Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2004
gepubliceerd op 30 april 2004

Koninklijk besluit houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de competentiemetingen

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2004002036
pub.
30/04/2004
prom.
25/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/25/2004002036/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 2004. - Koninklijk besluit houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de competentiemetingen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, inzonderheid op artikel 18, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1999 en 15 januari 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 76;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 35, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 januari 1978, 12 augustus 1981, 28 oktober 1988, 14 september 1994 en 5 september 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen, inzonderheid op artikel 3, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 februari 1989 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1996 en 5 september 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 2, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 december 1998, 13 juni 1999 en 5 september 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, inzonderheid op de artikelen 5, 6, 10, 11, 12, 14, 34, 35 en 36, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, 36bis, ingevoegd bij hetzelfde besluit en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 september 2003 en 37 en 38, opgeheven bij het koninklijk besluit van 5 september 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 18bis, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 februari 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen, inzonderheid op artikel 226;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 oktober 2003 betreffende de competentietoelage;

Overwegende dat het nodig is het recht om een competentiemeting af te leggen in te schrijven in het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 januari 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 5 februari 2004;

Gelet op het protocol nr 481 van 12 februari 2004 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het advies 36.609/1 van de Raad van State, gegeven op 4 maart 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Begroting en van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel

Artikel 1.Artikel 76 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, opgeheven bij het koninklijk besluit van 3 november 1993, wordt in de volgende lezing hersteld : «

Art. 76.De ambtenaar die houder is van een graad van niveau B of niveau C, en die niet bezoldigd wordt in de laatste weddenschaal, heeft het recht om een competentiemeting af te leggen, wanneer hij ten minste één jaar niveau-anciënniteit bezit.

De anciënniteitsvoorwaarde moet vervuld zijn op het ogenblik van de inschrijving voor de competentiemeting. Evenwel kan de stagiair zich inschrijven in de loop van de laatste maand van de stage. Deze inschrijving heeft slechts uitwerking voor zover de stagiair benoemd wordt op de eerste dag van de maand die erop volgt. ». HOOFDSTUK II Wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel

Art. 2.In artikel 35 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 januari 1978, 12 augustus 1981, 28 oktober 1988, 14 september 1994 en 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, worden het derde, het vierde en het vijfde lid opgeheven;2° het artikel wordt aangevuld met een § 3 en § 4, die als volgt luiden : « § 3.De geldigheidsduur van een competentiemeting vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op de datum van de inschrijving van de ambtenaar voor deze meting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting.

De duur die in aanmerking wordt genomen voor de bevordering door verhoging in weddenschaal is identiek aan de duur die in aanmerking wordt genomen voor de geldigheidsduur van de competentiemetingen.

De ambtenaar die een competentietoelage ontvangt en die dezelfde graad behoudt, kan zich ten vroegste twaalf maanden vóór het einde van de geldigheidsduur van de vorige meting inschrijven om deel te nemen aan een nieuwe meting. Indien hij niet slaagt, kan hij zich pas opnieuw inschrijven, wanneer de geldigheidsduur van de vorige meting verstreken is.

In afwijking van het eerste lid kan de ambtenaar die een competentietoelage ontvangt of die in een weddenschaal bezoldigd wordt die niet verbonden is aan een competentiemeting, en die bevorderd wordt in een andere graad, zich onmiddellijk inschrijven om deel te nemen aan de competentiemeting die overeenstemt met zijn nieuwe graad. § 4. In geval van verandering van graad, wordt de ambtenaar, die een competentietoelage geniet, voor de competentiemetingen beschouwd als houder van de nieuwe graad op de datum waarop hij zich voor de eerste keer heeft ingeschreven voor de competentiemeting van de oude graad.

Hij wordt beschouwd als geslaagd voor de verschillende competentiemetingen van de nieuwe graad voor het geheel van de geldigheidsduur van de competentiemetingen waarvan hij heeft genoten in zijn oude graad.

In geval van verandering van graad wordt de ambtenaar, die de laatste weddenschaal geniet, geïntegreerd in de laatste weddenschaal van zijn nieuwe graad. Diegene die een integratie in de tweede weddenschaal heeft genoten, op basis van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen en zijn latere wijzigingen, wordt geïntegreerd in de tweede weddenschaal van de nieuwe graad. ». HOOFDSTUK III Wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen

Art. 3.Artikel 3, § 2, derde lid van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 februari 1989 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1996 en 5 september 2002, wordt door de volgende bepaling vervangen : « In geval van een aanwijzing in een betrekking die overeenstemt met een graad gerangschikt in rang 10, wordt de aanwijzing voorbehouden aan de ambtenaar bekleed met een graad van niveau B of niveau C onder voorbehoud dat hij geslaagd is in een competentiemeting, voor zover hij de gelegenheid heeft gehad hieraan deel te nemen. ». HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten

Art. 4.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 december 1998, 13 juni 1999 en 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, 5°, wordt aangevuld als volgt : « Wordt niet als onderbreking beschouwd het feit dat men een nieuwe overeenkomst krijgt binnen het federaal administratief openbaar ambt, voor zover er niet meer dan drie maanden verstreken zijn na het einde van de vorige overeenkomst.»; 2° § 3, waarvan de bestaande tekst het eerste lid zal vormen, wordt aangevuld met de volgende woorden : « met uitzondering van artikel 36bis, § 5 »;3° § 3 wordt aangevuld met het volgende lid : "De competentietoelage is niet verschuldigd voor de periodes van schorsing van de uitvoering van de overeenkomst die voortvloeien : 1°) uit afwezigheid wegens ziekte die langer duurt dan de periode van gewaarborgd loon; 2°) in het raam van het stelsel van de onderbreking van de beroepsloopbaan : a) uit de volledige onderbreking van de beroepsloopbaan;b) uit het volledig verlof voor palliatieve zorg;c) uit het volledig verlof voor medische bijstand.». HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden

Art. 5.In artikel 5, §§ 2 en 3, van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden "het afsluiten van het proces-verbaal van de competentiemeting" vervangen door de woorden "zijn inschrijving voor deze competentiemeting".

Art. 6.In artikel 6, §§ 2 en 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden "het afsluiten van het proces-verbaal van de competentiemeting" vervangen door de woorden "zijn inschrijving voor deze competentiemeting".

Art. 7.In artikel 10, §§ 2 en 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden "het afsluiten van het proces-verbaal van de competentiemeting" vervangen door de woorden "zijn inschrijving voor deze competentiemeting".

Art. 8.In artikel 11, §§ 2 en 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden "het afsluiten van het proces-verbaal van de competentiemeting" vervangen door de woorden "zijn inschrijving voor deze competentiemeting".

Art. 9.In artikel 12, §§ 2 en 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden "het afsluiten van het proces-verbaal van de competentiemeting" vervangen door de woorden "zijn inschrijving voor deze competentiemeting".

Art. 10.In artikel 14, §§ 2 en 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de woorden "het afsluiten van het proces-verbaal van de competentiemeting" vervangen door de woorden "zijn inschrijving voor deze competentiemeting".

Art. 11.In artikel 34 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de §§ 1, 2 en 4 worden de woorden "gedurende acht jaar" vervangen door de woorden "gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting";2° in de §§ 3, tweede lid, 5, tweede lid, en 6, tweede lid, worden de woorden "het afsluiten van het proces-verbaal van de competentiemeting" vervangen door de woorden "zijn inschrijving voor deze competentiemeting".

Art. 12.In artikel 35 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de §§ 1, 2, 4, 6 en 8 worden de woorden "gedurende vijf jaar" vervangen door de woorden "gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting";2° in de §§ 3, tweede lid, 5, tweede lid, 7, tweede lid, en 9, tweede lid, worden de woorden "het afsluiten van het proces-verbaal van de competentiemeting" vervangen door de woorden "zijn inschrijving voor deze competentiemeting".

Art. 13.In artikel 36 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de §§ 1, 2, 4 en 6 worden de woorden "gedurende drie jaar" vervangen door de woorden "gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting";2° in de §§ 3, tweede lid, 5, tweede lid, en 7, tweede lid, worden de woorden "het afsluiten van het proces-verbaal van de competentiemeting" vervangen door de woorden "zijn inschrijving voor deze competentiemeting".

Art. 14.In artikel 36bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 september 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « De competentietoelage wordt gevoegd bij de jaarlijkse brutobezoldiging voor de berekening van het vakantiegeld en van de eindejaarstoelage die erop volgen.De competentietoelage wordt in aanmerking genomen voor een twaalfde van de Copernicuspremie, bedoeld in het koninklijk besluit van 10 juli 2002 tot toekenning van een Copernicus- premie aan sommige personeelsleden van de rijksbesturen, die erop volgt. »; 2° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.De ambtenaar heeft het recht af te zien van de betaling van de competentietoelage. »; 3° een § 5 wordt ingevoegd, luidende : « § 5.Artikel 5 van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel van de federale overheidsdiensten is niet van toepassing in geval : 1° van verlof of disponibiliteit wegens ziekte;2° van afwezigheid wegens een ongeval voorgekomen op het werk of op weg naar en van het werk of wegens een beroepsziekte;3° van afwezigheid gewettigd door het bekomen van verlof of werkonderbreking bedoeld in de artikelen 39, 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971, in artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector en in de artikelen 34 tot 37 en 117, § 1, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.».

Art. 15.Artikel 37 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt in de volgende lezing hersteld : « Art.37. De ambtenaar van niveau C die een competentietoelage genoot of die ingeschreven was voor een competentiemeting, en die, bevorderd in een graad van niveau B, geen recht heeft op de competentietoelage verbonden aan zijn nieuwe graad, heeft recht op de competentietoelage verbonden aan zijn vroegere graad onder twee voorwaarden : 1° dat de geldigheidsduur van de competentiemeting niet verstreken is;2° dat hij houder is van zijn nieuwe graad sedert minder dan 12 maanden. Waneer hij recht heeft op de competentietoelage verbonden aan zijn nieuwe graad, verliest hij, desgevallend met terugwerkende kracht, het recht op de competentietoelage verbonden aan zijn vroegere graad ».

Art. 16.Artikel 38 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt in de volgende lezing hersteld : «

Art. 38.De stagiair in een graad van de niveaus B of C, die een competentietoelage genoot of die ingeschreven was voor een competentiemeting als personeelslid, hetzij aangeworven met arbeidsovereenkomst in het federaal administratief openbaar ambt, hetzij aldaar benoemd, ontvangt de competentietoelage verbonden aan zijn vroegere toestand onder twee voorwaarden : 1° dat de geldigheidsduur van de competentiemeting niet verstreken is;2° dat hij houder is van zijn nieuwe graad sedert minder dan 12 maanden.». HOOFDSTUK VI Wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel

Art. 17.In artikel 18bis van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt aangevuld met het volgende lid : « Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 76, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, kan de ambtenaar die geen competentietoelage ontvangt, zich inschrijven om een competentiemeting af te leggen, van zodra hij voldoet aan de anciënniteitsvoorwaarde.Hij wordt opgeroepen binnen twaalf maanden na zijn inschrijving. Indien hij niet slaagt, kan hij zich opnieuw inschrijven 365 dagen na zijn vorige inschrijving. »; 2° § 2 wordt aangevuld met het volgende lid : « De ambtenaar die geslaagd is voor het eerste deel, bedoeld in het derde lid, wordt vrijgesteld van dit deel, wanneer hij zich inschrijft voor een nieuwe competentiemeting, binnen een termijn van 24 maanden vanaf de datum van inschrijving voor de eerste competentiemeting.». HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen

Art. 18.Artikel 226 van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 226.Voor de ambtenaren die, wanneer ze de voorwaarden vervulden om deel te nemen aan een competentiemeting op datum van 31 augustus 2003, in deze meting geslaagd zijn ten laatste op 31 augustus 2004, wordt de vereiste termijn voor het bekomen van de eerstvolgende bevordering door verhoging in weddenschaal verminderd met een jaar. In dit geval, wordt de geldigheidsduur van de competentiemeting in gelijke mate verminderd en is de competentietoelage verbonden aan de competentiemeting niet meer verschuldigd. ». HOOFDSTUK VIII. - Opheffingsbepaling

Art. 19.Het koninklijk besluit van 23 oktober 2003 betreffende de competentietoelage wordt opgeheven. HOOFDSTUK IX. - Overgangs-, afwijkende en eindbepalingen

Art. 20.In afwijking van artikel 35, § 3, eerste lid, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, zoals het wordt gewijzigd bij dit besluit, worden de personeelsleden, die voldoen aan de voorwaarden om deel te nemen aan een competentiemeting op datum van 31 augustus 2003 en die geslaagd zijn voor deze meting ten laatste op 31 augustus 2004, geacht zich te hebben ingeschreven in de maand die voorafgaat aan 1 september 2003.

Art. 21.De termijn die wordt bepaald in artikel 18bis, § 2, negende lid, van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, zoals ingevoegd bij dit besluit, wordt op 12 maanden gebracht vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit voor de personeelsleden die voldeden aan de voorwaarden om deel te nemen aan een competentiemeting op datum van 31 augustus 2003.

Art. 22.De personeelsleden die ingeschreven zijn vóór de inwerkingtreding van dit besluit en die niet genieten van de bepalingen van artikel 20 : 1° wanneer ze hun competentiemeting hebben afgelegd en er niet in geslaagd zijn, mogen zich inschrijven bij de inwerkingtreding van dit besluit;ze genieten niet van de bepalingen van artikel 20; 2° wanneer ze de voorwaarden vervulden om deel te nemen aan een competentiemeting op de datum van 31 augustus 2003 maar zij het geheel van hun competentiemeting nog niet afgelegd hebben, worden geacht, wanneer ze niet slagen en zich terug inschrijven vóór 1 januari 2005, ingeschreven te zijn bij de inwerkingtreding van dit besluit;ze genieten niet van de bepalingen van artikel 20; 3° wanneer ze de voorwaarden niet vervulden om deel te nemen aan een competentiemeting op datum van 31 augustus 2003 worden beschouwd als ingeschreven te zijn overeenkomstig dit besluit op de datum van hun werkelijke inschrijving.

Art. 23.De personeelsleden die genieten van een syndicaal verlof in de hoedanigheid van vaste afgevaardigde van een representatieve vakorganisatie overeenkomstig artikel 7 van de wet 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel genieten ambtshalve de verhoging in weddenschaal in hun graad en ontvangen ambtshalve de competentietoelage vastgesteld voor hun graad zonder een competentiemeting te moeten afleggen.

Art. 24.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 3 dat uitwerking heeft met ingang van 1 juni 2002.

Art. 25.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, Mevr. M. ARENA I

^