Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 oktober 2013
gepubliceerd op 14 november 2013

Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2013002052
pub.
14/11/2013
prom.
25/10/2013
ELI
eli/besluit/2013/10/25/2013002052/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 OKTOBER 2013. - Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit ontwerp heeft als doel een nieuwe geldelijke loopbaan in te voeren voor alle personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt, met uitzondering van het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen en de mandaathouders. Deze nieuwe geldelijke loopbaan ligt in het verlengde van de eerste heroriënteringsinitiatieven die in januari 2013 reeds concreet vorm kregen met de stopzetting van de inschrijvingen voor de gecertificeerde opleidingen en vervolgens in september 2013 met de wijziging van het evaluatiesysteem.

Het ontwerp van besluit zorgt voor de kanteling van het loopbaanstelsel naar een nieuw stelsel waarin de evolutie van de geldelijke loopbaan nauw verbonden is aan het evaluatieproces, en er dus rekening wordt gehouden met de prestaties van de personeelsleden.

Dit nieuwe stelsel vervangt het huidige stelsel, dat gebaseerd is op het slagen voor een gecertificeerde opleiding en het verloop van de geldigheidsduur daarvan.

Het ontwerp van besluit bevat vier titels : ? de eerste titel bevat algemeenheden en definities; ? de tweede titel is een nieuw geldelijk statuut; het handelt hoofdzakelijk over : - de geldelijke anciënniteit; - de schaalanciënniteit, een nieuw concept, dat noodzakelijk is voor de nieuwe loopbanen; - de eigenlijke nieuwe loopbanen; ? titel III regelt de overgangsbepalingen betreffende de « nieuwe oude loopbanen »; ? titel IV bevat een groot aantal wijzigingen aan de teksten betreffende het geldelijke statuut (26 gewijzigde koninklijke besluiten) en heft 58 andere teksten op.

Het ontwerp slaat niet op de administratieve loopbaan (bevordering door overgang naar het hogere niveau, bevordering naar de hogere klasse, procedure voor verandering van graad,...). In het kader van de bevordering naar de hogere klasse bevat het ontwerp van koninklijk besluit wel twee grote wijzigingen : - de A1-loopbaan telt 6 schalen en bereikt het maximum van de oude weddeschaal A23 zonder dat het personeelslid automatisch overgaat naar de tweede klasse; - wie in de klasse A1 is benoemd, zal kunnen solliciteren naar een vacante betrekking in de klasse A3, zodra hij 6 jaar anciënniteit telt in de klasse A1.

Nieuwe loopbaan (Titel II) : De nieuwe loopbaan, die uitgewerkt wordt in titel II van dit ontwerp, zal van toepassing zijn op alle personeelsleden die zullen worden aangeworven vanaf 1 januari 2014 of die na deze datum een bevordering of een verandering van graad zullen krijgen. De grote principes van deze nieuwe loopbaan zijn de volgende : - elke graad of elke klasse omvat vijf schalen, met uitzondering van : o de klasse A1, die er zes telt; o de klassen A4 en A5, die er vier tellen; o de graad van medewerker restaurant/schoonmaak, die er vier telt; o de graad van technisch medewerker, die er zes telt; o de graad van financieel medewerker, die er drie telt; o de graad van operationeel brigadier, die er vier telt; - de overgang van de eerste naar de tweede schaal gebeurt voor alle personeelsleden na drie evaluaties met de vermelding « voldoet aan de verwachtingen » of twee evaluaties met de vermelding « uitzonderlijk »; - de overgang naar de andere schalen gebeurt na zes evaluaties met de vermelding « voldoet aan de verwachtingen » of vier evaluaties met de vermelding « uitzonderlijk » in de niveaus B, C en D. In het niveau A gebeurt de overgang naar de andere schalen na vijf evaluaties met de vermelding « voldoet aan de verwachtingen » of vier evaluaties met de vermelding « uitzonderlijk »; - de overgang naar de hogere schaal wordt evenwel beperkt tot de derde weddeschaal voor contractuelen, met uitzondering van de medewerker restaurant/schoonmaak. Dat is uiteraard nog altijd een groot verschil vergeleken met de geldelijke loopbaan van de ambtenaar. Als men het echter vergelijkt met het oude systeem waarin de geldelijke loopbaan van de contractueel beperkt was tot de eerste weddeschaal van de graad of klasse, is de nieuwe geldelijke loopbaan van de contractueel duidelijk voordeliger; - de overgang naar de hogere schaal wordt aldus impliciet verbonden aan de schaalanciënniteit (zes, vijf, vier en drie jaar); - de evaluatie met de vermelding « te verbeteren » of « onvoldoende » levert geen enkele bevordering naar de hogere schaal op voor het beschouwde jaar; - bij een bevordering naar het hogere niveau of de hogere klasse gebeurt de overgang in de tweede of een nog hogere schaal indien de overgang naar de eerste schaal geen significante verhoging oplevert; - bij een verandering van graad krijgt de ambtenaar de eerste, tweede, derde, vierde of vijfde weddeschaal naargelang hij de eerste, tweede, derde, vierde of vijfde weddeschaal van zijn vroegere graad genoot. Er wordt echter voorzien in uitzonderingen. Die zijn gerechtvaardigd door het feit dat het de bedoeling is een wedde te behouden die gelijkwaardig is aan de wedde die de ambtenaar in zijn vroegere graad genoot.

In de nieuwe loopbaan vormen de vereiste schaalanciënniteit en het vereiste aantal gunstige evaluatievermeldingen met andere woorden de grondslag voor de overgang naar de hogere weddeschaal. De overgang tussen de schalen verloopt vlugger met een vermelding « uitstekend » dan met een vermelding « voldoet aan de verwachtingen ». De overgang verloopt vlugger tussen de eerste en de tweede schaal dan tussen de andere weddeschalen. De vermeldingen « te verbeteren » of « onvoldoende » vertragen de bevordering naar de hogere weddeschaal. « Nieuwe oude loopbanen » (Titel III) : Naast de nieuwe loopbanen die in titel II bepaald worden, bevat het ontwerp een reeks overgangsbepalingen (Titel III) betreffende de « nieuwe oude loopbanen ». Deze bepalingen hebben betrekking op alle personeelsleden die in dienst zijn op 31 december 2013.

De « nieuwe oude loopbanen » hebben het volgende gemeen met de nieuwe loopbanen : - de vooruitgang na een bepaalde periode en mits het behalen van het vereiste aantal gunstige vermeldingen; - vanaf 1 januari 2017 dezelfde vooruitgang, die een keer per jaar plaatsvindt, naargelang van de geldelijke anciënniteit; - een belangrijke geldelijke verhoging in geval van bevordering naar het hogere niveau of de hogere klasse; - het behoud van een gelijkwaardige wedde in geval van verandering van graad.

Ze hebben echter de volgende bijzondere kenmerken : - ze worden niet langer georganiseerd volgens weddeschalen. Met andere woorden : de personeelsleden zullen op 1 januari 2014 hun oude weddeschaal (oude weddeschaal voortgekomen uit de Copernicushervorming of een andere oude specifieke weddeschaal) behouden. Er is dus geen kanteling naar de weddeschalen van de nieuwe loopbanen; - elk personeelslid dat geslaagd is voor een gecertificeerde opleiding zal ook de premie voor competentieontwikkeling behouden; - de ambtenaar die op basis van het oude systeem een bevordering naar de hogere weddeschaal zou hebben gekregen, geniet op het einde van de geldigheidsduur van deze gecertificeerde opleiding eveneens die bevordering in de oude weddeschaal. Er wordt ook voorzien in die regel voor de ambtenaar die in de weddeschaal A11 is bezoldigd en de weddeschaal A12 zal krijgen zodra hij 6 jaar dienstanciënniteit in de weddeschaal A11 telt, alsook voor de ambtenaren die in de schalen A41, A42, A51 en A52 zijn bezoldigd, als ze geslaagd zijn voor een gecertificeerde opleiding en gedurende 6 jaar in die weddeschaal werden bezoldigd; - voor de personeelsleden van wie de geldigheidsduur verstrijkt vóór 1 januari 2017, maar die geen bevordering in weddeschaal kunnen krijgen, wordt de premie voor competentieontwikkeling verder betaald tot 31 december 2016; - in tegenstelling tot de « nieuwe loopbaan » is de vooruitgang het gevolg van het verkrijgen van een bonificatie, en niet van de toekenning van een nieuwe, gunstigere weddeschaal. De eerste bonificatie wordt toegekend na 3 evaluaties met de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" of na 2 opeenvolgende evaluaties met de vermelding "uitzonderlijk", voor zover het personeelslid sinds 1 januari 2014 een geldelijke anciënniteit van 3 of 2 jaar heeft; - de volgende bonificaties worden toegekend na : ? 5 evaluaties "voldoet aan de verwachtingen" of 4 evaluaties "uitzonderlijk" (voor het niveau A); ? 6 evaluaties "voldoet aan de verwachtingen" of 4 evaluaties "uitzonderlijk" (voor de niveaus B, C en D); - het bedrag van de bonificaties varieert hoofdzakelijk naargelang het niveau, de graad of de klasse, de weddeschaal, de toekenning of niet van een premie voor competentieontwikkeling en het aantal bonificaties dat men al kreeg; - in elk geval zal het totale bedrag van de wedde, na de toekenning van de bonificaties (eerste bonificatie of volgende bonificaties), beperkt worden tot de maximale wedde die is bepaald in de laatste weddeschaal van de graad of klasse van de nieuwe loopbaan; - ook contractuelen kunnen schaalbonificaties krijgen. Ze worden beperkt tot maximaal twee bonificaties. Er worden slechts 2 bonificaties toegekend, aangezien de contractueel in de nieuwe loopbaan maximaal tot de 3e weddeschaal kan opklimmen; - pas bij een nieuwe aanwerving, een bevordering of een verandering van graad komt het personeelslid in de nieuwe geldelijke loopbaan, m.a.w. in de Titel II bedoelde nieuwe weddeschalen, terecht.

Er werd rekening gehouden met alle opmerkingen van de Raad van State.

De artikelen 2, 16, 34, 49, 82, alsook het aanhef, werden aangepast.

Er werd echter geen rekening gehouden met de opmerking over de opheffing van de bepalingen betreffende de gecertificeerde opleidingen.

De Raad van State interpreteert de afschaffing van de gecertificeerde opleidingen als een afschaffing van elke mogelijkheid tot opleiding voor de federale ambtenaren. De Raad van State is van mening dat die afschaffing in tegenspraak is met artikel 11, § 2, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel en met artikel 7, § 2, eerste en tweede lid, van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook van de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen.

Die opmerking klopt niet. Iedereen weet dat er vóór de gecertificeerde opleidingen al opleidingsinspanningen werden geleverd en dat de opleidingsinspanningen na de hervorming van de loopbaan waarin de vooruitgang in weddeschaal aan de gecertificeerde opleidingen is verbonden, zullen worden voortgezet. Iedereen weet ook dat er over de gecertificeerde opleidingen niets, of althans niet in die zin, in de statuten van de gefedereerde entiteiten staat.

Naar aanleiding van de opmerking van de Raad van State betreffende de bepalingen van Titel IV werden er louter technische wijzigingen aangebracht aan de artikelen 75, 81, 83, 84, 85, 86, 87, 92, 94, 131, 141, 171 en 178. Er werden ook 2 artikelen, namelijk de artikelen 69 en 70, toegevoegd aan het ontwerp van koninklijk besluit naar aanleiding van de publicatie op 16 juli 2013 van het koninklijk besluit van 4 juli 2013 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de overgang naar het niveau A, wat uiteraard een vernummering tot gevolg heeft van de artikelen die volgen.

Ten slotte werden er schrijffouten verbeterd in de artikelen 42, 43, 44, 50 en 58 waarin het woord « lid » telkens werd vervangen door het woord « paragraaf ».

We hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister belast met Ambtenarenzaken, K. GEENS De Staatsecretaris voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

ADVIES 53.749/2/V VAN 7 AUGUSTUS 2013 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT 'BETREFFENDE DE GELDELIJKE LOOPBAAN VAN DE PERSONEELSLEDEN VAN HET FEDERAAL OPENBAAR AMBT' Op 16 juli 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, toegevoegd aan de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt'.

Het ontwerp is door de tweede vakantiekamer onderzocht op 7 augustus 2013.

De kamer was samengesteld uit Philippe Quertainmont, kamervoorzitter, Paul Lewalle en Jacques Jaumotte, staatsraden, Christian Behrendt, assessor, en Colette Gigot, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Yves Delval, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jacques Jaumotte.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 7 augustus 2013.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het vervangen is bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande opmerking Voorbehoud betreffende de reikwijdte van het uitgevoerde onderzoek Gelet op de toegemeten termijn, op de complexiteit van de aangelegenheid, op het feit dat het ontwerp niet vergezeld gaat van een verslag aan de Koning, en op de zeer talrijke dossiers die thans bij de Raad van State zijn ingediend, inzonderheid door de federale overheid, waaronder de verschillende teksten met betrekking tot de zesde staatshervorming, is het niet mogelijk geweest na te gaan of alle bepalingen van het ontwerp in overeenstemming zijn met het gelijkheidsbeginsel en het niet discriminatiebeginsel. Het is evenmin mogelijk gebleken na te gaan of met het ontwerp gezorgd wordt voor de noodzakelijke samenhang met de overige regelingen betreffende de loopbaan van het personeel, inzonderheid wat het grote aantal bepalingen betreft dat opgeheven wordt. De steller van het ontwerp dient na te gaan of die beginselen en vereisten nageleefd worden met het ontwerp.

Wanneer bovendien over sommige bepalingen van het ontwerp opmerkingen worden gemaakt, betekent dit niet dat deze opmerkingen exhaustief zijn, noch dat de bepalingen waarover geen opmerking is gemaakt noodzakelijkerwijs niet aan kritiek blootstaan.

Onder dit voorbehoud geeft het ontworpen koninklijk besluit aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Algemene opmerkingen 1. Rechtsgrond In de aanhef van het ontwerp wordt bij wijze van rechtsgrond uitsluitend verwezen naar de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet en artikel 4, § 2, 1°, van de wet van 22 juli 1993 'houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken'.Daarmee verschilt deze aanhef volledig van de aanhef van een aantal van de gewijzigde besluiten, zoals bijvoorbeeld het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut', dat bij de artikelen 74 tot 76 van het ontwerp gewijzigd wordt en waarvoor de in de aanhef vermelde bepalingen geen degelijke rechtsgrond opleveren.

Het staat dan ook aan de steller van het ontwerp om de onderscheiden rechtsgronden ervan nader te bepalen. Voorts dient hij de aanhef van het ontwerp aan te passen, nadat hij, in zoverre deze bepalingen het zouden voorschrijven, de voorafgaande vormvereisten heeft vervuld. 2. Nut van het opstellen van een verslag aan de Koning Gelet op de omvang van de ontworpen hervorming, waarbij een nieuwe regeling wordt ingevoerd wat betreft de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van de federale overheid en waarbij heel wat teksten worden vervangen, zou het nuttig zijn om het ontworpen besluit vergezeld te laten gaan van een verslag aan de Koning waarin onder andere een toelichting zou worden gegeven over de krachtlijnen waarop de nieuwe regeling steunt.In dat verslag zou eveneens zeer in het bijzonder kunnen worden gewezen op het verschil in behandeling tussen de personeelsleden van de federale overheid die in dienst getreden zijn vóór 1 januari 2014 en zij die in dienst zullen treden vanaf die datum, alsook over de redenen voor dat verschil in behandeling.

Hetzelfde geldt in verband met de redenen voor de overige verschillen in behandeling die bij het ontwerp worden ingesteld, bijvoorbeeld in de artikelen 23, 27, 52 en 142. (1) 3. Afschaffing van de gecertificeerde opleidingen In advies 52.535/2 dat de afdeling Wetgeving op 3 januari 2013 gegeven heeft over het ontwerp dat aanleiding gegeven heeft tot het koninklijk besluit van 21 januari 2013 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de gecertificeerde opleidingen', heeft zij de volgende opmerking geformuleerd : « Het ontwerp strekt voornamelijk ertoe vanaf de inwerkingtreding ervan en voor onbepaalde duur de mogelijkheid af te schaffen om zich te laten inschrijven voor gecertificeerde opleidingen, zonder dat deze wordt vervangen door een andere mogelijkheid in die zin. Het ontwerp regelt eveneens wat er te gebeuren staat met de gecertificeerde opleidingen waarvoor de inschrijving geregistreerd is vóór de inwerkingtreding en het stelt de voorwaarden waaronder de betrokkenen een premie voor competentieontwikkeling kunnen ontvangen in het kader van het volgen van die gecertificeerde opleidingen.

De inspecteur van Financiën heeft in zijn advies van 23 november 2012 het volgende gesteld : "on suppose que le système de formation certifiée/prime de compétences sera remplacé par un autre mécanisme, encore à déterminer [...].' Er kan immers niet worden aanvaard - en het kan evenmin de bedoeling zijn van de steller van het ontwerp - dat in de toekomst geen concrete gestalte meer zou worden gegeven aan het recht op een opleiding dat artikel 11, § 2, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 'houdende het statuut van het Rijkspersoneel' in de volgende bewoordingen toekent aan de ambtenaren van de federale overheid : De rijksambtenaar heeft recht op de opleiding die nuttig is voor zijn werk alsook op de voortgezette opleiding met het oog op de ontwikkeling van zijn beroepsloopbaan.

De rijksambtenaar volgt, met aandacht en met de wil zijn competenties te ontwikkelen, de noodzakelijke opleidingen voor de uitoefening van zijn ambt.".

Een afspiegeling van deze bepaling vinden we terug in artikel 7, § 2, eerste en tweede lid, van het APKB, luidende : "De ambtenaren houden zich permanent op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, regelingen en onderzoekingen in de materies waarmee ze beroepshalve belast zijn.

De ambtenaar heeft recht op opleiding die nuttig is voor zijn functioneren in de organisatie. De overheid voorziet in die opleiding en waarborgt tevens de toegang tot de voortgezette opleiding onder meer met het oog op de uitbouw van de beroepsloopbaan' (2) ».

Met betrekking tot het ontwerp, dat de bepalingen opheft die in die opleidingen voorzien, zonder deze te vervangen, moeten a fortiori dezelfde opmerkingen worden geformuleerd. 4. Toepassing op de contractuele personeelsleden Het is de bedoeling dat het voorliggende ontwerp van besluit ook op de contactuele personeelsleden van toepassing is. Het spreekt voor zich dat ten aanzien van hen de wet van 3 juli 1978 'betreffende de arbeidsovereenkomsten' in acht genomen moet worden en dat zulks kan vereisen dat bijlagen bij de arbeidsovereenkomst ondertekend worden.

Bijzondere opmerkingen Aanhef 1. Er wordt verwezen naar algemene opmerking 1 betreffende de rechtsgrond.2. In de aanhef van het ontwerp dient melding te worden gemaakt van alle teksten die door het ontwerp gewijzigd of opgeheven worden.De aanhef van het ontwerp moet aldus worden aangevuld met de vermelding van de ontbrekende teksten : zo wordt bij wijze van voorbeeld geen melding gemaakt van het koninklijk besluit van 4 april 2003 betreffende de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen het Directoraat-generaal Uitvoering van straffen en maatregelen', terwijl de artikelen 2 tot 5 ervan worden opgeheven door artikel 90.

Dispositief Artikel 2 1. In artikel 2 worden twintig definities gegeven.Aanbevolen wordt matig gebruik te maken van definities (3). De steller van het ontwerp wordt verzocht het nut van de ontworpen definities opnieuw te onderzoeken, aangezien in een aantal ervan alleen herinnerd wordt aan de gebruikelijke betekenis van de gedefinieerde woorden (in de bepaling onder 15° de woorden dag, maand, trimester, quadrimester, semester) of woorden gedefinieerd worden die in het ontwerp niet gebezigd worden (semester). 2. De afdeling Wetgeving stelt zich vragen over het gebruik in de bepaling onder 6° van de woorden « verplichte wettelijke » in de definitie van de woorden « overheidsdienst », welke gesteld is als volgt : « de administratie die door een overheid is ingesteld om haar verplichte wettelijke opdrachten te verzekeren ». Volgens haar wordt een te beperkende inhoud gegeven aan de gedefinieerde woorden die gebezigd worden in artikel 11, § 4, tweede lid, dat gesteld is als volgt : « Wanneer het personeelslid echter deeltijds gepresteerde diensten doet gelden en deze voltijds in aanmerking werden genomen voor de berekening van zijn geldelijke anciënniteit in de overheidsdienst waar ze gepresteerd werden, wordt de geldelijke anciënniteit erkend als voltijds verworven ».

De steller van ontwerp dient na te gaan of dit wel degelijk zijn bedoeling is. 3. Zo ook heeft de afdeling Wetgeving in de definitie van het woord « werkdag » in de bepaling onder 13°, vragen bij het gebruik van het woord « feestdagen » waaronder 2 november, 15 november en 26 december blijkbaar niet vallen, terwijl ambtenaren op die datums met verlof zijn krachtens artikel 14, § 1, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 « betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen ».Een dergelijke beperking lijkt onverenigbaar met artikel 11, § 2, waarin het volgende wordt bepaald : « De diensten worden enkel in aanmerking genomen als ze de volledige maand of, ten minste, alle werkdagen van de maand bestrijken ». 4. Zo ook geeft het gebruik van het woord « ambtenaar » in de bepaling onder 17°, zoals het gedefinieerd wordt in het ontwerp, een restrictieve betekenis aan de definitie.In de Franse tekst dient de herhaling van de woorden « directeur P&O » te vervallen.

Artikel 16 Aangezien het overlijden van een ambtenaar altijd in de loop van een maand plaatsvindt, lijkt het correcter om in het derde lid te schrijven « De wedde van de maand waarin een ambtenaar overlijdt, is integraal verschuldigd » in plaats van « De wedde van de ambtenaar die in de loop van een maand overlijdt, is integraal verschuldigd ».

Artikel 26 De steller van het ontwerp wordt verzocht na te gaan, of het niet nuttig zou zijn om ter wille van de leesbaarheid te preciseren dat het om een verandering van graad gaat naar aanleiding van een benoeming in een gelijkwaardige graad, als zulks de bedoeling is.

Artikel 34 1. Tenzij in een andere bepaling de nadere regels worden vastgelegd voor de betaling van de directiepremie waarin het ontwerp voorziet, dient dit artikel naar het voorbeeld van artikel 30, § 4, te worden aangevuld, teneinde daarin de nadere regels op te nemen voor de betaling van die premie.2. In artikel 82, 7°, gebruikt de steller van het ontwerp de woorden « jaarlijkse premie voor leidinggevenden », terwijl hij in artikel 34 en in het opschrift van afdeling II het woord « directiepremie » bezigt. Ter wille van de eenvormigheid van de gebruikte terminologie en derhalve ook ter wille van de rechtszekerheid, verdient het aanbeveling om steeds ofwel het begrip « directiepremie » ofwel het begrip « jaarlijkse premie voor leidinggevenden » te gebruiken.

Artikelen 50 en 51 De tabellen I en II, waarnaar hier wordt verwezen, behoren nader te worden omschreven. Indien ze bijlage V bij het ontworpen besluit vormen, kan bijvoorbeeld « in tabel I van bijlage V » worden geschreven.

TITEL IV. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen 1. Herinnering aan de regels van de wetgevingstechniek met betrekking tot de opheffing van bepalingen met een eenmalige uitwerking en van overgangsbepalingen Bepalingen met een eenmalige uitwerking zijn hoofdzakelijk : a) de wijzigingsbepalingen;b) de opheffingsbepalingen;c) de intrekkingsbepalingen;d) de bepalingen betreffende de inwerkingtreding van een andere regeling. Zodra deze bepalingen in werking zijn getreden en hun uitwerking hebben gehad, moet hun lot niet meer worden geregeld.

Een opheffing schrapt de bepalingen voor de toekomst en doet derhalve geen afbreuk aan de gevolgen wat het verleden betreft. Het opheffen van een regeling die wijzigings- en opheffingsbepalingen bevat, brengt aldus de gewijzigde of opgeheven bepalingen, zoals die vóór de wijziging of opheffing ervan bestonden, niet « weer tot leven ».

Precies omdat de opheffing van deze bepalingen na hun inwerkingtreding juridisch betekenisloos is, is het evenzeer verkeerd ervan uit te gaan dat deze bepalingen moeten worden gehandhaafd. Derhalve mogen ze niet uitgezonderd worden van een algehele opheffing van de tekst die deze bepalingen bevat.

Voor wat betreft de overgangsbepalingen moet een onderscheid worden gemaakt naargelang ze al uitwerking kunnen hebben of niet.

Als de periode waarvoor de overgangsbepalingen van toepassing zijn verstreken is, mogen ze niet uitgezonderd worden van de algehele opheffing van de tekst die ze bevat. Uit de opheffing ervan blijkt immers dat ze geen toepassing meer kunnen vinden. Die afschaffing kan hoe dan ook de rechten niet ter discussie stellen die uit die overgangsbepalingen kunnen zijn ontstaan. Om dezelfde redenen is het niet nodig ze op te heffen als ze ingevoegd zijn in een tekst die alleen wijzigingsbepalingen bevat. Aangezien die bepalingen ook niet opgeheven behoren te worden, zou het immers overbodig zijn deze tekst op te heffen.

Is de tijd dat de overgangsbepalingen van toepassing zijn, nog niet verstreken, dan behouden ze hun nut. Het is dan ook zinvol ze op te heffen als de steller van het ontwerp aan hun gevolgen een einde wil maken om rekening te houden met de nieuwe situatie die door het ontworpen besluit gecreëerd wordt. (4) Bij de redactie van voorliggend ontwerp is met deze regels geen rekening gehouden. Bij wijze van voorbeeld kan worden gewezen op het volgende : 1° in artikel 92 behoort artikel 6 van het koninklijk besluit van 12 juni 2004 houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen'niet te worden opgeheven, aangezien dat artikel de inwerkingtreding van dat besluit vastlegt;2° in artikel 176, 4°, wordt het koninklijk besluit van 3 augustus 2004 houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen 'betreffende de niveaus B, C en D' opgeheven, terwijl het alleen wijzigings- en overgangsbepalingen bevat die hun uitwerking hebben gehad.2. De vermelding van een regeling die of een artikel dat opgeheven of gewijzigd wordt (5) Elke opgeheven of gewijzigde tekst dient nauwkeurig te worden opgegeven met vermelding van de nog geldende wijzigingen. Voor de artikelen dient, in voorkomend geval, ook de regeling te worden vermeld waarbij ze ingevoegd of hersteld zijn.

In het ontwerp worden deze regels niet nageleefd.

De bepalingen van titel IV van het ontwerp dienen dan ook grondig herzien te worden.

Artikel 74 De steller van het ontwerp wordt er opmerkzaam op gemaakt dat de gewijzigde bepaling ook wordt gewijzigd bij artikel 11 van het ontwerp waarover de afdeling Wetgeving advies 53.787/2/V zal geven. Hij dient erop toe te zien dat ter zake voor samenhang wordt gezorgd.

Artikel 80 Het ontwerp voorziet alleen in schaalbonificaties bij wijze van overgangsbepaling ten gunste van de personeelsleden die bij de inwerkingtreding van het ontwerp in dienst zijn. Aangezien artikel 80 een verwijzing naar die schaalbonificaties invoegt in een ander besluit, is het, omwille van de leesbaarheid en dus de rechtszekerheid, raadzaam de ontworpen bepaling te herschrijven om duidelijk te maken dat die bonificaties alleen op die ambtenaren betrekking hebben door bijvoorbeeld te schrijven : « Als de ambtenaar schaalbonificaties geniet, behoudt hij het voordeel ervan tijdens de uitoefening van een hoger ambt ».

Onder voorbehoud van de vorige opmerking, vraagt de afdeling Wetgeving zich af of in de tekst van het ontwerp ook niet verwezen moet worden naar de vermelding « uitzonderlijk ». De artikelen 42 en volgende voorzien immers ook in de toekenning van schaalbonificaties aan ambtenaren die de vermelding « uitzonderlijk » gekregen hebben.

Opschrift van hoofdstuk XVIII Om het juiste opschrift van het vermelde besluit weer te geven, dienen in de Franse tekst de woorden « pour transfert » toegevoegd te worden.

Deze opmerking geldt ook voor artikel 129.

Artikel 139 Artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 december 2006 is reeds opgeheven bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 juli 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A van de buitendiensten van het Directoraat-generaal Uitvoering van Straffen en Maatregelen binnen de Federale Overheidsdienst Justitie'.

Dat artikel behoort dan ook niet meer opgeheven te worden.

Artikel 169 Tussen de woorden « in de artikelen 5, 6, en 8 » en « vervangen » dient het woord « telkens » ingevoegd te worden.

Artikel 176 De opsomming dient aldus gewijzigd te worden dat de verschillende opgeheven koninklijke besluiten in chronologische volgorde worden vermeld.

Bijlagen De bijlagen zijn niet aan de afdeling Wetgeving voorgelegd. Indien ze alleen weddeschalen bevatten, zijn ze niet van reglementaire aard in de zin van artikel 3, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, en hoeven ze dus niet door de afdeling Wetgeving onderzocht te worden.

De steller van het ontwerp wordt er evenwel opmerkzaam op gemaakt dat, als in de bijlagen criteria worden bepaald die de toepassing van een weddeschaal rechtvaardigen (6), ze wel van reglementaire aard zijn in de zin van voornoemd artikel 3, § 1.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, Ph. Quertainmont. _______ Nota's (1) Volgens artikel 142 vangt de schaalanciënniteit aan op de datum van de benoeming als rijksambtenaar, terwijl ze volgens artikel 147 aanvangt op de aanvangsdatum van de stage als rijksambtenaar.(2) Voetmoet 1 van het geciteerde advies;Het recht op permanente vorming is eveneens vastgelegd in artikel 14, lid 1, van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Zie inzonderheid de resolutie van de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 'inzake levenslang leren'. (3) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende reglementaire teksten,www.raadvst-consetat.be, tab « Wetgevingstechniek », aanbeveling 95. (4) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab « Wetgevingstechniek », aanbeveling 135. (5) Ibid., aanbevelingen 113 tot 115 en 137 tot 139. (6) Zie Cass.20 december 2012, c.10.0667.F/1.

ADVIES 54.057/2 VAN 25 SEPTEMBER 2013 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT 'BETREFFENDE DE GELDELIJKE LOOPBAAN VAN DE PERSONEELSLEDEN VAN HET FEDERAAL OPENBAAR AMBT' Op 28 augustus 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, Toegevoegd aan de Minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 25 september 2013.

De kamer was samengesteld uit Yves Kreins, kamervoorzitter, Pierre Vandernoot en Martine Baguet, staatsraden, Christian Behrendt en Jacques Englebert, assessoren, en Anne-Catherine Van Geersdaele, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Yves Delval, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine Baguet.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 25 september 2013.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Onderzoek van het ontwerp Zoals de adviesaanvrager aangeeft zijn de bijlagen I tot IV niet van reglementaire aard in de zin van artikel 3, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, en behoren deze derhalve niet onderzocht te worden door de afdeling Wetgeving.

Over de bijlagen V tot VII behoeven geen opmerkingen te worden gemaakt.

De griffier, A.-C. Van Geersdaele.

De voorzitter, Y. Kreins.

25 OKTOBER 2013. - Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 en 107, tweede lid;

Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, het artikel 4, § 2, 1° ;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar ambt, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993 en gewijzigd bij de wet van 24 december 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, inzonderheid artikel 21, § 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 september 1997 tot vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden bij de Regie der Gebouwen;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 november 1997 tot vervanging, voor het personeel van sommige overheidsdiensten, van het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 juni 1998 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 maart 2000 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 april 2003 betreffende de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen het Directoraat-generaal Uitvoering van straffen en maatregelen;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 april 2003 besluit tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 september 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Ministerie van Ambtenarenzaken, tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden van het Ministerie van Ambtenarenzaken en houdende sommige geldelijke bepalingen, en houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 december 2003 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij het Nationaal Geografisch Instituut;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 maart 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij het Hoofdbestuur van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 april 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2004 houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de competentiemetingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 juli 2004 houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving betreffende het toegevoegd vorsingspersoneel en het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 juli 2004 houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 juli 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen bij de Federale Overheidsdienst Justitie;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot vaststelling van de weddenschalen verbonden aan de bijzondere graden bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, en houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 augustus 2004 houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de niveaus B, C en D;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 april 1998 tot vaststelling van de geldelijke bepalingen betreffende sommige ambtenaren van het Instituut voor veterinaire keuring en houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij het Instituut voor veterinaire keuring;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van niveau 2 bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van de niveaus A,B,C en D en tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij het Ministerie van Landsverdediging;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 november 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Regie der Gebouwen en houdende wijziging van diverse verordeningsbepalingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 september 2004 houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 november 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 december 2004 tot vaststelling de vakrichtingen in het niveau A;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2004 tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden binnen de buitendiensten bij de Dienst Justitiehuizen;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 december 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van niveau 2+ bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de Overheidssector en houdende diverse bepalingen tot uitvoering van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de loopbaan van niveau D van het Rijkspersoneel en houdende diverse bepalingen betreffende de competentiemetingen en de gecertificeerde opleidingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 februari 2006 houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving betreffende het administratief en technisch personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat en de integratie van de bijzondere graden van niveau 1 van het administratief en technisch personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat naar de nieuwe loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 mei 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige personeelsleden van het niveau A in de Rijksdienst voor pensioenen;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van sommige ambtenaren van het niveau A bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 mei 2006 tot hervorming van de bijzondere loopbanen van niveau 1 en tot vaststelling van diverse geldelijke bepalingen bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;

Gelet op het koninklijk van 10 juni 2006 besluit houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Regie der Gebouwen en houdende wijziging van diverse verordeningsbepalingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 juli 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren bij het Fonds voor de beroepsziekten;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 september 2006 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 september 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 september 2006 houdende de integratie in het niveau A van de titularissen van een bijzondere graad van het niveau 1 bij de Federale Overheidsdienst Financiën en de Pensioendienst voor de Overheidssector;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 oktober 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 oktober 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van adviseur-generaal en adjunct-adviseur-generaal bij de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid binnen de Federale Overheidsdienst Justitie;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 november 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 2006 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de FOD Binnenlandse Zaken;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 november 2006 houdende diverse maatregelen inzake de loopbaan van het Rijkspersoneel van de niveaus A, B, C en D;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 december 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij het Fonds voor arbeidsongevallen;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 december 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A van de Pool van de zeelieden ter koopvaardij;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de integratie van de bijzondere graden van niveau 1 bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten in de loopbaan van niveau A;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 december 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A van de buitendiensten van het Directoraat-generaal EPI - Penitentiaire Inrichtingen en van het Directoraat-generaal Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 januari 2007 houdende integratie van sommige ambtenaren van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering in de loopbaan van niveau A;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 januari 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren bij de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 februari 2007 houdende de vaststelling van bijzondere geldelijke bepalingen toepasselijk op sommige ambtenaren van niveau 1 bij de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers en betreffende de integratie van hun bijzondere loopbaan in de loopbaan van niveau A;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 februari 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige personeelsleden van het niveau A in de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 februari 2007 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, van niveau A;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 maart 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Gelet op het koninklijk besluit van 7 maart 2007 tot organisatie van de vergelijkende selectie en de indiensttreding in het federaal administratief openbaar ambt van sommige statutaire ambtenaren van de autonome overheidsbedrijven;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 maart 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 maart 2007 houdende geldelijke bepalingen ten gunste van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 april 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 juni 2007 houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de loopbaan;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 november 2007 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 november 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van het niveau A bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot hervorming van de loopbaan van het veiligheidspersoneel van de Algemene Directie van de Dienst Vreemdelingenzaken van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 maart 2008 houdende integratie van sommige loopbanen van het personeel van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid in de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 maart 2008 tot integratie van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken in de nieuwe loopbaan van niveau A van het rijkspersoneel;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 november 2008 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 maart 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 augustus 1982 tot vaststelling van de bezoldigingsregeling en van de weddenschalen van de graden voor het personeel van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, alsook van de gewezen Rijksdiensten voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en voor kinderbijslag voor zelfstandigen en houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2009 houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving om de gelijkheid tussen de voormalige bijzondere graden en de voormalige gemene graden te realiseren;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 augustus 2009 betreffende de gecertificeerde opleidingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 maart 2010 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige personeelsleden van het niveau A van de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 juli 2012 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren bij het Instituut voor veteranen - Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers;

Gelet op het ministerieel besluit van 1 december 2008 tot vaststelling van de functiefamilies in de niveaus B, C en D;

Gelet op adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5, 12 en 13 juni 2013;

Gelet op het akkoord van de Minister van begroting van 10 juli 2013;

Gelet op het advies van het College van de Openbare Instellingen van Sociale zekerheid van 7 juni 2013;

Gelet op het protocol nr 685 van 10 juli 2013 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op adviezen nr. 53.749/2/V en 54.057/2 van de Raad van State, gegeven op 7 augustus 2013 en 25 september 2013, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voordracht van de Minister belast met Ambtenarenzaken en van de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1.Dit koninklijk besluit is van toepassing op de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. Het is echter niet van toepassing op het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen, noch op de mandaathouders.

Het gebruik van de mannelijke vorm in dit koninklijk besluit is gemeenslachtig.

Art. 2.In dit besluit verstaat men onder : 1° federale dienst : een federale overheidsdienst, een programmatorische federale overheidsdienst, alsook de diensten die ervan afhangen, het Ministerie van Landsverdediging alsook de diensten die ervan afhangen of een van de rechtpersonen bedoeld in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;2° federaal openbaar ambt : het geheel van de federale diensten;3° federale overheidsdiensten : de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, alsook de diensten die ervan afhangen;4° overheidsdienst : de administratie die door een overheid is ingesteld om haar verplichte wettelijke opdrachten te verzekeren;5° personeelslid : elke werknemer te werk gesteld door een federale dienst;6° ambtenaar : elk personeelslid van een federale dienst van wie de arbeidsrelatie met de overheid eenzijdig door deze overheid wordt bepaald;7° stagiair : de ambtenaar die een stage vervult, niet vastbenoemd is en de eed niet heeft afgelegd in deze functie;8° contractueel : elk personeelslid dat met een arbeidsovereenkomst in dienst wordt genomen in een federale dienst;9° mandaathouder : de ambtenaar die een management- of een staffunctie uitoefent in het kader van een mandaat van bepaalde duur;10° leidend ambtenaar : de voorzitter van het directiecomité van een federale overheidsdienst, de voorzitter van een programmatorische federale overheidsdienst, de leidend ambtenaar of de ambtenaar belast met het dagelijks beheer van een openbare instelling van sociale zekerheid of van een instelling van openbaar nut, de ambtenaar die de directieraad van het Ministerie van Landsverdediging voorzit;11° werkdag : alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen, feestdagen, 2 november, 15 november en 26 december;12° dag, maand, jaar : dag, maand, jaar, zoals ze in de kalender voorkomen;13° indexeringsregeling : de koppeling aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de regels voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld;14° P & O-directeur : de directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie of, in de federale diensten waar deze functie niet is toegekend, de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de dienst belast met het humanresourcesmanagement of, bij gebrek hieraan, de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de personeelsdienst;15° ouderschapsverlof : het onbezoldigd ouderschapsverlof toegekend door het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen evenals het ouderschapsverlof toegekend in het kader van de loopbaanonderbreking;16° verlof gebonden aan de bescherming van het moederschap : het moederschapverlof of de arbeidsonderbreking bedoeld in de artikelen 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of artikel 18, tweede lid, van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector;17° vermelding « uitzonderlijk », « voldoet aan de verwachting », « te verbeteren » en « onvoldoende » : de vermeldingen « uitzonderlijk », « voldoet aan de verwachting », « te verbeteren » en « onvoldoende » toegekend na de in het koninklijk besluit van 24 september 2013 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt bepaalde evaluatie. TITEL II. - Bezoldiging HOOFDSTUK I. - Weddeschalen

Art. 3.Het personeelslid bekomt één van de weddeschalen die zijn verbonden aan zijn graad of aan zijn klasse.

Bij ontstentenis van bepalingen die hem een andere weddeschaal toekennen krijgt het personeelslid de eerste weddeschaal van zijn graad of zijn klasse.

Art. 4.Elke weddeschaal bevat dertig trappen.

In zijn weddeschaal bekomt het personeelslid de trap die overeenstemt met zijn geldelijke anciënniteit.

Art. 5.De graad van administratief medewerker omvat de weddeschalen NDA1, NDA2, NDA3, NDA4 en NDA5.

De graad van penitentiair administratief medewerker omvat de weddeschalen DAS1, DAS2, DAS3, DAS4 en DAS5.

De graad van justitieel administratief medewerker (onthaalbeambte) omvat de weddeschalen DAS1, DAS2, DAS3, DAS4 en DAS5.

De graad van financieel medewerker omvat de weddeschalen NDA3, NDA4 en NDA5.

De graad van technisch medewerker omvat de weddeschalen NDT1, NDT2, NDT3, NDT4, NDT5 en NDT6.

De graad van veiligheidsmedewerker omvat de weddeschalen NDT2, NDT3, NDT4, NDT5 en NDT6.

De graad van operationeel medewerker omvat de weddeschalen NDT2, NDT3, NDT4, NDT5 en NDT6.

De graad van operationeel brigadier omvat de weddeschalen NDT3, NDT4, NDT5 en NDT6.

De graad van medewerker keuken/ schoonmaak omvat de weddeschalen DC1, DC2, DC3 en DC4.

Art. 6.De graad van administratief assistent omvat de weddeschalen C1, C2, C3, C4 en C5.

De graad van technisch assistent omvat de weddeschalen C1, C2, C3, C4 en C5.

De graad van veiligheidsassistent omvat de weddeschalen C1, C2, C3, C4 en C5.

De graad van financieel assistent omvat de weddeschalen NCF1, NCF2, NCF3, NCF4 en NCF5.

De graad van penitentiair administratief assistent omvat de weddeschalen CS1, CS2, CS3, CS4 en CS5.

De graad van justitieel administratief assistent omvat de weddeschalen CS1, CS2, CS3, CS4 en CS5.

Art. 7.De graad van administratief deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4,en B5.

De graad van penitentiair administratief deskundige omvat de weddeschalen BS1, BS2, BS3, BS4 en BS5.

De graad van justitieel administratief deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4 en B5.

De graad van technisch deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4 en B5.

De graad van justitieel technisch deskundige (justitieassistent) omvat de weddeschalen BS1, BS2, BS3, BS4 en BS5.

De graad van penitentiair technisch deskundige omvat de weddeschalen BS1, BS2, BS3, BS4 en BS5.

De graad van financieel deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4 en B5.

De graad van penitentiair financieel deskundige omvat de weddeschalen BS1, BS2, BS3, BS4 en BS5.

De graad van fiscaal deskundige omvat de weddeschalen B2, B3, B4, B5 en NBF6.

De graad van ICT-deskundige omvat de weddeschalen NBI1, NBI2, NBI3, NBI4 en NBI5.

Art. 8.De klasse A1 omvat de weddeschalen NA11, NA12, NA13, NA14, NA15 en NA16.

De klasse A2 omvat de weddeschalen NA21, NA22, NA23, NA24 en NA25.

De klasse A3 omvat de weddeschalen NA31, NA32, NA33, NA34 en NA35.

De klasse A4 omvat de weddeschalen NA41, NA42, NA43 en NA44.

De klasse A5 omvat de weddeschalen NA51, NA52, NA53 en NA54.

Art. 9.De in de artikelen 5 tot 8 bedoelde weddeschalen zijn bepaald in bijlage I. HOOFDSTUK II. - Geldelijke anciënniteit

Art. 10.De geldelijke anciënniteit is opgebouwd uit twee componenten : 1° deze die wordt erkend als verworven bij de indiensttreding;2° deze die wordt verworven als personeelslid na de indiensttreding. De eerste component wordt beschreven in de artikelen 11 en 12, de tweede in artikel 13.

Elke nieuwe indiensttreding als stagiair of als contractueel brengt een nieuwe berekening van de eerste component met zich mee, zelfs als het personeelslid een ambtenaar was.

Art. 11.§ 1. Op het ogenblik van de indiensttreding stelt de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde de van rechtswege verworven geldelijke anciënniteit vast, te weten de anciënniteit die resulteert uit de diensten die daadwerkelijk verricht werden in de openbare diensten van de Staten die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat.

De personeelsleden aangeworven door privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen die niet bedoeld zouden worden in het eerste lid, in een rechtspositie die eenzijdig bepaald is door de bevoegde overheid of krachtens een machtiging van de overheid, door hun bevoegde bestuursorgaan, worden beschouwd als behorend tot de openbare diensten. § 2. De diensten worden enkel in aanmerking genomen als ze de volledige maand of, ten minste, alle werkdagen van de maand bestrijken, in voorkomend geval bij meerdere werkgevers. De onvolledige maanden worden niet in aanmerking genomen. § 3. De voltijds gepresteerde diensten in het onderwijs over perioden korter dan 12 opeenvolgende maanden worden in aanmerking genomen volgens de volgende formule : het aantal dagen van een periode van prestaties wordt vermenigvuldigd met 1,2 en de uitkomst wordt gedeeld door 30. Het quotiënt bepaalt het aantal maanden; met de cijfers na de komma en de rest wordt geen rekening gehouden. De deeltijds gepresteerde diensten worden naar rato gevaloriseerd, volgens dezelfde berekening. § 4. De diensten die niet overeenstemmen met voltijdse prestaties worden pro rata in aanmerking genomen. Het eindresultaat van het prorata wordt afgerond naar het hogere geheel getal.

Wanneer het personeelslid echter deeltijds gepresteerde diensten doet gelden en deze voltijds in aanmerking werden genomen voor de berekening van zijn geldelijke anciënniteit in de overheidsdienst waar ze gepresteerd werden, wordt de geldelijke anciënniteit erkend als voltijds verworven.

Ook wanneer periodes waarin het personeelslid niet daadwerkelijk diensten heeft gepresteerd in aanmerking werden genomen voor de berekening van zijn geldelijke anciënniteit in de overheidsdienst waar ze gepresteerd werden, wordt de geldelijke anciënniteit als voltijds verworven erkend.

De in het tweede en het derde lid bedoelde erkenning wordt echter beperkt tot de erkenning die het personeelslid genoten zou hebben indien het voor dezelfde periode en dezelfde diensten was aangeworven door een federale dienst. § 5. Het resultaat van de berekening van de verworven geldelijke anciënniteit kan nooit tot gevolg hebben dat er meer maanden in aanmerking worden genomen dan die waarin de diensten gepresteerd werden. De tien maanden van het schooljaar in het onderwijs tellen echter voor een jaar. § 6. De diensten die gepresteerd werden in niveaus die vergelijkbaar zijn met de niveaus B, C en D worden slechts voor twee derden gevaloriseerd wanneer de indiensttreding op het niveau A gebeurt. De aldus uitgevoerde vermindering mag echter geen impact hebben die groter is dan die beschreven in artikel 13, § 4, tweede lid. § 7. De voor 1 januari 1994 gepresteerde diensten worden niet gevaloriseerd indien ze gepresteerd werden : 1° op het niveau D vóór de leeftijd van 18 jaar;2° op het niveau C vóór de leeftijd van 20 jaar;3° op het niveau B vóór de leeftijd van 23 jaar;4° op het niveau A vóór de leeftijd van 24 jaar. § 8. Naar analogie rangschikt de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde de diensten gepresteerd in de overheidsdiensten waar dit onderscheid niet gemaakt wordt in één van de niveaus. § 9. Behoudens materiële fout of bedrog is de bij de indiensttreding verworven geldelijke anciënniteit definitief verworven. Ze maakt niet het voorwerp uit van een nieuwe berekening wanneer de regels volgens welke ze werd berekend, worden gewijzigd.

Art. 12.Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit verworven op het tijdstip van de indiensttreding kan de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde eveneens de diensten verricht in andere overheidsdiensten of in de privésector of als zelfstandige erkennen indien hij van mening is dat deze diensten een beroepservaring vormen die bijzonder nuttig is voor de functie waarin het personeelslid wordt aangeworven of in dienst wordt genomen bij arbeidsovereenkomst.

De beroepservaring die bijzonder nuttig is voor een functie is deze die aan de betrokkene die erover beschikt een klaarblijkelijk voordeel verschaft in termen van competenties, in het bijzonder van technische competenties, voor de uitoefening van de functie.

Het personeelslid dat de erkenning vraagt van een beroepservaring die bijzonder nuttig is voor de functie levert het bewijs daarvan.

Behoudens een bijzondere termijn toegekend door de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde wordt deze erkenningsaanvraag ingediend vanaf de indiensttreding en is ze niet meer ontvankelijk vanaf de vierde maand na de indiensttreding.

De erkenning kan ook voor de indiensttreding gebeuren, maar ze geldt pas bij de indiensttreding.

In geval van onenigheid tussen de leidend ambtenaar en het personeelslid wordt de beslissing genomen door de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie.

Het in aanmerking nemen van de diensten erkend op basis van dit artikel wordt berekend overeenkomstig artikel 11, § 2, § 4, eerste lid, en § 5 tot 8.

Art. 13.§ 1. De geldelijke anciënniteit die verworven wordt na de indiensttreding evolueert per volledige maand. De onvolledige maanden worden niet in aanmerking genomen. § 2. Voor de ambtenaren, met inbegrip van de stagiairs, evolueert de geldelijke anciënniteit per volledige maand indien ze in dienstactiviteit of in disponibiliteit zijn en ook bij verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheden § 3. Voor de contractuelen evolueert de geldelijke anciënniteit per volledige maand indien ze daadwerkelijk hun arbeidsovereenkomst uitvoeren.

In afwijking van het eerste lid evolueert de geldelijke anciënniteit zelfs in de gevallen van schorsing van de arbeidsovereenkomst : 1° indien de contractueel bezoldigd blijft door de federale dienst;2° indien de contractueel een verlof in het kader van de moederschapsbescherming of een ouderschapsverlof geniet;3° indien de contractueel in georganiseerde werkonderbreking is;4° indien de contractueel het verlof om dwingende reden geniet dat geregeld is door het koninklijk besluit van 11 oktober 1991 tot vaststelling van de nadere regelen voor de uitoefening van het recht op een verlof om dwingende reden. § 4. In afwijking van dit artikel wordt de geldelijke anciënniteit met een derde verminderd wanneer de ambtenaar van niveau B of C tot het niveau A bevorderd wordt. Het resultaat wordt uitgedrukt in maanden en wordt naar boven afgerond naar het onmiddellijk hoger geheel getal. In voorkomend geval wordt de geldelijke anciënniteit gecorrigeerd om het gevolg van een vorige toepassing van gelijkaardige leeftijdsklassen als die bepaald in artikel 11, § 7, te neutraliseren.

De vermindering wordt evenwel tot 2 jaar beperkt voor de diensten gepresteerd in een functie van het niveau B en tot 5 jaar voor de diensten gepresteerd in een functie van de niveaus C en D. Deze regel kan niet tot gevolg hebben dat een totale vermindering van meer dan 5 jaar opgelegd wordt.

De vermindering wordt bovendien beperkt zodat de bevordering tot het niveau A een jaarlijkse weddeverhoging waarborgt van ten minste 1094 euro. HOOFDSTUK III. - Wedde

Art. 14.Het personeelslid bekomt elke maand één twaalfde van de jaarwedde.

Voor deze wedde geldt de indexeringsregeling en ze is verbonden aan de spilindex 138,01. Bij de berekening ervan wordt geen rekening gehouden met de derde decimaal in het eindresultaat.

Art. 15.Het personeelslid dat deeltijds presteert wordt pro rata betaald.

Het voltijds of deeltijds presterende personeelslid dat slechts tijdens een gedeelte van de maand diensten heeft geleverd, wordt op evenredige wijze bezoldigd.

Dit deel wordt uitgedrukt in een breuk waarvan de teller het aantal reëel gepresteerde dagen is en de noemer het aantal arbeidsdagen.

Indien het aantal uren varieert naargelang van de dagen, zijn de teller en de noemer de overeenstemmende uuraantallen.

Art. 16.Wanneer de bevordering in weddeschaal, de bevordering naar een hoger niveau of naar een hogere klasse niet toegekend wordt op de eerste dag van de maand, heeft ze slechts uitwerking op de eerste dag van de volgende maand.

De wedde wordt na vervallen termijn betaald.

De wedde van de maand waarin een ambtenaar overlijdt, is integraal verschuldigd.

Art. 17.De ambtenaar aan wie een nieuwe weddeschaal toegekend wordt behoudt zijn vroegere wedde zolang deze gunstiger is. HOOFDSTUK IV. - Schaalanciënniteit

Art. 18.De schaalanciënniteit is de geldelijke anciënniteit die als personeelslid is verworven, volgens de bepalingen van artikel 13, in een bepaalde weddeschaal. Ze wordt berekend vanaf de 1e dag van de volledige maand waarop het personeelslid deze weddeschaal geniet.

Het personeelslid dat de laatste trap van zijn weddeschaal geniet, blijft zijn schaalanciënniteit opbouwen.

Art. 19.Het personeelslid die in dezelfde graad of dezelfde klasse stagiair wordt of een nieuwe arbeidsovereenkomst krijgt, behoudt zijn weddeschaal en zijn schaalanciënniteit.

Dit artikel is niet van toepassing wanneer de arbeidsovereenkomst sinds meer dan 12 maanden beëindigd is. HOOFDSTUK V. - Bevordering in weddeschaal

Art. 20.Het personeelslid wordt van de eerste naar de tweede weddeschaal van zijn graad of van zijn klasse bevorderd op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de twee volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste drie jaar schaalanciënniteit tellen;2° drie keer in zijn weddeschaal de vermelding « uitzonderlijk » of de vermelding « voldoet aan de verwachting » hebben gekregen. In afwijking van het eerste lid wordt het personeelslid van de eerste naar de tweede weddeschaal van zijn graad of van zijn klasse bevorderd op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de drie volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste twee jaar schaalanciënniteit tellen;2° twee keer in zijn weddeschaal de vermelding « uitzonderlijk » hebben gekregen;3° de vermelding « te verbeteren » noch de vermelding « onvoldoende » in zijn weddeschaal hebben gekregen.

Art. 21.In de niveaus B, C en D, wordt het personeelslid bevorderd naar de hogere weddeschaal die niet de tweede weddeschaal van zijn graad is op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de twee volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste zes jaar schaalanciënniteit tellen;2° zes keer in zijn weddeschaal een van de volgende vermeldingen « uitzonderlijk » of « voldoet aan de verwachting » hebben gekregen. In afwijking van het eerste lid wordt het personeelslid bevorderd naar de hogere weddeschaal die niet de tweede weddeschaal van zijn graad is op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de drie volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste vier jaar schaalanciënniteit tellen;2° vier keer in zijn weddeschaal de vermelding « uitzonderlijk » hebben gekregen;3° de vermelding « te verbeteren » noch de vermelding « onvoldoende » in zijn weddeschaal hebben gekregen. In afwijking van de eerste en tweede leden, gebeurt de bevordering naar de weddeschaal NDT6 overeenkomstig artikel 20.

Art. 22.In niveau A, wordt het personeelslid bevorderd naar de hogere weddeschaal die niet de tweede weddeschaal van zijn klasse is op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de twee volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste vijf jaar schaalanciënniteit tellen;2° vijf keer in zijn weddeschaal een van de volgende vermeldingen « uitzonderlijk » of « voldoet aan de verwachting » hebben gekregen. In afwijking van het eerste lid wordt het personeelslid bevorderd naar de hogere weddeschaal die niet de tweede weddeschaal van zijn klasse is op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de drie volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste vier jaar schaalanciënniteit tellen;2° vier keer in zijn weddeschaal de vermelding « uitzonderlijk » hebben gekregen;3° de vermelding « te verbeteren » noch de vermelding « onvoldoende » in zijn weddeschaal hebben gekregen. In afwijking van de eerste en tweede leden, gebeurt de bevordering naar de weddeschaal NA16 overeenkomstig artikel 20.

Art. 23.In afwijking van de artikelen 21 en 22 kan de contractueel niet naar een schaal worden bevorderd die hoger is dan de derde schaal van zijn graad of klasse.

Het eerste lid is niet toepasselijk op de graad van medewerker restaurant/schoonmaak. HOOFDSTUK VI. - Weddeschaal in het kader van de bevordering door overgang naar het hogere niveau, de bevordering naar de hogere klasse of de verandering van graad

Art. 24.De ambtenaar die naar het hogere niveau is bevorderd, krijgt de eerste weddeschaal van zijn graad of klasse.

In afwijking van het eerste lid krijgt de ambtenaar die is bevorderd naar het hogere niveau en bezoldigd in de weddeschaal bedoeld in de eerste kolom van de onderstaande tabel de weddeschaal van zijn graad of klasse vermeld in de tweede kolom :

Colonne 1/kolom 1

Colonne 2/kolom 2

B3, BS3

NA12

B4, BS4

NA12

B5, BS5

NA13/NA22

NBF6

NA14/NA23

NBI3

NA12

NBI4

NA13/NA22

NBI5

NA14/NA23

C3/CS3/NCF3

B2/NBI2/BS2

C4/CS4/NCF4

B2/NBI2/BS2

C5/CS5/NCF5

B3/NBI3/BS3

NDT3

C2/CS2/NCF2

NDT4

C3/CS2/NCF2

NDT5

C3/CS3/NCF3

NDT6

C4/CS4/NCF4

NDA4/DAS4

C2/CS2/NCF2

NDA5/DAS5

C2/CS2/NCF2


Art. 25.De ambtenaar die naar de hogere klasse is bevorderd, krijgt de eerste weddeschaal van zijn klasse.

In afwijking van het eerste lid krijgt de ambtenaar die is bevorderd naar de hogere klasse en bezoldigd in de weddeschaal bedoeld in de eerste kolom van de onderstaande tabel de weddeschaal van zijn klasse vermeld in de tweede kolom :

Colonne1/kolom 1

Colonne2/kolom 2

NA12

NA22

NA13

NA23

NA14

NA24

NA15

NA25

NA16

NA25

NA23

NA32

NA24

NA33

NA25

NA34

NA34

NA42

NA35

NA43

NA43

NA52

NA44

NA53


Art. 26.De ambtenaar die een verandering van graad krijgt, geniet de eerste, tweede, derde, vierde of vijfde weddeschaal van zijn nieuwe graad, naargelang hij de eerste, tweede, derde, vierde of vijfde weddeschaal van zijn vroegere graad genoot. Hij neemt zijn schaalanciënniteit mee alsook de vermeldingen die hij in deze weddeschaal heeft gekregen.

Art. 27.In afwijking van artikel 26 geniet de ambtenaar die verandert van de graad van administratief medewerker naar die van technisch medewerker de weddeschaal NDT3 als hij de weddeschaal NDA4 ou DAS4 genoot, en de weddeschaal NDT4 als hij de weddeschaal NDA5 of DAS5 genoot.

In afwijking van artikel 26, geniet de ambtenaar die verandert van de graad van technisch medewerker naar die van administratief medewerker de weddeschaal NDA5 of DAS5 als hij de weddeschaal NDT6 genoot.

In afwijking van artikel 26, gebeurt de verandering van graad naar de graad van veiligheidsmedewerker, van operationeel medewerker en van operationeel brigadier in de eerste schaal van de graad. De ambtenaar bekomt in deze graad evenwel onmiddellijk dezelfde weddeschaal als in zijn vroegere graad indien deze voordeliger is. In dat geval behoudt hij ook zijn schaalanciënniteit. De ambtenaar geniet de schaal NDT3 indien hij de schaal NDA3, DA3S, NDA4 of DA4S genoot en geniet de schaal NDT4 indien hij de schaal NDA5 of DAS5 genoot.

In afwijking van artikel 26 gebeurt de verandering van graad naar de graad van financieel medewerker in de eerste schaal van de graad. De ambtenaar bekomt in deze graad evenwel onmiddellijk dezelfde weddeschaal als in zijn vroegere graad indien deze voordeliger is. In dat geval behoudt hij ook zijn schaalanciënniteit. De ambtenaar geniet de schaal NDA4 indien hij de schaal NDT4 of DAS4 genoot en geniet de schaal NDA5 indien hij de schaal NDT5, DAS5 of NDT6 genoot.

Art. 28.In afwijking van artikel 26 gebeurt de verandering van graad naar de graad van fiscaal deskundige in de eerste schaal van de graad.

De ambtenaar bekomt in deze graad evenwel onmiddellijk dezelfde weddeschaal als in zijn vroegere graad indien deze voordeliger is. In dat geval behoudt hij ook zijn schaalanciënniteit. De ambtenaar geniet de schaal B3 indien hij de schaal BS3 of NBI3 genoot, geniet de schaal B4 indien hij de schaal BS4 of NBI4 genoot en geniet de schaal B5 indien hij de schaal BS5 of NBI5 genoot. HOOFDSTUK VII. - Sommige toelagen

Art. 29.Voor de toelagen en premies geldt de indexeringsregeling.

Tenzij andersluidende bepaling, zijn ze verbonden aan de spilindex 138,01. Bij de berekening ervan wordt geen rekening gehouden met de derde decimaal in het eindresultaat. Afdeling 1. - Haard- en standplaatstoelagen

Art. 30.§ 1. Aan het personeelslid van wie de jaarwedde lager ligt of gelijk is aan 16.100 euro wordt een haard- of een standplaatstoelage toegekend.

De haardtoelage bedraagt 720 euro voor volledige prestaties.

De standplaatstoelage bedraagt 360 euro voor volledige prestaties. § 2. Het personeelslid van wie de jaarwedde tussen 16.100 euro en 18.330 euro bedraagt, ontvangt een verminderde haard- of standplaatstoelage.

De verminderde haardtoelage bedraagt 360 euro voor volledige prestaties.

De verminderde standplaatstoelage bedraagt 180 euro voor volledige prestaties.

De verminderde toelage wordt evenwel in voorkomend geval verhoogd zodat de som van de wedde en de verminderde toelage, verminderd met de inhouding bestemd voor de financiering van het wettelijk pensioen, niet lager is dan de som die het personeelslid ontvangen zou hebben indien zijn wedde 16.100 euro bedragen zou hebben. § 3. Het personeelslid van wie de jaarwedde hoger ligt dan 18.330 euro ontvangt een gedeeltelijke toelage, zodat de som van de wedde en de gedeeltelijke toelage, verminderd met de inhouding bestemd voor de financiering van het wettelijk pensioen, niet lager is dan de som die het personeelslid ontvangen zou hebben indien zijn wedde 18.330 euro bedragen zou hebben. § 4. De haard- en de standplaatstoelage worden betaald volgens dezelfde verhoudingen en volgens dezelfde modaliteiten als de wedde.

De in disponibiliteit geplaatste ambtenaar, met inbegrip van de stagiair, geniet noch de haard-, noch de standplaatstoelage. § 5. Voor de bedragen van 16.100 euro en 18.330 euro geldt de indexeringsregeling. Ze zijn verbonden aan de spilindex 138,01.

Art. 31.De haardtoelage wordt toegekend aan het in artikel 30 bedoelde personeelslid dat al dan niet gehuwd met iemand als koppel samenleeft, op dezelfde woonplaats en indien zijn/haar echtgeno(o)t(e) deze toelage niet ontvangt, noch een vergelijkbare toelage van een andere werkgever.

De haardtoelage wordt eveneens toegekend aan het alleenstaande personeelslid van wie een of meer kinderen deel uitmaken van het gezin en recht geven op kinderbijslag.

In geval van wijziging van de situatie in de loop van de maand geniet het personeelslid de gunstigste regeling voor de volledige maand.

De P&O-directeur of zijn afgevaardigde laat zich alle getuigschriften die nuttig zijn voor de toepassing van dit artikel overhandigen door het personeelslid.

Art. 32.De standplaatstoelage wordt toegekend aan het in artikel 30 bedoelde personeelslid dat de haardtoelage niet geniet. Afdeling II. - De directiepremie

Art. 33.§ 1. Het personeelslid ontvangt een directiepremie indien hij aan een van de twee volgende voorwaarden voldoet : 1° rechtstreeks een team van minstens tien personeelsleden leiden;2° voor deze dagelijkse leiding aangewezen zijn door de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde, op voordracht van de hiërarchische meerdere. § 2. De directiepremie wordt jaarlijks vastgesteld op : 1° 500 euro voor de personeelsleden van het niveau D; 2° 1.000 euro voor de personeelsleden van de niveaus B en C.

Art. 34.De directiepremie is niet verschuldigd wanneer de wedde niet verschuldigd is. Ze is pro rata verschuldigd wanneer de wedde zelf naar rato betaald wordt.

Ze is niet verschuldigd wanneer het personeelslid niet daadwerkelijk zijn functie uitoefent gedurende een doorlopende periode van dertig werkdagen en dit vanaf de eerste dag van deze periode.

Ze wordt maandelijks betaald, per twaalfde, tezelfdertijd als de wedde.

TITEL III. - Overgangsmaatregelen ten voordele van de personeelsleden in functie bij de inwerkingtreding van dit besluit

Art. 35.Het personeelslid dat vóór 4 februari 2013 voor een gecertificeerde opleiding is ingeschreven en na de inwerkingtreding van dit besluit voor die opleiding slaagt, wordt, voor de toepassing van deze titel, beschouwd als zijnde geslaagd vóór de inwerkingtreding ervan.

De ambtenaar die op 1 januari 2014 overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren op 31 december 2013 de bevordering naar de oude weddeschaal zou hebben bekomen wordt beschouwd als bevorderd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit besluit.

Het personeelslid bedoeld in het koninklijk besluit van 12 oktober 2011 tot detachering of terbeschikkingstelling naar de FOD Binnenlandse Zaken van de personeelsleden in dienst bij de centra van het eenvormig oproepstelsel of het koninklijk besluit van 12 oktober 2011 tot detachering naar de FOD Binnenlandse Zaken van de beroepsbrandweerlieden in dienst bij de centra van het eenvormig oproepstelsel of het koninklijk besluit van 12 oktober 2011 tot overplaatsing naar de FOD Binnenlandse Zaken van de personeelsleden in dienst bij de centra van het eenvormig oproepstelsel, dat sinds 1 november 2011 bij de FOD Binnenlandse Zaken is gedetacheerd of is ter beschikking gesteld, geniet de bepalingen van het eerste lid indien het de drie volgende voorwaarden vervult : 1° vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn overplaatsing naar de federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken hebben bekomen;2° zijn aanvraag tot inschrijving voor een gecertificeerde opleiding daadwerkelijk vóór 4 februari 2013 hebben ingediend;3° voor de opleiding geslaagd zijn.

Art. 36.§ 1. Het personeelslid dat een premie voor competentieontwikkeling geniet bij de inwerkingtreding van dit besluit of dat het genot ervan bekomt na de inwerkingtreding ervan overeenkomstig artikel 35 behoudt deze tot het verstrijken van de geldigheidsduur van de gecertificeerde opleiding waaruit deze premie voortvloeit.

De geldigheidsduur verloopt en verstrijkt volgens de bepalingen die van kracht waren op 31 december 2013.

De premie wordt berekend en uitbetaald volgens de modaliteiten die van kracht waren op 31 december 2013. § 2. In afwijking van artikel 41 bekomt de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaar die, volgens de bepalingen van kracht op 31 december 2013, aan het einde van de geldigheidsduur naar de oude hogere weddeschaal bevorderd zou zijn geweest, op die datum deze vooruitgang in deze hogere oude weddeschaal. Deze oude weddeschaal is herberekend, overeenkomstig artikel 48, op basis van de geldelijke anciënniteit die hij op 1 januari 2017 zal hebben bereikt.

In afwijking van artikel 41 bekomt de ambtenaar die bij de inwerkingtreding van dit besluit bezoldigd is in de oude weddeschaal A41, A42, A51 of A52 en die geslaagd is voor een gecertificeerde opleiding in deze oude weddeschaal, de vooruitgang in de hogere weddeschaal volgens de bepalingen die van kracht op 31 december 2013 waren. Deze oude weddeschaal is herberekend, overeenkomstig artikel 48, op basis van de geldelijke anciënniteit die hij op 1 januari 2017 zal hebben bereikt. § 3. Het in paragraaf 1 bedoelde personeelslid van wie de geldigheidsduur van de gecertificeerde opleiding tussen 1 januari 2014 en 31 december 2016 afloopt zonder dat hij de in de tweede paragraaf bedoelde vooruitgang in weddeschaal geniet behoudt het voordeel van deze premie voor competentieontwikkeling tot 31 december 2016 indien het aan de twee volgende voorwaarden voldoet : 1° niet in de voorwaarden zijn geweest om zich tussen 1 januari 2013 en 3 februari 2013 voor een nieuwe gecertificeerde opleiding in te schrijven;2° geen bevordering door overgang naar een hoger niveau noch bevordering naar de hogere klasse bekomen gedurende deze periode. De premie wordt berekend en uitbetaald volgens de modaliteiten die van kracht waren op 31 december 2013.

Art. 37.In deze titel verwijzen de woorden « oude weddeschaal » naar de weddeschalen : 1° bepaald in tabel I, gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten;2° DF1, DF2, CF1, CF2, CF3, BF4, BI4 bepaald in de artikelen 2 tot 4 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector en in de artikelen 1 tot 3 van het koninklijk besluit van 22 november 2007 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole;3° DA1S, DA2S, DA3S, DA4S, CA1S, CA2S, CA3S, BA1S, BA2S, BA3S, BT1S, BT2S, BT3S en 22BS bepaald in bijlage I van het koninklijk besluit van 22 december 2004 tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden binnen de buitendiensten bij de Dienst Justitiehuizen;4° DA1S, DA2S, DA3S, DA4S, CA1S, CA2S, CA3S, BA1S, BA2S, BA3S, BT1S, BT2S, BT3S, BF1S, BF2S, BF3S en 22BS bepaald in bijlage I van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen;5° 22B bepaald in bijlage III van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten. De oude weddeschalen worden bepaald in bijlage II.

Art. 38.De woorden « oude specifieke weddeschaal » verwijzen naar een specifieke weddeschaal die sommige ambtenaren genieten bij de inwerkingtreding van dit besluit, in voorkomend geval op voorwaarde dat ze voordeliger is dan een in artikel 37 bedoelde weddeschaal.

Indien de oude weddeschaal, verhoogd met een schaalbonificatie in toepassing van artikelen 42 tot 47, oude weddeschaal waarop ze eveneens recht hebben, hen een voordeliger wedde waarborgt, worden de in het eerste lid bedoelde ambtenaren bezoldigd in deze oude weddeschaal, zoals bepaald in bijlage II. De oude specifieke weddeschalen worden bepaald in bijlagen III en IV.

Art. 39.Onverminderd artikel 37, bevat bijlage III de oude specifieke weddeschalen bij de inwerkingtreding van dit besluit, bepaald in bijlage III van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten.

In deze bijlage, vermeldt de eerste kolom de benaming van de weddeschaal indien deze bestaat de kolom 2 ervan herneemt de minima en maxima en de kolom 3, de evolutie.

Art. 40.Bijlage IV bevat de andere oude specifieke weddeschalen.

In deze bijlage, vermeldt de eerste kolom de benaming van de weddeschaal indien deze bestaat, kolom 2 herneemt de minima en maxima, kolom 3 de evolutie en kolom 4 het artikel en het koninklijk besluit waarin deze weddeschaal werd bepaald op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 41.§ 1. In afwijking van hoofdstuk I van Titel II en onverminderd artikel 48 behoudt het personeelslid de oude weddeschaal waarin het bezoldigd werd bij de inwerkingtreding van dit besluit.

In afwijking van het eerste lid, bekomt de ambtenaar die bij de inwerkingtreding van dit besluit in de oude weddeschaal A11 is bezoldigd, de oude weddeschaal A12 die, overeenkomstig artikel 48 op basis van de geldelijke anciënniteit die hij op 1 januari 2017 zal hebben bereikt, is herberekend. Hij bekomt deze oude weddeschaal op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij zes jaar dienstanciënniteit telt die in de oude weddeschaal A11 verworven is.

In afwijking van het eerste lid, bekomt de ambtenaar op wie artikel 27 van het koninklijk besluit van 29 augustus 2009 betreffende de gecertificeerde opleidingen van toepassing is, de bevordering naar de oude hogere weddenschaal volgens de bepalingen die van kracht zijn op 31 december 2013. Deze oude weddenschaal is herberekend, overeenkomstig artikel 48, op basis van de geldelijke anciënniteit die hij op 1 januari 2017 bereikt zal hebben. § 2. In afwijking van hoofdstuk I van titel II en onverminderd artikel 48 behoudt het personeelslid de oude specifieke weddeschaal waarin het bezoldigd werd bij de inwerkingtreding van dit besluit. § 3. De geldelijke anciënniteit van het in dit artikel bedoelde personeelslid wordt niet herberekend bij de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 42.Het personeelslid dat de bepalingen van artikel 41, § 1, geniet, bekomt op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij drie jaar geldelijke anciënniteit telt die verworven is sinds 1 januari 2014 een bonificatie die « eerste schaalbonificatie » genoemd wordt.

Om het voordeel van het eerste lid te bekomen moet het personeelslid drie keer de vermelding « voldoet aan de verwachtingen » of de vermelding « uitzonderlijk » hebben bekomen.

Art. 43.In afwijking van artikel 42 bekomt het personeelslid dat de bepalingen van artikel 41, § 1, geniet de eerste schaalbonificatie na twee jaar geldelijke anciënniteit indien het twee keer de vermelding « uitzonderlijk » heeft bekomen en geen enkele keer de vermelding « te verbeteren » noch de vermelding « onvoldoende ».

Art. 44.In afwijking van de artikelen 42 en 43 wordt de eerste schaalbonificatie verminderd met het bedrag van de in artikel 36, §§ 1 en 3 bedoelde premie voor competentieontwikkeling. Ze is nooit negatief.

Art. 45.§ 1. Het in de artikelen 42 en 43 bedoelde personeelslid bekomt een bonificatie die « schaalbonificatie » genoemd wordt op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het zes jaar geldelijke anciënniteit telt vanaf de maand waarin het een eerste schaalbonificatie of de voorgaande schaalbonificatie heeft bekomen.

Om het voordeel van dit artikel te bekomen moet het personeelslid zes keer de vermelding « voldoet aan de verwachtingen » of de vermelding « uitzonderlijk » hebben behaald sinds de maand waarin het een eerste schaalbonificatie of de voorgaande schaalbonificatie bekwam. § 2. In afwijking van paragraaf 1, bekomt het in de artikelen 42 en 43 bedoelde personeelslid van niveau A een bonificatie die « schaalbonificatie » genoemd wordt op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het vijf jaar geldelijke anciënniteit telt vanaf de maand waarin het een eerste schaalbonificatie of de voorgaande schaalbonificatie heeft bekomen.

Om het voordeel van dit artikel te bekomen moet het personeelslid vijf keer de vermelding « voldoet aan de verwachtingen » of de vermelding « uitzonderlijk » hebben behaald sinds de maand waarin het een eerste schaalbonificatie of de voorgaande schaalbonificatie bekwam.

Art. 46.In afwijking van artikel 45 bekomt het personeelslid een schaalbonificatie na vier jaar geldelijke anciënniteit indien het vier keer de vermelding « uitzonderlijk » heeft behaald en geen enkele keer de vermelding « te verbeteren » of de vermelding « onvoldoende » sinds de maand waarin het een eerste schaalbonificatie of de voorgaande schaalbonificatie bekwam.

Art. 47.In afwijking van de artikelen 42, 43, 45 en 46 wordt de som van de wedde verschuldigd overeenkomstig de weddeschaal, berekend rekening houdend met artikel 48, de eerste schaalbonificatie en de verschillende schaalbonificaties beperkt tot het maximumbedrag van de hoogste schaal van de graad of de beschouwde klasse, zoals bepaald in bijlage I. Het maximumbedrag wordt voor de ambtenaren die bij de inwerkingtreding van dit besluit een oude weddeschaal of een oude specifieke weddeschaal genieten evenwel opgetrokken tot het bedrag van de laatste trap van deze oude weddeschaal of van deze oude specifieke weddeschaal wanneer hun hoogste trap bij de inwerkingtreding van dit besluit hoger ligt dan het in het eerste lid bedoelde maximumbedrag.

Art. 48.Vanaf 1 januari 2017 wordt de verhoging verbonden aan de vooruitgang naar de hogere trap van de oude weddeschalen bepaald in bijlage II en van de oude specifieke weddeschalen bepaald in bijlagen III en IV vastgesteld op : 1° 27 euro voor de weddeschaal DT1;2° 180 euro voor de weddeschalen DT2, DT3, DT4 et DT5;3° 122 euro voor de andere weddeschalen van de niveaus D, 3 en 4;4° 200 euro voor de weddeschalen van de niveaus C en 2;5° 256 euro voor de weddeschalen BI1, BI2, BI3 en BI4;6° 270 euro voor de andere weddeschalen van de niveaus B en 2+;7° 258 euro voor de weddeschalen van de klasse A1;8° 196 euro voor de weddeschalen van de klasse A2;9° 206 euro voor de weddeschalen van de klasse A3;10° 256 euro voor de weddeschalen van de klassen A4 et A5;11° 200 euro voor de weddeschalen van het niveau 1;12° 200 euro voor de andere weddeschalen. Wat de toepassing van het eerste lid betreft gebeurt de vooruitgang een keer per jaar en wordt de vroegere weddeschaal of de vroegere specifieke weddeschaal beschouwd als een weddeschaal die een onbeperkt aantal trappen omvat.

Dit artikel is van toepassing op elke verhoging verbonden aan de anciënniteit die wordt uitgevoerd vanaf 1 januari 2017.

Art. 49.De eerste schaalbonificaties en de schaalbonificaties maken deel uit van de jaarwedde.

De bedragen van de eerste schaalbonificaties en de schaalbonificaties worden bepaald in bijlage V. Bijlage V bevat tabel I en tabel II.

Art. 50.§ 1. De bedragen van de eerste schaalbonificaties zijn deze bepaald in tabel II voor : 1° het personeelslid dat in de laatste weddeschaal van zijn graad of van zijn klasse bij de inwerkingtreding van dit besluit is bezoldigd;2° het personeelslid dat geen premie voor competentieontwikkeling bij de inwerkingtreding van dit besluit, overminderd artikel 35, geniet.3° de ambtenaar die overeenkomstig artikel 36, § 2, een bevordering in weddeschaal naar de oude hogere weddeschaal bekomt aan het einde van de geldigheidsduur van zijn gecertificeerde opleiding indien deze oude hogere weddeschaal de laatste weddeschaal van zijn graad of van zijn klasse was. De bedragen zijn bepaald in tabel I voor de andere personeelsleden.

De oude weddeschalen CA3, CT3, CF3, CAS3, CTS3 worden beschouwd als de laatste weddeschalen van het niveau C alsook de weddeschalen 22B en 22BS. § 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, 1°, bekomt het personeelslid dat bezoldigd is in de oude weddeschaal A12 of DT1 het in tabel I bepaald bedrag indien het een premie voor competentieontwikkeling geniet bij de inwerkingtreding van dit besluit. § 3. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, 2°, bekomen de ambtenaar die op 3 februari 2013 geen jaar niveauanciënniteit had en de contractueel die niet sedert een jaar op dit niveau in dienst was op dezelfde datum het in tabel I bepaalde bedrag.

Deze paragraaf is niet van toepassing op het personeelslid dat zich volgens de bepalingen van kracht op 3 februari 2013 onmiddellijk voor een gecertificeerde opleiding had kunnen inschrijven. § 4. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, 2°, bekomt de ambtenaar die bij de inwerkingtreding van dit besluit bezoldigd is in de oude weddeschaal A41, A42, A51 of A52 en die geslaagd is voor een gecertificeerde opleiding in zijn weddeschaal het in tabel I bepaalde bedrag.

Art. 51.De bedragen van de schaalbonificaties zijn deze bepaald in tabel II voor : 1° het personeelslid dat in de laatste of de voorlaatste weddeschaal van zijn graad of klasse is bezoldigd;2° het personeelslid dat reeds één schaalbonificatie heeft genoten na de eerste schaalbonificatie, met uitzondering van de ambtenaren die bij de inwerkingtreding van dit besluit in de schaal A12 zijn bezoldigd. De bedragen zijn bepaald in tabel I voor de andere personeelsleden.

Art. 52.De contractueel kan na de eerste bonificatie slechts één bonificatie genieten.

Dit artikel is niet toepasselijk op de medewerker restaurant/schoonmaak.

Art. 53.In afwijking van artikelen 3 en 19 geniet het personeelslid dat contractueel is bij de inwerkingtreding van dit besluit en dat later tot de stage wordt toegelaten, de tweede schaal van zijn graad of zijn klasse indien hij de eerste schaalbonificatie van zijn graad of van zijn klasse heeft genoten.

Hij geniet de derde weddeschaal van zijn graad of zijn klasse, indien hij een schaalbonificatie heeft bekomen na zijn eerste schaalbonificatie.

De geldelijke anciënniteit die hij heeft bekomen sinds de maand waarin hij zijn laatste schaalbonificatie heeft genoten, wordt gevaloriseerd als schaalanciënniteit.

Dit artikel is ook van toepassing voor de contractueel die een nieuwe arbeidsovereenkomst krijgt binnen een termijn van twaalf maanden sinds het einde van zijn vorige arbeidsovereenkomst.

Art. 54.Voor de berekening van de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt van de ambtenaren die voor een hoger ambt waren aangesteld op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, is de refertewedde van dit hoger ambt de wedde die toegekend is aan de ambtenaren die bij de inwerkingtreding van dit besluit bezoldigd waren in de eerste oude weddeschaal van de graad of de klasse tot de welke dit ambt behoort. Zolang ze dit hoger ambt zonder onderbreking uitoefenen, genieten ze dezelfde schaalbonificaties als deze ambtenaren en volgens dezelde modaliteiten.

Ze genieten van de bepalingen van artikel 14 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen.

Art. 55.De in deze titel bedoelde ambtenaren die een bevordering door overgang naar het niveau C krijgen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit genieten de eerste weddeschaal van hun graad die hen in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze graad genieten een verhoging waarborgt van minstens 500 EURO ten opzichte van de jaarwedde waarin ze worden bezoldigd.

Art. 56.De in deze titel bedoelde ambtenaren die een bevordering door overgang naar het niveau B krijgen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit genieten de eerste weddeschaal van hun graad die hen in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze graad genieten een verhoging waarborgt van minstens 750 EURO ten opzichte van de jaarwedde waarin ze worden bezoldigd.

Art. 57.De in deze titel bedoelde ambtenaren die een bevordering door overgang naar het niveau A krijgen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit genieten de eerste weddeschaal van hun klasse die hen in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze op het niveau A genieten een verhoging waarborgt van minstens 1500 EURO ten opzichte van de jaarwedde waarin ze bezoldigd worden. In dit geval is artikel 13, § 4, derde lid, niet van toepassing.

Art. 58.De in deze titel bedoelde ambtenaren die een bevordering naar de klassen A2, A3, A4 of A5 krijgen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit genieten de eerste weddeschaal van hun klasse die hen in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze klasse genieten een verhoging van minstens 3000 EURO waarborgt ten opzichte van de jaarwedde waarin ze bezoldigd worden. Indien geen enkel weddeschaal hen deze verhoging waarborgt, dan genieten ze de laatste weddeschaal van de klasse.

Dit artikel is niet van toepassing op de bevordering in weddeschaal naar de oude weddeschaal A21 bedoeld in artikel 36, § 2, eerste lid.

Art. 59.De ambtenaren die een verandering van graad bekomen worden bezoldigd in de eerste weddeschaal van deze graad die hen in de trap die met hun geldelijke anciënniteit overeenstemt een jaarwedde waarborgt die minstens gelijk is aan de jaarwedde waarin ze bezoldigd worden. Indien geen enkele weddeschaal hen deze gelijkheid waarborgt, genieten ze de laatste weddeschaal van deze graad.

In geval van toepassing van artikel 36, § 2, eerste lid, na de verandering van graad, is het eerste lid opnieuw van toepassing.

Art. 60.Wat de toepassing van de artikelen 55 tot 59 betreft, is de jaarwedde de som van de wedde verbonden aan hun vroegere weddeschaal, berekend overeenkomstig artikel 48, en de schaalbonificaties die ze genoten hebben. Er wordt geen rekening gehouden met weddesupplementen of -complementen, noch met premies of toelagen.

Art. 61.De ambtenaren die tussen 1 juni 2002 en de inwerkingtreding van dit besluit naar een hoger niveau zijn overgegaan behouden het voordeel van artikel 27, § 2, van het besluit 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, zoals dat bestond vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 62.De ambtenaren die vóór de inwerkingtreding van dit besluit een bijkomende titel of de titel van een afgeschafte graad droegen, behouden die titel op individuele basis.

TITEL IV. - Opheffende en wijzigende bepalingen HOOFDSTUK I. - Wijziging van het het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel

Art. 63.In artikel 33 van het koninklijk besluit van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 november 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden « en bekomt de eerste weddeschaal van die klasse, desgevallend in afwijking van artikelen 64 en 66 » opgeheven;2° in § 2, worden de woorden « Voor de berekening van zijn anciënniteit in de weddeschaal en » opgeheven.

Art. 64.In artikel 37, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « Voor de berekening van zijn anciënniteit in de weddeschaal en » opgeheven.

Art. 65.In artikel 70 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 1994, 17 maart 1995, 22 december 2000, 5 september 2002, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005 en 19 november 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste paragraaf, 2°, worden de woorden « de overgang van de weddenschaal A12 naar de weddenschaal A21 wordt beschouwd als een bevordering door verhoging in weddenschaal » opgeheven;2° de tweede paragraaf wordt opgeheven.

Art. 66.In artikel 70bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijke besluit van 10 augustus 2005 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 januari 2006, 19 november 2008 en 29 augustus 2009, wordt de tweede paragraaf opgeheven.

Art. 67.In artikel 75, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 augustus 2005, 15 januari 2007 en 19 november 2008, worden de woorden « evenals aan een gecertificeerde opleiding » opgeheven HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel

Art. 68.In artikel 29 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 maart 2004, 4 augustus 2004, 22 november 2006 en 19 november 2008, wordt paragraaf 4 opgeheven.

Art. 69.In artikel 30 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2013, wordt het derde lid opgeheven.

Art. 70.In artikel 31ter, § 1er, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2013, wordt de zin « Tijdens de aanpassingsperiode worden ze rechtstreeks bezoldigd in de eerste weddeschaal van de klasse waarvoor ze het examen hebben afgelegd. » opgeheven.

Art. 71.In Titel II, Hoofdstuk IV, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 30 januari 1978, 12 augustus 1981, 28 oktober 1988, 14 september 1994, 5 september 2002, 25 april 2004, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005, 30 januari 2006, 22 november 2006, 19 november 2008 en 21 januari 2013, wordt de Afdeling II, die de artikelen 35 tot 37 bevat, opgeheven.

Art. 72.Artikel 41 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt vervangen als volgt : «

Art. 41.Om tot de klasse A2 te worden bevorderd moet de Rijksambtenaar ten minste twee jaar klasseanciënniteit in A1 hebben. « Om tot de klasse A3 te worden bevorderd moet de Rijksambtenaar ten minste vier jaar klasseanciënniteit in A2 of ten minste zes jaar klasseanciënniteit in A1 of ten minste zes jaar klasseanciënniteit in A1 en A2 samen in de klassen A1 en A2 hebben.

Om tot de klasse A4 te worden bevorderd moet de Rijksambtenaar in de klasse A3 benoemd zijn.

Om tot de klasse A5 te worden bevorderd moet de Rijksambtenaar ten minste twee jaar klasseanciënniteit in A4 hebben. ».

Art. 73.In Titel II, Hoofdstuk IV, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 30 januari 1978, 12 augustus 1981, 28 oktober 1988, 14 september 1994, 5 september 2002, 25 april 2004, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005, 30 januari 2006, 22 november 2006, 19 november 2008 en 21 januari 2013, de Afdeling IIter, die het artikel 42 bevat, wordt opgeheven.

Art. 74.In Titel II, Hoofdstuk IV, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 30 januari 1978, 12 augustus 1981, 28 oktober 1988, 14 september 1994, 5 september 2002, 25 april 2004, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005, 30 januari 2006, 22 november 2006, 19 november 2008 en 21 januari 2013, wordt de Afdeling IIquater, die de artikelen 46 tot 50 bevat, opgeheven.

HOOFDSTUK III. - Wijziging van van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut

Art. 75.In Hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 mei 1976 en 5 september 2002, wordt de Afdeling II, die de artikelen 7 tot 10 bevat, opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut

Art. 76.Artikel 13 van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002, 4 augustus 2004 en 12 november 2008, wordt vervangen als volgt : «

Art. 13.Artikel 33, § 1, moet als volgt worden gelezen : « § 1. De stagiair die geschikt wordt bevonden, hetzij door de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie of zijn gemachtigde of de verantwoordelijke van de personeelsdienst of zijn gemachtigde, naargelang van het geval, hetzij door de bevoegde interparastatale stagecommissie of de bevoegde stagecommissie, wordt tot vast ambtenaar benoemd in de klasse of de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld. Hij wordt definitief aangewezen voor een vaste vacante betrekking van deze klasse of graad. » ».

Art. 77.In hoofdstuk V van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juni 1996, 6 februari 1997, 2 juni 1998, 2 december 1998, 7 september 2003, 4 augustus 2004 en 19 november 2008, worden artikelen 28 tot 28quater opgeheven.

Art. 78.Artikel 51bis van hetzelfde besluit wordt opgeheven. HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen

Art. 79.In artikel 3, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1996, 5 september 2002, 24 april 2004, 4 augustus 2004 en 19 november 2008, worden de woorden « onder voorbehoud dat hij geslaagd is in een competentiemeting of een gecertificeerde opleiding, voor zover hij de gelegenheid heeft gehad hieraan deel te nemen » opgeheven.

Art. 80.In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de woorden « van de graad » vervangen door de woorden « van de klasse of van de graad ».

Art. 81.Artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 februari 1989, 4 augustus 1996, 5 september 2002, 30 januari 2006 en 22 november 2006, wordt als volgt vervangen : «

Art. 13.De ambtenaar die in een hogere functie is aangewezen geniet een toelage die gelijk is aan het verschil tussen zijn weddeschaal, ongeacht het een weddeschaal betreft die bepaald is in bijlage I van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van de federale overheid of een oude weddeschaal bedoeld in bijlage II van hetzelfde besluit vermeerderd met de bonificaties, overeenkomstig artikel 60 van hetzelfde besluit of met een oude specifieke weddeschaal bedoeld in bijlage III van hetzelfde besluit, en de weddeschaal die hem zou worden toegekend indien hij bevorderd werd tot de graad of de klasse waartoe de functie behoort.

Zijn geldelijke anciënniteit wordt bepaald overeenkomstig artikel 13 van hetzelfde besluit. ».

Art. 82.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen : «

Art. 14.De ambtenaar wordt bevorderd naar de hogere weddeschaal of geniet schaalbonificaties in de graad of de klasse waarin hij is benoemd alsof hij jaarlijks de vermelding « voldoet aan de verwachtingen » heeft bekomen. ».

Art. 83.Artikel 14bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 november 2006 en 19 november 2008, wordt opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten

Art. 84.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten, vervangen bij het koninklijke besluit van 8 augustus 1997 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 december 1998, 13 juni 1999, 5 september 2002, 25 april 2004, 3 augustus 2004, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005, 30 januari 2006, 10 juni 2006 en 22 november 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De in artikel 1 bedoelde personen ontvangen : 1° een bezoldiging die wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, zonder dat zij minder mag bedragen dan de gewaarborgde bezoldiging die is vastgesteld bij het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende toekenning van een gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de federale overheidsdiensten;2° de normale bezoldiging voor de carensdag, als bedoeld, naargelang het geval, in artikel 52, § 1, tweede lid of in artikel 71 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;3° een vakantiegeld onder dezelfde voorwaarden als die welke voor de rijksambtenaren zijn vastgesteld;4° een eindejaarstoelage onder de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 28 november 2008 tot vervanging, voor het personeel van sommige overheidsdiensten, van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt;5° een haard- of standplaatstoelage onder voorwaarden vastgesteld in het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt;6° de toelagen, vergoedingen en premies die onder dezelfde voorwaarden als voor het Rijkspersoneel worden toegekend voor de uitoefening van hetzelfde ambt;7° een premie voor leidinggevenden onder de voorwaarden vastgesteld in het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.». 2° de paragrafen 2 tot 5 worden opgeheven.

Art. 85.Artikel 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 november 2008, wordt opgeheven. HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden

Art. 86.In het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002, 28 september 2003, 3 augustus 2004, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005, 22 november 2006, 19 november 2008 en 29 augustus 2009, worden de artikelen 1 tot 12 en 14 tot 36bis alsook artikel 36ter, § 4, opgeheven. HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 26 november 1997 tot vervanging, voor het personeel van sommige overheidsdiensten, van het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries.

Art. 87.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 november 1997 tot vervanging, voor het personeel van sommige overheidsdiensten, van het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 mei 1999 en 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de volgende overheidsdiensten : 1° de volgende openbare instellingen die onder het gezag, de controle of het toezicht van de Staat vallen : - het Hulp- en informatiebureau voor gezinnen van militairen; - het Belgisch instituut voor normalisatie; - het Nationaal orkest van België; - de Koninklijke Muntschouwburg; - het Paleis voor Schone Kunsten; - de CONTROLEDIENST VOOR DE VERZEKERINGEN; - het Federaal agentschap voor nucleaire controle; - de Bijzondere verrekenkas voor gezinsvergoedingen ten bate van de arbeiders der diamantnijverheid; - het Belgisch instituut voor postdiensten en telecommunicatie; 2° de volgende andere overheidsdiensten : - het secretariaat van de Nationale arbeidsraad; - het secretariaat van de Centrale raad voor het bedrijfsleven; - het secretariaat van de Hoge raad voor de middenstand; 3° het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. ». HOOFDSTUK IX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken

Art. 88.In artikel 1, A, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 maart 2008, wordt 2° opgeheven.

Art. 89.Artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 augustus 2002, wordt opgeheven. HOOFDSTUK X. - Wijziging van het koninklijk besluit van 17 maart 2000 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid

Art. 90.Artikelen 9 en 9bis van het koninklijk besluit van 17 maart 2000 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 mei 2002, worden opgeheven. HOOFDSTUK XI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel

Art. 91.In Titel I, Hoofdstuk V, van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002, 18 maart 2004, 4 augustus 2004, 26 april 2007, 19 november 2008, wordt de Afdeling III, die het artikel 17 bevat, opgeheven. HOOFDSTUK XII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 4 april 2003 betreffende de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen het Directoraat-generaal Uitvoering van straffen en maatregelen

Art. 92.Artikelen 2 tot 4 van het koninklijk besluit van 4 april 2003 betreffende de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen het Directoraat-generaal Uitvoering van straffen en maatregelen, worden opgeheven. HOOFDSTUK XIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 april 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer

Art. 93.Artikelen 1 tot 19 en 21 tot 44 van het koninklijk besluit van 2 april 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013, worden opgeheven. HOOFDSTUK XIV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 12 juli 2004 houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen

Art. 94.Artikelen 2 tot 5 van het koninklijk besluit van 12 juli 2004 houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen, worden opgeheven HOOFDSTUK XV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van de niveaus A, B, C en D en tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij het Ministerie van Landsverdediging

Art. 95.Artikelen 1 tot 24 en 27 tot 28 van het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van de niveaus A, B, C en D en tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij het Ministerie van Landsverdediging, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 november 1998 en 21 januari 2013, worden opgeheven. HOOFDSTUK XVI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector

Art. 96.De artikelen 2 tot 4 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector, worden opgeheven.

Art. 97.Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, wordt vervangen als volgt : «

Art. 5.In het niveau A krijgt de ambtenaar die houder is van de titel van hypotheekbewaarder een baremawedde gelijk aan 14.311,11 EUR. ».

Art. 98.Artikelen 6 tot 23, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007, 10 september 2009, 3 februari 2010 en 21 januari 2013, worden opgeheven.

Art. 99.Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 24.In afwijking van artikel 13, § 4, van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt wordt de geldelijke anciënniteit niet verminderd met een derde bij een bevordering naar het niveau A wanneer de diensten gepresteerd werden in de graad van fiscaal deskundige, financieel en administratief deskundige (afgeschafte graad) en financieel en ICT-deskundige (afgeschafte graad). ».

Art. 100.In artikel 25 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « bij artikel 35 van het koninklijk besluit 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten » worden vervangen door de woorden « bij artikel 11, § 7, van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt »;2° de zin « Bedoelde aanneembare diensten worden in groep A gerangschikt » wordt opgeheven.

Art. 101.In artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 8°, worden de woorden « weddeschaal 13S2 » vervangen door de woorden « oude specifieke weddeschaal 13S2 »;2° in 19°, worden de woorden « weddeschaal 28C of 28S2 » vervangen door de woorden « oude specifieke weddeschaal 28C of 28S2 » en de woorden « weddeschaal BF3 » worden vervangen door de woorden « oude weddeschaal BF3 »;3° in 20°, a, en in 23°, worden de woorden « weddeschaal » vervangen door de woorden « oude specifieke weddeschaal »;4° in 21°, worden de woorden « weddeschaal CA1 » vervangen door de woorden « oude weddeschaal CA1 ».

Art. 102.In artikel 27 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden « weddenschaal 20 E » vervangen door de woorden « oude specifieke weddeschaal 20 E »;2° in § 3, worden de woorden « weddeschaal A22 » vervangen door de woorden « oude weddeschaal A22 »;3° in § 5, worden de woorden « weddeschaal A21 » vervangen door de woorden « oude weddeschaal A21 ».

Art. 103.In artikel 28 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 september 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « weddeschaal 30S2 of 30S3 » vervangen door de woorden « oude specifieke weddeschaal 30S2 of 30S3 »;2° in het tweede lid, worden de woorden « zoals bepaald in artikel 32 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden » vervangen door de woorden « zoals bepaald in artikel 33 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt ».

Art. 104.In artikel 28bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 september 2009, worden de woorden « in de artikelen 32 en 33bis van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden » vervangen door de woorden « in de artikelen 33 en 34 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt ».

Art. 105.Artikel 30bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, wordt opgeheven.

Art. 106.Artikel 30ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, wordt opgeheven.

Art. 107.In artikel 32 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007 en 10 september 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, kolom 1, 8°, worden de woorden « weddeschaal 10S3 » vervangen door de woorden « oude specifieke weddschaal 10S3 »;2° in § 2, worden de woorden « weddeschaal 13S2 » vervangen door de woorden « oude specifieke weddeschaal 13S2 ».

Art. 108.De artikelen 34 tot 35ter en 35sexies van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007, 3 februari 2010 en 21 januari 2013, worden opgeheven.

Art. 109.Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 110.In artikel 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, worden de woorden « de premie voor competentieontwikkeling » opgeheven.

Art. 111.De artikelen 38, 38bis, 38ter, 38quater, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, worden opgeheven.

Art. 112.Artikel 39 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 39.Onverminderd artikelen 42 en 43 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt behouden de ambtenaren die een weddecomplement kregen op basis van artikel 39 zoals het van kracht was op 31 december 2013 dit weddecomplement. ».

Art. 113.Artikelen 40 en 41 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 114.In artikel 42 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « In afwijking van artikel 5 van dit besluit, » worden opgeheven;2° de woorden « weddeschaal 28S2 » worden vervangen door de woorden « oude specifieke weddeschaal 28S2 ».

Art. 115.Artikel 43 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 43.Overminderd artikelen 42 en 43 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt behouden de ambtenaren die een weddecomplement kregen op basis van artikel 43 zoals het van kracht was op 31 december 2013 dit weddecomplement. ».

Art. 116.Artikelen 44 tot 45quinquies, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007 en 3 februari 2010, worden opgeheven. HOOFDSTUK XVII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de Overheidssector en houdende diverse bepalingen tot uitvoering van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen

Art. 117.Artikelen 3 en 4 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de Overheidssector en houdende diverse bepalingen tot uitvoering van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen worden opgeheven.

Art. 118.In artikel 5 van hetzelfde besluit, wordt paragraaf 1 opgeheven.

Art. 119.Artikelen 6 tot 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 september 2009, worden opgeheven.

Art. 120.Artikelen 11 tot 19 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 februari 2010 en 21 januari 2013, worden opgeheven.

Art. 121.In artikel 20 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de paragrafen 1 en 2 worden opgeheven;2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3 De ambtenaren bedoeld in § 1 zoals het van toepassing was voor de opheffing ervan behouden hun weddenschaal en hun weddencomplement waarop zij gerechtigd waren in hun geschrapte graad indien deze bezoldiging de wedde overtreft verbonden aan de graad van administratief assistent.».

Art. 122.Artikelen 21 tot 28, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, worden opgeheven.

Art. 123.In artikel 29 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de paragrafen 1 en 2 worden opgeheven;2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3 De ambtenaren bedoeld in § 1 zoals het van toepassing was voor de opheffing ervan behouden de bezoldiging verbonden aan de geschrapte graad bij hun ambtshalve benoeming tot technisch assistent, wanneer zij de wedde in deze graad overtreft.».

Art. 124.Artikelen 30, en 32 tot 35 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 125.In artikel 36 van hetzelfde besluit, wordt paragraaf 1 opgeheven.

Art. 126.Artikel 36bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, wordt aangevuld als volgt : « of één jaar vanaf 1 januari 2017 ».

Art. 127.Artikel 36ter, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, wordt aangevuld als volgt : « of één jaar vanaf 1 januari 2017 ».

Art. 128.Artikelen 39 en 40 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 129.In artikel 42 van hetzelfde besluit, worden de woorden « alsook het voordeel van een geslaagde competentiemeting verbonden aan de afgeschafte graad van financieel en administratief deskundige »opgeheven.

Art. 130.Artikelen 196 tot 206 en 208 tot 221 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007 en 3 februari 2010, worden opgeheven. HOOFDSTUK XVIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing

Art. 131.In het koninklik besluit van 12 juni 2006 tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2007, 12 november 2008, 19 november 2008, 15 maart 2010 en 21 januari 2013, wordt een artikel 15bis ingevoegd, luidende : «

Art. 15bis.De schaalanciënniteit vangt aan op de datum van de terbeschikkingstelling. ».

Art. 132.In artikel 16 van hetzelfde besluit, worden de woorden « In afwijking van artikel 14 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten » vervangen door de woorden « In afwijking van artikel 11 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt ».

Art. 133.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 17.De terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen bekomen, in de graad van administratief medewerker, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de in linkerkolom hieronder vermelde militaire graden, de in rechterkolom hieronder opgenomen weddenschaal, voorzover deze gunstiger is.

Korporaal . . . . . NDA1 Korporaal-chef . . . . . NDA2 Eerste korporaal-chef . . . . . NDA3 De terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen bekomen, in de graad van technisch medewerker, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de in linkerkolom hieronder vermelde militaire graden, de in rechterkolom hieronder opgenomen weddenschaal, voorzover deze gunstiger is.

Korporaal-chef . . . . . NDT1 Eerste korporaal-chef . . . . . NDT2 ».

Art. 134.In artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2007 en 21 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt opgeheven;2° in de tweede en de derde lid, worden de woorden « CA2 of CT2 » vervangen door de woorden « C2 »;3° het vierde lid wordt vervangen als volgt : « In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikking gestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van administratief of technisch assistent, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van adjudant, de weddenschaal C3.»; 4° In het vijfde lid, worden de woorden « CA3 of CT3 » vervangen door de woorden « C4 ».

Art. 135.In artikel 19 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2007 en 21 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt opgeheven;2° in het tweede lid, worden de woorden « BA2 of BT2 » vervangen door de woorden « B2 »;3° het derde lid wordt vervangen als volgt : « In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikking gestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van administratief deskundige of technisch deskundige, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van adjudant-chef, de weddenschaal B3.»; 4° In het vierde lid, worden de woorden « BA3 of BT3 » vervangen door de woorden « B4 ».

Art. 136.In artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2007 en 21 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt opgeheven;2° in het tweede en het derde lid, worden de woorden « BI2 » vervangen door de woorden « NBI2 »;3° het vierde lid wordt vervangen als volgt : « In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikking gestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van ICT-deskundige, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van adjudant-majoor, de weddenschaal NBI3. ».

Art. 137.In artikel 21 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, wordt het woord « A12 » vervangen door het woord « NA12 »;2° in het tweede en het derde lid, wordt het woord « A22 » vervangen door het woord « NA22 ».3° in het vierde lid, wordt het woord « A23 » vervangen door het woord « NA23 »;4° in het vijfde en het zesde lid, wordt het woord « A32 » vervangen door het woord « NA32 ». HOOFDSTUK XIX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 november 2006 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de FOD Binnenlandse Zaken

Art. 138.In artikel 2 van het koninklijk 16 november 2006 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de FOD Binnenlandse Zaken, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, wordt het woord « DT3 » vervangen door het woord « NDT2 »;2° in § 1, worden het tweede tot het vierde lid opgeheven;3° de tweede paragraaf wordt opgeheven.

Art. 139.In artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, wordt het woord « DT4 » vervangen door het woord « NDT3 »;2° in § 1, wordt het tweede lid opgeheven;3° de tweede paragraaf wordt opgeheven.

Art. 140.Artikelen 5 tot 5quater, 7, 8, 10 tot 14, en 16bis tot 16quinquies van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 april 2008, 19 juli 2011 en 21 januari 2013, worden opgeheven. HOOFDSTUK XX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A van de buitendiensten van het Directoraat-generaal EPI - Penitentiaire Inrichtingen en van het Directoraat-generaal Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie

Art. 141.Artikelen 2 tot 7 en 10 tot 15 van het koninklijk besluit van 28 december 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A van de buitendiensten van het Directoraat-generaal EPI - Penitentiaire Inrichtingen en van het Directoraat-generaal Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 juli 2009, worden opgeheven. HOOFDSTUK XXI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt

Art. 142.In artikel 9, vierde lid, van het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « en, in voorkomend geval, zijn competentietoelage met haar geldigheidsduur » worden opgeheven;2° de zin « Bovendien worden de bepalingen inzake competentietoelagen welke toegepast worden bij verandering van graad bij de federale dienst op hem van toepassing.» wordt opgeheven.

Art. 143.In artikel 18, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 september 2009, worden de woorden « In afwijking van artikel 33 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, » opgeheven.

Art. 144.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 november 2008, 27 september 2009 en 30 september 2012, wordt een artikel 18bis ingevoegd, luidende : «

Art. 18bis.De schaalanciënniteit vangt aan op de datum van de benoeming als rijksambtenaar. ».

Art. 145.In artikel 30, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt de zin « Als hij op het ogenblik van zijn terbeschikkingstelling een competentietoelage krijgt, behoudt hij zijn rechten op de competentietoelage tijdens de geldigheidsduur en geniet, in voorkomend geval, de tussentijdse bevordering door verhoging in weddenschaal die er uit voortvloeit. » opgeheven.

Art. 146.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 november 2008, 27 september 2009 en 30 september 2012, wordt de bijlage vervangen door de bijlage die als bijlage VI is gevoegd bij dit besluit. HOOFDSTUK XXII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 2007 tot organisatie van de vergelijkende selectie en de indiensttreding in het federaal administratief openbaar ambt van sommige statutaire ambtenaren van de autonome overheidsbedrijven

Art. 147.In artikel 10bis van het koninklijk besluit van 7 maart 2007 tot organisatie van de vergelijkende selectie en de indiensttreding in het federaal administratief openbaar ambt van sommige statutaire ambtenaren van de autonome overheidsbedrijven, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 juli 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden « In afwijking van artikel 33 van hetzelfde besluit, » opgeheven.2° de tweede paragraaf wordt opgeheven.

Art. 148.In artikel 13 van hetzelfde besluit, worden de woorden « In afwijking van artikel 14 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten. » vervangen door de woorden « In afwijking van artikel 11 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt ».

Art. 149.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juli 2007, 19 september 2007, 19 november 2008, 15 maart 2010 en 21 januari 2013, wordt een artikel 13bis ingevoegd, luidende : «

Art. 13bis.De schaalanciënniteit vangt aan op de aanvangsdatum van de stage als rijksambtenaar. ».

Art. 150.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juli 2007, 19 september 2007, 19 november 2008, 15 maart 2010 en 21 januari 2013, wordt de bijlage 2 vervangen door de bijlage 2 die als bijlage VII is gevoegd bij dit besluit. HOOFDSTUK XXIIV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2007 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole

Art. 151.Artikelen 1 tot 12 van het koninklijk besluit van 22 november 2007 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole worden opgeheven.

Art. 152.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 13.In afwijking van artikel 13, § 4, van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt wordt de geldelijke anciënniteit niet verminderd met een derde bij een bevordering naar het niveau A wanneer de diensten gepresteerd werden in de graad van financieel en administratief deskundige (afgeschafte graad). ».

Art. 153.In artikel 14 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 8°, b, worden de woorden « in weddeschaal 28C of 28S2 » vervangen door de woorden in de oude specifieke weddenschaal 28C ou 28S2 » en de woorden « weddenschaal BF3 » worden vervangen door de woorden « oude weddenschaal BF3 »;2° in 9°, b, worden de woorden « weddenschaal 26H » vervangen door de woorden « oude specifieke weddenschaal 26H »;3° in 10°, worden de woorden « weddenschaal CA1 » vervangen door de woorden « oude weddenschaal CA1 »;4° in 12°, eerste streepje, worden de woorden « weddechaal 30S3 of 30S2 » vervangen door de woorden « oude specifieke weddeschaal 30S3 of 30S2 »;5° in 12°, derde streepje, worden de woorden « weddeschaal 30S1 » vervangen door de woorden « oude specifieke weddeschaal 30S1 ».

Art. 154.Artikelen 15 tot 17 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 155.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 156.In artikel 19 van hetzelfde besluit, worden de woorden « en de competentietoelage » opgeheven.

Art. 157.De artikelen 20 en 21 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 158.Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 22.Onverminderd artikelen 42 en 43 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt behouden de ambtenaren die een weddecomplement kregen op basis van artikel 22 zoals het van kracht was op 31 december 2013 dit weddecomplement. ».

Art. 159.Artikelen 23 tot 26 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 160.In artikel 27 van hetzelfde besluit wordt de paragraaf 1 opgeheven. HOOFDSTUK XXIV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole

Art. 161.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 november 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole, wordt de paragraaf 3 opgeheven.

Art. 162.Artikelen 3 tot 5, § 1, 6, en 8 tot 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013, worden opgeheven.

Art. 163.In artikel 15 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste en tweede lid worden opgeheven;2° het derde lid wordt vervangen als volgt : « De ambtenaren bedoeld in eerste lid zoals het van toepassing was voor de opheffing ervan behouden de weddenschaal en het weddencomplement waarop zij gerechtigd waren in hun geschrapte graad indien deze bezoldiging de wedde overtreft verbonden aan de graad van administratief assistent.».

Art. 164.Artikelen 16 tot 20 en 22 tot 24 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013, worden opgeheven.

Art. 165.In artikel 25 van hetzelfde besluit, wordt paragraaf 1 opgeheven.

Art. 166.Artikelen 26 tot 42 en 44 tot 49 van hetzelfde besluit worden opgeheven. HOOFDSTUK XXV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot hervorming van de loopbaan van het veiligheidspersoneel van de Algemene Directie van de Dienst Vreemdelingenzaken van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken

Art. 167.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot hervorming van de loopbaan van het veiligheidspersoneel van de Algemene Directie van de Dienst Vreemdelingenzaken van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken wordt opgeheven.

Art. 168.In artikel 3 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in eerste lid, wordt het woord « DT3 » vervangen door het woord « NDT2 »;2° het tweede en het derde lid worden opgeheven.

Art. 169.In artikel 4 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in eerste lid, wordt het woord « CT1 » vervangen door het woord « C1 »;2° het tweede en het derde lid worden opgeheven.

Art. 170.Artikelen 5 tot 7 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 171.In artikelen 10 en 11 van hetzelfde besluit, worden de woorden « in de artikelen 5, 6, en 8 » telkenmale vervangen door de woorden « in artikel 8 ».

Art. 172.De artikelen 12, 13, tweede en derde lid, en 15 tot 18 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 173.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende : « De toelage bedoeld in het eerste lid wordt verminderd met de eerste bonificatie en de schaalbonificaties bedoeld in artikelen 49 tot 51 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. ».

Art. 174.Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende : « De toelage bedoeld in het eerste lid wordt verminderd met de eerste bonificatie en de schaalbonificaties bedoeld in artikelen 49 tot 51 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. ».

Art. 175.Artikelen 25 tot 28 van hetzelfde besluit worden opgeheven. HOOFDSTUK XXVI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 6 maart 2008 houdende integratie van sommige loopbanen van het personeel van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid in de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel

Art. 176.Artikelen 1 tot 10 van het koninklijk besluit van 6 maart 2008 houdende integratie van sommige loopbanen van het personeel van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid in de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel worden opgeheven.

Art. 177.In artikel 11 van hetzelfde besluit, worden de woorden « voornoemd koninklijk besluit van 20 juli 1998 » vervangen door de woorden « koninklijk besluit van 20 juli 1998 houdende diverse verordeningsbepalingen met betrekking tot de inrichting van een bijzondere loopbaan bij de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden ». HOOFDSTUK XXVII. - Opheffingsbepalingen

Art. 178.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 juli 2010;2° het koninklijk besluit van 18 september 1997 tot vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden bij de Regie der Gebouwen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 november 2004 en 10 juni 2006;3° het koninklijk besluit van 23 juni 1998 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 2001 en 10 november 2006;4° het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 september 2003, 25 april 2004, 3 augustus 2004, 10 augustus 2005, 30 januari 2006, 6 juli 2006, 22 november 2006 en 21 januari 2013;5° het koninklijk besluit van 4 april 2003 besluit tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 september 2012;6° het koninklijk besluit van 28 september 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Ministerie van Ambtenarenzaken, tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden van het Ministerie van Ambtenarenzaken en houdende sommige geldelijke bepalingen, en houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;7° het koninklijk besluit van 3 december 2003 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij het Nationaal Geografisch Instituut, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 september 2006 en 21 januari 2013;8° het koninklijk besluit van 19 maart 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij het Hoofdbestuur van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;9° het koninklijk besluit van 25 april 2004 houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de competentiemetingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 december 2004, 22 november 2006 en 7 juni 2007;10° het koninklijk besluit van 8 juli 2004 houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving betreffende het toegevoegd vorsingspersoneel en het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 februari 2010 en 21 januari 2013;11° het koninklijk besluit van 14 juli 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen bij de Federale Overheidsdienst Justitie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;12° het koninklijk besluit van 20 juli 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot vaststelling van de weddenschalen verbonden aan de bijzondere graden bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, en houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;13° het koninklijk besluit van 3 augustus 2004 houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de niveaus B, C en D;14° het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 januari 2006, 22 november 2006, 15 januari 2007, 7 juni 2007, 19 november 2008, 29 augustus 2009 en 21 januari 2013;15° het koninklijk besluit van 10 augustus 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 april 1998 tot vaststelling van de geldelijke bepalingen betreffende sommige ambtenaren van het Instituut voor veterinaire keuring en houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij het Instituut voor veterinaire keuring, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;16° het koninklijk besluit van 10 augustus 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 februari 2007 en 21 januari 2013;17° het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van niveau 2 bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;18° het koninklijk besluit van 13 september 2004 houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 februari 2007 en 21 januari 2013;19° het koninklijk besluit van 19 november 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 augustus 2006 en 21 januari 2013;20° het koninklijk besluit van 14 december 2004 tot vaststelling de vakrichtingen in het niveau A;21° het koninklijk besluit van 22 december 2004 tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden binnen de buitendiensten bij de Dienst Justitiehuizen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;22° het koninklijk besluit van 27 december 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van niveau 2+ bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 2006, 28 december 2012 en 21 januari 2013;23° het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de loopbaan van niveau D van het Rijkspersoneel en houdende diverse bepalingen betreffende de competentiemetingen en de gecertificeerde opleidingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 januari 2006 en 7 juni 2007;24° het koninklijk besluit van 1 februari 2006 houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving betreffende het administratief en technisch personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat en de integratie van de bijzondere graden van niveau 1 van het administratief en technisch personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat naar de nieuwe loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 februari 2010;25° het koninklijk besluit van 2 mei 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige personeelsleden van het niveau A in de Rijksdienst voor pensioenen;26° het koninklijk besluit van 3 mei 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van sommige ambtenaren van het niveau A bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening; 27° het koninklijk besluit van 11 mei 2006 tot hervorming van de bijzondere loopbanen van niveau 1 en tot vaststelling van diverse geldelijke bepalingen bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013; 28° het koninklijk besluit van 10 juni 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Regie der Gebouwen en houdende wijziging van diverse verordeningsbepalingen;29° het koninklijk besluit van 1 juli 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren bij het Fonds voor de beroepsziekten;30° het koninklijk besluit van 1 september 2006 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging;31° het koninklijk besluit van 1 september 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie;32° het koninklijk besluit van 15 september 2006 houdende de integratie in het niveau A van de titularissen van een bijzondere graad van het niveau 1 bij de Federale Overheidsdienst Financiën en de Pensioendienst voor de Overheidssector, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 27 april 2004 en 19 juli 2013;33° het koninklijk besluit van 11 oktober 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;34° het koninklijk besluit van 23 oktober 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van adviseur-generaal en adjunct-adviseur-generaal bij de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid binnen de Federale Overheidsdienst Justitie;35° het koninklijk besluit van 10 november 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden;36° het koninklijk besluit van 22 november 2006 houdende diverse maatregelen inzake de loopbaan van het Rijkspersoneel van de niveaus A, B, C en D, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juni 2007, 19 november 2008 en 21 januari 2013;37° het koninklijk besluit van 13 december 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij het Fonds voor arbeidsongevallen;38° het koninklijk besluit van 15 december 2006 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A van de Pool van de zeelieden ter koopvaardij;39° het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de integratie van de bijzondere graden van niveau 1 bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten in de loopbaan van niveau A;40° het koninklijk besluit van 26 januari 2007 houdende integratie van sommige ambtenaren van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering in de loopbaan van niveau A;41° het koninklijk besluit van 29 januari 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren bij de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;42° het koninklijk besluit van 2 februari 2007 houdende de vaststelling van bijzondere geldelijke bepalingen toepasselijk op sommige ambtenaren van niveau 1 bij de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers en betreffende de integratie van hun bijzondere loopbaan in de loopbaan van niveau A;43° het koninklijk besluit van 14 februari 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige personeelsleden van het niveau A in de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;44° het koninklijk besluit van 26 februari 2007 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, van niveau A;45° het koninklijk besluit van 6 maart 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;46° het koninklijk besluit van 23 maart 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister;47° het koninklijk besluit van 23 maart 2007 houdende geldelijke bepalingen ten gunste van sommige ambtenaren bij de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister;48° het koninklijk besluit van 9 april 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;49° het koninklijk besluit van 7 juni 2007 houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de loopbaan, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 augustus 2009 en 21 januari 2013;50° het koninklijk besluit van 20 december 2007 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van het niveau A bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;51° het koninklijk besluit van 19 maart 2008 tot integratie van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken in de nieuwe loopbaan van niveau A van het rijkspersoneel;52° het koninklijk besluit van 12 november 2008 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;53° het koninklijk besluit van 9 maart 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 augustus 1982 tot vaststelling van de bezoldigingsregeling en van de weddenschalen van de graden voor het personeel van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, alsook van de gewezen Rijksdiensten voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en voor kinderbijslag voor zelfstandigen en houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen;54° het koninklijk besluit van 10 augustus 2009 houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving om de gelijkheid tussen de voormalige bijzondere graden en de voormalige gemene graden te realiseren, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;55° het koninklijk besluit van 29 augustus 2009 betreffende de gecertificeerde opleidingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2013;56° het koninklijk besluit van 2 maart 2010 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige personeelsleden van het niveau A van de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen;57° het koninklijk besluit van 5 juli 2012 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren bij het Instituut voor veteranen - Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers;58° het ministerieel besluit van 1 december 2008 tot vaststelling van de functiefamilies in de niveaus B, C en D.

Art. 179.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.

Art. 180.Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 oktober 2013.

FILIP Van Koningswege : De Minister belast met Ambtenarenzaken, K. GEENS De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

FILIP Van Koningswege : De Minister belast met Ambtenarenzaken, K. GEENS De Staatssecrearis voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

Bijlage II bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

FILIP Van Koningswege : De Minister belast met Ambtenarenzaken, K. GEENS De Staatssecrearis voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

Bijlage III bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

FILIP Van Koningswege : De Minister belast met Ambtenarenzaken, K. GEENS De Staatssecrearis voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

Bijlage IV bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

FILIP Van Koningswege : De Minister belast met Ambtenarenzaken, K. GEENS De Staatssecrearis voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

Bijlage V bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

FILIP Van Koningswege : De Minister belast met Ambtenarenzaken, K. GEENS De Staatssecrearis voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

Bijlage VI bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

FILIP Van Koningswege : De Minister belast met Ambtenarenzaken, K. GEENS De Staatssecrearis voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

Bijlage VII bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

FILIP Van Koningswege : De Minister belast met Ambtenarenzaken, K. GEENS De Staatssecrearis voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

^