gepubliceerd op 09 januari 2001
Koninklijk besluit betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel
22 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 augustus 1975, 23 maart 1981, 10 augustus 1981, 12 augustus 1981, 21 maart 1983, 13 september 1983, 18 januari 1985, 13 januari 1988, 16 oktober 1989, 18 december 1989, 13 juni 1990, 31 juli 1991, 15 maart 1993, 20 december 1993, 14 september 1994, 17 maart 1995, 30 maart 1995, 10 april 1995, 14 september 1998 en 19 april 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 april 1974 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen voor de leden, secretarissen en helpers van de examencommissies van de examens georganiseerd of voorgezeten door de Vaste Wervingssecretaris, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1985, 17 maart 1995 en 10 april 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1981 tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel, het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de rijksbesturen en het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 12;
Gelet op het ministerieel besluit van 31 juli 1991 houdende vaststelling van het programma van de vergelijkende wervingsexamens, de vergelijkende examens voor overgang naar het hogere niveau, de examens voor verhoging in graad en de examens voor verhoging in weddenschaal, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 maart 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1993 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juli 1964 tot uitvoering van de wetten betreffende het personeel in Afrika, wat de toelating tot betrekkingen bij de rijksbesturen betreft en het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel, inzonderheid artikel 6;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 8 februari 2000;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 25 februari 2000;
Gelet op het protocol nr. 354 van 22 mei 2000 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 23 juni 2000 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 31 augustus 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Besturen en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepaling
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient onder "afgevaardigd bestuurder" en "adjunct-afgevaardigd bestuurder" de "afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid" en "adjunct-afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid" te worden verstaan. HOOFDSTUK II. - Overlegcommissie en adviescommissie
Art. 2.Er wordt onder het voorzitterschap van de afgevaardigd bestuurder of zijn vertegenwoordiger een overlegcommissie voor de selectieprocedures ingesteld.
Die commissie is samengesteld uit : 1° de afgevaardigd bestuurder en de adjunct-afgevaardigd bestuurders;2° twee vertegenwoordigers van elke representatieve vakorganisatie als bedoeld bij artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. De afgevaardigd bestuurder brengt de commissie op de hoogte van de wijze waarop de selectieprocedures verlopen.
Ieder lid kan aan de commissie opmerkingen of voorstellen doen waarover overleg plaatsheeft onder de leden van de commissie, teneinde de selectietechnieken te verbeteren en de objectiviteit ervan te waarborgen. De commissie brengt een gemotiveerd advies uit.
Art. 3.Er wordt onder het voorzitterschap van de afgevaardigd bestuurder of zijn vertegenwoordiger een adviescommissie voor selectie opgericht.
De adviescommissie is samengesteld uit : 1° de afgevaardigd bestuurder;2° de adjunct-afgevaardigd bestuurders;3° acht hoogleraren, waarvan vier Nederlands- en vier Franstaligen, benoemd om hun bevoegdheid in de domeinen van het human resources management of van het publiek recht. De leden worden door Ons benoemd op voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren. Hun mandaat duurt zes jaar en is hernieuwbaar.
De adviescommissie heeft tot taak : 1° adviezen uit te brengen omtrent : a) de wetenschappelijke gegrondheid van selectiemethodes en instrumenten;b) de gedrags- en beroepscode die voor alle vormen van selectie in acht moet worden genomen;2° voorstellen te doen met het oog op de uniformisering of de verbetering van de selectieprocedures. De adviescommissie kan personen die in een bepaald domein bijzonder bevoegd zijn, uitnodigen om de vergaderingen bij te wonen. HOOFDSTUK III. - Organisatie van de selecties en van de vergelijkende selecties
Art. 4.De afgevaardigd bestuurder organiseert de selecties en vergelijkende selecties. Hij stelt het reglement en de procedure vast.
Bij toepassing van het artikel 21, tweede lid, of het artikel 70bis, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, worden de te volgen regelen van de delegatie vastgelegd in een protocol, afgesloten tussen de afgevaardigd bestuurder en de betrokken besturen. Voor de aanwijzing van de leden van de selectiecommissies is het akkoord van de afgevaardigd bestuurder vereist.
Art. 5.De afgevaardigd bestuurder stelt het reglement van orde vast betreffende de organisatie van de selecties en vergelijkende selecties en zorgt voor de bekendmaking ervan.
Art. 6.De reserve van geslaagden die is samengesteld door de afgevaardigd bestuurder na een vergelijkende selectie heeft een geldigheidsduur van maximum twee jaar te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal.
Onder geslaagden van twee of meer vergelijkende selecties, wordt voorrang verleend aan de geslaagden van de selectie waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum is afgesloten.
Art. 7.De geslaagden die een betrekking aanvaarden, verbinden er zich toe in dienst te treden. Zij die, na deze aanvaarding, weigeren in dienst te treden, worden uit de reserve van geslaagden geschrapt. HOOFDSTUK IV. - Selectiecommissies
Art. 8.Voor alle vergelijkende selecties zijn de selectiecommissies samengesteld uit : 1° een voorzitter, die de afgevaardigd bestuurder of zijn vertegenwoordiger is.Hij is stemgerechtigd; 2° ten minste twee assessoren en eventueel hun plaatsvervangers.
Art. 9.De afgevaardigd bestuurder of de ambtenaar bedoeld in artikel 4, tweede lid, van dit besluit, wijst de leden van de selectiecommissie aan onder : 1° ambtenaren bekleed met een graad die ten minste gelijk is aan die van de te verlenen graad;2° leden van het onderwijzend personeel op het niveau van de te verlenen graad;3° personen die, wegens hun bevoegdheid of hun specialisatie, bijzonder geschikt zijn. De leden van het onderwijzend personeel moeten behoren of behoord hebben tot inrichtingen van de Staat of van één van de Gemeenschappen of tot onderwijsinrichtingen die door de Staat of één van de Gemeenschappen worden gesubsideerd of erkend. HOOFDSTUK V. - Vergelijkende selecties voor overgang naar het hogere niveau en selecties voor verhoging in weddenschaal of voor verhoging in graad Afdeling I. - Algemene bepalingen
Art. 10.Indien een vergelijkende selectie of een selectie uit een algemeen en één of meer bijzondere gedeelten bestaat, worden de ambtenaren die geslaagd zijn voor het algemeen gedeelte, op hun verzoek van dit gedeelte vrijgesteld wanneer zij later opnieuw deelnemen aan één of meer vergelijkende selecties of selecties van hetzelfde of van een lager niveau.
Dezelfde regel is van toepassing op de ambtenaren die in het bezit zijn van het brevet bedoeld in artikel 14, § 2, van dit besluit waaruit blijkt dat zij geslaagd zijn voor het gedeelte over de algemene vorming van niveau 1 en die later deelnemen aan een vergelijkende selectie voor overgang naar niveau 2+.
De kandidaat die geslaagd is voor het algemeen gedeelte van een vergelijkende selectie voor overgang naar een graad gerangschikt in niveau 2, behoudt het voordeel van zijn slagen indien hij later deelneemt aan één of meer vergelijkende selecties georganiseerd voor dezelfde of een gelijkwaardige graad gerangschikt in niveau 2+.
Art. 11.De kandidaten die ten minste 60 % der punten hebben behaald voor de volledige vergelijkende selectie of selectie worden verklaard geslaagd te zijn.
Zij behouden onbeperkt het voordeel van hun uitslag. Afdeling II. - Vergelijkende selecties voor overgang naar het hogere
niveau
Art. 12.De geslaagden voor een vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau worden gerangschikt volgens de behaalde punten.
Ingeval de vergelijkende selectie is opgesplitst, worden zij gerangschikt volgens de voor het bijzonder gedeelte of de bijzondere gedeelten behaalde punten.
Art. 13.De geslaagden worden in de volgorde van hun rangschikking bevorderd tot de graad waarnaar zij hebben medegedongen en worden voor een vacante betrekking van die graad aangewezen.
Wanneer de geslaagden van verschillende vergelijkende selecties naar dezelfde bevordering dingen, worden zij gerangschikt volgens de datum van de processen-verbaal van afsluiting, te beginnen met de verst afgelegen datum, en, voor elke vergelijkende selectie, in de volgorde van hun rangschikking.
Art. 14.§ 1. De vergelijkende selecties voor overgang naar niveau 1 bestaan uit een onderhoud uitgaande van een praktijkgeval dat verband houdt met de functie. § 2. Tot de vergelijkende selecties bedoeld in § 1 worden toegelaten, de kandidaten die in het bezit zijn van de volgende brevetten : 1° een brevet waaruit blijkt dat zij geslaagd zijn voor het gedeelte over de algemene vorming met het oog op de deelname aan een vergelijkende selectie voor overgang naar niveau 1.De kandidaat die in het bezit is van dit brevet mag deelnemen aan de gedeelten over bepaalde vakken; 2° vier brevetten waaruit blijkt dat zij geslaagd zijn voor de gedeelten over de vakken vastgesteld door de afgevaardigd bestuurder, na advies van het bestuur waartoe de kandidaat behoort. § 3. De gedeelten voor het behalen van de brevetten met het oog op deelneming aan de in § 1 bedoelde vergelijkende selecties voor overgang naar niveau 1 worden om de twee jaar georganiseerd.
Om deel te nemen moeten de kandidaten, op de datum vastgesteld door de afgevaardigd bestuurder, vastbenoemde ambtenaren van niveau 2+ of 2 zijn en, in dit laatste geval, bekleed zijn met een graad verbonden aan een weddenschaal van ten minste rang 20E. Om te slagen moeten de kandidaten ten minste 60 % der punten behalen.
Het voordeel van het behalen van een brevet is definitief verkregen.
Art. 15.De vergelijkende selecties voor overgang naar graden van de niveaus 2+ en 2 bestaan uit twee gedeelten, een algemeen en een bijzonder gedeelte. Bij elk gedeelte worden de niet-geslaagden uitgesloten.
Art. 16.De vergelijkende selecties voor overgang naar graden van niveau 3 bestaan uit één gedeelte.
Voor de technische graden van niveau 3 kunnen de vergelijkende selecties voor overgang naar het hogere niveau uit twee gedeelten bestaan. Bij elk gedeelte worden de niet-geslaagden geëlimineerd. Afdeling III. - Selecties voor verhoging in weddenschaal
Art. 17.De selectie voor verhoging in weddenschaal ingesteld binnen elke graad van rang 20 voor het verkrijgen van de hoogste weddenschaal in die graad bestaat uit één gedeelte.
Onder voorbehoud van artikel 35 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, mogen aan de in het eerste lid bedoelde selectie deelnemen, alle ambtenaren van rang 20, die bekleed zijn met de graad waarvoor de selectie is georganiseerd.
De selecties voor verhoging in weddenschaal worden elk jaar georganiseerd. Afdeling IV. - Selecties voor verhoging in graad
Art. 18.De selecties voor verhoging in graad bestaan uit één of meerdere gedeelten. Bij elk gedeelte worden de niet-geslaagden uitgesloten.
TITEL II. - Toelagen
Art. 19.§ 1. In afwijking van de artikelen 1 en 5 van het besluit van de Regent van 30 maart 1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties, van de artikelen 1 en 6 van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries en van artikel 6 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, wordt voor de prestaties die op zaterdagen, zondagen en feestdagen evenals tijdens de periode van 27 december tot 31 december en gedurende een door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren toegekende dienstvrijstelling verricht worden, een uurtoelage toegekend waarvan het bedrag als volgt wordt bepaald : 1° voorzitter van de selectiecommissie : a) selectie van niveau 1 : 1.500 frank b) selecties voor andere niveaus : 1.250 frank 2° assessor van de selectiecommissie : a) selectie van niveau 1 : 1.500 frank b) selectie voor andere niveaus : 1.250 frank 3° secretaris van de selectiecommissie : selectie voor alle niveaus : 597 frank 4° helper van de selectiecommissie : selectie voor alle niveaus : 523 frank § 2.De in paragraaf 1 vastgestelde toelagen zijn verschuldigd aan de personeelsleden van de diensten die onder de Gewesten en Gemeenschappen ressorteren, welke dezelfde functies vervullen. § 3. Aan de in de §§ 1 en 2 niet vermelde assessoren van de selectiecommissies wordt een uurtoelage van 2.500 frank toegekend voor de selecties van niveau 1 en van 2.000 frank voor de selecties van de andere niveaus.
Aan de in de §§ 1 en 2 niet vermelde helpers van de selectiecommissies wordt een uurtoelage van 523 frank toegekend voor de selecties van alle niveaus. § 4. De bedragen van de toelagen bedoeld in § 1, 3° en 4°, en § 3, tweede lid, van dit artikel, vallen onder de mobiliteitsregeling die van toepassing is op de wedden van het rijkspersoneel. Zij worden aan het spilindexcijfer 138,01 gekoppeld.
Art. 20.§ 1. De verbetering van schriftelijke gedeelten wordt bezoldigd tegen een bedrag van 1.000 frank per werk voor het niveau 1 en 750 frank per werk voor de andere niveaus. § 2. De assessoren die een voordracht hebben gehouden of die een tekst hebben opgesteld die dient te worden samengevat en becommentarieerd, ontvangen een toelage van 10.000 frank voor een selectie van niveau 1 en van 7.500 frank voor een selectie van de andere niveaus.
Alleen teksten die niet eerder voorgedragen zijn of die nog niet gepubliceerd zijn, komen voor de toekenning van deze toelage in aanmerking.
De teksten waarvoor een toelage betaald is, mogen door de afgevaardigd bestuurder gebruikt worden bij andere selecties.
TITEL III. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 21.De bepalingen van het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel, en de bepalingen van het ministerieel besluit van 31 juli 1991 houdende vaststelling van het programma van de vergelijkende wervingsexamens, de vergelijkende examens voor overgang naar het hogere niveau, de examens voor verhoging in graad en de examens voor verhoging in weddenschaal, blijven van toepassing op de vergelijkende examens en examens die in uitvoering zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 22.In afwijking van artikel 6 van dit besluit, kan de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, op voorstel van de afgevaardigd bestuurder, van jaar tot jaar de geldigheidsduur verlengen van de wervingsreserves samengesteld in uitvoering van artikel 19 van de wet van 20 februari 1990 betreffende het personeel van de overheidsbesturen en van sommige instellingen van openbaar nut en van artikel 33 van de wet van 22 maart 1999 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken.
Art. 23.Opgeheven worden voor de federale overheid : 1° het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 augustus 1975, 23 maart 1981, 10 augustus 1981, 12 augustus 1981, 21 maart 1983, 13 september 1983, 18 januari 1985, 13 januari 1988, 16 oktober 1989, 18 december 1989, 13 juni 1990, 31 juli 1991, 15 maart 1993, 20 december 1993, 14 september 1994, 17 maart 1995, 30 maart 1995, 10 april 1995, 14 september 1998 en 19 april 1999;2° het koninklijk besluit van 22 april 1974 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen voor de leden, secretarissen en helpers van de examencommissies van de examens georganiseerd of voorgezeten door de Vaste Wervingssecretaris, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1985, 17 maart 1995 en 10 april 1995;3° artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1981 tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel, het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de rijksbesturen en het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het rijkspersoneel;4° het ministerieel besluit van 31 juli 1991 houdende vaststelling van het programma van de vergelijkende wervingsexamens, de vergelijkende examens voor overgang naar het hogere niveau, de examens voor verhoging in graad en de examens voor verhoging in weddenschaal, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 maart 1995;5° artikel 6 van het koninklijk besluit van 15 maart 1993 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juli 1964 tot uitvoering van de wetten betreffende het personeel in Afrika, wat de toelating tot betrekkingen bij de rijksbesturen betreft en het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel.
Art. 24.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 25.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Besturen, L. VAN DEN BOSSCHE