gepubliceerd op 18 juli 2006
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel
6 JULI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 28ter, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 maart 1993, 15 maart 1993, 19 november 1998, 22 december 2000, 16 november 2001, 5 september 2002, 12 december 2002, 4 augustus 2004 en 6 oktober 2005, op artikel 28quater, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 november 2001, op artikel 28quinquies, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993 en bij de koninklijke besluiten van 15 september 1997, 13 mei 1999, 16 november 2001, 5 september 2002 en 4 augustus 2004, op artikel 30, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 maart 1983, 22 februari 1985, 10 maart 1989, 13 mei 1999, 22 december 2000, 16 november 2001, 4 augustus 2004, 11 april 2005 en 18 april 2005, op artikel 31, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 maart 1993 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 2000, 16 november 2001 en 4 augustus 2004, op artikel 32, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 februari 1985, 21 november 1991, 6 februari 1997, 13 mei 1999, 16 november 2001 en 5 september 2002, op artikel 33bis, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 mei 1999, 22 december 2000, 16 november 2001 en 4 augustus 2004, op artikel 35, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 februari 1985 en 16 november 2001, op artikel 36, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 mei 1999 en 16 november 2001, op artikel 37, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 maart 1983, 22 februari 1985, 13 mei 1999, 22 december 2000, 16 november 2001 en 5 september 2002, op artikel 38, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 november 2001 en 4 augustus 2004, op artikel 48quinquies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1995, 10 april 1995, 15 september 1997, 13 mei 1999 en 22 december 2000, op artikel 48sexies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000 en artikel 76, hersteld bij het koninklijk besluit van 25 april 2004 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 2004 en 10 augustus 2005;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 2001 houdende wijziging van diverse reglementaire bepalingen inzake het statuut van het rijkspersoneel, inzonderheid op de artikelen 1 tot 3, 5, 7, 8, 1°, 10 tot 12, 13, 2° tot 4°, 20, 21 en 45, 2° en 3°;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen, inzonderheid op de artikelen 238 en 239;
Overwegende dat de stage als zijnde nuttig en zelfs noodzakelijk moet worden ervaren, zowel door de deelnemers als door de federale overheidsdiensten;
Overwegende dat het bijgevolg van belang is een optimale werking te waarborgen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 februari 2006;
Gelet op het protocol nr. 552 van 22 maart 2006 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op het advies 40.238/3 van de Raad van State, gegeven op 25 april 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 28ter van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 maart 1993, 15 maart 1993, 19 november 1998, 22 december 2000, 16 november 2001, 5 september 2002, 12 december 2002, 4 augustus 2004 en 6 oktober 2005, wordt vervangen als volgt : «
Art. 28ter.§ 1. Om de duur van de verrichte stage te berekenen worden alle perioden waarin de stagiair in dienstactiviteit is, in aanmerking genomen. § 2. Perioden van afwezigheid gedurende de stage hebben een verlenging van die laatste tot gevolg, van het ogenblik dat ze, in één of verschillende malen, vijftien werkdagen overschrijden voor niveau D en dertig werkdagen voor de andere niveaus, zelfs als de stagiair in dienstactiviteit is.
Komen voor de berekening van de vijftien of dertig werkdagen niet in aanmerking, afwezigheden als gevolg van : 1° het jaarlijks vakantieverlof;2° de artikelen 14, 15, 15bis en 20 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen;3° de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;4° het verlof voor de uitoefening van een functie binnen een secretariaat, een beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid van een lid van de Federale Regering. § 3. Tijdens zijn afwezigheden behoudt de stagiair zijn hoedanigheid van stagiair en zijn administratieve toestand wordt vastgesteld overeenkomstig de reglementaire bepalingen die op hem van toepassing zijn. § 4. Gedurende de periode van verlenging van de stage beslist de houder van de managementfunctie -1 bij het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid voor de stagiairs van niveau A of diens gemachtigde, de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » of de directeur van de personeelsdienst daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat of zijn gemachtigde voor de stagiairs van de niveaus B, C en D, of er voor hen reden bestaat hetzij om hun opleiding voort te zetten, hetzij voor enig andere maatregel tot perfectionnering. Gedurende de periode van verlenging van de stage behouden de betrokkenen hun hoedanigheid van stagiair. ».
Art. 2.Artikel 28quater van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 november 2001, wordt vervangen als volgt : «
Art. 28quater.§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de betrokken houder van de managementfunctie -1 bij het Opleidingsinstituut van de federale overheid wordt in elke Federale Overheidsdienst de stage geleid door de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » of zijn gemachtigde of daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat, door de directeur van de personeelsdienst of zijn gemachtigde. § 2. De stage moet de optimale integratie van de stagiair binnen zijn federale overheidsdienst en binnen het federaal administratief openbaar ambt in het algemeen mogelijk maken en aantonen of de stagiair geschikt is en over de vereiste bekwaamheden beschikt om de zaken uit te voeren die verbonden zijn aan de betrekking waarvoor hij aangewezen is. »
Art. 3.Artikel 28quinquies, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993 en bij de koninklijke besluiten van 15 september 1997, 13 mei 1999 en 16 november 2001, wordt vervangen door het volgende lid : « De functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » of zijn gemachtigde of daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat, de directeur van de personeelsdienst of zijn gemachtigde maakt, na de nodige informatie te hebben ingewonnen en na overleg met de stagiair en met zijn hiërarchische meerdere, stageverslagen op overeenkomstig de modellen die zijn vastgelegd door de minister tot wiens bevoegdheid ambtenarenzaken behoort. ».
Art. 4.In artikel 30 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 maart 1983, 22 februari 1985, 10 maart 1989 en 13 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.De stagiair ressorteert uitsluitend onder de minister tot wiens bevoegdheid ambtenarenzaken behoort.
Deze of zijn gemachtigde wijst de stagiair voorlopig aan en mag, ofwel op schriftelijk verzoek van de stagiair, ofwel op een met redenen omkleed voorstel van de interdepartementale stagecommissie, de aanwijzing gedurende de stage wijzigen voorzover enerzijds de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst waaraan de stagiair voorlopig toegewezen is of diens gemachtigde en anderzijds de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst waaraan de stagiair uiteindelijk zal worden toegewezen of zijn gemachtigde, hun toestemming hebben geven. »; 2° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.De stage duurt één jaar. Zij kan ten hoogste met één derde van haar duur worden verlengd in het bij artikel 32, § 2, 1° bedoelde geval ».
Art. 5.Artikel 31, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 maart 1993 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 november 2001, wordt aangevuld als volgt : « Het onderwerp van de eindverhandeling wordt gekozen door de stagiair in overleg met enerzijds zijn hiërarchische meerdere en anderzijds de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » of daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat de directeur van de personeelsdienst of zijn gemachtigde. De eindverhandeling bestaat uit een werk dat nuttig is voor de Federale Overheidsdienst waaraan de stagiair wordt toegewezen en moet getuigen van het vermogen van de stagiair om op een duidelijke manier een onderwerp van administratief belang uiteen te zetten. Deze wordt gemaakt tijdens de diensturen.
De eindverhandeling wordt enerzijds goedgekeurd door de functionele directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » of diens gemachtigde of - daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat - door de directeur van de personeelsdienst of diens gemachtigde en anderzijds door de hiërarchische meerdere van de stagiair; deze goedkeuring gebeurt aan de hand van een met redenen omkleed verslag dat bestemd is voor de houder van de managementfunctie -1 van het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid. »
Art. 6.In artikel 32 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 mei 1999, 16 november 2001 en 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Nadat de interdepartementale stagecommissie de nodige informatie ingewonnen heeft en naargelang het geval : 1° beslist zij of de stage kan worden voortgezet;2° beslist zij of de stage moet worden verlengd;in dat geval vangt de in artikel 30, § 3, bedoelde termijn slechts op die datum aan; 3° stelt zij aan de minister tot wiens bevoegdheid ambtenarenzaken behoort voor dat de stagiair het voorwerp zou uitmaken van een verandering van voorlopige aanwijzing, voorzover de voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst waaraan de stagiair uiteindelijk zal worden toegewezen of zijn gemachtigde zijn akkoord heeft gegeven;4° legt zij aan de minister tot wiens bevoegdheid ambtenarenzaken behoort en aan de minister van de Federale Overheidsdienst waarvoor de stagiair voorlopig aangewezen is, een met redenen omkleed afdankings- of benoemingsvoorstel voor.»; 2° § 3, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « De interdepartementale stagecommissie nodigt de stagiair uit om gehoord te worden, alvorens een beslissing te nemen over de verlenging van de stage of alvorens de verandering van de voorlopige aanwijzing of de afdanking voor te stellen ».
Art. 7.In artikel 33bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 2000, 16 november 2001 en 4 augustus 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De interdepartementale stagecommissie is paritair samengesteld uit : 1° de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst « Personeel en Organisatie », voorzitter;2° de voorzitter van het directiecomité van een andere federale overheidsdienst dan die van « Personeel en Organisatie », ondervoorzitter, aangeduid door de minister tot wiens bevoegdheid ambtenarenzaken behoort;hij behoort tot de andere taalrol; 3° per taalrol, twee houders van een managementfunctie -1 of -2 aangeduid door de minister tot wiens bevoegdheid ambtenarenzaken behoort op voorstel van de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter tot wiens bevoegdheid ze behoren;twee van deze aldus aangeduide houders behoren tot de Federale Overheidsdienst waaraan de stagiair wordt toegewezen. 4° zes leden aangeduid door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en dit naar rato van twee leden per organisatie. De minister tot wiens bevoegdheid ambtenarenzaken behoort, wijst bovendien, per taalrol twee houders aan van een managementfunctie -1 of -2 bij de Federale Overheidsdiensten in de hoedanigheid van plaatsvervangend lid, op voorstel van de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter tot wiens bevoegdheid ze behoren. »; 2° § 3, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « De interdepartementale stagecommissie beraadslaagt geldig over een stagiair wanneer ten minste de helft van de leden aanwezig is, van wie er twee behoren tot dezelfde taalrol als de stagiair of het bewijs geleverd hebben de tweede taal voldoende te kennen overeenkomstig artikel 43, § 3, derde lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.Bovendien moeten bij de stemming de leden die de overheid vertegenwoordigen en de leden die de vakorganisaties vertegenwoordigen even talrijk zijn. In voorkomend geval wordt de pariteit hersteld door het verwijderen van een of meer leden na loting. ».; 3° § 3 wordt aangevuld als volgt : « Een lid van de commissie mag slechts een beslissing nemen over een stagiair, wanneer dit lid op geen enkel moment en in geen enkele hoedanigheid heeft deelgenomen aan het verloop van de stage van de betrokkene.»; 4° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.De houder van de managementfunctie -1 bij het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid of zijn gemachtigde, de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » van de federale overheidsdienst waarnaar de stagiair wordt geaffecteerd of zijn gemachtigde of daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat de directeur van de personeelsdienst of zijn gemachtigde alsmede de hiërarchische meerdere van de stagiair of zijn gemachtigde worden ambtshalve gehoord. ».
Art. 8.Artikel 35 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 februari 1985 en 16 november 2001 wordt vervangen als volgt : «
Art. 35.De stage wordt geplaatst onder de verantwoordelijkheid van de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » van de Federale Overheidsdienst waaraan de stagiair toegewezen wordt of van zijn gemachtigde. Daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat, wordt de stage onder het toezicht van de directeur van de personeelsdienst of zijn gemachtigde geplaatst. De stagiair is gehouden deel te nemen aan de activiteiten die deze verantwoordelijke organiseert. ».
Art. 9.In artikel 36 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 mei 1999 en 16 november 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Indien de bij artikel 28quinquies bedoelde verslagen over het geheel niet gunstig zijn voor de stagiair, legt de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » van de federale overheidsdienst waaraan de stagiair toegewezen wordt of zijn gemachtigde of daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat de directeur van de personeelsdienst of zijn gemachtigde het geval voor aan de stagecommissie. Te dien einde maakt hij een verslag op dat hij aan de stagiair mededeelt. »; 2° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Nadat de stagecommissie alle nodige informatie ingewonnen heeft naargelang het geval : 1° beslist zij of de stage kan worden voortgezet;2° beslist zij of de stage moet worden verlengd;in dat geval vangt de in artikel 34, § 2, tweede lid, bedoelde termijn slechts op die datum aan; 3° stelt zij aan de tot benoemen bevoegde overheid voor dat de stagiair het voorwerp van een verandering van aanwijzing binnen zijn Federale Overheidsdienst zou uitmaken;4° legt zij aan de tot benoemen bevoegde overheid een met redenen omkleed voorstel van afdanking of van benoeming voor »;3° § 3, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « De stagecommissie nodigt de stagiair uit om gehoord te worden, alvorens te beslissen over de verlenging van de stage of het voorstel tot de afdanking, de benoeming of het voorstel tot verandering van aanwijzing »;4° § 3, vijfde lid, wordt vervangen als volgt : « De commissie spreekt zich uit op grond van het verslag van de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » of zijn gemachtigde of daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat op grond van het verslag van de directeur van de personeelsdienst of zijn gemachtigde, zelfs indien de stagiair een geldig excuus kan inroepen, zodra de zaak het voorwerp van de tweede zitting uitmaakt ».
Art. 10.Artikel 37, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 november 2001, wordt vervangen als volgt : « § 1. De stagiair wordt tot rijksambtenaar benoemd in de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld, indien hij door de stagecommissie geschikt wordt bevonden hetzij door de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » of zijn gemachtigde of daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat door de directeur van de personeelsdienst of zijn gemachtigde. ».
Art. 11.In artikel 38 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 november 2001 en 4 augustus 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden het tweede en derde lid vervangen als volgt : « De commissie of de afdeling is paritair samengesteld uit : 1° drie ambtenaren van ten minste klasse A3, aangewezen door de voorzitter van het directiecomité;deze laatste wijst de ambtenaar aan die het voorzitterschap van de commissie of van de afdeling waarneemt; 2° leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, naar rato van één lid per organisatie. Andere ambtenaren van ten minste de klasse A3 worden door de voorzitter van het directiecomité als plaatsvervangers aangewezen. »; 2° § 3 wordt aangevuld als volgt : « Een lid van de commissie mag slechts een beslissing nemen over een stagiair wanneer dit lid op geen enkel moment en in geen enkele hoedanigheid heeft deelgenomen aan het verloop van de stage van de betrokkene.»; 3° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.De functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » of zijn gemachtigde of, daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat, de directeur van de personeelsdienst of zijn gemachtigde, alsook de hiërarchische meerdere van de stagiair of zijn gemachtigde worden ambtshalve gehoord. ».
Art. 12.Voor wat betreft de federale overheidsdiensten, waar de aanwijzing van de betrokken functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie nog geen uitwerking heeft op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit wordt artikel 48quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1995, 10 april 1995, 15 september 1997, 13 mei 1999 en 22 december 2000, opgeheven.
Art. 13.Voor wat betreft de Federale Overheidsdiensten, waar de aanwijzing van de betrokken functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie nog geen uitwerking heeft op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit wordt artikel 48sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, opgeheven.
Art. 14.In artikel 76 van hetzelfde besluit, hersteld door het koninklijk besluit van 25 april 2004 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 2004 en 10 augustus 2005, zijn de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « De anciënniteitsvoorwaarde dient vervuld te zijn op het moment van de inschrijving voor de competentiemeting of voor de gecertificeerde opleiding.Niettemin kan de stagiair zich inschrijven in de loop van de laatste maand van zijn stage.
In het geval van de verlenging van de stage ten gevolge van een afwezigheid zoals bedoeld in de artikelen 24, 31, 33, 34 tot 37 en 117 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, wordt de inschrijving geacht te gebeuren in de loop van de laatste maand van de stage.
In de andere gevallen van verlenging van de stage en onverminderd het derde lid, heeft de inschrijving uitwerking voorzover dat de stagiair benoemd wordt de eerste van de volgende maand. »; 2° § 2, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « De anciënniteitsvoorwaarde dient vervuld te zijn op het moment van de inschrijving voor de competentiemeting of voor de gecertificeerde opleiding.Niettemin kan de stagiair zich inschrijven in de loop van de laatste maand van zijn stage.
In het geval van de verlenging van de stage ten gevolge van een afwezigheid zoals bedoeld in de artikelen 24, 31, 33, 34 tot 37 en 117 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, wordt de inschrijving geacht te gebeuren in de loop van de laatste maand van de stage.
In de andere gevallen van verlenging van de stage en onverminderd het derde lid, heeft de inschrijving uitwerking voorzover dat de stagiair benoemd wordt de eerste van de volgende maand. ».
Opheffings- en slotbepalingen
Art. 15.Voor wat betreft de Federale Overheidsdiensten, waar de aanwijzing van de betrokken functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie nog geen uitwerking heeft op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit worden de artikelen 1 tot 3, 5, 7, 8, 1°, 10, 11, 12, 13, 2° tot 4°, 20 en 21, van het koninklijk besluit van 16 november 2001 houdende wijziging van diverse reglementaire bepalingen inzake het statuut van het rijkspersoneel opgeheven.
Art. 16.Voor wat betreft de Federale Overheidsdiensten, waar de aanwijzing van de betrokken functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie nog geen uitwerking heeft op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, wordt artikel 45, 2° en 3° van hetzelfde besluit ingetrokken.
Art. 17.De artikelen 238 en 239 van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen worden opgeheven.
Art. 18.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 juli 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT