Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 november 2003
gepubliceerd op 16 december 2003

Koninklijk besluit betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2003002193
pub.
16/12/2003
prom.
30/11/2003
ELI
eli/besluit/2003/11/30/2003002193/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 NOVEMBER 2003. - Koninklijk besluit betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 2, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;

Gelet op de wet van 26 juli 1960 tot herinrichting van de instellingen voor kinderbijslag, inzonderheid op artikel 9, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;

Gelet op de wet van 25 april 1963 op het beheer van de instellingen van openbaar nut voor maatschappelijke zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikelen 9, 18 en 23, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;

Gelet op de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 21, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikel 48, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;

Gelet op de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, inzonderheid op artikelen 13, 14 en 15, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;

Gelet op de herstelwet van 31 juli 1984, inzonderheid op artikel 16, § 4, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op de wet betreffende op verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 177, 180 en 184, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels bekrachtigd bij de wet van 12 december 1997, inzonderheid op artikel 19, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003 en artikel 21;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 januari 2002 houdende vaststelling van het statuut van het personeel van de openbare instellingen van sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 2bis, gewijzigd door het koninklijk besluit van 24 oktober 2003 betreffende het statuut van de managementfuncties van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal in de openbare instellingen van sociale zekerheid;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 september 2002, op 2 september 2003 en op 2 oktober 2003;

Gelet op de akkoordbevindingen van Onze Minister van Begroting van 26 september 2002, van 25 september 2003 en van 3 oktober 2003;

Gelet op de adviezen van het College van openbare instellingen van sociale zekerheid, gegeven op 27 september 2002 en op 17 oktober 2003;

Gelet op de protocollen van 3 december 2002, van 19 september 2003 en van 8 oktober 2003 van het Sectorcomité XX - Openbare instellingen van Sociale Zekerheid;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Overwegende dat sinds de programmawet van 8 april 2003, de managementfuncties niet meer kunnen worden toegewezen in bepaalde openbare instellingen van sociale zekerheid wegens het ontbreken van een reglementair kader betreffende de aanstelling in deze functies;

Op voordracht van Onze Minister van Begroting, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Werk en Pensioenen, van Onze Minister van Sociale Zaken, van Onze Minister van Ambtenarenzaken en van Onze Minister van Middenstand en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Het voorliggend besluit is van toepassing op de openbare instellingen van sociale zekerheid bedoeld in artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, in toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd door de programmawet van 12 december 1997. HOOFDSTUK II. - De managementfuncties en hun juridische aard

Art. 2.§ 1. De managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid zijn ingedeeld in vijf groepen, in de volgende hiërarchische volgorde : 1° de administrateur-generaal;2° de adjunct-administrateur-generaal;3° de managementfunctie -1;4° de managementfunctie -2;5° de managementfunctie -3. § 2. Naast de opdrachten vastgelegd in de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, kan de adjunct-administrateur-generaal worden belast met bijzondere opdrachten.

De administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal zijn samen verantwoordelijk voor de ondersteunende diensten en verrichten samen de evaluatie van de houders van een managementfunctie -1 die deze diensten leiden. § 3. In elke openbare instelling van sociale zekerheid wordt het aantal managementfuncties -1, -2, en in voorkomend geval -3, vastgesteld door hun beheerscomité met het akkoord van de ministers van ambtenarenzaken en begroting.

Art. 3.De managementfuncties bedoeld in onderhavig besluit zijn beheersfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid bedoeld in het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, in toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

Zij worden uitgeoefend bij mandaat, met andere woorden, bij wege van een tijdelijke hernieuwbare aanstelling overeenkomstig artikel 11. HOOFDSTUK III. - De selectie, werving en aanstelling van de houders van een managementfunctie Afdeling I. - Algemene bepaling

Art. 4.Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk, zijn de regels die van toepassing zijn op de selectie en de werving in de openbare instellingen van sociale zekerheid van toepassing op de selectie en de werving van de houders van een managementfunctie. Afdeling II. - Selectie

Art. 5.§ 1. Voor de managementfuncties, uitgezonderd de managementfunctie « adjunct-administrateur-generaal » wordt steeds een vergelijkende selectie per taalrol georganiseerd.

Voor de managementfunctie « adjunct-administrateur-generaal » wordt een vergelijkende selectie voor de beide taalrollen georganiseerd, tenzij de invulling van het taalkader van de openbare instelling van sociale zekerheid dit niet toelaat. § 2. De kandidaten voor de management-functies « administrateur-generaal » en « adjunct-administrateur-generaal » nemen deel aan een Nederlandstalige of Franstalige vergelijkende selectie die leidt tot hun inschrijving in de groep « geschikten » of de groep « niet-geschikten ».

In de groep « geschikten » worden de kandidaten gerangschikt. § 3. De kandidaten voor de overige managementfuncties nemen deel aan een Nederlandstalige of Franstalige vergelijkende selectie die leidt tot hun inschrijving in groep A, B, C of D. Elke groep A bevat de kandidaten die zeer geschikt zijn om de functie uit te oefenen, elke groep B bevat de kandidaten die geschikt zijn om de functie uit te oefenen, elke groep C bevat de kandidaten die minder geschikt zijn om de functie uit te oefenen, elke groep D bevat de kandidaten die niet geschikt zijn om de functie uit te oefenen.

In de groepen A en B worden de kandidaten gerangschikt. § 4. SELOR, Selectiebureau van de Federale Overheid, valideert de resultaten van elke stap in de vergelijkende selectie en maakt zich daartoe na uitoefening van de kwaliteitsbewaking de resultaten van elke stap in de vergelijkende selectie eigen of niet.

Art. 6.§ 1. Om deel te nemen aan de vergelijkende selecties voor de functies van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal en voor een managementfunctie -1, wordt van de kandidaten vereist dat zij een functie van niveau 1 uitoefenen of kunnen deelnemen aan een vergelijkende selectie voor een functie van niveau 1.

De kandidaten voor een functie van administrateur-generaal, adjunct-administrateur-generaal of een managementfunctie -1 moeten minimaal zes jaar managementervaring of minimaal tien jaar nuttige professionele ervaring hebben. Onder managementervaring wordt verstaan een ervaring in het beheer in een openbare dienst of in een organisatie in de privé-sector. § 2. Om deel te nemen aan een vergelijkende selectie voor een managementfunctie -2 of -3, moeten de kandidaten sinds minstens zes jaar een functie uitoefenen van niveau 1 in een openbare instelling van sociale zekerheid, in een ministerie of in een federale overheidsdienst bedoeld in het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst.

Art. 7.§ 1. De kandidaten voor een managementfunctie moeten over de competenties, relationele en managementvaardigheden beschikken die worden bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven managementfunctie. § 2. De functiebeschrijving en het competentieprofiel van een te begeven managementfunctie in een openbare instelling van sociale zekerheid worden bepaald : 1° voor de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal, door het beheerscomité van de openbare instelling van sociale zekerheid;2° voor de managementfuncties -1, door het beheerscomité van de openbare instelling van sociale zekerheid, op voorstel van de administrateur-generaal;3° voor de managementfunctie -2, door de administrateur-generaal, op voorstel van de houder van de managementfunctie -1;4° voor de managementfunctie -3, door de administrateur-generaal, op voorstel van de houder van de managementfunctie -2, in samenspraak met de houder van de managementfunctie -1.

Art. 8.§ 1. Elke selectiecommissie wordt samengesteld door de gedelegeerd bestuurder van SELOR, het Selectiebureau van de Federale Overheid. De profielen van de leden van elke selectiecommissie worden vastgelegd in samenspraak met : - het beheerscomité van de betrokken openbare instelling van sociale zekerheid, voor de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal; - het beheerscomité van de openbare instelling van sociale zekerheid, op voorstel van de betrokken administrateur-generaal, voor de andere managementfuncties.

Voor de functies van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal stuurt de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid, de samenstelling van de selectiecommissie door naar de Regeringsleden en het beheerscomité. Laatstgenoemden kunnen hem hun bezwaren binnen veertien kalenderdagen meedelen. SELOR, het Selectiebureau van de Federale Overheid, dient op de opmerkingen te antwoorden bij wijze van een gemotiveerde beslissing.

Voor de andere managementfuncties stuurt de afgevaardigd bestuurder van SELOR, het Selectiebureau van de Federale Overheid, de samenstelling van de selectiecommissie door naar het beheerscomité en naar de administrateur-generaal van de betrokken instelling.

Laatstgenoemden kunnen hem hun bezwaren binnen veertien kalenderdagen meedelen. SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid, dient op de opmerkingen te antwoorden bij wijze van een gemotiveerde beslissing.

De selectiecommissie is samengesteld uit een meerderheid aan experten uit de sociale sector, de non-profit sector, het paritair beheer en eventueel uit een expert die wordt gekozen om zijn bijzondere kennis inzake de materies die te maken hebben met specifieke aspecten van het functieprofiel. De selectiecommissie wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid.

De voorzitters van de Franstalige en de Nederlandstalige commissie plegen overleg om de gelijke aanpak te waarborgen. § 2. Elke Nederlandstalige en Franstalige vergelijkende selectie bedoeld in artikel 5, § 1, bestaat uit de volgende stappen : 1° SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid beslist of de kandidaten voldoen aan de algemene en bijzondere toelatingsvoorwaarden.De kandidaten die niet voldoen, worden geweigerd. 2° een assessment waarbij de voor de managementfunctie vereiste leidinggevende vaardigheden worden getoetst.Onder assessment moet worden verstaan een vorm van potentialiteitsinschatting.

Dit assessment wordt afgelegd voor externe expert-evaluatoren, aangeduid door SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid. Twee leden van elke selectiecommissie, die in die Commissie worden aangewezen, worden uitgenodigd om als observator bij het assessment aanwezig te zijn.

De expert-evaluatoren beschrijven het assessment van elke kandidaat.

Ze geven elke kandidaat voor de managementfunctie « administrateur-generaal » of « adjunct-administrateur-generaal » één van de volgende beoordelingen : « geschikt » of « nietgeschikt ». Ze geven elke kandidaat voor één van de overige managementfuncties één van de volgende beoordelingen : « zeer geschikt », « geschikt », « minder geschikt » en « niet geschikt ». Bij deze indeling worden de observatoren uitgenodigd om aanwezig te zijn met raadgevende stem. 3° een mondelinge proef, afgenomen door elke selectiecommissie. Dit gedeelte heeft tot doel de functiespecifieke competenties, vermeld in de desbetreffende functiebeschrijving en competentieprofiel, van elke kandidaat te evalueren. Aan elke kandidaat voor de managementfuncties « administrateur-generaal » of « adjunct-administrateur-generaal » wordt één van de volgende beoordelingen gegeven : « geschikt » of « niet geschikt ». Aan elke kandidaat voor één van de overige managementfuncties wordt één van de volgende beoordelingen gegeven : « zeer geschikt », « geschikt », « minder geschikt » en « niet geschikt ». Twee expert-evaluatoren, aangeduid door SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid, worden uitgenodigd om als observator en tijdens de proef aanwezig te zijn.

Bij de indeling van de kandidaten worden de aangeduide expert-evaluatoren uitgenodigd om aanwezig te zijn met raadgevende stem. 4° Vervolgens maken elke Selectiecommissie en de betrokken expert-evaluatoren samen de eindevaluatie op van de kandidaten overeenkomstig hun algemene en bijzondere competenties voor de functie, alsook hun leidinggevende vaardigheden.Ze delen de kandidaten voor de managementfuncties « administrateur-generaal » of « adjunct-administrateur-generaal » in twee groepen in « geschikten » of « niet geschikten ». Ze delen de kandidaten voor één van de overige managementfuncties in vier groepen in met name A, B, C of D. Zij rangschikken de kandidaten ingedeeld in groep A en B. Zij sturen die eindevaluatie naar de tot aanstelling bevoegde overheid samen met de verslagen en deelresultaten bedoeld in 2° en 3° teneinde haar optimaal in te lichten omtrent het door elke kandidaat bereikte resultaat. § 3. De kandidaten worden over hun indeling en/of rangschikking ingelicht door SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid. Afdeling III. - Werving van de managementfuncties «

administrateur-generaal » en « adjunct-administrateur-generaal ».

Art. 9.§ 1. SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid, stuurt alle resultaten van de Franstalige en/of Nederlandstalige vergelijkende selectie bedoeld in artikel 8, § 2, naar de voorzitter van het beheerscomité van de betrokken instelling.

Met de kandidaten van de Nederlandstalige en/of de Franstalige groep « geschikten » wordt een aanvullend onderhoud georganiseerd. Dit onderhoud heeft tot doel de kandidaten te vergelijken wat betreft hun competenties, relationele en managementvaardigheden zoals bepaald in de vooraf opgestelde functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven managementfunctie. Dit onderhoud wordt geleid : 1° voor de werving van de administrateur-generaal, door de toezichthoudende minister en de delegatie van het beheerscomité die de bestuursovereenkomst uit naam van de instelling heeft ondertekend;2° voor de werving van de adjunct-administrateur-generaal, door de toezichthoudende minister, de delegatie van het beheerscomité die de bestuursovereenkomst uit naam van de instelling heeft ondertekend en de administrateur-generaal. Van de onderhouden wordt een verslag houdende het resultaat van die vergelijking opgemaakt. Dit verslag wordt bij het aanstellingsdossier gevoegd. § 2. Een Commissie, samengesteld uit leden aangeduid door de Ministerraad, onder leiding van de toezichthoudende minister, organiseert bij de aanduiding van de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal, een aanvullend onderhoud met de beste kandidaat uit elke taalrol, tenzij de invulling van het taalkader van de openbare instelling van sociale zekerheid geen keuze toelaat tussen de twee taalrollen of er in één van de taalrollen geen kandidaat is.

Dit onderhoud heeft tot doel om over de beste Nederlandstalige en de beste Franstalige kandidaat een descriptief verslag te maken wat betreft hun competenties, relationele en managementvaardigheden zoals bepaald in de vooraf opgestelde functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven managementfunctie. Eén van de leden van de Commissie heeft de voldoende kennis van de tweede taal bewezen. Afdeling IV. - De werving van de overige managementfuncties

Art. 10.§ 1. SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid, stuurt alle resultaten van de Franstalige en Nederlandstalige vergelijkende selectie bedoeld in artikel 8, § 2, naar de administrateur-generaal.

Met de kandidaten van groep A wordt een aanvullend onderhoud georganiseerd. Dit onderhoud heeft tot doel de kandidaten te vergelijken wat betreft hun competenties, relationele en managementvaardigheden zoals bepaald in de vooraf opgestelde functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven managementfunctie. Dit onderhoud wordt geleid : 1° voor de werving van een houder van de managementfunctie -1, door de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal;2° voor de werving van de houder van de managementfunctie -2, door de houder van de managementfunctie -1 en de administrateur-generaal;3° voor de werving van de houder van de managementfunctie -3, de houder van de managementfunctie -2 en de administrateur-generaal. Van de onderhouden wordt een verslag houdende het resultaat van die vergelijking opgemaakt. Dit verslag wordt bij het aanstellingsdossier gevoegd. § 2. Bij uitputting van groep A, wordt de procedure vermeld in § 1 herhaald voor de kandidaten van groep B. Afdeling V. - De aanstelling

Art. 11.§ 1. De kandidaten, gekozen overeenkomstig de artikelen 9 en 10, worden voor een periode van zes jaar aangesteld : 1° voor de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal, door de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, op voorstel van de toezichthoudende minister en het betrokken beheerscomité;2° voor de overige managementfuncties, door de Koning, op voorstel van de toezichthoudende minister en het betrokken beheerscomité, na voordracht van de administrateur-generaal. § 2. In afwijking van de artikelen 28 tot 33quinquies van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, moeten de houders van een managementfunctie geen proeftijd doormaken. HOOFDSTUK IV. - Regels betreffende de uitoefening van de managementfuncties Afdeling I. - Het managementplan van de houder van een

managementfunctie

Art. 12.In de openbare instellingen van sociale zekerheid bestaat het managementplan en het operationeel plan uit de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

Het bestuursplan wordt zodanig opgemaakt dat de evaluatie van alle houders van een managementfunctie mogelijk is en dat zij, althans gedeeltelijk, actief betrokken worden bij de opmaak en uitvoering ervan. Afdeling II. - Regels betreffende de uitvoering van de

managementfuncties

Art. 13.Tijdens de duur van hun mandaat is, behoudens de afwijkende bepalingen in onderhavig besluit, het statuut van het personeel van de instellingen van sociale zekerheid van toepassing op de houders van een managementfunctie.

Voor de toepassing van het statuut van de Rijksambtenaren maken de houders van een managementfunctie deel uit van niveau 1. Zij staan hiërarchisch boven de rangen 15.

Art. 14.De houder van een managementfunctie die, op het ogenblik van zijn indienstneming vastbenoemd is in de overheidsdiensten, bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet van 22 juli 1993 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken, wordt, in afwijking van de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, wordt, in ambtshalve verlof voor opdracht van algemeen belang geplaatst voor de duur van zijn mandaat. Zijn betrekking kan vacant worden verklaard na twee jaar en intussen kan er enkel in voorzien worden door middel van een contractuele tewerkstelling of hogere functies.

Art. 15.De houder van een managementfunctie oefent zijn taak voltijds uit.

Tijdens zijn mandaat kan hij : 1° geen verlof voor loopbaanonderbreking krijgen, tenzij het om ouderschapsverlof, palliatieve verzorging en verzorging in geval van ernstige ziekte gaat;2° geen verlof krijgen om zich kandidaat te stellen voor Europese verkiezingen, voor verkiezingen van de federale wetgevende kamers, van de gewest- en gemeenschapsraden of van de provincie- of gemeenteraden of om een ambt uit te oefenen in een beleidscel of het kabinet van een minister of een Staatssecretaris of in het kabinet van de voorzitter of van een lid van de Regering van een Gemeenschap, van een Gewest, van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;3° geen verlof krijgen voor een stage of een proefperiode in een andere betrekking van een openbare dienst;4° geen verlof krijgen voor onthaal en opleiding;5° geen verlof krijgen om in vredestijd prestaties te verrichten bij het Korps Civiele Bescherming als vrijwilliger bij dit korps;6° geen verlof krijgen om minder-validen en zieken te vergezellen en bij te staan;7° geen verlof voor opdracht van algemeen belang krijgen;8° geen toelating verkrijgen om zijn functies uit te oefenen met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid;9° geen afwezigheid van lange duur voor persoonlijke aangelegenheden krijgen;10° geen verlof krijgen zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning of de Prinsen of Prinsessen van België gestelde personeelsleden van de rijksdiensten en in het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten.

Art. 16.Artikel 15 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten is van toepassing op de houders van managementfuncties bedoeld in artikel 2, § 1, van onderhavig besluit. HOOFDSTUK V. - De evaluatie van de houder van een managementfunctie

Art. 17.§ 1. Elke houder van een managementfunctie wordt tweejaarlijks geëvalueerd; de eerste evaluatie vindt echter plaats op het einde van de eerste bestuursovereenkomst. Uiterlijk zes maanden vóór het einde van zijn mandaat krijgt hij een globale eindevaluatie. § 2. De administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal worden geëvalueerd op basis van verslagen voorzien in artikel 8, § 3, derde lid van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd door de programmawet van 12 december 1997, rekening houdend met de te evalueren jaren en de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd.

De tweejaarlijkse evaluatie en de eindevaluatie van de houder van de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal krijgen de vermelding « onvoldoende » als de verslagen bedoeld in het eerste lid aantonen dat de doelstellingen vervat in de bestuursovereenkomst duidelijk niet zijn verwezenlijkt tijdens de geëvalueerde periode, in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd.

De eindevaluatie van de houder van de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal krijgt de vermelding « goed » als de verslagen bedoeld in het eerste lid aantonen dat de doelstellingen vervat in de bestuursovereenkomst zijn verwezenlijkt voor het merendeel van de geëvalueerde jaren, in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functeprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd. § 3. De houders van de managementfuncties anders dan die bedoeld in paragraaf 2 worden geëvalueerd op basis van de wijze waarop de dienst die zij beheren, heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen vervat in de bestuursovereenkomst, zoals voorzien in het bestuursplan voorzien in artikel 10, eerste lid van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd door de programmawet van 12 december 1997, rekening houdend met de te evalueren jaren en de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd.

De tweejaarlijkse evaluatie en de eindevaluatie van de houders van de managementfuncties anders dan die bedoeld in paragraaf 2 krijgen de vermelding « onvoldoende » als de doelstellingen voorzien voor de dienst die zij beheren in het bestuursplan, klaarblijkelijk niet zijn verwezenlijkt tijdens de geëvalueerde periode, in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd.

De eindevaluatie van de houders van de managementfuncties anders dan die bedoeld in paragraaf 2 krijgt de vermelding « goed » als de doelstellingen voorzien voor de dienst die zij beheren in het bestuursplan zijn verwezenlijkt voor het merendeel van de geëvalueerde jaren, in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd. § 4. De evaluatie van de houders van een managementfunctie gebeurt : 1° voor de administrateur-generaal, door de toezichthoudende minister, op voorstel van het beheerscomité;2° voor de adjunct-administrateur-generaal, door de toezichthoudende minister op voorstel van het beheerscomité en de administrateur-generaal;3° voor de houder van de managementfunctie -1, door de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal;4° voor de houder van de managementfunctie -2, door de houder van de managementfunctie -1 en de administrateur-generaal;5° voor de houder van de managementfunctie -3, door de houder van de managementfunctie -2 en de administrateur-generaal.

Art. 18.In de evaluaties wordt rekening gehouden met de mate waarin de Belgische Staat zijn verplichtingen tegenover de betrokken openbare instelling van sociale zekerheid is nagekomen.

Art. 19.In ieder geval heeft de evaluator met het oog op een evaluatie een functioneringsgesprek met de te evalueren persoon. Als voorbereiding op dit gesprek maakt de te evalueren persoon een zelfevaluatie op die hij vijf kalenderdagen vóór het gesprek doorstuurt naar de evaluator. Die schriftelijke zelfevaluatie wordt bij het evaluatiedossier gevoegd.

Na het evaluatiegesprek werkt de evaluator het evaluatieverslag uit dat binnen vijftien kalenderdagen na het evaluatiegesprek tegen ontvangst aan de geëvalueerde wordt bezorgd.

Art. 20.Wanneer een evaluatie resulteert in een vermelding « onvoldoende », kan de geëvalueerde binnen de vijftien kalenderdagen na ontvangst van het evaluatieverslag beroep instellen bij de organen bedoeld in artikel 17, § 4. Met het oog op de beroepszitting, wordt de betrokkene : 1° opgeroepen ten laatste acht kalenderdagen voor de zitting;2° indien hij dit wenst, bijgestaan door de verdediger van zijn keuze;3° de mogelijkheid geboden zijn evaluatiedossier te raadplegen. HOOFDSTUK VI. - Einde van het mandaat Afdeling I. - Het einde van rechtswege van het mandaat

Art. 21.Het mandaat eindigt van rechtswege op het einde van de periode bedoeld in artikel 11.

Het mandaat van de houder van de managementfunctie kan worden verlengd met maximum zes maanden tot de aanvang van het mandaat van zijn opvolger. Afdeling II. - De vroegtijdige beëindiging van het mandaat

Art. 22.§ 1. Wanneer de evaluatie, bedoeld in artikel 17, § 1, leidt tot een vermelding « onvoldoende », wordt het mandaat van de houder van de managementfunctie beëindigd. § 2. De houder van een managementfunctie, met uitsluiting van deze vermeld in artikel 14, van wie het mandaat vroegtijdig werd beëindigd omwille van een vermelding « onvoldoende », krijgt een beëindigingsvergoeding volgens de door Ons vastgestelde nadere regelen. § 3. De in artikel 14 vermelde houder van een managementfunctie van wie het mandaat vóór het verstrijken van de termijn werd beëindigd omwille van een vermelding « onvoldoende », wordt aangesteld in een passende functie die hem wordt voorgesteld door het beheerscomité van zijn instelling.

Als de houder van de managementfunctie niet akkoord gaat met de door het beheerscomité van zijn instelling aangeboden passende functie, kan hij een beroep doen op de bemiddeling van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie.

Art. 23.Indien de houder van een managementfunctie vraagt om zijn mandaat te beëindigen, is, als de organen bedoeld in artikel 9, § 1, tweede lid, 1° en 2° of artikel 10, § 1, tweede lid, 1° tot 3° naargelang de managementfunctie, akkoord gaan, een opzegging van zes maanden vereist. Die termijn kan in onderling akkoord worden verkort.

De bepalingen inzake een andere aanstelling bedoeld in artikel 22, § 3, zijn in dit geval eveneens van toepassing. HOOFDSTUK VII. - Hernieuwing van het mandaat

Art. 24.Indien de houder van een managementfunctie zich kandidaat stelt voor dezelfde functie binnen zijn openbare instelling van sociale zekerheid en hij bij zijn eindevaluatie de vermelding « goed » heeft gekregen, geven de organen, bedoeld in artikel 9, § 1, tweede lid, 1° en 2° of artikel 10, § 1, tweede lid, 1° tot 3° naargelang de managementfunctie, hem een nieuw mandaat overeenkomstig artikel 11.

In afwijking van de bepalingen van de afdelingen II en III van Hoofdstuk III, wordt hij in dit geval geacht te hebben voldaan aan de in artikel 5 vermelde vergelijkende selectie, zonder dat er een nieuwe selectieprocedure moet worden georganiseerd. HOOFDSTUK VIII. - De weging van de functies

Art. 25.De weging van de managementfuncties, zoals bedoeld in artikel 2, § 1, hun indeling in een klasse en de wedde die er uit voortvloeit, worden door Ons bepaald bij in Ministerraad overlegd besluit.

De managementfunctie bedoeld in artikel 2, § 1, 2°, wordt ingedeeld in de klasse die lager is dan deze waarin de managementfunctie, bedoeld in artikel 2, § 1, 1° van dezelfde instelling is ingedeeld.

Art. 26.De betrokken Minister formuleert voor elke openbare instelling van sociale zekerheid waarvoor hij bevoegd is, voorstellen voor de weging van de functies van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal.

Een erkend expert die door het College van openbare instellingen van sociale zekerheid wordt aangesteld, formuleert voorstellen voor de weging van de andere managementfuncties van alle openbare instellingen van sociale zekerheid.

Art. 27.§ 1. De Ministerraad legt de weging vast van de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal, op voorstel van de bevoegde minister, na overleg met de Ministers van Ambtenarenzaken en Begroting.

De Beheerscomités bepalen de weging van de andere managementfuncties op voorstel van de administrateur-generaal na akkoord van de Ministers van Ambtenarenzaken en Begroting. § 2. Het resultaat van die wegingen wordt in de betrokken besluiten of aanstelling opgenomen.

Art. 28.Alle functies vermeld in artikel 2 worden om de zes jaar vanaf de inwerkingtreding van onderhavig besluit, herwogen.

De houders van een managementfunctie die in functie zijn op het ogenblik van de herweging bedoeld in het eerste lid, behouden als wedde het resultaat van hun oorspronkelijke weging tot het einde van hun mandaat. HOOFDSTUK IX. - Overgangs- en eindbepalingen

Art. 29.Bij de eerste aanstelling van de administrateuren-generaal, adjunct-administrateuren-generaal en de houders van een managementfunctie -1 : 1° worden de jaren gepresteerd als titularis van een graad van rang 13 in aanmerking genomen voor de berekening van de zes jaar managementervaring bedoeld in artikel 6, § 1, tweede lid;2° worden huidige houders van de functies respectievelijk van administrateur-generaal, adjunct-administrateur-generaal en directeur generaal geacht die voorwaarde te vervullen.

Art. 30.§ 1. In afwijking van de artikelen 5 tot 9 en 11, § 1, 1°, worden de houders van een managementfunctie van « administrateur-generaal » en « adjunct-administrateur-generaal », toegekend in toepassing van het koninklijk besluit van 24 oktober 2003 betreffende het statuut van de managementfuncties van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal van de openbare instellingen van sociale zekerheid, geacht aangesteld te zijn in een mandaat en een mandaat uit te oefenen zoals voorzien in onderhavig besluit respectievelijk voor de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal.

Artikel 27, § 2, is niet van toepassing op de managementfuncties bedoeld in het eerste lid. § 2. Na een nieuwe vacantverklaring van de betrekking door het beheerscomité conform artikel 9 van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990, wordt de selectieprocedure gestart overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III voor de betrekkingen van de managementfunctie van « administrateur-generaal » en « adjunct-administrateur-generaal » daar waar de titularissen van de graad van administrateur-generaal of adjunct-administrateur-generaal in het kader van de proef georganiseerd in toepassing van voornoemd koninklijk besluit van 24 oktober 2003 beschouwd werden als « niet geschikt ».

Art. 31.De graden van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal worden in elke openbare instelling van sociale zekerheid afgeschaft vanaf het ogenblik waarop de respectievelijke houders van een managementfunctie er worden aangesteld.

De titularissen van de graden van administrateur-generaal en adjunct -administrateur-generaal behouden hun graad ten persoonlijke titel.

De houders van de afgeschafte graden van rang 16 die niet in een managementfunctie worden aangesteld, worden niet meer geïntegreerd in de hiërarchische structuur. Zij worden door de bevoegde minister aangesteld als opdrachthouder.

De opdracht wordt na overleg door de minister bepaald.

Zij behouden het voordeel van hun weddenschaal die gekoppeld is aan hun afgeschafte graad.

Art. 32.Artikel 2bis van het koninklijk besluit van 24 januari 2002 houdende vaststelling van het statuut van het personeel van de openbare instellingen van sociale zekerheid, ingevoegd door het koninklijk besluit van 24 oktober 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 2bis . Voor de houders van een managementfunctie wordt het statuut bepaald door het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid. »

Art. 33.Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .

Art. 34.Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Werk en Pensioenen, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Ambtenarenzaken en Onze Minister van Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 november 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Minister van Werk en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, Mevr. M. ARENA De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE

^