Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 september 2002
gepubliceerd op 25 september 2002

Koninklijk besluit van 5 september 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2002014237
pub.
25/09/2002
prom.
05/09/2002
ELI
eli/besluit/2002/09/05/2002014237/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit van 5 september 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit, waarvan ik de eer heb het voor ondertekening aan Zijne Majesteit voor te leggen, wijzigt het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer.

Het ontwerp beoogt vooral de medische criteria, die voor de verkrijging van een rijbewijs bepaald zijn, aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang. Er werd ook een treffende oplossing voor beroepschauffeurs ingevoerd, die houder zijn van een rijbewijs dat voor 1 oktober 1998 ingevoerd werd en die een gezichtszwakte hebben.

Een tweede herziening is de invoering, na een grondige samenwerking met de landbouwsector, in twee fasen van een bijzonder rijbewijs voor het besturen van landbouwtractoren. In een eerste fase zullen de bestuurders van landbouwtractoren een theoretisch examen over de wegcode moeten afleggen om landbouwvoertuigen op de weg van de hoeve naar het veld en omgekeerd te mogen besturen.

Onderzoek van de artikelen. 1. Artikelen 1, 11, 13, 14, 22, 24, 28 en 29 Deze artikelen voeren voor de bestuurders van landbouwtractoren en hun aanhangwagens, alsook van landbouwmaterieel, motorploegen en maaimachines, die zich van de hoeve naar het veld en omgekeerd begeven, de principeverplichting in om houder en drager te zijn van een getuigschrift van slagen in een theoretisch examen.Deze verplichting is niet van toepassing op de bestuurders die voor 1 september 2002 de leeftijd van 16 jaar bereikt hebben.

Dit examen dat over het reglement betreffende de politie op het wegverkeer zal gaan, zal in het bijzonder de nadruk leggen op de op landbouwtractoren toepasselijke regels. Het getuigschrift, dat geen rijbewijs is, zal afgegeven worden door het examencentrum waar men het examen aflegde.

De invoering van deze bepalingen gaat samen met de verandering van de minimumleeftijd voor het besturen van landbouwmachines op de weg van de hoeve naar het veld en omgekeerd (artikel 29 van het ontwerp).

Voortaan zal men inderdaad vanaf 16 jaar landbouwtractoren en hun aanhangwagens, alsook van landbouwmaterieel, motorploegen en maaimachines, tot 15 ton (in plaats van 7,5 ton) op de weg van de hoeve naar het veld en omgekeerd mogen besturen.

Om voertuigen van meer dan 15 ton te besturen, moeten de bestuurders 21 jaar oud zijn, of 18 jaar als ze houder zijn van een getuigschrift van vakbekwaamheid.

De bestuurders van landbouwtractoren en hun aanhangwagens, alsook van landbouwmaterieel, motorploegen en maaimachines, die niet van de hoeve naar het veld of omgekeerd rijden, zullen minstens 18 jaar moeten zijn of, voor voertuigen van meer dan 7,5 ton, minstens 21 jaar, tenzij ze houder zijn van een getuigschrift van vakbekwaamheid; ze moeten houder zijn van een rijbewijs geldig naargelang de categorie van de landbouwvoertuig, tenzij ze voor 1 oktober 1982 geboren zijn.

Het is de bedoeling om in een later stadium een specifiek rijbewijs voor het besturen van landbouwvoertuigen in te voeren na raadpleging van de sector en het uitwerken hiertoe van de modaliteiten voor de theoretische en praktische examens in samenspraak met de GOCA (Groepering van erkende organismen voor de automobielcontrole). 2. Artikelen 2, 3, 6, 8, 15, 20 Deze artikelen brengen de definitie van een lichte motorfiets in het koninklijk besluit in overeenstemming met de richtlijn 91/439 van de Raad van 29 juli 1991, betreffende het rijbewijs.3. Artikel 4 De in 1° bepaalde wijziging schrapt de verplichting voor de kandidaat voor een leervergunning om de theoretische en praktische lessen in dezelfde rijschool te volgen.Deze leerlingen zullen dus, bijvoorbeeld in geval van betwisting met de school of omdat het persoonlijk beter past, net zoals de andere kandidaten van school kunnen veranderen.

De in 2° bepaalde wijziging verduidelijkt dat de leervergunning niet meer afgegeven worden, zodra de kandidaat 18 jaar geworden is. 4. Artikel 5 Deze wijziging wil verduidelijken dat de leervergunning slechts haar geldigheid verliest wanneer de voor de afgifte bepaalde voorwaarden niet meer vervuld zijn.De niet naleving van de voorwaarden waaraan de scholing onderworpen is tast de geldigheid van het document niet aan, maar stelt de overtreder aan strafvervolging bloot.

Er werd voor een gelijkaardige bepaling voor het voorlopige rijbewijs gezorgd (artikel 3). 5. Artikel 7 De bepaling die de kandidaat voor de leervergunning verplichtte om de theoretische en praktische opleiding in dezelfde rijschool te volgen, wordt opgeheven.6. Artikelen 9 en 23 Dit artikel schrapt de geldigheid van het sinds twee jaar afgegeven rijbewijs voor de categorie B voor het besturen van een motorfiets met een cilinderinhoud van hoogstens 125 cm3 en een vermogen van hoogstens 11kW. Alhoewel de Europese richtlijn 91/439/EEG betreffende het rijbewijs de mogelijkheid voorzag om de houder van een rijbewijs van de categorie B een lichte motorfiets te laten besturen onder dekking van dat document, werd de invoering ervan door de meeste Lidstaten niet nuttig geacht.

De Europese Commissie is trouwens eveneens eerder voorstander van een specifieke opleiding per categorie van motorvoertuig, zodat het ook omwille van de verkeersveiligheid aangewezen is om de automatische geldigheid van een rijbewijs B voor het besturen van motorfietsen met een kleine cilinderinhoud te schrappen.

Deze maatregel zal slechts gevolgen hebben voor de bestuurders die na 31 augustus 2001 hun rijbewijs verkregen hebben. 7. Artikel 10 Dit artikel stelt de geldigheidsduur vast van de Belgisch rijbewijzen, die afgegeven werden ter omwisseling van een Europees rijbewijs of een erkend buitenlands nationaal rijbewijs.8. Artikel 12 Dit artikel schrapt de vrijstelling van het theoretische examen voor de houder van een voor de categorie A geldig rijbewijs die een voor de categorie B geldig rijbewijs wil verkrijgen, en omgekeerd.Deze wijziging vloeit voort uit het feit dat het theoretische examen voor de categorie A specifieke vragen voor deze categorie bevat. 9. Artikel 16 Dit artikel werd aangepast aan de nieuwe benaming van de rijkswacht.10. Artikel 17 Dit artikel brengt wijzigingen aan in de samenstelling van de Commissie die uitspraak moet doen over beroepen in verband met het niet slagen voor het praktische examen. Deze commissie zal voortaan uit twee kamers samengesteld zijn : een kamer voor de examens die in de Franse taal en in de Duitse taal zijn afgelegd en een kamer voor examens die in de Nederlandse taal zijn afgelegd. Eén van de leden van de Franstalige kamer moet een voldoende kennis van het Duits kunnen aantonen.

Wegens de invoering van twee kamers wordt het aantal leden van deze commissie op zes (in plaats van vijf) gebracht. 11. Artikelen 18 en 19 Deze artikelen bepalen de mogelijkheid om een duplicaat van het rijbewijs of een internationaal rijbewijs af te geven aan de personen die, als ze geschrapt zijn uit de bevolkings- of vreemdelingenregisters in België, hun gewone verblijfplaats gevestigd hebben in een staat die geen Lidstaat van de Europese economische ruimte is, en voorzover ze in een Belgische diplomatieke of consulaire post geregistreerd zijn. Deze regel zal het mogelijk maken om een passende bijstand te bieden aan Belgen in het buitenland, in geval van verlies of diefstal van hun Belgische rijbewijs.

Deze bepaling is niet van toepassing op de houders die zich in een andere Lidstaat van de Europese economische ruimte vestigen, want daar kunnen ze een rijbewijs verkrijgen op grond van een attest van de Staat van afgifte.

Artikel 18 voert bovendien de nieuwe benaming van de rijkswacht in. 12. Artikel 21 Dit artikel bepaalt dat de houders van een rijbewijs voor de categorieën van groep 2, dat vóór de omzetting naar Belgisch recht van de richtlijn van 29 juli 1991 (met andere woorden vóór 1 oktober 1998) afgegeven werd, voor gezichtsscherptenormen onderworpen zijn aan de vóór die datum geldende bepalingen. Het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs heeft de door de hiervoor genoemde richtlijn bepaalde geneeskundige normen overgenomen. De toepassing van deze normen stelt intussen wel werkelijke problemen voor de bestuurders « met een lui oog » die hun rijbewijs behaald hebben onder het stelsel van de vroegere bepalingen.

Volgens de bepalingen van het hiervoor genoemde koninklijk besluit moet de houder van een rijbewijs voor de categorieën C of D inderdaad een gezichtsscherpte van minstens 8/10 op het beste en 5/10 op het slechtste oog hebben, eventueel na een optische correctie. Hieruit volgt dat mensen met gezichtszwakte ongeschikt verklaard moeten worden voor het besturen van voertuigen van de categorieën C en D. Daar in de richtlijn geen enkele overgangsmaatregel opgenomen werd, zijn die normen sindsdien op alle bestuurders van toepassing, inbegrepen op hen die hun rijbewijs voor de inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving behaalden, waar ze in het stelsel van de oude regelgeving rijgeschikt verklaard waren. In tegenstelling tot bepaalde andere lidstaten, is België overgegaan tot de integrale omzetting van de Europese richtlijn die in geen enkele maatregel voorzag voor het behoud van de verworven rechten.

De gevolgen van deze omzetting zijn echter bijzonder zorgwekkend, omdat zij de werkloosheid veroorzaakt van alle chauffeurs die medisch waren goedgekeurd op grond van de oude maatregelen en die volgens de wet om de vijf jaar een nieuwe keuring moeten ondergaan. Bovendien heerst in de sector personeelsgebrek.

De gegrondheid van artikel 21 van dit ontwerp van koninklijk besluit komt tegemoet aan de zorg van de Europese Commissie zelf, die binnen het Rijbewijscomité een procedure heeft opgezet voor de herziening van deze bepaling. Deze zorg wordt gedeeld door andere lidstaten dan België omwille van de sociaal-economische impact die hierboven werd geschetst, maar ook omdat geen enkele wetenschappelijke of medische studie op het vlak van de verkeersveiligheid de pertinentie heeft aangetoond van deze strengere maatregelen. Cf. met name het CO-PREV-verslag (vereniging van externe diensten voor preventie en bescherming B met andere woorden de arbeidsgeneeskunde) van november 1998.

Alles wijst erop dat een dergelijk amendement zal worden aangebracht aan de Europese richtlijn, ook al is hiervoor een zekere termijn nodig.

Dit amendement zal echter niet tot stand komen in de eerstkomende maanden.

België heeft het bijgevolg nodig geacht nu al een bepaling in te dienen die toelaat dat houders van een voor 1 oktober 1998 afgegeven rijbewijs een verlenging van de geldigheid van hun rijbewijs krijgen op grond van de voor die datum van kracht zijnde regelgeving, wat de gezichtsscherpte betreft. Voor het overige moeten de belanghebbenden beantwoorden aan de door het koninklijk besluit van 23 maart 1998 bepaalde medische normen. Deze procedure stemt overeen met de door de Europese Commissie beoogde maatregelen.

De Raad van State meende in zijn advies van 23 mei 2002 dat deze bepaling niet conform de tekst van richtlijn 91/439/EG is, die momenteel niet voorziet in een mogelijkheid om een dergelijke afwijking in te voeren.

Desalniettemin werd, om de hiervoor genoemde redenen, het advies van de Raad van State niet gevolgd. 13. Artikel 25 De huidige regelgeving bepaalt dat het gebruik van de tachograaf, zoals dat door de richtlijn van 29 juli 1991 bij het praktische examen voor de categorieën en de subcategorieën C1, C1E, C, CE, D1, D1E, D en DE verplicht werd, moet gebeuren op het privé-terrein, bij de hantering van de bedieningsorganen.Om deze proef meer bij de werkelijkheid te doen aansluiten bepaalt artikel 25 dat het gebruik van de tachograaf tijdens de proef op de openbare weg beoordeeld zal worden. 14. Artikel 26 Dit artikel brengt verschillende wijzigingen aan in bijlage 6 dat de minimumnormen voor de lichamelijke en de geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorvoertuig vaststelt. Punt I. 4 voert voor de geneesheren de verplichting in om de effecten van alle ebhandelingen of geneesmiddelen op het rijgedrag na te gaan.

Bovendien zijn zij verplicht hun patiënten in te lichten over de voorwaarden en beperkingen, die deze desgevallend volgens artikelen 41, §4 en 44, §2 moeten naleven.

Punt II brengt aan de geneeskundige normen waaraan de kandidaten voor een rijbewijs moeten voldoen, wijzigingen aan om rekening te houden met de verwezenlijkte technische en wetenschappelijke vooruitgang.

Deze wijzigingen werden aangebracht op voorstel van het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid, departement CARA (rijgeschiktheid en aanpassing van de voertuigen), na gunstig advies van de betrokken geneeskundige sector : 1.1.3. Volgens de nieuwe tekst kan de kandidaat met een tijdelijke doorbloedingsstoornis zonder functionele stoornissen door een neuroloog rijgeschikt verklaard worden.

Deze wijziging is verantwoord, omdat de meeste doorbloedingsstoornissen binnen een paar weken genezen, zonder nawerkingen, en bijgevolg mag het rijbewijs aan de betrokken bestuurder teruggegeven worden. 3.1.9. Het valt niet te verdedigen dat personen die gedurende twee jaar tijdens hun slaap epilepsieaanvallen hadden, geschikt verklaard worden om 's nachts te sturen. 3.2.3. De toevoeging van een bijkomende voorwaarde, namelijk onder geregeld geneeskundig toezicht staan, is logisch, vooral als het gaat over kandidaten die van deze regel kunnen genieten om verder te kunnen gaan werken. 6.1.3. De toevoeging van de woorden « of verworven » wordt voorgesteld om de lijst van de oorzaken van de problemen te vervolledigen. 6.3.1.3. De verlenging van de termijn van twee naar drie jaar is te verantwoorden door de goede kwaliteit van de pacemakers en de batterijen. 6.3.1.4. De verandering is verantwoord door de goede kwaliteit van de uitrusting en de verbetering van het materieel en van de operatietechnieken. 15. Artikel 27 Bijlage 7 bij het koninklijk besluit van 23 maart 1998 legt de codes vast die op het rijbewijs moeten staan. Deze bijlage werd veranderd om ze aan te passen aan bijlage I van de richtlijn 2000/56 tot wijziging van richtlijn 91/439/EEG van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs.

Het advies van de Raad van State werd niet gevolgd wat de opmerking betreft over de niet overeenstemming van het begrip « ondoorschijnend glas » met de hiervoor genoemde richtlijn; het betreft immers een vergissing in de richtlijn zelf. 16. Artikel 29 Dit artikel brengt een verandering aan in artikel 8.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer. Voortaan zullen de bestuurders van landbouwtrekkers en hun aanhangwagens alsook van als landbouwmaterieel, landbouwmotor of maaimachine ingeschreven voertuigen, die van de hoeve naar het veld rijden en omgekeerd, vanaf de leeftijd van 16 jaar voertuigen tot 15 ton (in plaats van 7,5 ton) mogen besturen. 17. Artikel 30 De inwerkingtreding van dit besluit werd om redenen van praktische organisatie op 1 september 2002 vastgesteld, behalve voor artikel 12 dat op 1 september 2003 in werking zal treden en artikel 17, dat op 1 maart 2003 in werking zal treden. Dit is het voorwerp van het ontwerp van besluit dat aan de handtekening van Uwe Majesteit voorgelegd wordt.

We hebben de eer te zijn, Sire, Van uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en trouwe dienaars, De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

ADVIES 33.180/4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 15 maart 2002 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer verzocht haar, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit van... "tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs", heeft op 23 mei 2002 het volgende advies gegeven : ONDERZOEK VAN HET ONTWERP Opschrift Het opschrift dient te worden aangevuld met de vermelding van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, dat door het ontwerp eveneens wordt gewijzigd.

Aanhef 1. Er dient eveneens te worden verwezen naar het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, inzonderheid naar artikel 8.2, 3°, a), dat bij artikel 27 van het ontwerp vervangen wordt. 2. In het tiende lid dient de datum van het besluit van de Ministerraad te vervallen, overeenkomstig de aanbevelingen inzake wetgevingstechniek. Dispositief Artikel 1 (ontworpen artikel 4 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs) 1. Er dient te worden gepreciseerd dat de regels vervat in het ontworpen artikel 4, 11°, alleen van toepassing zijn op de bestuurders van landbouwtrekkers waarvan de maximale toegelaten massa niet meer dan vijftien ton bedraagt.Voor deze bestuurders wordt in het verslag aan de Koning immers aangegeven dat ze houder moeten zijn "van een rijbewijs naargelang de categorie van de landbouwtractor". 2. Voor een grotere duidelijkheid wordt voorgesteld te schrijven : "de bestuurders van landbouwtrekkers, met of zonder aanhangwagen (...)".

Deze opmerking geldt mutatis mutandis voor geheel het ontwerp. 3. In de tweede zin van onderdeel 11° is het beter als algemene regel te stellen dat de bestuurder houder en drager moet zijn van een getuigschrift waaruit blijkt dat hij geslaagd is voor het bijzonder theoretisch examen en, in een overgangsbepaling, voor te schrijven dat die regel niet van toepassing is op de bestuurders die ouder dan 16 jaar zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van "het besluit van... tot wijziging van... » .

Artikel 9 (ontworpen artikel 20, § 2, van het voormelde koninklijk besluit van 23 maart 1998) Aangezien het de bedoeling van de steller van het ontwerp is het rijbewijs voor categorie B niet meer te laten gelden voor het besturen van voertuigen van categorie A met een maximale cilinderinhoud van 125 cm3; en met een maximaal vermogen van 11 kW, dient de huidige paragraaf 2 gewoon te worden opgeheven.

Met een overgangsbepaling zal de situatie worden geregeld van degenen die het rijbewijs B vóór de inwerkingtreding van het ontwerp van besluit hebben verkregen.

Deze overgangsbepaling moet worden opgenomen in het gewijzigd besluit en niet in het wijzigingsbesluit. In dat geval moeten de woorden "na de datum van inwerkingtreding van dit besluit" worden vervangen door een duidelijker vermelding, die overeenstemt met de datum van de inwerkingtreding van de overwogen hervorming.

Artikel 17 (ontworpen artikel 47 van het voormelde koninklijk besluit van 23 maart 1998) 1. In het ontworpen artikel 47, § 1, tweede lid, dient te worden geschreven : « (...) bestaat uit een kamer voor de examens die in de Franse taal zijn afgelegd en een kamer voor de examens die in de Nederlandse taal zijn afgelegd". 2. In het ontworpen artikel 47, § 1, vierde lid, dient duidelijker te worden aangegeven hoe de kennis van het Duits moet worden aangetoond.3. In de ontworpen paragraaf 3, eerste lid, dienen voorts ook de woorden "De commissie" te worden vervangen door de woorden "Elke kamer". Artikel 18 (ontworpen artikel 50 van het voornoemde koninklijk besluit van 23 maart 1998) In de ontworpen paragraaf 2, tweede lid, 1°, worden de woorden "Belgische politie- of rijkswachtdiensten" vervangen door de woorden "federale politie". Hieruit volgt dat van het verlies of de diefstal van het rijbewijs geen aangifte meer kan worden gedaan bij de lokale politie.

De afdeling wetgeving vraagt zich voorts af of ook niet moet worden bepaald dat de aanvraag om een duplicaat vergezeld kan gaan van een aangifte van verlies of diefstal bij een buitenlandse politieautoriteit.

Artikel 20 In de Franse versie van artikel 78, tweede lid, 2°, van het besluit van 23 maart 1998 (zoals het, zonder erratum, in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt is), staat niet te lezen "rapport puissance-poids", maar "rapport poids-puissance". Bij het stellen van artikel 20 moet er bijgevolg rekening mee worden gehouden dat de huidige termen van plaats verwisseld zijn.

Artikel 21 (ontworpen artikel 90bis van het voormelde koninklijk besluit van 23 maart 1998) 1. Bijlage III, 6.3., bij richtlijn 91/439/EEG van de Raad van 29 juli 1991, betreffende het rijbewijs, bepaalt : "Iedere aanvrager van een rijbewijs of verlenging van een rijbewijs dient, zo nodig met optische correctie, te beschikken over een gezichtsscherpte van minstens 0,8 voor het beste oog en 0,5 voor het minder goede oog". Punt III, 2.5., van bijlage 6 bij het voornoemde koninklijk besluit van 23 maart 1998 zet deze bepaling om.

Volgens het verslag aan de Koning zouden de personen met gezichtszwakte door deze voorwaarde uitgesloten worden. Om sociale redenen evenwel zou het rijbewijs van bestuurders die dat hebben verkregen vóór de inwerkingtreding van het voormelde koninklijk besluit van 23 maart 1998, moeten worden verlengd, rekening houdend met de medische voorwaarden die voorgeschreven waren vóór de inwerkingtreding van het genoemde besluit.

Een zodanige bepaling is echter niet conform de voormelde richtlijn 91/439/EEG, die niet voorziet in de mogelijkheid om een dergelijke afwijking in te stellen.

Het ontworpen artikel 90bis dient te vervallen. 2. Gelet op de Nederlandse versie dient in de Franse versie te worden geschreven : "le renouvellement de leur permis", in plaats van "le renouvellement de ces catégories". Artikel 24 (bijlage 6 bij het ontworpen koninklijk besluit van 23 maart 1998) In punt I.4 wordt bepaald dat "de geneesheer (zijn patiënt) wijst (...) op zijn eventuele verplichtingen betreffende het gebruik van zijn rijbewijs".

De afdeling wetgeving veronderstelt dat deze bepaling verwijst naar de artikelen 41, § 4, en 44, § 2, van het voornoemde koninklijk besluit van 23 maart 1998, die voorzien in de mogelijkheid om het rijbewijs afhankelijk te stellen van bepaalde voorwaarden of beperkingen. Dit dient in het verslag aan de Koning te worden aangegeven.

Bijlage 2 (ontworpen bijlage 7 bij het koninklijk besluit van 23 maart 1998) 1. Het begrip "ondoorschijnend glas" in punt I, 01.04, stemt niet overeen met het begrip "gekleurde lenzen" in bijlage I bij de voormelde richtlijn 91/439/EG. 2. In de punten 78 en 79 moeten de bepalingen van Belgisch recht worden vermeld die de erin genoemde artikelen van de richtlijn omzetten. Artikel 28 De afdeling wetgeving van de Raad van State ziet niet in waarom zou moeten worden afgeweken van de gebruikelijke regel van de inwerkingtreding van koninklijke besluiten.

Opmerkingen van wetgevingstechnische en taalkundige aard met betrekking tot de nederlandse versie van het ontwerp Aanhef In de vierde aanhefverwijzing schrijve men "Gezien richtlijn" in plaats van "Overwegende de richtlijn". Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de vijfde verwijzing.

In het achtste lid schrijve men : "Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van ...;".

Dispositief Artikel 1 In de inleidende zin schrijve men "In artikel 4" en niet "Aan artikel 4".

In onderdeel 1° vervange men de woorden "In het 6° worden" door de woorden "In onderdeel 6° wordt". In onderdeel 2° schrijve men "Onderdeel 9°" en niet "Het 9°". Deze opmerking geldt mutatis mutandis voor geheel het ontwerp.

Artikel 3 In onderdeel 1°, schrijve men "tweede lid" en niet "2de lid". Deze opmerking geldt mutatis mutandis voor de rest van het ontwerp.

Artikel 7 In het ontworpen tweede lid schrijve men "artikelen" in plaats van "artikels".

Artikel 10 In de ontworpen tekst schrijve men "afgegeven" in plaats van "afgeleverde". Dezelfde opmerking geldt voor de rest van het ontwerp.

Voorts dient het slot van de ontworpen bepaling duidelijker te worden gesteld.

Artikel 17 In het vijfde lid van de ontworpen paragraaf 1 vervange men "duidt ... aan" door "wijst... aan".

Artikel 21 In het ontworpen artikel 90bis schrijve men "onder de medische voorwaarden" in plaats van "tegen de medische voorwaarden".

Artikel 23 In het eerste lid vervange men de woorden "In de bijlage 5" door de woorden "In bijlage 5". Deze opmerking geldt mutatis mutandis voor de rest van het ontwerp.

Artikel 24 In de ontworpen tekst onder punt 4 schrijve men "vaststelling" in plaats van "instelling".

In de ontworpen tekst van punt 1.1.3. schrijve men "maanden" in plaats van "maand". Dezelfde opmerking geldt voor de rest van het ontwerp.

De kamer was samengesteld uit : kamervoorzitter,/président de chambre, conseillers d'Etat, staatsraden, griffier./greffier, Het verslag werd uitgebracht door de H. A. Lefebvre, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. V. Franck, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. P. Liénardy, staatsraad.

De voorzitter - Le président, M.-L. Willot-Thomas

5 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, gewijzigd bij de wetten van 12 juli 1973, 9 juni 1975, 9 juli 1976, 14 juli 1976, het koninklijk besluit nr. 140 van 30 december 1982, de wetten van 29 februari 1984, 21 juni 1985, 18 juli 1990, 20 juli 1991, 8 december 1992, 4 augustus 1996 en 16 maart 1999;

Gelet op de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg, gewijzigd bij de wetten van 6 mei 1985, 21 juni 1985, 28 juli 1987 en 3 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende reglement op de politie van het wegverkeer, inzonderheid op artikel 8.2, 3°, a) ;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 7 mei 1999, 20 juli 2000 en 14 december 2001;

Gezien de richtlijn 91/439/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs, gewijzigd door de richtlijnen van de Raad 96/47/EG van 23 juli 1996 en 97/26/EG van 2 juni 1997 en door de richtlijn van de Commissie 2000/56 van 14 september 2000;

Gezien de beschikking van de Commissie van 10 juli 1996 betreffende een afwijking van de bepalingen van bijlage III van de richtlijn 91/439/ EEG van de Raad;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 november 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 6 december 2001;

Gelet op het advies van de Europese Commissie;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies nr. 33.180/4 van de Raad van State, gegeven op 23 mei 2002 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Landsverdediging en Onze Minister van Justitie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 4 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in onderdeel 6° wordt het woord « politiemachten » vervangen door de woorden « lokale politie »;2° onderdeel 9° wordt vervangen als volgt : « 9° de leden van de federale politie die kandidaat zijn voor het rijbewijs voor de categorie A3, A, B, B+E, C, C+E, D of D+E of voor de subcategorie C1, C1+E, D1 of D1+E gedurende de opleiding die zij volgen in een school van de federale politie, waarvan het programma door de Minister goedgekeurd is;»; 3° onderdeel 11° wordt vervangen als volgt : « 11° de bestuurders van landbouwtrekkers, met of zonder aanhangwagen en van als landbouwmaterieel, landbouwmotor of maaimachine ingeschreven voertuigen, die van de hoeve naar het veld rijden en omgekeerd. Die bestuurders moeten niettemin houder en drager zijn van een getuigschrift dat zij geslaagd zijn in een bijzonder theoretisch examen over de in bijlage 4, A, c, bepaalde stof, of van een rijbewijs geldig voor minstens de categorie B. ».

Art. 2.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° onder onderdeel 1°, f), derde streepje, worden de woorden « A <= 25kW of <= 16kW/kg » vervangen door de woorden « A <= 25kW en <= 16kW/kg »;2° onderdeel 2°, c), wordt vervangen als volgt : « c) mag geen goederen in commercieel verband vervoeren.Dit verbod geldt niet als de bestuurder houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor de categorie C of C+E of voor de subcategorie C1 of C1+E; de lading mag daarbij echter de helft van het nuttige laadvermogen van het voertuig of het samenstel niet overschrijden; ».

Art. 3.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, tweede lid, worden de woorden « 25 kW of een vermogen/gewichtsverhouding » vervangen door de woorden « 25 kW en een vermogen/gewichtsverhouding »;2° in § 5, wordt het onderdeel 1° vervangen als volgt : « 1° wanneer niet meer voldaan is aan de in artikel 6 bepaalde afgiftevoorwaarden;».

Art. 4.In artikel 10, 1°, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in b) worden de woorden « in een rijschool » vervangen door de woorden « in één of meerdere rijscholen »;2° in e) wordt het woord « overschreden » vervangen door het woord « bereikt ».

Art. 5.Artikel 12, § 4, 1°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 1° wanneer niet meer voldaan is aan de in artikel 10 bepaalde afgiftevoorwaarden; ».

Art. 6.In artikel 15, tweede lid, 1°, i), van hetzelfde besluit worden de woorden « 25 kW of een vermogen/gewichtsverhouding » vervangen door de woorden « 25 kW en een vermogen/gewichtsverhouding ».

Art. 7.Artikel 16, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Voor het in de artikelen 14 en 15 bepaalde aantal uren mogen de in twee verschillende zetels van één rijschool of de in twee verschillende rijscholen gevolgde uren samengeteld worden. ».

Art. 8.In artikel 19, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « 25 kW of een vermogen/gewichtsverhouding » vervangen door de woorden « 25 kW en een vermogen/gewichtsverhouding ».

Art. 9.Artikel 20, § 2, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 10.Artikel 21, § 1, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Het in ruil voor een Europees of een buitenlands rijbewijs afgegeven Belgische rijbewijs is geldig voor een volgens eerste en derde lid vastgestelde duur. ».

Art. 11.In artikel 25, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden « alsook het in artikel 4, 11° bepaalde theoretische examen » tussen de woorden « van de wet » en de woorden « worden afgelegd » gevoegd.

Art. 12.Artikel 28, 1°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 1° houder zijn van een Belgisch of Europees rijbewijs geldig voor de categorie of subcategorie : B, C1, C, D1 of D om een rijbewijs geldig voor respectievelijk de categorie of de subcategorie B+E, C1+E, C+E, D1+E of D+E te verkrijgen;

C1 of D1 om een rijbewijs geldig voor respectievelijk de categorie C of D te verkrijgen; ».

Art. 13.In artikel 31, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « en in artikel 4, 11° » tussen de woorden « van de wet » en de woorden « heeft betrekking » gevoegd.

Art. 14.In artikel 32 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, tweede lid, wordt aangevuld als volgt : « - 16 jaar voor het in artikel 4, 11° bepaalde examen.»; 2° § 6, tweede lid, wordt aangevuld met een onderdeel 3°, als volgt : « 3° de kandidaten voor het in artikel 4, 11° bepaalde examen.»; 3° § 7 wordt aangevuld als volgt : « De examinator of de aangestelde van de instelling levert aan de kandidaat die in het in artikel 4, 11°, bepaalde theoretische examen slaagde, een getuigschrift af, waarvan het model in bijlage 12 bepaald wordt.».

Art. 15.In artikel 38, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « A <= 25kW of <= 16kW/kg » vervangen door de woorden « A <= 25kW en <= 16kW/kg ».

Art. 16.In artikel 44, § 4, 5°, van hetzelfde besluit worden de woorden « medische dienst van de rijkswacht » vervangen door de woorden « medische dienst van de federale politie ».

Art. 17.In artikel 47 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Er wordt een beroepscommissie opgericht die uitspraak moet doen over de beroepen in verband met mislukking voor het praktische examen.

De beroepscommissie bestaat uit een kamer voor de examens die in de Franse taal en in de Duitse taal zijn afgelegd en een kamer voor de examens die in de Nederlandse taal zijn afgelegd.

Elke kamer bestaat uit drie commissarissen, die politierechters of vrederechters zijn die gedurende ten minste vijf jaar een politierechtbank hebben voorgezeten. Ze worden door de Minister voor een termijn van twee jaar aangesteld. Dit mandaat kan hernieuwd worden.

De commissarissen die de Franstalige kamer samenstellen, moeten door hun diploma aantonen dat ze hun examens van doctor of licentiaat in de rechten in het Frans hebben afgelegd, en minstens één commissaris moet bovendien kennis van het Duits aantonen, overeenkomstig artikel 43quinquies van de wet van 15 juni 1935 betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken. De commissarissen die de Nederlandstalige kamer samenstellen, moeten door hun diploma aantonen dat ze hun examens van doctor of licentiaat in de rechten in het Nederlands aflegden.

De Minister duidt voor elke kamer een voorzitter en een vice-voorzitter onder de commissarissen aan.

De kamers stellen in onderling akkoord het huishoudelijke reglement vast, dat door de Minister of zijn gemachtigde wordt goedgekeurd. ». 2° § 3, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « Elke kamer zetelt op geldige wijze wanneer twee van haar leden aanwezig zijn.Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of, bij zijn afwezigheid, deze van de vice-voorzitter beslissend. ».

Art. 18.In artikel 50 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° §1, tweede lid wordt vervangen als volgt : « De aanvrager moet ofwel beantwoorden aan de in artikel 3, § 1, bepaalde voorwaarden ofwel ingeschreven zijn in een Belgische diplomatieke of consulaire post in een Staat die geen lid van de Europese Economische Ruimte is, en houder zijn van de, in het koninklijk besluit van 19 december 1967 betreffende de aan in het buitenland verblijvende Belgen afgegeven identiteitskaarten bepaalde, identiteitskaart.»; 2° in § 2, tweede lid, 1°, worden de woorden « Belgische politie- of rijkswachtdiensten » vervangen door de woorden « lokale politie of federale politie ».

Art. 19.Artikel 54, 1°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 1° beantwoorden aan de in artikel 3, § 1, bepaalde voorwaarden, behalve als hij ofwel personeelslid van de NAVO of de SHAPE is ofwel ingeschreven is in een Belgische diplomatieke of consulaire post in een Staat die geen lid van de Europese Economische Ruimte is, en houder is van de, in het koninklijk besluit van 19 december 1967 betreffende de aan in het buitenland verblijvende Belgen afgegeven identiteitskaarten bepaalde, identiteitskaart; ».

Art. 20.In artikel 78, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden « 25 kW of een vermogen/gewichtsverhouding » vervangen door de woorden « 25 kW en een vermogen/gewichtsverhouding ».

Art. 21.In hetzelfde besluit wordt een artikel 90bis ingevoegd, als volgt : « Art. 90ter . - In afwijking op het bepaalde in de bijlage 6, III, 2.5, dienen de houders van een rijbewijs, dat werd afgegeven vóór 1 oktober 1998 en dat geldig is gemaakt voor de categorieën van groep 2, bepaald in bijlage 6, I, 1.3° een gezichtsscherpte te hebben van minstens 8/10, met beide ogen open, eventueel met de optische correctie die de houder moet dragen; de gezichtsscherpte gemeten met elk oog afzonderlijk en zonder optische correctie moet minstens 1/20 bedragen. ».

Art. 22.In hetzelfde besluit wordt een artikel 90ter ingevoegd, als volgt : « Art. 90ter . - Artikel 4, 11°, tweede lid is niet van toepassing op de vóór 1 september 1986 geboren bestuurders van landbouwtrekkers, met of zonder aanhangwagen en van als landbouwmaterieel, landbouwmotor of maaimachine ingeschreven voertuigen, die van de hoeve naar het veld rijden en omgekeerd. ».

Art. 23.In hetzelfde besluit wordt een artikel 90quater ingevoegd, als volgt : «

Art. 90quater.- Het rijbewijs, geldig verklaard voor de categorie B en afgegeven vóór 1 september 2001, laat het besturen van voertuigen van de categorie A met een maximale cilinderinhoud van 125 cm3 en met een maximaal vermogen van 11 kW toe. ».

Art. 24.De bijlage 4, A, bij hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « c. Stof voor het getuigschrift om een landbouwtractor te besturen : 1. Koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, met de op de dag van het examen geldende wijzigingen;2. Koninklijk besluit van 7 april 1976 tot aanwijzing van de zware overtredingen van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, met de op de dag van het examen geldende wijzigingen.»

Art. 25.In bijlage 5 bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in I, a) worden de woorden « 11.gebruik van de tachograaf » geschrapt; 2° in I, a) worden de woorden « categorieën C, C+E, D en D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1 en D1+E = 6, 7, 8, 10, 11 » vervangen door de woorden « categorieën C, C+E, D en D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1 en D1+E = 6, 7, 8, 10 »;3° II wordt als volgt aangevuld : « gebruik van de tachograaf B enkel voor de categorieën C, C+E, D en D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1 en D1+E.».

Art. 26.In bijlage 6 bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° I wordt aangevuld, als volgt : « 4.Bij de vaststelling van een behandeling of het voorschrijven van geneesmiddelen gaat de geneesheer na wat de invloed van de behandeling, van elk geneesmiddel afzonderlijk of van de combinatie met andere geneesmiddelen of alcohol op het rijgedrag is. De geneesheer licht zijn patiënt in over de mogelijke gevolgen voor zijn rijgedrag en wijst hem op zijn eventuele verplichtingen betreffende het gebruik van zijn rijbewijs. »; 2° II, 1.1.3. wordt vervangen als volgt : « 1.1.3. De kandidaat wiens functionele, zintuiglijke, cognitieve of locomotorische vaardigheden zijn aangetast door een heelkundige ingreep wegens een intracraniële aandoening, of die een cerebro-vasculaire aandoening heeft gehad, kan ten vroegste zes maanden na het verschijnen van die functiestoornis rijgeschikt worden verklaard. De kandidaat met een tijdelijke doorbloedingsstoornis zonder functionele stoornissen kan door een neuroloog rijgeschikt verklaard worden. Deze bepaalt eveneens de geldigheidsduur. »; 3° II, 3.1.9. wordt aangevuld als volgt : « Enkel rijden overdag kan toegestaan worden. »; 4° in II, 3.2.3. worden de woorden « en onder regelmatig geneeskundig toezicht staat » tussen de woorden « neurologisch onderzoek heeft ondergaan » en de woorden « en zijn EEG » gevoegd; 5° in II, 6.1.3. worden de woorden « of verworven » tussen de woorden « een aangeboren » en de woorden « gebrek van het hart » gevoegd; 6° in II, 6.3.1.3 worden de woorden « twee jaar » vervangen door de woorden « drie jaar »; 7° II, 6.3.1.4 wordt vervangen als volgt : « De kandidaat met een ingeplante automatische defibrillator is niet rijgeschikt.

De kandidaat kan evenwel na een periode van minstens zes maanden, te rekenen vanaf de inplanting, rijgeschikt worden bevonden op basis van een recent verslag, afgegeven door de cardioloog van het geneeskundige centrum dat de ingreep heeft uitgevoerd. Tijdens deze periode van zes maanden mag er geen stroomstoot geweest zijn die het hartritme kan aantasten.

Als alleen de defibrillator vervangen wordt, kan de kandidaat onmiddellijk rijgeschikt worden verklaard op basis van een door de behandelende cardioloog afgegeven recent verslag.

Om rijgeschikt te zijn mogen er zich geen stroomstoten hebben voorgedaan en dient de kandidaat het behandelingsplan van de cardioloog te volgen. De geldigheidsduur van de rijgeschiktheid kan maximaal twee jaar bedragen. »; 8° in II, 7.3.2. worden in de Franse tekst de woorden « que son diabète se soit stabilisé » vervangen door de woorden « qu'il ait un diabète stabilisé »; 9° III, 1.1. wordt vervangen als volgt : « De kandidaat van groep 1 zowel als de kandidaat voor de groep 2, behalve als de in artikel 44, § 4, bepaalde geneesheer voor deze laatste de vereiste onderzoeken kan uitvoeren, wenden zich tot de oogarts van hun keuze, die, op gezichtsvlak, de rijgeschiktheid en de geldigheidsduur ervan moet bepalen. »; 10° de in VII, VIII en XI bepaalde attesten worden door de in bijlage 1 bij dit besluit bepaalde attesten vervangen.

Art. 27.Bijlage 7 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 2 bij dit besluit.

Art. 28.Een met bijlage 3 bij dit besluit overeenstemmende bijlage 12 wordt in hetzelfde besluit gevoegd.

Art. 29.Artikel 8.2, 3°, a) van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 25 maart 1987, 18 september 1991 en 23 maart 1998 wordt vervangen als volgt : « a) 16 jaar voor de bestuurders van bromfietsen, voor zover het voertuig geen andere persoon dan de bestuurder vervoert, alsook voor de bestuurders van landbouwtrekkers, met of zonder aanhangwagen, en van als landbouwmaterieel, landbouwmotor of maaimachine ingeschreven voertuigen, waarvan de maximaal toegelaten massa niet meer dan 15 ton bedraagt, die van de hoeve naar het veld rijden en omgekeerd; ».

Art. 30.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2002 met uitzondering van artikel 12 dat in werking treedt op 1 september' 2003 en van artikel 17 dat in werking treedt op 1 februari 2003.

Art. 31.Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Landsverdediging en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 september 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

Bijlage 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 5 september 2002.tot wijziging van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs Bijlage 7 bij het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs I. Geharmoniseerde codes van de Gemeenschap BESTUURDER (medische redenen) 01. Correctie en/of bescherming van het gezichtsvermogen 01.01 Bril 01.02 Contactlenzen 01.03 Beschermend glas 01.04 Ondoorschijnend glas 01.05 Ooglap 01.06 Bril of contactlenzen 02. Gehoorprothese/hulp communicatie 02.01 Gehoorprothese één oor 02.02 Gehoorprothese beide oren 03. Prothese/orthese van de ledematen 03.01 Prothese/orthese arm(en) 03.02 Prothese/orthese be(e)n(en) 05. Beperkte rijbevoegdheid (vermelding van subcode is verplicht, autorijden onderhevig aan beperkingen om medische redenen) 5.01 Alleen rijden bij daglicht (bijvoorbeeld vanaf één uur na zonsopgang tot één uur voor zonsondergang) 05.02 Alleen rijden binnen een straal van ... km vanaf de woonplaats van de rijbewijshouder of alleen binnen de stad/streek... 05.03 Alleen rijden zonder passagiers 05.04 Rijden met maximale snelheid van ... km per uur 05.05 Rijden alleen toegestaan in gezelschap van andere rijbewijshouder 05.06 Rijden zonder aanhangwagen 05.07 Rijden op snelweg niet toegestaan 05.08 Alcohol niet toegestaan AANPASSINGEN VOERTUIG 10. Aangepaste versnellingsbak 10.01 Handschakeling 10.02 Automatische schakeling 10.03 Elektronisch bediende schakeling 10.04 Aangepaste hendel 10.05 Geen hulpversnellingsbak 15. Aangepaste koppeling 15.01 Aangepast koppelingspedaal 15.02 Handkoppeling 15.03 Automatische koppeling 15.04 Afscherming vóór/opklapbaar/uitneembaar koppelingspedaal 20. Aangepaste remsystemen 20.01 Aangepast rempedaal 20.02 Groter rempedaal 20.03 Rempedaal geschikt voor bediening met linkervoet 20.04 Rempedaal met slof 20.05 Kantelbaar rempedaal 20.06 (Aangepaste) handbedrijfsrem 20.07 Maximale bedieningskracht bedrijfsrem Y N 20.08 Maximale bedieningskracht voor hulprem geïntegreerd in bedrijfsrem Y N 20.09 Aangepaste parkeerrem 20.10 Elektrisch bediende parkeerrem 20.11 (Aangepaste) voetbediende parkeerrem 20.12 Afscherming vóór/opklapbaar/uitneembaar rempedaal 20.13 Knierem 20.14 Elektrisch bediende bedrijfsrem 25. Aangepaste acceleratiesystemen 25.01 Aangepast gaspedaal 25.02 Gaspedaal met slof 25.03 Kantelbaar gaspedaal 25.04 Handmatig gas geven 25.05 Gas geven met knie 25.06 Servo-acceleratiesysteem (elektronisch, pneumatisch, enz.) 25.07 Gaspedaal links van rempedaal 25.08 Gaspedaal aan linkerkant 25.09 Afscherming vóór/opklapbaar/uitneembaar gaspedaal 30. Aangepaste rem- en acceleratiesystemen, gecombineerd 30.01 Parallelpedalen 30.02 Pedalen op (nagenoeg) gelijke hoogte 30.03 Gas geven en remmen door middel van schuifsysteem 30.04 Gas geven en remmen door middel van schuifsysteem met orthese 30.05 Opklapbare/uitneembare gas- en rempedalen 30.06 Vloerverhoging 30.07 Afscherming aan de Y kant van het rempedaal 30.08 Afscherming voor prothese aan de Y kant van het rempedaal 30.09 Afscherming vóór gas- en rempedalen 30.10 Hiel- of beenondersteuning 30.11 Gas geven en remmen via elektrische bediening 35. Aangepaste bedieningsorganen (verlichting, ruitenwisser, ruitensproeier, claxon, richtingaanwijzers, enz.) 35.01 Bedieningsorganen bedienbaar zonder dat het rijgedrag nadelig wordt beïnvloed 35.02 Bedieningsorganen bedienbaar zonder het stuur en toebehoren los te laten (knop, gaffel, enz.) 35.03 Bedieningsorganen bedienbaar zonder het stuur en toebehoren (knop, gaffel, enz.) met de linkerhand los te laten 35.04 Bedieningsorganen bedienbaar zonder het stuur en toebehoren (knop, gaffel, enz.) met de rechterhand los te laten 35.05 Bedieningsorganen bedienbaar zonder het stuur en toebehoren (knop, gaffel, enz.) en de gecombineerde gas- en remmechanismen los te laten 40. Aangepaste stuurinrichting 40.01 Standaard stuurbekrachtiging 40.02 Extra stuurbekrachtiging 40.03 Stuurinrichting met back-upsysteem 40.04 Verlengde stuurkolom 40.05 Aangepast stuurwiel (groter en/of dikker stuurwiel, kleinere diameter stuurwiel, enz.) 40.06 Kantelbaar stuurwiel 40.07 Verticaal stuurwiel 40.08 Horizontaal stuurwiel 40.09 Voetbediend stuur 40.10 Eventuele andere aangepaste stuurinrichting (joystick, enz.) 40.11 Stuurknop 40.12 Handspalk op stuurwiel 40.13 Polsspalk op stuurwiel 42. Aangepaste achteruitkijkspiegel(s) 42.01 Linker- of rechterbuitenspiegel 42.02 Buitenspiegel op voorspatbord 42.03 Extra binnenspiegel voor goed zicht op het verkeer Y 42.04 Panoramische binnenspiegel 42.05 Dodehoekspiegel 42.06 Elektrisch bediende buitenspiegel(s) 43. Aangepaste bestuurdersstoel 43.01 Bestuurdersstoel op een goede kijkhoogte en op normale afstand van het stuurwiel en de pedalen 43.02 Bestuurdersstoel aangepast aan lichaamsvorm 43.03 Bestuurdersstoel met zijsteun voor goede zitstabiliteit 43.04 Bestuurdersstoel met armleuningen 43.05 Verlengde stoelslede van bestuurdersstoel 43.06 Aangepaste veiligheidsgordel 43.07 Veiligheidsgordel harnastype 44. Aanpassingen van het motorrijwiel (vermelding subcode verplicht) 44.01 Eén remelement voor alle remhandelingen 44.02 (Aangepaste) handbediende rem (voorwiel) 44.03 (Aangepaste) voetbediende rem (achterwiel) 44.04 (Aangepaste) gashendel 44.05 (Aangepaste) handschakeling en handkoppeling 44.06 (Aangepaste) achteruitkijkspiegel(s) 44.07 (Aangepaste) bedieningsorganen (richtingaanwijzers, remlichten, enz.) 44.08 Zithoogte waarbij de bestuurder in zittende positie beide voeten tegelijk op de grond kan plaatsen 45. Motorrijwiel uitsluitend met zijspan 50.Alleen het voertuig met chassisnummer (voertuigidentificatienummer, VIN) 51. Alleen het voertuig met kenteken (voertuigregistratienummer, VRN) ADMINISTRATIEVE VERMELDINGEN 70.Ingewisseld voor rijbewijs nr.... afgegeven door... (voor een derde land : EU/VN-symbool, bijvoorbeeld 70.0123456789.NL) 71. Duplicaat van rijbewijs nr.... (voor een derde land : EU/VN-symbool, bijvoorbeeld 71.987654321.HR) 72. Alleen voertuigen van categorie A met een maximale cilinderinhoud van 125 cc en een maximumvermogen van 11 kW (A1) 73.Alleen drie- of vierwielige motorvoertuigen van categorie B (B1) 74. Alleen voertuigen van categorie C met een maximaal toegestane massa van 7 500 kg (C1) 75.Alleen voertuigen van categorie D met ten hoogste 16 zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend (D1) 76. Alleen voertuigen van categorie C met een maximaal toegestane massa van 7 500 kg (C1), met een aanhangwagen waarvan de maximaal toegestane massa meer dan 750 kg bedraagt, mits de maximaal toegestane massa van het aldus gevormde samenstel ten hoogste 12 000 kg bedraagt en de maximaal toegestane massa van de aanhangwagen de ledige massa van het trekkende voertuig niet overschrijdt (C1+E) 77.Alleen voertuigen van categorie D met ten hoogste 16 zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend (D1), met een aanhangwagen waarvan de maximaal toegestane massa meer dan 750 kg bedraagt, mits a) de maximaal toegestane massa van het aldus gevormde samenstel ten hoogste 12 000 kg bedraagt en de maximaal toegestane massa van de aanhangwagen de ledige massa van het trekkende voertuig niet overschrijdt en b) de aanhangwagen niet wordt gebruikt om personen te vervoeren (D1+E) 78. Alleen voertuigen met automatische schakeling (Richtlijn 91/439/EEG, bijlage II, 8.1.1, tweede alinea) 79. (...) Alleen voertuigen conform de specificaties tussen haken, in het kader van de toepassing van artikel 10, lid 1, van de richtlijn : 90. BIJKOMSTIGE CODES 90.01 : links van 90.02 : rechts van 90.03 : links 90.04 : rechts 90.05 : hand 90.06 : voet 90.07 : bedienbaar II. Nationale codes MEDISCHE REDENEN 110 met stimulator in werking 111 met uitgeschakelde stimulator 112 met alcolock 113 met uitsluiting van besturen van prioritaire voertuigen

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 5 september 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs Bijlage 12 bij het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Anlage 3 zum königlichen Erlass vom 5. September 2002 zur Abänderung des königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein Anlage 12 zum königlichen Erlass vom 23. März 1998 über den Führerschein Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 5 september 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN.

^