemachtigde is het eens met de zo-even gesuggereerde aanvullingen. 2. Het ontwerp voert tal van nieuwe verschillen in behandeling in die, gelet op de omstandigheden aangehaald sub 1, niet alle konden worden getoetst aan het grondwettelijke beginsel van de gelijkheid en de niet-discriminatie. Het verdient evenwel aanbeveling om zo veel mogelijk de verantwoording van die verschillen in het verslag aan de Koning weer te geven. 3. Met betrekking tot de leden van de aanhef waarin wordt gerefereerd aan de koninklijke besluiten die door het besluit dat thans in ontwerpvorm voorligt, worden gewijzigd, en met betrekking tot de inleidende zinnen van wijzigende, vervangende of opheffende artikelen, moet er worden op gewezen dat de wetshistoriek van de te wijzigen, te vervangen of op te heffen bepalingen correct dient te worden weergegeven.Dit impliceert onder meer dat enkel moet worden gerefereerd aan de nog geldende wijzigingen aan het te wijzigen, te vervangen of op te heffen artikel, en dat wanneer een artikel of een bepaling voorheen integraal werd vervangen, er dient te worden geschreven « vervangen bij » in plaats van « gewijzigd bij ».
In het ontwerp worden deze regels niet altijd gerespecteerd, wat dient te worden verholpen.
Onderzoek van de tekst Aanhef 1. Gelet op hetgeen is opgemerkt sub 2 van de bespreking van de strekking en de rechtsgrond van het ontwerp, dienen aan de aanhef twee leden te worden toegevoegd, waarin respectievelijk wordt verwezen naar artikel 11, § 1, eerste lid, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, en naar artikel 21, § 1, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd bij de wet van 12 december 1997. Hoofdstuk I - Afdeling I In de Franse tekst van het ontwerp schrijve men « Chapitre premier » en « Section première » in plaats van « Chapitre Ier » en « Section Ire ».
Artikel 5 In het ontworpen artikel 5ter schrijve men in de Nederlandse tekst « bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad » in plaats van « bij een in Ministerraad overlegd besluit ».
Eenzelfde opmerking geldt ten aanzien van het ontworpen artikel 20bis, § 2, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 (artikel 50 van het ontwerp).
Artikel 6 1. In het inleidende zinsdeel van artikel 6 wordt beter geschreven « wordt vervangen als volgt » in plaats van « wordt vervangen door de volgende bepaling ». Eenzelfde of een gelijkaardige opmerking geldt ten aanzien van tal van andere artikelen van het ontwerp (zie de artikelen 16, 17, 22, 34, 36, 4°, 51, 59, 2°, 60, 77, 95, 1°, 3° en 6°, 96, 7°, 99, 1° en 2°, 135, 139, 157, 160, 164, 178, 182, 183 en 184, 6°). 2. In het ontworpen artikel 6bis, § 2, derde en vierde lid, schrijve men telkens « negen » in plaats van « 9 » (Nederlandse tekst) en « six » in plaats van « 6 » en « neuf » in plaats van « 9 » (Franse tekst). Eenzelfde of een gelijkaardige opmerking geldt ten aanzien van een aantal andere bepalingen uit het ontwerp.
In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 6bis, § 2, derde en vierde lid, wordt beter gewag gemaakt van « het toekennen » van een betrekking in plaats van « het voorzien in » een betrekking.
Artikel 7 Het bij artikel 7, 2°, van het ontwerp te vervangen artikel 12, § 3, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 werd vervangen bij artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 13 mei 1999, maar die vervanging is nog niet in werking getreden (1). De gemachtigde verklaarde dat het niet langer in de bedoeling ligt die vervanging in werking te laten treden. Gelet hierop verdient het aanbeveling artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 13 mei 1999 in te trekken.
Artikel 17 In de Franse tekst van zowel het inleidende zinsdeel van artikel 17 als van het onder dat artikel ontworpen opschrift, schrijve men « sous-section première » in plaats van « sous-section 1ère ».
Artikel 24 In de eerste volzin van het ontworpen artikel 33quinquies, tweede lid, dient in de Nederlandse tekst telkens duidelijkheidshalve vóór de woorden « zijn afgevaardigde » en « de interdepartementale stagecommissie » het woord « door » te worden toegevoegd. In de Franse tekst voege men het woord « , par » toe vóór de woorden « son délégué ».
Artikel 34 De stellers van het ontwerp dienen te onderzoeken of de inachtneming van het grondwettelijke beginsel van de gelijkheid en de niet-discriminatie er niet toe noopt om contractuele prestaties ook wat betreft de niveaus B, C en D, voor de berekening van de graadanciënniteit in aanmerking te laten komen.
Artikel 37 Aan het ontworpen artikel 70, § 1, 1°, b), voege men de woorden « wanneer hij deel uitmaakt van een lager niveau » toe.
Artikel 39 Wanneer een betrekking in vakklasse A3 of A4 niet kan worden toegekend aan een ambtenaar van de betrokken federale overheidsdienst, moet in de eerste plaats bij wege van mobiliteit een beroep worden gedaan op de ambtenaren van het federaal administratief openbaar ambt in de zin van artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken (ontworpen artikel 6bis, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 - artikel 6 van het ontwerp). In dat geval lijkt het niet doenbaar de bekendmaking van de vacante betrekking aan elke gegadigde te bezorgen tegen ontvangstbewijs of bij ter post aangetekend schrijven.
Vraag is of het ontworpen artikel 72, § 2, niet moet worden aangevuld met een bepaling op grond waarvan de vacature in dat geval wordt ter kennis gebracht door een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad (2).
Artikel 48 Gelet op het verschil tussen de Nederlandse en de Franse tekst van de bij artikel 48, 1° en 4°, te wijzigen bepalingen, dienen de Nederlandse en de Franse teksten door verschillende wijzigingsbepalingen te worden gewijzigd, wat in elk van de twee taalversies van artikel 48 tot uiting dient te komen.
Artikel 50 1. De onderscheiden functies in niveau A kunnen onderhevig zijn aan maatschappelijke of technische evoluties.Vraag is of niet in een periodieke herweging van de functies zou moeten worden voorzien. 2. Een indeling in paragrafen is niet raadzaam wanneer elke paragraaf slechts uit één lid bestaat en die indeling niet kan bijdragen tot een meer duidelijke voorstelling van het ingedeelde artikel. De indeling van het ontworpen artikel 20bis in twee paragrafen die elk slechts uit één lid bestaan, kan derhalve vervallen.
Eenzelfde opmerking geldt ten aanzien van het ontworpen artikel 67 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 (artikel 79 van het ontwerp). 3. De Nederlandse tekst van het inleidende zinsdeel van artikel 20ter, § 2, redigere men als volgt : « De weging van elke type-functie resulteert in een totaaluitslag, die als volgt tot stand komt op grond van de uitslag van elke matrix met toepassing van § 1 : ».4. In de ontworpen artikelen 20quinquies, eerste lid, 3°, en 20sexies, schrijve men « openbare instelling(en) » in plaats van « instelling(en) van openbaar nut » (3). Ook op andere plaatsen van het ontwerp dienen gelijkaardige verbeteringen te worden aangebracht (4). 5. In fine van de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 20quinquies, eerste lid, 3°, schrijve men »het ministerie » in plaats van »de ministerie ». Eenzelfde opmerking geldt ten aanzien van het ontworpen artikel 43, § 2 (artikel 69 van het ontwerp). 6. De volgende redactie wordt gesuggereerd voor het ontworpen artikel 20octies, § 1 : « Gedurende het gehele wegingsproces wordt de representatieve vakorganisaties inzicht verschaft in het gehanteerde wegingssysteem en transparantie gewaarborgd bij de classificatie van de type-functies ».7. In het ontworpen artikel 20nonies, eerste lid, wordt het begrip »andere functies » beter nader omschreven teneinde duidelijkheid te verschaffen over het verschil met de in artikel 20bis bedoelde functies.8. Op vraag van de auditeur-verslaggever gaf de gemachtigde de volgende toelichting over de situatie van de huidige ambtenaren na hun integratie in de nieuwe loopbaan (zie de artikelen 211 tot 219 van het ontwerp) : « Dans la phase d'intégration, vous avez raison de constater que celle-ci se faisant de manière automatique, sur base du grade actuel et, dans certains cas, de l'échelle barémique, il n'est pas tenu compte de la classification de la fonction réellement exercée.Il n'est cependant pas illégitime de penser que l'on a confié dans le passé des tâches plus complexes et plus lourdes en termes de responsabilité aux titulaires des grades plus élevés. Pour reprendre une des données qui justifient le classement dans une fonction supérieure, le coaching, on n'a jamais vu un conseiller-adjoint coacher un conseiller général; par contre le contraire était fréquent.
Hors cette observation de bon sens, il est vrai que la classification des fonctions se fera après l'intégration.
Que se passera-t-il après l'exécution de l'article 5ter (du 2 octobre 37) en projet (article 5 du projet) [classification des fonctions] et de l'article 219 du projet [attribution d'une filière de métier] ? Dans la majorité des cas, on constatera que les agents exercent une fonction de la classe de métiers dans laquelle ils ont intégré. Pour d'autres, on constatera peut-être qu'ils exercent dans les faits une fonction d'une classe supérieure. Dans ce cas, le plan de personnel devra prévoir des emplois [que l'on déclarera vacants] dans cette classe. Une procédure de promotion sera ouverte, conformément à l'article 6bis en projet (2 octobre 37; article 6 du projet). Soit l'agent qui exerce de fait cette fonction sera promu, soit, ce n'est pas exclu parce qu'il pouvait y avoir d'autres agents qui auraient aussi souhaité et pu exercer cette fonction plus « lourde », un autre sera promu. Dans le premier cas, tout est résolu. Dans le second, l'agent retrouve une fonction de la classe dans laquelle il a été intégré.
Pour un troisième groupe, espérons qu'il soit le plus restreint possible, il apparaîtra que des agents se sont vus confier des tâches trop légères par rapport à la classe de métiers dans laquelle ils sont intégrés. A plus ou moins long terme, en tenant compte de chaque cas particulier, il conviendra évidemment de leur confier des tâches adéquates à leur classe, c'est-à-dire aussi à leurs rémunérations. Le cycle d'évaluation (créé par le KB du 2 août 2002) prévoit comme base une description de fonction. Il prévoit aussi des cycles de développement. L'agent « sur-classé » devra regagner sa classe. Il n'y a là au fond rien que de très normal. C'est plutôt le contraire qui serait anormal mais qui, je crois a été extrêmement rare si cela a existé : confier des fonctions sans responsabilité à des grades supérieurs de la hiérarchie.
Pour en revenir au rapport au Roi et « aux perspectives de carrière », je pense que pour l'avenir, elles se trouvent concrétisées. Cet avenir sera très proche là où des fonctions vont apparaître dans des classes de métiers supérieurs dès la classification. Les plans de personnel ne pourront qu'être adaptés. Là où cela n'apparaîtra pas immédiatement, l'évolution de le fonction publique qui évoluera immanquablement vers des tâches plus complexes, exigeant plus d'expertise, s'en chargera ».
Vraag is evenwel of het ontworpen besluit dienaangaande een sluitende regeling tot stand brengt.
Zo rijst de vraag of de rechtspositie van de ambtenaar die in de tweede door de gemachtigde ambtenaar vermelde hypothese niet kan worden bevorderd in de vakklasse waarin zijn functie voortaan is ingedeeld, afdoende is geregeld.
Ook kan de vraag worden gesteld of de enkele toepassing van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten, voldoende is om tegemoet te komen aan de situatie van de ambtenaar die in de derde door de gemachtigde vermelde groep is terechtgekomen.
In ieder geval lijkt het om rechtszekerheidsoverwegingen aangewezen de rechtssituatie van de betrokken ambtenaren op een meer expliciete wijze te regelen.
Artikel 52 Aangezien de bevordering door verhoging naar de hogere klasse gebeurt binnen het niveau A, schrijve men in het ontworpen artikel 22, eerste lid, « De bevordering tot of in niveau A... » in plaats van « De bevordering tot niveau A... » .
Artikel 57 In het ontworpen artikel 27bis, eerste lid, wordt beter verwezen naar « artikel 26, eerste lid, » van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 in plaats van naar artikel 26 in zijn geheel.
Artikel 59 In het ontworpen artikel 29, § 1, tweede lid (5), wordt beter geschreven « De bevoegde minister kan, met het akkoord van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, beslissen dat... » .
Een gelijkaardige opmerking geldt ten aanzien van de ontworpen artikelen 35, § 1 (artikel 65 van het ontwerp), en 66, eerste lid (artikel 78 van het ontwerp).
Artikel 66 De gemachtigde bevestigt dat de in het ontworpen artikel 41, § 2, bedoelde bevordering automatisch - en bijgevolg zonder dat er een vacature is van een functie in de klasse A2 - plaatsvindt bij het einde van de erin bedoelde periode wanneer de betrokken ambtenaar slaagt in de gecertificeerde opleiding.
Artikel 67 In de Nederlandse tekst van de inleidende zin van artikel 67 vervange men het woord « hoofding » door het woord « opschrift ».
Artikel 70 De zinsnede « , hetzij eenparig, hetzij in verscheidenheid » in het ontworpen artikel 44, § 2, kan vervallen.
Artikel 71 In het ontworpen artikel 45, §§ 1, derde lid, en 3, wordt voorgeschreven dat de daarin bedoelde beslissingen gemotiveerd dienen te zijn. Zulks vloeit evenwel reeds voort uit de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen.
Bepalen dat die beslissing gemotiveerd moet zijn, is dan ook overbodig. Bovendien is zulke bepaling misleidend, omdat erdoor ten onrechte de indruk zou kunnen ontstaan dat andere administratieve beslissingen niet formeel gemotiveerd hoeven te zijn.
In de genoemde bepalingen worden de woorden « en motiveert deze », « die hij motiveert » en « , en zoniet bij gemotiveerde beslissing » dan ook beter weggelaten.
Een gelijkaardige opmerking geldt ten aanzien van de ontworpen lezingsbepaling sub artikel 112 van het ontwerp.
Artikel 79 Het is onduidelijk waaraan het in het ontworpen artikel 67, § 1, bedoeldevoorstel van de minister refereert (vergelijk de ontworpen artikelen onder de artikelen 52 en 53 van het ontwerp, waar geen gewag wordt gemaakt van enig voorstel van de (minister).
Subsidiair kan worden verwezen naar de opmerking bij artikel 71.
Artikel 86 In fine van de ontworpen lezingsbepaling schrijve men « wordt verleend » in plaats van « moet worden verleend ».
Artikel 89 Artikel 89, 2°, redigere men als volgt : « 2° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3. Artikel 30, § 3, moet als volgt worden gelezen : « § 3. (verder zoals in het ontwerp)... ».
Artikel 95 De gemachtigde bevestigt dat in fine van het ontworpen artikel 15ter, § 6, tweede lid (artikel 95, 6°, van het ontwerp), ook melding moet worden gemaakt van de openbare instellingen van categorie D bedoeld in artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.
Artikel 104 1. In het ontworpen artikel 84, § 1, dienen de vermeldingen « a) », « b) », « c) », en « d) » te worden vervangen door de vermeldingen « 1° », « 2° », « 3° » en « 4° ».2. In het ontworpen artikel 84, § 3, derde lid, moet worden verwezen naar artikel 8, § 1, van de wet van 19 december 1974, en niet naar artikel 7 van die wet. Artikel 105 1. Het inleidende zinsdeel van het ontworpen artikel 84bis, § 2, eerste lid, wordt beter als volgt geredigeerd : « Als voorzitter kunnen worden aangewezen, de kandidaten die aan de volgende voorwaarden voldoen : ».2. Het ontworpen artikel 84bis, § 2, eerste lid, 2°, dient te worden aangevuld gelet op de nieuwe titulatuur van de academische graden.3. Het laatste zinsdeel van het ontworpen artikel 84bis, § 3, tweede lid, loopt in de Nederlandstalige tekst geheel mank en dient derhalve te worden herschreven. Artikel 111 Het artikel « 37, §§ 2 en 3 », waaraan in het ontworpen artikel 30bis wordt gerefereerd, bestaat niet. Volgens de gemachtigde dient in dat laatste artikel te worden verwezen naar de artikelen « 20quinquies, 3°, 20sexies en 43, §§ 2 en 3 ».
Artikel 112 Er moet in het inleidende zinsdeel van artikel 112 worden gespecificeerd dat het ontworpen artikel 30ter nog deel uitmaakt van hoofdstuk V van titel III van het koninklijk besluit van 8 januari 1973.
Hoofdstuk I. - Afdeling V en artikel 115 Het opschrift van het koninklijk besluit van 2 april 1975 dat in het opschrift van hoofdstuk I, afdeling V, van het ontwerp is vermeld, is niet correct, wat zal dienen te worden verholpen.
Hetzelfde geldt ten aanzien van het inleidende zinsdeel van artikel 115.
Artikel 116 Men redigere het inleidende zinsdeel van het sub artikel 116 ontworpen artikel 1 als volgt : «
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt onder hoger ambt verstaan elk ambt waarin in het personeelsplan is voorzien en dat overeenstemt met : ».
Artikel 122 De stellers van het ontwerp dienen te onderzoeken of de inachtneming van het grondwettelijke beginsel van de gelijkheid en de niet-discriminatie er niet toe noopt een gelijkaardige regeling als die opgenomen in het ontworpen artikel 14bis uit te werken voor de ambtenaren van de andere niveaus.
Artikel 141 De tweede volzin van het ontworpen artikel 17 wordt beter als volgt geredigeerd : « De bevoegde minister stelt, met het akkoord van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, de voorwaarden voor deelneming aan de selectie vast. » Artikelen 156 tot 160 1. De bij de artikelen 156 en 159 van het ontwerp aan te brengen wijzigingen aan het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten, hebben betrekking op dat koninklijk besluit zoals het zal zijn gewijzigd bij het koninklijk besluit over de ontwerpvorm waarvan de Raad van State, afdeling wetgeving, op 11 maart 2004 het advies 36.650/1 uitbracht.
Het spreekt voor zich dat de voorgenomen wijzigingen in hun huidige vorm slechts doorgang kunnen vinden indien dat laatste besluit effectief tot stand is gebracht op het ogenblik van het aannemen van het besluit dat thans in ontwerpvorm voorligt. 2. Er dienen gelijkaardige wijzigingen als deze bedoeld in de artikelen 156 tot 160 te worden aangebracht in andere besluiten betreffende de management- en staffuncties (6).3. Aan de Nederlandse tekst van het opschrift van afdeling XIV moet de datum van het erin vermelde koninklijk besluit (2 oktober 2002) worden toegevoegd. Artikel 164 De onderdelen van de opsomming in het ontworpen artikel 13 moetenworden voorafgegaan door de vermeldingen « 1° », « 2° » en « 3° ».
Artikel 167 In artikel 167 moet worden gepreciseerd dat de erdoor aangebrachte wijziging betrekking heeft op het eerste lid van artikel 12 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965.
Artikel 169 Artikel 169 moet worden omgewerkt tot een artikel waarin het gehele artikel 3 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 wordt vervangen.
Het is immers niet aangewezen elk van de twee leden van dat artikel afzonderlijk te vervangen.
Artikel 177 Met betrekking tot het begrip « nuttige ervaring » in het ontworpen artikel 14, § 3, vierde (en niet : derde (7)) lid, verschafte de gemachtigde de volgende toelichting : « Seront pris en compte les services qui ont un rapport étroit avec la fonction dans laquelle on recrute. Cette notion existe dans la réglementation de l'enseignement depuis 1969 et n'a jamais posé de problème insoluble : j'ai travaillé comme photographe (indépendant ou dans un journal), je peux le prouver, j'ai l'expérience utile requise pour être professeur de pratique « photographie »...
On l'a également introduite dans l'arrêté du 29 juin 1973 (article 14, § 3) en 2001. » Het verdient aanbeveling in het verslag aan de Koning de draagwijdte van het in te voegen lid nog nader te verduidelijken. Daarenboven wordt in dat verslag best verantwoord waarom de in het ontworpen artikel 14, § 3, vervatte regel beperkt blijft tot de erin vermelde ambtenaren.
Artikel 184 Men schrijve in artikel 184, 3°, « euro » in plaats van « EUR ».
Eenzelfde opmerking geldt ten aanzien van de ontworpen artikelen sub de artikelen 190 en 201 van het ontwerp.
Artikel 194 1. In het advies 37.283/1 van 17 juni 2004 over een ontwerp van koninklijk besluit houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de niveaus B, C en D, heeft de Raad van State, afdeling wetgeving, aanbevolen het gehele artikel 2 van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 te vervangen. Mocht deze opmerking worden gevolgd, zal hiermede rekening dienen te worden gehouden naar aanleiding van de bij artikel 194, 2° en 3°, van het ontwerp aan te brengen wijzigingen. 2. Met betrekking tot de sub artikel 194, 3°, ontworpen wijziging, moet erop worden gewezen dat de erin ontworpen wijziging uiteraard onderstelt dat de in het inleidende zinsdeel bedoelde toevoeging reeds effectief heeft plaatsgevonden. Artikel 218 Men vervange in artikel 218, §§ 1 en 2, de streepjes door de vermeldingen « 1° », « 2° », « 3° », enzovoort.
Artikel 230 Artikel 230 maakt een geheel overbodige bepaling uit en wordt derhalve beter weggelaten.
Artikel 233 In artikel 233 schrijve men « openbare instellingen » in plaats van « instellingen van openbaar nut ».
Artikel 235 In de Nederlandse tekst van artikel 235 schrijve men telkens « arbeidsovereenkomst » in plaats van « arbeidscontract ».
Slotformule Men schrijve « Gegeven te..., » in plaats van « Gezien om te worden voorgelegd aan de Raad van State », en men voege vóór de woorden « De Minister van Ambtenarenzaken » de woorden « Van Koningswege » toe.
Taalkundige opmerking In de Nederlandse tekst komen een aantal gallicismen voor, die dienen te worden weggewerkt.
Zo schrijve men bij voorbeeld : - « als gevolg van » of « ten gevolge van » in plaats van « ingevolge » (ontworpen artikel 65, § 2 - artikel 34 van het ontwerp); - « genieten een opleiding » in plaats van « genieten van een opleiding » (ontworpen artikel 20sexies, derde lid (artikel 50 van het ontwerp); - « geeft af » en « afgegeven » in plaats van « levert af » en « afgeleverd » (ontworpen artikel 46, § 2 - artikel 72 van het ontwerp); - « bepaald in » in plaats van « voorzien in » (ontworpen artikel 15ter, § 6 - artikel 95 van het ontwerp); - « aangewezen » in plaats van « aangeduid » (ontworpen artikel 84bis, §§ 1, 2 en 4 - artikel 105 van het ontwerp); - « binnen een maand » in plaats van « binnen de maand » (artikel 219, eerste lid, van het ontwerp); - « nadere regels » in plaats van « modaliteiten » (artikel 222 van het ontwerp).
De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;
J. Baert en J. Smets, staatsraden;
G. Schrans en A. Spruyt, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. A. Beckers, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heert B. Weekers, auditeur. (...) De griffier, A. Beckers.
De voorzitter, M. Van Damme. (1) Zie artikel 42, § 1, eerste streepje, van het koninklijk besluit van 13 mei 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel en van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 november 2001.(2) Dat aldus zal worden tewerkgegaan, wordt vermeld in het bij het ontwerp gevoegde verslag aan de Koning.Het voorschrift dient evenwel, mede gelet op de in artikel 11, § 1, derde lid, 1°, van het APKB opgenomen regel, in de tekst van artikel 72, § 2, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 te worden opgenomen. (3) Ook het ontworpen artikel 20quinquies, eerste lid, 3°, zal dan in fine dienen te worden aangepast.(4) Zie bijvoorbeeld het ontworpen artikel 43, §§ 2 en 3 (artikel 69 van het ontwerp), en het ontworpen artikel 84bis, § 3 (artikel 105 van het ontwerp).(5) In de Nederlandse tekst dient dat lid op een typografisch meer duidelijke wijze te worden gescheiden van het derde lid.(6) Zie de volgende koninklijke besluiten : - het koninklijk besluit van 6 december 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties in het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen; - het koninklijk besluit van 22 januari 2003 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de wetenschappelijke instellingen van de Staat en dat diverse wijzigingen aanbrengt in de personeelsstatuten van de wetenschappelijke instellingen van de Staat; - het koninklijk besluit van 20 februari 2003 houdende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties bij het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg; - het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid. (7) Het inleidende zinsdeel van artikel 177 dient dan ook te luiden « Aan artikel 14, § 3, van hetzelfde besluit, wordt een lid toegevoegd, luidende : ». 4 AUGUSTUS 2004. - Koninklijk besluit betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid van de Grondwet;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, gewijzigd bij de wetten van 22 juli 1993 en 24 december 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd bij de wet van 12 december 1997, inzonderheid op artikel 21, § 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 september 1994 en 5 september 2002, op artikel 4, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 5, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 december 1990, 15 maart 1993, 17 maart 1995 en 5 september 2002, op artikel 5 bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 mei 1985 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 1995, op artikel 6bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 12, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 april 1995, 13 mei 1999, 16 november 2001 en 5 september 2002, op artikel 16, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 13 september 1972, 1 augustus 1975 en 22 december 2000, op artikel 17, vervangen bij het koninklijk besluit van 1 augustus 1975 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1981, 13 juni 1990, 25 oktober 1991, 15 maart 1993, 30 maart 1995, 13 mei 1999, 22 december 2000, 28 januari 2002 en 5 september 2002, op artikel 20, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 15 maart 1993, 14 september 1994, 22 december 2000 en 5 september 2002, op artikel 27, vervangen bij het koninklijk besluit van 18 november 1982 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 maart 1985, 6 november 1991, 13 mei 1999, 22 december 2000 en 16 november 2001, op artikel 28bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 1953, op artikel 28ter, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 maart 1993, 22 december 2000, 16 november 2001 en 5 september 2002, op artikel 28quinquies, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993 en bij de koninklijke besluiten van 15 september 1997, 13 mei 1999 en 5 september 2002, op artikel 28sexies, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 november 1991, 22 december 2000 en 5 september 2002, op artikel 30, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 maart 1983, 22 februari 1985, 10 maart 1989, 13 mei 1999, 22 december 2000 en 16 november 2001, op artikel 31, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 maart 1993 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 2000 en 16 november 2001, op artikel 33, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 maart 1983, 22 februari 1985, 13 mei 1999, 22 december 2000 en 5 september 2002, op artikel 33bis, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 mei 1999, 22 december 2000 en 16 november 2001, op artikel 33ter, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 december 2000 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 november 2001, op artikel 33quinquies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 november 2001, op artikel 38, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 november 2001, op artikel 39, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 maart 1989 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 maart 1993, 17 maart 1995 en 5 september 2002, op artikel 42, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 1 april 1975, 22 december 2000 en 16 november 2001, op artikel 47, vervangen bij het koninklijk besluit van 1 maart 1985 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 maart 1993, 16 november 2001 en 5 september 2002, op artikel 57, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, op artikel 58, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 1997, 2 augustus 2002 en 5 september 2002, op artikel 60, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 2000, 2 augustus 2002 en 5 september 2002, op artikel 63, op artikel 64, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 juli 1987 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 januari 2002 en 5 september 2002, op artikel 65, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 mei 1999, 28 januari 2002 en 5 september 2002, op artikel 67, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 maart 1983, op artikel 69, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 maart 1983, 4 maart 1993, 31 maart 1995, 28 januari 2002 en 5 september 2002, op artikel 70, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 1994, 17 maart 1995, 22 december 2000 en 5 september 2002, op artikel 71, op artikel 72, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 maart 1989, 22 november 1991, 14 september 1994, 26 september 1994, 10 april 1995, 13 mei 1999 en 5 september 2002, op artikel 74, op artikel 75, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1988 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 1994, 31 maart 1995, 22 december 2000, 5 september 2002 en 18 maart 2004, op artikel 76, hersteld bij het koninklijk besluit van 25 april 2004, op artikel 77, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 1994, 31 maart 1995, 6 februari 1997, 13 mei 1999 en 22 december 2000, op artikel 78, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 80, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1995, 6 februari 1997, 13 mei 1999 et 22 december 2000, op artikel 83, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1995 en 5 september 2002, op artikel 84, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 mei 1999, 16 november 2001 en 5 september 2002, op artikel 84bis, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 1997, 22 december 2000, 16 november 2001 en 5 september 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, inzonderheid op de artikelen 20bis tot 20quater, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998, op artikel 20 quinquies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 20sexies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 20 septies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998, op artikel 22, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998, op artikel 23, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 april 1995, 13 mei 1999 en 5 september 2002, op artikel 26, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 13 november 1990, 14 september 1994, 2 juni 1998, 13 mei 1999 en 5 september 2002, op artikel 26bis, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 april 2001 en 5 september 2002, op artikel 26ter, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 april 2001 en 5 september 2002, op artikel 27bis, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 oktober 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 april 1995, 2 juni 1998, 13 mei 1999 en 5 september 2002, op artikel 28, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 april 1995 en 5 september 2002, op artikel 29, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 oktober 1988, 31 juli 1991, 15 maart 1993, 14 september 1994, 16 november 2001, 5 september 2002, 18 maart 2004 en 3 augustus 2004, op artikel 31, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 1997 en 5 september 2002, op artikel 32, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 1997 en 5 september 2002, op artikel 33, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 mei 1999 en 5 september 2002, op artikel 34, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969, op artikel 35, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 januari 1978, 12 augustus 1981, 28 oktober 1988, 14 september 1994 en 5 september 2002, op artikel 41, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, op artikel 60, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 61, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 september 1994 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 april 1995, 13 mei 1999 en 5 september 2002, op artikel 64, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969, op artikel 65, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 januari 1997 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 66, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 januari 1977 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 67, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 67bis, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998, op artikel 79ter, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en op artikel 80, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999;
Gelet op het besluit van de Regent van 30 maart 1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties, inzonderheid op artikel 5, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 november 1951;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende de schorsing van rijksambtenaren in het belang van de dienst, inzonderheid op artikel 7;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 oktober 1964 tot vaststelling van de bezoldiging van hen die hun medewerking verlenen voor de opleiding en de voortgezette opleiding van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2001 en op artikel 13, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 1995, 10 april 1995 en 5 september 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 2, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, inzonderheid op artikel 8, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 1995 en 5 september 2002 en op artikel 12, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 juni 1976, 12 december 1984 en 20 juli 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 april 1965 tot regeling van de bijdrage van de Staat in de kosten wegens standplaatsverandering van de leden van het personeel van de federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 1995, 20 juli 2000 en 5 september 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 augustus 1973, 10 mei 1976, 13 september 1979, 16 november 1979, 26 januari 1984, 13 juli 1987, 25 november 1993, 14 september 1994, 17 maart 1995, 31 maart 1995, 10 april 1995, 6 februari 1997, 15 september 1997, 19 november 1998, 26 april 1999, 13 mei 1999, 5 september 2002 en 14 oktober 2002, op artikel 6 bis, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op de artikelen 9 tot 11, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op de artikelen 13 en 14, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op de artikelen 15bis tot 16, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 17, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 december 1998, op artikel 17ter, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, op artikel 19, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 februari 1997, op artikel 20, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 november 1993, op artikel 21, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 21 bis, vervangen bij het koninklijk besluit van 6 februari 1997, op de artikelen 28ter tot 29, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998, op artikel 29bis, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 30 bis, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en op de artikelen 39 en 39bis, vervangen bij het koninklijk besluit van 30 april 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 3, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 4, op artikel 6, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op de artikelen 8 tot 10, op artikel 12, op artikel 13, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 17, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 juli 1989 en 27 maart 2001, op de artikelen 19 en 20, op artikel 21, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 september 1994, op artikel 22, op artikel 27, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 april 1995 en 19 april 1999, op artikel 28, op artikel 32, op artikel 35, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 september 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en op artikel 40, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 september 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 april 1991;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 september 1976 tot instelling van een toelage voor sommige ambtenaren van de Rijksbesturen, die geslaagd zijn voor een vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 1995, 20 juli 2000 en 5 september 2002 en op de artikelen 4 en 5;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 november 1991 en 17 maart 1995, op artikel 2, op artikel 3, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 februari 1989 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1996, 20 april 1999 en 5 september 2002,op artikel 4, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 februari 1989 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1996 en 5 september 2000, op artikel 6, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 1995, 10 april 1995 en 5 september 2002, op artikel 10 en op de artikelen 15 en 16;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en op artikel 2, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 augustus 2004;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 februari 1993 tot bepaling van de bijkomende of specifieke opdrachten in de besturen en andere diensten van de ministeries en in sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 1994, 10 februari 1995, 6 februari 1996, 5 juli 1996, 27 juli 1997, 9 december 1998, 13 juni 1999, 12 augustus 2000, 13 juli 2001, 17 september 2001, 28 januari 2002, 10 december 2002, 18 december 2002, 16 mei 2003, 11 juni 2003 en 11 juli 2003 en op artikel 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juli 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, inzonderheid op artikel 23, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 mei 2000, op de artikelen 24 tot 26, op artikel 26bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op de artikelen 27 en 28, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1996, op de artikelen 29 tot 31 en op artikel 36bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, inzonderheid op de artikelen 12 en 15;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1999, 10 juni 2002 en 5 september 2002, op artikel 55, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 70, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op de artikelen 106 en 108, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 juni 2002 en op artikel 142;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het Rijkspersoneel, inzonderheid op de artikelen 3 en 5, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 september 2003, op de artikelen 10 en 15, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en op artikel 17;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 oktober 1999 tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden belast met het ontwikkelen van projecten in sommige overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 2000 en 5 september 2002, op de artikelen 3 en 4 en op artikel 5, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 9, op artikel 10, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, op artikel 13, op artikel 14, op artikel 17, op artikel 19, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2001 en op artikel 20, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest, inzonderheid op artikel 3, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 2001 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten, inzonderheid op de artikelen 4, 7, 10, 11, 14, 15, 20, 21, 24, 26 en 27;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 5, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juni 2004, op artikel 12 en op artikel 26, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juni 2004;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 4, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juni 2004 en op artikel 11;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot toekenning van taalpremies aan de personeelsleden van het Federaal Administratief Openbaar Ambt, inzonderheid op artikel 4;
Overwegende dat er, in het kader van het moderniseringsproces van de federale administratie, naar het voorbeeld van de hervormingen die reeds werden doorgevoerd inzake de loopbaan voor de personeelsleden van de niveaus B, C en D, een nieuwe loopbaan voor de personeelsleden van niveau 1 moet worden ingevoerd;
Overwegende dat het personeelsbeleid één van de sleutelelementen is van een doeltreffende en dynamische organisatie en dat het in dit verband belangrijk is de personeelsleden een loopbaan te waarborgen die is opgebouwd rond prestaties en de kwaliteit van de prestaties en dat de personeelsleden de kans krijgen om tijdens hun loopbaan een functie te vinden, waarin ze optimaal renderen voor de openbare dienstverlening;
Overwegende dat de hervorming van de loopbaan van niveau 1 in deze optiek de personeelsleden duidelijke en aantrekkelijke perspectieven moet bieden;
Overwegende dat in dit verband de centrale gedachte van de hervorming van de loopbaan van niveau 1 erin bestaat deze loopbaan toe te spitsen op beroepsrichtingen om het verwerven van competenties te valoriseren en dat het bijgevolg belangrijk is deze te ontwikkelen via permanente opleiding;
Overwegende dat de statutaire bepalingen die van toepassing zijn op het Rijkspersoneel van niveau 1 moeten worden aangepast aan de omzetting van niveau 1 naar niveau A zoals beschreven;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 april 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 3 juni 2004;
Gelet op het protocol nr. 492 van 1 juni 2004 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op advies 37.348/1 van de Raad van State, gegeven op 24 juni 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Administratieve bepalingen Afdeling I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937
houdende het statuut van het Rijkspersoneel
Artikel 1.Artikel 3 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 september 1994 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 3.§ 1. De hiërarchische structuur van de federale overheidsdiensten wordt in vier niveaus verdeeld, namelijk niveau A, dat het hoger niveau is, en de niveaus B, C en D. Het niveau wordt bepaald volgens de kwalificatie van de opleiding en de geschiktheid waarvan blijk moet worden gegeven om een betrekking te bekleden. § 2. Het niveau A bevat vijf klassen, genummerd van A1 tot A5 die de hoogste is.
Een klasse groepeert de functies van vergelijkbare complexiteit, technische expertise en verantwoordelijkheden.
De functie wijst het geheel van taken en verantwoordelijkheden aan die een rijksambtenaar op zich dient te nemen. § 3. Het niveau A is onderverdeeld in vakrichtingen door Ons vastgesteld op voorstel van de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft.
Onder vakrichting moet worden verstaan een groep van functies die tot een gelijkaardig expertisedomein behoren.
Elke vakrichting kan vijf vakklassen bevatten. De eerste vakklasse kan klasse A1 of klasse A2 zijn.
Onder vakklasse moet worden verstaan een klasse binnen een vakrichting. § 4. In niveau A, worden de rijksambtenaren in een vakklasse benoemd. § 5. In de niveaus B, C en D, worden de rijksambtenaren in graden benoemd.
De graad is de titel die de ambtenaar machtigt tot het bekleden van een van de betrekkingen welke met die graad overeenstemmen. § 6. Binnen elk van de niveaus B, C en D, worden de graden « gelijkwaardige graden » genoemd. » .
Art. 2.Artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 4.§ 1. De ambtenaren benoemd in de klassen A1 of A2 dragen de titel van attaché.
De ambtenaren benoemd in de klasse A3 dragen de titel van adviseur.
De ambtenaren benoemd in de klassen A4 en A5 dragen de titel van adviseur-generaal.
Een bijkomende titel kan door Ons toegevoegd worden bij de titulatuur bedoeld in het eerste, het tweede en het derde lid. § 2. Het niveau B omvat de graden van administratief deskundige, van financieel deskundige, van technisch deskundige en van ICT-deskundige.
Het niveau C omvat de graden van administratief assistent en van technisch assistent.
Het niveau D omvat de graden van administratief medewerker en van technisch medewerker.
Andere graden kunnen door Ons opgericht worden. »
Art. 3.Artikel 5, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 1995, wordt vervangen als volgt : « Rijksambtenaren van niveau A worden door Ons benoemd. »
Art. 4.Artikel 5bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 mei 1985 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 1995, wordt opgeheven.
Art. 5.Artikel 5ter van hetzelfde besluit, opgeheven bij koninklijk besluit van 4 maart 1993, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 5ter.Elke functie ingedeeld in niveau A, wordt door Ons in een vakklasse ingedeeld, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft. »
Art. 6.Artikel 6bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 6bis.§ 1. Wanneer op verschillende wijzen in een vakklasse of in een graad kan worden benoemd en geen bepaling een bepaalde wijze voorschrijft, kiest de bevoegde minister of de voorzitter van het directiecomité of zijn afgevaardigde, aan wie hij de benoemingsbevoegdheid heeft overgedragen, de wijze van benoeming volgens welke iedere vacant geworden betrekking moet worden verleend. § 2. Voor de benoeming in de vakklasse A3 of A4 in niveau A, wordt in de vacante betrekking voorzien door een beroep te doen op de ambtenaren van de federale overheidsdienst die voldoen aan de reglementaire voorwaarden en die er aanspraak kunnen op maken door bevordering tot de hogere klasse of door verandering van vakklasse.
Wanneer de betrekking niet kan worden toegekend aan een ambtenaar van de betrokken federale overheidsdienst, wordt, bij mobiliteit, een beroep gedaan op de ambtenaren van het federaal administratief openbaar ambt, in de zin van artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, die voldoen aan de reglementaire voorwaarden en die er aanspraak kunnen op maken door bevordering tot de hogere klasse of door verandering van vakklasse.
Wanneer de betrekking niet kan worden toegekend bij mobiliteit, wordt ze toegekend overeenkomstig de regels bepaald inzake aanwerving.
Evenwel, wordt van de kandidaten een nuttige ervaring voor de functie van zes jaar voor de klasse A3 en van negen jaar voor de klasse A4 geëist.
Wanneer geen enkele kandidaat in derde lid bedoeld erin slaagt en voorzover dat de voorwaarden van artikel 4 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken vervuld zijn, kan de betrekking worden togekend met een arbeidsovereenkomst. Evenwel, wordt van de kandidaten een nuttige ervaring voor de functie van zes jaar voor de klasse A3 en van negen jaar voor de klasse A4 geëist. »
Art. 7.In artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 april 1995, 13 mei 1999, 16 november 2001 en 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « De rijksambtenaar kan, op zijn verzoek, door overplaatsing, worden aangewezen voor een betrekking die overeenstemt met zijn klasse, zijn graad of een gelijkwaardige graad en die in een andere dienst van zijn federale overheidsdienst of programmatorische federale overheidsdienst vacant is.»; 2° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.De kandidaten voor de overplaatsing worden in deze volgorde gerangschikt : 1° de kandidaat met de grootste klasse- of graadanciënniteit;2° bij gelijke klasse- of graadanciënniteit, de kandidaat met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste kandidaat.»
Art. 8.In artikel 16, eerste lid, 6°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 13 september 1972, 1 augustus 1975 en 22 december 2000, wordt het woord « klasse of » ingevoegd tussen de woorden « te verlenen » en het woord « graad ».
Art. 9.In artikel 17, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 maart 1993, 30 maart 1995, 22 december 2000 en 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in A, 2°, wordt het woord « klassen, » ingevoegd tussen de woorden « in bepaalde » en de woorden « graden of »;2° in B, wordt het woord « klassen, » ingevoegd tussen de woorden « selectie in de » en de woorden « graden en betrekkingen »;3° in F, tweede lid, worden de woorden « van de niveaus 1, » door de woorden « van de niveaus A, » vervangen ».
Art. 10.In artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 15 maart 1993, 14 september 1994, 22 december 2000 en 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt als volgt vervangen : « De vergelijkende selecties worden georganiseerd voor de benoeming : 1° in de eerste klasse van een vakrichting;2° in de vakklasse A3 of A4;3° in graden van de niveaus B, C en D »;2° het derde lid wordt vervangen als volgt : « In afwijking van het tweede lid, kunnen vergelijkende selecties georganiseerd worden voor de klasse A2 van de vakrichtingen waarvan de klasse A1 de eerste is en waarin de functies van informaticus, van burgerlijk ingenieur, van geneesheer, van dierenarts of van apotheker zullen opgenomen worden.»
Art. 11.In artikel 27, § 3, tweede en vierde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 2000 en 16 november 2001, worden de woorden « niveau 1 » door de woorden « niveau A » vervangen.
Art. 12.In artikel 28bis, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 1953, worden de woorden « de klasse of » ingevoegd tussen de woorden « worden de stagiairs geacht » en de woorden « de graad ».
Art. 13.In artikel 28ter, § 4, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 maart 1993, 22 december 2000, 16 november 2001 en 5 september 2002, worden de woorden « niveau 1 » door de woorden « niveau A » vervangen.
Art. 14.In artikel 28quinquies, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden « van niveau 1 en van de niveaus B en C » door de woorden « van de niveaus A, B en C » vervangen.
Art. 15.In artikel 28 sexies, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 16.Het opschrift van de afdeling II van Hoofdstuk III van Titel I van Deel III van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt vervangen als volgt : « Afdeling II. - Stage van de geslaagden voor en van de kandidaten van niveau A en hun aanstelling tot Rijksambtenaar »
Art. 17.Het opschrift van de onderafdeling I van de Afdeling II van Hoofdstuk III van titel I van Deel III van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt vervangen als volgt : « Onderafdeling I. - Stage van de geslaagden voor niveau A en hun aanstelling tot Rijksambtenaar »
Art. 18.In artikel 30, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 februari 1985, 10 maart 1989 en 22 december 2000, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 19.In artikel 31, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 maart 1993 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 2000 en 16 november 2001, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 20.Artikel 33, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 november 2001 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « § 1. De door de houder van de managementfunctie -1 bij het Opleidingsinstituut van de federale overheid of door de interdepartementale stagecommissie geschikt bevonden stagiair wordt door Ons tot Rijksambtenaar benoemd in de vakklasse waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld, op voorstel van de minister van de federale overheidsdienst waarvoor hij voorlopig aangewezen is. Hij wordt definitief aangewezen voor een vaste betrekking van deze vakklasse en bekomt de eerste weddenschaal van die klasse. »
Art. 21.In artikel 33bis, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, worden de woorden « tot niveau 1 » door de woorden « tot niveau A » vervangen.
Art. 22.Het opschrift van de onderafdeling II van Afdeling II van Hoofdstuk III van Titel I van Deel III van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt vervangen als volgt : « Onderafdeling II. - Stage van de kandidaten van niveau A en hun aanstelling tot Rijksambtenaar ».
Art. 23.In artikel 33ter, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 24.Artikel 33quinquies, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 november 2001, wordt vervangen als volgt : « De stagiair die door de houder van de managementfunctie -1 bij het Opleidingsinstituut van de federale overheid, in samenwerking met de functioneel directeur van de stafdienst personeel en organisatie van de federale overheidsdienst waaronder de stagiair ressorteert, of zijn afgevaardigde of de interdepartementale stagecommissie geschikt bevonden wordt, wordt door Ons benoemd in de vakklasse waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld, op voorstel van de Minister waaronder hij ressorteert. Hij wordt aangewezen voor een vaste betrekking van deze vakklasse en bekomt de eerste weddenschaal van die klasse. »
Art. 25.In artikel 38, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 november 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, 1°, worden de woorden « ten minste twee ambtenaren van ten minste rang 13 » vervangen door de woorden « ten minste twee ambtenaren van ten minste een klasse A3 ».2° in het derde lid, worden de woorden « andere ambtenaren van ten minste rang 13 » vervangen door de woorden « andere ambtenaren van ten minste klasse A3 ».
Art. 26.In artikel 39 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 maart 1989 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 maart 1993, 17 maart 1995 en 5 september 2002, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 27.In artikel 42, § 4, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969, 1 augustus 1975, 22 december 2000 en 16 november 2001, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 28.In artikel 47 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 1 maart 1985 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 maart 1993, 16 november 2001 en 5 september 2002, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 29.In artikel 57, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, worden de woorden « voor een verandering van vakklasse, » ingevoegd tussen de woorden « aan de ambtenaren kandidaten » en « een verandering van graad ».
Art. 30.In artikel 58, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 31.In artikel 60, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 2000 en 5 september 2002, worden de woorden « tot een graad van de rangen 10 en 13 » door de woorden « in een vakklasse A1, A2 of A3 ».
Art. 32.Artikel 63 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 63.§ 1. Voor de toepassing van de verordeningsbepalingen die uitgaan van de anciënniteit, wordt onder de Rijksambtenaren van de niveaus B, C en D, wier anciënniteit moet worden vergeleken de voorrang als volgt bepaald : 1° de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit;2° bij gelijke graadanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar. § 2. Voor de toepassing van de verordeningsbepalingen die uitgaan van de anciënniteit, wordt onder de Rijksambtenaren van het niveau A wier anciënniteit moet worden vergeleken, de voorrang als volgt bepaald : 1° de ambtenaar met de grootste klasseanciënniteit;2° bij gelijke klasseanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar. § 3. Voor de toepassing van de verordeningsbepalingen die uitgaan van de graad-, de klasse-, de niveau- of de dienstanciënniteit, wordt de anciënniteit van de ambtenaar bepaald overeenkomstig de artikelen 64 tot 69. »
Art. 33.Artikel 64 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 juli 1987 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 januari 2002 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 64.Voor het berekenen van de klasse-, graad- en niveauanciënniteit komen alleen in aanmerking de werkelijke diensten in de zin van artikel 66, § 1 die de ambtenaar als stagiair en als Rijksambtenaar verricht heeft als lid van het personeel van een ministerie of van een federale overheidsdienst en zonder vrijwillige onderbreking. »
Art. 34.Artikel 65 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 mei 1999, 28 januari 2002 en 5 september 2002, wordt als volgt gewijzigd : 1° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Voor de niveau-anciënniteit worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop de ambtenaar in een graad of in een klasse van het betreffende niveau is benoemd of vanaf de datum waarop hij voor latere bevordering is gerangschikt ten gevolge van de uitdrukkelijke terugwerking van zijn benoeming in zulke graad of in zulke klasse »; 2° een § 4, die luidt als volgt, wordt ingevoegd : « § 4.Voor de berekening van de klasseanciënniteit, worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop de ambtenaar in de beschouwde klasse werd opgenomen.
In afwijking van artikel 64, worden evenwel in aanmerking genomen voor de berekening van de klasseanciënniteit, de werkelijk gepresteerde diensten in de hoedanigheid van contractueel personeelslid in dezelfde vakklasse, met dien verstande dat er niet meer dan 3 maanden verlopen zijn tussen het einde van deze diensten en de toelating tot de stage.
Worden eveneens in aanmerking genomen de diensten geleverd in een analoge vakklasse bedoeld in artikel 14,§ 1 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten. De erkenning van de in aanmerking komende diensten wordt goedgekeurd door de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft. »
Art. 35.In artikel 67, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « De klasse-, » ingevoegd voor de woorden « de graad- ».
Art. 36.In artikel 69 van hetzelfde besluit, dat vervangen is door het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd is bij de koninklijke besluiten van 30 maart 1983, 4 maart 1993, 31 maart 1995, 28 januari 2002 en 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1° wordt het woord « de klasse-, » ingevoegd tussen de woorden « voor de berekening van » en « de graad »;2° § 1, 2° wordt vervangen als volgt : « 2° in welke hoedanigheid en onder welke voorwaarden de diensten verricht als titularis van een vakklasse of graad die in verschillende rangen of niveaus waren ingedeeld, geacht kunnen worden in aanmerking te komen voor de berekening van de klasse-, van de graad- en van de niveauanciënniteit.»; 3° in § 2, worden de woorden « en van de klasseanciënniteit » ingevoegd tussen de woorden « van de dienstanciënniteit » en « in aanmerking »;4° § 2 wordt aangevuld als volgt : « Voor de berekening van de klasseanciënniteit komen echter de werkelijke diensten in de zin van eerste lid enkel in aanmerking, voor zover ze verricht zijn in eenzelfde vakklasse.De erkenning van de toelaatbaarheid wordt goedgekeurd door de minister die bevoegd is voor de ambtenarenzaken. »
Art. 37.In artikel 70 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 1994, 17 maart 1995, 22 december 2000 en 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Er zijn twee soorten bevorderingen : 1° wat de administratieve loopbaan betreft, is de bevordering de benoeming van een Rijksambtenaar : a) tot een graad van een hoger niveau;b) tot een klasse van niveau A wanneer hij deel uitmaakt van een lager niveau;c) tot de hogere klasse;2° wat de geldelijke loopbaan betreft, is de bevordering de toekenning aan de Rijksambtenaar in zijn graad of in zijn klasse van de weddenschaal die hoger is dan die welke hij genoot;ze wordt « bevordering door verhoging in weddenschaal » genoemd; de overgang van de weddenschaal A12 naar de weddenschaal A21 wordt beschouwd als een bevordering door verhoging in weddenschaal. »; 2° § 2, eerste lid wordt vervangen als volgt : « De bevordering door verhoging in weddenschaal of door verhoging naar de hogere klasse kan afhankelijk worden gesteld van het slagen voor een selectie, een competentiemeting of een gecertificeerde opleiding. »; 3° § 2 wordt aangevuld als volgt : « De gecertificeerde opleiding is een opleiding die erop gericht is de bekwaamheden en de competenties van de ambtenaren te actualiseren en te ontwikkelen.Ze wordt afgesloten met de validering van de verworven kennis van die opleiding.. In niveau A, wordt ze per vakrichting georganiseerd. »
Art. 38.Artikel 71 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « De verandering van vakklasse is de benoeming van een Rijksambtenaar in eenzelfde klasse van een andere vakrichting. »
Art. 39.In artikel 72 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 maart 1989, 14 september 1994, 26 september 1994,10 april 1995, 13 mei 1999 en 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid wordt vervangen als volgt : « Bevordering, verandering van graad en verandering van vakklasse zijn alleen mogelijk wanneer een vaste betrekking vacant is.»; 2° § 2, eerste lid wordt vervangen als volgt : « De vacature van een door verandering van vakklasse, door verandering van graad of door bevordering te begeven betrekking wordt ter kennis gebracht van de benoembare ambtenaren door een bekendmaking van vacante betrekking.Dit bericht bevat alle elementen betreffende de vacante betrekking teneinde aan de kandidaten toe te laten te solliciteren met alle kennis van zaken. »; 3° § 3 wordt ingevuld als volgt : « Wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel 6bis, § 2, tweede lid, wordt de vacature ter kennis gebracht van de benoembare ambtenaren door een bekendmaking van vacante betrekking in het Belgisch Staatsblad.Dit bericht bevat alle elementen betreffende de vacante betrekking teneinde aan de kandidaten toe te laten te solliciteren met alle kennis van zaken. » 3° in § 3, eerste lid, worden de woorden « , verandering van vakklasse » ingevoegd tussen de woorden « Bij bevordering » en « of verandering van graad »;4° § 4, eerste lid wordt vervangen als volgt : « In afwijking van de §§ 2 en 3 zijn de ambtenaren die de reglementaire voorwaarden vervullen ambtshalve kandidaat voor de vacante betrekkingen, te begeven door bevordering in weddenschaal in het niveau D.»; 5° in § 4, tweede lid worden de woorden « benoeming of » geschrapt;6° in § 4, derde lid worden de woorden « benoeming of » geschrapt;7° in § 5, worden de woorden « , door verandering van vakklasse » ingevoegd tussen de woorden « door verandering van graad » en de woorden « of door bevordering ».
Art. 40.Artikel 74 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 41.In artikel 75 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1988 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 1994, 31 maart 1995, 22 december 2000, 5 september 2002 en 18 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « Om aan een selectie voor verhoging in weddenschaal of aan een selectie voor overgang naar het hogere niveau evenals aan een competentiemeting deel te nemen, moet de ambtenaar zich bevinden in een administratieve stand waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden.»; 2° in § 3 worden de woorden « , een verandering van vakklasse » ingevoegd tussen de woorden « een bevordering » en « of een verandering van graad ».
Art. 42.In artikel 76, opnieuw ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2004, en waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, luidende : « § 2. De ambtenaar die in een klasse A1, A2, A3 of A4 benoemd is, die niet bezoldigd wordt in de derde weddenschaal en die zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden, heeft het recht de gecertificeerde opleiding bedoeld in artikel 70 te volgen, wanneer hij ten minste één jaar niveau-anciënniteit telt.
De anciënniteitsvoorwaarde moet vervuld zijn op het ogenblik van de inschrijving voor de gecertificeerde opleiding. Evenwel kan de stagiair zich inschrijven in de loop van de laatste maand van de stage. Deze inschrijving heeft slechts uitwerking voor zover de stagiair benoemd wordt op de eerste dag van de maand die erop volgt. »
Art. 43.In artikel 77 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 1994, 31 maart 1995, 6 februari 1997, 13 mei 1999 en 22 december 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Nederlandse tekst van § 1, 7°, worden de woorden « in graad » geschrapt;2° § 4bis wordt vervangen als volgt : « § 4bis.Lagere inschaling wordt opgelegd door toekenning : 1° van een lagere weddenschaal in dezelfde graad of in dezelfde klasse;2° van een graad van hetzelfde niveau met een lagere weddenschaal »;3° § 5 wordt vervangen als volgt : « § 5.Terugzetting wordt opgelegd door toekenning van een graad in een lager niveau of van een lagere klasse.
De graad of de klasse waarin de terugzetting wordt toegepast moet voorkomen in het personeelsplan. De ambtenaar neemt in deze nieuwe graad of in deze nieuwe klasse rang in op de datum waarop de toekenning uitwerking heeft. »
Art. 44.Artikel 78, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, wordt vervangen als volgt : « Wat de ambtenaren van niveau A aangaat, wordt zij uitgesproken door de minister, behalve de terugzetting, het onslag van ambtswege en de afzetting die door Ons worden opgelegd. »
Art. 45.In de Nederlandse tekst van artikel 80, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1995, 6 februari 1997, 13 mei 1999 et 22 december 2000, worden de woorden « in graad » geschrapt.
Art. 46.In artikel 83, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 47.In artikel 84, § 7, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 48.In artikel 84bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 6 februari 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 2°, wordt het woord « ambtenaar » door de woorden « ambtenaar van niveau A » vervangen;2° in § 2, worden de woorden « niveau 1 » door de woorden « niveau A » vervangen;3° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.De ambtenaar van niveau A die overeenkomstig dit artikel als voorzitter is aangewezen kan de raad van beroep niet voorzitten wanneer die kennis neemt van een beroep inzake evaluatie dat is ingediend door een ambtenaar die tot dezelfde federale overheidsdienst behoort. Bovendien mag de ambtenaar van niveau A die is aangewezen om een departementale raad van beroep voor te zitten niet behoren tot de federale overheidsdienst waarvoor de raad van beroep wordt opgericht. »; 4° in § 4, wordt het woord « ambtenaar » door de woorden « ambtenaar van niveau A » vervangen.
Art. 49.In hoofdstuk I van de bijlage I van hetzelfde besluit, wordt het opschrift van de rubriek « NIVEAU 1 » vervangen door het opschrift « NIVEAU A ». Afdeling II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus
1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel
Art. 50.Hoofdstuk 1 van Titel II van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 september 1990, 2 juni 1998 en 5 september 2002, bestaande uit de artikelen 20bis tot en met 20septies, wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK I. - Classificatie van de functies in niveau A Afdeling 1. - Type-functies
Art. 20bis.De type-functies zijn de functies die de meest representatieve zijn van het geheel van de functies voorkomend in de federale overheidsdiensten.
De type-functies worden door Ons bepaald, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft.
Art. 20ter.§ 1. De type-functies van het niveau A maken het voorwerp uit van een weging op basis van de volgende wegingsmatrix : 1° technische expertise;2° omgaan met informatie;3° omgaan met taken;4° leiding geven;5° interpersoonlijke relaties. Elke wegingsmatrix omvat, overeenkomstig bijlage 1 bij dit besluit : 1° een verticale as met het competentieniveau;2° een horizontale as met de niveaus van impact, van draagwijdte van de verantwoordelijkheden en van omvang. De combinatie van de twee assen bedoeld in het tweede lid geeft voor elke matrix een uitslag, uitgedrukt in een gewicht of een percentage gelegen tussen een minimumwaarde en een maximumwaarde die als volgt wordt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3. Op basis van het resultaat overeenkomstig § 2, wordt elke type-functie geclassificeerd als volgt : 1° de klasse A1 indien het resultaat gelegen is tussen 250 en 312;2° de klasse A2 indien het resultaat gelegen is tussen 313 en 385;3° de klasse A3 indien het resultaat gelegen is tussen 386 en 465;4° de klasse A4 indien het resultaat gelegen is tussen 466 en 560;5° de klasse A5 indien het resultaat hoger is dan 561.
Art. 20quater.De weging van de type-functies wordt uitgevoerd door een wegingscomité, opgericht door en bij de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft en met de medewerking van een uitgebreid wegingscomité opgericht door en bij dezelfde minister.
Elk comité stelt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft.
Art. 20quinquies.Het wegingscomité is, paritair per taalrol voor de vertegenwoordigers in 1°, 2° en 3° bedoeld, samengesteld uit : 1° drie vertegenwoordigers, van niveau A of B, van de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie aangewezen door de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft;2° een vertegenwoordiger, van niveau A of B, van de federale overheidsdienst Budget en Beheerscontrole aangewezen door de minister die de begroting onder zijn bevoegdheid heeft;3° vier vertegenwoordigers, van niveau A of B, die voortkomen uit andere federale overheidsdiensten dan de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie en de federale overheidsdienst Budget en Beheerscontrole, uit het Ministerie van Landsverdediging, uit de openbare instellingen van sociale zekerheid of uit de instellingen van openbaar nut, aangewezen door de Minister die de Ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft, op voorstel van de voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst waarvan ze afhangen of van de persoon belast met het dagelijks bestuur van het Ministerie van landsverdediging, van de openbare instelling of de instelling van openbaar nut;4° een externe deskundige, aangewezen door de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft. De plaatsvervangende leden worden op dezelfde manier aangewezen als de vaste leden. Om aangewezen te worden moeten de vaste en de plaatsvervangende leden vooraf een opleiding tot de wegingsmethode met vrucht hebben gevolgd.
De voorzitter van het wegingscomité wordt onder de leden aangewezen door de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft.
Art. 20sexies.Het uitgebreid wegingscomité is samengesteld uit een vertegenwoordiger, van niveau A of B, van elke Federale Overheidsdienst, aangewezen door de voorzitter van zijn directiecomité, uit een vertegenwoordiger van elke openbare instelling van sociale zekerheid of van elke instelling van openbaar nut alsook van het Ministerie van Landsverdediging, aangewezen door de persoon belast met het dagelijks bestuur en uit één vertegenwoordiger per representatieve vakorganisatie in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. Het wordt voorgezeten door de voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie. Elke vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie heeft een plaatsvervanger.
De hoedanigheid van lid van het uitgebreid wegingscomité is onverenigbaar met deze van lid van het wegingscomité bedoeld in artikel 20quinquies.
Alle leden van het uitgebreid wegingscomité genieten een opleiding om inzicht te krijgen in de wegingsmethode.
Art. 20septies.Het wegingscomité maakt een voorstel van classificatie van de type-functies op en onderwerpt dit aan het uitgebreid wegingscomité dat zijn advies uitbrengt binnen een termijn van vijftien werkdagen. Wanneer deze termijn wordt overschreden, wordt het advies geacht bekomen te zijn.
Het wegingscomité ontvangt het advies van het uitgebreid wegingscomité en deelt aan de minister die bevoegd is voor de ambtenarenzaken een voorstel mee, aangenomen bij meerderheid over de classificatie van elke type-functie.
Art. 20octies.§ 1. Gedurende het gehele wegingsproces wordt de representatieve vakorganisaties inzicht verschaft in het gehanteerde wegingssysteem en transparantie gewaarborgd bij de classificatie van de type-functies. § 2. Er wordt een raadgevende commissie voor de weging opgericht, paritair samengesteld uit één vertegenwoordiger per representatieve vakorganisatie in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en een gelijk aantal leden van het wegingscomité door de voorzitter aangewezen.
Elke vertegenwoordiger mag vergezeld zijn van een plaatsvervanger.
Deze heeft slechts een raadgevende stem, behoudens bij afwezigheid van de vertegenwoordiger.
Het voorzitterschap van de raadgevende commissie voor de weging wordt uitgeoefend door de voorzitter van het wegingscomité. § 3. De raadgevende commissie voor de weging wordt op de hoogte gehouden en brengt aan de Minister bevoegd voor ambtenarenzaken adviezen uit, hetzij eenparig, hetzij in verscheidenheid, over elke vraag die betrekking heeft op de weging van de type-functies en de classificatie van alle functies alsook op de organisatie van de weging en de classificatie. » Afdeling 2. - De vakklassematrix
Art. 20nonies.De andere functies dan deze bedoeld in artikel 20bis worden door het wegingscomité geclassificeerd op basis van een vakklassematrix. Het wegingscomité deelt aan de minister die bevoegd is voor de ambtenarenzaken een voorstel mee, aangenomen bij meerderheid over de classificatie van elke functie.
Een vakklassematrix is het geheel van competenties, zoals vermeld in artikel 20ter, § 1, gemeenschappelijk aan de type-functies van een vakklasse. »
Art. 51.Het opschrift van hoofdstuk II van titel II van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1990, wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen van toepassing op de bevordering van de Rijksambtenaren »
Art. 52.Artikel 22 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998, wordt vervangen als volgt : «
Art. 22.De bevordering tot of in niveau A, of ze gebeurt door verhoging naar de hogere klasse of door overgang naar het hogere niveau wordt door Ons toegekend.
De bevordering door verhoging in weddenschaal in niveau A wordt toegekend door de minister. »
Art. 53.Artikel 23 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 april 1995, 13 mei 1999 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 23.De bevordering binnen het niveau A die afhankelijk is van het vacant zijn van een betrekking, wordt toegekend na met redenen omkleed advies van het directiecomité. »
Art. 54.Artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 13 november 1990, 14 september 1994, 2 juni 1998, 13 mei 1999 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 26.Voor elke benoeming door verandering van vakklasse of graad of voor elke bevordering die afhankelijk is van het vacant zijn van een betrekking, wordt er een voorstel uitgebracht. Het voorstel wordt gedaan door het directiecomité voor het niveau A; in dit geval, omvat het maximum vijf kandidaten per vacante betrekking.
In de andere gevallen wordt het voorstel gedaan door de voorzitter van het directiecomité of door zijn afgevaardigde. »
Art. 55.In artikel 26bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 april 2001 en 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid worden de woorden « In niveau 1 » vervangen door de woorden « In niveau A »;2° § 4 wordt opgeheven.
Art. 56.Artikel 26ter, § 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, wordt opgeheven.
Art. 57.Artikel 27bis, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 oktober 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 april 1995, 13 mei 1999 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « In het niveau A, wordt voor de bevordering door verhoging naar de hogere klasse de voorrang-gegeven aan degene van de kandidaten bedoeld in artikel 26, eerste lid, die bij eenparigheid werd voorgesteld door het directiecomité. »
Art. 58.Artikel 28 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 april 1995 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 28.De bevordering alsmede de verandering van klasse of van graad worden verleend zonder dat daarvoor andere afsluitingen tussen de verschillende diensten van een zelfde federale overheidsdienst kunnen bestaan dan die welke door Ons zijn vastgesteld. »
Art. 59.In artikel 29 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 oktober 1988, 31 juli 1991, 15 maart 1993, 14 september 1994, 16 november 2001, 5 september 2002, 18 mars 2004 en 3 augustus 2004, worden de volgende wijzigigen aangebracht : 1° § 1 wordt als volgt vervangen : « § 1.De vergelijkende selecties voor overgang tot het hogere niveau worden georganiseerd voor de bevordering door overgang naar de eerste klasse van de vakrichtingen van niveau A en tot de graden van de niveaus B en C. De bevoegde minister kan, met het akkoord van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, echter beslissen dat andere klassen dan de eerste klasse van een vakrichting bij wege van een vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau zullen worden verleend.
Hetzelfde besluit stelt de voorwaarden van deelneming aan de selectie vast. »; 2° § 2, eerste lid, 1° wordt door de volgende tekst vervangen : « 1° voor de bevordering tot de eerste klasse van de vakrichtingen van niveau A, de ambtenaren van de niveaus B en C van de federale overheidsdienst;« ; 3° § 2, tweede lid wordt opgeheven;4° § 4 wordt aangevuld als volgt : « De ambtenaren die geslaagd zijn in de vergelijkende selectie voor verhoging tot een vakklasse bekomen, bij hun bevordering, de eerste weddenschaal van de bedoelde klasse.»
Art. 60.Het opschrift van Hoofdstuk IV van Titel II van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK IV. - Bevordering door verhoging in de hogere klasse of door verhoging in weddenschaal »
Art. 61.Artikel 31 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 1997 en 5 september 2002, wordt opgeheven.
Art. 62.Artikel 32, § 1, derde en vierde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 1997 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « Onder geslaagden van een selectie wordt de bevordering verleend in deze volgorde : 1° aan de geslaagde van de selectie waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum is afgesloten;2° onder geslaagden van eenzelfde selectie, de ambtenaar die het best gerangschikt is volgens de bepalingen die gelden inzake rangschikking van het personeel. Onder vrijgestelde kandidaten, wordt de bevordering verleend aan de ambtenaar die het best gerangschikt is volgens de bepalingen die gelden inzake rangschikking van het personeel. »
Art. 63.Artikel 33 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 mei 1999 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 33.De bevordering door verhoging in weddenschaal binnen het niveau D, die niet afhankelijk gesteld is van het slagen in een selectie, wordt verleend aan de kandidaat die het best gerangschikt is volgens de bepalingen die gelden inzake de rangschikking van de Rijksambtenaren. »
Art. 64.In artikel 34 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969, worden de woorden « in de artikelen 31 en 32 » vervangen door de woorden « in artikel 32. »
Art. 65.Artikel 35, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 oktober 1988, 14 september 1994 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « § 1. Onverminderd de bij dit besluit bepaalde voorwaarden, kan de bevoegde minister, met het akkoord van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, beslissen dat de toekenning van bepaalde betrekkingen afhankelijk wordt gemaakt van een selectie voor verhoging in weddenschaal. Hij bepaalt de anciënniteitsvoorwaarden vereist om te mogen deelnemen aan de selectie; de anciënniteitsvoorwaarden moeten vervuld zijn op de datum die de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid bepaalt. »
Art. 66.Artikel 41 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, wordt vervangen als volgt : «
Art. 41.§ 1. Om tot de klasse A2 te worden bevorderd moet de Rijksambtenaar ten minste twee jaar anciënniteit in de klasse A1 hebben.
Om tot de klasse A3 te worden bevorderd moet de Rijksambtenaar ten minste vier jaar anciënniteit in de klasse A2 hebben.
Om tot de klasse A4 te worden bevorderd moet de Rijksambtenaar met de klasse A3 bekleed zijn.
Om tot de klasse A5 te worden bevorderd moet de Rijksambtenaar ten minste twee jaar anciënniteit in de klasse A4 hebben. § 2. De Rijksambtenaar bezoldigd in de weddenschaal A12, die slaagt in een gecertificeerde opleiding wordt bevorderd tot de klasse A2 bij het einde van de periode van zes jaar. § 3. De bevordering gebeurt in de eerste weddenschaal van de hogere klasse. »
Art. 67.In het hoofdstuk IV van Titel II van hetzelfde besluit, wordt na artikel 41 een afdeling IIbis ingevoegd, met de volgende opschrift : « Afdeling IIbis. - De gecertificeerde opleidingen in niveau A »
Art. 68.Artikel 42 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, wordt in de volgende lezing hersteld : «
Art. 42.§ 1. Voor de klassen A1 tot A3, hebben de gecertificeerde opleidingen bedoeld in artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel een geldigheidsduur van zes jaar.
De geldigheidsduur van een gecertificeerde opleiding vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op de datum van de inschrijving van de ambtenaar voor deze opleiding en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande gecertificeerde opleiding.
De duur die in aanmerking wordt genomen voor de bevordering door verhoging in weddenschaal is identiek aan de duur die in aanmerking wordt genomen voor de geldigheidsduur van de gecertificeerde opleidingen. § 2. De ambtenaar die een competentietoelage ontvangt en die dezelfde vakklasse behoudt, kan zich ten vroegste 12 maanden vóór het einde van de geldigheidsduur van de vorige gecertificeerde opleiding inschrijven om deel te nemen aan een nieuwe gecertificeerde opleiding. Indien hij niet slaagt, kan hij zich pas opnieuw inschrijven, wanneer de geldigheidsduur van de vorige gecertificeerde opleiding verstreken is.
De ambtenaar die een competentietoelage ontvangt of die met de laatste weddenschaal van zijn klasse of zijn graad bekleed wordt, en die bevorderd wordt in een andere klasse of in niveau A, kan zich onmiddellijk inschrijven om deel te nemen aan de gecertificeerde opleiding die overeenstemt met zijn nieuwe klasse. § 3. In geval van verandering van vakklasse, behoudt de ambtenaar het voordeel van zijn competentietoelage. § 4. De ambtenaar van de klassen A1 tot A4 die in een gecertificeerde opleiding niet slaagt kan zich opnieuw inschrijven 365 dagen na zijn vorige inschrijving. »
Art. 69.Artikel 43 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, wordt in de volgende lezing hersteld : «
Art. 43.§ 1. De lijst van de gecertificeerde opleidingen wordt vastgesteld per vakrichting door de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft op voorstel van commissies per vakrichting met dit doel opgericht bij deze minister en hierna genoemd de « commissies » en van een overkoepelende commissie voor de vakrichtingen, hierna genoemd de « overkoepelende commissie vakrichtingen ». § 2. Elke commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers, van niveau A, van de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie en uit vertegenwoordigers van andere federale overheidsdiensten, van het ministerie van Landsverdediging, van de openbare instellingen van sociale zekerheid, van de instellingen van openbaar nut en van de wetenschappelijke instellingen, betrokken bij de vakrichting. Deze vertegenwoordigers worden aangewezen door de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft op voorstel van de voorzitter van het directiecomité van de betrokken federale overheidsdienst of van de persoon belast met het dagelijks bestuur van het ministerie van landsverdediging of van de betrokken openbare instelling of instelling.
Elke commissie is samengesteld uit minimum vier leden en maximum tien leden, paritair samengesteld per taalrol. Het voorzitterschap ervan wordt toevertrouwd aan één der leden door de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft. Het secretariaat wordt waargenomen door het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid. § 3. Een overkoepelende commissie vakrichtingen wordt eveneens opgericht bij de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft met het oog op het waarborgen van de coherentie van de beslissingen genomen door de commissies.
De overkoepelende commissie vakrichtingen omvat, paritair per taalrol : 1° drie vertegenwoordigers, van niveau A, van de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie aangewezen door de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft;2° een vertegenwoordiger, van niveau A, van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole aangewezen door de minister die de begroting onder zijn bevoegdheid heeft;3° vier vertegenwoordigers, van niveau A, die voortkomen uit andere federale overheidsdiensten dan de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie en de federale overheidsdienst Budget en Beheerscontrole, uit het Ministerie van Landsverdediging, uit de openbare instellingen van sociale zekerheid, uit de instellingen van openbaar nut of uit wetenschappelijke instellingen, aangewezen door de Minister die de Ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft, op voorstel van de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst waarvan ze afhangen of van de persoon belast met het dagelijks bestuur van het Ministerie van Landsverdediging, van de openbare instelling of de instelling. De voorzitter van de overkoepelende commissie wordt aangewezen onder haar leden door de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft. § 4. De voorzitters van de commissies stellen, onder het voorzittersschap van de voorzitter van de overkoepelende commissie vakrichtingen, een gemeenschappelijk huishoudelijk reglement op en leggen dit ter goedkeuring voor aan de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft. § 5. De commissies zenden hun voorstellen door aan de overkoepelende commissie vakrichtingen die, wanneer ze het nodig acht, de commissie kan uitnodigen om haar voorstellen te wijzigen. Bij gebrek aan akkoord zendt de overkoepelende commissie vakrichtingen aan de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft, de voorstellen van de betrokken commissie, met haar adviezen, alsook, in voorkomend geval, haar eigen voorstellen inzake de desbetreffende vakrichting. § 6. In uitzonderlijke gevallen, kan elke commissie voorstellen doen voor een gecertificeerde opleiding ten einde een personeelslid of een groep personeelsleden te machtigen een zeer specifieke opleiding te volgen zonder dat deze opgenomen is in de lijst van de gecertificeerde opleidingen. »
Art. 70.Artikel 44 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 14 september 1994, wordt in de volgende lezing hersteld : «
Art. 44.§ 1. Er wordt een raadgevende commissie voor de gecertificeerde opleidingen opgericht, paritair samengesteld uit één vertegenwoordiger per representatieve vakorganisatie in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en een gelijk aantal leden van de overkoepelende commissie vakrichtingen door de voorzitter aangewezen.
Elke vertegenwoordiger mag vergezeld zijn van een plaatsvervanger.
Deze heeft slechts een raadgevende stem, behoudens bij afwezigheid van de vertegenwoordiger.
Het voorzitterschap van de raadgevende commissie voor de gecertificeerde opleidingen wordt uitgeoefend door de voorzitter van de overkoepelende commissie vakrichtingen. § 2. De raadgevende commissie voor de gecertificeerde opleidingen wordt op de hoogte gehouden en brengt aan de Minister bevoegd voor ambtenarenzaken adviezen uit over elke vraag die betrekking heeft op de voorstellen voor gecertificeerde opleidingen en op de organisatie hiervan. »
Art. 71.Artikel 45 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 14 september 1994, wordt in de volgende lezing hersteld : «
Art. 45.§ 1. De ambtenaar van niveau A die een gecertificeerde opleiding wil volgen en deelnemen aan de validering van de verworven kennis die erop volgt, kiest een opleiding in de lijst die overeenstemt met zijn vakrichting. Hij stelt deze keuze voor aan zijn hiërarchische meerdere.
Naar aanleiding van een onderhoud sluit de hiërarchische meerdere zich ofwel aan bij de keuze van de ambtenaar, ofwel stelt hij hem een andere keuze voor. Wanneer overeenstemming kan worden bereikt, wordt de keuze meegedeeld aan de stafdienst personeel en organisatie of aan de personeelsdienst, daar waar er geen stafdienst personeel en organisatie bestaat.
Wanneer er onenigheid blijft bestaan neemt de hiërarchische meerdere de beslissing. In dit geval kan de ambtenaar beroep instellen bij de directeur van de stafdienst personeel en organisatie of van de personeelsdienst, daar waar er geen stafdienst personeel en organisatie bestaat. Deze of zijn afgevaardigde neemt de definitieve beslissing nadat hij de partijen heeft gehoord. § 2. De ambtenaar mag geen tweede maal dezelfde gecertificeerde opleiding volgen, indien hij hiervoor reeds geslaagd is. Hij mag evenmin, wanneer hij zijn studies beëindigd heeft in de drie voorafgaande jaren, zich opnieuw inschrijven voor een vorming die hij genoten heeft in het kader van zijn basisopleiding aan de universiteit.
De ambtenaar die in de drie voorafgaande jaren een bijkomend diploma heeft behaald van een niveau van de tweede of de derde cyclus en waarvan de inhoud nauw verbonden is met de vakrichting waarin hij benoemd is, kan op gezamenlijk voorstel van zijn hiërarchische meerdere en van de directeur van de stafdienst personeel en organisatie of van de personeelsdienst, daar waar er geen stafdienst personeel en organisatie bestaat en mits akkoord wordt gevraagd van de betrokken commissie van de vakrichting, beschouwd worden als geslaagd in de valideringsproef. In dit geval wordt hij beschouwd ingeschreven te zijn geweest op de datum van de verzending van het gezamenlijk voorstel aan de commissie.
Het tweede lid is niet van toepassing op de aanvullende diploma's behaald vóór of tijdens de drie jaren die volgen op het behalen van de universitair graad op basis waarvan de ambtenaar werd aangeworven of aangenomen bij arbeidsovereenkomst. § 3. Wanneer het personeelslid van de dienst verwijderd is, informeert de stafdienst personeel en organisatie of de personeelsdienst, daar waar er geen stafdienst personeel en organisatie bestaat, de ambtenaar betreffende de lijst van de gecertificeerde opleidingen van zijn vakrichting, ontvangt de keuze van de ambtenaar en stelt indien mogelijk bij gemeen akkoord de opleiding vast. »
Art. 72.Artikel 46 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt in de volgende lezing hersteld : «
Art. 46.§ 1. Het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid, hierna genoemd het Instituut, organiseert de gecertificeerde opleidingen.
Volgens de behoeften : 1° zorgt het Instituut zelf voor de opleidingen;2° delegeert het deze, onder zijn toezicht, aan andere opleidingsinstellingen van het federaal bestuur of, op basis van een samenwerkingsakkoord, aan opleidingsinstellingen van de Gemeenschappen en de Gewesten;3° vertrouwt het ze toe aan instellingen op universitair niveau of geassimileerde. § 2. De houder van de managementfunctie N-1 bij het Instituut of zijn afgevaardigde geeft de getuigschriften van de validering van de verworven kennis af op basis van de documenten afgegeven door de opleiders bij het einde van de gecertificeerde opleiding. »
Art. 73.Artikel 60 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt opgeheven.
Art. 74.Het opschrift van de afdeling III van Hoofdstuk IV van Titel II van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 september 1994, wordt vervangen als volgt : « Afdeling III. - Mededeling van de beslissingen tot bevordering, verandering van vakklasse en van graad. »
Art. 75.Artikel 61 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 september 1994 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 april 1995, 13 mei 1999 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 61.De beslissingen tot bevordering, verandering van vakklasse en van graad worden medegedeeld door de overheid aan alle ambtenaren die de vereiste voorwaarden vervulden. »
Art. 76.De afdeling IV van Hoofdstuk IV van Titel II van hetzelfde besluit, bestaande uit artikel 64, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en artikel 65, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 januari 1977 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt opgeheven.
Art. 77.Het opschrift van Hoofdstuk V van Titel II van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK V. - Verandering van vakklasse en van graad »
Art. 78.Artikel 66, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 mei 1988, 19 september 1990 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 66.De bevoegde minister kan, met het akkoord van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, de vakklassen en de graden van een federale overheidsdienst bepalen die niet bij wege van verandering van vakklasse of graad kunnen worden toegekend of waarvan de toegang ertoe wordt voorbehouden aan sommige vakklassen en graden.
Voor verandering van graad komen alleen in aanmerking de ambtenaren die ten minste zes maanden graadanciënniteit hebben.
De in het eerste lid bedoelde ministeriële beslissing kan voor de verandering van vakklasse of van graad aanvullende en bijzondere voorwaarden inzake beroepskwalificatie stellen welke de aard van de betrekking, die met de te verlenen vakklasse of graad overeenstemt, vereist. Daarenboven kan ze voor de verandering van klasse of van graad een onderzoek voorschrijven naar de beroepsgeschiktheid die vereist is om het ambt van de te verlenen vakklasse of graad uit te oefenen; in dat geval stelt ze de regelen van dit onderzoek vast. »
Art. 79.Artikel 67 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 67.Benoeming bij verandering van vakklasse in niveau A wordt door Ons gedaan na een met redenen omkleed advies van het directiecomité. Voorrang wordt gegeven aan degene van de gegadigden bedoeld in artikel 26, eerste lid, die eenparig door het directiecomité is voorgedragen. Indien de Minister meent niet te kunnen instemmen met het eenparig voorstel van het directiecomité en indien hij een andere van de vijf kandidaten voordraagt, wordt zijn voorstel tot benoeming speciaal met redenen omkleed. Artikel 26bis is op deze benoemingsprocedure van toepassing.
De benoeming bij verandering van graad tot een graad van niveau B, C of D wordt verleend aan de ambtenaar die het best gerangschikt is volgens de bepalingen die gelden inzake rangschikking van het personeel. »
Art. 80.Artikel 67bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998, wordt opgeheven.
Art. 81.Artikel 79ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 1969, wordt opgeheven.
Art. 82.Artikel 80 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, wordt vervangen als volgt : «
Art. 80.Elke federale overheidsdienst maakt jaarlijks een nominatieve lijst bekend van zijn vastbenoemde ambtenaren met vermelding van hun vakklasse,met hun titel, of hun graad, hun geboortedatum evenals de weddenschaal die zij genieten. In elke weddenschaal worden de ambtenaren gerangschikt volgens de bepalingen die de rangschikking van de Rijksambtenaren beheren. Voor de ambtenaren van niveau A bevat de lijst eveneens de vermelding van de wetenschappelijke titels. »
Art. 83.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een bijlage V opgenomen in de bijlage 1 van dit besluit. Afdeling III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 1 juni 1964
betreffende de schorsing van rijksambtenaren in het belang van de dienst
Art. 84.In artikel 7 van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende de schorsing van Rijksambtenaren in het belang van de dienst, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « , bij wege van verandering van vakklasse » ingevoegd tussen de woorden « bij wege van bevordering » en « of verandering van graad »;2° in het tweede lid worden de woorden « voor de verhoging in graad en in wedde » vervangen door de woorden « voor de verhoging tot de hogere klasse en voor de verhoging in de weddenschaal ». Afdeling IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973
tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut
Art. 85.Artikel 3, § 1, 15°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, opgeheven bij het koninklijk besluit van 10 april 1995, wordt in de volgende lezing hersteld : « 15° Koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het rijkpersoneel; ».
Art. 86.Artikel 6bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 6bis.Artikel 6bis, § 1, moet als volgt worden gelezen : « § 1. Wanneer op verschillende wijzen in een vakklasse of in een graad kan worden benoemd en geen bepaling een bepaalde wijze voorschrijft, kiest de benoemende overheid de wijze van benoeming volgens welke iedere vacant geworden betrekking wordt verleend. »
Art. 87.Artikel 9, § 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « § 3. In artikel 28ter moet § 4 als volgt worden gelezen : « § 4. Na het einde van een afwezigheidsperiode die een schorsing van de stage tot gevolg heeft gehad, beslist de opleidingsdirecteur die de stagiair onder zijn toezicht heeft of de betrokken leidend ambtenaar voor de stagiairs van niveau A bedoeld in artikel 33ter of er reden bestaat om zijn opleiding voort te zetten. Gedurende de periode van verlenging van de stage behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair. »
Art. 88.Het opschrift van de onderafdeling II van afdeling III van hoofdstuk II van Titel III van hetzelfde besluit wordt door het volgende opschrift vervangen : « Onderafdeling II. - Stage van de geslaagden van niveau A, van de geslaagden en de kandidaten van de niveaus B, C en D en hun aanstelling tot vast ambtenaar. »
Art. 89.In artikel 10 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.In artikel 30, § 1, moet het eerste lid als volgt worden gelezen : « De geslaagden van niveau A, de geslaagden en de kandidaten van de niveaus B, C en D, die worden toegelaten door de benoemende overheid of haar gemachtigde, worden tot stagiair benoemd. Ze worden in die hoedanigheid in dienst geroepen, met het genot van al hun administratieve en geldelijke rechten, uiterlijk de eerste dag van de derde maand volgend op die van de toelaatbaarheidsverklaring. »; 2° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.Artikel 30, § 3, moet als volgt worden gelezen : « § 3. De stage duurt één jaar voor de niveaus A, B en C. Zij duurt drie maanden voor het niveau D. Zij kan ten hoogste met één derde van haar duur worden verlengd. »
Art. 90.Artikel 11 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 11.Artikel 31 moet als volgt worden gelezen : «
Art. 31.§ 1. De stage van de geslaagden van niveau A, van de geslaagden en de kandidaten van de niveaus B, C en D staat onder het toezicht van de opleidingsdirecteur.
De stagiair is gehouden deel te nemen aan de opleidingsactiviteiten opgelegd door de opleidingsdirecteur. § 2. De stagiair van niveau A moet bovendien de opleidingsdirecteur een eindverhandeling ter hand stellen. »
Art. 91.Artikel 13 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 13.Artikel 33, § 1, moet als volgt worden gelezen : « § 1. De door hetzij de opleidingsdirecteur hetzij de bevoegde interparastatale stagecommissie of de bevoegde stagecommissie geschikt bevonden stagiair wordt tot vast ambtenaar benoemd in de vakklasse of de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld. Hij wordt definitief aangewezen voor een vaste vacante betrekking van deze vakklasse of graad en bekomt de eerste weddenschaal van die klasse of graad. »
Art. 92.Het opschrift van de onderafdeling III van afdeling III van hoofdstuk II van Titel III van hetzelfde besluit wordt door het volgende opschrift vervangen : « Onderafdeling III. - Stage van kandidaten van niveau A en aanstelling tot vast ambtenaar »
Art. 93.Artikel 14, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « § 1. Artikel 33ter, § 1, eerste lid, moet als volgt worden gelezen : « § 1. De aangeworven kandidaten van niveau A, ingedeeld in de groepen A en B, worden door de benoemende overheid of haar gemachtigde toegelaten en tot stagiair benoemd. Zij worden in die hoedanigheid in dienst geroepen en aangewezen voor een vacante vaste betrekking met het genot van al hun administratieve en geldelijke rechten, uiterlijk de eerste dag van de derde maand volgend op de toelaatbaarheidsverklaring. »
Art. 94.Artikel 15bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 15bis.Artikel 33quinquies moet als volgt worden gelezen : «
Art. 33quinquies.De afdanking van de stagiair wordt uitgesproken door de benoemende overheid waaronder de stagiair ressorteert.
De stagiair die door de betrokken leidend ambtenaar of de bevoegde interparastatale stagecommissie geschikt bevonden wordt, wordt op diens voorstel benoemd in de vakklasse waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld. Hij wordt aangewezen in een vaste vacante betrekking van deze vakklasse en bekomt de eerste weddenschaal van die klasse.
De paragrafen 2 en 3 van artikel 33 zijn van toepassing. »
Art. 95.Aan artikel 15 ter van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende zin van § 1 wordt vervangen als volgt : « Voor alle instellingen, met uitzondering van de openbare instellingen van sociale zekerheid en de instellingen van categorie D, zoals bepaald door de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, is er een interparastatale stagecommissie die bevoegd is : »;2° in § 1, 1) worden de woorden « een stagiair van niveau 1 » vervangen door de woorden « een stagiair-laureaat van niveau A »;3° § 1, 4), wordt vervangen als volgt : « 4) om te beslissen of de stage van de laureaten van niveau A mag worden voortgezet of moet worden verlengd en om, in voorkomend geval, aan de benoemende overheid een met redenen omkleed afdankings- of benoemingsvoorstel voor te leggen.»; 4° in de Nederlandse tekst van § 2, eerste lid, 2°, worden de woorden « per taalrol » ingevoegd tussen de woorden « drie leden » en de woorden « aangewezen door »;5° in § 3, eerste lid, worden de woorden « tot niveau 1 » vervangen door de woorden « tot niveau A »;6° § 6 wordt vervangen als volgt : « § 6.Voor de instellingen van sociale zekerheid en de instellingen van categorie D, zoals bepaald door de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut is er een interparastatale stagecommissie, waarvan de bevoegdheden worden opgesomd in paragraaf 1.
Deze commissie is samengesteld als bepaald in § 2, met dien verstande dat voor de leden bedoeld in het eerste lid, 1° en de plaatsvervangende leden bedoeld in het tweede lid, de aanwijzing gebeurt door de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft, op voorstel van de leidende ambtenaren die erover beraadslaagd hebben in het College van de openbare instellingen van sociale zekerheid.
De bepalingen van de paragrafen 3 tot 5 zijn toepasselijk op de interparastatale stagecommissie ingesteld voor de openbare instellingen van sociale zekerheid en de instellingen van categorie D, zoals bepaald door de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. »
Art. 96.Aan artikel 15quater van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, worden de woorden « behalve die van categorie D zoals omschreven bij de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut » vervangen door de woorden « behalve de openbare instellingen van sociale zekerheid en de instellingen van categorie D, zoals bepaald door de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut »;2° in § 1, tweede lid, 2°, worden de woorden « twee door de benoemende overheid aangewezen ambtenaren van ten minste rang 13 » vervangen door de woorden « een of twee door de benoemende overheid aangewezen ambtenaren van ten minste klasse A3 »;3° in § 1, vijfde lid, worden de woorden « van ten minste rang 13 » vervangen door de woorden « van ten minste klasse A3 »;4° in § 5 worden de woorden « van ten minste rang 13 » vervangen door de woorden « van ten minste klasse A3 »;5° in § 6, eerste lid, worden de woorden « Voor de instellingen van categorie D, zoals omschreven bij de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, » vervangen door de woorden « Voor de openbare instellingen van sociale zekerheid en de instellingen van categorie D, zoals bepaald door de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut »;6° in § 6, eerste lid, 2°, worden de woorden « twee door de benoemende overheid aangewezen ambtenaren van ten minste rang 13 » vervangen door de woorden « twee door de benoemende overheid aangewezen ambtenaren van ten minste klasse A3 »;7° § 6, derde lid, wordt vervangen als volgt : « Paragraaf 1, eerste lid en het derde tot vijfde lid en de paragrafen 2 tot 5 zijn van toepassing op de stagecommissies of afdelingen van de openbare instellingen van sociale zekerheid en van de instellingen van categorie D.»
Art. 97.Artikel 15 quinquies van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 15quinquies.Artikel 47 moet als volgt worden gelezen : «
Art. 47.Behoudens andersluidende bepalingen in de bestaande wetten, leggen de ambtenaren van de niveaus B, C en D de eed af in handen van de ambtenaar van niveau A daartoe aangewezen door de leidend ambtenaar; de ambtenaren van niveau A leggen de eed af in handen van de leidend ambtenaar of in voorkomend geval van de adjunct-leidend ambtenaar. De leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar leggen de eed af in handen van de minister. »
Art. 98.In artikel 15sexies van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De leidend ambtenaar wijst, per taalrol, een opleidingsdirecteur aan onder de ambtenaren van klasse A1, A2 of A3, bezoldigd in de weddenschaal A31, die ten minste vijf jaar niveauanciënniteit hebben. De opleidingsdirecteur wordt voor een periode van vijf jaar aangewezen. Deze aanwijzing kan voor opeenvolgende periodes van vijf jaar verlengd worden volgens dezelfde procedure »; 2° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.De opleidingsdirecteur bekomt in de uitoefening van zijn functie de weddenschaal A31, behalve indien hij reeds een tenminste gelijke wedde geniet.
De half-time opleidingsdirecteur die nog niet de weddenschaal A31 geniet, heeft recht op zijn wedde vermeerderd met de helft van het verschil tussen zijn wedde en de weddenschaal A31. »
Art. 99.In artikel 16 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, derde lid, wordt vervangen als volgt : « Behoudens bijzondere bepalingen genomen door de minister die het toezicht uitoefent, bestaat de directieraad uit de ambtenaren die zijn ingedeeld in de klassen A4 en A5.Indien de directieraad niet ten minste drie ambtenaren van de bovenvermelde klassen telt, voegt de minister er één of meer personeelsleden van klasse A3 aan toe, van wie het mandaat, met een duur van twee jaar, hernieuwbaar is »; 2° § 1, vierde lid, wordt vervangen als volgt : « In de openbare instellingen van sociale zekerheid, behoudens bijzondere bepalingen genomen door de minister die het toezicht uitoefent, bestaat de directieraad uit de houders van een managementfunctie en de personeelsleden die zijn ingedeeld in de klassen A4 en A5.»
Art. 100.Artikel 17 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 december 1998, wordt vervangen als volgt : «
Art. 17.Artikel 62 moet als volgt worden gelezen : «
Art. 62.In afwijking van de artikelen 57 tot 61, wordt door Ons een specifieke evaluatieprocedure vastgesteld voor de leidende ambtenaren, de adjunct-leidende ambtenaren en voor alle ambtenaren ingedeeld in de klassen A4 en A5. Deze procedure is eveneens toepasselijk op de tweetalige adjuncten. »
Art. 101.Artikel 17ter van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, wordt vervangen als volgt : «
Art. 17ter.In artikel 78, § 1, moet het tweede lid als volgt worden gelezen : « Wat de ambtenaren van niveau A aangaat wordt zij uitgesproken door de minister. »
Art. 102.Artikel 19 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 februari 1997, wordt vervangen als volgt : «
Art. 19.Artikel 83 moet als volgt worden gelezen : «
Art. 83.De raden van beroep hebben als opdracht, kennis te nemen van de beroepen inzake tuchtstraffen en van andere maatregelen of voorstellen die bij hen kunnen worden aanhangig gemaakt met toepassing van de bepalingen van dit statuut of van de besluiten die worden genomen ter uitvoering ervan.
De raad van beroep voor leidende ambtenaren neemt kennis van beroepen van de leidende ambtenaren en van de adjunct-leidende ambtenaren.
De raden van beroep nemen kennis van de beroepen van alle overige ambtenaren. »
Art. 103.Artikel 20, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 november 1993, wordt vervangen als volgt : « § 1. In artikel 83bis, moet het eerste lid als volgt worden gelezen : « De raad van beroep voor leidende ambtenaren is samengesteld uit : a) een voorzitter, magistraat, door Ons benoemd op de voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren;hij neemt het voorzitterschap van de twee afdelingen waar en moet zijn kennis van het Nederlands en het Frans bewijzen; b) per afdeling, leidende ambtenaren in actieve dienst, van dezelfde taalrol als verzoeker;zij hebben zitting als assessoren; c) een griffier voor iedere zaak aangewezen door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren;hij is niet stemgerechtigd; d) een plaatsvervangend voorzitter, magistraat, op dezelfde wijze aangewezen als de voorzitter;hij neemt het voorzitterschap van de twee afdelingen waar en moet zijn kennis van het Nederlands en het Frans bewijzen. »
Art. 104.Artikel 21 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 21.Artikel 84 moet als volgt worden gelezen : «
Art. 84.§ 1. De raden van beroep zijn samengesteld uit : 1° twee voorzitters, magistraten, door Ons benoemd;de Franstalige voorzitter zit de Franstalige afdeling voor, de Nederlandstalige voorzitter zit de Nederlandstalige afdeling voor; 2° per afdeling, assessoren gekozen uit de vaste ambtenaren;3° per afdeling, een griffier-rapporteur;4° plaatsvervangers, namelijk drie voorzitters door Ons benoemd, ten minste twee griffiers-rapporteurs en assessoren. § 2. Twee van de plaatsvervangende voorzitters nemen respectievelijk het voorzitterschap waar van de Franstalige afdeling voor de Franstalige voorzitter en van de Nederlandstalige afdeling voor de Nederlandstalige voorzitter.
De derde plaatsvervangende voorzitter moet zijn kennis van het Duits bewijzen evenals van het Frans of het Nederlands. Hij treedt inzonderheid op als voorzitter van de afdeling die ermede belast is een advies uit te brengen over de beroepen die worden ingediend door ambtenaren van het Duitse taalstelsel. § 2bis. Bij gebrek aan magistraten, mogen eremagistraten of emeritus-magistraten aangewezen worden. § 3. De helft van de assessoren wordt door de betrokken minister aangewezen. De andere helft wordt per organisatie aangewezen door de representatieve vakorganisaties, naar rato van twee assessoren in de Nederlandse en Franse afdelingen en één assessor in de Duitse afdeling.
De assessoren worden gekozen uit de vaste ambtenaren die ten minste 35 jaar oud zijn en zes jaar goede dienst tellen. Bij gebrek aan ambtenaren die zes jaar goede dienst tellen, kan van deze voorwaarde worden afgeweken.
De representativiteit in de raden van beroep is die welke bepaald is bij artikelen 7 of 8, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
De door de vakorganisaties aangewezen assessoren moeten door de bevoegde minister worden erkend. De weigering tot erkenning wordt voorgelegd aan het advies van het bevoegde sectorcomité. § 4. De griffier-rapporteur wordt door de betrokken minister aangewezen; hij is niet stemgerechtigd. § 5. De plaatsvervangende voorzitter, assessoren en griffiers worden op dezelfde manier aangewezen als de gewone leden. § 6. De gewone of plaatsvervangende assessoren die zitting houden voor het onderzoek van een zaak, moeten tot hetzelfde of een hoger niveau behoren als dat van de verzoeker. § 7. In elke zaak wijst de betrokken minister of zijn afgevaardigde een vaste ambtenaar van niveau A en een vervanger aan om het betwiste voorstel te verdedigen.
Deze ambtenaar mag niet aan de beraadslaging deelnemen. Het advies vermeldt de naleving van dit verbod. »
Art. 105.Artikel 21bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 6 februari 1997, wordt vervangen als volgt : «
Art. 21bis.Artikel 84bis moet als volgt worden gelezen : «
Art. 84bis.§ 1. Wanneer de raden van beroep kennis nemen van beroepen inzake evaluatie, worden de bevoegdheden die worden toevertrouwd aan de magistraat, uitgeoefend : 1° door een Franstalig leidend ambtenaar of een Franstalig adjunct-leidend ambtenaar, door een Nederlandstalig leidend ambtenaar of een Nederlandstalig adjunct-leidend ambtenaar of door een Franstalig ambtenaar of Nederlandstalig ambtenaar van ten minste klasse A4 van een federale overheidsdienst of het Ministerie van Landsverdediging, wanneer het beroep wordt ingediend door een vaste ambtenaar van niveau A;ze worden aangewezen door de betrokken minister; 2° door een Franstalige vaste ambtenaar of door een Nederlandstalige vaste ambtenaar van niveau A, wanneer het beroep wordt ingediend door een personeelslid van niveau B, C of D;ze worden aangewezen door de betrokken minister. § 2. Kunnen worden aangewezen als voorzitter, de kandidaten die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° ten volle veertig jaar oud zijn;2° houder zijn van het diploma van doctor of licentiaat in de rechten;3° sinds ten minste vijf jaar benoemd zijn als leidende ambtenaar of adjunct-leidende ambtenaar of ten minste tien jaar anciënniteit in niveau A hebben Voor hun aanwijzing wordt een lijst met kandidaten voor advies door de betrokken minister voorgelegd aan de vakbondsorganisaties die zitting hebben in de betrokken raad van beroep.Dit advies wordt binnen tien dagen gegeven.
Aan elke werkelijke voorzitter worden drie plaatsvervangers toegevoegd die op dezelfde wijze worden aangewezen als de effectieve voorzitter.
Twee van de plaatsvervangende voorzitters nemen respectievelijk het voorzitterschap waar van de Franstalige afdeling voor de Franstalige voorzitter en van de Nederlandstalige afdeling voor de Nederlandstalige voorzitter.
De derde plaatsvervangende voorzitter moet zijn kennis van het Duits bewijzen, evenals van het Nederlands of het Frans. Hij treedt inzonderheid op als voorzitter van de afdeling die ermee belast is kennis te nemen van de beroepen die worden ingediend door ambtenaren van het Duitse taalstelsel. § 3. De leidende ambtenaar, de adjunct-leidende ambtenaar en de vaste ambtenaar van niveau A die overeenkomstig dit artikel als voorzitter is aangewezen, moeten behoren tot een instelling van openbaar nut die onder de controlebevoegdheid valt van een andere minister dan die onder wie de instelling ressorteert waarvoor de raad van beroep wordt opgericht.
De Rijksambtenaar van een federale overheidsdienst of van het Ministerie van Landsverdediging die overeenkomstig dit artikel als voorzitter is aangewezen, moet afhangen van een minister die geen controlebevoegdheid uitoefent over de instelling van openbaar nut waarvoor de raad van beroep wordt opgericht. § 4. De voorzitter die conform dit artikel is aangewezen, oefent zijn taak in alle onafhankelijkheid uit. Hij licht de minister die hem heeft aangewezen in over elk feit dat deze onafhankelijkheid in het gedrang kan brengen. § 5. De voorzitter is niet stemgerechtigd, behalve bij staking van stemmen; in dat geval bepaalt hij de strekking van het advies. »
Art. 106.Artikel 28ter van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998, wordt vervangen als volgt : «
Art. 28ter.In afwijking van artikel 4 van dit besluit, moeten de woorden « federale overheidsdiensten » niet gelezen worden als « instellingen » voor de toepassing van artikel 20quinquies, 3° ».
Art. 107.Artikel 28quater van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998, wordt vervangen als volgt : «
Art. 28quater.In afwijking van artikel 4 van dit besluit, moeten de woorden « federale overheidsdiensten » niet gelezen worden als « instellingen » voor de toepassing van artikel 20sexies. »
Art. 108.Artikel 28quinquies van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998, wordt opgeheven.
Art. 109.Artikel 29 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998, wordt vervangen als volgt : «
Art. 29.Artikel 22 is niet van toepassing op de ambtenaren van de instellingen. »
Art. 110.Artikel 29bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt opgeheven.
Art. 111.Artikel 30bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 30bis.In afwijking van artikel 4 van dit besluit, moeten de woorden « federale overheidsdiensten » niet gelezen worden als « instellingen » voor de toepassing van artikelen 20quinquies, 3°, 20sexies en 43 §§ 2 en 3 ».
Art. 112.In hoofdstuk V van titel III van hetzelfde besluit,wordt een artikel 30ter ingevoegd, luidende : «
Art. 30ter.In hetzelfde besluit moet het eerste lid van artikel 67 als volgt worden gelezen : « Benoeming bij verandering van vakklasse in niveau A gebeurt na een met redenen omkleed advies van de directieraad. Voorrang wordt gegeven aan degene van de gegadigden bedoeld in artikel 26, eerste lid, die eenparig door de directieraad is voorgedragen. Indien de benoemende overheid meent niet te kunnen instemmen met het eenparige voorstel van de directieraad en indien zij een andere van de vijf kandidaten benoemt, wordt haar beslissing met bijzondere redenen omkleed. Artikel 26bis is op deze benoemingsprocedure van toepassing. » »
Art. 113.Hoofdstuk XI van Titel III van hetzelfde besluit, bestaande uit artikel 39, vervangen bij het koninklijk besluit van 30 april 1999, wordt opgeheven.
Art. 114.Hoofdstuk XIbis van Titel III van hetzelfde besluit, bestaande uit artikel 39bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 april 1999, wordt opgeheven. Afdeling V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 april 1975
betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen
Art. 115.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 april 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden « in de rijksbesturen » vervangen door de woorden « in de federale overheidsdiensten »;2° § 2, 2° wordt vervangen als volgt : « 2° de in § 1 bedoelde leden van het personeel, die behoren tot de klasse A4 en A5 in de federale overheidsdiensten;»; 3° § 2, 4° wordt vervangen als volgt : « 4° het interfederaal korps van de Inspectie van Financiën.» Afdeling VI. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 8 augustus
1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen
Art. 116.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 november 1991 en 17 maart 1995, wordt vervangen als volgt : «
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt onder hoger ambt verstaan elk ambt waarin in het personeelsplan is voorzien en dat overeenstemt met : 1° in de niveaus B, C en D, een betrekking van een graad die ten minste gelijkwaardig is aan die waarmee de ambtenaar is bekleed en waaraan een voordeliger weddenschaal verbonden is;2° in niveau A, een betrekking van de eerste klasse van een vakrichting of een betrekking, in dezelfde vakrichting, van een hogere klasse.»
Art. 117.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « De hoogdringendheid om erin te voorzien moet worden vastgesteld. »
Art. 118.In artikel 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 februari 1989 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1996, 20 april 1999 en 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden « overeenstemmende graad« door de woorden « overeenstemmende graad of vakklasse » vervangen;2° in § 2, eerste lid, worden de woorden « overeenstemmende graad »door de woorden « overeenstemmende graad of vakklasse » vervangen;3° in § 2, derde lid, worden de woorden « met een graad die in rang 10 is ingedeeld » vervangen door de woorden « met de eerste klasse van de beschouwde vakrichting »;4° § 2, vierde lid, wordt vervangen als volgt : « De aanwijzing voor de uitoefening van een hogere ambt van de klasse A2, die niet de eerste klasse van de betreffende vakrichting is, A3, A4 of A5 wordt voorbehouden aan de ambtenaar benoemd in de onmiddelijke lagere klasse.»
Art. 119.Artikel 4, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 februari 1989 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1996 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « Indien de betrekking overeenstemt met een andere klasse dan de eerste klasse van de vakrichting, kan ze slechts voorlopig worden toegekend voor niet meer dan twee periodes van zes maanden mits voldaan is aan de voorwaarden en de formaliteiten bepaald in artikel 7, § 3, eerste en tweede lid. »
Art. 120.In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 1995, 10 april 1995 en 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) de §§ 2 en 3 worden opgeheven; 2°)in § 4 worden de woorden « betrekkingen van de rangen 13 en 15 » vervangen door de woorden « betrekkingen van de klassen A3 of A4 »; 3°) in § 5 worden de woorden « van rang 10 » vervangen door de woorden « van de eerste klasse van de beschouwde vakrichting ».
Art. 121.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 10.Uitoefening van een hoger ambt verleent geen aanspraak op vaste benoeming in de vakklasse of in de graad van dat ambt.
Indien een ambtenaar evenwel wordt bevorderd tot de vakklasse of graad die overeenstemt met de betrekking welke hij zonder onderbreking heeft waargenomen en indien hij voor deze betrekking wordt aangewezen, neemt hij rang in, voor de bevordering in zijn weddenschaal en de verhoging naar de hogere klasse, op de datum vanaf welke hij die betrekking ononderbroken waarneemt, zonder dat die datum mag teruggaan tot vóór de datum waarop de belanghebbende alle vereisten heeft vervuld welke het statuut van het Rijkspersoneel stelt om bevorderd te worden tot de klasse of de graad van de betrekking waarvoor hij is aangewezen, noch tot vóór de datum waarop die betrekking vacant is geworden. »
Art. 122.Een artikel 14bis wordt ingevoegd in hetzelfde besluit, luidende : «
Art. 14bis.In afwijking van de artikelen 11 tot 14, bekomt de ambtenaar van niveau A, aangewezen om tijdelijk een functie uit te oefenen verbonden aan een onmiddellijk hogere klasse, in de vorm van een toelage, vanaf de tweede maand van de aanwijzing, het verschil tussen zijn wedde en de wedde berekend in de eerste weddenschaal van de vakklasse waartoe de tijdelijk uitgeoefende functie behoort.
In voorkomend geval, behoudt de ambtenaar het voordeel van de competentietoelage waarvan hij geniet in zijn werkelijke vakklasse. » Afdeling VII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 1 februari
1993 tot bepaling van de bijkomende of specifieke opdrachten in de besturen en andere diensten van de ministeries en in sommige instellingen van openbaar nut
Art. 123.Het opschrift van het koninklijk besluit van 1 februari 1993 tot bepaling van de bijkomende of specifieke opdrachten in de besturen en andere diensten van de ministeries en in sommige instellingen van openbaar nut wordt door het volgende opschrift vervangen : « Koninklijk besluit van 1 februari 1993 tot bepaling van de bijkomende of specifieke opdrachten in de federale overheidsdiensten, de programmatorische overheidsdiensten en de diensten die ervan afhangen, alsook in sommige instellingen van openbaar nut. »
Art. 124.In artikel 1 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste lid, 20°, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.2° in het eerste lid, 22° worden de woorden « van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken » vervangen door de woorden « van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie »;3° in de eerste lid, 24°, worden de woorden « van rang 10 » door de woorden « van de vakklassen A1 of A2 » vervangen.
Art. 125.In artikel 2, derde lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen. Afdeling VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 april
1995 ter uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector
Art. 126.In artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt : « Onverminderd artikel 3, § 2 kunnen de vastbenoemde personeelsleden van klasse A4 of A5 die de leiding hebben van een dienst zich niet beroepen op het recht op halftijdse vervroegde uittreding, Kunnen zich evenmin beroepen op het recht op de halftijdse vervroegde uittreding, de vastbenoemde personeelsleden van klasse A1 of van een hogere klasse en die de leiding hebben over een buitendienst. »
Art. 127.In artikel 15, § 2, van hetzelfde besluit, worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt : « De personeelsleden van klasse A4 of A5 die de leiding hebben van een dienst kunnen zich niet beroepen op het recht op de vrijwillige vierdagenweek.
Kunnen zich evenmin beroepen op het recht op de vrijwillige vierdagenweek, de vastbenoemde personeelsleden van klasse A1 of van een hogere klasse die de leiding hebben over een buitendienst. » Afdeling IX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 november
1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen
Art. 128.In artikel 7 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1999, 10 juni 2002 en 5 september 2002, worden de woorden « van een graad van rang 13 of van een hogere rang » door de woorden « van klasse A4 of A5 die de leiding hebben van een dienst » vervangen.
Art. 129.In artikel 55 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden « van het niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 130.In artikel 70 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 131.In artikel 106 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 juni 2002, worden de woorden « tot een hogere graad of de veranderingen van graad » door de woorden « of de veranderingen van vakklasse of van graad » vervangen.
Art. 132.In artikel 108, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 juni 2002, worden de woorden « afhankelijk van de graad » door de woorden « afhankelijk van de vakklasse of de graad » vervangen.
Art. 133.In artikel 142, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden »tot een hogere graad » door de woorden « tot een hogere vakklasse of graad » vervangen. Afdeling X. - Wijziging van het koninklijk besluit van 26 april 1999
tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het Rijkspersoneel
Art. 134.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het Rijkspersoneel, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden « van niveau 1 » vervangen door de woorden « van niveau A ».
Art. 135.In artikel 5, § 4, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 september 2003, worden de woorden « in niveau 1 » door de woorden « in niveau A » vervangen.
Art. 136.In artikel 10, § 1, van hetzelfde besluit, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 137.In artikel 15, a), van hetzelfde besluit, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 138.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 17.In afwijking van dit besluit kan de ambtenaar die tot een graad van een hoger niveau, een klasse van niveau A of een hogere klasse dan de zijne is benoemd of aan wie een bevordering door verhoging in weddenschaal is toegekend die verbonden is aan het vacant zijn van een betrekking en die tweemaal de vermelding « onvoldoende » heeft verkregen, bij beslissing van de minister en op voorstel van het hoofd van het bestuur waartoe de ambtenaar behoort, worden aangewezen voor een betrekking die overeenkomt met zijn gewezen graad in zijn vroeger niveau of met zijn vroegere klasse of kan hij worden herplaatst in zijn vroegere weddeschaal. » Afdeling XI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 december
2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel
Art. 139.In artikel 9, eerste lid, van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° worden de woorden « bekleed met een klasse die minstens gelijk is aan de toe te kennen klasse of » ingevoegd tussen de woorden « ambtenaren » en « bekleed met een graad »;2° in 2° worden de woorden « van de klasse of » ingevoegd tussen de woorden « op het niveau » en « van de graad ».
Art. 140.Het opschrift van hoofdstuk V van Titel I van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK V. - Vergelijkende selecties voor overgang naar het hogere niveau, selecties voor verhoging naar de hogere klasse, selecties voor verhoging in weddenschaal en competentiemetingen »
Art. 141.In artikel 10, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden « van niveau 1 » vervangen door de woorden « van niveau A ».
Art. 142.Artikel 13, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De geslaagden worden in de volgorde van hun rangschikking bevorderd tot de klasse of graad waarnaar zij hebben medegedongen en worden voor een vacante betrekking van die klasse of die graad aangewezen. »
Art. 143.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « naar niveau 1 » vervangen door de woorden « naar niveau A »;2° in § 2, 1° worden de woorden « naar niveau 1 » vervangen door de woorden « naar niveau A »;3° in § 3, eerste lid, worden de woorden « naar niveau 1 » vervangen door de woorden « naar niveau A ».
Art. 144.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 17.De selecties voor verhoging in weddenschaal worden elk jaar georganiseerd.
De bevoegde minister stelt, met de instemming van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren de voorwaarden voor deelneming aan de selectie vast. »
Art. 145.De afdeling IV van hoofdstuk V van hetzelfde besluit, bestaande uit artikel 18, wordt opgeheven.
Art. 146.In artikel 19, § 1, 1°, a) en 2°, a), en § 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2001, worden de woorden « van niveau 1 » vervangen door de woorden « van niveau A ».
Art. 147.In artikel 20, §§ 1 en 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2001, worden de woorden « niveau 1 » vervangen door de woorden « niveau A ». Afdeling XII. - Wiziging van het koninklijk besluit van 19 juli 2001
betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest
Art. 148.In artikel 3, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest, worden de woorden « niveau 1 of 2+ » vervangen door de woorden « niveau A of B ». Afdeling XIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 18 oktober
2001 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten
Art. 149.In artikel 4 van het koninklijk besluit van 18 oktober 2001 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, wordt 2° vervangen als volgt : « 2° bekleed zijn met dezelfde graad, met een gelijkwaardige graad of met dezelfde klasse als die van de vacante betrekking;»; 2° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.In afwijking van paragraaf 1, 2°, kunnen de personeelsleden worden overgeplaatst : 1° in een vacante bevorderingsbetrekking die overeenstemt met de graad of de vakklasse waarvoor ze geslaagd zijn voor een vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau;2° in een andere vacante bevorderingsbetrekking waarvan de toekenning niet verbonden is aan het slagen voor een in 1° bedoelde vergelijkende selectieproef.»
Art. 150.In artikel 7, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt de inleidende zin vervangen als volgt : « Met uitsluiting van de betrekkingen van de klassen A3 en A4, heeft de bevoegde overheid, die een betrekking vacant verklaart, voor de toewijzing van deze betrekking de keuze tussen : ».
Art. 151.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 152.In artikel 11, eerste lid, 1°, e) van hetzelfde besluit, worden de woorden « of verandering van vakklasse » ingevoegd tussen de woorden « bevordering » en de woorden « of verandering van graad ».
Art. 153.In artikel 14 van hetzelfde besluit, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Het in artikel 11, 2°, bedoelde koninklijk besluit wijst de structurele afdeling of afdelingen van de overheidsdienst aan waar het overschot aan personeelsleden werd vastgesteld, alsook het aantal overtollige personeelsleden per vakklasse of per graad en de overeenkomstige betrekkingen in de personeelsformatie of in het personeelsplan. »
Art. 154.In artikel 15 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De in artikel 11, eerste lid, 1°, a) en b), bedoelde personeelsleden zijn die welke in de vakklasse zijn opgenomen die overeenstemt met de afgeschafte betrekkingen, wat het niveau A betreft en die welke een graad bekleden die overeenstemt met de afgeschafte betrekkingen, wat de niveaus B, C en D betreft.
De in artikel 11, 2°, bedoelde personeelsleden zijn die welke in een vakklasse zijn opgenomen of een graad bekleden die overeenstemmen met de aangewezen betrekkingen en die worden ingezet voor de opdrachten, werkzaamheden of taken die niet meer in de overheidsdienst verricht moeten worden. »; 2° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Ten aanzien van de in § 1 bedoelde personeelsleden en met naleving van de taalwetten wordt de volgende rangschikking gevolgd : 1° wat het niveau A betreft : a) het personeelslid met de minste klasseanciënniteit;b) bij gelijke klasseanciënniteit, het personeelslid met de minste dienstanciënniteit;c) bij gelijke dienstanciënniteit, het jongste personeelslid.2° wat de niveaus B, C en D betreft : a) het personeelslid met de minste graadanciënniteit;b) bij gelijke graadanciënniteit, het personeelslid met de minste dienstanciënniteit;c) bij gelijke dienstanciënniteit, het jongste personeelslid.» .
Art. 155.In artikel 20 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 2°, worden de woorden « , verandering van vakklasse » ingevoegd tussen de woorden « bij bevordering » en de woorden « of verandering van graad »;2° in 3°, worden de woorden « van zijn klasse of » ingevoegd tussen de woorden « voor een betrekking » en de woorden « van zijn graad ».
Art. 156.In artikel 21 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De betrekking waarin de ambsthalve overplaatsing kan gebeuren, moet definitief vacant zijn en van eenzelfde klasse of eenzelfde graad zijn als die waarvan het personeelslid titularis is.»; 2° in het derde lid, worden de woorden « de vakklasse of » ingevoegd tussen de woorden « in een vacante betrekking die overeenstemt met » en de woorden « de graad waarvoor ».
Art. 157.In artikel 24 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « tot de klasse of » ingevoegd tussen de woorden « van rechtswege de benoeming in » en de woorden « tot de graad »;2° in het vierde lid, worden de woorden « verbonden aan zijn nieuwe graad » vervangen door de woorden « verbonden aan zijn nieuwe klasse of aan zijn nieuwe graad.» .
Art. 158.In artikel 26 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, wordt het woord « klasse- » tussen de woorden « graad- » en « niveau- » ingevoegd;2° in § 2, wordt het woord « klasse- » tussen de woorden « graad- » en « niveau- » ingevoegd en de woorden « van dezelfde klasse » tussen de woorden « in een betrekking » en de woorden « van dezelfde graad ».
Art. 159.In artikel 27, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « voor een vacante betrekking van een graad van lagere rang van hetzelfde niveau » vervangen door de woorden « voor een vacante betrekking van lagere klasse van het niveau A » en de woorden « een betrekking die overeenkomt met de graad » door de woorden « een betrekking die overeenkomt met de klasse ». Afdeling XIV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober
2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten
Art. 160.In artikel 5 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juni 2004, worden de woorden « van niveau 1 » vervangen door de woorden « van niveau A ».
Art. 161.Artikel 12, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Voor de toepassing van het statuut van het Rijkspersoneel maken de houders van een managementfunctie deel uit van niveau A. Ze staan hiërarchisch boven de klasse A5 ».
Art. 162.In artikel 26, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juni 2004, worden de woorden « en de jaren gepresteerd minstens in vakklasse A3 » ingevoegd tussen de woorden « van een graad van rang 13 » en « in aanmerking genomen ». Afdeling XV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002
betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten
Art. 163.In artikel 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juni 2004, worden de woorden « van niveau 1 » vervangen door de woorden « van niveau A ».
Art. 164.Artikel 11, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Voor de toepassing van het statuut van het Rijkspersoneel maken de houders van een staffunctie deel uit van niveau A. Ze staan hiërarchisch boven de klasse A5. » HOOFDSTUK II. - Geldelijke bepalingen Afdeling I. - Wijziging van het besluit van de Regent van 30 maart
1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties
Art. 165.In artikel 5 van het besluit van de Regent van 30 maart 1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 november 1951 en gewijzigd bij het ministerieel besluit van 11 december 1970 worden de woorden « van niveau 1 » vervangen door de woorden « van niveau A ». Afdeling II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 12 oktober
1964 tot vaststelling van de bezoldiging van hen die hun medewerking verlenen voor de opleiding en de voortgezette opleiding van het Rijkspersoneel
Art. 166.Het opschrift van hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 12 oktober 1964 tot vaststelling van de bezoldiging van hen die hun medewerking verlenen voor de opleiding en de voortgezette opleiding van het Rijkspersoneel wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK I. - Opleiding en voortgezette opleiding van ambtenaren van niveau A »
Art. 167.In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2001, worden de woorden « in niveau 1 » vervangen door de woorden « in niveau A ».
Art. 168.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 13.Behoren de in artikel 12, eerste lid, bedoelde personen niet tot een Rijksdienst of tot een andere openbare dienst, dan worden zij gelijkgesteld : 1° met ambtenaren van de klassen A4 of A5 van de federale overheidsdiensten wanneer zij geroepen worden om mede te werken aan de opleiding en de voortgezette opleiding van ambtenaren met een graad ingedeeld in niveau A;2° met ambtenaren van klasse A3 van de federale overheidsdiensten, wanneer zij geroepen worden om mede te werken aan de opleiding en de voortgezette opleiding van ambtenaren met een graad ingedeeld in de niveaus B en C;3° met ambtenaren van klasse A1 van de federale overheidsdiensten wanneer zij geroepen zijn om mede te werken aan de opleiding en de voortgezette opleiding van ambtenaren met een graad ingedeeld in niveau D.» Afdeling III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 24 december
1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der federale overheidsdiensten
Art. 169.De tabel in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der federale overheidsdiensten, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen door de tabel in bijlage 2 bij dit besluit. Afdeling IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari
1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten
Art. 170.In artikel 8, eerste lid, van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 1995 en 5 september 2002, worden de woorden « de personeelsleden die bekleed zijn met een graad van de niveaus 1 en B of van een afgeschafte graad van rang 22; » vervangen door de woorden « de personeelsleden van niveaus A en B alsook de personeelsleden die bekleed zijn met een afgeschafte graad van rang 22; ».
Art. 171.In artikel 12, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 juni 1976, 12 december 1984 en 20 juli 2000, worden de woorden « die bekleed zijn met een graad ingedeeld in de rangen 17, 16 of 15 » vervangen door de woorden « die bekleed zijn met de klasse A4 of A5 ». Afdeling V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 13 april 1965
tot regeling van de bijdrage van de Staat in de kosten wegens standplaatsverandering van de leden van het personeel van de federale overheidsdiensten
Art. 172.In artikel 3, eerste en tweede lid, van het koninklijk besluit van 13 april 1965 tot regeling van de bijdrage van de Staat in de kosten wegens standplaatsverandering van de leden van het personeel van de federale overheidsdiensten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 1995, 20 juli 2000 en 5 september 2002, worden de woorden « van niveau 1 » vervangen door de woorden « van niveau A ». Afdeling VI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 juni 1973
houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten
Art. 173.Artikel 3 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « De schaal of de schalen voor elke graad en elke klasse worden door Ons vastgelegd.
Aan elke graad en elke klasse worden één of meer weddenschalen verbonden, die voorkomen in de tabel I of IV die bij dit besluit is gevoegd. Aan sommige graden of klassen kan echter hetzij een niet in de tabel opgenomen schaal, hetzij een vaste wedde worden verbonden. »
Art. 174.In artikel 4, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit, worden de woorden « en klassen van niveau A » ingevoegd na de woorden « gemene graden ».
Art. 175.In artikel 6 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « met het cijfer 1 of de letters B, C en D » door de woorden « met de letters A, B, C en D » vervangen;2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Voor niveau A duidt de letter van de schaal het niveau aan, het eerste cijfer de klasse en het tweede cijfer de plaats van de weddenschaal met betrekking tot de andere weddenschalen in de klasse. »; 3° in het derde lid, worden de woorden « Voor de niveaus B, C en D duidt de eerste letter van de weddenschaal het niveau aan, » vervangen door de woorden « De eerste letter van de weddenschaal duidt het niveau aan voor de niveaus B, C en D »;4° in het vierde lid, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A« vervangen.
Art. 176.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de woorden « of van een andere klasse » ingevoegd na de woorden « van een andere graad ».
Art. 177.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de woorden « of klasse » ingevoegd na het woord « graad ».
Art. 178.Artikel 10, tweede lid van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de woorden « en van de klassen van niveau A ».
Art. 179.In artikel 12 van hetzelfde besluit, worden de woorden « of klasse » ingevoegd na de woorden « aan zijn graad ».
Art. 180.In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden « of de niveaus B en 1 » door de woorden « of de niveaus B en A » vervangen.
Art. 181.In artikel 14, § 3, van hetzelfde besluit, wordt een lid toegevoegd, luidende : « In afwijking van het eerste lid kunnen, voor de ambtenaren in het kader van een eerste werving in de eerste klasse van de betrokken vakrichting, in klasse A2 in de gevallen bedoeld in artikel 20, derde lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkpersoneel, of in klasse A3 of A4, de diensten die in de privé-sector of als zelfstandige verricht zijn, eveneens voor de toekenning van de verhogingen in weddeschaal in aanmerking worden genomen, wanneer deze diensten, met het akkoord van de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, een nuttige ervaring vormen voor de uitoefening van de functie in kwestie. »
Art. 182.Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 16.Voor elke periode waarin de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering in zijn weddenschaal in een graad of klasse heeft behouden, worden de diensten welke hij in een andere graad mocht hebben verricht niet medegeteld bij de vaststelling van zijn wedde in die graad of klasse en in enige latere graad of klasse welke met deze laatste verband houdt ten gevolge van de statutaire samenhang van de opeenvolgende graden of klassen van de ambtenaar. »
Art. 183.In artikel 17, § 1, vijfde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 juli 1989 en 27 maart 2001, worden de woorden « het maximum van de schaal verbonden aan de graad van adjunct-adviseur bij een ministerie » door de woorden « het maximum van de weddenschaal A11 » vervangen.
Art. 184.In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « of klasse » ingevoegd tussen de woorden « de graad » en « welke de ambtenaar » en worden de woorden « of klasse » ingevoegd tussen de woorden « in bedoelde graad » en « reeds rang ingenomen had »;2° in het tweede lid worden de woorden « of klasse » ingevoegd tussen de woorden « de graad » en « die de ambtenaar ».
Art. 185.In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de woorden « of klasse » ingevoegd tussen de woorden « van graad » en « die zich ».
Art. 186.Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 21.Wanneer de te beschouwen graad of klasse voorkomt in de bij artikel 4 bedoelde koninklijke besluiten, wordt de in aanmerking te nemen dienst opgenomen in de groep waartoe de aan die graad of klasse verbonden schaal of schalen behoren.
Indien echter de graad of klasse die in voormelde besluiten voorkomt, klaarblijkelijk van de te beschouwen graad of klasse verschilt, ondanks hun zelfde benaming, wordt de in aanmerking te nemen dienst opgenomen in de groep waartoe de schalen voor de in de federale overheidsdiensten bestaande graden of klassen van dezelfde belangrijkheid als de te beschouwen graad of klasse behoren. De minister onder wie de ambtenaar ressorteert, beslist omtrent die gelijkstelling, met instemming van de minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren. »
Art. 187.Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 22.Komt de te beschouwen graad of klasse niet voor in de bij artikel 4 bedoelde koninklijke besluiten, dan wordt de in aanmerking te nemen dienst opgenomen in de groep waartoe de schalen voor de in de federale overheidsdiensten bestaande graden of klassen van dezelfde belangrijkheid behoren. De minister onder wie de ambtenaar ressorteert, beslist omtrent die gelijkstelling met instemming van de minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren. »
Art. 188.In artikel 27 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 april 1995 en 19 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « , in zijn nieuwe klasse » ingevoegd tussen de woorden « nieuwe graad » en « of in zijn »;2° in § 2 worden de woorden « van zijn nieuwe graad » vervangen door de woorden « van zijn nieuwe klasse »; 3° in § 2, worden de woorden« een tweejaarlijkse tussentijdse verhoging uit de weddenschaal 10 D » door de woorden « 1.092,43 EUR » vervangen; 4° het § 2 wordt aangevuld als volgt : « Dit bedrag wordt aan het spilindexcijfer 138,01 gekoppeld.»; 5° in § 3 worden de woorden « van zijn nieuwe graad » vervangen door de woorden « van zijn nieuwe klasse »;6° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.De ambtenaar die een verandering van graad of klasse heeft verkregen, heeft in zijn nieuwe graad of in zijn nieuwe klasse nooit een lagere wedde dan hij in de weddenschaal van zijn vorige graad of van zijn vorige klasse zou hebben gehad. »
Art. 189.In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de woorden « of in zijn nieuwe klasse » ingevoegd tussen de woorden « nieuwe graad » en « bekomt nooit ».
Art. 190.In artikel 32, § 2, tweede lid van hetzelfde besluit worden de woorden « of tot een nieuwe klasse » ingevoegd tussen de woorden « nieuwe graad » en « die geen » en worden de woorden « of basisklasse » ingevoegd tussen de woorden « basisgraad » en « is in de zin ».
Art. 191.In artikel 35 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 september 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden « van niveau 1 » door de woorden « van niveau A » vervangen.
Art. 192.Artikel 40 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 september 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor de ambtenaren van niveau 1, benoemd in een klasse opgericht op grond van het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel, wordt de wedde vastgesteld in de weddenschaal die overeenstemt met de opgerichte klasse overeenkomstig de tabel opgenomen in artikel 216 van hetzelfde besluit. »
Art. 193.De bijlagen I en IV van hetzelfde besluit worden vervangen door de bijlagen 3 en 4 van dit besluit. Afdeling VII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 28 september
1976 tot instelling van een toelage voor sommige ambtenaren van de Rijksbesturen, die geslaagd zijn voor een vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau
Art. 194.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 september 1976 tot instelling van een toelage voor sommige ambtenaren van de Rijksbesturen, die geslaagd zijn voor een vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 1995, 20 juli 2000 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.De ambtenaar die geslaagd is voor een selectie voor overgang naar het hogere niveau en die na verloop van twee jaar te rekenen van de datum van het proces-verbaal van die selectie niet benoemd is in vakklasse of in de graad waarvoor hij het examen heeft afgelegd, krijgt een jaarlijkse toelage waarvan het bedrag als volgt wordt vastgesteld : 1° 223,11 EUR voor de vergelijkende selecties die toegang verlenen tot de eerste klasse van de betrokken vakrichting;2° 148,74 EUR voor de vergelijkende selecties die toegang verlenen tot een graad van de niveaus B en C;3° 74,37 EUR voor de vergelijkende selecties die toegang verlenen tot een graad van niveau D.»
Art. 195.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de woorden « of in de vakklasse » ingevoegd tussen de woorden « in de graad » en « waarvoor ».
Art. 196.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de woorden « voor het vergelijkend examen » vervangen door de woorden « voor de selectie ». Afdeling VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober
1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt
Art. 197.In het inleidende zinsdeel van artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt, worden de woorden « ongeacht hun activiteit of hun graad » vervangen door de woorden « ongeacht hun activiteit, hun vakklasse of hun graad ». Afdeling IX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari
1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten
Art. 198.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheids-diensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt aangevuld met het volgende lid : « In niveau A kunnen de indienstnemingen gebeuren in de eerste klasse van de desbetreffende vakrichting, in klasse A2 in de gevallen bedoeld in artikel 20, derde lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkpersoneel alsook in de klassen A3 en A4, overeenkomstig artikel 6bis, § 2 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel. »
Art. 199.In artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 augustus 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1°, worden de woorden « of van eenzelfde vakklasse » ingevoegd tussen de woorden « eenzelfde graad » en « bij hun werving » en de woorden « de ministeries » door de woorden « de federale overheidsdiensten » vervangen;2° § 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « Om aanspraak te kunnen maken op de competentietoelage verbonden aan de graad of aan de vakklasse waarin de in artikel 1 bedoelde personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen werden, moeten deze personen echter slagen in de competentiemeting 1 behorend bij deze graad of in de gecertificeerde opleiding verbonden aan de 1e weddenschaal van de vakklasse;om aan de competentiemeting of gecertificeerde opleiding deel te nemen moeten deze personen ten minste één jaar zonder onderbreking in het desbetreffende niveau in dienst zijn. Wordt niet als onderbreking beschouwd het feit dat men een nieuwe overeenkomst krijgt binnen het federaal administratief openbaar ambt, voor zover er niet meer dan drie maanden verstreken zijn na het einde van de vorige overeenkomst. »; 3° § 1bis, eerste lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 augustus 2004 wordt vervangen als volgt : « § 1bis.In afwijking van § 1, 1° en van artikel 6bis van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, kunnen deskundigen met bijzondere kwalificatie voor het tot stand brengen van bepaalde taken in dienst genomen worden in de klassen A3 of A4, met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur voor een jaar die een keer kan vernieuwd worden, met het akkoord van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren. Er wordt van de kandidaten een nuttige ervaring voor de functie van zes jaar voor de klasse A3 en van negen jaar voor de klasse A4 geëist. » Afdeling X. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1995
tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden
Art. 200.Artikel 23 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 mei 2000, wordt vervangen als volgt : «
Art. 23.In de klasse A1, wordt de ambtenaar bezoldigd in de weddenschaal A11.
In de klasse A2, wordt de ambtenaar bezoldigd in de weddenschaal A21.
In de klasse A3, wordt de ambtenaar bezoldigd in de weddenschaal A31. »
Art. 201.Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 24.In de klassen A1, A2 en A3, bekomt de ambtenaar, bezoldigd in de weddenschaal opgenomen in de kolom 1 van de hieronder vermelde tabel, die geslaagd is in de gecertificeerde opleiding overeenkomstig artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, op het einde van de periode van zes jaar, de weddenschaal vermeld in de kolom 2.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 202.Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 25.De ambtenaar, bezoldigd in de weddenschaal A11 gedurende een periode van zes jaar, bekomt automatisch de weddenschaal A12. »
Art. 203.Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen : «
Art. 26.In de klasse A4 wordt de ambtenaar bezoldigd in de weddenschaal A41.
Na zes jaar van bezoldiging in de weddenschaal A41, bekomt de ambtenaar de weddenschaal A42 indien hij in een gecertificeerde opleiding is geslaagd.
Na zes jaar van bezoldiging in de weddenschaal A42, bekomt de ambtenaar de weddenschaal A43 indien hij in een gecertificeerde opleiding is geslaagd. »
Art. 204.Artikel 26bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt als volgt vervangen : « Art. 26bis In de klasse A5 wordt de ambtenaar bezoldigd in de weddenschaal A51.
De ambtenaar, bezoldigd in de weddenschaal A51 gedurende een periode van zes jaar, bekomt automatisch de weddenschaal A52.
De ambtenaar, bezoldigd in de weddenschaal A52 gedurende een periode van zes jaar, bekomt automatisch de weddenschaal A53. »
Art. 205.De artikelen 27 en 28, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1996, en 29 tot 31 van hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art. 206.In hetzelfde besluit wordt, op de plaats van artikel 36bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, dat artikel 36ter wordt, een nieuw artikel 36bis ingevoegd luidend als volgt : « Art. 36bis De ambtenaar, bezoldigd in de weddenschaal A11 of A12, die in een gecertificeerde opleiding geslaagd is, bekomt een jaarlijkse competentietoelage van 2000 EUR gedurende een periode van zes jaar.
De ambtenaar, bezoldigd in de weddenschaal A21, A22, A31, of A32, die in een gecertificeerde opleiding geslaagd is, bekomt een jaarlijkse competentietoelage van 3000 EUR gedurende zes jaar. »
Art. 207.In artikel 36bis van hetzelfde besluit, dat artikel 36ter wordt, worden de woorden « of een gecertificeerde opleiding » ingevoegd tussen de woorden « een competentiemeting » en de woorden « deel te nemen ».
Art. 208.Artikel 39 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt in de volgende lezing hersteld : «
Art. 39.De ambtenaar van niveau C of van niveau B, die een competentietoelage genoot of die ingeschreven was voor een competentiemeting, en die, bevorderd in niveau A, geen recht heeft op de competentietoelage verbonden aan zijn vakklasse, heeft recht op de competentietoelage verbonden aan zijn vroegere graad onder twee voorwaarden : 1° dat de geldigheidsduur van de competentiemeting niet verstreken is;2° dat hij houder is van zijn vakklasse sedert minder dan 12 maanden. Wanneer hij recht heeft op de competentietoelage verbonden aan zijn vakklasse, verliest hij, desgevallend met terugwerkende kracht, het recht op de competentietoelage verbonden aan zijn vroegere graad. »
Art. 209.Artikel 40 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt in de volgende lezing hersteld : «
Art. 40.De stagiair in niveau A, die een competentietoelage genoot of die ingeschreven was voor een gecertificeerde opleiding als personeelslid, hetzij aangeworven met arbeidsovereenkomst in het federaal administratief openbaar ambt, hetzij aldaar benoemd, ontvangt de competentietoelage verbonden aan zijn vroegere toestand onder twee voorwaarden : 1° dat de geldigheidsduur van de gecertificeerde opleiding niet verstreken is;2° dat hij stagiair in niveau A is sedert minder dan 12 maanden.» Afdeling XI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 oktober
1999 tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden belast met het ontwikkelen van projecten in sommige overheidsdiensten
Art. 210.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 19 oktober 1999 tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden belast met het ontwikkelen van projecten in sommige overheidsdiensten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 2000 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.Er wordt een toelage toegekend aan de leden van het statutair en het contractueel personeel van de niveaus A, B, C en D, die belast zijn met de afwerking van een project in een in artikel 1 bedoelde overheidsdienst.
Van het voordeel van deze specifieke projecttoelage zijn uitgesloten de personeelsleden van een beleidscel, van een cel algemene beleidscoördinatie of van een cel algemeen beleid. »
Art. 211.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de woorden « van het Ministerie van Ambtenarenzaken » vervangen door de woorden « van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie ».
Art. 212.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de woorden « klasse of » ingevoegd tussen de woorden « niveau en » en « graad ».
Art. 213.In artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de woorden « niveau 1 » vervangen door de woorden « niveau A ». Afdeling XII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 mei 2003
tot toekenning van taalpremies aan de personeelsleden van het Federaal Administratief Openbaar Ambt
Art. 214.In artikel 4 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot toekenning van taalpremies aan de personeelsleden van het Federaal Administratief Openbaar Ambt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, 4° worden de woorden « niveau 1 » vervangen door de woorden « niveau A (of 1);2° in § 4 worden de woorden « de functieklasse » vervangen door de woorden « de klasse ».
Art. 215.In de tabel bedoeld in artikel 4 van hetzelfde besluit, in de kolom « bepaling van het geïndexeerd brutomaandbedrag » worden de woorden « Niv 1 » vervangen door de woorden « Niv A(of 1) » en worden de woorden « of de functieklasse » vervangen door de woorden « of de klasse ». HOOFDSTUK III. - Integratie van sommige ambtenaren in de nieuwe loopbaan
Art. 216.§ 1. In afwijking van artikel 4, § 1, eerste tot derde lid, van het besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, worden de ambtenaren die op 1 december 2004 titularis zijn van één van de geschrapte graden die hierna in kolom 1 zijn opgenomen, bekleed met een weddenschaal die in kolom 2 is opgenomen, ambtshalve benoemd in de klasse die in kolom 3 is opgenomen, bezoldigd in de weddenschaal die in kolom 4 is opgenomen en dragen ze de titel hier tegenover vermeld in kolom 5.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De klasseanciënniteit van de ambtenaren, benoemd in toepassing van § 1, is gelijk aan de graadanciënniteit welke verkregen was op 1 december 2004 in de graad waarvan ze titularis waren.
De anciënniteit verkregen in niveau 1 wordt geacht verkregen te zijn in niveau A. § 3. De door deze ambtenaren verkregen geldelijke anciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddenschaal. § 4. In afwijking van § 1, en in voorkomend geval, behouden de ambtenaren het voordeel van de weddenschaal van de graad waarmee ze waren bekleed, voor zover deze gunstiger is.
Art. 217.In afwijking van artikel 216, § 1, worden de ambtenaren, voorheen bezoldigd in de weddenschaal 10F die ten minste een geldelijke anciënniteit hebben van elf jaar, geïntegreerd in de weddenschaal A32.
De bepalingen van artikel 216, §§ 2 tot 4, zijn van toepassing.
Art. 218.In afwijking van artikel 25 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, bekomen de ambtenaren die op 30 november 2004 bezoldigd waren in de weddenschaal 10 A, automatisch de weddenschaal A12 zodra ze een gecumuleerde anciënniteit van vier jaar in de vorige graad van adjunct-adviseur, vertaler-revisor, industrieel ingenieur, architect of sociaal inspecteur en in de klasse A1 tellen.
Art. 219.In afwijking van artikel 24 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, bekomen de ambtenaren voorheen bezoldigd in de weddenschaal 10B die op 30 november 2004 tenminste achtien jaar graadanciënniteit tellen, de weddenschaal 10C, op de eerste dag van de maand volgend op de datum van hun inschrijving voor een gecertificeerde opleiding, voor zover ze erin geslaagd zijn en ze op dat ogenblik geen gunstiger regeling genieten.
Art. 220.In afwijking van artikel 24 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, bekomen de ambtenaren voorheen bezoldigd in de weddenschaal 10E die op 30 november 2004 ten minste achtien jaar graadanciënniteit tellen, de weddenschaal 10F, op de eerste dag van de maand volgend op de datum van hun inschrijving voor een gecertificeerde opleiding,voor zover ze erin geslaagd zijn en ze op dat ogenblik geen gunstiger regeling genieten.
Art. 221.De ambtenaren voorheen bekleed met de graad van vertaler-revisor (vlakke loopbaan in uitdoving) en bezoldigd in de weddenschaal 10B bekomen de weddenschaal 13A zodra ze achtien jaar klasse-anciënniteit tellen, voor zover ze op dat ogenblik geen gunstiger weddenschaal genieten.
Art. 222.De ambtenaren voorheen bekleed met de graad van informaticus en bezoldigd in de weddenschaal 10C bekomen de weddenschaal 10F zodra ze vijf jaar klasse-anciënniteit tellen, voor zover ze op dat ogenblik geen gunstiger weddenschaal genieten.
De ambtenaren voorheen bekleed met de graad van informaticus en bezoldigd in de weddenschaal 10F bekomen de weddenschaal 10G zodra ze negen jaar klasse-anciënniteit tellen, voor zover ze op dat ogenblik geen gunstiger weddenschaal genieten.
Art. 223.§ 1. De volgende graden worden geschrapt : - adjunct-adviseur - vertaler-revisor - vertaler-revisor (vlakke loopbaan in uitdoving) - industrieel ingenieur - architect - sociaal inspecteur - informaticus - ingenieur - geneesheer - dierenarts - apotheker - adviseur - vertaler-revisor-directeur - vertaler-directeur (vlakke loopbaan in uitdoving) - industrieel ingenieur-directeur - architect-directeur - sociaal inspecteur-directeur - informaticus-directeur - ingenieur-directeur - geneesheer-directeur - dierenarts-directeur - apotheker-directeur - adviseur-generaal § 2. De volgende graden worden afgeschaft : - directeur-generaal - administrateur-generaal - secretaris-generaal § 3. In afwijking van de artikelen 3 en 4 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel bevat niveau A de afgeschafte graden van secretaris-generaal, administrateur-generaal en directeur-generaal. De rijksambtenaren bekleed met deze graden worden in een vakklasse A5 benoemd. Ze dragen de titel van hun afgeschafte graad.
Ze zijn geplaatst onder het hiërarchisch gezag van de voorzitter van het directiecomité.
Elke ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, kan, na overleg met hem, belast worden met een opdracht - of deze behouden die hem reeds toegewezen werd - bij beslissing van de minister, wat de ambtenaren van de vroegere rang 17 betreft, en bij beslissing van de voorzitter van het directiecomité, wat de ambtenaren van de vroegere rang 16 betreft.
Art. 224.Binnen de maand die volgt op de inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 5ter van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, worden de ambtenaren door Ons toegewezen aan een vakrichting, op voorstel van de betrokken minister, met akkoord van de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken.
Om zijn voorstel op te stellen, vraagt elke minister het advies van de voorzitter van het directiecomité van de betrokken federale overheidsdienst. Deze ontvangt het akkoord van de ambtenaar, van de hiërarchische meerdere van deze en van de stafdienst personeel en organisatie of van de personeelsdienst, daar waar er geen stafdienst personeel en organisatie bestaat.
Indien geen akkoord bereikt wordt met de ambtenaar, wordt, op vraag van deze, het dossier toegezonden aan de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken. Deze neemt een standpunt in, desgevallend, ter gelegenheid van het akkoord bedoeld in het eerste lid.
Voor het personeel waarop het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, van toepassing is, wordt de in het eerste lid bedoelde toewijzing genomen door de benoemende overheid, met akkoord van de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken. HOOFDSTUK IV. - 0vergangs-, opheffings- en slotbepalingen
Art. 225.In afwijking van artikel 76, § 2, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, kunnen de inschrijvingen voor de gecertificeerde opleidingen voor niveau A maar effecten sorteren vanaf 1 augustus 2005.
Art. 226.In afwijking van artikel 41, § 1, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, voldoen de ambtenaren die op datum van 1 december 2004 geïntegreerd zijn in klasse A1 of A2 om bevorderd te worden naar klasse A3 zodra ze een klasseanciënniteit van zes jaar hebben, die volgt uit de anciënniteit in klassen A1 en A2 alsook die volgt uit de toepassing van artikel 216, § 2.
Art. 227.De bij de inwerkingtreding van dit besluit ingerichte of lopende vergelijkende selecties voor één van de bij dit besluit geschrapte graden worden voortgezet.
In afwijking van artikel 29, § 1, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel worden de geslaagden geacht geslaagden te zijn voor een vergelijkende selectie voor een vakklasse overeenstemmend met de geschrapte graad volgens de nadere regels bepaald door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren.
Art. 228.In afwijking van artikel 29, § 1, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel en van artikel 227 van dit besluit, kunnen voor de periode van 1 december 2004 tot de datum van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 5ter van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, de geslaagden van een selectie of een vergelijkend examen voor overgang naar niveau 1 in de klasse benoemd worden waarin de geschrapte graad geïntegreerd is overeenkomstig met artikel 216 van dit besluit.
Art. 229.In afwijking van artikel 29, § 1, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel en van artikel 227 van dit besluit, kunnen voor de periode van 1 december 2004 tot de datum van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 5ter van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, de geslaagden van een vergelijkende selectie in niveau 1 benoemd worden in de klasse waarin de geschrapte graad geïntegreerd is overeenkomstig artikel 216 van dit besluit.
Art. 230.In afwijking van artikel 29, § 1, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, voor de periode van 1 december 2004 tot de datum van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 5ter van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, organiseert SELOR de vergelijkende selecties voor de graden die in kolom 1 van de tabel die in artikel 216 is opgenomen, zijn opgenomen. De geslaagden genieten de bepalingen van artikel 229.
Art. 231.De procedures inzake oppensioenstelling die lopend zijn op 30 november 2004 worden verdergezet op grond van de bepalingen van dit besluit.
Art. 232.De procedures inzake bevordering en verandering van graad die lopend zijn op 30 november 2004 worden verder geregeld door de bepalingen zoals die van kracht waren op die datum.
De benoemingen die het resultaat zijn van de in het eerste lid bedoelde procedures gebeuren in de graad die bestaat op 30 november 2004. Indien de graad een door dit besluit geschrapte graad betreft, worden de ambtenaren in de overeenstemmende klasse benoemd.
Art. 233.De stages en de beroepen inzake stage die lopend zijn op 30 november 2004 worden verdergezet op grand van de bepalingen die vóór die datum van toepassing waren.
Art. 234.De ambtenaren die geslaagd zijn voor een vergelijkend examen of een vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau, voor een examen of een selectie voor verhoging in graad, een examen of een selectie voor verhoging in weddenschaal, in een geschrapte graad, die niet in de graad waarvoor zij geslaagd zijn werden benoemd, kunnen zich op dit welslagen beroepen voor de benoeming in de graad of in de klasse die overeenkomt met de graad waarnaar zij hebben meegedongen.
De bijzonderheden die voortvloeien uit de toepassing van het voorgaande lid worden geregeld door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren.
Art. 235.De artikelen 230 en 234, § 1, van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen blijven van toepassing voor niveau A.
Art. 236.In afwijking aan artikel 3, § 2, vierde lid, van het het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen, worden de ambtenaren die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit belast zijn met hogere functies in niveau A in een geschrapte graad belast met hogere functies in de overeenkomstige klasse.
Zodra dit besluit in werking treedt, ontvangen de in het eerste lid bedoelde ambtenaren de toelage bedoeld in artikel 14bis van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen.
Art. 237.De reglementaire bepalingen die van toepassing zijn in de federale overheidsdiensten zijn eveneens van toepassing in de ministeries zolang er geen toepassing wordt gemaakt van artikel 19 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 houdende diverse bepalingen betreffende de inwerkingstelling van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten.
In dezelfde diensten gelden voor de ambtenaren van niveau A de bepalingen van titel I van het besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, die betrekking hebben op de ambtenaren van niveau 1.
Art. 238.De leidende ambtenaren en hun eventuele adjunct, die definitief belast zijn met het dagelijkse beheer van de instellingen van openbaar nut onderworpen aan het besluit van 8 januari 1973, behouden te persoonlijke titel de graad waartoe zij benoemd zijn.
Art. 239.De personeelsleden, aangeworven met een arbeidsovereenkomst en die, op datum van 30 november 2004 bezoldigd worden overeenkomstig artikel 2, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten, behouden het voordeel van de weddenschaal waarin hun wedde wordt vastgesteld tot het einde van het contract dat zo werd opgemaakt.
Art. 240.De personeelsleden, die op datum van 30 november 2004 waren in dienst genomen met een arbeidscontract in de graad van ingenieur, van geneesheer, van dierenarts of van apotheker en bezoldigd in de weddenschaal 10D, bekomen de weddenschaal A22 wanneer ze worden aangeworven in een betrekking van de klasse A2 vooraleer een periode van drie maanden zou verstreken zijn na het einde van hun arbeidsovereenkomst.
Art. 241.Het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de Rijksbesturen wordt opgeheven.
Art. 242.Dit besluit treedt in werking op 1 december 2004.
Gegeven te Salina, 4 augustus 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister Van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT
Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan A van het Rijkspersoneel Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan A van het Rijkspersoneel.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT
Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel REIS PER KALENDERDAG DEPLACEMENTS PAR JOURNEE DU CALENDRIER TOESLAG WEGENS NACHTVERBLIJF SUPPLEMENT POUR LA NUIT Klassen en niveaus Classes et niveaux van meer dan 5 uur tot minder dan 8 uur de plus de 5 heures à moins de 8 heures van 8 uur en meer de plus de 8 heures logies op kosten van het personeelslid logement aux frais de l'agent kosteloos logies logement gratuit Klassen A4 en A5 Classes A4 et A5 2,38 EUR 11,95 EUR 27,22 EUR 14,33 EUR Hoofd van de cel beleidsvoorbereiding Responsable de la Cellule stratégique Klassen A1 tot A3 Classes A1 à A3 2,38 EUR 10,02 EUR 25,31 EUR 12,42 EUR Leden van de cel beleidsvoorbereiding Membres de la Cellule stratégique niveaus B - C - D niveaux B - C - D 2,38 EUR 8,11 EUR 23,41 EUR 10,51 EUR Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT
Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel Niveau D Indicie / Indice DT 1 DT 2 DT 3 DT 4 DT 5 DA 1 DA 2 DA 3 DA 4 Tussentijdse verhogingen Augmentations intercalaires 3/1 x 108,72 10/2 x 58,17 2/2 x 124,89 3/1 x 140,09 5/2 x 221,27 8/2 x 349,05 3/1 x 218,66 5/2 x 278,95 8/2 x 349,05 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 349,05 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 353,03 3/1 x 140,09 5/2 x 194,67 8/2 x 324,11 3/1 x 140,09 5/2 x 278,95 8/2 x 349,05 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 349,05 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 349,05 0 12.246,70 13.190,84 13.519,32 15.255,43 18.470,68 12.874,26 13.295,94 14.286,04 14.586,49 1 12.355,42 13.330,93 13.737,98 15.474,09 18.689,34 13.014,35 13.436,03 14.504,70 14.805,15 2 12.464,14 13.471,02 13.956,64 15.692,75 18.908,00 13.154,44 13.576,12 14.723,36 15.023,81 3 12.572,86 13.611,11 14.175,30 15.911,41 19.126,66 13.294,53 13.716,21 14.942,02 15.242,47 4 12.572,86 13.611,11 14.175,30 15.911,41 19.126,66 13.294,53 13.716,21 14.942,02 15.242,47 5 12.631,03 13.832,38 14.454,25 16.178,20 19.393,45 13.489,20 13.995,16 15.208,81 15.509,26 6 12.631,03 13.832,38 14.454,25 16.178,20 19.393,45 13.489,20 13.995,16 15.208,81 15.509,26 7 12.689,20 14.053,65 14.733,20 16.444,99 19.660,24 13.683,87 14.274,11 15.475,60 15.776,05 8 12.689,20 14.053,65 14.733,20 16.444,99 19.660,24 13.683,87 14.274,11 15.475,60 15.776,05 9 12.747,37 14.274,92 15.012,15 16.711,78 19.927,03 13.878,54 14.553,06 15.742,39 16.042,84 10 12.747,37 14.274,92 15.012,15 16.711,78 19.927,03 13.878,54 14.553,06 15.742,39 16.042,84 11 12.805,54 14.496,19 15.291,10 16.978,57 20.193,82 14.073,21 14.832,01 16.009,18 16.309,63 12 12.805,54 14.496,19 15.291,10 16.978,57 20.193,82 14.073,21 14.832,01 16.009,18 16.309,63 13 12.863,71 14.717,46 15.570,05 17.327,62 20.546,85 14.267,88 15.110,96 16.358,23 16.658,68 14 12.863,71 14.717,46 15.570,05 17.327,62 20.546,85 14.267,88 15.110,96 16.358,23 16.658,68 15 12.921,88 15.066,51 15.919,10 17.676,67 20.899,88 14.591,99 15.460,01 16.707,28 17.007,73 16 12.921,88 15.066,51 15.919,10 17.676,67 20.899,88 14.591,99 15.460,01 16.707,28 17.007,73 17 12.980,05 15.415,56 16.268,15 18.025,72 21.252,91 14.916,10 15.809,06 17.056,33 17.356,78 18 12.980,05 15.415,56 16.268,15 18.025,72 21.252,91 14.916,10 15.809,06 17.056,33 17.356,78 19 13.038,22 15.764,61 16.617,20 18.374,77 21.605,94 15.240,21 16.158,11 17.405,38 17.705,83 20 13.038,22 15.764,61 16.617,20 18.374,77 21.605,94 15.240,21 16.158,11 17.405,38 17.705,83 21 13.096,39 16.113,66 16.966,25 18.723,82 21.958,97 15.564,32 16.507,16 17.754,43 18.054,88 22 13.096,39 16.113,66 16.966,25 18.723,82 21.958,97 15.564,32 16.507,16 17.754,43 18.054,88 23 13.154,56 16.462,71 17.315,30 19.072,87 22.312,00 15.888,43 16.856,21 18.103,48 18.403,93 24 13.154,56 16.462,71 17.315,30 19.072,87 22.312,00 15.888,43 16.856,21 18.103,48 18.403,93 25 13.279,45 16.811,76 17.664,35 19.421,92 22.665,03 16.212,54 17.205,26 18.452,53 18.752,98 26 13.279,45 16.811,76 17.664,35 19.421,92 22.665,03 16.212,54 17.205,26 18.452,53 18.752,98 27 13.404,34 17.160,81 18.013,40 19.770,97 23.018,06 16.536,65 17.554,31 18.801,58 19.102,03 28 17.160,81 18.013,40 19.770,97 23.018,06 16.536,65 17.554,31 18.801,58 19.102,03 29 17.509,86 18.362,45 20.120,02 23.371,09 16.860,76 17.903,36 19.150,63 19.451,08 30 20.120,02 23.371,09 19.150,63 19.451,08 31 20.469,07 23.724,12 19.499,68 19.800,13 Niveau C Indicie / Indice CA1 = CT1 CA2 = CT2 CA3 = CT3 Tussentijdse verhogingen Augmentations intercalaires 3/1 x 267,31 2/2 x 356,34 11/2 x 623,61 3/1 x 267,31 2/2 x 356,34 2/2 x 712,64 9/2 x 623,61 3/1 x 267,31 2/2 x 356,34 2/2 x 712,64 10/2 x 623,61 0 14.273,70 15.905,00 17.990,45 1 14.541,01 16.172,31 18.257,76 2 14.808,32 16.439,62 18.525,07 3 15.075,63 16.706,93 18.792,38 4 15.075,63 16.706,93 18.792,38 5 15.431,97 17.063,27 19.148,72 6 15.431,97 17.063,27 19.148,72 7 15.788,31 17.419,61 19.505,06 8 15.788,31 17.419,61 19.505,06 9 16.411,92 18.132,25 20.217,70 10 16.411,92 18.132,25 20.217,70 11 17.035,53 18.844,89 20.930,34 12 17.035,53 18.844,89 20.930,34 13 17.659,14 19.468,50 21.553,95 14 17.659,14 19.468,50 21.553,95 15 18.282,75 20.092,11 22.177,56 16 18.282,75 20.092,11 22.177,56 17 18.906,36 20.715,72 22.801,17 18 18.906,36 20.715,72 22.801,17 19 19.529,97 21.339,33 23.424,78 20 19.529,97 21.339,33 23.424,78 21 20.153,58 21.962,94 24.048,39 22 20.153,58 21.962,94 24.048,39 23 20.777,19 22.586,55 24.672,00 24 20.777,19 22.586,55 24.672,00 25 21.400,80 23.210,16 25.295,61 26 21.400,80 23.210,16 25.295,61 27 22.024,41 23.833,77 25.919,22 28 22.024,41 23.833,77 25.919,22 29 22.648,02 24.457,38 26.542,83 30 26.542,83 31 27.166,44 Niveau B Indicie / Indice BA 1 BA 2 BA 3 BT 1 BT 2 BT 3 Tussentijdse verhogingen Augmentations intercalaires 3/1 x 669 2/2 x 595 2/2 x 421 9/2 x 372 3/1 x 669 3/2 x 868 1/2 x 836 10/2 x 624 3/1 x 694 8/2 x 868 6/2 x 570 3/1 x 253 1/2 x 293 1/2 x 391 2/2 x 673 9/2 x 625 3/1 x 620 7/2 x 793 3/2 x 918 4/2 x 514 3/1 x 620 7/2 x 793 3/2 x 918 4/2 x 514 0 15.122,00 16.361,00 18.220,00 16.804,00 18.663,00 20.903,00 1 15.791,00 17.030,00 18.914,00 17.057,00 19.283,00 21.523,00 2 16.460,00 17.699,00 19.608,00 17.310,00 19.903,00 22.143,00 3 17.129,00 18.368,00 20.302,00 17.563,00 20.523,00 22.763,00 4 17.129,00 18.368,00 20.302,00 17.563,00 20.523,00 22.763,00 5 17.724,00 19.236,00 21.170,00 17.856,00 21.316,00 23.556,00 6 17.724,00 19.236,00 21.170,00 17.856,00 21.316,00 23.556,00 7 18.319,00 20.104,00 22.038,00 18.247,00 22.109,00 24.349,00 8 18.319,00 20.104,00 22.038,00 18.247,00 22.109,00 24.349,00 9 18.740,00 20.972,00 22.906,00 18.920,00 22.902,00 25.142,00 10 18.740,00 20.972,00 22.906,00 18.920,00 22.902,00 25.142,00 11 19.161,00 21.808,00 23.774,00 19.593,00 23.695,00 25.935,00 12 19.161,00 21.808,00 23.774,00 19.593,00 23.695,00 25.935,00 13 19.533,00 22.432,00 24.642,00 20.218,00 24.488,00 26.728,00 14 19.533,00 22.432,00 24.642,00 20.218,00 24.488,00 26.728,00 15 19.905,00 23.056,00 25.510,00 20.843,00 25.281,00 27.521,00 16 19.905,00 23.056,00 25.510,00 20.843,00 25.281,00 27.521,00 17 20.277,00 23.680,00 26.378,00 21.468,00 26.074,00 28.314,00 18 20.277,00 23.680,00 26.378,00 21.468,00 26.074,00 28.314,00 19 20.649,00 24.304,00 27.246,00 22.093,00 26.992,00 29.232,00 20 20.649,00 24.304,00 27.246,00 22.093,00 26.992,00 29.232,00 21 21.021,00 24.928,00 27.816,00 22.718,00 27.910,00 30.150,00 22 21.021,00 24.928,00 27.816,00 22.718,00 27.910,00 30.150,00 23 21.393,00 25.552,00 28.386,00 23.343,00 28.828,00 31.068,00 24 21.393,00 25.552,00 28.386,00 23.343,00 28.828,00 31.068,00 25 21.765,00 26.176,00 28.956,00 23.968,00 29.342,00 31.582,00 26 21.765,00 26.176,00 28.956,00 23.968,00 29.342,00 31.582,00 27 22.137,00 26.800,00 29.526,00 24.593,00 29.856,00 32.096,00 28 22.137,00 26.800,00 29.526,00 24.593,00 29.856,00 32.096,00 29 22.509,00 27.424,00 30.096,00 25.218,00 30.370,00 32.610,00 30 27.424,00 30.096,00 30.370,00 32.610,00 31 28.048,00 30.666,00 30.884,00 33.124,00 Niveau B Indicie / Indice BF 1 BF 2 BF 3 BI 1 BI 2 BI 3 Tussentijdse verhogingen Augmentations intercalaires 3/1 x 253 1/2 x 293 1/2 x 391 2/2 x 673 9/2 x 625 3/1 x 620 7/2 x 793 3/2 x 918 4/2 x 514 3/1 x 620 7/2 x 793 3/2 x 918 4/2 x 514 3/1 x 253 1/2 x 293 1/2 x 391 2/2 x 673 9/2 x 625 3/1 x 372 2/2 x 293 3/2 x 673 1/2 x 992 8/2 x 744 3/1 x 372 2/2 x 293 3/2 x 673 1/2 x 992 8/2 x 744 0 16.804,00 18.663,00 20.903,00 17.274,00 21.731,00 24.531,00 1 17.057,00 19.283,00 21.523,00 17.527,00 22.103,00 24.903,00 2 17.310,00 19.903,00 22.143,00 17.780,00 22.475,00 25.275,00 3 17.563,00 20.523,00 22.763,00 18.033,00 22.847,00 25.647,00 4 17.563,00 20.523,00 22.763,00 18.033,00 22.847,00 25.647,00 5 17.856,00 21.316,00 23.556,00 18.326,00 23.140,00 25.940,00 6 17.856,00 21.316,00 23.556,00 18.326,00 23.140,00 25.940,00 7 18.247,00 22.109,00 24.349,00 18.717,00 23.433,00 26.233,00 8 18.247,00 22.109,00 24.349,00 18.717,00 23.433,00 26.233,00 9 18.920,00 22.902,00 25.142,00 19.390,00 24.106,00 26.906,00 10 18.920,00 22.902,00 25.142,00 19.390,00 24.106,00 26.906,00 11 19.593,00 23.695,00 25.935,00 20.063,00 24.779,00 27.579,00 12 19.593,00 23.695,00 25.935,00 20.063,00 24.779,00 27.579,00 13 20.218,00 24.488,00 26.728,00 20.688,00 25.452,00 28.252,00 14 20.218,00 24.488,00 26.728,00 20.688,00 25.452,00 28.252,00 15 20.843,00 25.281,00 27.521,00 21.313,00 26.444,00 29.244,00 16 20.843,00 25.281,00 27.521,00 21.313,00 26.444,00 29.244,00 17 21.468,00 26.074,00 28.314,00 21.938,00 27.188,00 29.988,00 18 21.468,00 26.074,00 28.314,00 21.938,00 27.188,00 29.988,00 19 22.093,00 26.992,00 29.232,00 22.563,00 27.932,00 30.732,00 20 22.093,00 26.992,00 29.232,00 22.563,00 27.932,00 30.732,00 21 22.718,00 27.910,00 30.150,00 23.188,00 28.676,00 31.476,00 22 22.718,00 27.910,00 30.150,00 23.188,00 28.676,00 31.476,00 23 23.343,00 28.828,00 31.068,00 23.813,00 29.420,00 32.220,00 24 23.343,00 28.828,00 31.068,00 23.813,00 29.420,00 32.220,00 25 23.968,00 29.342,00 31.582,00 24.438,00 30.164,00 32.964,00 26 23.968,00 29.342,00 31.582,00 24.438,00 30.164,00 32.964,00 27 24.593,00 29.856,00 32.096,00 25.063,00 30.908,00 33.708,00 28 24.593,00 29.856,00 32.096,00 25.063,00 30.908,00 33.708,00 29 25.218,00 30.370,00 32.610,00 25.688,00 31.652,00 34.452,00 30 30.370,00 32.610,00 31.652,00 34.452,00 31 30.884,00 33.124,00 32.396,00 35.196,00 Niveau A Klasse 1 / Classe 1 Klasse 2 / Classe 2 Klasse 3 / Classe 3 Anciënniteit Ancienneté A 11 A 12 A 21 A 22 A 23 A 31 A 32 A 33 0 21.880,00 23.880,00 25.880,00 28.880,00 31.880,00 32.380,00 35.880,00 38.880,00 1 22.325,00 24.325,00 26.360,00 29.360,00 32.360,00 32.900,00 36.400,00 39.400,00 2 22.770,00 24.770,00 26.840,00 29.840,00 32.840,00 33.420,00 36.920,00 39.920,00 3 23.215,00 25.215,00 27.320,00 30.320,00 33.320,00 33.940,00 37.440,00 40.440,00 4 23.660,00 25.660,00 27.800,00 30.800,00 33.800,00 34.460,00 37.960,00 40.960,00 5 24.105,00 26.105,00 28.280,00 31.280,00 34.280,00 34.980,00 38.480,00 41.480,00 6 24.550,00 26.550,00 28.760,00 31.760,00 34.760,00 35.500,00 39.000,00 42.000,00 7 24.995,00 26.995,00 29.240,00 32.240,00 35.240,00 36.020,00 39.520,00 42.520,00 8 25.440,00 27.440,00 29.720,00 32.720,00 35.720,00 36.540,00 40.040,00 43.040,00 9 25.885,00 27.885,00 30.200,00 33.200,00 36.200,00 37.060,00 40.560,00 43.560,00 10 26.330,00 28.330,00 30.680,00 33.680,00 36.680,00 37.580,00 41.080,00 44.080,00 11 26.775,00 28.775,00 31.160,00 34.160,00 37.160,00 38.100,00 41.600,00 44.600,00 12 27.220,00 29.220,00 31.640,00 34.640,00 37.640,00 38.620,00 42.120,00 45.120,00 13 27.665,00 29.665,00 32.120,00 35.120,00 38.120,00 39.140,00 42.640,00 45.640,00 14 28.110,00 30.110,00 32.600,00 35.600,00 38.600,00 39.660,00 43.160,00 46.160,00 15 28.555,00 30.555,00 33.080,00 36.080,00 39.080,00 40.180,00 43.680,00 46.680,00 16 29.000,00 31.000,00 33.560,00 36.560,00 39.560,00 40.700,00 44.200,00 47.200,00 17 29.445,00 31.445,00 34.040,00 37.040,00 40.040,00 41.220,00 44.720,00 47.720,00 18 29.890,00 31.890,00 34.520,00 37.520,00 40.520,00 41.740,00 45.240,00 48.240,00 19 30.335,00 32.335,00 35.000,00 38.000,00 41.000,00 42.260,00 45.760,00 48.760,00 20 30.780,00 32.780,00 35.480,00 38.480,00 41.480,00 42.780,00 46.280,00 49.280,00 21 31.225,00 33.225,00 35.960,00 38.960,00 41.960,00 43.300,00 46.800,00 49.800,00 22 31.670,00 33.670,00 36.440,00 39.440,00 42.440,00 43.820,00 47.320,00 50.320,00 23 32.115,00 34.115,00 36.920,00 39.920,00 42.920,00 44.340,00 47.840,00 50.840,00 24 32.560,00 34.560,00 37.400,00 40.400,00 43.400,00 44.860,00 48.360,00 51.360,00 25 33.005,00 35.005,00 37.880,00 40.880,00 43.880,00 26 33.450,00 35.450,00 38.360,00 41.360,00 44.360,00 27 33.895,00 35.895,00 Niveau A Klasse 4 / Classe 4 Klasse 5 / Classe 5 Anciënniteit Ancienneté A 41 A 42 A 43 A 51 A 52 A 53 0 39.570,00 42.570,00 45.570,00 47.360,00 50.360,00 53.360,00 1 40.180,00 43.180,00 46.180,00 47.970,00 50.970,00 53.970,00 2 40.790,00 43.790,00 46.790,00 48.580,00 51.580,00 54.580,00 3 41.400,00 44.400,00 47.400,00 49.190,00 52.190,00 55.190,00 4 42.010,00 45.010,00 48.010,00 49.800,00 52.800,00 55.800,00 5 42.620,00 45.620,00 48.620,00 50.410,00 53.410,00 56.410,00 6 43.230,00 46.230,00 49.230,00 51.020,00 54.020,00 57.020,00 7 43.840,00 46.840,00 49.840,00 51.630,00 54.630,00 57.630,00 8 44.450,00 47.450,00 50.450,00 52.240,00 55.240,00 58.240,00 9 45.060,00 48.060,00 51.060,00 52.850,00 55.850,00 58.850,00 10 45.670,00 48.670,00 51.670,00 53.460,00 56.460,00 59.460,00 11 46.280,00 49.280,00 52.280,00 54.070,00 57.070,00 60.070,00 12 46.890,00 49.890,00 52.890,00 54.680,00 57.680,00 60.680,00 13 47.500,00 50.500,00 53.500,00 55.290,00 58.290,00 61.290,00 14 48.110,00 51.110,00 54.110,00 55.900,00 58.900,00 61.900,00 15 48.720,00 51.720,00 54.720,00 56.510,00 59.510,00 62.510,00 16 49.330,00 52.330,00 55.330,00 57.120,00 60.120,00 63.120,00 17 49.940,00 52.940,00 55.940,00 57.730,00 60.730,00 63.730,00 18 50.550,00 53.550,00 56.550,00 58.340,00 61.340,00 64.340,00 19 51.160,00 54.160,00 57.160,00 58.950,00 61.950,00 64.950,00 20 51.770,00 54.770,00 57.770,00 59.560,00 62.560,00 65.560,00 21 52.380,00 55.380,00 58.380,00 60.170,00 63.170,00 66.170,00 22 52.990,00 55.990,00 58.990,00 60.780,00 63.780,00 66.780,00 Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT
Bijlage 4 bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel Indicie / Indice 40A 40B - 42A 42B 42C 42D 42E Tussentijdse verhogingen Augmentations intercalaires 3/1 x 108,72 10/2 x 58,17 2/2 x 124,89 3/1 x 108,72 2/2 x 58,17 10/2 x 124,89 3/1 x 108,72 2/2 x 108,72 10/2 x 151,28 3/1 x 108,72 2/2 x 151,28 10/2 x 161,60 3/1 x 108,72 2/2 x 151,28 10/2 x 161,60 3/1 x 108,72 2/2 x 151,28 10/2 x 161,60 0 12.246,70 12.334,26 12.495,17 13.004,89 13.986,46 14.277,92 1 12.355,42 12.442,98 12.603,89 13.113,61 14.095,18 14.386,64 2 12.464,14 12.551,70 12.712,61 13.222,33 14.203,90 14.495,36 3 12.572,86 12.660,42 12.821,33 13.331,05 14.312,62 14.604,08 4 12.572,86 12.660,42 12.821,33 13.331,05 14.312,62 14.604,08 5 12.631,03 12.718,59 12.930,05 13.482,33 14.463,90 14.755,36 6 12.631,03 12.718,59 12.930,05 13.482,33 14.463,90 14.755,36 7 12.689,20 12.776,76 13.038,77 13.633,61 14.615,18 14.906,64 8 12.689,20 12.776,76 13.038,77 13.633,61 14.615,18 14.906,64 9 12.747,37 12.901,65 13.190,05 13.795,21 14.776,78 15.068,24 10 12.747,37 12.901,65 13.190,05 13.795,21 14.776,78 15.068,24 11 12.805,54 13.026,54 13.341,33 13.956,81 14.938,38 15.229,84 12 12.805,54 13.026,54 13.341,33 13.956,81 14.938,38 15.229,84 13 12.863,71 13.151,43 13.492,61 14.118,41 15.099,98 15.391,44 14 12.863,71 13.151,43 13.492,61 14.118,41 15.099,98 15.391,44 15 12.921,88 13.276,32 13.643,89 14.280,01 15.261,58 15.553,04 16 12.921,88 13.276,32 13.643,89 14.280,01 15.261,58 15.553,04 17 12.980,05 13.401,21 13.795,17 14.441,61 15.423,18 15.714,64 18 12.980,05 13.401,21 13.795,17 14.441,61 15.423,18 15.714,64 19 13.038,22 13.526,10 13.946,45 14.603,21 15.584,78 15.876,24 20 13.038,22 13.526,10 13.946,45 14.603,21 15.584,78 15.876,24 21 13.096,39 13.650,99 14.097,73 14.764,81 15.746,38 16.037,84 22 13.096,39 13.650,99 14.097,73 14.764,81 15.746,38 16.037,84 23 13.154,56 13.775,88 14.249,01 14.926,41 15.907,98 16.199,44 24 13.154,56 13.775,88 14.249,01 14.926,41 15.907,98 16.199,44 25 13.279,45 13.900,77 14.400,29 15.088,01 16.069,58 16.361,04 26 13.279,45 13.900,77 14.400,29 15.088,01 16.069,58 16.361,04 27 13.404,34 14.025,66 14.551,57 15.249,61 16.231,18 16.522,64 Indicie / Indice 30B 30F 32A 32B Tussentijdse verhogingen Augmentations intercalaires 3/1 x 140,09 3/1 x 140,09 3/1 x 218,66 3/1 x 218,66 5/2 x 194,67 5/2 x 278,95 4/2 x 266,79 4/2 x 266,79 8/2 x 324,11 8/2 x 349,05 10/2 x 353,03 10/2 x 353,03 0 12.776,52 13.295,94 16.464,21 18.470,68 1 12.916,61 13.436,03 16.682,87 18.689,34 2 13.056,70 13.576,12 16.901,53 18.908,00 3 13.196,79 13.716,21 17.120,19 19.126,66 4 13.196,79 13.716,21 17.120,19 19.126,66 5 13.391,46 13.995,16 17.386,98 19.393,45 6 13.391,46 13.995,16 17.386,98 19.393,45 7 13.586,13 14.274,11 17.653,77 19.660,24 8 13.586,13 14.274,11 17.653,77 19.660,24 9 13.780,80 14.553,06 17.920,56 19.927,03 10 13.780,80 14.553,06 17.920,56 19.927,03 11 13.975,47 14.832,01 18.187,35 20.193,82 12 13.975,47 14.832,01 18.187,35 20.193,82 13 14.170,14 15.110,96 18.540,38 20.546,85 14 14.170,14 15.110,96 18.540,38 20.546,85 15 14.494,25 15.460,01 18.893,41 20.899,88 16 14.494,25 15.460,01 18.893,41 20.899,88 17 14.818,36 15.809,06 19.246,44 21.252,91 18 14.818,36 15.809,06 19.246,44 21.252,91 19 15.142,47 16.158,11 19.599,47 21.605,94 20 15.142,47 16.158,11 19.599,47 21.605,94 21 15.466,58 16.507,16 19.952,50 21.958,97 22 15.466,58 16.507,16 19.952,50 21.958,97 23 15.790,69 16.856,21 20.305,53 22.312,00 24 15.790,69 16.856,21 20.305,53 22.312,00 25 16.114,80 17.205,26 20.658,56 22.665,03 26 16.114,80 17.205,26 20.658,56 22.665,03 27 16.438,91 17.554,31 21.011,59 23.018,06 28 16.438,91 17.554,31 21.011,59 23.018,06 29 16.763,02 17.903,36 21.364,62 23.371,09 30 21.364,62 23.371,09 31 21.717,65 23.724,12 Indicie Indice 20C 20D 22B 26D 26H 26I Tussentijdse verhogingen Augmentations intercalaires 3/1 x 267,31 2/2 x 356,34 11/2 x 623,61 3/1 x 312,09 13/2 x 535,13 3/1 x 267,31 2/2 x 356,34 2/2 x 712,64 10/2 x 623,61 3/1 x 252,18 2/2 x 390,04 2/2 x 672,31 9/2 x 624,27 3/1 x 252,18 1/2 x 292,59 1/2 x 390,04 3/2 x 672,31 9/2 x 624,27 3/1 x 312,09 12/2 x 535,13 0 14.558,01 15.692,86 18.868,11 15.323,33 17.728,11 17.854,30 1 14.825,32 16.004,95 19.135,42 15.575,51 17.980,29 18.166,39 2 15.092,63 16.317,04 19.402,73 15.827,69 18.232,47 18.478,48 3 15.359,94 16.629,13 19.670,04 16.079,87 18.484,65 18.790,57 4 15.359,94 16.629,13 19.670,04 16.079,87 18.484,65 18.790,57 5 15.716,28 17.164,26 20.026,38 16.469,91 18.777,24 19.325,70 6 15.716,28 17.164,26 20.026,38 16.469,91 18.777,24 19.325,70 7 16.072,62 17.699,39 20.382,72 16.859,95 19.167,28 19.860,83 8 16.072,62 17.699,39 20.382,72 16.859,95 19.167,28 19.860,83 9 16.696,23 18.234,52 21.095,36 17.532,26 19.839,59 20.395,96 10 16.696,23 18.234,52 21.095,36 17.532,26 19.839,59 20.395,96 11 17.319,84 18.769,65 21.808,00 18.204,57 20.511,90 20.931,09 12 17.319,84 18.769,65 21.808,00 18.204,57 20.511,90 20.931,09 13 17.943,45 19.304,78 22.431,61 18.828,84 21.184,21 21.466,22 14 17.943,45 19.304,78 22.431,61 18.828,84 21.184,21 21.466,22 15 18.567,06 19.839,91 23.055,22 19.453,11 21.808,48 22.001,35 16 18.567,06 19.839,91 23.055,22 19.453,11 21.808,48 22.001,35 17 19.190,67 20.375,04 23.678,83 20.077,38 22.432,75 22.536,48 18 19.190,67 20.375,04 23.678,83 20.077,38 22.432,75 22.536,48 19 19.814,28 20.910,17 24.302,44 20.701,65 23.057,02 23.071,61 20 19.814,28 20.910,17 24.302,44 20.701,65 23.057,02 23.071,61 21 20.437,89 21.445,30 24.926,05 21.325,92 23.681,29 23.606,74 22 20.437,89 21.445,30 24.926,05 21.325,92 23.681,29 23.606,74 23 21.061,50 21.980,43 25.549,66 21.950,19 24.305,56 24.141,87 24 21.061,50 21.980,43 25.549,66 21.950,19 24.305,56 24.141,87 25 21.685,11 22.515,56 26.173,27 22.574,46 24.929,83 24.677,00 26 21.685,11 22.515,56 26.173,27 22.574,46 24.929,83 24.677,00 27 22.308,72 23.050,69 26.796,88 23.198,73 25.554,10 25.212,13 28 22.308,72 23.050,69 26.796,88 23.198,73 25.554,10 29 22.932,33 23.585,82 27.420,49 23.823,00 26.178,37 30 27.420,49 26.178,37 31 28.044,10 26.802,64 Indicie / Indice 26J 26K 26L 28C 28E 28G 28H Tussentijdse verhogingen Augmentations intercalaires 3/1 x 252,18 1/2 x 292,59 1/2 x 390,04 3/2 x 672,31 9/2 x 624,27 3/1 x 252,18 2/2 x 390,04 3/2 x 672,31 9/2 x 624,27 3/1 x 252,18 1/2 x 292,59 1/2 x 390,04 3/2 x 672,31 9/2 x 624,27 3/1 x 292,59 2/2 x 292,59 3/2 x 672,31 9/2 x 624,27 1/1 x 312,09 2/1 x 535,13 14/2 x 535,13 3/1 x 292,59 2/2 x 292,59 3/2 x 672,31 9/2 x 624,27 3/1 x 292,59 2/2 x 292,59 3/2 x 672,31 9/2 x 624,27 0 17.905,40 17.994,53 18.442,68 18.788,56 19.710,61 21.078,61 21.317,80 1 18.157,58 18.246,71 18.694,86 19.081,15 20.022,70 21.371,20 21.610,39 2 18.409,76 18.498,89 18.947,04 19.373,74 20.557,83 21.663,79 21.902,98 3 18.661,94 18.751,07 19.199,22 19.666,33 21.092,96 21.956,38 22.195,57 4 18.661,94 18.751,07 19.199,22 19.666,33 21.092,96 21.956,38 22.195,57 5 18.954,53 19.141,11 19.491,81 19.958,92 21.628,09 22.248,97 22.488,16 6 18.954,53 19.141,11 19.491,81 19.958,92 21.628,09 22.248,97 22.488,16 7 19.344,57 19.531,15 19.881,85 20.251,51 22.163,22 22.541,56 22.780,75 8 19.344,57 19.531,15 19.881,85 20.251,51 22.163,22 22.541,56 22.780,75 9 20.016,88 20.203,46 20.554,16 20.923,82 22.698,35 23.213,87 23.453,06 10 20.016,88 20.203,46 20.554,16 20.923,82 22.698,35 23.213,87 23.453,06 11 20.689,19 20.875,77 21.226,47 21.596,13 23.233,48 23.886,18 24.125,37 12 20.689,19 20.875,77 21.226,47 21.596,13 23.233,48 23.886,18 24.125,37 13 21.361,50 21.548,08 21.898,78 22.268,44 23.768,61 24.558,49 24.797,68 14 21.361,50 21.548,08 21.898,78 22.268,44 23.768,61 24.558,49 24.797,68 15 21.985,77 22.172,35 22.523,05 22.892,71 24.303,74 25.182,76 25.421,95 16 21.985,77 22.172,35 22.523,05 22.892,71 24.303,74 25.182,76 25.421,95 17 22.610,04 22.796,62 23.147,32 23.516,98 24.838,87 25.807,03 26.046,22 18 22.610,04 22.796,62 23.147,32 23.516,98 24.838,87 25.807,03 26.046,22 19 23.234,31 23.420,89 23.771,59 24.141,25 25.374,00 26.431,30 26.670,49 20 23.234,31 23.420,89 23.771,59 24.141,25 25.374,00 26.431,30 26.670,49 21 23.858,58 24.045,16 24.395,86 24.765,52 25.909,13 27.055,57 27.294,76 22 23.858,58 24.045,16 24.395,86 24.765,52 25.909,13 27.055,57 27.294,76 23 24.482,85 24.669,43 25.020,13 25.389,79 26.444,26 27.679,84 27.919,03 24 24.482,85 24.669,43 25.020,13 25.389,79 26.444,26 27.679,84 27.919,03 25 25.107,12 25.293,70 25.644,40 26.014,06 26.979,39 28.304,11 28.543,30 26 25.107,12 25.293,70 25.644,40 26.014,06 26.979,39 28.304,11 28.543,30 27 25.731,39 25.917,97 26.268,67 26.638,33 27.514,52 28.928,38 29.167,57 28 25.731,39 25.917,97 26.268,67 26.638,33 27.514,52 28.928,38 29.167,57 29 26.355,66 26.542,24 26.892,94 27.262,60 28.049,65 29.552,65 29.791,84 30 26.355,66 26.542,24 26.892,94 27.262,60 28.049,65 29.552,65 29.791,84 31 26.979,93 27.166,51 27.517,21 27.886,87 28.584,78 30.176,92 30.416,11 Niveau 1 Indicie / Indice 10A 10B 10C 10D 10E 10F 10G Tussentijdse verhogingen Augmentations intercalaires 3/1 x 624,27 10/2 x 958,71 3/1 x 624,27 11/2 x 958,71 3/1 x 624,27 11/2 x 958,71 3/1 x 624,27 10/2 x 1.092,43 3/1 x 624,27 9/2 x 1.092,43 3/1 x 668,83 8/2 x 1.337,73 11/2 x 1.337,73 0 20.705,34 22.497,86 25.507,15 25.507,15 28.628,37 31.526,59 33.978,98 1 21.329,61 23.122,13 26.131,42 26.131,42 29.252,64 32.195,42 33.978,98 2 21.953,88 23.746,40 26.755,69 26.755,69 29.876,91 32.864,25 35.316,71 3 22.578,15 24.370,67 27.379,96 27.379,96 30.501,18 33.533,08 35.316,71 4 22.578,15 24.370,67 27.379,96 27.379,96 30.501,18 33.533,08 36.654,44 5 23.536,86 25.329,38 28.338,67 28.472,39 31.593,61 34.870,81 36.654,44 6 23.536,86 25.329,38 28.338,67 28.472,39 31.593,61 34.870,81 37.992,17 7 24.495,57 26.288,09 29.297,38 29.564,82 32.686,04 36.208,54 37.992,17 8 24.495,57 26.288,09 29.297,38 29.564,82 32.686,04 36.208,54 39.329,90 9 25.454,28 27.246,80 30.256,09 30.657,25 33.778,47 37.546,27 39.329,90 10 25.454,28 27.246,80 30.256,09 30.657,25 33.778,47 37.546,27 40.667,63 11 26.412,99 28.205,51 31.214,80 31.749,68 34.870,90 38.884,00 40.667,63 12 26.412,99 28.205,51 31.214,80 31.749,68 34.870,90 38.884,00 42.005,36 13 27.371,70 29.164,22 32.173,51 32.842,11 35.963,33 40.221,73 42.005,36 14 27.371,70 29.164,22 32.173,51 32.842,11 35.963,33 40.221,73 43.343,09 15 28.330,41 30.122,93 33.132,22 33.934,54 37.055,76 41.559,46 43.343,09 16 28.330,41 30.122,93 33.132,22 33.934,54 37.055,76 41.559,46 44.680,82 17 29.289,12 31.081,64 34.090,93 35.026,97 38.148,19 42.897,19 44.680,82 18 29.289,12 31.081,64 34.090,93 35.026,97 38.148,19 42.897,19 46.018,55 19 30.247,83 32.040,35 35.049,64 36.119,40 39.240,62 44.234,92 46.018,55 20 30.247,83 32.040,35 35.049,64 36.119,40 39.240,62 47.356,28 21 31.206,54 32.999,06 36.008,35 37.211,83 40.333,05 47.356,28 22 31.206,54 32.999,06 36.008,35 37.211,83 48.694,01 23 32.165,25 33.957,77 36.967,06 38.304,26 24 33.957,77 36.967,06 25 34.916,48 37.925,77 Niveau 1 Indicie / Indice 13A 13B 13C 13D 13E 13F Tussentijdse verhogingen Augmentations intercalaires 11/2 x 1.337,73 14/2 x 1.337,73 11/2 x 1.337,73 11/2 x 1.337,73 11/2 x 1.337,73 11/2 x 1.337,73 0 27.923,80 30.715,07 33.978,98 35.762,54 36.721,24 37.397,40 1 27.923,80 30.715,07 33.978,98 35.762,54 36.721,24 37.397,40 2 29.261,53 32.052,80 35.316,71 37.100,27 38.058,97 38.735,13 3 29.261,53 32.052,80 35.316,71 37.100,27 38.058,97 38.735,13 4 30.599,26 33.390,53 36.654,44 38.438,00 39.396,70 40.072,86 5 30.599,26 33.390,53 36.654,44 38.438,00 39.396,70 40.072,86 6 31.936,99 34.728,26 37.992,17 39.775,73 40.734,43 41.410,59 7 31.936,99 34.728,26 37.992,17 39.775,73 40.734,43 41.410,59 8 33.274,72 36.065,99 39.329,90 41.113,46 42.072,16 42.748,32 9 33.274,72 36.065,99 39.329,90 41.113,46 42.072,16 42.748,32 10 34.612,45 37.403,72 40.667,63 42.451,19 43.409,89 44.086,05 11 34.612,45 37.403,72 40.667,63 42.451,19 43.409,89 44.086,05 12 35.950,18 38.741,45 42.005,36 43.788,92 44.747,62 45.423,78 13 35.950,18 38.741,45 42.005,36 43.788,92 44.747,62 45.423,78 14 37.287,91 40.079,18 43.343,09 45.126,65 46.085,35 46.761,51 15 37.287,91 40.079,18 43.343,09 45.126,65 46.085,35 46.761,51 16 38.625,64 41.416,91 44.680,82 46.464,38 47.423,08 48.099,24 17 38.625,64 41.416,91 44.680,82 46.464,38 47.423,08 48.099,24 18 39.963,37 42.754,64 46.018,55 47.802,11 48.760,81 49.436,97 19 39.963,37 42.754,64 46.018,55 47.802,11 48.760,81 49.436,97 20 41.301,10 44.092,37 47.356,28 49.139,84 50.098,54 50.774,70 21 41.301,10 44.092,37 47.356,28 49.139,84 50.098,54 50.774,70 22 42.638,83 45.430,10 48.694,01 50.477,57 51.436,27 52.112,43 23 45.430,10 24 46.767,83 25 46.767,83 26 48.105,56 27 48.105,56 28 49.443,29 Niveau 1 Indicie / Indice 15A 16A 16B 17A Tussentijdse verhogingen Augmentations intercalaires 11/2 x 1.351,12 11/2 x 1.337,73 11/2 x 1.449,16 11/2 x 1.560,66 0 39.122,44 46.166,59 48.656,09 51.145,62 1 39.122,44 46.166,59 48.656,09 51.145,62 2 40.473,56 47.504,32 50.105,25 52.706,28 3 40.473,56 47.504,32 50.105,25 52.706,28 4 41.824,68 48.842,05 51.554,41 54.266,94 5 41.824,68 48.842,05 51.554,41 54.266,94 6 43.175,80 50.179,78 53.003,57 55.827,60 7 43.175,80 50.179,78 53.003,57 55.827,60 8 44.526,92 51.517,51 54.452,73 57.388,26 9 44.526,92 51.517,51 54.452,73 57.388,26 10 45.878,04 52.855,24 55.901,89 58.948,92 11 45.878,04 52.855,24 55.901,89 58.948,92 12 47.229,16 54.192,97 57.351,05 60.509,58 13 47.229,16 54.192,97 57.351,05 60.509,58 14 48.580,28 55.530,70 58.800,21 62.070,24 15 48.580,28 55.530,70 58.800,21 62.070,24 16 49.931,40 56.868,43 60.249,37 63.630,90 17 49.931,40 56.868,43 60.249,37 63.630,90 18 51.282,52 58.206,16 61.698,53 65.191,56 19 51.282,52 58.206,16 61.698,53 65.191,56 20 52.633,64 59.543,89 63.147,69 66.752,22 21 52.633,64 59.543,89 63.147,69 66.752,22 22 53.984,76 60.881,62 64.596,85 68.312,88 Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT